Minolta DIMAGE Z10 User Manual [nl]

GEBRUIKSAANWIJZING
NL
9222-2735-15 SY-A406/0406/109678
2
V
OORDAT U BEGINT
Gefeliciteerd met uw aanschaf van deze Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiksaan­wijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maxi­maal zult benutten. Controleer onderstaande paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op met uw handelaar of wend u tot Konica Minolta.
DiMAGE Z10 digitale camera Draagriem NS-DG800 Lensdop LF-243B SD-geheugenkaart Videokabel VC-400 USB-kabel USB-3 4 AA alkalinebatterijen DiMAGE Viewer CD-ROM “DiMAGE Instruction Manuals” CD-ROM Verkorte handleiding Konica Minolta Internationaal Garantiecertificaat
Dit product werd ontwikkeld voor gebruik in combinatie met accessoires die door Konica Minolta wor­den vervaardigd en gedistribueerd. Gebruik van accessoires of apparatuur die niet van Konica Minolta afkomstig is kan mogelijk leiden tot onbevredigende prestaties van het product en de erbij horende accessoires.
Voordat u begint
Konica Minolta is een handelsmerk van Konica Minolta Holdings, Inc. DiMAGE is een handelsmerk van Konica Minolta Holdings, Inc.Apple, Macintosh en Mac OS zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer Inc. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De officiële naam van Windows is Microsoft Windows Operating System. Pentium is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation. Power PC is een handelsmerk van International Business Machines Corporation. QuickTime is handelsmerk dat onder licentie wordt gebruikt. Alle andere handelsmerken en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren.
Alles wat redelijkerwijs mogelijk is werd gedaan om de juistheid van de gegeven informatie te verwe­zenlijken; Konica Minolta ervaart geen aansprakelijkheid voor fouten of onvolkomenheden in de gebruiksaanwijzing.
3
Neem onderstaande opmerkingen en waarschuwingen ter harte voordat u dit product gebruikt.
Verkeerd gebruik van batterijen kan leiden tot het vrijkomen van schadelijk vloeistoffen, oververhitting of explosie, waardoor schade en letsel kunnen ontstaan. Volg onderstaande waarschuwingen op:
• Gebruik alleen batterijen van het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven type.
• Plaats de batterijen niet met de polen (+/-) verkeerd om.
• Gebruik batterijen niet als ze beschadigd of aangetast zijn.
• Stel batterijen niet bloot aan vuur, hoge temperaturen, water of vochtigheid.
• Probeer batterijen niet kort te sluiten of te demonteren.
• Bewaar batterijen niet in of bij metalen voorwerpen.
• Gebruik geen batterijen van verschillende typen, merken, fabricagedata en of laadniveaus door elkaar.
• Laad alkalinebatterijen niet op.
• Gebruik voor oplaadbare batterijen de aanbevolen lader.
• Gebruik nooit batterijen die zijn gaan lekken. Komt er batterijvloeistof in een oog, spoel het oog dan onmiddellijk schoon met veel water en neem contact op met een arts. Komt batterijvloeistof in contact met uw huid of kleding, was de vervuilde plek dan grondig met water.
• Plak de contacten van batterijen die u wilt wegdoen af om kortsluiting bij ingezamelde batterijen te voorkomen; houd u altijd aan de voorschriften voor de inzameling van batterijen.
• Gebruik alleen de aangegeven netstroomadapter, en dan uitsluitend op het voltage waarvoor de adapter geschikt is. Een defecte adapter of een onjuist voltage kan schade of letsel als gevolg van brand of een elektrische schok veroorzaken.
• Wordt de camera zodanig beschadigd dat het binnenwerk, met name het flitsgedeelte, wordt bloot­gelegd, dan moet u onmiddellijk de batterijen verwijderen of de verbinding met het lichtnet verbre­ken en de camera verder niet meer gebruiken. De flitser heeft een hoog-voltage-circuit dat elektri­sche schokken kan veroorzaken die tot letsel kunnen leiden. Voortgaand gebruik van een bescha­digd product kan tot letsel of brand leiden.
Correct en veilig gebruik
WAARSCHUWING
4
C
ORECT EN VEILIG GEBRUIK
• Houd batterijen en andere voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine kin­deren. Neem onmiddellijk contact op met een arts wanneer er een voorwerp wordt ingeslikt.
• Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Wees in de nabijheid van kinderen voorzichtig, zodat u ze niet met dit product of onderdelen ervan kunt verwonden.
• Flits niet van korte afstand rechtstreeks in iemands ogen. Het kan tot aantasting van het gezichts­vermogen leiden.
• Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Afleiding of verblinding kan tot een ongeluk leiden.
• Kijk niet op de lcd-monitor wanneer u loopt of een voertuig bestuurt. Het kan tot een ongeluk of let­sel leiden.
• Kijk niet via de zoeker in de zon of sterke lichtbronnen. Het kan uw gezichtsvermogen aantasten of blindheid veroorzaken.
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt er toch vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterijen of verbreek de netstroom­aansluiting, en gebruik het product verder niet meer. Voortgaand gebruik van een product dat aan vloeistof is blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand veroor­zaken.
• Gebruik dit product niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine, was­benzine of verfverdunner. Gebruik geen ontvlambare producten als alcohol, wasbenzine of verfver­dunner om dit product te reinigen. Het gebruik van ontvlambare reinigingsmiddelen of oplosmidde­len kan een explosie of brand veroorzaken.
