Miele KMDA 7774-1 assembly instructions

Gebruiks- en montagehandleiding Keramische inductiekookplaten
Lees beslist de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw appa­raat plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan uw apparaat.
nl-NL M.-Nr. 11 122 920
Inhoud
Proces afbreken ............................................................................................... 26
Instellingen resetten ......................................................................................... 26
2
Inhoud
Opliggende inbouw .......................................................................................... 68
Naadloos aansluitende inbouw (zonder rand).................................................. 69
Minimale sokkelhoogte..................................................................................... 69
Vetopvangschaal.............................................................................................. 69
Inbouwmogelijkheden ...................................................................................... 70
KMDA 7774 FR................................................................................................. 71
Werkbladdiepte 600mm .................................................................................. 73
Werkbladdiepte meer dan 600mm.................................................................. 75
KMDA 7774 FL ................................................................................................. 77
Werkbladdiepte 600mm .................................................................................. 78
Werkbladdiepte meer dan 600mm.................................................................. 80
3
Inhoud
4

Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Deze kookplaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften. Onjuist gebruik kan echter persoonlijk letsel of materiële schade tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig door voor­dat u de kookplaat in gebruik neemt. Hierin vindt u belangrijke in­structies met betrekking tot de inbouw, de veiligheid, het gebruik en het onderhoud. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan de kookplaat.
In overeenstemming met de norm IEC60335-1 adviseert Miele u uitdrukkelijk om het hoofdstuk over de installatie van de kookplaat en de veiligheidsinstructies en waarschuwingen te lezen en op te volgen.
Wanneer de veiligheidsrichtlijnen en waarschuwingen niet worden opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld voor scha­de die daarvan het gevolg is.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef deze door aan een eventuele volgende eigenaar.
5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Verantwoord gebruik

Dit apparaat is uitsluitend bestemd voor particulier huishoudelijk
gebruik (of daarmee vergelijkbaar).
Deze kookplaat mag niet buiten worden gebruikt.Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke situaties voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere doeleinden is niet toegestaan.
Dit apparaat mag alleen worden gebruikt door personen die in
staat zijn het apparaat veilig te bedienen. Deze personen moeten volledig op de hoogte zijn van de inhoud van de gebruiksaanwijzing. Men moet zich bewust zijn van de gevaren van een foutieve bedie­ning.
6
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Wanneer er kinderen in huis zijn

Houd kinderen onder 8 jaar op een afstand, tenzij u voortdurend
toezicht houdt.
Kinderen vanaf 8 jaar mogen het apparaat alleen zonder toezicht
gebruiken als ze precies weten hoe ze het apparaat veilig moeten bedienen. De kinderen moeten zich bewust zijn van de gevaren van een foutieve bediening.
Kinderen mogen de kookplaat niet zonder toezicht reinigen.Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van de
kookplaat bevinden. Laat ze nooit met de kookplaat spelen.
De kookplaat wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat deze is uitgeschakeld. Houd kinderen op een af­stand, totdat de kookplaat voldoende is afgekoeld en er geen ver­brandingsgevaar meer bestaat.
Pas op voor verbranding. Bewaar voorwerpen, die voor kinderen
interessant kunnen zijn, niet op plaatsen boven of achter het appa­raat. Zo krijgen de kinderen niet de neiging om op het apparaat te klimmen.
Verbrandingsgevaar! Draai de grepen van de pannen zo dat ze
zich boven het werkblad bevinden, zodat kinderen de pannen niet van het apparaat kunnen trekken.
Verstikkingsgevaar! Kinderen kunnen zich tijdens het spelen in
verpakkingsmateriaal wikkelen (bijvoorbeeld in folie) of het materiaal over hun hoofd trekken en stikken. Houd verpakkingsmaterialen bij kinderen vandaan.
Maak gebruik van de vergrendeling, zodat kinderen de kookplaat
niet onbedoeld kunnen inschakelen of instellingen kunnen wijzigen.
7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Technische veiligheid

Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. In­stallatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door een door Miele geautoriseerde vakkracht worden uitgevoerd.
Een beschadigd apparaat kan uw veiligheid in gevaar brengen.
Controleer het apparaat op zichtbare schade. Neem nooit een be­schadigd apparaat in gebruik.
De kookplaat kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren als
deze op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
Het apparaat mag niet op wisselrichters worden aangesloten die
bij autonome stroomvoorzieningen worden toegepast (zoals bij zon­ne-energie). Als het apparaat wordt ingeschakeld, kan het bij span-
ningspieken om veiligheidsredenen worden uitgeschakeld. De elek­tronica kan beschadigd raken.
De elektrische veiligheid van de kookplaat is uitsluitend gegaran-
deerd als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol­gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze funda­mentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de elek­trische installatie bij twijfel door een vakman inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist overeenkomen met de waarden van het elektriciteits­net om beschadiging van de kookplaat te voorkomen. Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel een elektricien.
Stekkerdozen of verlengsnoeren bieden niet voldoende veiligheid
(brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aansluiten van de kook­plaat op het elektriciteitsnet.
Gebruik de kookplaat alleen als deze is ingebouwd, zodat de vei-
ligheid gewaarborgd is.
8
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Deze kookplaat mag niet op een niet-stationaire locatie (zoals een
boot) worden gebruikt.
Wanneer onderdelen worden aangeraakt die onder spanning
staan of wanneer elektrische of mechanische onderdelen worden veranderd, is dit gevaarlijk voor de gebruiker. Het kan er tevens toe leiden dat het apparaat niet meer goed functioneert. Open nooit de ommanteling van het apparaat.
Het recht op garantie vervalt wanneer de kookplaat door een
technicus wordt gerepareerd die niet door Miele is geautoriseerd.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen
worden vervangen. Alleen van Miele-onderdelen kunnen wij garan­deren dat zij volledig aan de veiligheidseisen voldoen.
De kookplaat mag niet worden gebruikt met een externe schakel-
klok of een systeem dat op afstand werkt.
De kookplaat moet door een elektricien op het elektriciteitsnet
worden aangesloten (zie hoofdstuk “Elektrische aansluiting”).
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel (zie ook “Elektrische aansluiting”).
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
kookplaat volledig van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Ga daarvoor als volgt te werk:
– schakel de zekeringen in uw zekeringkast uit of
– draai de zekeringen in uw zekeringkast er helemaal uit of
– trek de stekker (indien aanwezig) uit de contactdoos. Trek daarbij
aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
Gevaar voor elektrische schok. Neem het apparaat niet in gebruik
bij een defect of bij breuken, scheuren en barsten in de keramische plaat of schakel het apparaat meteen uit. Haal de elektrische span­ning van de kookplaat. Neem contact op met Miele.
9
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Als het apparaat achter een meubeldeur is ingebouwd, mag de
deur niet worden gesloten als u het apparaat gebruikt. Achter een gesloten deur worden warmte en vocht opgehoopt. Hierdoor kunnen het apparaat, de kast en de vloer beschadigd raken. Sluit de meu­beldeur pas als de restwarmte-indicatie verdwenen is.
10
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Gelijktijdig gebruik van het apparaat met een verbrandingsysteem dat lucht uit dezelfde ruimte gebruikt

Dit kan levensgevaarlijk zijn! Wees heel voorzichtig als u het geïntegreerde afzuigsysteem tege­lijk gebruikt met verbrandingssystemen die de lucht uit hetzelfde vertrek gebruiken of die gebruik maken van dezelfde afvoerinstal­latie. Dergelijke verbrandingssystemen halen de lucht die nodig is voor de verbranding uit het vertrek waar de systemen zich bevinden en voeren de rookgassen af via een afvoerkanaal (bijvoorbeeld via een schoorsteen). Dit kunnen bijvoorbeeld gas-, olie-, hout- of ko­lenkachels zijn, maar ook gasboilers, warmwaterketels op gas, gaskookplaten en gasovens.
Het afzuigsysteem zuigt lucht uit de keuken en de aangrenzende vertrekken. Dit geldt bij:
- luchtafvoer en bij
- luchtcirculatie met een buiten het vertrek geplaatste luchtcircula­tiebox.
Als de luchtaanvoer niet voldoende is, ontstaat er onderdruk. Het verbrandingssysteem krijgt te weinig lucht. De verbranding wordt negatief beïnvloed. Giftige verbrandingsgassen kunnen uit de schoorsteen of een an­der luchtafvoerkanaal naar de woonvertrekken worden gezogen. Er bestaat levensgevaar!
11
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Het gelijktijdige gebruik van het geïntegreerde afzuigsysteem en een verbrandingssysteem in dezelfde ruimte is ongevaarlijk als de onderdruk niet groter is dan 4Pa (0,04mbar). In dat geval is er geen gevaar dat verbrandingsgassen worden teruggezogen.
Er zullen geen onderdrukproblemen ontstaan als door niet-afsluit­bare openingen (bijvoorbeeld in deuren of ramen) voldoende lucht in het vertrek kan komen. De diameter van de opening waardoor de lucht naar binnen stroomt, moet dan wel groot genoeg zijn. Al­leen een muurkast voor luchttoe-/luchtafvoer is meestal niet toerei­kend.
Bij de beoordeling van een en ander dient men altijd rekening te houden met de totale ventilatie van de woning. Raadpleeg altijd een vakman.
Als het afzuigsysteem als luchtcirculatiesysteem wordt gebruikt, waarbij de lucht wordt teruggevoerd naar het vertrek waar het ap­paraat is geplaatst, dan is een gelijktijdig gebruik van het af­zuigsysteem en een ander verbrandingssysteem in hetzelfde ver­trek ongevaarlijk.
12
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Veilig gebruik

De kookplaat wordt heet als deze in gebruik is en blijft dat ook
nog enige tijd na het uitschakelen. Zodra het lampje voor de rest­warmte (afhankelijk van het model) is uitgegaan, is het verbrandings­gevaar geweken.
Olie en vet kunnen bij oververhitting vlam vatten. Houd het appa-
raat goed in de gaten als u met olie en/of vetten werkt. Blus een brand met olie of vet nooit met water. Schakel het apparaat uit en doof de vlammen voorzichtig met een deksel of een blusdeken.
Houd toezicht op het apparaat als het in gebruik is. Houd continu
toezicht op korte kook- en braadprocessen.
Bij open vuur bestaat brandgevaar!
Flamberen is niet toegestaan! Als het afzuigsysteem ingeschakeld is, worden de vlammen in het filter gezogen. Vetresten kunnen vlam vat­ten.
Spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen en brandbare materia-
len kunnen bij verhitting vlam vatten. Bewaar dergelijke producten daarom niet in een schuiflade onder het apparaat. Een eventuele be­stekbak moet van hittebestendig materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.In afgesloten blikken en dergelijke ontstaat tijdens het inmaken of
verwarmen overdruk. Hierdoor kunnen deze voorwerpen openbar­sten. Gebruik het apparaat niet om voedingsmiddelen in afgesloten blikken en dergelijke in te maken of te verwarmen.
Als de kookplaat wordt afgedekt, bestaat het risico dat het materi-
aal van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u de kook­plaat per ongeluk inschakelt of als deze nog heet is. Dek de kook­plaat nooit af met bijvoorbeeld afdekplaten, een doek of bescherm­folie.
13
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Als de kookplaat ingeschakeld is, als u deze per ongeluk inscha-
kelt of als deze nog warm is van het koken, bestaat het risico dat metalen voorwerpen die op de kookplaat liggen heet worden. Ander materiaal kan smelten of vlam vatten. Vochtige pannendeksels kun­nen zich vastzuigen. Gebruik de kookplaat niet als legplank. Schakel de kookzones na gebruik uit!
U kunt zich aan de hete kookplaat branden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met het hete apparaat werkt. Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of vochtig textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbran­dingen veroorzaken.
Het afzuigsysteem kan tijdens het koken door de hete dampen erg
heet worden. Raak de behuizing en de filters pas aan als het afzuigsysteem afge­koeld is.
Als u een elektrisch apparaat (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact ko­men met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd kunnen raken.
Zout, suiker of zandkorrels (bijvoorbeeld van groente) kunnen
krassen veroorzaken als ze onder de pan komen. Zorg dat de kera­mische glasplaat en de panbodem schoon zijn, voordat u het kook­gerei op de kookplaat plaatst.
Laat geen voorwerpen op de keramische plaat vallen. Zelfs een
licht voorwerp zoals een zoutvaatje kan scheuren of barsten veroor­zaken.
Hete voorwerpen op de sensortoetsen en de displays kunnen de
elektronica eronder beschadigen. Zet nooit hete pannen op de sen­sortoetsen en de displays.
14
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Als er suiker, suikerhoudende gerechten, kunststof of aluminium-
folie op de hete kookplaat vallen en smelten, raakt de keramische plaat tijdens het afkoelen beschadigd. Schakel in dat geval het ap­paraat meteen uit en verwijder deze stoffen direct grondig met een glasschraper. Trek daarbij ovenwanten aan. Reinig de keramische plaat vervolgens, zodra ze afgekoeld is, met een speciaal reinigings­middel voor keramische platen.
Door drooggekookte pannen kan de keramische plaat beschadigd
raken. Houd daarom altijd toezicht op de kookplaat!
Gebruik alleen pannen met een gladde bodem. Een ruwe bodem
kan krassen op de keramische plaat veroorzaken.
Til pannen op als u ze wilt verplaatsen. U voorkomt zo vlekken
door wrijving en krassen.
Door de snelle reactietijd van inductie kan de temperatuur in de
bodem van de pan in zeer korte tijd zo hoog oplopen dat olie en vet vanzelf ontbranden. Houd daarom altijd toezicht op het apparaat als het in gebruik is.
Verhit vetten en olie hooguit gedurende 1minuut en gebruik daar-
voor nooit de booster.
Alleen voor personen met een pacemaker: in de directe omgeving
van de ingeschakelde kookplaat ontstaat een elektromagnetisch veld. Het is niet waarschijnlijk dat dit veld de werking van de pace­maker nadelig beïnvloedt. Neem bij twijfel contact op met de fabri­kant van de pacemaker of met uw arts.
Het elektromagnetische veld van de ingeschakelde kookplaat kan
de werking van magnetiseerbare voorwerpen beïnvloeden. Houd creditcards, opslagmedia, rekenmachines etc. uit de buurt van het ingeschakelde apparaat.
Metalen voorwerpen die in een lade onder de kookplaat worden
bewaard, kunnen heet worden als u de kookplaat lang en intensief gebruikt.
15
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
De kookplaat heeft een koelventilator. Als zich onder de inge-
bouwde kookplaat een lade bevindt, moet de afstand tussen de in­houd van de lade en de onderkant van de kookplaat voldoende zijn, zodat de ventilatie van de kookplaat is gewaarborgd. Bewaar geen spitse en kleine voorwerpen of papier in de lade. Deze voorwerpen kunnen via de ventilatieopeningen in de behuizing terechtkomen of aangezogen worden en zo de ventilator beschadigen of de koeling beïnvloeden.
Plaats nooit 2pannen tegelijk op een kook-/braadzone of Po-
werFlex-kookvlak.
Als een pan slechts gedeeltelijk op de kook- of braadzone staat,
kunnen de handgrepen heet worden. Plaats een pan altijd in het midden van de kook- of braadzone.
Vetresten en verontreinigingen beïnvloeden het functioneren van
het geïntegreerde afzuigsysteem. Gebruik het systeem nooit zonder filters, zodat de wasem kan wor­den gereinigd.
Er kan brand ontstaan als het apparaat niet volgens de aanwij-
zingen in deze gebruiksaanwijzing wordt gereinigd.
Dek het aanzuigrooster van het afzuigsysteem niet tijdens het ge-
bruik af.
Vloeistoffen kunnen het afzuigsysteem beschadigen. Houd vloei-
stoffen uit de buurt van het afzuigsysteem.
Lichte voorwerpen kunnen door het afzuigsysteem worden opge-
zogen, waardoor de afzuiging niet meer goed functioneert. Leg geen lichte voorwerpen (zoals doekjes of papier) in de buurt van het af­zuigsysteem.
16
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Reiniging en onderhoud

