Konica Minolta Customer Support:
www.konicaminoltasupport.com
Konica Minolta Photo World:
www.konicaminoltaphotoworld.com
Meld u vandaag nog aan bij Konica Minolta Photo World, geheel gratis,
en wees welkom in de fascinerende wereld van Konica Minolta fotografie.
Registreer nu, bespaar 29,99 EUR,
en krijg DiMAGE Messenger gratis!
© 2005 Konica Minolta Photo Imaging, Inc. under the Berne Convention
Printed in Germany 9979 2804 57/12984
and the Universal Copyright Convention.
GEBRUIKSAANWIJZING
Gefeliciteerd met uw aanschaf van deze Konica Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiksaanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maximaal zult benutten. Controleer de paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets,
neem dan contact op met uw handelaar.
DiMAGE Z20 digitale camera
Draagriem NS-DG800
Lensdop LF-243B
Videokabel VC-400
USB-kabel USB-3
4 AA alkalinebatterijen
DiMAGE Viewer CD-ROM
DiMAGE Viewer gebruiksaanwijzing CD-ROM
DiMAGE Z20 gebruiksaanwijzing
Konica Minolta Internationaal Garantiecertificaat
Dit product is ontworpen om te functioneren met accessoires die door Konica Minolta worden vervaardigd en gedistribueerd. Gebruik van accessoires of apparatuur die niet van Konica Minolta afkomstig zijn kan leiden tot tegenvallende prestaties of schade aan het product en de accessoires.
Voordat u begint
Konica Minolta is een handelsmerk van Konica Minolta Holdings, Inc. DiMAGE is een handelsmerk
van Konica Minolta Photo Imaging, Inc. Apple, Macintosh en Mac OS zijn gedeponeerde
handelsmerken van Apple Computer Inc. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken
van Microsoft Corporation. De officiële naam van Windows is Microsoft Windows Operating System.
Pentium is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation. Power PC is een handelsmerk van
International Business Machines Corporation. QuickTime is handelsmerk dat onder licentie wordt
gebruikt. Alle andere handelsmerken en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren.
2
V
OORDAT U BEGINT
Neem onderstaande opmerkingen en waarschuwingen ter harte voordat u dit product gebruikt.
Verkeerd gebruik van batterijen kan leiden tot het vrijkomen van schadelijke oplossingen, oververhitting of explosie, waardoor schade en letsel kunnen ontstaan. Neem onderstaande waarschuwingen in
acht:
• Gebruik alleen batterijen van het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven type.
• Plaats de batterijen niet met de polen (+/-) verkeerd om.
• Gebruik batterijen niet als ze beschadigd of aangetast zijn.
• Stel batterijen niet bloot aan vuur, hoge temperaturen, water of vochtigheid.
• Probeer batterijen niet kort te sluiten of te demonteren.
• Bewaar batterijen niet in of bij metalen voorwerpen.
• Gebruik geen batterijen van verschillende typen, merken, fabricagedata en of laadniveaus door
elkaar.
• Laad alkalinebatterijen niet op.
• Gebruik voor oplaadbare batterijen de aanbevolen lader.
• Gebruik nooit batterijen die zijn gaan lekken. Komt er batterijvloeistof in een oog, spoel het oog
dan onmiddellijk schoon met veel water en neem contact op met een arts. Komt batterijvloeistof in
contact met uw huid of kleding, was de vervuilde plek dan grondig met water.
• Plak de contacten van batterijen die u wilt wegdoen af om kortsluiting bij ingezamelde batterijen te
voorkomen; houd u altijd aan de voorschriften voor de inzameling van batterijen.
WAARSCHUWING
• Gebruik alleen de aangegeven netstroomadapter, en dan uitsluitend op het voltage waarvoor de
adapter geschikt is. Een ongeschikte lader of verkeerd voltage kan leiden tot schade of letsel door
brand of een elektrische schok.
• Demonteer dit product niet. Wordt een hoogvoltage-circuit binnenin het product aangeraakt, dan
kan dat leiden tot elektrische schokken en/of letsel.
• Wordt de camera zodanig beschadigd dat het binnenwerk, met name het flitsgedeelte, wordt
blootgelegd, dan moet u onmiddellijk de batterijen verwijderen of de verbinding met het lichtnet
verbreken en de camera verder niet meer gebruiken. De flitser heeft een hoogvoltage-circuit dat
elektrische schokken en/of letsel kan veroorzaken. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel en/of brand.
• Houd batterijen en andere voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine
kinderen. Neem direct contact op met een arts wanneer er iets is ingeslikt.
Correct en veilig gebruik
3
• Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Gebruik dit product in de nabijheid van kinderen met voorzichtigheid.
• Laat de flitser niet van korte afstand in de ogen flitsen. Het kan tot schade aan het gezichtsvermogen leiden.
• Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Verblinding en afleiding kunnen tot ongelukken leiden.
• Gebruik de lcd-monitor niet wanneer u loopt of een voertuig bestuurt. Het kan leiden tot letsel of
ongelukken.
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt
er toch vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterijen of verbreek de netstroomaansluiting, en gebruik het product verder niet meer. Voortgaand gebruik van een product
dat aan vloeistof is blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of
brand veroorzaken.
• Gebruik dit product niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine, wasbenzine of verfverdunner. Gebruik geen ontvlambare producten als alcohol, wasbenzine of verfverdunner om dit product te reinigen. Het gebruik van ontvlambare schoonmaakmiddelen en oplosmiddelen kan tot een explosie of brand leiden.
• Verwijder de netstroomadapter nooit uit het stopcontact door aan de stroomkabel te trekken.
Houd de adapter zelf vast wanneer u hem verwijdert.
• Zorg ervoor dat de adapterkabel niet wordt beschadigd, verdraaid, aangepast, verhit of met zware
voorwerpen wordt belast. Een beschadigd snoer kan leiden tot schade of letsel door brand of
elektrische schokken.
• Verspreidt het product een vreemde geur, hitte, of rook, schakel het dan meteen uit. Verwijder
meteen de batterijen en houd er daarbij rekening mee dat batterijen heet kunnen worden.
Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel en/of brand.
• Is reparatie nodig, breng of stuur het product dan naar de Technische Dienst van Konica Minolta.
4
C
ORRECT EN VEILIG GEBRUIK
• Gebruik of bewaar dit product niet in een warme of vochtige omgeving als het dashboardkastje of
de bagageruimte van een auto. Het kan leiden tot schade aan het product of de batterijen, wat
brandwonden of ander letsel als gevolg van hitte, brand, explosie, of lekkende batterijvloeistof kan
veroorzaken.
