Minolta DIMAGE Z1 User Manual [nl]

GEBRUIKSAANWIJZING
NL
9222-2724-15 SY-A308 ME-0307
2
V
OORDAT U BEGINT
Gefeliciteerd met uw aanschaf van deze Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiksaan­wijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maximaal zult benutten. Controleer onderstaande paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op met uw handelaar of wend u tot Minolta.
DiMAGE Z1 digitale camera Draagriem NS-DG5000 Lensdop LF-242 Afdekkapje flitsschoen SC-1000 SD Geheugenkaart AV-kabel AVC-200 USB-kabel USB-500 4 AA alkalinebatterijen DiMAGE Viewer CD-ROM ArcSoft VideoImpression CD-ROM DiMAGE Gebruiksaanwijzing CD-ROM Verkorte handleiding Minolta Internationael Garantiecertificaat
Dit product werd ontwikkeld voor gebruik in combinatie met accessoires die door Minolta worden ver­vaardigd en gedistribueerd. Gebruik van accessoires of apparatuur die niet van Minolta afkomstig is kan mogelijk leiden tot onbevredigende prestaties van het product en de erbij horende accessoires.
Voordat u begint
Minolta, The essentials of imaging en DiMAGE zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Minolta Co., Ltd. Apple, Macintosh en Mac OS en zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer Inc. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De officiële naam van Windows is Microsoft Windows Operating System. Pentium is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation. Microdrive is een handelsmerk van International Business Machines Corporation. QuickTime is handelsmerk dat onder licentie wordt gebruikt. USB DIRECT­PRINT is een handelsmerk van Seiko Epson Corporation. ArcSoft en VideoImpression zijn handels­merken of gedeponeerde handelsmerken van ArcSoft, Inc. Alle andere handelsmerken en productna­men zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren
3
Neem onderstaande opmerkingen en waarschuwingen ter harte voordat u dit product gebruikt.
Verkeerd gebruik van batterijen kan leiden tot het vrijkomen van schadelijk vloeistoffen, oververhitting of explosie, waardoor schade en letsel kunnen ontstaan. Volg onderstaande waarschuwingen op:
• Gebruik alleen batterijen van het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven type.
• Plaats de batterijen niet met de polen (+/-) verkeerd om.
• Gebruik batterijen niet als ze beschadigd of aangetast zijn.
• Stel batterijen niet bloot aan vuur, hoge temperaturen, water of vochtigheid.
• Probeer batterijen niet kort te sluiten of te demonteren.
•Bewaar batterijen niet in of bij metalen voorwerpen.
• Gebruik geen batterijen van verschillende typen, merken, fabricagedata en of laadniveaus door elkaar.
• Gebruik voor oplaadbare batterijen de aanbevolen lader.
• Gebruik nooit batterijen die zijn gaan lekken. Komt er batterijvloeistof in een oog, spoel het oog dan onmiddellijk schoon met veel water en neem contact op met een arts. Komt batterijvloeistof in con­tact met uw huid of kleding, was de vervuilde plek dan grondigmet water.
• Plak de contacten van batterijen die u wilt wegdoen af om kortsluiting bij ingezamelde batterijen te voorkomen; houd u altijd aan de voorschriften voor de inzameling van batterijen.
• Gebruik alleen de aangegeven netstroomadapter, en dan uitsluitend op het voltage waarvoor de adapter geschikt is. Een defecte adapter of een onjuist voltage kan schade of letsel als gevolg van brand of een elektrische schok veroorzaken.
• Demonteer dit product niet. Wanneer u een hoog-voltage-circuit in het binnenwerk aanraakt kunt u een elektrische schok oplopen.
•Wordt de camera zodanig beschadigd dat het binnenwerk, met name het flitsgedeelte, wordt bloot­gelegd, dan moet u onmiddellijk de batterijen verwijderen of de verbinding met het lichtnet verbreken en de camera verder niet meer gebruiken. De flitser heeft een hoog-voltage-circuit dat elektrische schokken kan veroorzaken die tot letsel kunnen leiden.Voortgaand gebruik van een beschadigd pro­duct kan tot letsel of brand leiden.
Correct en veilig gebruik
WAARSCHUWING
4
C
ORRECT EN VEILIG GEBRUIK
• Houd batterijen en andere voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine kin­deren. Neem onmiddellijk contact op met een arts wanneer er een voorwerp wordt ingeslikt.
•Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Wees in de nabijheid van kinderen voorzichtig, zodat u ze niet met dit product of onderdelen ervan kunt verwonden.
• Flits niet van korte afstand rechtstreeks in iemands ogen. Het kan tot aantasting van het gezichts­vermogen leiden.
• Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Afleiding of verblinding kan tot een ongeluk leiden.
• Kijk niet op de lcd-monitor wanneer u loopt of een voertuig bestuur t. Het kan tot een ongeluk of let­sel leiden.
• Kijk niet via de zoeker in de zon of sterke lichtbronnen. Het kan uw gezichtsvermogen aantasten of blindheid veroorzaken.
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt er toch vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterijen of verbreek de netstroom­aansluiting, en gebruik het product verder niet meer. Voortgaand gebruik van een product dat aan vloeistof is blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand veroor­zaken.
• Gebruik dit product niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine, wasben­zine of verfverdunner. Gebruik geen ontvlambare producten als alcohol, wasbenzine of verfverdunner om dit product te reinigen. Het gebruik van ontvlambare reinigingsmiddelen of oplosmiddelen kan een explosie of brand veroorzaken.