De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken. Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
Schakel de kookplaat niet in als deze boven een pyrolyse-oven of
-fornuis is ingebouwd en de pyrolysefunctie actief is, omdat de over­verhittingsbeveiliging van de kookplaat zou kunnen reageren (zie het betreffende hoofdstuk).

Accessoires

Gebruik uitsluitend Miele-accessoires om te voorkomen dat ga-
rantieaanspraken vervallen.
17

Een bijdrage aan de bescherming van het milieu

Het verpakkingsmateriaal

De verpakking beschermt het apparaat tegen transportschade. Het verpak­kingsmateriaal is uitgekozen met het oog op een zo gering mogelijke belas­ting van het milieu en de mogelijkheden voor recycling.
Door hergebruik van verpakkingsmateri­aal wordt er op grondstoffen bespaard en wordt er minder afval geproduceerd. Uw vakhandelaar neemt de verpakking in het algemeen terug.

Het afdanken van een apparaat

Oude elektrische en elektronische ap­paraten bevatten meestal waardevolle materialen. Ze bevatten ook stoffen, mengsels en onderdelen die nodig zijn geweest om de apparaten goed en vei­lig te laten functioneren. Wanneer u uw oude apparaat bij het gewone huisafval doet of er niet goed mee omgaat, kun­nen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Doe uw oude apparaat daarom nooit bij het gewone afval.
Lever het apparaat in bij een gemeente­lijk inzameldepot voor elektrische en elektronische apparatuur, bij uw vak­handelaar of bij Miele. U bent wettelijk zelf verantwoordelijk voor het wissen van eventuele persoonlijke gegevens op het af te danken apparaat. Bewaar het afgedankte apparaat buiten het bereik van kinderen.
18

Kookplaat

Overzicht

a
PowerFlex-kookzone
b
PowerFlex-kookzone
ab
te combineren tot een groot Po­werFlex-kookvlak
c
PowerFlex-kookzone
d
PowerFlex-kookzone
cd
te combineren tot een groot Po­werFlex-kookvlak
e
Bedieningselementen/displays
f
Afdekrooster (aanzuigrooster)
g
Vetfilter
h
Afneembare opvangschaal
19
Overzicht

Bedieningselementen/displays

Kookzones/Timer

Sensortoetsen
a
Kookplaat in-/uitschakelen
b
Stop&Go
c
Schoonmaakfunctie
d
PowerFlex-kookzones samenvoegen/loskoppelen
e
Warmhouden activeren/deactiveren
f
Cijferreeks Bedieningspaneel voor het instellen van de vermogensstand, de kookwekker en uitschakeltijden
g
Kookzoneselectie voor automatisch uitschakelen
h
Kookwekker
Controlelampjes
i
Kookzonetoewijzing voor automatisch uitschakelen
j
Restwarmte
k
Booster
l
Timerdisplay
: tot :
 Inschakelblokkering/vergrendeling geactiveerd
 Demomodus geactiveerd
20
Tijd

Afzuigsysteem

a
Cijferreeks (bedieningspaneel) voor het instellen van de vermogensstand
b
Sensortoets naloop 5minuten
c
Sensortoets naloop 15minuten
d
Controlelampje vetfilter reinigen
e
Controlelampje anti-geurfilter regenereren
Overzicht
21
Overzicht

Kookzones

Kookzone Øin cm* Vermogen in Watt bij 230V**
15–23 Normaal
TwinBooster, stand 1 TwinBooster, stand 2
15–23 Normaal
TwinBooster, stand 1 TwinBooster, stand 2
+ 22–23 /
15x23–23x39
15–23 Normaal
15–23 Normaal
+ 22–23 /
15x23–23x39
* Binnen het aangegeven bereik kunt u pannen met een willekeurige bodemdiameter gebrui­ken.
** Het aangegeven vermogen kan variëren afhankelijk van de grootte en het materiaal van de gebruikte pannen.
Normaal TwinBooster, stand 1 TwinBooster, stand 2
TwinBooster, stand 1 TwinBooster, stand 2
TwinBooster, stand 1 TwinBooster, stand 2
Normaal TwinBooster, stand 1 TwinBooster, stand 2
Totaal 7300
2100 3000 3650
2100 3000 3650
3400 4800 7300
2100 3000 3650
2100 3000 3650
3400 4800 7300
22

Ingebruikneming van het apparaat

Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor bestemde plaats in het hoofdstuk “Service”.
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.

Kookplaat voor de eerste keer reinigen

Wis uw kookplaat voor het eerste ge-
bruik af met een vochtige doek en droog de plaat weer af.

Kookplaat voor de eerste keer in gebruik nemen

De onderdelen van metaal worden met een onderhoudsmiddel beschermd. Als het apparaat voor het eerst in gebruik wordt genomen, ontstaan daardoor geuren en eventueel ook damp. Ook door de verwarming van de inductie­spoelen wordt tijdens de eerste ge­bruiksuren een geur afgegeven. Bij ie­der verder gebruik wordt de geur min­der en deze verdwijnt uiteindelijk volle­dig.
De geur en de eventueel optredende damp wijzen niet op een verkeerde aan­sluiting of een defect en zijn ook niet schadelijk voor de gezondheid.
Denk eraan dat de opwarmtijd bij in­ductiekookplaten veel korter is dan bij gewone kookplaten.
23
Ingebruikneming van het apparaat

Miele@home installeren

Voorwaarde: een eigen WiFi-netwerk
Uw kookplaat heeft een geïntegreerde WiFi-module. De kookplaat kan met het eigen WiFi-netwerk verbonden worden.
Als uw Miele-afzuigkap ook in het eigen WiFi-netwerk is opgenomen, kunt u de automatische besturing van de afzuig­kap met de Con@ctivity-functie gebrui­ken. Meer informatie hierover vindt u in de gebruiks- en montagehandleiding van uw afzuigkap.
Het signaal van uw WiFi-netwerk moet voldoende sterk zijn op de lo­catie van uw kookplaat.
U kunt uw kookplaat op verschillende manieren in uw WiFi-netwerk opnemen.

Beschikbaarheid WiFi-verbinding

De WiFi-verbinding deelt een frequen­tiebereik met andere apparaten (zoals magnetrons, op afstand bestuurbaar speelgoed). Hierdoor kunnen tijdelijke of volledige storingen in de verbinding optreden. Een constante beschikbaar­heid van de aangeboden functies kan daarom niet worden gegarandeerd.

Beschikbaarheid van Miele@home

Het gebruik van de Miele@mobile-app is afhankelijk van de beschikbaarheid van de Miele@home-services in uw land.
De service Miele@home is niet in elk land beschikbaar.
Informatie over de beschikbaarheid vindt u op de website www.miele.com.

Miele@mobile-app

De Miele@mobile-app kunt u gratis downloaden uit de Apple App Store® of
de Google Play Store™.
Als u de Miele@mobile app op een mo­biel apparaat (bijv. smartphone) geïn­stalleerd heeft, kunt u:
– informatie over de status van het
huishoudelijke apparaat opvragen
– opmerkingen over het programma-
verloop van het huishoudelijke appa­raat opvragen
24
– een Miele@home netwerk met andere
voor WiFi geschikte Miele-apparaten installeren
Ingebruikneming van het apparaat

Met de app verbinden

U kunt de netwerkverbinding met de Miele@mobile-app tot stand brengen.
Installeer de Miele@mobile app op uw
mobiele apparaat.
Voor de aanmelding via de app dient u te beschikken over:
1. Het wachtwoord van uw WiFi-net­werk.
2. Het wachtwoord van uw kookplaat.
De laatste 9 cijfers van het serienummer op het typeplaatje vormen het wacht­woord van uw kookplaat.
Schakel de kookplaat in.Start de Miele@mobile app.Raak op het bedieningspaneel van
een willekeurige kookzone sensor­toets0 aan.
Raak daarna tegelijk de sensor-
toetsen0 en5 aan en laat uw vingers 6seconden op deze toetsen rusten.
De seconden worden in het timerdis­play afgeteld. Na afloop verschijnt in het timerdisplay gedurende 10 seconden code :.

Met WPS verbinden

Voorwaarde: u heeft een router, die geschikt is voor WPS (WiFi Protected Setup).
Schakel de kookplaat in.Raak op het bedieningspaneel van
een willekeurige kookzone sensor­toets0 aan.
Raak daarna tegelijk de sensor-
toetsen0 en6 aan en laat uw vingers 6seconden op deze toetsen rusten.
De seconden worden in het timerdis­play afgeteld. Na afloop verschijnt in het timerdisplay een looplicht (maximaal 120 seconden) tijdens de poging om verbinding te maken.
De WPS-aanmelding is alleen tijdens deze 120 seconden actief.
Activeer de functie WPS op uw WiFi-
router.
Als de verbinding geslaagd is, verschijnt in het timerdisplay code :. Als u geen verbinding kon maken, verschijnt in het timerdisplay code :. Het is mo­gelijk dat u WPS op uw router niet snel genoeg heeft geactiveerd. Herhaal in dat geval de voorgaande stappen.
Tip: Als uw WiFi-router niet over WPS beschikt, gebruik dan de Miele@mobile app.
U heeft nu 10 minuten tijd om de WiFi te configureren.
Volg de aanwijzingen in de app.
25
Ingebruikneming van het apparaat

Proces afbreken

Raak een willekeurige sensortoets
aan.

Instellingen resetten

Bij vervanging van de router hoeft u de instellingen niet te resetten.
Schakel de kookplaat in.Raak in het display van een willekeu-
rige kookzone sensortoets0 aan.
Raak tegelijk de sensortoetsen0 en 9
aan en laat uw vingers 6seconden op deze toetsen rusten.
De seconden worden in de timerindica­tie afgeteld. Na afloop verschijnt in de timerindicatie gedurende 10seconden code:.
Reset de instellingen wanneer u de kookplaat wegdoet, verkoopt of een ge­bruikte kookplaat gaat gebruiken. Al­leen dan bent u er zeker van dat u alle persoonlijke gegevens heeft verwijderd en dat de vorige eigenaar geen toegang meer heeft tot de kookplaat.
26

Inductie

Principe

Onder een inductiekookzone bevindt zich een inductiespoel. Deze spoel ge­nereert een magnetisch veld, dat direct invloed heeft op de bodem van de pan­nen en deze verhit. De kookzone zelf wordt alleen indirect verwarmd door de stralingswarmte, die de bodem van de pan afgeeft.
Het inductieprincipe werkt alleen bij pannen met een magnetiseerbare bo­dem (zie hoofdstuk: “Inductie”, para­graaf: “De juiste pannen”). Het systeem houdt automatisch rekening met de grootte van de gebruikte pan.
Gevaar voor verbranding door
hete voorwerpen. Als het apparaat ingeschakeld is, als
u het apparaat per ongeluk inscha­kelt of als het nog warm is van het koken, bestaat het risico dat metalen voorwerpen die erop liggen heet worden.
Gebruik de kookplaat nooit als werk­blad.
Schakel het apparaat na gebruik uit met sensortoets .