• Lekt een batterij, gebruik hem dan niet.
• Het objectief trekt zich terug wanneer de camera wordt uitgeschakeld. Raak het objectief tijdens
het terugtrekken niet aan; het kan tot letsel leiden.
• Bij langdurig gebruik stijgt de temperatuur van de camera. Wees daarom extra voorzichtig.
• Pas op voor de hitte van geheugenkaart of batterij als u ze snel na langdurig gebruik uit de camera haalt. Zet de camera uit en wacht totdat hij is afgekoeld.
• Laat de flitser niet flitsen als hij in contact is met mensen of objecten. Bij de flitser komt veel energie vrij en ontstaat hitte.
• Druk niet op de lcd-monitor. Een beschadigde monitor kan letsel veroorzaken en de vloeistof uit
de monitor is ontvlambaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, reinig de plek dan
met schoon water. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de ogen, spoel het dan onmiddellijk weg met veel water en neem contact op met een arts.
• Steek de stekker van de lichtnetadapter veilig en zorgvuldig in het stopcontact.
• Gebruik de lichtnetadapter niet wanneer de kabel beschadigd is.
• Dek de lichtnetadapter niet af. Het kan tot brand leiden.
• Zorg ervoor dat u in geval van nood altijd makkelijk bij de lichtnetadapter kunt komen.
• Haal de lichtnetadapter uit het stopcontact wanneer u hem schoonmaakt of wanneer u de camera
niet gebruikt.
LET OP
5
De basishandelingen voor deze camera worden behandeld op blz. 12 tot en met 33.
Dit hoofdstuk behandelt de camera-onderdelen, de voorbereidingen voor gebruik en de basishandelingen voor opnemen, weergeven en wissen van de opnamen.
Veel van de mogelijkheden van deze camera worden met menu’s geregeld. In de hoofdstukken over
menu-navigatie leest hoe u de menu-instellingen verandert. Na de navigatiemogelijkheden volgt de
uitleg van elke instelling.
Over deze gebruiksaanwijzing
Benaming van de onderdelen..............................................................................................................10
Snel aan de slag ..................................................................................................................................12
Riem en lensdop bevestigen...................................................................................................12
Batterijen plaatsen...................................................................................................................13
Aanduiding batterijconditie .....................................................................................................14
Automatische spaarschakeling ...............................................................................................14
Lichtnetadapter aansluiten (apart leverbaar)...........................................................................15
Geheugenkaart verwisselen ....................................................................................................16
Camera en displays inschakelen.............................................................................................17
Datum en tijd instellen.............................................................................................................18
Menutaal instellen ...................................................................................................................19
Basistechniek opname.........................................................................................................................20
Hanteren van de camera.........................................................................................................20
Gebruik van het zoomobjectief ...............................................................................................20
Automatische opnamestand ...................................................................................................21
Eenvoudige opnamehandelingen............................................................................................22
` Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s .....................................................23
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................24
Scherpstelbereik......................................................................................................................24
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................25
Speciale scherpstelsituaties....................................................................................................25
Flitsstanden ............................................................................................................................26
Flitsbereik - automatische opnamestand................................................................................27
Waarschuwing cameratrilling ..................................................................................................27
i+toets......................................................................................................................................28
Monitorhelderheid aanpassen.................................................................................................28
Digitale onderwerpsprogramma’s ...........................................................................................29
Basistechniek weergave ......................................................................................................................30
Enkelbeeldweergave en histogramweergave..........................................................................30
6
I
NHOUD
Beelden bekijken en roteren....................................................................................................31
Een opname per keer wissen..................................................................................................31
i
+
toets......................................................................................................................................32
Vergrote weergave...................................................................................................................33
Geavanceerde opnametechniek ..........................................................................................................34
Informatie opnamestand .........................................................................................................34
Macro ......................................................................................................................................35
Program (P) belichtingsstand ..................................................................................................36
Diafragmavoorkeuze (A) belichtingsstand...............................................................................36
Sluitertijdvoorkeuze (S) belichtingsstand ................................................................................37
Handmatige belichtingsregeling (M)........................................................................................38
Filmopnamen...........................................................................................................................40
Belichtingscorrectie.................................................................................................................41
Scherpstelveldselectie ............................................................................................................42
Navigeren door de opnamemenu’s .........................................................................................43
Transportstanden ....................................................................................................................45
Zelfontspanner ........................................................................................................................46
Continu transportstanden ......................................................................................................47
Progressieve opneemstand ....................................................................................................48
Bracketing ...............................................................................................................................49
Wat is een LW? .......................................................................................................................50
Beeldgrootte en beeldkwaliteit................................................................................................51
Auto DSP.................................................................................................................................53
Digitale zoom...........................................................................................................................53
Scherpstelstanden ..................................................................................................................54
Witbalans.................................................................................................................................55
Automatische witbalans ..................................................................................................55
Vooringestelde witbalans.................................................................................................55
Eigen witbalansinstelling .................................................................................................56
Full-time AF .............................................................................................................................57
Flitsstand .................................................................................................................................57
Flitscorrectie............................................................................................................................57
Lichtmeetmethoden ................................................................................................................58
Cameragevoeligheid - ISO ......................................................................................................59
Flitsbereik en cameragevoeligheid..........................................................................................59
Kleurinstelling ..........................................................................................................................60
Contrast...................................................................................................................................60
Verscherping............................................................................................................................61
Toetsfuncties toewijzen ...........................................................................................................62
7
Beeldgrootte (Filmstand) .........................................................................................................64
Beeldfrequentie .......................................................................................................................64
Film - bestandsgrootten..........................................................................................................64
Filmstand.................................................................................................................................65
Fotografische basisprincipes ...............................................................................................................66
Geavanceerde weergavetechniek........................................................................................................68
Films afspelen .........................................................................................................................68
Een filmbeeld vastleggen ........................................................................................................69
