Miele K 511 i-2, K 513 i-2, K 515 i-2 User manual

Gebruiks- en montage-aanwijzing
voor de koelkasten K 511 i-2 K 513 i-2 K 515 i-2
Lees beslist de gebruiksaanwijzing voordat u uw apparaat plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt onnodige schade aan uw apparaat. M.-Nr. 09 547 040
Inhoud
Beschrijving van het apparaat .......................................4
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu .......................5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen.............................6
Het besparen van energie ..........................................14
Het in- en uitschakelen van het apparaat .............................16
Bij langere afwezigheid .............................................16
De juiste temperatuur .............................................17
...indekoelzone .................................................17
Het instellen van de temperatuur......................................18
Temperatuur- en vochtigheidsregelaar voor de groentelade ................18
Het opslaan in de koelzone.........................................19
Gedeelten met verschillende temperaturen .............................19
Niet geschikt voor de koelkast........................................20
Waar u in de winkel al op moet letten ..................................20
Afdekken of niet? ..................................................20
Groenten en fruit ................................................20
Eiwitrijke levensmiddelen .........................................20
Het indelen van de binnenruimte ....................................21
Plateaus .........................................................21
Deurvakken ......................................................21
Worst- en kaasvak .................................................21
Het automatisch ontdooien.........................................22
Het ontdooien van de koelzone .......................................22
Reinigen ........................................................23
Het reinigen van de binnenruimte en de toebehoren ......................24
Het reinigen van de deurdichting .....................................24
Het reinigen van de ventilatiesleuven ..................................24
Nuttige tips ......................................................25
Geluiden en de oorzaken ervan .....................................27
Afdeling Klantcontacten / Garantie ..................................28
Elektrische aansluiting ............................................29
Montage-instructies...............................................30
Plaats van opstelling ...............................................30
Klimaatklasse ..................................................30
Luchttoevoer en luchtafvoer .........................................31
Voordat u het apparaat inbouwt ......................................31
Inhoud
Inbouwmaten ....................................................32
Het veranderen van de draairichting van de deur ......................33
Deur van het apparaat..............................................33
Het inbouwen van het apparaat .....................................35
Inbouw in een scheidingswand .......................................35
Gewicht van de meubeldeur .........................................35
Het inbouwen van het apparaat ......................................37
Het bevestigen van de meubeldeur ...................................38
Beschrijving van het apparaat
a Plateaus
b Temperatuurregelaar en
binnenverlichting
c Worst- en kaasvak
d Gootje voor het dooiwater en
afvoeropening voor het dooiwater
e Ventilatie-opening met temperatuur-
en vochtigheidsregelaar
f Groente- en fruitlade
4
g Deurvak met eierhouder / Botervak
h Lichtcontactschakelaar
i Deurvakken
j Flessensteun*
k Deurvak voor flessen
* Afhankelijk van het model
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu
Het verpakkingsmateriaal
De verpakking beschermt het apparaat tegen transportschade.
Het verpakkingsmateriaal is uitgekozen omdat dit het milieu relatief weinig be­last en kan worden hergebruikt. Door hergebruik van verpakkingsmate­riaal wordt er op grondstoffen bespaard en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking in het algemeen terug.
Het afdanken van het apparaat
Oude elektrische en elektronische ap­paraten bevatten meestal nog waarde­volle materialen. Ze bevatten echter ook schadelijke stoffen die nodig zijn geweest om de apparaten goed en veilig te laten functi­oneren. Wanneer u uw oude apparaat bij het gewone afval doet of er op een andere manier niet goed mee omgaat, kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de ge­zondheid en het milieu.
Verwijder uw oude apparaat dan ook nooit samen met het gewone afval, maar lever het in bij een gemeentelijk inzameldepot voor elektrische en elek­tronische apparatuur.
Het afgedankte apparaat moet tot die tijd buiten het bereik van kinderen wor­den opgeslagen.
Let erop dat de buisleidingen van uw apparaat niet worden beschadigd, wanneer dit wordt weggebracht om op vakkundige wijze en zonder het milieu al te veel schade te berokkenen te wor­den verschroot. Dan kan men er zeker van zijn dat koelmiddelen die zich in het koelsysteem bevinden en de olie die zich in de compressor bevindt niet in het milieu terechtkomen.
5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Dit apparaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften. Onjuist gebruik echter kan persoonlijk letsel of beschadiging van het apparaat tot gevolg hebben.
Lees daarom de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig door, voordat u het apparaat in gebruik neemt. In de handleiding vindt u belangrijke instructies met betrekking tot inbouw, veilig­heid, gebruik en onderhoud.
Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die is ontstaan doordat de veiligheidsinstructies en waarschuwingen niet in acht zijn genomen.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef deze door aan een eventuele volgende eigenaar.
Efficiënt gebruik
Dit apparaat is uitsluitend bestemd voor huishoudelijk of vergelijk-
~
baar gebruik.
Dit apparaat is uitsluitend bestemd voor gebruik binnenshuis.
~
Dit apparaat is uitsluitend bestemd voor het koelen en bewaren
~
van levensmiddelen. Gebruik voor andere doeleinden is ontoelaatbaar.
6
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Het apparaat is niet geschikt voor het koelen en bewaren van
~
medicamenten, bloedplasma, laboratoriumpreparaten en dergelijke. Opslag van deze producten in het apparaat kan tot kwaliteitsverlies en zelfs tot bederf van de opgeslagen levensmiddelen leiden.
Het apparaat mag niet worden gebruikt in explosiegevoelige
~
ruimten.
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die is ontstaan
~
door gebruik voor andere doeleinden dan hier aangegeven of door een foutieve bediening.
Personen die op grond van hun fysieke of psychische
~
gesteldheid, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van het appa­raat niet in staat zijn om het veilig te bedienen, mogen het alleen ge­bruiken als ze onder toezicht staan van of worden geïnstrueerd door een verantwoordelijk persoon.
Wanneer er kinderen in huis zijn
Kinderen onder de acht jaar mogen alleen in de buurt van het ap-
~
paraat komen als ze constant onder toezicht staan.