•Verwijder de netstroomadapter nooit uit het stopcontact door aan de stroomkabel te trekken. Houd de adapter zelf vast wanneer u hem verwijdert.
• Zorg ervoor dat de adapterkabel niet wordt beschadigd, verdraaid, aangepast, verhit of met zware voorwerpen wordt belast. Een beschadigde kabel kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand ten gevolge hebben.
•Verspreidt het product een vreemde geur, hitte, of rook, schakel het dan meteen uit. Verwijder meteen de batterijen en houd er daarbij rekening mee dat batterijen heet kunnen worden. Voortgaand gebruik van een beschadigd product of onderdeel kan letsel of brand veroorzaken.
• Is reparatie nodig, breng of stuur het product dan naar de Technische Dienst van Minolta of laat uw handelaar voor afhandeling zorgdragen.
5
• Gebruik of bewaar dit product niet in een warme of vochtige omgeving als het dashboardkastje of de bagageruimte van een auto. Het kan leiden tot schade aan het product of de batterijen, wat brand­wonden of ander letsel als gevolg hitte, brand, explosie, of lekkende batterijvloeistof kan veroorzaken.
• Het objectief trekt zich terug wanneer de camera wordt uitgeschakeld. Raak het objectief tijdens het terugtrekken niet aan; het kan tot letsel leiden.
• Bij lang voortdurend gebruik wordt de camera warm.
• Houd rekening met de hitte van de batterijen of geheugenkaart wanneer u ze uit de camera haalt op een moment dat de camera lang in bedrijf is geweest. Zet de camera uit en laat hem afkoelen.
• Laat de flitser niet ontsteken wanneer hij in contact is met mensen of voorwerpen. Bij de flits komt veel warmte vrij.
• Oefen geen druk uit op de monitor. Een beschadigde lcd-monitor kan letsel veroorzaken, en de vloei­stof uit de monitor is brandbaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, was die dan schoon met schoon water. Komt de vloeistof in contact met de ogen, spoel de ogen dan onmiddellijk met veel water schoon en neem contact op met een arts.
• Steek de stekker van de netstroomadapter veilig en zorgvuldig in het stopcontact.
• Gebruik de netstroomadapter niet wanneer de kabel beschadigd is.
• Dek de netstroomadapter niet af. U kunt er brand mee veroorzaken.
• Zorg ervoor dat u in geval van nood altijd makkelijk bij de netstroomadapter kunt komen.
• Haal de netstroomadapter uit het stopcontact wanneer u hem schoonmaakt of wanneer u de came­ra niet gebruikt.
WEES VOORZICHTIG
6
I
NHOUD
De basishandelingen voor deze camera worden behandeld op de pagina’s 12 tot en met 33. In dit deel van de gebruiksaanwijzing worden de onderdelen van de camera behandeld, de voorbereiding van de camera voor gebruik, plus de basishandelingen voor opname, weergave en het wissen van beelden.
Veel van de mogelijkheden van deze camera worden met menu’s geregeld. In de hoofdstukken over menu-navigatie leest hoe u de menu-instellingen verandert. Na de navigatiemogelijkheden volgt de uit­leg van elke instelling.
Over deze gebruiksaanwijzing
Benaming van de onderdelen ..............................................................................................................10
Aan de slag .........................................................................................................................................12
Polriem en lensdop bevestigen................................................................................................12
Batterijen plaatsen...................................................................................................................13
Aanduiding batterijconditie ......................................................................................................14
Automatische spaarschakeling................................................................................................14
Netstroomadapter aansluiten (apart leverbaar).......................................................................15
Geheugenkaart verwisselen ....................................................................................................16
Camera en displays inschakelen.............................................................................................17
Datum en tijd instellen .............................................................................................................18
Basistechniek opname .........................................................................................................................20
Hanteren van de camera.........................................................................................................20
Gebruik van het zoomobjectief................................................................................................20
Automatische opnamestand ....................................................................................................21
Basishandelingen opname ......................................................................................................22
Selectie Automatische Digitale Onderwerpsprogramma’s.......................................................23
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................24
Scherpstelbereik......................................................................................................................24
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................25
Speciale scherpstelsituaties ....................................................................................................25
Flitsstanden .............................................................................................................................26
Flitsbereik – automatische opnamestand................................................................................27
Waarschuwing cameratrilling...................................................................................................27
i*toets.......................................................................................................................................28
Monitorhelderheid aanpassen .................................................................................................28
Digitale onderwerpsprogramma’s............................................................................................29
Basistechniek weergave.......................................................................................................................30
Enkelvoudige weergave en histogramweergave .....................................................................30
Beelden bekijken en roteren....................................................................................................31
Individuele beelden wissen......................................................................................................31
i*toets.......................................................................................................................................32
Vergrote weergave...................................................................................................................33
7
Geavanceerde opnametechniek...........................................................................................................34
Display opnamestand ..............................................................................................................34
Super Macro ...........................................................................................................................35
Program (P) belichtingsstand ..................................................................................................36
Diafragmavoorkeuze (A) belichtingsstand...............................................................................36
Sluitertijdvoorkeueze (S) belichtingsstand...............................................................................37
Handmatige belichtingsregeling (M)........................................................................................38
Tijdopnamen............................................................................................................................39
Filmopnamen...........................................................................................................................40
Belichtingscorrectie..................................................................................................................41
Scherpstelveldselectie.............................................................................................................42
Minolta flitser bevestigen.........................................................................................................43
Navigeren door de opnamemenu’s .........................................................................................44
Tr ansportstanden.....................................................................................................................46
Zelfontspanner.........................................................................................................................47
De continu transportstanden gebruiken ..................................................................................48
Opmerkingen over continu transport .......................................................................................49
Progressieve opneemstand gebruiken....................................................................................50
Opmerkingen over de progressieve opneemstand..................................................................51
Bracketing................................................................................................................................52
Wat is een LW? .......................................................................................................................53
Beeldgrootte en beeldkwaliteit.................................................................................................54
Auto DSP.................................................................................................................................56
Digitale zoom...........................................................................................................................56
Scherpstelstanden...................................................................................................................57
Witbalans.................................................................................................................................58
Automatische witbalans ...................................................................................................58
Vaste witbalansinstellingen..............................................................................................58
Eigen witbalansinstellingen..............................................................................................59
Full-time AF .............................................................................................................................60