• Verwijder de netstroomadapter nooit uit het stopcontact door aan de stroomkabel te trekken. Houd de adapter zelf vast wanneer u hem verwijdert.
• Zorg ervoor dat de adapterkabel niet wordt beschadigd, verdraaid, aangepast, verhit of met zware voorwerpen wordt belast. Een beschadigde kabel kan schade of letsel als gevolg van een elektri­sche schok of brand ten gevolge hebben.
• Verspreidt het product een vreemde geur, hitte, of rook, schakel het dan meteen uit. Verwijder meteen de batterijen en houd er daarbij rekening mee dat batterijen heet kunnen worden. Voortgaand gebruik van een beschadigd product of onderdeel kan letsel of brand veroorzaken.
• Is reparatie nodig, breng of stuur het product dan naar de Technische Dienst van Konica Minolta of laat uw handelaar voor afhandeling zorgdragen.
5
• Gebruik of bewaar dit product niet in een warme of vochtige omgeving als het dashboardkastje of de bagageruimte van een auto. Het kan leiden tot schade aan het product of de batterijen, wat brandwonden of ander letsel als gevolg hitte, brand, explosie, of lekkende batterijvloeistof kan ver­oorzaken.
• Het objectief trekt zich terug wanneer de camera wordt uitgeschakeld. Raak het objectief tijdens het terugtrekken niet aan; het kan tot letsel leiden.
• Bij lang voortdurend gebruik wordt de camera warm.
• Houd rekening met de hitte van de batterijen of geheugenkaart wanneer u ze uit de camera haalt op een moment dat de camera lang in bedrijf is geweest. Zet de camera uit en laat hem afkoelen.
• Laat de flitser niet ontsteken wanneer hij in contact is met mensen of voorwerpen. Bij de flits komt veel warmte vrij.
• Oefen geen druk uit op de monitor. Een beschadigde lcd-monitor kan letsel veroorzaken, en de vloeistof uit de monitor is brandbaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, was die dan schoon met schoon water. Komt de vloeistof in contact met de ogen, spoel de ogen dan onmiddellijk met veel water schoon en neem contact op met een arts.
• Steek de stekker van de netstroomadapter veilig en zorgvuldig in het stopcontact.
• Gebruik de netstroomadapter niet wanneer de kabel beschadigd is.
• Dek de netstroomadapter niet af. U kunt er brand mee veroorzaken.
• Zorg ervoor dat u in geval van nood altijd makkelijk bij de netstroomadapter kunt komen.
• Haal de netstroomadapter uit het stopcontact wanneer u hem schoonmaakt of wanneer u de came­ra niet gebruikt.
WEES VOORZICHTIG
6
I
NHOUD
De basishandelingen voor deze camera worden behandeld op de pagina’s 12 tot en met 33. In dit deel van de gebruiksaanwijzing worden de onderdelen van de camera behandeld, de voorbereiding van de camera voor gebruik, plus de basishandelingen voor opname, weergave en het wissen van beelden.
Veel van de mogelijkheden van deze camera worden met menu’s geregeld. In de hoofdstukken over menu-navigatie leest hoe u de menu-instellingen verandert. Na de navigatiemogelijkheden volgt de uitleg van elke instelling.
Inhoud
Benaming van de onderdelen..............................................................................................................10
Aan de slag .........................................................................................................................................12
Riem en lensdop bevestigen...................................................................................................12
Batterijen plaatsen...................................................................................................................13
Aanduiding batterijconditie .....................................................................................................14
Automatische spaarschakeling ...............................................................................................14
Netstroomadapter aansluiten (apart leverbaar).......................................................................15
Geheugenkaart verwisselen ....................................................................................................16
Camera en displays inschakelen.............................................................................................17
Datum en tijd instellen.............................................................................................................18
Menutaal instellen ..................................................................................................................19
Basistechniek opname.........................................................................................................................20
Hanteren van de camera .........................................................................................................20
Gebruik van het zoomobjectief ...............................................................................................20
Automatische opnamestand ...................................................................................................21
Basishandelingen opname ......................................................................................................22
Selectie Automatische Digitale Onderwerpsprogramma’s .....................................................23
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................24
Scherpstelbereik......................................................................................................................24
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................25
Speciale scherpstelsituaties....................................................................................................25
Flitsstanden .............................................................................................................................26
Flitsbereik – automatische opnamestand ...............................................................................27
Waarschuwing cameratrilling ..................................................................................................27
i*toets ......................................................................................................................................28
Monitorhelderheid aanpassen.................................................................................................28
Digitale onderwerpsprogramma’s ...........................................................................................29
Basistechniek weergave ......................................................................................................................30
Enkelvoudige weergave en histogramweergave .....................................................................30
7
Beelden bekijken en roteren ................................................................................................................31
Individuele beelden wissen .....................................................................................................31
i*toets ......................................................................................................................................32
Vergrote weergave...................................................................................................................33
Geavanceerde opnametechniek ..........................................................................................................34
Display opnamestand..............................................................................................................34
Macro .....................................................................................................................................35
Program (P) belichtingsstand ..................................................................................................36
Diafragmavoorkeuze (A) belichtingsstand...............................................................................36
Sluitertijdvoorkeuze (S) belichtingsstand ................................................................................37
Handmatige belichtingsregeling (M)........................................................................................38
Tijdopnamen............................................................................................................................39
Filmopnamen...........................................................................................................................40
Belichtingscorrectie.................................................................................................................41
Scherpstelveldselectie ............................................................................................................42
Navigeren door de opnamemenu’s.........................................................................................43
Transportstanden ....................................................................................................................45
Zelfontspanner ........................................................................................................................46
De continu transportstanden gebruiken .................................................................................47
Progressieve opneemstand gebruiken....................................................................................48
Bracketing ...............................................................................................................................49
Wat is een LW? .......................................................................................................................50
Beeldgrootte en beeldkwaliteit................................................................................................51
Auto DSP.................................................................................................................................53
Digitale zoom...........................................................................................................................53
Scherpstelstanden ..................................................................................................................54
Witbalans.................................................................................................................................55
Automatische witbalans ..................................................................................................55
Vaste witbalansinstellingen..............................................................................................55
Eigen witbalansinstellingen..............................................................................................56
Full-time AF .............................................................................................................................57
Flitsstand .................................................................................................................................57