Kinderen vanaf acht jaar mogen het apparaat zonder toezicht ge-
~
bruiken, maar alleen als ze weten hoe het werkt en wat voor gevaar zij lopen wanneer ze het fout bedienen.
Kinderen mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen of on-
~
derhouden.
Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van het
~
apparaat bevinden. Laat ze nooit met het apparaat spelen.
Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten het bereik van
~
kinderen in verband met verstikkingsgevaar.
7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Technische veiligheid
Het koelsysteem is op lekken gecontroleerd. Het apparaat vol-
~
doet aan de desbetreffende veiligheidsbepalingen en EU-richtlijnen.
Dit apparaat bevat het koelmiddel isobutaan (R600a).
~
Dit is een natuurlijk gas dat het milieu weinig belast, maar wel brandbaar is. Het gas is niet schadelijk voor de ozonlaag en ver­sterkt het broeikaseffect niet, maar het gebruik van dit koelmiddel heeft er wel toe geleid dat het apparaat meer lawaai maakt wanneer het aanstaat. Behalve de geluiden van de compressor kunnen er dan in het hele koelsysteem stromingsgeluiden optreden. Deze effecten zijn helaas niet te vermijden, maar hebben geen ne­gatieve invloed op de capaciteit van het apparaat. Let er bij het transport en bij de plaatsing van het apparaat op dat er geen onderdelen van het koelsysteem worden beschadigd. Vrijko­mend koelmiddel kan oogletsel veroorzaken. Wordt het koelsysteem toch beschadigd:
– vermijd dan open vuur of andere brandhaarden,
– haal de spanning van het apparaat,
– lucht het vertrek waar het apparaat staat enkele minuten lang door
– en schakel de afdeling Klantcontacten in.
Hoe meer koelmiddel een apparaat bevat, des te groter moet het
~
vertrek zijn waarin dit apparaat wordt geplaatst. Wanneer het vertrek te klein is kan zich bij een eventuele lek een brandbaar mengsel van gas en lucht vormen. Per 8 g koelmiddel moet het vertrek minstens 1 m De hoeveelheid koelmiddel van dit apparaat staat op het typeplaatje in de binnenkant van het apparaat.
8
3
groot zijn.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Vergelijk vóórdat u het apparaat aansluit de aansluitgegevens
~
(zekering, spanning en frequentie) op het typeplaatje met die van het elektriciteitsnet. Deze moeten beslist overeenkomen. Raadpleeg bij twijfel een elektricien.
De elektrische veiligheid van het apparaat is uitsluitend gegaran-
~
deerd als het wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol­gens de geldende veiligheidsbepalingen is geïnstalleerd. Laat de huisinstallatie bij twijfel door een vakman / vakvrouw inspec­teren.
Wanneer de aansluitkabel is beschadigd, moet deze door een er-
~
kend vakman / vakvrouw worden vervangen.
Dit apparaat mag niet op het elektriciteitsnet worden aangesloten
~
via meervoudige stopcontacten of via verlengsnoeren die daarvoor niet geschikt zijn. Dit in verband met gevaar voor oververhitting.
Wanneer er vocht op spanningvoerende delen of de elektrische
~
kabel terechtkomt, kan dat kortsluiting veroorzaken. Gebruik het apparaat daarom niet in ruimtes waar met water wordt gespetterd.
Dit apparaat mag niet op een niet-stationaire locatie (bijv. op een
~
schip) worden gebruikt.
Controleer vóórdat het apparaat wordt geplaatst, of het zichtbaar
~
beschadigd is. Een beschadigde koelkast mag niet worden geplaatst en niet in ge­bruik genomen.
Gebruik het apparaat alleen als het is ingebouwd.
~
9
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mag er
~
geen elektrische spanning op het apparaat staan. Dat is het geval als aan één van de volgende voorwaarden is vol­daan:
– als de hoofdschakelaar van de huisinstallatie is uitgeschakeld,
– als de stekker uit het stopcontact is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
Installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen al-
~
leen door een erkend vakman / vakvrouw worden uitgevoerd. Gebeurt dat niet, dan kan de gebruiker risico's lopen waarvoor de fabrikant niet aansprakelijk is.
Reparaties mogen tijdens de garantieperiode alleen door een
~
technicus van Miele worden uitgevoerd. Gebeurt dat niet, dan vervalt de garantie.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderde-
~
len worden vervangen. Alleen van deze Miele-onderdelen kunnen wij garanderen, dat zij volledig voldoen aan de veiligheidseisen die wij stellen aan onze apparaten en onderdelen daarvan.
Verdere tips voor het gebruik
Het apparaat heeft een bepaalde klimaatklasse. De klimaatklasse
~
is een kamertemperatuurbereik waar de temperatuur niet boven of onder mag liggen en staat aangegeven op het typeplaatje aan de binnenkant van uw apparaat. Een te lage temperatuur heeft tot gevolg dat de compressor voor langere tijd afslaat, zodat het apparaat de vereiste temperatuur niet kan aanhouden.
Sluit de ventilatieroosters niet af om te voorkomen dat de luchtge-
~
leiding niet goed functioneert, het stroomverbruik stijgt en onderde­len beschadigd raken.
10
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Bevinden zich vet- of oliehoudende levensmiddelen in het appa-
~
raat, let er dan op dat er geen vet of olie uitloopt om te voorkomen dat er scheuren in het kunststof ontstaan.
Bewaar geen stoffen in het apparaat die drijfgassen of andere
~
verstuivingsmiddelen bevatten. Wanneer de thermostaat wordt ingeschakeld kunnen vonken ont­staan. Deze kunnen licht ontvlambare producten tot explosie bren­gen.
Gebruik geen elektrische apparaten in dit apparaat, bijv. voor het
~
maken van ijs. Dit om vonken en een explosie te voorkomen.
Plaats dranken met een hoog alcoholpercentage alleen rechtop
~
en altijd goed gesloten in het apparaat in verband met explosiege­vaar.