Flitsstand .................................................................................................................................60
Flitscorrectie ............................................................................................................................60
Lichtmeetmethoden .................................................................................................................61
Cameragevoeligheid - ISO ......................................................................................................62
Flitsbereik en cameragevoeligheid..........................................................................................62
Kleurinstelling ..........................................................................................................................63
Contrast ...................................................................................................................................63
Verscherping............................................................................................................................64
Custom key functie..................................................................................................................65
Beeldgrootte (Filmstand) .........................................................................................................66
Beeldfrequentie........................................................................................................................66
Film - bestandsgrootten...........................................................................................................66
Audio........................................................................................................................................67
Filmstand .................................................................................................................................67
8
I
NHOUD
Geavanceerde weergavetechniek ........................................................................................................68
Films afspelen .........................................................................................................................68
Een filmbeeld vastleggen ........................................................................................................69
Navigeren door het weergavemenu.........................................................................................70
Beeldselectiescherm ...............................................................................................................72
Wissen ....................................................................................................................................73
Formatteren .............................................................................................................................74
Vergrendelen ...........................................................................................................................75
Diashow...................................................................................................................................76
Over DPOF..............................................................................................................................78
DPOF setup.............................................................................................................................78
Index print................................................................................................................................79
Kopie en E-mail-kopie..............................................................................................................80
Beelden op TV bekijken...........................................................................................................82
Setup-menu ....................................................................................................................................83
Setup-menu openen ................................................................................................................83
Navigeren door het setup-menu..............................................................................................84
LCD-helderheid........................................................................................................................86
Automatische spaarschakeling................................................................................................86
Directe weergave.....................................................................................................................86
Objectiefaccessoires................................................................................................................87
Taal ....................................................................................................................................87
Geheugen bestandsnummers .................................................................................................87
Mapnaam.................................................................................................................................88
Audio-signalen.........................................................................................................................88
Shutter FX ...............................................................................................................................89
Volume ....................................................................................................................................89
Te r ugzetten op standaard........................................................................................................89
Ruisonderdrukking...................................................................................................................91
Setup datum en tijd .................................................................................................................91
Video output ............................................................................................................................91
Datum in beeld ........................................................................................................................92
9
Overspeelstand ....................................................................................................................................93
Systeemeisen ..........................................................................................................................93
Camera op de computer aansluiten ........................................................................................94
Verbinding met Windows 98 en 98 SE ....................................................................................95
Automatische installatie ..............................................................................................95
Handmatige installatie ................................................................................................96
Werken met mappen op de geheugenkaart............................................................................98
Automatische spaarschakeling (overspeelstand) ....................................................................99
Camera van de computer loskoppelen..................................................................................100
Windows 98 en 98 SE ..............................................................................................100
Windows ME, 2000 Professional en XP...................................................................100
Macintosh..................................................................................................................101
Geheugenkaart verwisselen (overspeelstand) ......................................................................102
USB DIRECT PRINT gebruiken ............................................................................................102
Opmerkingen over printfouten...............................................................................................104
Navigeren door het USB DIRECT-PRINT-menu....................................................................104
DPOF-bestanden printen.......................................................................................................105
Appendix ..................................................................................................................................106
Problemen oplossen..............................................................................................................106
Driver-software verwijderen – Windows ................................................................................108
QuickTime systeemeisen ......................................................................................................109
VideoImpession systeemeisen ..............................................................................................109
Onderhoud en opslag............................................................................................................109
Camera-onderhoud...................................................................................................109
Opslag.......................................................................................................................110
Reinigen....................................................................................................................110
LCD-monitor..............................................................................................................110
Geheugenkaarten .....................................................................................................111
Voor belangrijke gebeurtenissen en reizen ..............................................................111
Batterijen...................................................................................................................112
Bedrijfstemperatuur en -omstandigheden.................................................................112
Copyright...................................................................................................................112
Vragen en service.....................................................................................................112
Technische gegevens.........................................................................................................................114
10
B
ENAMING VAN DE ONDERDELEN
* Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Houd de aangewezen plaatsen zorgvuldig
schoon. Lees ook de informatie over onderhoud en opslag achterin deze gebruiksaanwijzing (blz.
109).
Benaming van de onderdelen
Ontspanknop
Objectief*
Zelfontspannerlampje (blz. 47)
Flitser (blz. 26)
Oogjes voor draag­riem (blz. 12)
De USB-aansluiting en de AV-uitgang zijn achter het deurtje van de kaartsleuf geplaatst. Het deurtje van de batterijruimte (blz. 13) en de statiefaansluiting zitten onderop de camera.