Flitscorrectie............................................................................................................................57
Lichtmeetmethoden ................................................................................................................58
Cameragevoeligheid - ISO ......................................................................................................59
Flitsbereik en cameragevoeligheid..........................................................................................59
Kleurinstelling ..........................................................................................................................60
8
I
NHOUD
Contrast...................................................................................................................................60
Verscherping............................................................................................................................61
Toetsfuncties toewijzen ...........................................................................................................62
Beeldgrootte (Filmstand) .........................................................................................................64
Beeldfrequentie .......................................................................................................................64
Film - bestandsgrootten ..........................................................................................................64
Filmstand.................................................................................................................................65
Fotografische basisprincipes ...............................................................................................................66
Geavanceerde weergavetechniek........................................................................................................68
Films afspelen .........................................................................................................................68
Een filmbeeld vastleggen ........................................................................................................69
Navigeren door het weergavemenu ........................................................................................70
Beeldselectiescherm ...............................................................................................................72
Wissen ....................................................................................................................................73
Formatteren .............................................................................................................................74
Vergrendelen............................................................................................................................75
Kopie en E-mail-kopie .............................................................................................................76
Diashow...................................................................................................................................78
Over DPOF ..............................................................................................................................80
DPOF setup .............................................................................................................................80
Datum printen..........................................................................................................................81
Index print ...............................................................................................................................81
Beelden op TV bekijken ..........................................................................................................82
Setup-menu ....................................................................................................................................83
Setup-menu openen................................................................................................................83
Navigeren door het setup-menu .............................................................................................84
lcd-helderheid .........................................................................................................................86
Automatische spaarschakeling ...............................................................................................86
Directe weergave.....................................................................................................................86
Objectiefaccessoires ...............................................................................................................87
Taal ....................................................................................................................................87
Geheugen bestandsnummers .................................................................................................87
Mapnaam ................................................................................................................................88
Ruisonderdrukking ..................................................................................................................88
Instellen datum en tijd.............................................................................................................89
Datum in beeld ........................................................................................................................89
Terugzetten op standaard .......................................................................................................90
Audio-signalen.........................................................................................................................91
9
Scherpstelsignaal ....................................................................................................................92
Shutter FX................................................................................................................................92
Video output ............................................................................................................................92
Overspeelmethode ..................................................................................................................92
Zelfontspanner ........................................................................................................................92
Data-overspeelstand............................................................................................................................93
Systeemeisen ..........................................................................................................................93
Camera op de computer aansluiten .......................................................................................94
Verbinding met Windows 98 en 98 SE ...................................................................................95
Automatische installatie..............................................................................................95
Handmatige installatie ................................................................................................96
Werken met mappen op de geheugenkaart ...........................................................................98
Automatische spaarschakeling (overspeelstand)....................................................................99
Camera van de computer loskoppelen.................................................................................100
Windows 98 en 98 SE ..............................................................................................100
Windows ME, 2000 Professional en XP ...................................................................100
Macintosh .................................................................................................................101
Geheugenkaart verwisselen ..................................................................................................102
Driversoftware de-installeren - Windows ..............................................................................103
PictBridge..............................................................................................................................104
Opmerkingen over printfouten ..............................................................................................105
Navigeren door het PictBridge-menu ...................................................................................106
Appendix ..................................................................................................................................110
Problemen oplossen..............................................................................................................110
Onderhoud en opslag ...........................................................................................................112
Camera-onderhoud ..................................................................................................112
Opslag ......................................................................................................................112
Reinigen....................................................................................................................112
lcd-monitor ...............................................................................................................113
Batterijen...................................................................................................................113
Bedrijfstemperatuur en -omstandigheden ...............................................................113
Geheugenkaarten .....................................................................................................114
Voor belangrijke gebeurtenissen en reizen...............................................................115
Copyright ..................................................................................................................115
Vragen en service .....................................................................................................115
QuickTime systeemeisen ......................................................................................................116
Technische gegevens ............................................................................................................118
10
N
AMES OF PARTS
* Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Houd de aangewezen plaatsen zorgvuldig
schoon. Lees ook de informatie over onderhoud en opslag achterin deze gebruiksaanwijzing (blz.
112).
Benaming van de onderdelen
Het deurtje van de batterijruimte (blz. 13) en de statiefaansluiting zitten onderop de camera.