De juiste pannen

Geschikt zijn pannen van

– roestvrij staal met een magnetiseer-
bare bodem
– geëmailleerd staal
– gietijzer
De kwaliteit van de panbodem kan het bereidingsresultaat beïnvloeden (bij­voorbeeld een gelijkmatige bruinering van pannenkoeken). De panbodem moet de hitte gelijkmatig verdelen. Heel geschikt is een sandwichbodem van roestvrij staal.

Niet geschikt zijn pannen van

– roestvrij staal met een niet magneti-
seerbare bodem
– aluminium of koper
– glas, keramiek of aardewerk

Pannen controleren

Als u niet zeker weet of een pan ge­schikt is voor inductie, houdt u een magneet tegen de bodem van de pan. Als de magneet hecht, is de pan in prin­cipe geschikt.
27
Inductie
Indicatie van een ontbrekende/onge­schikte pan
Op het bedieningspaneel van de kook­zone knippert de ingestelde vermo­gensstand
– als u een kookzone zonder pan of
met een ongeschikte pan (met niet magnetiseerbare bodem) inschakelt
– als de bodemdiameter van de pan te
klein is
– als u de pan van een ingeschakelde
kookzone haalt
Als u binnen 3 minuten een geschikte pan op de kookzone zet, stopt het knip­peren en kunt u gewoon doorgaan.
Als u geen (geschikte) pan plaatst, wordt de kookzone na 3 minuten auto­matisch uitgeschakeld.

Tips

– Kies voor een optimaal gebruik van
de kookzone een pan met een pas­sende bodemdiameter (zie hoofd­stuk: “Overzicht”, paragraaf: “Kook­zones”). Als de pan te klein is, wordt deze niet herkend.
– Gebruik alleen pannen met een glad-
de bodem. Een ruwe bodem kan krassen op de keramische plaat ver­oorzaken.
– Til pannen op als u ze wilt verplaat-
sen. U voorkomt zo vlekken door wrijving en krassen. Krassen die ont­staan als pannen heen en weer wor­den geschoven, hebben geen invloed op de functie van de kookplaat. Der­gelijke krassen zijn normale gebruiks­sporen en geen reden tot een klacht.
– Houd er bij de aanschaf rekening
mee dat pannenfabrikanten vaak de maximale diameter of de diameter aan de bovenkant vermelden. Van belang is echter alleen de (meestal kleinere) bodemdiameter.
28
– Gebruik bij voorkeur pannen met een
rechte rand. Bij pannen met een schuine rand werkt de inductie ook op de rand van de pan. De rand kan hierdoor verkleuren, een coating kan afbladderen.

Geluiden

Bij gebruik van een inductiekookplaat kunnen in de pannen allerlei geluiden ontstaan. De geluiden zijn afhankelijk van het materiaal en de constructie van de bodem van de pannen.
Bij een hoge vermogensstand kunt u gebrom horen. Dit geluid neemt af of verdwijnt als u een lagere vermogens­stand instelt.
Bij pannen met een bodem die uit ver­schillende materialen bestaat (bijvoor­beeld een sandwichbodem) kan een knetterend geluid optreden.
Er kan een fluitend geluid ontstaan als de met elkaar verbonden kookzones (zie hoofdstuk: “Bediening”, paragraaf: “Booster”) tegelijk zijn ingeschakeld en op de kookzones pannen staan met een bodem die uit verschillende materialen bestaat (bijvoorbeeld een sandwichbo­dem).
Inductie
Vooral bij lage vermogensstanden kun­nen bij elektronische schakelingen klik­geluiden optreden.
Als de koelventilator inschakelt, kan er een zoemend geluid ontstaan. De venti­lator koelt de elektronica als u de kook­plaat intensief gebruikt. Ook nadat u de kookplaat heeft uitgeschakeld, kan de ventilator nog doordraaien.
29

Principe afzuigsysteem

De aangezogen afvoerlucht mag niet door de onderkast worden geleid, om­dat de kast hierdoor kan beschadigen.

Luchtafvoer

De aangezogen lucht wordt door het vetfilter gereinigd en vervolgens naar buiten afgevoerd.

Luchtcirculatie

(met ombouwset DUU 1000(-1))
De aangezogen lucht wordt door het vetfilter gereinigd. Daarna wordt de lucht naar de luchtcirculatiebox geleid waar de lucht ook nog door een geurfil­ter wordt gezuiverd. Daarna komt de lucht weer in de keuken.

Bedrijfsurenteller

Hoe lang het afzuigsysteem in bedrijf is geweest, wordt in de elektronica opge­slagen.
De bedrijfsurentellers geven door het oplichten van het vetfiltersymbool of het anti-geurfilter-symbool aan, wan­neer de filters moeten worden vervan­gen. Zie voor reinigen en vervangen van de filters en voor het resetten van de tellers het hoofdstuk “Reiniging en on­derhoud”.
In de gebruiks- en montagehandlei­ding van de luchtcirculatiebox is aan­gegeven dat de bedrijfsurenteller voor het anti-geurfilter moet worden geacti­veerd. Dat is hier niet nodig.
Het symbool voor het anti-geurfilter verschijnt ook als het afzuigsysteem voor luchtafvoer wordt gebruikt.
30

Tips om energie te besparen

– Bereid gerechten zoveel mogelijk al-
leen in gesloten potten of pannen. Dat voorkomt dat onnodig warmte ontsnapt.
– Gebruik voor een kleine hoeveelheid
een kleine pan. Voor een kleine pan is minder energie nodig dan voor een grote, niet geheel gevulde pan.
– Gebruik zo weinig mogelijk water.
– Schakel na het aankoken of aanbra-
den op tijd terug naar een lagere ver­mogensstand.
– Gebruik een snelkookpan om de be-
reidingstijd te verkorten.
– Zorg tijdens het koken voor een goe-
de ventilatie van de keuken. Als bij af­zuiging met luchtafvoer nicht vol­doende lucht wordt aangevoerd, werkt het afzuigsysteem niet efficiënt en maakt meer geluid.
– Kook met een zo laag mogelijk ver-
mogen. Als er weinig damp vrijkomt bij het koken, kunt u voor de af­zuiging een lagere vermogensstand kiezen. Zo verlaagt u het energiever­bruik.
– Reinig of vervang de filters van het af-
zuigsysteem regelmatig. Sterk veront­reinigde filters verminderen het ver­mogen, verhogen het brandgevaar en vormen een hygiënerisico.
– Controleer het ingestelde vermogen
op het afzuigsysteem. Meestal is een lage vermogensstand voldoende. Ge­bruik de boosterstand alleen als dat nodig is.
– Zet het afzuigsysteem tijdig op een
hogere stand als er veel damp vrij­komt. Dat is efficiënter dan door lang­durig afzuigen te proberen dampen terug te zuigen die zich al hebben verspreid.
– Schakel het afzuigsysteem na het ko-
ken weer uit.
31

Instelling kookzones

De kookzones zijn standaard op 9vermogensstanden ingesteld. Indien u een fij­nere indeling wenst, kunt u deze uitbreiden tot 17vermogensstanden (zie hoofd­stuk “Programmering”).
Vermogensstand
instelling af
fabriek
(9 standen)
Boter smelten Gelatine oplossen Smelten van chocolade
Rijstepap, havermoutpap maken 2 2–2. Kleine hoeveelheden vloeistof opwarmen
Rijst wellen Groente ontdooien (in een blok) 3 2.–3 Graan wellen 3 2.–3. Verwarmen van vloeibare en halfvaste gerechten
Bereiden van een omelet en van spiegeleieren zonder korst Fruit blancheren
Deegwaren wellen 4 4–5. Groente, vis stoven 5 5 Diepvriesproducten ontdooien en verwarmen 5 5–5. Eieren behoedzaam bakken (zonder oververhitting van het
vet) Aankoken van grote hoeveelheden, zoals eenpansgerechten
Gebonden saus of roomsaus maken, zoals witte-wijnsaus of sauce hollandaise
Vis, schnitzel, braadworst behoedzaam bakken (zonder oververhitting van het vet)
Poffertjes, pannenkoeken, etc. bakken 7 6.–7 Aanbraden van stoofgerechten 8 8–8. Grote hoeveelheden water koken
Aankoken
1–2 1–2.
3 3–3.
4 4–4.
6 5.–6.
6–7 6.–7
6–7 6.–7.
9 9
uitgebreid
(17standen)
De aangegeven standen zijn slechts algemene richtlijnen. Het vermogen van de inductie­spoel varieert afhankelijk van de grootte en het materiaal van de panbodem. Het is dan ook mogelijk dat bij uw pannen de vermogensstanden een geringe afwijking vertonen. In de praktijk zult u al gauw weten welke instellingen voor uw pannen de beste zijn. Stel voor nieuwe pannen waarvan u de gebruikseigenschappen niet kent de vermogensstand één stand lager in dan aangegeven.
32

Bediening

Principe van de bediening

De kookplaat is voorzien van elektroni­sche sensortoetsen. Deze reageren op vingercontact. De sensortoets Aan/ Uit moet bij het inschakelen om vei­ligheidsredenen iets langer worden aan­geraakt dan de overige toetsen. Elke reactie van de toetsen wordt be­vestigd met een akoestisch signaal.
Als de kookplaat uitgeschakeld is, is al­leen het opgedrukte symbool voor de sensortoets Aan/Uit zichtbaar. Als u de kookplaat inschakelt, lichten ook an­dere sensortoetsen op.
Storing door vuile en/of bedekte
sensortoetsen. De sensortoetsen reageren niet of er
worden ongewenste schakelingen uitgevoerd, eventueel wordt het ap­paraat automatisch uitgeschakeld (zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, para­graaf: “Veiligheidsuitschakeling”). Hete pannen op de sensortoetsen/ displays kunnen de daaronder lig­gende elektronica beschadigen.
Houd de sensortoetsen en displays schoon.
Leg geen voorwerpen op de sensor­toetsen en displays.
Zet geen hete pannen op de sensor­toetsen en displays.
33
Bediening
Brandgevaar door oververhitting
van gerechten. Als u gerechten niet in de gaten
houdt, kunnen deze oververhit raken en in brand vliegen.
Houd toezicht op het apparaat als het in gebruik is.
Denk eraan dat de opwarmtijd bij in­ductiekookplaten veel korter is dan bij gewone kookplaten.

Kookplaat inschakelen

Tip de sensortoets aan.
Er lichten meer sensortoetsen op.
Als u daarna geen instellingen uitvoert, wordt de kookplaat om veiligheidsre­denen na enkele seconden weer uit­geschakeld.

Vermogensstand instellen

Standaard is de permanente panher­kenning geactiveerd (zie hoofdstuk “Programmering”). Als de kookplaat ingeschakeld is en u plaatst een pan op een kookzone, lichten alle sensor­toetsen van het betreffende bedie­ningspaneel op.
Kookzone/kookplaat uitscha­kelen
Om een kookzone uit te schakelen,
raakt u de sensortoets0 op het be­treffende bedieningspaneel aan.
Om de kookplaat en daarmee alle
kookzones uit te schakelen, raakt u de sensortoets aan.

Restwarmte-indicator

Als een kookzone heet is, licht na het uitschakelen de restwarmte-indicatie op. Afhankelijk van de temperatuur ver­schijnt boven de vermogensstanden 1, 2 en 3 telkens een punt.
De punten van de restwarmte-indicatie verdwijnen één voor één als de kookzo­ne afkoelt. De laatste punt verdwijnt als de kookzone zover is afgekoeld dat u deze zonder gevaar kunt aanraken.
Gevaar voor verbranding door
hete kookzones. Na het koken zijn de kookzones nog
heet. Raak de kookzones niet aan als de
restwarmte-indicatie nog brandt.
Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Raak op het betreffende bedienings-
paneel de sensortoets van de ge­wenste vermogensstand aan.
34
Bediening
Vermogensstand instellen (uit­gebreid aantal standen)
Raak het gedeelte tussen de sensor-
toetsen aan.
De sensortoetsen voor en achter deze tussenstanden branden helderder dan de overige toetsen.
Voorbeeld: Wanneer u de vermogensstand 7. heeft ingesteld, branden 7 en 8 helderder dan de overige sensortoetsen.