Luidspreker
Microfoon
Deurtje kaartsleuf (blz. 16)
Dioptrie-instelling (blz. 17)
AF-venster*
11
Zoeker* (blz. 17)
LCD-monitor*
Toegangslampje
Belichtings-keuzeknop (blz. 21, 29, 36 - 40)
Accessoireschoentje
(blz. 43)
Stuureenheid
Zoomschakelaar (blz. 20)
Menu-toets
Quick View/Wissen-toets (blz. 30, 31)
Informatietoets (blz. 28, 32)
Schakelaar gebruiksstand
Hoofdschakelaar
Voedingsaansluiting
Flitstoets (blz. 26)
Macrotoets (blz. 35)
12
A
AN DE SLAG
AAN DE SLAG
Houd altijd de polsriem om uw pols om te voorkomen dat de camera per ongeluk valt. Als extra is leverbaar de lederen halsriem NS-DG1000; informeer hierover bij uw handelaar.
Polsriem en lensdop bevestigen
Druk de nokken aan weerszijden met duim en wijsvinger naar elkaar toe om de lensdop te verwijderen of te plaat­sen. Wordt de camera niet gebruikt, plaats dan altijd de lensdop op het objectief.
Haal een van de kleine lussen van het lensdopkoord door het oogje van de lensdop (1). Haal de andere lus door de eerste lus en trek hem strak (2).
Steek het einde van het halsriem door het lensdopkoord en koord-oogje van de camera (3).
Voer de riem door de binnenkant van de gesp als afgebeeld (4).
1
2
3
4
13
Batterijen plaatsen
Plaats de batterijen zoals aangegeven op het diagram binnenin de batterij­ruimte. Controleer of de positieve en de negatieve baterijpolen goed zitten.
Open het deurtje van de batterijruimte door de vergrendeling in de open­stand te zetten (1). Schuif het deurtje naar de zijkant van de camera (2) om de vergrendeling op te heffen. Til het deurtje omhoog om het te ope­nen.
Deze digitale camera gebruikt vier AA-formaat Ni-MH-batterijen. Gebruik geen andere typen AA-bat­terijen. Wanneer u de batterijen verwisselt dient de camera uitgeschakeld te zijn.
Sluit het deurtje van de batterijruimte en schuif het naar de camerabody toe (4) om de beveiligingssluiting te activeren. Schuif de vergrendeling in de sluitstand (5)
Na het plaatsen van de baterijen kan de boodschap set-time/date op de monitor verschijnen. Klok en kalender worden ingesteld in sectie 3 van het setup-menu (blz. 18).
1
2
3
4
5
14
A
AN DE SLAG
Aanduiding batterijconditie
Batterijen vol - De batterijen zijn vers/geheel geladen. Na inschakeling van de camera is deze aanduiding drie seconden lang op de lcd-monitor te zien.
Batterijen bijna leeg aankondiging - De energievoorraad is beperkt. De bat- terijen dienen zo snel mogelijk vervangen te worden. De lcd-monitor gaat tij­dens het opladen van de flitser uit om stroom te sparen. Het toegangslampje knippert dan.
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de batterijconditie. Wanneer de camera aan staat verschijnt de batterij-indicatie op de lcd-monitor.Is de lcd-monitor blanco, dan zijn de batterijen leeg of verkeerd geïnstalleerd.
Automatische spaarschakeling
Om de batterijen te sparen zal de camera displays en onnodige functies uitschakelen wanneer hij een minuut niet is gebruikt. Wilt u de camera weer activeren, druk dan op willekeurig welke knop of toets, of zet het belichtings-instelwiel in een andere stand. De periode voor de automatische spaar­schakeling kan worden ingesteld in sectie 1 van het setup-menu (blz. 83).
Batterijen bijna leeg waarschuwing - De energievoorraad is zeer beperkt. De aanduiding op de monitor is rood geworden. De batterijen dienen zo snel mogelijk vervangen te worden. Deze waarschuwing verschijnt automatisch en blijft zichtbaar totdat er volle batterijen in de camera zitten. Om stroom te spa­ren gaat de monitor uit als de flitser wordt geladen; tijdens die periode knippert het toegangslampje. Bereikt de energie een lager niveau, dan verschijnt het symbool voor een uitgeputte batterij vlak voordat de camera wordt uitgescha­keld. Verschijnt de waarschuwing dat de batterijen bijna leeg zijn, dan kunnen UHS continu transport, beide progressive opneemstanden en de filmopname­stand niet worden gebruikt.
15
Netstroomadapter aansluiten (apart verkrijgbaar)
Met de netstroomadapter kunt u de camera vanuit het lichtnet van stroom laten voorzien. Gebruik de netstroom­adapter wanneer de camera op de computer wordt aan­gesloten of wanneer hij langdurig intensief moet worden gebruikt. Netstroomadapter model AC-1L is voor gebruik in Noord-Amerika, Japan en Taiwan, model AC-11 is voor gebruik in alle andere gebieden.
Steek de miniplug van de netstroomadapter in de netstroomaansluiting van de camera (1).
Steek de stekker van de netstroomadapter in een stop­contact.
Zet de camera altijd uit wanneer u op een
andere stroombron overgaat.