Flitser (blz. 26)
AFvenster*
Objectief*
Ontspanknop
Zelfontspannerlampje (blz. 46)
Belichtings-keu­zeknop (blz. 21, 29, 36 - 40)
Belichtings-keuzeknop (blz. 21, 29, 36 - 40)
Draagoog (blz. 12)
Kaartsleuf (blz. 16)
USB-aansluiting/Video-uitgang (blz. 82, 94, 104)
11
Dioptrie-instelwiel (blz. 17)
Zoeker* (blz. 17)
Macrotoets(blz. 35)
Zoomknop (blz. 20)
Stuureenheid
Toegangslampje
Lcd-monitor*
Voedingsaansluiting (blz. 15)
Menu-toets
Quick View / Wissen-toets (blz. 30, 31)
Informatietoets (blz. 28, 32)
Schakelaar gebruiksstandHoofdschakelaar
12
A
AN DE SLAG
AAN DE SLAG
Houd altijd de riem om uw hals om te voorkomen dat de camera per ongeluk valt. Als extra is lever­baar de lederen halsriem NS-DG1000; informeer hierover bij uw handelaar.
Riem en lensdop bevestigen
Druk de nokken aan weerszijden met duim en wijsvinger naar elkaar toe om de lensdop te verwijderen of te plaatsen. Wordt de camera niet gebruikt, plaats dan altijd de lensdop op het objectief.
Steek het eind van het koord door het oogje op de camerabody (1).
Voer de riem door de binnenkant van de gesp als afgebeeld (2). Herhaal dit met het andere eind van de riem.
1
2
13
Batterijen plaatsen
Plaats de batterijen zoals aangegeven op het diagram binnenin de batterij­ruimte. Controleer of de positieve en de negatieve baterijpolen goed zitten.
Schuif om het deurtje van de batterijruimte te openen de vergrendeling open (1). Schuif het deurtje naar de voorzijde van de camera (2) om de vei­ligheidskoppeling los te maken. Til het deurtje op om het te openen (3).
Deze digitale camera gebruikt vier AA-formaat Ni-MH-batterijen. Gebruik geen andere typen AA-bat­terijen. Wanneer u de batterijen verwisselt dient de camera uitgeschakeld te zijn.
Sluit het deurtje van de batterijruimte en schuif het naar de achterzijde van de camerabody (4) om de veiligheidskoppeling te activeren. Schuif de ver­grendeling van de batterijruimte in de sluitstand (5).
1
2
3
4
5
14
A
AN DE SLAG
Aanduiding batterijconditie
Batterijen vol - De batterijen zijn vers/geheel geladen. Na inschakeling van
de camera is deze aanduiding drie seconden lang op de lcd-monitor te zien.
Batterijen bijna leeg aankondiging - Energievoorraad is beperkt. Lcd­monitor gaat tijdens opladen flitser uit om stroom te sparen.
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de batterijconditie. Wanneer de camera aan staat verschijnt de batterij-indicatie op de lcd-monitor. Is de lcd-monitor blanco, dan zijn de batterijen leeg of verkeerd geïnstalleerd.
Automatische spaarschakeling
Om de batterijen te sparen zal de camera displays en onnodige functies uitschakelen wanneer hij een minuut niet is gebruikt. Wilt u de camera weer activeren, druk dan op willekeurig welke knop of toets, of zet het belichtings-instelwiel in een andere stand. De periode voor de automatische spaarschake­ling kan worden ingesteld in sectie 1 van het setup-menu (blz. 86).
Batterijen bijna leeg waarschuwing - De energievoorraad is zeer beperkt. De aanduiding op de monitor is rood geworden. De batterij dient zo snel mogelijk vervangen te worden. Deze waarschuwing verschijnt automatisch en blijft zichtbaar totdat de batterij is vervangen. Om stroom te sparen gaat de monitor uit als de flitser wordt geladen. Bereikt de energie een lager niveau, dan verschijnt het symbool voor een uitgeputte batterij vlak voordat de camera wordt uitgeschakeld. Verschijnt de waarschuwing dat de batterij bijna leeg is, dan kan de filmopnamestand niet worden gebruikt.
15
Netstroomadapter aansluiten (apart verkrijgbaar)
Met de netstroomadapter kunt u de camera vanuit het lichtnet van stroom laten voorzien. Gebruik de netstroom­adapter wanneer de camera op de computer wordt aan­gesloten of wanneer hij langdurig intensief moet worden gebruikt. Netstroomadapter model AC-1L is voor gebruik in Noord-Amerika en Japan, en AC-11 is voor gebruik in alle andere gebieden.
Steek de miniplug van de netstroomadapter in de netstroomaansluiting van de camera (1).
Steek de stekker van de netstroomadapter in een stop­contact.
Zet de camera altijd uit wanneer u op een andere stroombron overgaat.
1
16
A
AN DE SLAG
Geheugenkaart verwisselen
Om te kunnen functioneren moet de camera van een SD-geheugenkaart of een MultiMedia-kaart wor­den voorzien. Zit er geen kaart in de camera, dan verschijnt er automatisch een “No card” waarschu­wing op de lcd-monitor. Meer informatie over geheugenkaarten op blz 114.
Wilt u een geheugenkaart uitnemen, let er dan op dat het toe-
gangslampje niet rood oplicht, anders kan er schade of
dataverlies ontstaan.
1. Schuif de geheugenkaart geheel in de kaartsleuf en laat hem los; de kaart moet nu in sleuf zijn vastgeklikt. Plaats de kaart zo dat zijn voorzijde naar de achterzijde van de camera wijst. Schuif de kaart altijd rechtstandig naar binnen, nooit scheef. Forceer de kaart nooit. Past de kaart niet, controleer dan of hij correct wordt geplaatst.