Wanneer u levensmiddelen eet die te lang zijn bewaard, loopt u
~
het risico om voedselvergiftiging op te lopen. De bewaartijd hangt van vele factoren af, zoals de versheid en kwa­liteit van de levensmiddelen en de temperatuur waarop ze worden bewaard. Neem de bewaartips en de uiterste houdbaarheidsdatum van de le­vensmiddelenfabrikanten in acht.
Gebruik uitsluitend Miele-accessoires om te voorkomen dat
~
garantie-aanspraken vervallen.
11
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Reiniging en onderhoud
Behandel de deurdichting niet met olie of vet om te voorkomen
~
dat deze in de loop van de tijd poreus wordt.
Gebruik voor het ontdooien en reinigen van het apparaat nooit
~
een stoomreiniger, aangezien stoom in aanraking kan komen met spanningvoerende delen van het apparaat en zo kortsluiting veroor­zaken.
Gebruik geen scherpe voorwerpen om
~
– rijp- en ijslagen te verwijderen
– en vastgevroren ijsbakjes en/of vastgevroren levensmiddelen los
te wrikken.
Doet u dat wel, dan beschadigt u de verdampers en functioneert het apparaat niet meer.
Plaats wanneer u wilt ontdooien nooit elektrische verwarmingsap-
~
paraten of kaarsen in het apparaat om te voorkomen dat het kunst­stof beschadigd raakt.
Gebruik geen ontdooisprays of andere middelen om te ontdooi-
~
en. Deze kunnen explosieve gassen vormen, oplosmiddelen of drijfgas­sen bevatten die het kunststof beschadigen of schadelijk zijn voor de gezondheid.
12
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Wat te doen wanneer u het apparaat afdankt
Maak het slot onbruikbaar om te voorkomen dat kinderen niet in
~
het apparaat ingesloten kunnen raken en in levensgevaar komen.
Beschadig geen delen van het koelsysteem, bijv. door
~
– koelmiddelkanalen van de verdamper open te prikken;
– buisleidingen om te buigen;
– beschermende lagen af te krabben.
Vrijkomend koelmiddel kan oogletsel veroorzaken.
13
Het besparen van energie
Normaal energieverbruik Te hoog energieverbruik
Belangrijk bij plaatsing en on­derhoud
Belangrijk bij de temperatuurinstel­ling
Plaats het apparaat in een geventileerde ruimte.
Stel het apparaat niet bloot aan zonnestralen.
Plaats het apparaat niet naast een warmtebron (ver­warming, fornuis).
Zorg voor een omgevingstem­peratuur van ca. 20 °C
Dek ventilatie-openingen niet af en maak ze regelma­tig stofvrij.
Stel èèn van de middelste standen in: 2 of 3.
In gesloten, niet geventileer­de ruimtes
Direct blootgesteld aan zonnestralen
Naast een warmtebron (ver­warming, fornuis)
Bij een hoge omgevingstem­peratuur
Met ventilatie-openingen die zijn afgedekt of vol zitten met stof
Hoe hoger de stand, des te lager de temperatuur en des te hoger het energieverbruik
14
Het besparen van energie
Normaal energieverbruik Te hoog energieverbruik
Belangrijk bij bediening en gebruik
Plaats de plateaus, laden en vakken zoals bij levering.
Open de deur alleen indien nodig en zo kort mogelijk.
Leg de levensmiddelen bij het inruimen meteen op de goede plek.
Neem bij het boodschappen doen een koeltas mee en leg de levensmiddelen zo snel mogelijk in het apparaat.
Pakt u levensmiddelen uit het apparaat, neem dan wat u no­dig hebt en leg de rest zo snel mogelijk weer terug om koel­verlies te voorkomen.
Laat warme levensmiddelen eerst buiten het apparaat af­koelen.
Leg de levensmiddelen alleen afgedekt of verpakt in het ap­paraat.
Deur vaak en lang openen be­tekent koudeverlies en in­stroom van warme omgevings­lucht. Het apparaat heeft tijd nodig om daartegenop te koelen en de compressor moet langer werken.
Zijn levensmiddelen nog warm wanneer ze in het apparaat worden gelegd, ontstaat er warme lucht in het apparaat. Het apparaat heeft tijd nodig om daartegenop te koelen en de compressor moet langer werken.
Wanneer vloeibare stoffen in de koelzone condenseren, neemt de koelcapaciteit af.
Leg ingevroren levensmid­delen in de koelzone wanneer ze moeten ontdooien.
Zorg ervoor dat vakken en la­den niet te zwaar worden be­laden, zodat de lucht kan cir­culeren.
15
Het in- en uitschakelen van het apparaat
Vòòr het eerste gebruik
^ Haal de transportbeveiliging van het
apparaat en gooi deze weg.
^ Reinig de binnenkant van het appa-
raat en de toebehoren met lauwwarm water.
^ Wrijf daarna alles met een doek
droog.
Het inschakelen van het appa­raat
Het uitschakelen van het appa­raat
^ Draai de temperatuurregelaar terug
naar links op stand "0". Daarbij moet u enige weerstand voelen.
De koeling en de binnenverlichting wor­den uitgeschakeld.
Bij langere afwezigheid
Wanneer u het apparaat langere tijd niet meer gebruikt, doe dan het volgen­de.
^ Schakel het apparaat uit.
^ Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar uit.
^ Reinig het apparaat.
^ Laat de deur van het apparaat iets
openstaan om te voorkomen dat er luchtjes ontstaan.
^ Draai de temperatuurregelaar vanuit
stand "0" naar rechts.
Het apparaat begint te koelen. Wanneer de deur wordt geopend gaat de binnenverlichting aan.
Hoe verder u draait, des te lager de temperatuur in het apparaat wordt.
16
Wanneer het apparaat in zulke ge­vallen wel wordt uitgeschakeld, maar niet wordt gereinigd en niet wordt opengezet, bestaat er gevaar dat zich schimmel vormt.