De External High-power Battery Pack Kit EBP-100 is een draagbare voedingsbron waarmee de gebruiksduur van de camera aanzienlijk kan worden verlengd. De set bevat een krachtige lithi­um-ion batterij, een houder en een lader. Batterij, houder en lader zijn ook los verkrijgbaar. Informeer bij uw Minolta dealer naar de Netstroomadapter en de External High-power Battery Pack EBP-100.
Systeemaccessoires
1
16
A
AN DE SLAG
Geheugenkaart verwisselen
Om te kunnen functioneren moet de camera van een SD-geheugenkaart of een MultiMedia-kaart worden voorzien. Zit er geen kaart in de camera, dan verschijnt er automatisch een “No card” waar­schuwing op de lcd-monitor. Meer informatie over geheugenkaarten op blz. 111.
Wilt u een geheugenkaart uitnemen, let er dan op het toegangs-
lampje niet rood oplicht, anders kan er schade of dataverlies
ontstaan.
1. Open het deurtje van de kaartsleuf door het naar de voorzijde van de camera te schuiven.
2. Schuif de kaart geheel in de sleuf en laat hem los; de kaart moet nu blijven zitten. Plaats de kaart met de voorzijde naar voren toe gericht. Duw de kaart altijd rechtstandig naar binnen toe. Forceer de kaart nooit. Past de kaart niet, controleer dan of u hem niet verkeerd houdt.
3. Wilt u een kaart uitnemen, duw hem dan naar binnen en laat hem opkomen. U kunt de kaart dan naar buiten trekken. Wees voorzichtig, de kaart kan door gebruik heet worden.
4. Schuif het deurtje van de kaartsleuf naar de achterzijde van de camera om het te sluiten.
Een geheugenkaart die in een andere camera werd gebruikt moet mogelijk worden geformatteerd voordat hij wordt gebruikt. Verschijnt de melding dat de kaart niet kan worden gebruikt (unable to use card) dan dient de kaart met de camera te worden geformatteerd. Formatteren doet u in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 70). Is de kaart geformatteerd, dan wordt alle informatie op de kaart definitief gewist. Verschijnt de melding dat er problemen met de kaart zijn (card error), druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om het venster te sluiten; kijk op de Minolta web site meest recente infor­matie aangaande compatibliteit:
Noord-Amerika: http://www.minoltausa.com Europa: http://www.minoltasupport.com
1 2 3 4
17
Camera en displays inschakelen
Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan te zetten. Met opnieuw indruk­ken zet u de camera uit.
De schakelaar voor de gebruiksstand is om de hoofdschakelaar heen geplaatst. Met deze schakelaar wisselt u van opname- naar weergavestand, en ook tussen zoeker- en monitorweergave.
Opnamestand (Monitorweergave) - de camera kan opnamen maken, het opnamebeeld wordt via de monitor bekeken.
Weergavestand (Monitorweergave) - beelden kunnen worden afgespeeld en bewerkt. Het beeld wordt op de monitor bekeken.
Wil u het beeld bij weergave in de zoeker bekijken, houd dan de flitstoets (1) ingedrukt en druk vervolgens de informatie­toets (i+) in en houd hem ingedrukt (2) totdat de monitor over­gaat naar de zoekerstand.
Camera-info
Opnamestand (Zoekerweergave) - de camera kan opnamen
maken, het opnamebeeld wordt via de zoeker bekeken. De zoeker heeft een dioptrie-instelling. Draai voor aanpassing aan de oog­sterkte aan de dioptrieknop totdat het zoekerbeeld scherp is.
1
2
LCDbrightness Power save Inst.Playback Lens acc. Language
18
A
AN DE SLAG
Datum en tijd instellen
Nadat u voor de eerste maal een geheugenkaart en de batterijen in de camera hebt geplaatst moet u de klok en de kalender van de camera instellen. Bij het opslaan van gemaakte opnamen wordt altijd de datum en de tijd van opname geregistreerd. Afhankelijk van het land van aankoop kan het ook nodig zijn de menutaal in te stellen. Kijk daarvoor bij Camera-info op de volgende bladzijde.
Druk op de hoofdschakelaar (1) om de camera aan te zet­ten. Druk op de menutoets (2) om het menu te openen; het aanzien van het menu is afhankelijk van de instelling van de camera.
Navigeren door het menu is eenvoudig. Met de op/neer-toet­sen en de links/rechts-toetsen van de stuureenheid (3) ver­plaatst u de cursor en verandert u instellingen in het menu. Met de centrale toets van de stuureenheid selecteert u menu-opties en stelt u veranderingen in.
Digital
Met de rechts-toets van de stuureenheid markeert u “setup” bovenaan het menu.
Image Quality Auto D
Drive mode Image size Quality Auto DSP Digital zoom
Drive m
Off
On
Standard
Setup-menu
2048x1536
Single
– 1 min. Off None English
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het setup-menu te openen.
1 2
3
19
Gebruik de rechts-toets om de derde tab bovenaan het menu te markeren.
Gebruik de op/neer-toets om de menu/optie voor datum en tijd te markeren.
Druk op de centrale toets om het scherm voor het instellen van datum en tijd op te roepen.
Gebruik de links- en de rechts-toets om het onderdeel te selecteren dat moet worden veranderd.
Gebruik de op- en neertoets om het onderdeel in te stellen.
Druk op de centrale toets om de instelling van klok en kalender vast te leggen. Het setup-menu verschijnt; druk op de menu-toets om het menu te sluiten.
Druk op de rechts-toets. “Enter” verschijnt op de rechterzijde van het menu.