2. Wilt u een kaart uitvoeren, duw hem dan in de sleuf omlaag en laat hem los. Nu kunt u de kaart uit de sleuf trekken. Wees voorzichtig bij het uitnemen; door gebruik kan de kaart heet worden.
Een geheugenkaart die in een andere camera werd gebruikt moet mogelijk worden geformatteerd voordat hij wordt gebruikt. Verschijnt de melding dat de kaart niet kan worden gebruikt (unable to use card) dan dient de kaart met de camera te worden geformatteerd. Formatteren doet u in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 74). Is de kaart geformatteerd, dan wordt alle informatie op de kaart definitief gewist. Verschijnt de melding dat er problemen met de kaart zijn (card error), druk dan op de centra­le toets van de stuureenheid om het venster te sluiten; kijk op de Konica Minolta web site voor de meest recente informatie aangaande compatibliteit:
Noord-Amerika: http://www.konicaminolta.us/ Europa: http://www.konicaminoltaeurope.com/
21
17
Camera en displays inschakelen
Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan te zetten. Met opnieuw indruk­ken zet u de camera uit.
De schakelaar voor de gebruiksstand is om de hoofdschakelaar heen geplaatst. Met deze schakelaar wisselt u van opname- naar weergavestand, en ook tussen zoeker- en monitorweergave.
Opnamestand (Monitorweergave) - de camera kan opnamen maken, het opna­mebeeld wordt via de monitor bekeken.
Weergavestand (Monitorweergave) - beelden kunnen worden afgespeeld en bewerkt. Het beeld wordt op de monitor bekeken.
Wilt u het beeld bij weergave in de zoeker bekijken, houd dan de flitstoets (1) ingedrukt en druk vervolgens de infor­matietoets (i+) in en houd hem ingedrukt (2) totdat de moni­tor overgaat naar de zoekerstand.
Camera-info
Opnamestand (Zoekerweergave) - de camera kan opnamen
maken, het opnamebeeld wordt via de zoeker bekeken. De zoe­ker heeft een dioptrie-instelling. Draai voor aanpassing aan de oogsterkte aan de dioptrieknop totdat het zoekerbeeld scherp is.
1
2
18
A
AN DE SLAG
Gebruik de links- en rechts-toets om het onderdeel te selecteren dat u wilt instellen.
Met de op- of neer-toets stelt u de waarden in.
Druk op de centrale toets om klok en kalender in te stellen.
Datum en tijd instellen
Nadat u voor de eerste maal een geheugenkaart en de bat­terijen in de camera hebt geplaatst moet u de klok en de kalender van de camera instellen. Bij het opslaan van gemaakte opnamen wordt altijd de datum en de tijd van opname geregistreerd.
Zijn de klok en de kalender niet ingesteld, dan verschijnt er na het inschakelen van de camera gedurende enkele secon­den een melding. Deze boodschap verschijnt ook als de klok en kalender werden teruggezet doordat de camera lange tijd zonder batterijen werd bewaard.
Instelscherm datum/tijd
MM / DD / YYYY
00 : 00
Date/Time set
:enter
2004 . 01 . 01
Set date/time?
NoYes
Gebruik de links- of rechts-toets van de stuureenheid (1) om “Yes” te selecteren met “No” heft u de hande­ling op.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het instelscherm voor datum en tijd op te roepen.
Het instelscherm voor datum en tijd kan worden geopend in sectie 2 van het setup-menu.
:sel.:move
1
19
Gebruik de neer-toets om de menu-optie voor taal (language) te markeren, druk ver­volgens op de rechts-toets.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de taal in te stellen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het taalscherm te openen.
Menutaal instellen
Afhankelijk van het land van aankoop kan het ook nodig zijn de menutaal in te stellen. Druk op de menutoets (1) om het menu te openen; het aanzien van het menu is afhankelijk van de instelling van de camera.
Navigeren door het menu is eenvoudig. Met de op/neer-toet­sen en de links/rechts-toetsen van de stuureenheid (2) ver­plaatst u de cursor en verandert u instellingen in het menu. Met de centrale toets van de stuureenheid selecteert u menu-opties en stelt u veranderingen in.
Digital
Gebruik de rechts-toets van de stuureenheid om “SETUP” bovenin het menu te markeren.
Image Quality Auto D
Drive mode Image size Quality Auto DSP Digital zoom
Drive m
Off
On
Standard
2048x1536
Single
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het setup--menu te openen.
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om de nieuwe menutaal te markeren.
1
2
Language
Lens acc.
Inst.Playback
Power save
LCDbrightness
English
Español
Français
/CHN
English
/JPN
Deutsch
20
B
ASISTECHNIEK OPNAME
BASISTECHNIEK OPNAME
Of u nu via de zoeker of de lcd-monitor kijkt, pak de camera stevig vast met uw rechterhand, terwijl u hem met de linkerhand onder­steunt. Houd uw ellebogen tegen uw zij en plaats uw voeten iets uit elkaar: Zo houdt u de camera stabiel. Let goed op dat u het objectief niet met uw vingers of met de riem afdekt.
Hanteren van de camera
In dit deel van de gebruiksaanwijzing komen de basishandelingen aan de orde. Maak uzelf goed vertrouwd met de handelingen die hier wor­den behandeld voordat u verder gaat met meer specialistische han­delingen en technieken.