De juiste temperatuur
Het is voor de houdbaarheid van de le­vensmiddelen zeer belangrijk dat de juiste temperatuur wordt ingesteld. Door micro-organismen bederven de levensmiddelen erg snel. De tempera­tuur beïnvloedt de snelheid waarmee de micro-organismen groeien. Hoe la­ger de temperatuur, des te langzamer de micro-organismen groeien en des te langer het duurt voordat de levensmid­delen bederven. Wanneer u voor het bewaren van le­vensmiddelen de juiste temperatuur in­stelt kunt u daarmee bederf voorkomen of vertragen.
De temperatuur in het apparaat wordt hoger, naarmate
– de deur van het apparaat vaker
wordt geopend en langer geopend blijft;
– er meer levensmiddelen in het appa-
raat worden opgeslagen;
– de temperatuur van de levensmid-
delen hoger is, wanneer ze worden opgeslagen;
– de temperatuur in het vertrek hoger
is. Het apparaat is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse. Een kli­maatklasse is een temperatuurbe­reik, waar de kamertemperatuur niet boven of onder mag liggen.
...indekoelzone
Wij adviseren voor het midden van de koelkast een koeltemperatuur van 4°C.
Wilt u weten wat de koeltemperatuur ongeveer is,
^ zet dan een glas water in het midden
van het apparaat met een thermome­ter erin.
Deze geeft na ca. 24 uur de tempera­tuur ongeveer aan.
Attentie:
– Gewone huisthermometers meten
meestal zeer onnauwkeurig. U kunt het beste een elektronisch meetap­paraat gebruiken.
– Meet niet de luchttemperatuur die in
het apparaat heerst, want deze zegt niets over de temperatuur van de le­vensmiddelen.
– U kunt de deur van het apparaat het
beste zo min mogelijk opendoen in de tijd waarin u aan het meten bent, omdat er iedere keer warme lucht naar binnen stroomt.
17
De juiste temperatuur
Het instellen van de tempera­tuur
De temperatuur kunt u instellen met be­hulp van de temperatuurregelaar.
^ Draai de temperatuurregelaar naar
rechts op èèn van de middelste stan­den.
Hoe verder u draait, des te lager de temperatuur in het apparaat wordt.
Wanneer
– de deur van het apparaat heel vaak
wordt geopend,
– er grote hoeveelheden levensmid-
delen in de koelzone worden gelegd
– en de temperatuur in het vertrek
hoog is,
kan dit een temperatuurstijging in de koelzone tot gevolg hebben. In dit geval is het aan te bevelen om ca. 7 uur lang een hogere stand te kiezen.
Temperatuur- en vochtigheids­regelaar voor de groentelade
De temperatuur en de vochtigheids­graad in de groentelade kunt u met de regelaar boven de lade wijzigen.
Het sluiten van de regelaar
^ Schuif de temperatuur- en vochtig-
heidsregelaar naar links.
Wanneer de regelaar is gesloten, wordt het in de groentelade warmer en stijgt de luchtvochtigheid.
Door de hogere luchtvochtigheid blij­ven verse groenten langere tijd knap­perig en vers.
Het openen van de regelaar
18
^ Schuif de temperatuur- en vochtig-
heidsregelaar naar rechts.
Wanneer de regelaar is geopend, kan de koude lucht in de groentelade zak­ken, wordt het kouder en daalt de lucht­vochtigheid.
Door de lagere temperatuur blijft de groente langer houdbaar.
Het opslaan in de koelzone
Gedeelten met verschillende temperaturen
Door de natuurlijke luchtcirculatie ont­staan er in de koelzone gedeelten met verschillende temperaturen. Zo zakt de koude, zware lucht in het onderste gedeelte van de koelzone. Maak bij het inruimen van de levens­middelen gebruik van deze verschillen­de temperaturen.
Koelste gedeelte in de koelzone
Het koelste gedeelte in de koelzone be­vindt zich direct boven de groente- en fruitlade.
Gebruik dit gedeelte voor alle levens­middelen die niet lang houdbaar zijn, zoals:
– vis, vlees, gevogelte;
– worst, kant-en-klaar-gerechten;
– levensmiddelen waar eieren of room
in zitten;
Minst koele gedeelte in de koelzone
Het minst koele gedeelte in de koelzo­ne bevindt zich helemaal bovenin aan de voorkant en in de deur.
Gebruik dit gedeelte voor het opslaan van boter zodat deze smeerbaar blijft en voor kaas zodat deze zijn aroma niet verliest.
Bewaar in verband met explosiege­vaar geen stoffen in het apparaat die drijfgassen of andere explosieve middelen bevatten.
Plaats dranken met een hoog alco­holpercentage alleen rechtop en al­tijd goed gesloten in het apparaat in verband met explosiegevaar.
Bevinden zich vet- of oliehoudende levensmiddelen in het apparaat, zorg er dan voor dat er geen vet of olie uitloopt om scheuren in het kunststof te voorkomen.
– alle soorten deeg;
– melkproducten;
– in folie verpakte, voorgesneden
groente en in het algemeen alle ver­se groenten waarvan de houdbaar­heidsdatum alleen geldt bij een tem­peratuur van minstens 4°C.
Zet de levensmiddelen niet tegen de achterwand om te voorkomen dat ze eraan vastvriezen.
Leg de levensmiddelen niet te dicht op elkaar, zodat de lucht goed kan circuleren.
19
Het opslaan in de koelzone
Niet geschikt voor de koelkast
Koudegevoelige levensmiddelen zijn niet geschikt om bij temperaturen onder de 5°C te worden bewaard. Buitenkant, smaak, vitaminegehalte en consistentie kunnen veranderen.
Tot de koudegevoelige levensmiddelen behoren onder andere:
– Citrusvruchten, bananen, ananas,
avocado's, mango's, papaja's, pas­sievruchten, tomaten, komkommers, paprika's, aubergines en courgettes
– Fruit dat nog niet rijp is
– Aubergines, courgettes, komkom-
mers, paprika’s en tomaten
– Aardappels
– Parmezaanse kaas, bergkaas
Waar u in de winkel al op moet letten
Levensmiddelen blijven langer goed naarmate ze verser zijn op het moment dat ze in de koelzone worden gelegd. De versheid is bepalend voor de be­waartijd. Let daarom op de uiterste houdbaar­heidsdatum en de juiste koeltempera­tuur. Let er daarom ook op dat de tijd tussen het kopen en het inruimen van levens­middelen zo kort mogelijk is. Laat ze niet te lang in een warme auto liggen. Al na twee uur neemt de versheid af en begint het bederf. Het bederf is dan niet meer te stoppen.