Datum/tijd setup-scherm
Het is mogelijk zelf de taal van de menu’s te kiezen. Markeer daarvoor de taal-optie (language) in sectie 1 van het setup-menu. Druk op de rechts-toets om de taalinstelling op te roepen. Met de op/neer-toetsen markeert u de gewenste taal. Druk op de centrale toets om de gemarkeerde taal in te stellen; het setup-menu verschijnt in de geselecteerde taal.
Camera-info
Reset default Noise reductn Date/Time set Date imprint
– On – Off
Reset default Noise reductn
Data imprint
Date/Time set Enter
MM / DD / YYYY
00 : 00
Date/Time set
:enter
2003 . 01 . 01
20
B
ASISTECHNIEK OPNAME
BASISTECHNIEK OPNAME
Of u nu via de zoeker of de lcd-monitor kijkt, pak de camera stevig vast met uw rechterhand, terwijl u hem met de linkerhand onder­steunt. Houd uw ellebogen tegen uw zij en plaats uw voeten iets uit elkaar: Zo houdt u de camera stabiel. Let goed op dat u het objectief niet met uw vingers of met de riem afdekt.
Hanteren van de camera
In dit deel van de gebruiksaanwijzing komen de basishandelingen aan de orde. Maak uzelf goed vertrouwd met de handelingen die hier worden behandeld voordat u verder gaat met meer specialistische handelingen en technieken.
Gebruik van het zoomobjectief
Het zoomobjectief wordt ingesteld met de zoomschakelaar (1). Schuif de zoom­schakelaar naar rechts (T) om in te zoo­men naar de telestand. Schuif de scha­kelaar naar links (W) om uit te zoomen naar de groothoekstand.
Zet de camera aan. Zet de schakelaar gebruiksstand in de opname­stand.
1
21
Automatische opnamestand
Ze de belichtingskeuzeknop in de automatische opnamestand (1); alle camerafuncties werken nu automatisch. De autofocus-, belichtings- en beeldverwerkingssystemen werken nu samen om u zonder rompslomp mooie opnamen te bezorgen.
Veel van de systemen in de camera mogen dan wel automatisch zijn, de flitsstand (blz. 26) en de transportstand (blz. 38) kunnen gewoon worden ingesteld. Beeldgrootte en -kwaliteit zijn instelbaar in het menu van de auto­matische opnamestand (blz. 44).).
Lichtmeetmethode
*Veranderingen in de flitsstand, het scherpstelveld of de transportstand worden ongedaan gemaakt
wanneer de belichtings-keuzeknop in een andere stand wordt gezet.
Meerveldsmeting (vast)
Cameragevoeligheid(ISO)
Flitsstand
Scherpstelveld
Scherpstelling
Tr ansportstand
Automatisch (vast) Automatisch flitsen (blijft instelbaar*)
Enkelbeeld (blijft instelbaar*)
Kleurinstelling
Witbalans
Natuurlijke kleuren (Natural Color) (vast) Automatisch (vast)
Autofocus ( vast)
Breed scherpstelveld (blijft instelbaar*)
– – – – – – – –
1
22
B
ASISTECHNIEK OPNAME
Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
In dit voorbeeld wordt uitgegaan van de automatisch opnamestand. De instructies voor andere standen zijn gelijk, behalve voor de filmstand. Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s is alleen actief in de automatisch opnamestand.
Plaats het onderwerp ergens in het scherpstelkader. Zorg ervoor dat het onderwerp zich binnen het scherpstelbereik van het objectief bevindt (blz. 24). Gebruik voor onderwerpen op zeer korte afstand de macrofunctie (blz. 35).
Basishandelingen opname
Druk de ontspanknop half in om scherpstelling en belichting te ver­grendelen. Er verschijnt een kader van een AF-sensor (a) om aan te geven waarop de camera scherpstelt. De Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s bepaalt zelf de juiste belichtings­methode (zie volgende bladzijde). Het scherpstelsignaal (b) op de monitor bevestigt vergrendeling van de scherpstelling. Is het scherpstelsignaal rood, dan kon camera het onderwerp niet lokaliseren. Herhaal voorgaande stappen totdat u een wit signaal krijgt. Sluitertijd (c) en diafragma (d) verschijnen in zwart om aan te geven dat de belichting is vergrendeld.
a b
c d
U kunt het opgenomen beeld meteen bekijken door na de opna­me de ontspanknop ingedrukt te houden. U kunt ook gebruik maken van de directe weergavefunctie (blz. 86).
Camera-info
Het toegangslampje brandt om aan te geven dat de beeldinformatie op de geheugenkaart wordt wegge­schreven. Verwijder nooit de geheugenkaart als er nog beeldinformatie wordt weggeschreven.
23
Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s
De Automatische Selectie Digitale Onderwerpsprogramma’s kiest tussen Programma-automatiek en de vijf onderwerpsprogramma’s. De digitale onderwerpsprogramma’s optimaliseren de prestaties van de camera voor speciale situaties en onderwerpen. Belichting, witbalans en beeldverwerkings­systemen werken samen voor fraaie resultaten. Over de programma’s zelf leest u meer op blz. 30.
Een rij met grijze aanduidingen bovenaan de monitor geeft aan dat de Automatisch Onderwerpsselectie actief is. Plaats het onderwerp in het scherpstelkader; de procedure is dezelfde als de basis-opname­handelingen die op blz. 22 worden beschreven.