Gebruik van het zoomobjectief
Met de zoomknop regelt u de beeldhoek (1). Door de knop naar rechts (T) te druk­ken zoomt u in naar de telestand van het objectief. Door de knop naar links (W) te drukken zoomt u uit naar de groothoek­stand.
Na het zoomen verschijnt de zoomschaal kort. Is de digitale zoom actief, dan geeft het gele deel van de zoomschaal het digi­tale zoombereik weer.
Zet de camera aan. Zet de schakelaar gebruiksstand in de opname­stand.
Zoomschaal
1
21
Automatische opnamestand
Zet de belichtingskeuzeknop in de automatische opnamestand (1); alle camerafuncties werken nu automatisch. De autofocus-, belichtings- en beeldverwerkingssystemen werken nu samen om u zonder rompslomp mooie opnamen te bezorgen.
Veel van de systemen in de camera mogen dan wel automatisch zijn, de flits­stand (blz. 26) en de transportstand (blz. 45) kunnen gewoon worden inge­steld. Beeldgrootte en -kwaliteit zijn instelbaar in het menu van de automati­sche opnamestand (blz. 44, 51-52).
* Veranderingen in de flitsstand, het scherpstelveld of de transportstand worden ongedaan
gemaakt wanneer de belichtings-keuzeknop in een andere stand wordt gezet.
** Werd het sport/actieprogramma gekozen via de automatische selectie van digitale onderwerps-
programma's (blz. 23), dan blijft de scherpstelling van de camera actief zolang de ontspanknop half ingedrukt wordt gehouden (continu AF).
De camera gebrtuikt het belichtingssysteem voor de regeling van het helderheidsniveau van het live monitorbeeld. Dat vindt plaats door de gevoeligheid van de CCD te variëren en het diafrag­ma te regelen. Bij aanpassing aan de helderheid in het onderwerp kan het verstellen van het dia-
fragma soms hoorbaar zijn.
Camera-info
1
Lichtmeetmethode Meerveldsmeting (vast)
Cameragevoeligheid(ISO)
Flitsstand
Scherpstelveld
Scherpstelling
Transportstand
Automatisch (vast) Automatisch flitsen (blijft instelbaar*)
Enkelbeeld (blijft instelbaar*)
Kleurinstelling
Witbalans
Natuurlijke kleuren (Natural Color) (vast) Automatisch (vast)
Autofocus - enkelvoudige AF ( vast)
Breed scherpstelveld (blijft instelbaar*)
– – – – – – – –
22
B
ASISTECHNIEK OPNAME
Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
In dit voorbeeld wordt uitgegaan van de automatische opnamestand. De instructies voor andere standen zijn gelijk, behalve voor de filmstand. Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s is alleen beschikbaar in de automatisch opname­stand.
Plaats het onderwerp ergens in het scherpstelkader. Zorg ervoor dat het onderwerp zich binnen het scherpstelbereik van het objectief bevindt (blz. 24). Gebruik voor onderwerpen op zeer korte afstand de macrofunctie (blz. 35).
Basishandelingen opname
Druk de ontspanknop half in om scherpstelling en belichting te ver­grendelen. Er verschijnt een kader van een AF-sensor (a) om aan te geven waarop de camera scherpstelt. De Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s bepaalt zelf de juiste belichtings­methode (zie volgende bladzijde). Het scherpstelsignaal (b) op de monitor bevestigt vergrendeling van de scherpstelling. Is het scherpstelsignaal rood, dan kon camera het onderwerp niet lokaliseren. Herhaal voorgaande stappen totdat u een wit signaal krijgt. Sluitertijd (c) en diafragma (d) verschijnen in zwart om aan te geven dat de belichting is vergrendeld.
a b
c
d
U kunt het opgenomen beeld meteen bekijken door na de opna­me de ontspanknop ingedrukt te houden. U kunt ook gebruik maken van de directe weergavefunctie (blz. 86).
Camera-info
Het toegangslampje brandt om aan te geven dat de beeldinformatie op de geheugenkaart wordt wegge­schreven. Verwijder nooit de geheugenkaart als er nog beeldinformatie wordt weggeschreven.
23
Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s
De Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s kiest tussen programma-automatiek en de vijf onderwerpsprogramma’s. De digitale onderwerpsprogramma’s optimaliseren de prestaties van de camera voor speciale situaties en onderwerpen. Belichting, witbalans en beeldverwerkings­systemen werken samen voor fraaie resultaten. Over de programma’s zelf leest u meer op blz. 29.
Een rij met grijze aanduidingen bovenaan de monitor geeft aan dat de Automatische Onderwerpsselectie actief is. Plaats het onderwerp in het scherpstelkader; de procedure is dezelfde als de basis-opname­handelingen die op blz. 22 worden beschreven.
Druk de ontspanknop half in. Het AF-systeem zal het onderwerp loka­liseren en de automatische digitale onderwerpsselectie zal een onder­werpsprogramma kiezen. Verschijnen er geen aanduidingen, dan blijft de standaard programma-automatiek actief. Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken. Houd de camera stabiel wanneer de stand voor zonsondergang is gekozen, want er kunnen lange sluitertijden worden gebruikt.