Navigeren door het weergavemenu ........................................................................................70
Beeldselectiescherm ...............................................................................................................72
Wissen ....................................................................................................................................73
Formatteren ............................................................................................................................74
Vergrendelen ...........................................................................................................................75
Kopie, E-mail-kopie.................................................................................................................76
Diashow...................................................................................................................................80
Over DPOF ..............................................................................................................................82
DPOF Setup ............................................................................................................................82
Datum in beeld ........................................................................................................................83
Indexprint ................................................................................................................................83
Foto’s op televisie bekijken.....................................................................................................84
Setup-menu .........................................................................................................................................85
Setup-menu openen................................................................................................................85
Navigeren door het setup-menu .............................................................................................86
LCD-helderheid .......................................................................................................................88
Automatische spaarschakeling ..............................................................................................88
Directe weergave.....................................................................................................................89
Objectiefaccessoires ...............................................................................................................90
Taal .........................................................................................................................................90
Geheugen bestandsnummers .................................................................................................91
Mapnaam ................................................................................................................................92
Datum en tijd instellen.............................................................................................................93
Datum in beeld ........................................................................................................................93
Terugzetten op standaard .......................................................................................................94
Audiosignalen ..........................................................................................................................95
Scherpstelsignaal ....................................................................................................................96
Shutter FX................................................................................................................................96
Video output............................................................................................................................96
Overspeelstand .......................................................................................................................96
Zelfontspanner ........................................................................................................................96
8
I
NHOUD
Overspeelstand ....................................................................................................................................97
Systeemeisen ..........................................................................................................................97
Camera op de computer aansluiten .......................................................................................98
Verbinding met Windows 98 en 98 SE ...................................................................................99
Automatische installatie...................................................................................................99
Handmatige installatie ...................................................................................................100
Werken met mappen.............................................................................................................102
Automatische spaarschakeling (overspeelstand)..................................................................103
Camera van de computer loskoppelen ................................................................................104
Windows 98 and 98 Second Edition .............................................................................104
Windows Me, 2000 Professional en XP ........................................................................104
Mac OS..........................................................................................................................105
Geheugenkaart verwisselen .................................................................................................106
Driver-software verwijderen – Windows................................................................................107
PictBridge..............................................................................................................................108
Opmerkingen over printstoringen .........................................................................................109
Navigeren door het PictBridge menu....................................................................................110
Appendix .......................................................................................................................................114
Problemen oplossen..............................................................................................................114
Verzorging en opslag.............................................................................................................116
Camera-onderhoud .......................................................................................................116
Opslag ...........................................................................................................................116
Reinigen .........................................................................................................................116
Verzorging lcd-monitor ..................................................................................................117
Batterij............................................................................................................................117
Gebruikstemperaturen en -omstandigheden ................................................................117
Geheugenkaarten ..........................................................................................................118
Voor belangrijke gebeurtenissen en reizen....................................................................119
Copyright .......................................................................................................................119
Vragen en service ..........................................................................................................119
QuickTime systeemeisen ......................................................................................................120
Technische gegevens............................................................................................................122
9
* Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Wees extra voorzichtig bij het reinigen van de
aangegeven onderdelen. Lees ook de instructies voor verzorging en onderhoud achterin deze
gebruiksaanwijzing (blz. 116).
Benaming van de onderdelen
Het deurtje van de batterijruimte (blz. 13) en de statiefaansluiting zitten onderop de
camera.
Flitser (blz. 26)
AFvenster*
Objectief*
Ontspanknop
Zelfontspannerlampje
(blz. 46)
Flitsstand
toets (blz. 26)
Belichtingskeuzeknop
(blz. 21, 29, 36 - 40)
Draagoog (blz. 12)
Kaartsleuf
(blz. 16)
USB-aansluiting/Video-uitgang
(blz. 84, 98, 108)
10
B
ENAMING VAN DE ONDERDELEN
Instelwiel oculaircorrectie (blz. 17)
Zoeker* (blz. 17)
Macrotoets (blz. 35)
Zoomknop
(blz. 20)
Stuureenheid
Toegangslampje
LCD-monitor
Voedingsaansluiting
(blz. 15)
Menutoets
Quick View / Wissen-toets
(blz. 30, 31)
Informatietoets (blz. 28, 32)
Schakelaar gebruiksstandHoofdschakelaar
AAN DE SLAG
Houd altijd de riem om uw hals om te voorkomen dat de camera per ongeluk valt. Als extra is leverbaar de lederen halsriem NS-DG1000; informeer hierover bij uw handelaar. De verkrijgbaarheid varieert per regio.
Riem en lensdop bevestigen
Druk de nokken aan weerszijden met duim en wijsvinger
naar elkaar toe om de lensdop te verwijderen of te plaatsen.
Wordt de camera niet gebruikt, plaats dan altijd de lensdop
op het objectief.
Steek het eind van het koord door het oogje op de camerabody (1).
Voer de riem door de binnenkant van
de gesp als afgebeeld (2). Herhaal dit
met het andere eind van de riem.
1
2
12
S
NEL AAN DE SLAG
Batterijen plaatsen
Plaats de batterijen zoals aangegeven op het diagram binnenin de batterijruimte. Controleer of de positieve en de negatieve batterijpolen goed zitten.
Om het deurtje van de batterijruimte te openen schuift u de vergrendeling
in de open-stand (1). Schuif het deurtje naar de voorzijde van de camera (2)
om de veiligheidskoppeling los te maken. Til het deurtje op om het te openen (3).
Deze digitale camera gebruikt vier AA-formaat alkaline of Ni-MH-batterijen. Gebruik geen andere
typen AA-batterijen. Wanneer u de batterijen verwisselt dient de camera uitgeschakeld te zijn.
Sluit het deurtje van de batterijruimte en schuif het naar de achterzijde van
de camera (4) om het te vergrendelen. Schuif de vergrendeling van de batterijruimte in de sluitstand (5).
1
2
3
4
5
13
Aanduiding batterijconditie
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de batterijconditie. Wanneer de
camera aan staat is de aanduiding voor de batterijconditie op de monitor te zien. Is de monitor blanco, dan kunnen de batterijen geheel leeg zijn of ze zijn verkeerd geplaatst.
Automatische spaarschakeling
Aanduiding: batterijen vol. Na inschakeling van de camera is deze aanduiding drie
seconden lang op de lcd-monitor te zien.
Aankondiging: batterijen bijna leeg. Energievoorraad is beperkt. LCD-monitor gaat tijdens opladen flitser uit om stroom te sparen.
Waarschuwing: batterijen bijna leeg - De energievoorraad is zeer beperkt. De aanduiding op de monitor is rood geworden. De batterijen moeten zo snel mogelijk worden
vervangen. Deze waarschuwing verschijnt automatisch en blijft zichtbaar totdat de batterijen zijn vervangen. LCD-monitor gaat tijdens opladen flitser uit om stroom te sparen. Bereikt de energie een lager niveau, dan verschijnt het symbool voor uitgeputte
batterijen vlak voordat de camera wordt uitgeschakeld. Verschijnt de waarschuwing dat
de batterijen bijna leeg zijn, dan kan de filmopnamestand niet worden gebruikt.