PowerFlex-kookvlak

De PowerFlex-kookzones worden auto­matisch tot een PowerFlex-kookvlak sa­mengevoegd als u een voldoende grote pan op de kookplaat zet (zie hoofdstuk: “Overzicht”, paragraaf: “Kookplaat”). De instellingen voor het kookvlak regelt u via de getallenreeks van de voorste of de linker PowerFlex-kookzone (afhanke­lijk van het model). U kunt de Po­werFlex-kookzones ook handmatig sa­menvoegen of loskoppelen.
Plaats pannen altijd midden op het PowerFlex-kookvlak.
PowerFlex-kookzones handmatig sa­menvoegen/loskoppelen
Tip sensortoets of aan.
35
Bediening

Aankookautomaat

Als de aankookautomaat geactiveerd is, wordt de betreffende kookzone een be­paalde tijd op het hoogste vermogen in­geschakeld (aankoken). Daarna wordt naar de ingestelde vermogensstand (doorkookstand) teruggeschakeld. De aankooktijd hangt af van de ingestelde doorkookstand (zie tabel).

Aankookautomaat activeren

Raak de sensortoets van de ge-
wenste doorkookstand zo lang aan, tot er een signaal klinkt en de sensor­toets begint te knipperen.
Gedurende de aankooktijd (zie tabel) knippert de ingestelde doorkookstand. Als het aantal vermogensstanden is uit­gebreid (zie hoofdstuk “Programme­ring”) en er een tussenstand is geselec­teerd, knipperen de sensortoetsen voor en na de tussenstand.
Als u tijdens de aankooktijd de door­kookstand wijzigt, deactiveert u de aankookautomaat.

Aankookautomaat deactiveren

Raak de sensortoets van de inge-
stelde doorkookstand aan
of
Doorkookstand* Ankooktijd
[min:sec]
1 ca. 0:15
1. ca. 0:15
2 ca. 0:15
2. ca. 0:15
3 ca. 0:25
3. ca. 0:25
4 ca. 0:50
4. ca. 0:50
5 ca. 2:00
5. ca. 5:50
6 ca. 5:50
6. ca. 2:50
7 ca. 2:50
7. ca. 2:50
8 ca. 2:50
8. ca. 2:50
9
* De doorkookstanden met punt zijn alleen beschikbaar als u het aantal vermogens­standen heeft vergroot (zie hoofdstuk: “Pro­grammering”).
stel een andere vermogensstand in.
36
Bediening

Booster

De kookzones hebben een TwinBooster.
Met de booster kan een hoger vermo­gen worden geleverd om snel grote hoeveelheden te kunnen verwarmen (bijvoorbeeld grote hoeveelheden water voor het koken van pasta). Dit hogere vermogen is maximaal 15minuten ac­tief.
U kunt de booster voor maximaal 2kookzones tegelijk gebruiken.
Als u de booster inschakelt, terwijl
– geen vermogensstand is ingesteld,
wordt na afloop van de boostertijd of bij het eerder deactiveren van de functie automatisch teruggeschakeld naar vermogensstand9.
– wel een vermogensstand is ingesteld,
wordt na afloop van de boostertijd of bij het eerder deactiveren van de functie automatisch teruggeschakeld naar de ingestelde vermogensstand.
Er zijn telkens 2kookzones met elkaar verbonden (gekoppeld) om het vermo­gen voor de booster te kunnen leveren. Gedurende de boostertijd wordt aan de verbonden kookzone een deel van het vermogen onttrokken. Dit heeft een van de volgende uitwerkingen:

TwinBooster activeren

Stand 1

Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Stel eventueel een vermogensstand
in.
Raak sensortoetsB aan. Het controlelampje voor TwinBooster
stand 1licht op.

Stand 2

Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Stel eventueel een vermogensstand
in.
Raak 2 keer sensortoetsB aan. Het controlelampje voor TwinBooster
stand 2licht op.

TwinBooster deactiveren

Raak sensortoetsB zo vaak aan, tot-
dat de controlelampjes doven,
of stel een andere vermogensstand in.
– De aankookfunctie wordt uitgescha-
keld.
– De vermogensstand wordt verlaagd.
– De verbonden kookzone wordt uitge-
schakeld.
37
Bediening

Warmhouden

De warmhoudfunctie dient voor het warmhouden van gerechten meteen na de bereiding. De functie is niet be­doeld voor het opwarmen van reeds afgekoelde gerechten.
De maximale warmhoudtijd bedraagt 2uur.
– Houd gerechten uitsluitend in de pan
warm. Sluit de pan met een deksel af.
– Roer vaste of papperige gerechten
(aardappelpuree, 1-pans gerechten) af en toe om.
– De voedingswaarde van een gerecht
neemt gedurende de bereiding af. Tij­dens het warmhouden neemt de voe­dingswaarde verder af. Houd de warmhoudtijd zo kort mogelijk.

Warmhouden activeren/deactiveren

Tip de sensortoets van de betref-
fende kookzone aan.
38
Bediening

Afzuigsysteem

Het afzuigsysteem wordt automatisch ingeschakeld als er een pan op de kookzone staat en u een vermogens­stand instelt (Con@ctivity). De vermo­gensstand van het afzuigsysteem is af­hankelijk van de vermogensstand van de kookzone.
U kunt Con@ctivity tijdelijk deactiveren.
U kunt de vermogensstand van het af­zuigsysteem op elk moment handmatig wijzigen. Gebruik bij lichte wasem- en geurvorming de vermogensstanden 1 tot 3. Gebruik bij zeer sterke wasem- en geurvorming (bijvoorbeeld bij het aan­braden van vlees) de boosterB.
Vermogensstand instellen/af­zuigsysteem uitschakelen
Raak voor het instellen van de vermo-
gensstand de betreffende sensor­toets aan.
Raak voor het uitschakelen de sen-
sortoets0 aan.
Als u het systeem niet uitschakelt, wordt het 12uur na de laatste bedie­ning automatisch uitgeschakeld.

Con@ctivity deactiveren

Het afzuigsysteem is automatisch inge­schakeld.
Tip sensortoets 0 aan om Con@ctivity
te deactiveren.
Kies de gewenste vermogensstand.
Als u de kookplaat uit- en weer in­schakelt, is Con@ctivity weer geacti­veerd.
Tip: Plaats voor een effectieve stoomaf­voer bij pannen met een hoogte van meer dan 15cm een kooklepel tussen het deksel en de pan.

Booster

De maximale looptijd voor de booster bedraagt 10minuten.
Om de boosterfunctie voortijdig te
beëindigen, stelt u een andere vermo­gensstand in.
39
Bediening

Naloop

Het is aan te bevelen om het af­zuigsysteem na het koken nog enkele minuten te laten doorlopen. In die tijd wordt de keukenlucht gezuiverd van eventueel nog aanwezige dampen en geurtjes. U kunt uit twee nalooptijden kiezen: (5minuten) en (15minu­ten). De naloop gebeurt op de stand die tijdens de bereiding was ingesteld. U kunt de stand tijdens de naloop wij­zigen.
Druk op de sensortoets of om
de naloopfunctie te activeren.
Druk op de sensortoets, of 0
om de naloopfunctie te deactiveren.
Als u de kookplaat met de sensor­toets uitschakelt, blijft de naloop­functie actief, totdat de betreffende tijd is verstreken.
40

Timer

De kookplaat moet ingeschakeld zijn als u de timer wilt gebruiken. U kunt een tijd instellen tussen 1minuut (:) en 9uur en 59minuten (:).
Tijden tot en met 59 minuten stelt u in minuten in (0:59), tijden vanaf 60minu­ten in uren en minuten. De tijden wor­den ingevoerd in de volgorde “uren”, “minuten” (tiental) en “minuten” (rechter cijfer).
Voorbeeld:
59minuten = 0:59, invoer: 5-9 80minuten = 1:20, invoer: 1-2-0
Nadat het eerste cijfer is ingevoerd, brandt het timerdisplay statisch. Na in­voer van het tweede cijfer springt het eerste cijfer naar links. Na invoer van het derde cijfer springen het eerste en tweede cijfer naar links.
U kunt de timer voor 2 functies gebrui­ken:
– voor het instellen van een kookwek-
kertijd
– voor het automatisch uitschakelen
van een kookzone.
U kunt de functies tegelijk gebruiken. Getoond wordt altijd de kortste tijd en de sensortoets (kookwekker) of het controlelampje van de kookzone (auto­matisch uitschakelen) knippert.
Wanneer u de op de achtergrond aflo­pende resttijden wilt weergeven, tipt u sensortoets of aan. Als voor meerdere kookzones een uitschakeltijd geprogrammeerd is, tipt u sensortoets zo vaak aan totdat het controlelamp­je voor de gewenste kookzone knippert.

Kookwekker

De kookwekker wordt met de getallen­reeks links of linksvoor ingesteld (afhan­kelijk van het model).

Kookwekkertijd instellen

Tip sensortoets aan.
Het timerdisplay begint te knipperen. Stel de gewenste tijd in.

Kookwekkertijd wijzigen

Tip sensortoets aan.Stel de gewenste tijd in.

Kookwekkertijd wissen

Tip sensortoets zo vaak aan totdat
in het timerdisplay : verschijnt.
41
Timer
Kookzone automatisch uit­schakelen
U kunt een tijd instellen waarna een kookzone automatisch wordt uitgescha­keld. De functie kan voor alle kookzo­nes gelijktijdig worden gebruikt.
De uitschakeltijd wordt op het bedie­ningspaneel van de kookzone inge­steld die automatisch moet worden uitgeschakeld.
De kookzone wordt automatisch uitge­schakeld als de geprogrammeerde tijd langer is dan de maximaal toegestane gebruiksduur (zie hoofdstuk: “Bevei­ligingen”, paragraaf: “Veiligheidsuit­schakeling”).
Stel voor de gewenste kookzone een
vermogensstand in.
Tip sensortoets aan.
Het controlelampje begint te knipperen. Stel de gewenste tijd in.

Uitschakeltijd wijzigen

Raak de sensortoets zo vaak aan
tot het controlelampje voor de ge­wenste kookzone knippert.
Stel de gewenste tijd in.

Uitschakeltijd wissen

Raak de sensortoets zo vaak aan
tot het controlelampje voor de ge­wenste kookzone knippert.
Tip de 0 van de cijferreeks aan.
Als u een uitschakeltijd voor nog een
kookzone wilt instellen, gaat u net zo te werk als in het voorgaande is be­schreven.
Als meerdere uitschakeltijden gepro­grammeerd zijn, wordt de kortste rest­tijd weergegeven en knippert het des­betreffende controlelampje. De andere controlelampjes branden statisch.
Wanneer u de op de achtergrond af-
lopende resttijden wilt weergeven, raak dan de sensortoets zo vaak aan tot het gewenste controlelampje knippert.
42

Extra functies

Stop&Go

Bij activering van Stop&Go wordt de vermogensstand van alle ingeschakelde kookzones tot 1 verlaagd. De vermo­gensstand van het afzuigsysteem wordt niet verlaagd. Afhankelijk van de inge­stelde vermogensstand van de kookzo­nes kan het systeem zelfs harder gaan zuigen. De vermogensstanden van de kookzo­nes en de instellingen van de timer kun­nen niet worden gewijzigd. De kook­plaat kan alleen worden uitgeschakeld. Kookwekkertijden, uitschakeltijden, boostertijden en tijden voor de aan­kookautomaat lopen gewoon door. Als u de functie deactiveert, worden de kookzones op de laatst ingestelde ver­mogensstand weer ingeschakeld.
Als de functie niet binnen 1 uur wordt gedeactiveerd, wordt de kookplaat uit­geschakeld.

Activeren/deactiveren

Tip sensortoets aan.

Recall

Als de kookplaat tijdens het gebruik per ongeluk uitgeschakeld is, kunt u met deze functie alle instellingen herstellen. Hiervoor moet u de kookplaat binnen 10seconden na het uitschakelen weer inschakelen.
Schakel de kookplaat weer in.
De eerder ingestelde vermogens­standen knipperen.
Raak meteen een van de knipperende
vermogensstanden aan.
Alle kookzones en de timer gaan verder met de eerder gedane instellingen.
U kunt deze functie ook gebruiken als een pan dreigt over te koken.
43
Extra functies

Schoonmaakfunctie

U kunt de sensortoetsen gedurende 20seconden vergrendelen, bijvoor­beeld om verontreinigingen te verwij­deren. De sensortoets wordt niet vergrendeld.

Activeren

Tip de sensortoets aan.
Op het timerdisplay loopt de tijd af.

Deactiveren

Tip sensortoets zo lang aan totdat
het timerdisplay dooft.

Demomodus

Met deze functie kan de vakhandel het apparaat presenteren, zonder dat de verwarming wordt ingeschakeld.

Activeren/deactiveren

Schakel de kookplaat in.Tip op het bedieningspaneel van een
willekeurige kookzone sensortoets0 aan.
Tip daarna tegelijk de sensor-
toetsen0 en2 aan en laat uw vinger er 6seconden op rusten.
In het timerdisplay knipperen afwisse­lend gedurende enkele seconden  en
 (demomodus geactiveerd) dan wel  (demomodus gedeactiveerd).
Gegevens kookplaat weerge­ven
U kunt de type-aanduiding en de soft­wareversie van uw kookplaat laten weergeven. Hierbij mogen geen pannen op de kookzones staan.