Wij adviseren om voor het boodschap­pendoen een koeltas mee te nemen en de levensmiddelen direct in de koelkast te leggen.
Afdekken of niet?
Bewaar levensmiddelen in de koelzone alleen afgedekt of verpakt. Zo voorkomt u dat er levensmiddelen­luchtjes vrijkomen en op andere levens­middelen worden overgedragen. Tevens voorkomt u dat de levensmid­delen uitdrogen en dat mogelijk aan­wezige bacteriën zich verspreiden. Dit geldt vooral voor dierlijke levens­middelen. Als u de juiste temperatuur instelt en de koelzone regelmatig reinigt, vermeer­deren bacteriën zoals salmonella's zich minder snel.
Groenten en fruit
Groenten en fruit kunnen echter onver­pakt in het groente- en fruitgedeelte worden bewaard.
Eiwitrijke levensmiddelen
Hoe meer eiwit levensmiddelen bevat­ten, des te sneller bederven ze. Dat betekent dat schaaldieren sneller bederven dan bijv. vis en dat vis weer sneller bederft dan vlees.
20
Het indelen van de binnenruimte
Plateaus
De plateaus kunt u in hoogte verstellen zodat er producten van verschillende hoogte kunnen worden neergezet / neergelegd.
^ Trek het plateau naar voren, klap het
naar beneden en haal het eruit.
^ Zet het plateau met de opstaande
rand naar boven op de gewenste plek, klap het omhoog en schuif het weer naar binnen.
De opstaande rand moet naar boven wijzen zodat de levensmiddelen niet met de achterwand in aanraking kun­nen komen en eraan vastvriezen.
Deurvakken
Wilt u een deurvak verplaatsen,
^ schuif het dan naar boven en haal
het eruit
^ en zet het er daarna op de gewenste
plaats weer in. Zorg er daarbij voor dat het goed vastklikt.
Worst- en kaasvak
(Afhankelijk van het model)
Wilt u worst en/of kaas in het vak leg­gen of er uithalen, trek het vak dan naar buiten. U kunt het ook naar rechts of links schuiven.
Wilt u het vak in hoogte verstellen, wis­sel dan de plateaus.
Wilt u het vak reinigen, kunt u het het beste helemaal uit het apparaat halen.
^ Verwijder vak en plateau.
^ Schuif de geleiderails van het vak
rechts of links van het plateau naar beneden.
Flessensteun
De flessensteun kunt u naar rechts of links verschuiven. Daardoor staan de flessen steviger als u de deur van het apparaat opent en sluit.
21
Het automatisch ontdooien
Het ontdooien van de koelzone
Terwijl de koelkast in werking is, kun­nen zich aan de achterwand van de koelzone rijp en waterpareltjes vormen. Deze hoeft u niet te verwijderen, want de koelzone wordt automatisch ont­dooid.
Het dooiwater loopt via het gootje voor het dooiwater en via de afvoeropening voor het dooiwater in het verdampings­systeem aan de achterkant van het ap­paraat.
Let erop dat het dooiwater altijd on­gehinderd weg kan lopen. Houd het gootje en de afvoerope­ning voor het dooiwater daarom schoon.
22
Let erop dat er geen water in de temperatuurregelaar en in de ver­lichting terechtkomt.
Reinigen
Om beschadigingen aan het opper­vlak te voorkomen, mag u de volgen­de producten bij het reinigen niet ge­bruiken:
Zorg ervoor dat er geen reinigings­water door de afvoeropening voor het dooiwater loopt.
Gebruik geen stoomreiniger. Stoom kan in aanraking komen met delen van het apparaat die onder spanning staan en zo kortsluiting veroorzaken.
Het typeplaatje in de binnenruimte van het apparaat mag niet worden verwijderd. De gegevens zijn nodig in het geval er een storing optreedt.
– zuur-, soda-, ammoniak- of chloride-
houdende reinigingsmiddelen;
– kalkoplossende reinigingsmiddelen;
– schurende reinigingsmiddelen zoals
schuurpoeder;
– oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen;
– reinigingsmiddelen voor roestvrij
staal;
– reinigingsmiddelen voor vaatwerk;
– ovensprays;
– glasreinigers;
– schurende artikelen zoals schuur-
sponsjes, borsteltjes of puimsteen­tjes;
– vlekkensponsjes;
– scherpe metalen schrapers.
Vòòr het reinigen
^ Zet de temperatuurregelaar op "0" om
het apparaat uit te schakelen.
^ Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar uit.
^ Haal de levensmiddelen uit het appa-
raat en sla ze op een koele plaats op.
^ Haal alle uitneembare onderdelen uit
het apparaat.
23
Reinigen
Het reinigen van de binnen­ruimte en de toebehoren
^ Reinig het apparaat regelmatig, maar
minstens1xindemaand.
Verwijder vuil direct om te voor­komen dat het vast gaat zitten.
^ Reinig het apparaat met lauwwarm
water en wat reinigingsmiddel.
^ Reinig de toebehoren met de hand
en niet in de afwasautomaat.
^ Reinig het gootje en de afvoerope-
ning voor het dooiwater in de koelzo­ne regelmatig met een wattenstaafje of iets dergelijks, zodat het dooiwater altijd ongehinderd weg kan lopen.
^ Neem binnenruimte inclusief onder-
delen na het reinigen met helder wa­ter af en wrijf alles met een doek droog.
^ Laat de deur van het apparaat korte
tijd openstaan.
Het reinigen van de ventilatie­sleuven
^ Reinig de ventilatiesleuven regelma-
tig met een kwast of een stofzuiger.