Om de batterijen te sparen zal de camera displays en onnodige functies uitschakelen wanneer hij een
minuut niet is gebruikt. Wilt u de camera weer activeren, druk dan op willekeurig welke knop of toets,
of zet het belichtings-instelwiel in een andere stand. De wachttijd voor de automatische spaarschakeling kan in sectie 1 van het setup-menu worden veranderd (blz. 88).
Wordt er 30 minuten lang geen handeling verricht, dan wordt de camera automatisch uitgeschakeld.
Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan te zetten.
14
S
NEL AAN DE SLAG
Lichtnetadapter aansluiten (apart leverbaar)
Met de lichtnetadapter AC-11 kunt u de camera vanuit het
stopcontact voeden. Gebruik van de lichtnetadapter is aan
te bevelen wanneer de camera op een computer wordt
aangesloten of langdurig achtereen wordt gebruikt.
Steek de ministekker van de lichtnetadapter in de voedingsaansluiting (1).
Steek de netstekker van de lichtnetadapter in een stopcontact.
Zet de camera altijd uit wanneer u op een andere stroombron overgaat.
1
15
Geheugenkaart verwisselen
Deze digitale camera is uitgerust mert een intern opslaggeheugen (circa 14,5 MB), dus u kunt foto’s
maken zonder dat er een geheugenkaart in de camera zit. Voor extra opslagcapaciteit kunt u een SDgeheugenkaart in de camera steken. Zit de kaart in de camera, dan worden de foto’s op de kaart
opgeslagen. Meer over geheugenkaarten op blz. 118.
Wilt u een geheugenkaart uitnemen of invoeren, zet dan altijd
de camera uit en let op dat het toegangslampje niet rood
oplicht, anders kan er schade of dataverlies ontstaan.
1. Schuif de geheugenkaart geheel in de kaartsleuf en laat hem los; de kaart moet nu in sleuf zijn vastgeklikt. Plaats de kaart zo dat zijn voorzijde naar de achterzijde van de camera wijst. Schuif de kaart
altijd rechtstandig naar binnen, nooit scheef. Plaats een kaart nooit met extra kracht. Lijkt hij niet te
passen, controleer dan de plaatsing.
2. Wilt u een kaart uitvoeren, duw hem dan in de sleuf omlaag en laat hem los. Nu kunt u de kaart uitnemen. Denk eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn.
Een kaart die in een andere camera werd gebruikt moet voor gebruik in deze camera mogelijk
opnieuw worden geformatteerd. Verschijnt er een boodschap dat het niet mogelijk is de kaart te
gebruiken (“unable to use”) formateer dan de kaart in de camera. Formatteren doet u via sectie 1 van
het weergavemenu (blz. 74). Bij het formatteren wordt alle informatie op de kaart gewist. Verschijnt de
“Card error” melding, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om het venster te sluiten;
kijk op de Konica Minolta website voor de meest recente compatibiliteitsinformatie:
Noord-Amerika: http://www.konicaminolta.us/
Europa: http://www.konicaminoltaeurope.com/
1 2
16
S
NEL AAN DE SLAG
Camera en displays inschakelen
Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan te zetten. Met opnieuw indrukken zet u de camera uit.
De schakelaar voor de gebruiksstand is om de hoofdschakelaar heen geplaatst.
Met deze schakelaar wisselt u van opname- naar weergavestand, en ook tussen
zoeker- en monitorweergave.
Opnamestand (Monitorweergave) - de camera kan opnamen maken, het opnamebeeld wordt rechtstreeks op de monitor bekeken.
Weergavestand (Monitorweergave) - beelden kunnen worden afgespeeld en
bewerkt. Het beeld wordt rechtstreeks op de monitor bekeken.
Wilt u het beeld bij weergave in de zoeker bekijken, houd dan
de flitstoets (1) ingedrukt en druk vervolgens de informatietoets
(i
+
) in en houd hem ingedrukt (2) totdat de monitor overgaat
naar de zoekerstand.
Camera-info
Opnamestand (Zoekerweergave) - de camera kan opnamen
maken, het opnamebeeld wordt via de zoeker bekeken. De zoeker heeft een dioptrie-instelling. Draai voor aanpassing aan de
oogsterkte aan de dioptrieknop totdat het zoekerbeeld scherp is.
1
2
17
Gebruik de links/rechts-toetsen om het onderdeel te
selecteren dat u wilt veranderen.
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel in te
stellen.
Druk op de centrale toets om de instelling van klok en
kalender te voltooien.
Datum en tijd instellen
Als de batterijen voor de eerste maal zijn geplaatst moeten
de klok en de kalender van de camera worden ingesteld. Bij
het opslaan van gemaakte opnamen wordt altijd de datum en
de tijd van opname geregistreerd.
Zijn de klok en de kalender niet ingesteld, dan verschijnt er
na het inschakelen van de camera gedurende enkele seconden een melding. Deze boodschap verschijnt ook als de klok
en kalender werden teruggezet doordat de camera lange tijd
zonder batterijen werd bewaard.
Datum/tijd instelscherm
MM / DD / YYYY
00 : 00
Date/Time set
:enter
2005 . 01 . 01
Set date/time?
NoYes
Gebruik de links- of rechts-toets van de stuureenheid
(1) om “Yes” te selecteren. “No” heft de instelling op.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het
instelscherm voor datum en tijd op te roepen.
Het instelscherm voor datum en tijd kan worden geopend in sectie
2 van het setup-menu.
:sel.:move
1
18
S
NEL AAN DE SLAG
Gebruik de neer-toets om de menu-optie
voor taal (language) te markeren, druk vervolgens op de rechts-toets.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de
instelling te voltooien.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het
taalscherm te openen.
Menutaal instellen
Afhankelijk van het land van aankoop kan het ook nodig zijn
de menutaal in te stellen. Druk op de menutoets (1) om het
menu te openen; het aanzien van het menu is afhankelijk van
de instelling van de camera.
Navigeren door het menu is eenvoudig. Met de op/neer-toetsen en de links/rechts-toetsen van de stuureenheid (2) verplaatst u de cursor en verandert u instellingen in het menu.
Met de centrale toets van de stuureenheid selecteert u
menu-opties en stelt u veranderingen in.
Digital
Gebruik de rechts-toets van de stuureenheid om
“SETUP” bovenin het menu te markeren.
Image
Quality
Auto D
Drive mode
Image size
Quality
Auto DSP
Digital zoom
Drive m
Off
On
Standard
2560x1920
Single
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het
setup-menu te openen.
Language
Lens acc.
Inst.Playback
Power save
LCDbrightness
English
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om de
nieuwe menutaal te selecteren.