Type-aanduiding

Schakel de kookplaat in.Tip op het bedieningspaneel van een
willekeurige kookzone sensortoets0 aan.
Tip daarna tegelijk de sensor-
toetsen0 en4 aan.
In het timerdisplay knipperen afwisse­lend 2 cijfers:
Voorbeeld:  en  knipperen afwisse­lend = KM1234

Softwareversie

Schakel de kookplaat in.Tip op het bedieningspaneel van een
willekeurige kookzone sensortoets0 aan.
Tip daarna tegelijk de sensor-
toetsen0 en3 aan.
In het timerdisplay verschijnen cijfers: Voorbeeld: : = softwareversie 2.00
44

Beveiligingen

Inschakelblokkering/vergren­deling
De vergrendeling wordt door een stroomstoring gedeactiveerd.
Om te voorkomen dat iemand de kook­plaat, de kookzones en het af­zuigsysteem per vergissing inschakelt of instellingen wijzigt, heeft uw kook­plaat een inschakelblokkering en een vergrendeling.
De inschakelblokkering wordt bij uit­geschakelde kookplaat geactiveerd. Als deze functie actief is, kan de kookplaat niet worden ingeschakeld en kan de ti­mer niet worden bediend. Een inge­stelde kookwekkertijd loopt door. De kookplaat is zo geprogrammeerd dat de inschakelblokkering handmatig moet worden geactiveerd. U kunt de instelling zo wijzigen dat de functie 5minuten na het uitschakelen van de kookplaat auto­matisch wordt geactiveerd (zie “Pro­grammering”).
De vergrendeling wordt bij ingescha­kelde kookplaat geactiveerd. Als deze functie geactiveerd is, kan de kookplaat slechts beperkt worden bediend:
– De kookzones, het afzuigsysteem en
de kookplaat kunnen alleen maar worden uitgeschakeld.
– Een ingestelde kookwekkertijd kan
worden gewijzigd.
Wanneer bij geactiveerde inschakel­blokkering of vergrendeling een niet toegestane sensortoets wordt aange­raakt, verschijnt gedurende enkele se­conden op het timerdisplay en klinkt er een signaal.

Inschakelblokkering activeren

Raak gedurende 6seconden sensor-
toets aan.
De seconden worden in het timerdis­play afgeteld. Na afloop verschijnt  in het timerdisplay. De inschakelblokke­ring is geactiveerd.

Inschakelblokkering deactiveren

Raak gedurende 6seconden sensor-
toets aan.
In het timerdisplay verschijnt even , vervolgens worden de seconden afge­teld. Na afloop is de inschakelblokke­ring gedeactiveerd.
45
Beveiligingen

Vergrendeling activeren

Raak de sensortoetsen en aan
en laat tegelijkertijd uw vingers gedu­rende 6 seconden erop rusten.
De seconden worden in het timerdis­play afgeteld. Na afloop verschijnt  in het timerdisplay. De vergrendeling is geactiveerd.

Vergrendeling deactiveren

Raak de sensortoetsen en aan
en laat tegelijkertijd uw vingers gedu­rende 6 seconden erop rusten.
In het timerdisplay verschijnt even , vervolgens worden de seconden afge­teld. Na afloop is de vergrendeling ge­deactiveerd.
46
Beveiligingen

Veiligheidsuitschakeling

Sensortoetsen zijn afgedekt

Wanneer er langer dan 10seconden overgekookte gerechten of voorwerpen op één of meer sensortoetsen liggen, wordt de kookplaat automatisch uitge­schakeld. Boven de sensortoets knippert kort een en er klinkt een sig­naal. Wanneer u de voorwerpen of het vuil verwijdert, dooft en is de kookplaat weer klaar voor gebruik.
De kookzone was te lang ingescha­keld
De veiligheidsuitschakeling wordt auto­matisch geactiveerd als een kookzone ongewoon lang in gebruik is geweest. De tijdspanne hangt van de gekozen vermogensstand af. Als deze tijd is overschreden, wordt de kookzone uit­geschakeld en wordt de restwarmte weergegeven. Als u de kookzone uit- en weer inschakelt, is ze weer gebruiks­klaar.
Vermogens­stand*
Maximale bedrijfsduur
[h:min]
Veiligheidsniveau
0** 1 2
1 10:00 8:00 5:00
1. 10:00 7:00 4:00
2/2. 5:00 4:00 3:00
3/3. 5:00 3:30 2:00
4/4. 4:00 2:00 1:30
5/5. 4:00 1:30 1:00
6/6. 4:00 1:00 0:30
7/7. 4:00 0:42 0:24
8 4:00 0:30 0:20
8. 4:00 0:30 0:18
9 1:00 0:24 0:10
* De vermogensstanden met punt zijn alleen beschikbaar als u het aantal vermogens­standen heeft uitgebreid.
** Fabrieksinstelling
Het veiligheidsniveau van het apparaat staat standaard op instelling 0. U kunt ook een hoger veiligheidsniveau kie­zen. Bij een hoger veiligheidsniveau hoort een kortere maximale bedrijfs­duur (zie tabel).
47
Beveiligingen

Oververhittingsbeveiliging

Alle inductiespoelen en de koelelemen­ten van de elektronica zijn voorzien van een oververhittingsbeveiliging. Voordat de inductiespoelen en/of de koelele­menten oververhit raken, leidt de over­verhittingsbeveiliging tot een van de volgende reacties:
Inductiespoelen
– Een ingeschakelde Booster wordt uit-
geschakeld.
– De ingestelde vermogensstand wordt
verlaagd.
– De kookzone wordt automatisch uit-
geschakeld. In de timerindicatie knip­peren  en  afwisselend.
U kunt de kookzone gewoon weer in gebruik nemen als de foutmelding is verdwenen.
Koelelement
– Een ingeschakelde Booster wordt uit-
geschakeld.
In de volgende gevallen kan de overver­hittingsbeveiliging in werking treden:
– De pan op de kookzone is leeg.
– Vet of olie wordt op een hoge vermo-
gensstand verhit.
– De onderkant van de kookplaat is
niet voldoende geventileerd.
– Een hete kookzone wordt na een
stroomstoring weer ingeschakeld.
Reageert de oververhittingsbeveiliging opnieuw nadat de oorzaak is weggeno­men, neem dan contact op met Miele.
– De ingestelde vermogensstand wordt
verlaagd.
– De kookzones worden automatisch
uitgeschakeld.
Pas als het koelelement voldoende is afgekoeld, kunt u de betreffende kook­zones weer in gebruik nemen.
48

Programmering

U kunt de programmering van de kook­plaat aanpassen aan uw persoonlijke wensen. U kunt meerdere instellingen na elkaar wijzigen.
Als u de programmering opgeroepen heeft, verschijnt symbool en in het ti­merdisplay . Na enkele seconden knipperen in het timerdisplay afwisse­lend: (programma01) en :(co­de).

Programmering wijzigen

Programmering oproepen

De sensortoets bevindt zich ca.1cm links naast de sensor­toets.
Druk bij uitgeschakelde kookplaat
tegelijk op de sensortoetsen en
. Druk zo lang totdat het sym­bool verschijnt en op het timerdis­play.

Programma instellen

Code instellen

Terwijl de code wordt weergegeven
(bijvoorbeeld :), drukt u zo vaak op de sensortoets totdat het ge­wenste codenummer op het display verschijnt of druk op het betreffende cijfer op het bedieningspaneel.

Instellingen opslaan

Als het programma wordt weergege-
ven (bijvoorbeeld :), drukt u zo lang op de sensortoets tot de weergaven uitgaan.

Instellingen niet opslaan

Als de code wordt weergegeven (bij-
voorbeeld:), drukt u zo lang op de sensortoets tot de weergaven uit­gaan.
Bij tweecijferige programmanummers moet met het bedieningspaneel eerst het tiental worden ingesteld.
Terwijl het programma wordt weerge-
geven (bijvoorbeeld :), drukt u zo vaak op de sensortoets totdat het gewenste programmanummer in de indicatie verschijnt of druk op het be­treffende cijfer op het bedieningspa­neel.
49
Programmering
Programma
1)
Code
2)
Instellingen
P:01 Demomodus C:00 Demomodus uit
C:01
Demomodus aan
3)
P:03 Fabrieksinstelling C:00 Fabrieksinstellingen niet herstellen
C:01 Fabrieksinstellingen herstellen
P:04 Aantal vermogensstanden C:00 9vermogensstanden
4)
P:06 Bevestigingstoon bij aanraking
van een sensortoets
C:01
C:00
17vermogensstanden
5)
Uit
C:01 Zacht
C:02 Gemiddeld
C:03 Hard
P:07 Geluidssignaal van de timer C:00
Uit
5)
C:01 Zacht
C:02 Gemiddeld
C:03 Hard
P:08 Ingebruiknamebeveiliging C:00 Alleen handmatige activering van
de ingebruiknamebeveiliging
C:01 Automatische activering van de in-
gebruiknamebeveiliging
P:09 Maximale bedrijfsduur C:00 Veiligheidsniveau0
C:01 Veiligheidsniveau1
C:02 Veiligheidsniveau2
50
Programmering
Programma
1)
Code
2)
Instellingen
P:10 Aanmelding bij WiFi C:00 Niet actief/gedeactiveerd
C:01 Actief zonder configuratie
C:02 Actief en geconfigureerd (niet te
kiezen, geeft aan of de verbinding geslaagd is)
C:03 Verbinding via WPS push button
mogelijk
C:04 WiFi wordt naar standaard (C:00)
gereset
C:05 Directe WiFi-verbinding van kook-
plaat en externe afzuigkap zonder Miele@mobile-app (Con@ctivi­ty3.0)
P:12 Reactiesnelheid van de sen-
sortoetsen
C:00 Langzaam
C:01 Normaal
C:02 Snel
P:15 Permanente panherkenning C:00 Niet actief
C:01 Actief
1)
Niet-genoemde programma's zijn niet bezet.
2)
De standaard ingestelde code is telkens vet gedrukt.
3)
Wanneer de kookplaat wordt ingeschakeld, wordt enkele seconden  weergegeven in het timerdisplay.
4)
In de tekst en in de tabellen worden de uitgebreide vermogensstanden voor de duide­lijkheid weergegeven met een punt achter het cijfer.
5)
De bevestigingstoon van sensortoets Aan/Uit wordt niet uitgeschakeld.
51

Reiniging en onderhoud

Gevaar voor verbranding door
hete kookzones. Na het koken zijn de kookzones nog
heet. Schakel de kookplaat uit. Laat de kookzones afkoelen, voordat
u de kookplaat gaat reinigen.
Schade door vocht in de kook-
plaat. De stoom van een stoomreiniger kan
terechtkomen op onderdelen die on­der spanning staan en een kortslui­ting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren of veranderen wanneer u onge­schikte reinigingsmiddelen gebruikt. De oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmid­delen onmiddellijk.
Gebruik geen schurende reinigings­middelen of middelen die krassen kunnen veroorzaken.
Reinig de kookplaat na elk gebruik.Maak het apparaat na elke vochtige
reiniging weer droog om kalkresten te voorkomen.
Ongeschikte reinigingsmidde­len
Om beschadigingen aan de oppervlak­ken te voorkomen, mogen de volgende middelen niet worden gebruikt:
– afwasmiddelen
– soda-, alkali-, ammoniak-, zuur- of
chloridehoudende reinigingsmiddelen
– kalkoplossende reinigingsmiddelen
– vlek- en roestverwijderaars
– schurende reinigingsmiddelen, zoals
schuurpoeder, vloeibaar schuurmid­del en reinigingssteen
– oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen
– reinigingsmiddelen voor afwasauto-
maten
– grill- en ovensprays
52
– glasreinigers
– schurende harde borstels en spons-
jes (zoals pannensponsjes) of ge­bruikte sponsjes die nog resten schuurmiddel bevatten
– vlekkensponsjes
Reiniging en onderhoud

Keramische plaat reinigen

Schade door spitse voorwerpen.
De afdichtband tussen kookplaat en werkblad kan beschadigd raken. De afdichtband tussen keramische plaat en lijst kan beschadigd raken.
Gebruik voor de reiniging geen spitse voorwerpen.
Met een afwasmiddel worden niet al­le verontreinigingen en resten verwij­derd. Er ontstaat een onzichtbare film die tot verkleuringen van het keramische glas leidt. Deze verkleu­ringen kunnen niet meer worden ver­wijderd.
Reinig de keramische plaat regelma­tig met een speciaal reinigingsmiddel voor keramisch glas.
Verwijder alle grove verontreinigingen
met een vochtige doek. Vastgekoekte verontreinigingen verwijdert u met een glasschraper.
Reinig de plaat vervolgens met het
Miele-reinigingsmiddel voor kera­mische platen en roestvrij staal (zie hoofdstuk: “Bij te bestellen accessoi­res”, paragraaf: “Reinigings- en on­derhoudsmiddelen”). Of gebruik een ander geschikt reinigingsmiddel voor keramische platen. Gebruik hierbij een stuk keukenrol of een schone doek. Gebruik het reinigingsmiddel niet op een hete plaat, omdat daar­door vlekken kunnen ontstaan. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het reinigingsmiddel op.
Verwijder de resten van het reini-
gingsmiddel met een vochtige doek en wis de kookplaat vervolgens droog.
Reinigingsmiddelresten branden bij een volgend gebruik in en kunnen de keramische plaat beschadigen. Verwij­der alle reinigingsmiddelresten.
Vlekken van kalkresten, water en alu-
minium kunt u met het reinigingsmid­del voor keramische platen en roest­vrij staal verwijderen.
Gevaar voor verbranding door
hete kookzones. Tijdens het koken zijn de kookzones
heet. Trek ovenhandschoenen aan voordat
u resten van suiker, kunststof of alu­miniumfolie met een glasschraper van de hete kookplaat verwijdert.
Schakel de kookplaat meteen uit als
suiker, suikerhoudend voedsel, kunststof of aluminiumfolie op de
hete plaat terechtkomt. Vermeng sui­kerhoudende stoffen meteen met wa­ter.
Verwijder de resten onmiddellijk met
een schraper, zolang de plaat nog heet is.
Maak de afgekoelde kookplaat daar-
na schoon zoals voorheen is be­schreven.
53
Reiniging en onderhoud

Vetfilter/aanzuigrooster

Het aanzuigrooster en het herbruikbare metalen vetfilter in het afzuigsysteem nemen de vaste bestanddelen van de kookdampen op (vet, stof, etc.) en voor­komen dat het afzuigsysteem vuil wordt. Na 30 bedrijfsuren moet het vet­filter worden gereinigd. De sensor­toets verschijnt.
Gevaar voor brand door veront-
reinigde vetfilters. In het vetfilter opgehoopt vet kan in
brand vliegen. Reinig het vetfilter regelmatig.