Wanneer er zich stof ophoopt, wordt er onnodig veel energie verbruikt.
Wilt u het ventilatierooster in de sokkel reinigen, kunt u het er beter uit halen.
^ Druk de klemmen in de ventilatiesleu-
ven naar beneden en trek het rooster er tegelijk af.
Na het reinigen
^ Plaats alle uitneembare onderdelen
weer terug in het apparaat.
^ Sluit de deur van het apparaat.
^ Sluit het apparaat weer aan
^ en schakel het weer in.
^ Leg de levensmiddelen weer terug in
het apparaat.
^ Sluit de deur van het apparaat.
Het reinigen van de deurdich­ting
Behandel de deurdichting niet met olie of vet om te voorkomen dat deze in de loop van de tijd poreus wordt.
^ Reinig de deurdichting regelmatig al-
leen met helder water en wrijf deze daarna met een doek grondig droog.
24
Reparaties aan elektrische appara­ten mogen alleen door vakmensen worden uitgevoerd. Gebeurt dit niet, dan kan de ge­bruiker grote risico's lopen. Een aan­tal storingen kunt u echter zelf ver­helpen.
Wat moet u doen wanneer...
. . . het apparaat niet koelt?
^ Controleer of:
– de temperatuurregelaar op een an-
dere stand staat dan op "0";
– de stekker stevig in het stopcontact
zit;
– de hoofdschakelaar van de elek-
trische huisinstallatie is ingescha­keld.
Nuttige tips
...decompressor vaker en voor langere tijd aanslaat?
^ Controleer of:
– de ventilatiegleuven beneden in de
sokkel en boven in de koelkastom­bouw geblokkeerd of stoffig zijn;
– de deur van het apparaat vaak open
is gedaan;
– de deur van het apparaat goed sluit.
...debodem van de koelzone nat is?
De afvoeropening voor het dooiwater is verstopt.
^ Reinig het gootje en de afvoerope-
ning voor het dooiwater.
Is dit laatste het geval, dan zou dit ap­paraat, een ander apparaat of de huis­spanning defect kunnen zijn.
^ Schakel een elektricien of de afdeling
Klantcontacten van Miele Nederland in.
...detemperatuur in de koelzone te laag is?
^ Stel een hogere temperatuur in.
25
Nuttige tips
...debinnenverlichting in de koelzo­ne het niet meer doet?
^ Controleer of de lichtcontactschake-
laar klemt.
Is dat niet het geval, dan is het gloei­lampje kapot.
^ Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar van de elektrische huisinstallatie uit.
^ Trek de lampafdekking naar achteren
en verwijder deze.
Kunt u een storing ook met boven­genoemde tips niet verhelpen, scha­kel den de afdeling Klantcontacten van Miele Nederland in. Open als het mogelijk is de deur niet vóórdat de storing is verholpen. Op deze manier houdt u het koude­verlies zo gering mogelijk.
^ Draai het lampje er uit en vervang
het.
Aansluitgegevens van het lampje: 220 - 240 V, fitting E 14. De benodigde capaciteit (Watt) kunt u op het defecte gloeilampje vinden.
^ Schuif de lampafdekking er weer op
en klik deze vast.
26
Geluiden en de oorzaken ervan
Vaak voor­komende ge­luiden
Brrrrr ... Dit brommende geluid komt van de motor (compressor). Wanneer
Blub, blub ... Deze klotsende, gorgelende of snorrende geluiden komen van de
Klik ... Dit klikkende geluid is altijd te horen wanneer de thermostaat de
Sssrrrrr ... Dit ruisende geluid is te horen bij apparaten die over verschillende
Knak ... Het knakken is altijd dan te horen, wanneer het materiaal in het
Bedenk dat dit soort geluiden niet te vermijden zijn.
Geluiden die makkelijk te verhelpen zijn
Klapperende en rammelende geluiden
Waar komen deze geluiden vandaan?
de motor aanslaat klinkt dit geluid nog iets sterker.
koelvloeistof die door de leidingen stroomt.
motor in- of uitschakelt.
zones of over een NoFrost-systeem beschikken en wordt veroorzaakt door de luchtstroming in de binnenruimte van het apparaat.
apparaat uitzet.
Oorzaak Oplossing
Het apparaat staat niet waterpas. Stel het apparaat met behulp
van een waterpas. Gebruik daarvoor de stelvoeten onder het apparaat of leg er iets on­der.
Het apparaat komt tegen andere meubels of apparaten aan.
Uitneembare onderdelen zoals la­den, vakken, plateaus of manden zitten niet goed op hun plaats.
Flessen of andere stukken servies­goed komen tegen elkaar aan.
De kabelhouder die voor het trans­port wordt gebruikt zit nog aan de achterwand van het apparaat.
Schuif ze uit elkaar.
Zet ze goed op hun plaats.
Zet ze uit elkaar.
Verwijder de kabelhouder.
27
Afdeling Klantcontacten / Garantie
Neem bij storingen die u niet zelf kunt verhelpen contact op met
– uw Miele-handelaar
of
– de afdeling Klantcontacten van Miele
Nederland B.V.
Website, telefoonnummer en adres van Miele Nederland B.V. vindt u op de achterzijde van deze gebruiksaanwij­zing.
Geef bij het inschakelen van de afde­ling Klantcontacten altijd het type en het nummer van het apparaat door.
Beide gegevens vindt u op het type­plaatje in de binnenruimte van het ap­paraat.
Voor informatie over het Miele Service Verzekering Certificaat kunt u zich wenden tot uw Miele-vakhandelaar of de bijgevoegde folder raadplegen.
Garantietermijn en garantievoorwaar­den
De garantietermijn bedraagt 2 jaar.
Voor nadere bijzonderheden over de garantievoorwaarden in uw land kunt u bellen met de afdeling Klantcontacten van Miele Nederland B.V.
Het telefoonnummer van deze afde­ling vindt u op de achterkant van deze gebruiksaanwijzing.
28
Elektrische aansluiting
Dit apparaat mag alleen door een er­kend elektricien op het elektriciteitsnet worden aangesloten.