/CHN
Español
Italiano
English
/JPN
Deutsch
1
2
Français Svenska
19
BASISTECHNIEK OPNAME
Of u nu via de zoeker of de lcd-monitor kijkt, pak de camera stevig
vast met uw rechterhand, terwijl u hem met de linkerhand ondersteunt. Houd uw ellebogen in uw zij gedrukt en zet uw voeten op
schouderbreedte uit elkaar om stabiel te staan. Let goed op dat u het
objectief niet met uw vingers of met de riem afdekt.
Hanteren van de camera
In dit deel van de gebruiksaanwijzing komen de basishandelingen aan
de orde. Maak uzelf goed vertrouwd met de handelingen die hier worden behandeld voordat u verder gaat met andere gedeelten van deze
gebruiksaanwijzing.
Gebruik van het zoomobjectief
Met de zoomknop regelt u de beeldhoek
(1). Door de knop naar rechts (T) te drukken zoomt u in naar de telestand van het
objectief. Door de knop naar links (W) te
drukken zoomt u uit naar de groothoekstand.
Na het zoomen verschijnt de zoomschaal
kort. Is de digitale zoom actief (blz. 53),
dan geeft het gele deel van de zoomschaal het digitale zoombereik weer.
Zet de camera aan. Zet de gebruiksstandschakelaar in de opnamestand.
Zoomschaal
1
20
B
ASISTECHNIEK OPNAME
Automatische opnamestand
Zet de belichtingskeuzeknop in de automatische opnamestand (1); alle
camerafuncties werken nu automatisch. De autofocus-, belichtings- en
beeldverwerkingssystemen werken samen om u zonder rompslomp mooie
opnamen te bezorgen.
Veel functies worden in deze stand automatisch geregeld, maar de flitsstand
(blz. 26) en de transportstand (blz. 45) kunt u zelf instellen. Beeldgrootte en kwaliteit zijn instelbaar in het menu van de automatische opnamestand (blz.
44, 51-52).
Lichtmeetmethode
* Veranderingen in de flitsstand, het scherpstelveld of de transportstand worden ongedaan gemaakt
wanneer de belichtings-keuzeknop in een andere stand wordt gezet.
** Werd het sport/actieprogramma gekozen via de automatische selectie van digitale onderwerpspro-
gramma’s (blz. 23), dan blijft de scherpstelling van de camera actief zolang de ontspanknop half
ingedrukt wordt gehouden (continu AF).
Meerveldsmeting (vast)
Cameragevoeligheid (ISO)
Flitsstand
Scherpstelveld
Scherpstelling
Drive mode
Automatisch (vast)
Automatisch flitsen (blijft instelbaar*)
Enkelbeeld (blijft instelbaar*)
Kleurinstelling
Witbalans
Natuurlijke kleuren (Natural Color) (vast)
Automatisch (vast)
Autofocus - enkelvoudige AF (vast**)
Breed scherpstelveld (blijft instelbaar*)
–
–
–
–
–
–
–
–
De camera gebruikt het belichtingssysteem voor de regeling van het helderheidsniveau van het
live monitorbeeld. Dat vindt plaats door de gevoeligheid van de CCD te variëren en het diafragma te regelen. Bij aanpassing aan de helderheid in het onderwerp kan het verstellen van het dia-
fragma soms hoorbaar zijn.
Camera-info
1
21
Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
In dit voorbeeld wordt uitgegaan van de automatische opnamestand. De instructies
voor andere standen zijn gelijk, behalve voor de filmstand. Automatische Selectie
Digitale Onderwerpsprogramma’s is alleen beschikbaar in de automatische opnamestand.
Plaats het onderwerp ergens in het scherpstelkader. Zorg ervoor dat
het onderwerp zich binnen het scherpstelbereik van het objectief
bevindt (blz. 24). Gebruik voor onderwerpen op zeer korte afstand de
macrofunctie (blz. 35).
Eenvoudige opnamehandelingen
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting te
vergrendelen. Er verschijnt een kader van een AF-sensor (a) om aan
te geven waarop de camera scherpstelt. De Automatische Selectie
Digitale Onderwerpsprogramma’s bepaalt zelf de juiste belichtingsmethode (zie tegenoverliggende bladzijde).
Het scherpstelsignaal (b) op de monitor bevestigt vergrendeling van
de scherpstelling. Is het scherpstelsignaal rood, dan kon camera het
onderwerp niet lokaliseren. Herhaal voorgaande stappen totdat het
signaal wit is. Als sluitertijd (c) en diafragma (d) in zwart verschijnen is
de belichting vergrendeld.
a b
c d
U kunt het opgenomen beeld meteen bekijken door na de opname de ontspanknop ingedrukt te houden. U kunt ook gebruik
maken van de directe weergavefunctie (blz. 89).
Camera-info
Het toegangslampje knippert om aan te geven dat de
beeldinformatie naar de geheugenkaart of het interne
geheugen wordt weggeschreven. Verwijder of plaats
nooit een kaart als er nog informatie wordt weggeschreven.
22
B
ASISTECHNIEK OPNAME
Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s
De Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s kiest voor de belichtingsregeling tussen
het automatische belichtingsprogramma en een van de vijf onderwerpsprogramma’s. De digitale
onderwerpsprogramma’s stemmen de camera-instellingen automatisch optimaal af op opnameomstandigheden en onderwerp. De Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s is alleen
beschikbaar in de automatische opnamestand en kan worden uitgeschakeld in het menu van de auto-
matische opnamestand. Over de onderwerpsprogramma’s zelf leest u
meer op blz. 29.
Een rij met grijze symbolen bovenaan de monitor geeft aan dat de
Automatische Onderwerpsselectie actief is. Plaats het onderwerp in
het scherpstelkader; de procedure is dezelfde als de basis-opnamehandelingen die op blz. 22 worden beschreven.
Druk de ontspanknop half in. Het AF-systeem zal het onderwerp lokaliseren en de automatische digitale onderwerpsselectie zal een onderwerpsprogramma kiezen. Verschijnt er geen aanduiding, dan is het
standaard belichtingsprogramma actief. Druk de ontspanknop geheel
in om de foto te maken. Houd de camera stabiel wanneer de stand
voor zonsondergang is gekozen, want er kunnen lange sluitertijden
worden gebruikt.
Programma-automatiek (aanduidingen Digitale Onderwerpsprogramma’s verdwijnen)
Portret
Sport/Actie
Landschap
Zonsondergang
23
Scherpstelvergrendeling zet de scherpstelling vast. Dat kan van pas komen bij onderwerpen buiten
het beeldmidden of bij moeilijke scherpstelsituaties (blz. 25).
Houd de ontspanknop half ingedrukt, ga terug naar de oorspronkelijke beeldcompositie. Druk de ontspanknop geheel in
om de foto te maken.