Druk de ontspanknop half in. Het AF-systeem zal het onderwerp lokaliseren en de automatische digitale onderwerpsselectie zal een onderwerpsprogramma kiezen. Verschijnen er geen aanduidingen, dan blijft de standaard programma-automatiek actief. Druk de ont­spanknop geheel in om de foto te maken. Houd de camera stabiel wanneer de stand voor zonsondergang is gekozen, want er kunnen lange sluitertijden worden gebruikt.
Programma-automatiek (Aanduingen Digitale Onderwerpsprogramma’s verdwijnen)
Por tret
Sport/actie
Landschap
Zonsondergang
BASISTECHNIEK OPNAME
24
Scherpstelvergrendeling zet de scherpstelling vast. Dat kan van pas komen bij onderwerpen buiten het beeldmidden of de scherpstelvelden of bij moeilijke scherpstelsituaties (blz. 25).
Houd de ontspanknop half ingedrukt, ga terug naar de oorspron­kelijke beeldcompositie. Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
Scherpstelvergrendeling
Plaats het onderwerp ergens in het scherpstelkader. Druk de ontspanknop half in en houd hem in deze stand.
• Scherpstelsignalen op monitor geven aan dat de scherpstelling is vergrendeld. Sluitertijd en diafragma veranderen van wit in zwart om aan te geven dat de belichting is vergrendeld.
• Is de scherpstelling ingesteld, dan verschijnt een AF-sensor in in het live-beeld die aangeeft waarop werd scherpgesteld.
Scherpstelbereik
0,57 m -
Alle afstanden zijn gemeten vanaf de CCD. Op blz. 35 vindt u het scherpstelbereik in de macrostand.
Globale ligging van de CCD.
Groothoekstand
2,07 m -
Telestand
25
De scherpstelsignalen rechtsonder op de-monitor geven de status aan. De sluiter kan worden ont­spannen, ook als de camera niet op het onderwerp kan scherpstellen.
In sommige situaties zal de camera niet goed kunnen scherpstellen. Kan het AF-systeem niet op een onderwerp scherpstellen, dan wordt het scherpstelsymbool rood. Gebruik dan scherpstelvergrende­ling om scherp te stellen op een onderwerp op gelijke afstand als het eigenlijke onderwerp, en kies vervolgens voor de oorspronkelijke beelduitsnede.
Onderwerp in scherp­stelveld heeft te laag contrast.
Onderwerp is te donker.
Tw ee onderwerpen op verschillende afstan­den overlappen elkaar in scherpstelkader.
Onderwerp vlakbij zeer heldere beeld­partij.
Kan het AF-systeem niet op een bepaald onderwerp scherpstellen, dan kan de scherpstelvergrende­ling worden gebruikt voor meting op een object op gelijke afstand. Ook is het mogelijk handmatig scherp te stellen in de Digitale Onderwerpsprogramma’s of in de stand P (blz. 57).
Scherpstelsignalen
Speciale scherpstelsituaties
Scherpstelling vergrendeld.
Kan niet scherpstellen. Onderwerp te dichtbij of speciale scherpstelsituatie verhindert goede instelling.
Scherpstelling bevestigd (alleen Sport/actie Digitaal Onderwerpsprogram­ma); autofocus blijft scherpstelling bij bewegend onderwerp bijstellen.
Bij gebruik van het Sport/actie Digitale Onderwerpsprogramma stelt de camera continu scherp zolang de ontspanknop half ingedrukt wordt gehouden; de scherpstelkaders worden rood. Houd het onderwerp binnen de rode scherpstelkaders. Scherpstelvergrendeling is niet mogelijk.
26
B
ASISHANDELINGEN OPNAME
Automatisch flitsen
Invulflits
Flitsen met lange sluitertijd
Automatisch flitsen met rode-ogen-reductie
Wilt u de ingebouwde flitser gebruiken, klap hem dan omhoog (1). Wilt u dat er niet wordt geflitst, klap de flit­ser dan in.
Wilt u de flitsstand veranderen, druk dan simpelweg op de flitstoets (1) totdat de gewenste stand verschijnt.
Automatisch flitsen – De flitser wordt automatisch ont­stoken bij weinig licht en tegenlicht.
Rode-ogen-reductie – Voorafgaand aan de werkelijke flitsopname geeft de flitser een serie flitspulsen af om het rode-ogen-effect te verminderen. Gebruik deze stand wanneer bij weinig licht flitsfoto’s van mensen of dieren moeten worden gemaakt. Door de voorflitsen trekken de pupillen zich samen, wat de reflectie in het oog verhult.
Invulflits – De flitser wordt bij elke opname ontstoken, ongeacht de hoeveelheid licht. Invulflits kan worden gebruikt om de diepe schaduwen op te helderen die worden veroorzaakt voor gericht licht en/of zonneschijn.
Flitsen met lange sluitertijden - Flits en omgevings­licht worden met elkaar in evenwicht gebracht. Gebruik flitsen met lange sluitertijden om details in de achter­grond zichtbaarder te maken. Mensen moeten na de flits goed stil blijven staan om de sluiter nog open kan zijn voor de benodigde lange belichtingstijd. In verband met de lange belichtingstijden is gebruik van een statief aan te raden.
Flitser uit - de flitser is omlaag geklapt en kan niet worden ontstoken.