Vetfilter verwijderen

Verwijder het aanzuigrooster.Verwijder het vetfilter voorzichtig.
Kantel het vetfilter niet!
Giet het vocht weg dat zich op de bo-
dem van het vetfilter heeft verzameld.

Het plaatsen van het vetfilter

Vetfilter en aanzuigrooster handmatig reinigen

Reinig het aanzuigrooster en het vet-
filter met een afwasborstel en wat warm water met een mild afwasmid­del. Gebruik geen geconcentreerd af­wasmiddel.
Vetfilter en aanzuigrooster in de af­wasautomaat reinigen
Zet het aanzuigrooster rechtop in het
onderrek.
Zet het vetfilter met de filterbodem
naar boven in het onderrek. Let erop dat de sproeiarm vrij kan bewegen.
Gebruik een reinigingsmiddel dat ge-
schikt is voor huishoudelijk gebruik.
Kies een programma met een tempe-
ratuur van tussen de 50 °C en 65 °C.
Bij reiniging in de afwasautomaat kun­nen sommige reinigingsmiddelen blij­vende verkleuringen veroorzaken op de filteroppervlakken van het vetfilter. Deze verkleuringen hebben geen na­delig effect op de werking van het fil­ter.
Op de kopse kanten van het vetfilter staat een symbool. De pijl wijst naar rechts of naar links.
Plaats het vetfilter zo, dat de pijl naar
de opening in de behuizing wijst.
54
Reiniging en onderhoud

Opvangschaal afzuigsysteem

Reinig de opvangschaal als door mor­sen of overkoken vloeistoffen in het af­zuigsysteem zijn terechtgekomen.
Neem het vetfilter eruit en reinig het
zoals beschreven in het hoofdstuk: “Reiniging en Onderhoud”, paragraaf: “Vetfilter/Aanzuigrooster”.
Houd de opvangschaal vast en open
de 4 vergrendelingen (2 rechts en 2 links). Houd de opvangschaal recht en haal deze voorzichtig van de be­huizing los.
Giet het vocht weg.Reinig de opvangschaal en droog de-
ze af.
Bedrijfsurenteller vetfilter re­setten
Reset de bedrijfsurenteller als u het vet­filter heeft gereinigd.
Druk 3seconden op de sensor-
toets.
De sensortoets dooft.

Anti-geurfilter regenereren

Na 120bedrijfsuren moet het anti-geur­filter worden geregenereerd. De sensor­toets verschijnt.
Regenereer het anti-geurfilter zoals
beschreven in de gebruiks- en mon­tagehandleiding van de luchtcircula­tiebox.
Bedrijfsurenteller anti-geurfil­ter resetten
Druk 3 seconden op de sensor-
toets.
De sensortoets dooft.
Reinig ook de binnenkant van het af-
zuigsysteem (voor zover u erbij kunt) en droog ook deze delen af.
Bevestig de opvangschaal weer aan
de behuizing.
Plaats het vetfilter terug en ook het
aanzuigrooster.
Binnenkant behuizing af­zuigsysteem
Reinig ook de voor u toegankelijke
delen van de behuizing als u het vet­filter heeft verwijderd. Zo voorkomt u een potentieel brandgevaar.
55

Nuttige tips

De meeste storingen en problemen die bij dagelijks gebruik kunnen optreden, kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en het probleem te verhelpen.
Probleem Oorzaak en oplossing
De kookplaat of de kookzones kunnen niet worden ingeschakeld.
Bij de nieuwe kookplaat komen geurtjes en damp vrij.
De ingestelde vermo­gensstand knippert.
De kookplaat heeft geen stroom. Controleer of de zekering van de elektrische instal-
latie doorgeslagen is. Neem contact op met een elektricien of met Miele (minimale sterkte van de zekering zie typeplaatje).
Er is mogelijk sprake van een technische storing. Maak het apparaat ca.1minuut spanningsvrij. Doe
dat als volgt: – schakel de hoofdschakelaar van de huisinstallatie
uit of draai de betreffende zekering(en) eruit of
– schakel de aardlekschakelaar uit.
Schakel daarna alles weer in. Kunt u het apparaat
dan nog niet in gebruik nemen, neem dan contact op met een elektricien of met Miele.
De metalen delen van het apparaat zijn voorzien van een speciaal beschermlaagje. Als u de kookplaat voor het eerst in gebruik neemt, kunnen geurtjes en dampen ontstaan. Ook het materiaal van de inductie­spoelen geeft tijdens de eerste gebruiksuren een geur af. Bij elk volgend gebruik neemt de geurvor­ming af, totdat u niets meer waarneemt. De geur en de eventueel optredende damp wijzen niet op een verkeerde aansluiting of een defect en zijn ook niet schadelijk voor de gezondheid.
Op de kookzone staat geen pan of een ongeschikte pan.
Gebruik geschikte pannen (zie hoofdstuk: “Induc-
tie”, paragraaf: “De juiste pannen”).
56
Probleem Oorzaak en oplossing
Wanneer de kookplaat wordt ingeschakeld of een sensortoets aange­raakt, verschijnt enkele seconden  in het ti­merdisplay.
De kookplaat is auto­matisch uitgeschakeld. Als u de kookplaat op­nieuw inschakelt, ver­schijnt boven de Aan/ Uit-toets een.
Wanneer de kookplaat wordt ingeschakeld, verschijnt even  in het timerdisplay. De kook­zones worden niet heet.
Een kookzone wordt automatisch uitgescha­keld.
Een van de kookzones of de gehele kookplaat wordt automatisch uit­geschakeld.
De boosterstand wordt automatisch te vroeg uitgeschakeld.
De kookzone werkt niet zoals u gewend bent op de ingestelde vermo­gensstand.
De vermogensstand 9 wordt automatisch ver­laagd als u bij de ver­bonden kookzone even­eens vermogensstand 9 instelt.
De inschakelblokkering of vergrendeling is geacti­veerd.
Deactiveer de inschakelblokkering/vergrendeling
(zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Inscha­kelblokkering/Vergrendeling”).
Eén of meerdere sensortoetsen zijn bedekt, bijvoor­beeld door vingercontact, overkokende gerechten of neergelegde voorwerpen.
Verwijder de verontreinigingen en/of de voor-
werpen (zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Veiligheidsuitschakeling”).
De demofunctie is ingeschakeld. Raak in het display van een willekeurige kookzone
sensortoets0 aan.
Raak daarna tegelijkertijd de sensortoetsen en
zo lang aan totdat in het timerdisplay en  af­wisselend knipperen.
De maximale bedrijfsduur is overschreden. Schakel de kookzone weer in (zie hoofdstuk: “Be-
veiligingen”, paragraaf: “Veiligheidsuitschakeling”).
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd. Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Over-
verhittingsbeveiliging”.
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd. Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Over-
verhittingsbeveiliging”.
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd. Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Over-
verhittingsbeveiliging”.
Bij gelijktijdig gebruik van vermogensstand 9 zou het maximale vermogen worden overschreden.
Gebruik een andere kookzone.
Nuttige tips
57
Nuttige tips
Probleem Oorzaak en oplossing
De inhoud van een pan begint niet of nauwe­lijks te koken, terwijl de aankookautomaat inge­schakeld is.
Na het uitschakelen van het apparaat is nog een geluid te horen.
De sensortoetsen rea­geren over- of ongevoe­lig.
In het timerdisplay knip­pert  in afwisseling met  en u hoort een signaal.
Op het timerdisplay knippert 1met een cij­fer (bijvoorbeeld 1-0) in afwisseling met een 3­cijferig getal.
Er worden grote hoeveelheden voedingsmiddelen verwarmd.
Kook met de hoogste vermogensstand en stel
daarna handmatig een lagere vermogensstand in.
De pan geleidt de warmte niet goed. Gebruik andere pannen die de warmte wel goed
geleiden.
De koelventilator blijft draaien tot het apparaat afge­koeld is en wordt dan automatisch uitgeschakeld.
De gevoeligheid van de sensortoetsen is veranderd. Zorg eerst dat zon- of kunstlicht niet direct op de
kookplaat valt. De omgeving van de kookplaat mag ook niet te donker zijn.
Verwijder al het kookgerei en reinig de kookplaat.
Zorg ervoor dat de gehele kookplaat en de sensor­toetsen niet bedekt zijn.
Onderbreek de stroomvoorziening van de kook-
plaat gedurende ca. 1minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan con­tact op met Miele.
De kookplaat is verkeerd aangesloten.
Haal de elektrische spanning van de kookplaat.Neem contact op met Miele. De kookplaat moet
volgens het aansluitschema worden aangesloten.
Storing kookzone Onderbreek de stroomvoorziening van de kook-
plaat gedurende ca. 1minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan con­tact op met Miele.
58
Probleem Oorzaak en oplossing
In het timerdisplay knip­peren  en cijfers af­wisselend
Er is vocht in het af­zuigsysteem gekomen.
De afzuigprestaties zijn verslechterd. Het af­zuiggeluid is toegeno­men.

De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd. Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Over-
verhittingsbeveiliging”.
,  of  De ventilator is geblokkeerd of defect.
Controleer of de ventilator geblokkeerd is door een
voorwerp.
Verwijder het voorwerpNeem contact op met Miele als de foutmelding op-
nieuw verschijnt.
 en andere cijfers. Er heeft zich een storing voorgedaan in de elektroni­ca.
Onderbreek de stroomvoorziening van de kook-
plaat gedurende ca. 1minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan con­tact op met Miele.
Er is vocht gemorst of overgekookt en door het aan­zuigrooster in het afzuigsysteem gekomen. De bodem van het vetfilter kan ca.250ml vocht op­vangen. Daarnaast kan ook de opvangschaal onder de behuizing van het afzuigsysteem 250ml vocht op­vangen.
Schakel het afzuigsysteem uit.Reinig het vetfilter, de opvangschaal en de binnen-
kanten van de behuizing (zie “Reiniging en onder­houd”).
Er is iets in het afzuigsysteem terechtgekomen (bij­voorbeeld een doekje).
Schakel het afzuigsysteem uit.Verwijder het vetfilter (zie “Reiniging en onder-
houd”).
Haal het voorwerp uit het vetfilter.
Nuttige tips
59
Nuttige tips
Probleem Oorzaak en oplossing
De sensortoets licht op.
De sensortoets licht op.
Het anti-geurfilter moet worden geregenereerd. Als u het afzuigsysteem met luchtcirculatie ge-
bruikt, regenereert u het anti-geurfilter zoals be­schreven in de gebruiks- en montagehandleiding van de luchtcirculatiebox. Reset vervolgens de be­drijfsurenteller (zie hoofdstuk: “Reiniging en onder­houd”, paragraaf: “Bedrijfsurenteller anti-geurfilter resetten” van deze gebruiks- en montagehandlei­ding).
Als u het afzuigsysteem met luchtafvoer gebruikt,
moet u de bedrijfsurenteller resetten (zie hoofd­stuk: “Reiniging en onderhoud”, paragraaf: “Be­drijfsurenteller anti-geurfilter resetten” van deze gebruiks- en montagehandleiding).
Het vetfilter moet worden gereinigd. Reinig het vetfilter zoals beschreven in het hoofd-
stuk: “Reiniging en onderhoud”, paragraaf: “Vetfil­ter/Aanzuigrooster”.
60

Bij te bestellen accessoires

Speciaal voor uw apparatuur levert Miele een uitgebreid assortiment aan toebehoren, alsmede reinigings- en on­derhoudsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig via de webshop bestellen.
De producten zijn ook verkrijgbaar bij Miele (zie achter in deze gebruiksaan­wijzing) en bij uw Miele-vakhandelaar.