Scherpstelvergrendeling
Plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader. Druk de ontspanknop half in en houd hem in die positie.
• Het scherpstelsignaal geeft aan dat de scherpstelling is vergrendeld. Sluitertijd en diafragma veranderen van wit in zwart
om aan te geven dat de belichting is vergrendeld.
• Is de scherpstelling ingesteld, dan verschijnt een AF-veld in het
live-beeld dat aangeeft waarop werd scherpgesteld.
Scherpstelbereik
Alle afstanden zijn gemeten vanaf de CCD. Op blz. 35
vindt u het scherpstelbereik in de macrostand.
Globale positie vanf CCD
Groothoekstand
0,57 m tot oneindig
Telestand
1,57 m tot oneindig
BASISTECHNIEK OPNAME
24
Het scherpstelsignaal in de rechter benedenhoek van de lcd-monitor geeft de scherpstelstatus aan.
De sluiter kan worden ontspannen, ook als de camera niet op het onderwerp kan scherpstellen.
De camera kan onder bepaalde omstandigheden mogelijk niet goed scherpstellen. Kan het AFsysteem niet op een onderwerp scherpstellen, dan wordt het scherpstelsymbool rood. In deze situatie kan scherpstelvergrendeling op een onderwerp op de gelijke afstand als het hoofdonderwerp worden uitgevoerd; kies vervolgens de gewenste compositie om de foto te maken.
Het onderwerp in het
scherpstelkader heeft
een te laag contrast.
Onderwerp is te
donker.
Twee onderwerpen op
verschillende afstanden overlappen elkaar
in het scherpstelkader.
Het onderwerp bevindt
zich dichtbij een zeer
helder onderwerp of
gebied.
Bij gebruik van het Sport/Actie Digitale Onderwerpsprogramma stelt de camera continu scherp zolang
de ontspanknop half ingedrukt wordt gehouden; de scherpstelkaders worden rood. Houd het onderwerp binnen de rode scherpstelkaders. Scherpstelvergrendeling is niet mogelijk.
Kan het AF-systeem niet op een bepaald onderwerp scherpstellen, dan kan de scherpstelvergrendeling worden gebruikt voor meting op een object op gelijke afstand. Ook is het mogelijk handmatig
scherp te stellen in de Digitale Onderwerpsprogramma’s of in de stand P (blz. 54).
Scherpstelsignalen
Speciale scherpstelsituaties
Scherpstelling vergrendeld
Scherpstelling bevestigd (P, A, S en M continu AF stand en Sport/Actie Digitaal Onderwerpsprogramma). Autofocus blijft continu bijstellen.
Kan niet scherpstellen. Onderwerp te dichtbij of speciale scherpstelsituatie verhindert goede
instelling.
25
Druk om de flitsstand te wijzigen eenvoudigweg zo
vaak op de flitstoets (1) tot de gewenste stand verschijnt.
Automatisch flitsen – de flitser wordt automatisch ontstoken bij weinig licht en tegenlicht.
Rode-ogen-reductie – voorafgaand aan de werkelijke
flitsopname geeft de flitser een serie flitspulsen af om
het rode-ogen-effect te verminderen. Gebruik deze
stand wanneer bij weinig licht flitsfoto’s van mensen of
dieren moeten worden gemaakt. Door de voorflitsen
trekken de pupillen zich samen, wat de reflectie in het
oog verhult.
Invulflits – de flitser wordt bij elke opname ontstoken,
ongeacht de hoeveelheid licht. Invulflits kan worden
gebruikt om de diepe schaduwen op te helderen die
worden veroorzaakt door gericht licht en/of zonneschijn.
Flitsen met lange sluitertijden – flits en omgevingslicht worden met elkaar in evenwicht gebracht; de
rode-ogen-reductie wordt gebruikt. Gebruik flitsen met
lange sluitertijden om details in de achtergrond zichtbaarder te maken. Mensen moeten na de flits goed stil
blijven staan omdat de sluiter nog open kan zijn voor de
benodigde lange belichtingstijd. In verband met de
lange belichtingstijden is gebruik van een statief aan te
raden.
Flitser uit - de flitser wordt bij de opname niet gebruikt.
Flitsstanden (Flash modes)
Invulflits
Automatisch flitsen
Invulflits
Flitser uit
Automatisch flitsen met
rode-ogen-reductie
Flitsen met lange sluitertijd en rode-ogen-red.
1
Invulflits met rode-ogenreductie
26
B
ASISTECHNIEK OPNAME
Wordt er een sluitertijd gebruikt die te lang is om zonder gevaar voor
trilling uit de hand te gebruiken, dan verschijnt de waarschuwing voor
cameratrilling op de lcd-monitor. Opnamen uit de hand worden bij de
wat langere sluitertijden onscherp door trilling; in de telestand is dat
effect veel sterker dan in de groothoekstand. Als de waarschuwing
verschijnt kan er wel gewoon een foto worden gemaakt. Neem dan
echter ook een van de volgende maatregelen: zet de camera op statief, gebruik de ingebouwde flitser of zoom het objectief terug tot de
waarschuwing verdwijnt.
Waarschuwing cameratrilling
Flitsbereik - automatische opnamestand
De camera regelt de flitsdosering automatisch. Voor goed
belichte opnamen moet het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevinden. De gegeven afstanden gelden vanaf het
CCD-vlak. Als gevolg van de opbouw van het objectief is
het flitsbereik in de telestand korter dan in de groothoekstand.
Globale positie vanf CCD
Waarschuwing cameratrilling
Was de gegeven hoeveelheid flitslicht voldoende om het onderwerp goed te verlichten, dan verschijnt
na de opname kort de OK-aanduiding op de plaats van de flitsaanduiding. Het toegangslampje wordt
rood en knippert langzaam als de flitser weer wordt opgeladen; zijn de batterijen bijna leeg, dan gaat
de monitor in deze periode uit.
Gebruikt u continu AF of het sport/actieprogramma in combinatie met flitslicht, dan toont als de
ontspanknop half wordt ingedrukt het beeld op de monitor de belichting die nodig is voor de flits.
Bij weinig licht kan het monitor-beeld hierdoor donker worden.
Camera-info
Groothoekstand
0,57 ~ 4,7 m
Telestand
1,57 ~ 4,7 m
27
Met indrukken van de informatietoets (i+) verandert u wat er op de monitor te zien is. U kunt kiezen
tussen standaard weergave, real time histogram en alleen live-beeld.