Programma-automatiek (Aanduingen Digitale Onderwerpsprogramma’s verdwijnen)
Portret
Sport/actie
Landschap
Zonsondergang
BASISTECHNIEK OPNAME
24
Scherpstelvergrendeling zet de scherpstelling vast. Dat kan van pas komen bij onderwerpen buiten het beeldmidden of de scherpstelvelden of bij moeilijke scherpstelsituaties (blz. 25).
Houd de ontspanknop half ingedrukt, ga terug naar de oor­spronkelijke beeldcompositie. Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
Scherpstelvergrendeling
Scherpstelbereik
0,57 m – oneindig
Alle afstanden zijn gemeten vanaf de CCD. Op blz. 35 vindt u het scherpstelbereik in de macrostand.
Globale ligging van de CCD.
Groothoekstand
1,57 m – oneindig
Telestand
Plaats het onderwerp ergens in het scherpstelkader. Druk de ont­spanknop half in en houd hem in deze stand.
• Scherpstelsignalen op de monitor geven aan dat de scherp­stelling is vergrendeld. Sluitertijd en diafragma veranderen van wit in zwart om aan te geven dat de belichting is vergrendeld.
• Is de scherpstelling ingesteld, dan verschijnt een AF-sensor in in het live-beeld die aangeeft waarop werd scherpgesteld.
25
De scherpstelsignalen rechtsonder op de lcd-monitor geven de status aan. De sluiter kan worden ont­spannen, ook als de camera niet op het onderwerp kan scherpstellen.
In sommige situaties zal de camera niet goed kunnen scherpstellen. Kan het AF-systeem niet op een onderwerp scherpstellen, dan wordt het scherpstelsymbool rood. Gebruik dan scherpstelvergrende­ling om scherp te stellen op een onderwerp op gelijke afstand als het eigenlijke onderwerp, en kies vervolgens voor de oorspronkelijke beelduitsnede.
Onderwerp in scherp­stelveld heeft te laag contrast.
Onderwerp is te donker.
Twee onderwerpen op verschillende afstan­den overlappen elkaar in scherpstelkader.
Onderwerp vlakbij zeer heldere beeld­partij.
Bij gebruik van het Sport/actie Digitale Onderwerpsprogramma stelt de camera continu scherp zolang de ontspanknop half ingedrukt wordt gehouden; de scherpstelkaders worden rood. Houd het onder­werp binnen de rode scherpstelkaders. Scherpstelvergrendeling is niet mogelijk.
Kan het AF-systeem niet op een bepaald onderwerp scherpstellen, dan kan de scherpstelvergrende­ling worden gebruikt voor meting op een object op gelijke afstand. Ook is het mogelijk handmatig scherp te stellen in de Digitale Onderwerpsprogramma’s of in de stand P (blz. 54).
Scherpstelsignalen
Speciale scherpstelsituaties
Scherpstelling vergrendeld.
Kan niet scherpstellen. Onderwerp te dichtbij of speciale scherpstelsituatie verhindert goede instelling.
Scherpstelling bevestigd (P, A, S en M continu AF stand en Sport/actie Digitaal Onderwerpsprogramma); belichting blijft continu bijstellen.
26
B
ASISTECHNIEK OPNAME
Automatisch flitsen
Invulflits
Flitsen met lange sluitertijd
Automatisch flitsen met rode-ogen-reductie
Druk om de flitsstand te wijzigen eenvoudigweg zo vaak op de flitstoets (1) dat de gewenste stand ver­schijnt.
Automatisch flitsen – De flitser wordt automatisch ontstoken bij weinig licht en tegenlicht.
Rode-ogen-reductie – Voorafgaand aan de werkelijke flitsopname geeft de flitser een serie flitspulsen af om het rode-ogen-effect te verminderen. Gebruik deze stand wanneer bij weinig licht flitsfoto’s van mensen of dieren moeten worden gemaakt. Door de voorflitsen trekken de pupillen zich samen, wat de reflectie in het oog verhult.
Invulflits – De flitser wordt bij elke opname ontstoken, ongeacht de hoeveelheid licht. Invulflits kan worden gebruikt om de diepe schaduwen op te helderen die worden veroorzaakt door gericht licht en/of zonne­schijn.
Flitsen met lange sluitertijden - Flits en omgevings­licht worden met elkaar in evenwicht gebracht; de rode-ogen-reductie wordt gebruikt. Gebruik flitsen met lange sluitertijden om details in de achtergrond zicht­baarder te maken. Mensen moeten na de flits goed stil blijven staan omdat de sluiter nog open kan zijn voor de benodigde lange belichtingstijd. In verband met de lange belichtingstij­den is gebruik van een statief aan te raden.
Flitser uit - de flitser wordt bij de opname niet gebruikt.
Flitsstanden
Invulflits
Flitser uit
1
27
Valt de sluitertijd buiten het bereik waarin met de camera veilig uit de hand kan worden gefotografeerd, dan verschijnt de waarschuwing voor cameratrilling op de monitor. Opnamen uit de hand worden bij de wat langere sluitertijden onscherp door trilling; in de telestand is dat effect veel sterker dan in de groothoekstand. Wanneer de waarschu­wing verschijnt kan de camera overigens wel worden ontspannen. Neem dan echter ook een van de volgende maatregelen:
Waarschuwing voor cameratrilling
Flitsbereik - automatische opnamestand
De camera regelt de flits-output automatisch. Voor goed belichte opnamen moet het onderwerp zich binnen het flits­bereik bevinden. De gegeven afstanden gelden vanaf het CCD-vlak. Door de constructie van het objectief is het flits­bereik in de telestand kleiner dan in de groothoekstand.