Dit apparaat is voorzien van een aan­sluitkabel en een stekker met randaar­de, geschikt voor aansluiting op 50 Hz 220 - 240 V.
De zekering dient te geschieden met minimaal 10 A.
Het apparaat mag uitsluitend worden aangesloten op een contactdoos met randaarde en op een huisinstallatie die aan alle voorschriften voldoet (zoals NEN 1010).
In geval van nood moet het apparaat direct van het elektriciteitsnet worden gehaald. Daarom mag de contactdoos zich niet achter het apparaat bevinden en men moet er makkelijk bij kunnen.
Als de gebruiker niet meer bij de con­tactdoos kan komen of als er sprake is van een vaste aansluiting, moet het ap­paraat via een schakelaar met alle po­len van de netspanning kunnen worden losgekoppeld. De contactopening in uitgeschakelde toestand moet minimaal 3mm bedragen. Geschikte schakelaars zijn zelf-uitschakelaars, zekeringen en relais (EN60335).
Het is niet toegestaan om het apparaat met een verlengsnoer op het elektrici­teitsnet aan te sluiten. Met verlengsnoeren kan een veilig ge­bruik van het apparaat namelijk niet worden gewaarborgd in verband met het gevaar voor oververhitting.
Het apparaat mag niet op omvormers worden aangesloten die bij autonome stroomvoorzieningen zoals zonne- energie worden gebruikt. Wanneer het apparaat in dat geval wordt ingeschakeld, kunnen er span­ningspieken ontstaan, kan het apparaat om veiligheidsredenen weer worden uitgeschakeld en kan de elektronica beschadigd raken.
Het apparaat mag ook niet met een energievoorkeurstekker worden ge­bruikt. Dergelijke stekkers verminderen de energietoevoer, waardoor het apparaat te warm wordt.
Moet de aansluitkabel worden ver­vangen, mag dat uitsluitend door een erkend elektricien gebeuren.
Stekker en aansluitkabel van het appa­raat mogen niet tegen de achterkant van het apparaat aan komen, daar ze door trillingen van het apparaat be­schadigd kunnen raken. Dat kan kort­sluiting veroorzaken.
Ook andere apparaten mogen niet wor­den aangesloten op een contactdoos die zich aan de achterkant van dit ap­paraat bevindt.
29
Montage-instructies
Een apparaat dat niet is ingebouwd kan kantelen!
Plaats van opstelling
Kies geen plaats direct naast een for­nuis, een verwarming of in de buurt van een raam waar de zon direct doorheen kan schijnen. Hoe hoger de omgevingstemperatuur is, des te langer de compressor staat te ronken en des te hoger het stroomver­bruik is. Geschikt is een droge ruimte waar kan worden geventileerd.
Let bij het inbouwen van het apparaat op het volgende.
– In geval van nood moet het apparaat
direct van het elektriciteitsnet worden gehaald. Daarom mag de contact­doos zich niet achter het apparaat bevinden en men moet er makkelijk bij kunnen.
– Stekker en aansluitkabel van het ap-
paraat mogen niet tegen de achter­kant van het apparaat aan komen, omdat ze door trillingen van het ap­paraat beschadigd kunnen raken.
– Ook andere apparaten mogen niet
worden aangesloten op een contact­doos die zich aan de achterkant van dit apparaat bevindt.
Belangrijk! Bij een hoge luchtvoch­tigheid kan condens op de buiten-
kant van het apparaat neerslaan. Dit condenswater kan corrosie veroorza­ken. Om dit te voorkomen kunt u het ap­paraat het beste plaatsen in een droog vertrek of een vertrek waar kan worden geventileerd. Controleer na het inbouwen of de deur van het apparaat goed sluit, of de lucht ongehinderd kan worden toegevoerd en afgevoerd en of het apparaat is ingebouwd zoals be­schreven.
Klimaatklasse
Het apparaat is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse. Een kli­maatklasse is een kamertemperatuur­bereik waar de temperatuur niet boven of onder mag liggen en staat aangege­ven op het typeplaatje aan de binnen­kant van uw apparaat.
Klimaatklasse Kamertemperatuur
SN
N
ST
T
+10°C tot +32 C +16°C tot +32°C +16°C tot +38°C +16°C tot +43°C
Een te lage kamertemperatuur heeft tot gevolg van de compressor voor langere tijd afslaat. Dat heeft tot gevolg dat de temperatu­ren in het apparaat te hoog zijn.
30
Montage-instructies
Luchttoevoer en luchtafvoer
De lucht aan de achterwand van het apparaat wordt warm. Daarom moet de meubelombouw zoda­nig zijn geconstrueerd dat een goede luchttoevoer en luchtafvoer gewaar­borgd zijn.
De lucht wordt via de sokkel van het apparaat toegevoerd. Voor de luchtafvoer moet aan de ach­terkant van het apparaat een luchtaf­voerkanaal van minstens 50 mm diepte worden geplaatst. De doorsnede hiervan en ook die van de ventilatiegleuven in de sokkel, de meubelombouw en onder het plafond moet minstens 200 cm dat de warme lucht ongehinderd kan worden afgevoerd. Is dat niet het geval, dan moet de com­pressor meer presteren, wat meer stroom vergt.
De luchttoevoer- en luchtafvoergleu­ven mogen niet worden afgedekt of geblokkeerd. Bovendien moeten ze regelmatig stofvrij worden gemaakt.
2
bedragen, zo-
Voordat u het apparaat inbouwt
^ Haal de bevestigingslijst, de afdich-
tingsband en andere toebehoren uit het apparaat of van de achterwand van het apparaat af.
^ Verwijder de kabelhouder van de
achterwand van het apparaat.
^ Controleer of de delen aan de achter-
wand van het apparaat nergens te­genaan kunnen komen. Buig eventueel in de weg zittende delen voorzichtig weg.