Kook-/braadpannen

Bij Miele kunt u kiezen uit een groot aantal kook- en braadpannen. De pan­nen sluiten qua functie en afmetingen perfect aan op de Miele-apparatuur. Meer informatie over de afzonderlijke producten vindt u op de Miele-website.
– Pannen in diverse afmetingen
– Sauté-pan met deksel
– Pan met anti-aanbaklaag
– Wokpan
Reinigings- en onderhouds­middelen
Reinigingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal 250ml
Voor het verwijderen van verontreini­gingen, kalk- en aluminiumvlekken

Microvezeldoekje

Voor het verwijderen van vingerafdruk­ken en lichte verontreinigingen
– Braadpan
61

Service

Contact bij storingen

Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele-vakhandelaar of Miele.
Het telefoonnummer van Miele vindt u aan het einde van dit document.
Voor een goede en vlotte afhandeling moet Miele weten welk type apparaat u heeft en welk fabricagenummer het heeft. Beide gegevens vindt u op het typeplaatje.

Typeplaatje

Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type apparaat overeenkomt met het type dat op de achterkant van dit document staat.

Garantie

De garantietermijn voor dit apparaat bedraagt 2jaar.
Voor meer informatie zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
62
*INSTALLATION*

Installatie

Veiligheidsinstructies voor het inbouwen

Schade door ondeskundige inbouw.
Door ondeskundige inbouw kan de kookplaat beschadigd raken. Laat de kookplaat alleen door een gekwalificeerde vakman/-vrouw inbouwen.
Gevaar voor elektrische schok door netspanning.
Als het apparaat niet deskundig op het elektriciteitsnet aangesloten is, kan dit een elektrische schok veroorzaken.
Laat de kookplaat uitsluitend door een gekwalificeerde vakman/-vrouw op het elektriciteitsnet aansluiten.
Schade door vallende voorwerpen.
Bij de montage van bovenkasten of van een afzuigkap kan de kookplaat be­schadigd raken.
Bouw de kookplaat pas na de montage van de bovenkasten of de afzuigkap in.
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loslaten of vervor­men. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
De kookplaat mag niet boven koelapparatuur, afwas-, was- en
droogautomaten worden ingebouwd.
Naast deze kookplaat mag geen gaskookplaat worden inge-
bouwd.
Deze kookplaat mag alleen boven fornuizen en ovens met wasem-
koeling worden ingebouwd.
Zorg ervoor dat na de inbouw van de kookplaat de aansluitkabel
niet kan worden aangeraakt.
De aansluitkabel mag na de inbouw van de kookplaat niet in aan-
raking komen met beweegbare delen van de keukenelementen (bijv. een lade) en mag ook niet worden blootgesteld aan mechanische belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden op de volgende pagina's in acht.
63
*INSTALLATION*
Installatie
Voor het monteren van de luchtafvoer mogen alleen buizen of
slangen van niet-brandbaar materiaal worden gebruikt. Deze zijn ver­krijgbaar bij de Miele-vakhandel of bij Miele Nederland.
De lucht mag niet worden afgevoerd via een schoorsteen die
wordt gebruikt voor de afvoer van rook of gas, noch via een schacht die wordt gebruikt voor de ontluchting van ruimten waarin wordt ge­stookt.
Als de lucht moet worden afgevoerd via een schoorsteen die niet
meer in gebruik is voor de afvoer van rook of gas, dient u de officiële voorschriften te raadplegen.
De aangezogen afvoerlucht mag niet door de onderkast worden
geleid, omdat de kast hierdoor kan beschadigen. De luchtafvoer moet via een luchtafvoerleiding naar buiten (luchtafvoer) of via de luchtcirculatiebox terug naar het vertrek (luchtcirculatie) worden ge­leid.
64
*INSTALLATION*

Veiligheidsafstanden

Veiligheidsafstand boven de kook­plaat
Tussen de kookplaat en een erboven gemonteerde afzuigkap dient u de vei­ligheidsafstand aan te houden die de fabrikant van de afzuigkap aangeeft.
Installatie
Als zich boven het apparaat licht ont­vlambare materialen bevinden (zoals een keukenplank), moet u een afstand van ten minste 600mm aanhouden.
Als voor verschillende apparaten ver­schillende veiligheidsafstanden wor­den genoemd voor plaatsing onder een afzuigkap, kies dan altijd de grootste afstand.
65
*INSTALLATION*
Installatie

Veiligheidsafstand achterkant/zijkant

Monteer de kookplaat bij voorkeur met veel ruimte rechts en links.
Aan de achterkant van de kookplaat moet ten opzichte van een hoge kast of wand de hierna aangegeven minimale afstand worden aangehouden.
Als zich aan één kant van de kookplaat (rechts of links) een hoge kast of wand bevindt, moet de hierna aangegeven minimale afstand,  worden aange­houden. Voor de tegenoverliggende kant geldt een minimale afstand van 300mm.
Minimumafstand achter van de werkbladuitsparing tot de achterkant van het werkblad: 50mm
Minimumafstand rechts van de werkbladuitsparing tot een ernaast staand meubelstuk (bijv. hoge kast) of een wand: 50mm.
Minimumafstand links van de werk- bladuitsparing tot een ernaast staand meubelstuk (bijv. hoge kast) of een wand: 50mm.
Niet toegestaan
Aan te bevelen
Niet aan te bevelen
66
Niet aan te bevelen
*INSTALLATION*
Installatie

Veiligheidsafstand bij een beklede nis

Als er sprake is van een nisbekleding dient er een minimale afstand tussen de uit­sparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij te hoge tem­peraturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de afstand tus­sen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding minimaal 50 mm zijn.
Is de bekleding van niet brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en kera­mische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding minimaal 50 mm min de dikte van de bekleding zijn. Als de nisbekleding bijvoorbeeld 15 mm dik is, moet de minimale afstand 50 mm - 15 mm = 35 mm zijn.
Kookplaten zonder randlijst Kookplaten met randlijst / facetrand
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm niet brandbare materialen 50mm - maat x
67
*INSTALLATION*
Installatie
Aanwijzingen voor het inbou­wen
Alle maten zijn in mm aangegeven.

Opliggende inbouw

Dichting tussen kookplaat en werk­blad
Schade door verkeerde inbouw.
Als u voegenkit gebruikt tussen de kookplaat en het werkblad kunnen het apparaat en het werkblad be­schadigd raken als de kookplaat voor werkzaamheden moet worden verwijderd.
Gebruik geen voegenkit tussen kookplaat en werkblad. De dichting onder de rand van de kookplaat is voldoende als afdichting tussen het apparaat en het werkblad.

Werkblad met tegels

De voegen en het gearceerde ge­deelte onder de rand moeten glad en vlak zijn, zodat de kookplaat gelijkmatig aansluit en de dichting onder de rand van het apparaat voldoende afdicht.
68
*INSTALLATION*
Installatie
Naadloos aansluitende inbouw (zon­der rand)
Een naadloos aansluitende inbouw (zonder rand) is alleen mogelijk bij na­tuurstenen (graniet, marmer), massief houten en betegelde werkbladen. Als kookplaten ook geschikt zijn voor in­bouw in een glazen werkblad wordt dit bij de kookplaat vermeld. Als uw werk­blad van een ander materiaal is ge­maakt, informeer dan bij de fabrikant of het werkblad geschikt is voor naad­loos aansluitende inbouw.
De breedte van de onderkast moet mi­nimaal zo groot zijn als de uitsparing in het werkblad. (Zie hoofdstuk “Instal­latie”, paragraaf “Inbouwmaten – in hetzelfde vlak liggend”). Zo is de kookplaat ook na de inbouw van on­deraf goed toegankelijk. Een technicus moet de onderkant van de kookplaat kunnen verwijderen. Als de kookplaat niet van onderaf toegankelijk is, moet de voegenkit bij onderhoudswerk­zaamheden worden verwijderd om de kookplaat te kunnen verwijderen.
Natuurstenen werkbladen
De kookplaat wordt direct in de uitspa­ring geplaatst.
Massief houten, betegelde werk­bladen, glazen werkbladen
De kookplaat wordt met houten lijsten in de uitsparing vastgezet. Deze lijsten worden niet meegeleverd en moeten ter plaatse beschikbaar zijn.

Minimale sokkelhoogte

De minimale sokkelhoogte moet 100mm bedragen.

Corpusachterwand inbouwkast

Het luchtkanaal wordt achter de cor­pusachterwand van de inbouwkast aan­gebracht. De corpusachterwand moet voor eventuele werkzaamheden de­monteerbaar zijn.

Vetopvangschaal

De kookplaat moet zo worden inge­bouwd dat de vetopvangschaal goed toegankelijk is. De schaal moet voor rei­nigingsdoeleinden kunnen worden ver­wijderd.
69
*INSTALLATION*
Installatie

Inbouwmogelijkheden

Luchtcirculatie
Luchtafvoer
70
*INSTALLATION*

Inbouwmaten – opliggend

KMDA 7774 FR

Installatie
a
Voorkant
b
Afneembare opvangschaal
c
Aansluitkast met aansluitkabel (L=1440mm)
d
Aansluiting luchtkanaal achter (stan­daard)
e
Aansluiting luchtkanaal rechts (om­bouw vereist)
f
Aansluiting luchtkanaal links (om­bouw vereist)
71
*INSTALLATION*
Installatie

KMDA 7774 FL

a
Voorkant
b
Afneembare opvangschaal
c
Aansluitkast met aansluitkabel (L=1440mm)
d
Aansluiting luchtkanaal achter (stan­daard)
e
Aansluiting luchtkanaal rechts (om­bouw vereist)
f
Aansluiting luchtkanaal links (om­bouw vereist)
72
*INSTALLATION*
Installatie
Werkbladdiepte 600mm

KMDA 7774 FR

a
Corpusachterwand De corpusachterwand moet voor eventuele werkzaamheden demon­teerbaar zijn. Voor de plaatsing van het luchtkanaal moet tussen de cor­pusachterwand en een aangrenzen­de muur of kast een minimale af­stand van 110mm worden aange­houden.
b
Opvangschaal condens De afneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn

KMDA 7774 FL

a
Corpusachterwand De corpusachterwand moet voor eventuele werkzaamheden demon­teerbaar zijn. Voor de plaatsing van het luchtkanaal moet tussen de cor­pusachterwand en een aangrenzen­de muur of kast een minimale af­stand van 110mm worden aange­houden.
b
Opvangschaal condens De afneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn
73
*INSTALLATION*
Installatie

Uitblaasrichting naar achteren (standaard)

Uitblaasrichting rechts

Uitblaasrichting links

74
*INSTALLATION*
Installatie
Werkbladdiepte meer dan 600mm

KMDA 7774 FR

a
Corpusachterwand De corpusachterwand moet voor eventuele werkzaamheden demon­teerbaar zijn. Voor de plaatsing van het luchtkanaal moet tussen de cor­pusachterwand en een aangrenzen­de muur of kast een minimale af­stand van 110mm worden aange­houden.
b
Lengte van het tussenstuk (variabel)
c
Opvangschaal condens De afneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn
x=Het aantal mm dat het werkblad dieper is dan 600mm.

KMDA 7774 FL

a
Corpusachterwand De corpusachterwand moet voor eventuele werkzaamheden demon­teerbaar zijn. Voor de plaatsing van het luchtkanaal moet tussen de cor­pusachterwand en een aangrenzen­de muur of kast een minimale af­stand van 110mm worden aange­houden.
b
Lengte van het tussenstuk (variabel)
c
Opvangschaal condens De afneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn
x=Het aantal mm dat het werkblad dieper is dan 600mm.
75
*INSTALLATION*
Installatie

Uitblaasrichting naar achteren (standaard)

Uitblaasrichting rechts

Uitblaasrichting links

76
*INSTALLATION*
Inbouwmaten–geïntegreerd

KMDA 7774 FL

Installatie
a
Voorkant
b
Afneembare opvangschaal
c
Aansluitkast met aansluitkabel (L=1440mm)
d
Getrapte freesrand
e
Houten lijsten (niet bijgeleverd)
f
Aansluiting luchtkanaal achter (stan­daard)
g
Aansluiting luchtkanaal rechts (om­bouw vereist)
h
Aansluiting luchtkanaal links (om­bouw vereist)
77
*INSTALLATION*
Installatie
Werkbladdiepte 600mm

KMDA 7774 FL

a
Corpusachterwand De corpusachterwand moet voor eventuele werkzaamheden demon­teerbaar zijn. Voor de plaatsing van het luchtkanaal moet tussen de cor­pusachterwand en een aangrenzen­de muur of kast een minimale af­stand van 110mm worden aange­houden.
b
Opvangschaal condens De afneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn
78
*INSTALLATION*

Uitblaasrichting naar achteren (standaard)

Uitblaasrichting rechts

Installatie

Uitblaasrichting links

79
*INSTALLATION*
Installatie
Werkbladdiepte meer dan 600mm

KMDA 7774 FL

a
Corpusachterwand De corpusachterwand moet voor eventuele werkzaamheden demon­teerbaar zijn. Voor de plaatsing van het luchtkanaal moet tussen de cor­pusachterwand en een aangrenzen­de muur of kast een minimale af­stand van 110mm worden aange­houden.
b
Lengte van het tussenstuk (variabel)
c
Opvangschaal condens De afneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn
x=Het aantal mm dat het werkblad dieper is dan 600mm.
80
*INSTALLATION*

Uitblaasrichting naar achteren (standaard)

Uitblaasrichting rechts

Installatie

Uitblaasrichting links

81
*INSTALLATION*
Installatie

Uitblaasrichting wijzigen

Ventilator draaien

Leg de kookplaat met de keramische
plaat op een zachte ondergrond.
Haal de 4vergrendelingen los en ver-
wijder de opvangschaal.
Draai de ventilator 90°.Bevestig de ventilator met de
5schroeven. Zorg dat de kunststof rand links aansluit.