Flitsstanden
Invulflits
Flitser uit
1
2
27
Valt de sluitertijd buiten het bereik waarin met de camera veilig uit de hand kan worden gefotogra­feerd, dan verschijnt de waarschuwing voor cameratrilling op de monitor. Opnamen uit de hand wor­den bij de wat langere sluitertijden onscherp door trilling; in de telestand is dat effect veel sterker dan in de groothoekstand. Wanneer de waarschuwing verschijnt kan de camera overigens wel worden ontspannen. Neem dan echter ook een van de volgende maatregelen:
Waarschuwing voor cameratrilling
Flitsbereik - automatische opnamestand
De camera regelt de flits-output automatisch. Voor goed belichte opnamen moet het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevinden. De gegeven afstanden gelden vanaf het CCD-vlak. Door de constructie van het objectief is het flitsbereik in de telestand kleiner dan in de groothoekstand.
0,23 - 6,1 m
Globale positie van de CCD
Groothoekstand
1,2 - 4,8 m
Telestand
• Zet de camera op statief.
• Gebruik de ingebouwde flitser.
• Zoom terug naar de groothoekstand wanneer de waarschuwing ver­schijnt.
Waarschuwing cameratrilling
Was de gegeven hoeveelheid flitslicht voldoende om het onderwerp goed te verlichten, dan verschijnt na de opname kort de OK-aanduiding op de plaats van de flitsaanduiding. Het toegangslampje knip­pert langzaam als de flitser weer wordt opgeladen.
28
B
ASISHANDELINGEN OPNAME
Met de informatietoets (i+) regelt u wat er op de monitor te zien is. U kunt kiezen tussen volledige weergave en weergave van alleen het live-beeld.
Volledige weergave Alleen live-beeld
Informatietoets
i+-toets
LCD-helderheid instellen
Set LCD brightness
:select
:enter
Low High
Het monitorbeeld kan lichter of donkerder worden gemaakt. Het helderheidsniveau kan separaat worden ingesteld voor zoekerbeeld of weergave met de scha­kelaar gebruiksstand. Druk op de informatietoets (i+) en houd hem ingedrukt om het scherm voor de LCD­helderheid op te roepen.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de helderheid in te stellen. Het monitorbeeld veran­dert meteen mee. Druk midden op de stuureenheid om het gevonden helderheidsniveau in te stellen of druk op de menutoets om het scherm te sluiten zonder ver­anderingen door te voeren.
29
Digitale onderwerpsprogramma’s
SPORT/ACTIE – speciaal afgestemd op het opnamen van actie met korte sluitertijden. De
autofocus werkt continu; zie blz. 25. Bij gebruikt van flitslicht dient het onderwerp zich binnen het flitsbereik te bevinden (blz. 27). Een eenbeenstatief biedt zeker als er sterk wordt inge­zoomd een nuttige ondersteuning, en werkt makkelijker dan een driebeenstatief.
ZONSONDERGANG – speciaal afgestemd op het produceren van rijke, warme zonsonder­gangen. De automatische selectie van digitale onderwerpsprogramma’s herkent de warme tint van de zonsondergang in een landschapsfoto en activeert dit programma.
NACHTPORTRET – voor fraai doortekende nachtopnamen waarbij onderwerp en achter­grond uitgebalanceerd worden weergegeven. Gebruik een statief om trillingsonscherpte tegen te gaan. Het flitslicht is alleen toereikend voor onderwerpen op niet te grote afstand, zoals een persoon. Gebruikt u flitslicht, vraag uw onderwerp om ook na de flits nog stil te blijven staan; de sluiter blijft enige tijd open om de achtergrond goed weer te geven.
LANDSCHAP – speciaal afgestemd op het produceren van scherpe, kleurrijke landschaps­opname. Voor landschapsfoto's bij mooi weer.
De digitale onderwerpsprogramma’s optima­liseren de prestaties van de camera voor speciale situaties en onderwerpen. Zet de belichtings-keuzeknop op het gewenste onderwerpsprogramma; het actieve onder­werpsprogramma wordt weergegeven in de linker benedenhoek van de monitor.
PORTRET – speciaal afgestemd op het bereiken van een zachte huidtoonweergave en een lichte onscherpte in de achtergrond. Portretten worden vaak het mooist in de telestand; door de grotere opname-afstand worden de verhoudingen in het gezicht niet overdreven, terwijl de beperkte scherptediepte de achtergrond onscherp houdt.
Aanduiding belichtingsstand
U kunt foto’s bekijken in de gewone weergavestand of met de stand snelweergave (Quick View). Dit hoofdstuk behan­delt de basishandelingen voor beide standen. De weergave­stand heeft extra functies, zie blz. 68
Zet voor het bekijken van beelden in de gewone weergave­stand de schakelaar gebruiksstand op weergave (1).
Wilt u beelden bekijken vanuit de opnamestand, druk dan op de toets Quick View/Wissen.
30
BASISHANDELINGEN WEERGAVE
BASISTECHNIEK WEERGAVE
Enkelbeeldweergave en histogramweergave
Opnamedatum
Beeldnummer/totaal aantal opnamen
Aanduiding vergrendeling
(blz. 75)
DPOF indicator (blz. 78)
Beeldgrootte (blz. 54) Beeldkwaliteit (blz. 54)
Opname­tijdstip
Sluitertijd
Diafragma
Witbalans (blz. 58)
Gevoeligheid (blz. 62)
Waarde belichtings­correctie (blz. 41)
Mapnaam
Mapnummer - nummer beeldbestand
Histogram
Gebruiks stand
Overschakelen van enkelvoudige weergave naar histogramweergave doet u met de op­toets van de stuureenheid.
1
2
Loading...
+ 86 hidden pages