Standaard weergave Alleen live-beeld
Informatietoets
i+toets
Monitorhelderheid aanpassen
Set LCD brightness
:adjust
:enter
Low High
Het monitorbeeld kan lichter of donkerder worden
gemaakt. Het helderheidsniveau kan separaat worden
ingesteld voor zoekerbeeld of directe beeldweergave.
Zet de schakelaar in de gewenste stand. Druk op de
informatietoets (i+) en houd hem ingedrukt om het
scherm voor de lcd-helderheid op te roepen.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid
om de helderheid aan te passen; het beeld van de
monitor wordt meteen aangepast. Druk midden op de
stuureenheid om het helderheidsniveau in te stellen.
Het real-time histogram toont bij benadering de helderheidsverdeling van het live-beeld. Dit histogram kan niet het effect
van flitslicht laten zien. Het histogram van een opgenomen
beeld geeft mogelijk niet precies dezelfde verdeling als het
real-time histogram.
Real-time histogram
28
B
ASISTECHNIEK OPNAME
Digitale onderwerpsprogramma’s
Sport/Actie – speciaal afgestemd op het opnemen van actie met korte sluitertijden. De auto-
focus werkt continu; zie blz. 21. Bij gebruik van flitslicht dient het onderwerp zich binnen het
flitsbereik te bevinden (blz. 27). Een eenbeenstatief biedt zeker als er sterk wordt ingezoomd
een nuttige ondersteuning, en werkt makkelijker dan een driebeenstatief.
Zonsondergang – speciaal afgestemd op het produceren van rijke, warme zonsondergangen. Bevindt de zon zich boven de horizon, richt de camera er dan niet voor langere tijd op.
De intensiteit van het zonlicht zou de CCD kunnen beschadigen. Zet de camera tussen de
opnamen door uit of dek het objectief af.
Nachtportret – voor fraai doortekende nachtopnamen waarbij onderwerp en achtergrond
uitgebalanceerd worden weergegeven. Statiefgebruik aanbevolen. De flitsbelichting voor het
onderwerp en de belichtingsinstelling voor de achtergrond worden in balans gebracht. Het
flitslicht is alleen toereikend voor onderwerpen op niet te grote afstand, zoals een persoon.
Gebruikt u flitslicht, vraag uw onderwerp om ook na de flits nog stil te blijven staan; de sluiter blijft enige tijd open om de achtergrond goed weer te geven.
Landschap – speciaal afgestemd op het produceren van scherpe, kleurrijke landschapsopnamen. Voor landschapsfoto’s bij mooi weer.
De digitale onderwerpsprogramma’s optimaliseren de belichting, de witbalans en de
beeldverwerkingssystemen van de camera
voor specifieke omstandigheden en onderwerpen. Zet de belichtingskeuzeknop op het
gewenste onderwerpsprogramma; het actieve onderwerpsprogramma wordt weergegeven in de linker benedenhoek van de monitor.
Portret – speciaal afgestemd op het bereiken van een zachte huidtoonweergave en een lichte onscherpte in de achtergrond. Portretten worden vaak het mooist in de telestand; door de
grotere opname-afstand worden de verhoudingen in het gezicht niet overdreven, terwijl de
beperkte scherptediepte de achtergrond onscherp houdt. Gebruik de ingebouwde flitser bij
sterk direct zonlicht of tegenlicht om harde schaduwen op te helderen.
Aanduiding onderwerpsprogramma
29
U kunt foto’s bekijken in de gewone weergavestand of met
de stand snelweergave (Quick View). Dit hoofdstuk behandelt de basishandelingen voor beide standen. De weergavestand heeft extra functies, zie blz. 68.
Zet voor het bekijken van beelden in de gewone weergavestand de schakelaar gebruiksstand op weergave (1).
Wilt u beelden bekijken vanuit de opnamestand, druk dan
op de toets Quick View/Wissen (2).
Wilt u de beelden bekijken die in het interne geheugen zijn
opgeslagen, verwijder dan de geheugenkaart uit de camera.
BASISTECHNIEK WEERGAVE
Enkelbeeldweergave en histogramweergave
Opnamedatum
Opnamenummer/ totaal aantal opnamen
Vergrendelen (blz. 75)
DPOF-aanduiding (blz. 82)
Beeldgrootte (blz. 51)
Beeldkwaliteit (blz. 51)
Opnametijdstip
Sluitertijd
Diafragma
Witbalans
instelling (blz. 55)
Gevoeligheid
instelling (blz. 59)
Sterkte belichtings-
correctie (blz. 41)
Mapnaam
Mapnummer - nummer beeldbestand
Histogram
Gebruiks
stand
De aanduiding voor het interne geheugen verschijnt wanneer er geen geheugenkaart in de camera zit.
1
2
Aanduiding intern geheugen
30
B
ASISTECHNIEK WEERGAVE
Voor histogramweergave drukt u op de op-toets van de stuureenheid. Druk op de neertoets om terug te keren naar enkelvoudige weergave. Het histogram geeft de helderheidsverdeling van het beeld weer, van zwart (links) naar wit (rechts). Elk van de 256 verticale lijnen geeft aan hoe sterk een bepaalde helderheidswaarde aanwezig is. Met het
histogram kunt u de belichting evalueren; het geeft geen kleurinformatie.
Quick View/Wissen-toets
In de snelweergave- (Quick View) of weergavestand
kunt u de links/rechts-toetsen van de stuureenheid
gebruiken om de beelden te doorlopen.
Wilt u een verticaal beeld roteren, druk dan op de
neer-toets van de stuureenheid om de drie standen te
doorlopen: 90º tegen de klok in, 90º met de klok mee,
horizontaal.
Wilt u vanuit snelweergave terugkeren naar de opnamestand, druk dan op de menu-toets of druk de ontspanknop half in.
U kunt het vertoonde beeld wissen. Een eenmaal gewist beeld kan niet worden teruggeroepen.
Wilt u het weergegeven beeld wissen, druk dan op de
QV/Wissen-toets. Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het beeld te wissen.
Gebruik de links/rechts-toetsen om “Yes” te markeren,
“No” heft de handelingen op.
Beelden bekijken en roteren
Een opname per keer wissen
Delete this frame?
No
Yes
31
Bij indexweergave verplaatst u het gele kader met de vierwegtoetsen van de stuureenheid. Wanneer
een beeld wordt omkaderd verschijnen de opnamedatum, de vergrendelings- en printstatus en het
opnamenummer onderaan het scherm. Met de QV/Wissen-toets kunt u het gemarkeerde beeld wissen (blz. 31). Een filmbestand kunt u afspelen door op de centrale knop van de stuureenheid te drukken. Drukt u opnieuw op de informatietoets (i+), dan verschijnt de gemarkeerde foto in de enkelvoudige weergavestand.