Uitblaasrichting rechts

Draai de 5schroeven van de ventila-
tor los.
Haal de bevestigingshaken los.
82
Bevestig de ventilator met de beves-
tigingsprofielen.
Plaats de opvangschaal terug en be-
vestig deze met de 4vergrende­lingen.
*INSTALLATION*

Uitblaasrichting links

Draai de 4schroeven van het frame
los.
Installatie
Leid de kabels onder de ventilator
door.
Breng de kabelklem weer aan.Draai de 4schroeven van het frame
daarna weer vast.
Maak de kabelklem los.
Til het frame en de ventilator op en
draai het geheel 180°.
Bevestig de ventilator met de beves-
tigingsprofielen.
Plaats de opvangschaal terug en be-
vestig deze met de 4vergrende­lingen.
83
*INSTALLATION*
Installatie
Aansluiting raamcontact, in­dien nodig
De aansluiting voor het raamcon-
tact staat onder spanning! Pas op! Letselrisico door elektrische
schok! Maak de kookplaat spanningsvrij,
voordat het schakelsysteem wordt aangesloten.
De aansluitkabel van het schakelsy­steem mag alleen door een vakman worden aangesloten.
De aansluitkabel van het schakelsy­steem moet van het type H03VV-F
2x0,75mm2 zijn en mag niet langer zijn dan 2,0m. Het schakelsysteem moet een poten­tiaalvrij sluitcontact hebben dat ge­schikt is voor 230V, 1A. In geopende schakelstand is het afzuigsysteem uitgeschakeld. Gebruik alleen toegelaten en gekeur­de radiografische schakelsystemen (bijvoorbeeld raamcontactschake­laars en onderdrukschakelaars). Laat het betreffende systeem door een geautoriseerde vakman vrijgeven. Het schakelsysteem moet geschikt zijn voor gebruik met een BLDC-mo­tor. Voor een veilige aansluiting en een veilig gebruik moet u over de docu­mentatie van het externe schakelsy­steem beschikken.
Maak het nokje los en trek de stekker
eruit.
Draai de schroef van de trekontlas-
ting los en ontgrendel de behuizing aan beide kanten.
Open de behuizing.Verwijder de stop.
84
*INSTALLATION*
Vervang de brug door de aansluit-
kabel van het schakelsysteem.
Sluit de behuizing.Draai de schroef van de trekontlasting
er weer in.
Plaats de stekker weer terug.
Installatie
85
*INSTALLATION*
Installatie

Opliggende inbouw

Maak de uitsparing in het werkblad.
Let op de veiligheidsafstanden (zie het hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Veiligheidsafstanden”).
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afge­werkt om te voorkomen dat het werk­blad door vocht wordt aangetast. Het afdichtmateriaal moet temperatuurbe­stendig zijn.
Deze materialen mogen niet op het oppervlak van het werkblad terecht­komen.
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van de kookplaat.
Leid de aansluitkabel van de kook-
plaat door de uitsparing in het werk­blad omlaag.
Zet de kookplaat midden in de uit-
sparing. Zorg ervoor dat de afdichting op het werkblad aansluit, zodat een correcte afdichting gegarandeerd is.
Dicht de kookplaat niet extra af met voegenkit (zoals siliconenkit).
Als de afdichting bij de hoeken niet goed op het werkblad aansluit, kan de hoekradius van het werkblad (≤R4) voorzichtig met een decoupeerzaag worden bijgewerkt.
Sluit de kookplaat aan op het elektri-
citeitsnet.
Controleer de werking van de kook-
plaat.
86
*INSTALLATION*
Installatie

Naadloos aansluitende inbouw

Maak de uitsparing in het werkblad.
Let op de veiligheidsafstanden (zie het hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Veiligheidsafstanden”).
Bij werkbladen van massief hout/be-
tegelde werkbladen/werkbladen van glas: bevestig de houten lijsten 5,5mm on­der de bovenkant van het werkblad (zie de afbeelding in het hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Inbouwma­ten–geïntegreerd”).
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van de kookplaat.
Leid de aansluitkabel van de kook-
plaat door de uitsparing in het werk­blad omlaag.
Plaats de kookplaat in de uitsparing
en centreer de kookplaat.
De voeg tussen de keramische plaat en het werkblad moet ten minste 2mm breed zijn. Deze is nodig om de kookplaat te kunnen afdichten.
Schade door ongeschikte kit.
Ongeschikte kit kan natuursteen be­schadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels van natuursteen uitsluitend een voor natuursteen geschikte siliconenkit. Neem de aanwijzingen van de fabri­kant in acht.
Sluit de kookplaat aan op het elektri-
citeitsnet.
Controleer de werking van de kook-
plaat.
Vul de voeg tussen de kookplaat en
het werkblad met een geschikte, hit­tebestendige siliconenkit (ten minste 160°C).
87
*INSTALLATION*
Installatie

Luchtafvoerleiding

Gelijktijdig gebruik van het geïn-
tegreerde afzuigsysteem en een ver­brandingssysteem dat lucht uit de­zelfde ruimte gebruikt kan levensge­vaarlijk zijn! Er kunnen giftige gassen vrijkomen!
Neem beslist de veiligheidsinstruc­ties en waarschuwingen uit het ge­lijknamige hoofdstuk in acht.
Laat bij twijfel door een vakman con­troleren of de luchtafvoer altijd ge­waarborgd is.
Het afzuigsysteem heeft een luchtafvoer van 222x89mm.
Voor de luchtafvoer mogen alleen
gladde buizen of flexibele slangen van niet-brandbaar materiaal worden gebruikt.
Voor een zo groot mogelijke afzuigca-
paciteit en een zo laag mogelijk ge­luidsniveau moeten de volgende pun­ten in acht worden genomen:
– De diameter van de luchtafvoerlei-
ding mag niet kleiner zijn dan die van de luchtafvoertuit (zie de afmetingen).
Iedere barrière in de luchtstroom ver­mindert de afzuigcapaciteit en ver­hoogt het geluidsniveau.
Moet de lucht door een schoorsteen
worden afgevoerd, dan moet de in­voerbuis in stromingsrichting worden geplaatst.
Als de luchtafvoer horizontaal wordt
gelegd, moet er sprake zijn van een zeker verval. Daarmee wordt voorko­men dat er condenswater in het af­zuigsysteem kan lopen.
Als de luchtafvoerleiding door koele
ruimtes, zolders, etc. loopt, kunnen er in de afzonderlijke ruimtes aanzien­lijke temperatuurverschillen optreden. Hierdoor kan condenswater ontstaan. De luchtafvoerleiding moet dan wor­den geïsoleerd.
– De luchtafvoer moet zo kort en recht
mogelijk zijn.
– Alleen bochten met een grote straal
zijn toegestaan.
– Er mogen geen knikken in de luchtaf-
voer komen en de luchtafvoer mag niet in elkaar worden gedrukt.
– De verbindingspunten moeten stevig
en dicht zijn.
88
Plak de bijgeleverde afdichttape op
de afvoertuit als de aangeschafte af­voerleiding niet stevig op de af­voertuit zit.
*INSTALLATION*
Installatie

Elektrische aansluiting

Schade door ondeskundige aan-
sluiting. Door ondeskundig uitgevoerde in-
stallatie-, onderhouds- of reparatie­werkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. Door ondeskundige installatie- en onderhoudswerkzaamheden of repa­raties kunnen gevaarlijke situaties voor de gebruiker ontstaan waarvoor Miele geen aansprakelijkheid aan­vaardt. Miele kan niet verantwoorde­lijk worden gesteld voor (de gevolgen van) een ontbrekende of onderbro­ken aarding (bijvoorbeeld een elek­trische schok).
Laat de kookplaat uitsluitend door een gekwalificeerde vakman/-vrouw op het elektriciteitsnet aansluiten.
Deze vakman/-vrouw dient de ter plaatse geldende voorschriften en normen exact te kennen en zorgvul­dig na te leven.
Na het inbouwen moet zijn gewaar­borgd dat onder spanning staande delen niet kunnen worden aange­raakt.

Aansluitwaarde

Zie typeplaatje

Aansluitgegevens

De aansluitwaarden vindt u op het type­plaatje. Deze gegevens moeten beslist met de waarden van het elektriciteitsnet overeenkomen.
Voor de aansluitmogelijkheden zie het aansluitschema.

Aardlekschakelaar

Voor extra veiligheid wordt in de EU­voorschriften en -richtlijnen voor Neder­land geadviseerd om de huisinstallatie van een aardlekschakelaar te voorzien (30mA).

Scheidingssysteem

Het apparaat moet via schakelaars met alle polen van de netspanning kunnen worden losgekoppeld. De contactope­ning in uitgeschakelde toestand moet ten minste 3mm bedragen. Geschikte schakelaars zijn overbelastings- en aardlekschakelaars.
89
*INSTALLATION*
Installatie

Spanningsvrij maken

Gevaar voor elektrische schok
door netspanning. Bij onderhoud en/of reparatie kan het
opnieuw inschakelen van de net­spanning een elektrische schok ver­oorzaken.
Zorg dat de netspanning niet per on­geluk weer kan worden ingescha­keld.
Moet het apparaat spanningsvrij wor­den gemaakt, ga dan, afhankelijk van de situatie, als volgt te werk:

Smeltzekeringen

Draai de zekeringen los en neem deze
uit de houders.

Schroefautomaten

Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruit springt.

Inbouwzekeringautomaten

(Aardlekschakelaar, minimaal typeB
of C): zet de tuimelschakelaar van 1 (Aan) op 0(Uit).

Aardlekschakelaar

(Aardlekschakelaar): zet de hoofd-
schakelaar van1 (Aan) op 0(Uit) of druk op de testtoets.

Aansluitkabel

De kookplaat moet met een kabel van het type H 05 VV-F (PVC-isolatie) vol­gens het aansluitschema worden aan­gesloten. De kabel moet voldoende doorsnede hebben.
Voor de aansluitmogelijkheden zie het aansluitschema.
De toegestane aansluitspanning en de bijbehorende waarden voor uw kook­plaat vindt u op het typeplaatje.

Aansluitkabel vervangen

Gevaar voor elektrische schok
door netspanning. Als het apparaat niet deskundig op
het elektriciteitsnet aangesloten is, kan dit een elektrische schok veroor­zaken.
Laat de aansluitkabel uitsluitend door een gekwalificeerde vakman/­vrouw vervangen.
Als u de aansluitkabel vervangt, gebruik dan uitsluitend het type kabel H05VV­F met de juiste diameter. U kunt de aansluitkabel krijgen bij de fabrikant of bij Miele.
90
*INSTALLATION*
L1
200-240 V~
200-240 V~
200-240 V~
ab
cde
-
L2 L3 N
-
L2
b
L1
a cdNe
(L3)
200-240 V~
200-240 V~
aL1bcdNe
-
(L2)
200-240 V~

Aansluitschema

Installatie
91

Productinformatiebladen

Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en monta­gehandleiding beschreven modellen.

Informatie over huishoudelijke elektrische kookplaten

volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het model KMDA 7774-1
Aantal kookzones en/of -gebieden 4
Voor cirkelvormige kookzones of -gebieden: dia­meter van de nuttige kookoppervlakte per kookzo­ne Voor niet-cirkelvormige kookzones of -gebieden: lengte en breedte van de nuttige kookoppervlakte per kookzone L/W
Energieverbruik per kookzone of -gebied, bere­kend per kg (EC
elektrisch koken
)
1. = 230x390mm
2. = 230x390mm
3. =
4. =
5. =
6. =
1. = 189,6Wh/kg
2. = 185,5Wh/kg
Energieverbruik van de kookplaat, berekend per kg (EC
elektrische kookplaat
)
187,5Wh/kg
92
Productinformatiebladen

Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen

volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het model KMDA 7774-1
Jaarlijks energieverbruik (AEC
Energie-efficiëntieklasse A++
Energie-efficiëntie-index (EEI
Hydrodynamische efficiëntie (FDE
Hydrodynamische-efficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) A
Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) -
Vetfilteringsefficiëntie 95,1%
Vetfilteringsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) A
Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepunt 441 Pa
A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid) 45 dB
A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid) 69 dB
A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodus 73 dB
Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt 102,1W
Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po) 0,00W
Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps) 0,19W
Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem 0,0W
Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper­vlak
Tijdstoenamefactor 0,7
) 25,1kWh/jaar
afzuigkap
) 35,1
afzuigkap
) 36,9
afzuigkap
) lx/W
306,4m3/h
170m3/h
490m3/h
570m3/h
570m3/h
0 Ix
93

Conformiteitsverklaring

Hiermee verklaart Miele, dat deze kera­mische inductiekookplaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU.
U kunt de volledige tekst van deze EU­conformiteitsverklaring op de volgende internetadressen vinden:
– www.miele.nl Downloads
– www.miele.nl/c/brochures-en-hand-
leidingen-385.htm
Frequentieband 2,4000GHz –
2,4835GHz
Maximale zendca­paciteit
<100mW
94
KMDA7774-1
M.-Nr. 11 122 920 / 01nl-NL
Loading...