0,57 - 5,3 m
Globale positie van de CCD
Groothoekstand
1,57 - 5,3 m
Telestand
Waarschuwing cameratrilling
Was de gegeven hoeveelheid flitslicht voldoende om het onderwerp goed te verlichten, dan verschijnt na de opname kort de OK-aanduiding op de plaats van de flitsaanduiding. Het toegangslampje wordt rood en knippert langzaam als de flitser weer wordt opgeladen; zijn de baterijen bijna leeg, dan gaat de monitor in deze periode uit.
Gebruikt u continu AF of het sport/actieprogramma in combinatie met flitslicht, dan toont als de ontspanknop half wordt ingedrukt het beeld op de monitor de belichting die nodig is voor de flits.
Bij weinig licht kan het monitor-beeld hierdoor donker worden.
Camera-info
28
B
ASISTECHNIEK OPNAME
Met indrukken van de informatietoets (i+) verandert u wat er op de monitor te zien is. U kunt kiezen tussen volledige weergave en weergave van alleen het live-beeld.
Standaardweergave Alleen live-beeld
Informatietoets
i+ toets
LCD-helderheid instellen
Set LCD brightness
:adjust
:enter
Low High
Het monitorbeeld kan lichter of donkerder worden gemaakt. Het helderheidsniveau kan separaat worden ingesteld voor zoekerbeeld of weergave met de scha­kelaar gebruiksstand. Druk op de informatietoets (i+) en houd hem ingedrukt om het scherm voor de lcd-hel­derheid op te roepen.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de helderheid aan te passen; het beeld van de monitor wordt meteen aangepast. Druk midden op de stuureenheid om het helderheidsniveau in te stellen.
Het real-time histogram toont bij benadering de helderheids­verdeling van het live-beeld. Dit histogram kan het effect van flitslicht laten zien. Het histogram van een opgenomen beeld geeft mogelijk niet precies dezelfde verbetering als het real­time histogram.
Real-time histogram
29
Digitale onderwerpsprogramma’s
Sport/Actie – speciaal afgestemd op het opnemen van actie met korte sluitertijden. De auto-
focus werkt continu; zie blz. 21. Bij gebruik van flitslicht dient het onderwerp zich binnen het flitsbereik te bevinden (blz. 27). Een eenbeenstatief biedt zeker als er sterk wordt ingezoomd een nuttige ondersteuning, en werkt makkelijker dan een driebeenstatief.
Zonsondergang – speciaal afgestemd op het produceren van rijke, warme zonsondergan­gen. Bevindt de zon zich boven de horizon, richt de camera er dan niet voor langere tijd op. De intensiteit van het zonlicht zou de CCD kunnen beschadigen. Zet de camera tussen de opnamen door uit of dek het objectief af.
Nachtportret – voor fraai doortekende nachtopnamen waarbij onderwerp en achtergrond uitgebalanceerd worden weergegeven. Gebruik een statief om trillingsonscherpte tegen te gaan. Het flitslicht is alleen toereikend voor onderwerpen op niet te grote afstand, zoals een persoon. Gebruikt u flitslicht, vraag uw onderwerp om ook na de flits nog stil te blijven staan; de sluiter blijft enige tijd open om de achtergrond goed weer te geven.
Landschap– speciaal afgestemd op het produceren van scherpe, kleurrijke landschapsop­name. Voor landschapsfoto's bij mooi weer.
De digitale onderwerpsprogramma’s optima­liseren de prestaties van de camera voor speciale situaties en onderwerpen. Zet de belichtings-keuzeknop op het gewenste onderwerpsprogramma; het actieve onder­werpsprogramma wordt weergegeven in de linker benedenhoek van de monitor.
Portret – speciaal afgestemd op het bereiken van een zachte huidtoonweergave en een lich­te onscherpte in de achtergrond. Portretten worden vaak het mooist in de telestand; door de grotere opname-afstand worden de verhoudingen in het gezicht niet overdreven, terwijl de beperkte scherptediepte de achtergrond onscherp houdt.
Aanduiding belichtingsstand
U kunt foto’s bekijken in de gewone weergavestand of met de stand snelweergave (Quick View). Dit hoofdstuk behan­delt de basishandelingen voor beide standen. De weergave­stand heeft extra functies, zie blz. 68.
Zet voor het bekijken van beelden in de gewone weergave­stand de schakelaar gebruiksstand op weergave (1).
Wilt u beelden bekijken vanuit de opnamestand, druk dan op de toets Quick View/Wisse (2).
30
B
ASISTECHNIEK OPNAME
BASISTECHNIEK WEERGAVE
Enkelbeeldweergave en histogramweergave
Opnamedatum
Beeldnummer/ totaal aantal beelden
Vergrendeling (blz. 75)
DPOF-aanduiding (blz. 80)
Beeldgrootte (blz. 51) Beeldkwaliteit (blz. 51)
Opname tijdstip
Sluitertijd
Diafragma
Witbalansinstelling
(blz. 55)
Gevoeligheids instelling (blz. 59)
Sterkte belichtings­correctie (blz. 41)
Mapnaam
Mapnummer - nummer beeldbestand
Gebruiks stand
Voor weergave naar histogramweergave drukt u op de op-toets van de stuureenheid.
Druk op de neer-toets om terug te keren naar enkelbeeldweergave.
1
2
Histogram
Loading...
+ 90 hidden pages