Met de informatietoets (i+) bepaalt u de wijze van weergeven. Elke keer dat er op de knop wordt
gedrukt wisselt de weergave naar de volgende methode: volledige weergave, alleen beeld, index.
i+toets
Volledige
weergave
Indexweergave
Alleen beeld
Informatietoets
32
B
ASISTECHNIEK WEERGAVE
Vergrote weergave
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om het beeld te scrollen. Bij het scrollen verdwijnen de pijlen van de lcd-monitor wanneer de rand van het beeld is bereikt.
In enkelbeeldweergave in snel- of gewone weergave kan een foto worden vergroot tot 6x, in stappen
van 0,2, zodat u details van het beeld nader kunt bekijken.
Druk op de menutoets of midden op de stuureenheid als u de vergrote weergave wilt
verlaten.
Met de informatietoets (i+) schakelt u over tussen volledige weergave en alleen beeld.
Druk terwijl de te vergroten foto te zien
is op de rechterzijde (T) van de zoomknop om de vergrote weergave te activeren. De vergrotingsfactor verschijnt
op de lcd-monitor.
Druk op de rechterzijde (T) van de
zoomknop om het beeld sterker te vergroten. Druk op de linkerzijde (W) van
de zoomknop om de vergroting te verminderen.
De locatie-aanduiding rechtsboven in de monitor geeft aan welk deel van het beeld
wordt weergegeven.
33
GEAVANCEERDE OPNAMETECHNIEK
In dit hoofdstuk worden de geavanceerde opnamemogelijkheden van de camera behandeld. Lees
eerst de informatie over de basis-opnametechniek voordat u hier verder gaat.
3. Flitsstand (blz. 26)
7. Witbalans (blz. 55)
8. Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 59)
12. Lichtmeetmethode (blz. 58)
10. Waarschuwing cameratrilling (blz. 27)
13. Sluitertijd
14. Diafragma
24. Digitale zoom (blz. 53)
19. Transportstand (blz. 45)
17. Datum in beeld (blz. 93)
18. Opnameteller (blz. 52)
25. Kleurinstelling (blz. 60)
23. Beeldgrootte (blz. 51)
22. Beeldkwaliteit (blz. 51)
2. Gebruiksstand
A Scherpstelkader
B. Spotmeetveld (blz. 58)
11. Belichtingsstand (blz. 36-38)
15. Macrostand (blz. 35)
9. Flitsscorrrectie (blz. 41)
4. Flitsscorrrectie (blz. 57)
Informatie opnamestand
1. Aanduiding groothoekconverter (blz. 90)
5. Verscherping (blz. 61)
6. Contrast (blz. 60)
20. Schaal handmatige scherpstelling (blz. 54)
16. Scherpstelstand (blz. 54)
21. Batterijconditie (blz. 14)
34
G
EAVANCEERDE OPNAMETECHNIEK
Macro
Globale positie vanaf CCD
Macro-aanduiding
Met de macrostand kan de camera scherpstellen tot 1 cm vanaf
de voorzijde van het objectief of 8 cm vanaf de CCD. Het scherpstelbereik verandert met de zoomstand, zie hieronder.
Druk op de macrotoets (1) om de macrostand te activeren. Druk
opnieuw op de macrotoets als u de macrostand wilt uitschakelen.
In het volgende overzicht ziet u het macrobereik van de verschillende standen. Alle afstanden zijn gemeten vanaf de CCD.
Groothoekstand: 8 - 107 cm
26,5 - 30,8 mm: 107 - 237 cm
Telestand: 67 - 207 cm
1
De aanduiding voor het interne geheugen verschijnt wanneer er geen geheugenkaart
in de camera zit.
Aanduiding intern geheugen
35
De fotograaf kiest het diafragma, de camera kiest de sluitertijd die tot een juiste
belichting zal leiden. Is diafragmavoorkeuze geselecteerd, dan is het diafragma op
de monitor blauw, en er verschijnt een dubbele pijlaanduiding naast. De flitsstand is
instelbaar op invulflits, invulflits met rode-ogen-reductie en flitsen met lange sluitertijden met rode-ogen-reductie (blz. 26).
In de programmastand regelt de camera zowel de sluitertijd als het diafragma om
een goede belichting te krijgen. Met deze stand kunt u fotograferen zonder dat u
zich om de belichtingsinstelling hoeft te bekommeren. De gekozen sluitertijd- en diafragmawaarden verschijnen op de monitor, wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt. Worden sluitertijd en diafragma rood, dan liggen de lichtomstandigheden
buiten het regelbereik van de camera.
Programma (P) belichtingsstand
Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid (1)
om het diafragma in te stellen. Het diafragma heeft
drie standen. Druk de ontspanknop half in om het
belichtingssysteem te activeren; de corresponderende sluitertijd verschijnt op de monitor.
Bij het inzoomen verandert de waarde van het grootste diafragma. Leidt de diafragmawaarde tot een
sluitertijd die niet kan worden ingesteld, dan wordt de sluitertijdaanduiding op de monitor rood.
Diafragmavoorkeuze (A) belichtingsstand
1
36
G
EAVANCEERDE OPNAMETECHNIEK
Sluitertijd en diafragma regelen meer dan de belichting. De sluitertijd bepaalt hoe scherp een bewegend onderwerp wordt weergegeven. Het diafragma regelt de scherptediepte, de zone voor de
camera waarbinnen alles scherp wordt weergegeven. Meer informatie over de belichtingsregeling
vindt u op blz. 66.
De fotograaf kiest de sluitertijd, de camera kiest het diafragma dat tot een juiste
belichting zal leiden. Is sluitertijdvoorkeuze geselecteerd, dan is de sluitertijd op de
monitor blauw, en er verschijnt een dubbele pijlaanduiding naast. De sluitertijd is
instelbaar tussen 1/2000 en 4 seconden. Wordt bij een bepaalde sluitertijd het diafragmabereik overschreden, dan wordt de diafragma-aanduiding rood. De flitsstand
is instelbaar op invulflits, invulflits met rode-ogen-reductie en flitsen met lange sluitertijden met rode-ogen-reductie (blz. 26).
Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid (1)
om de sluitertijd in te stellen. Druk de ontspanknop
half in om het belichtingssysteem te activeren; het
corresponderende diafragma verschijnt op de monitor.
Sluitertijdvoorkeuze (S) belichtingsstand
Opnametips
1
Is de sluitertijd één seconde of langer, dan markeert het sluitergeluid zowel het begin als het einde
van de belichting.
Camera-info
37