31
Inbouwmaten
Apparaat A [mm] B [mm]
K 511 i-2 874 876 + 4
K 513 i-2 1021 1021 + 7
K 515 i-2 1221 1225 + 4
32
Het veranderen van de draairichting van de deur
Bepaal voordat u het apparaat inbouwt, naar welke kant de deur open moet. Het apparaat wordt geleverd met een rechtsscharnierende deur. Moet de deur linksscharnierend zijn, verander dan de draairichting.
Deur van het apparaat
^ Trek de afdekplaatjes van het appa-
raat.
^ Draai de schroeven uit het apparaat
en schroef ze losjes in de gaten aan de tegenoverliggende kant. Laat tus­sen apparaat en schroefkop een af­stand van ca. 5 mm.
^ Schroef de scharnieren uit de deur
en schroef ze diagonaal aan de te­genoverliggende kant van de deur weer vast.
^ Draai de schroeven in de scharnieren
een beetje los a.
^ Schuif de deur van het apparaat naar
buiten en licht deze er dan uit b.
33
Het veranderen van de draairichting van de deur
Het monteren van de deur
^ Hang de deur op de voorgemonteer-
de schroeven a en schuif de deur daarna naar binnen b.
^ Draai de schroeven stevig vast.
^ Dek de vrijgekomen gaten met de af-
dekplaatjes af.
34
Het inbouwen van het apparaat
Alle stappen bij de montage worden gedemonstreerd met een apparaat met een rechtsscharnierende deur. Hebt u een apparaat met een links­scharnierende deur, houd daar dan bij de montage rekening mee.
Inbouw in een scheidingswand
Wanneer het apparaat in een schei­dingswand wordt ingebouwd, moet de achterkant van de inbouwkast op die plek worden afgedekt waar het appa­raat moet komen.
Gewicht van de meubeldeur
Het stellen van de inbouwkast
Controleer voordat u de meubeldeur monteert of deze het maximaal toelaat­bare gewicht niet overschrijdt.
Apparaat Maximaal gewicht
van de meubeldeur in kg
K 511 i-2 19 kg
K 513 i-2 13,5 kg
K 515 i-2 13,2 kg
Wanneer er een meubeldeur wordt gemonteerd die het maximaal toe­laatbare gewicht overschrijdt, kun­nen de scharnieren beschadigd ra­ken.
Stel de inbouwkast voordat u het appa­raat inbouwt heel precies met het wa­terpas. De hoeken van de kast moeten alle­maal 90° zijn.
35
Het inbouwen van het apparaat
Voordat u het apparaat in­bouwt
^ Plaats het bevestigingsonderdeel
^ Schuif de bevestigingslijst in de hou-
der a en schroef de lijst op het ap­paraat vast b.
aan de onderkant van het apparaat.
^ Verkort de afdichtingsband op
kasthoogte.
36
^ Haal de afstandsstukken uit het
pakket accessoires.
Wanneer de zijwanden van de in­bouwkast 19 mm dik zijn,
moet het bovenste gedeelte, waar "16" op staat, worden afgesneden.
Het inbouwen van het apparaat
^ Klik de afstandsstukken op de schar-
nieren.
Het inbouwen van het apparaat
^ Schuif het apparaat in de inbouw-
kast. Let er daarbij op dat de aansluitkabel niet ergens tussen beklemd raakt.
^ Schuif het apparaat zover in de in-
bouwkast, totdat de bevestigingslijst aan de bovenkant (A) en het uitste­kende gedeelte van het beves­tigingsonderdeel aan de onderkant (B) tegen de kast aankomen en de scharnieren evenwijdig lopen met de voorste rand van de kast (C, D).
^ Druk het apparaat met de kant waar
de scharnieren zitten tegen de kast­wand. Is de afstand bij de scharnieren (C en D) verschillend, maak dit verschil dan ongedaan door iets onder het apparaat te leggen.
37
Het inbouwen van het apparaat
Het bevestigen van de meubel­deur
^ Schroef het apparaat aan de zijkant
a, aan de bovenkant b en aan de onderkant c vast aan de inbouw­kast.
^ Klik het afdekkapje d erop.
^ Schroef de stellijst van de deur van
het apparaat.
^ Plaats de afdichtingsband tussen het
apparaat en de vloer van de kast a.
^ Haal het uitstekende gedeelte b van
het bevestigingsonderdeel af.
38
^ Zet de frontplaat parallel tegen de
frontplaat van de kast daarnaast
Het inbouwen van het apparaat
(A) en markeer de bovenkant van de deur van het apparaat op de front­plaat (B).
^ Draai de stelschroeven in de deur
van het apparaat zover naar buiten, dat een afstand van 5,5 mm ontstaat.
^ Markeer de middellijn (C) met een
dun potlood op de meubeldeur en leg de stellijst zo op de meubeldeur, dat de markering in de stellijst op de middellijn ligt.
^ Zijn in de meubeldeur nog geen ga-
ten voorgeboord, markeer dan de plaatsen waar geboord moet worden en boor er met een 2 mm-boor gaten in van ca. 12 mm diep.
^ Schroef de stellijst vast.
^ Hang de meubeldeur op stelschroe-
ven a en draai stelschroeven b er met de hand in.
39
Het inbouwen van het apparaat
^ Sluit de deur van het apparaat en
controleer de afstand van de deur ten opzichte van de meubeldeuren daarnaast. De afstand moet ca. 1 mm bedragen.
^ Stel de meubeldeur ten opzichte van
de meubeldeuren daarnaast: In hoogte A door de stelschroeven aan te draaien, aan de zijkanten B door de meubel­deur te verschuiven en in de diepte C door zachtjes te­gen de meubeldeur te drukken of er zachtjes aan te trekken.
^ Als de bevestigingshaken nog niet
^ Markeer de plaatsen waar de gaatjes
aan het apparaat zijn bevestigd, be­vestig ze dan alsnog aan de onder­kant en aan de zijkant van de deur van het apparaat. Bij grote deuren gebruikt u ook aan de zijkant twee bevestigingshaken.
moeten komen en en sla met een hamer en de bijgevoegde spijker kleine putjes in de markeringen, voor­dat u de schroeven erin draait.
^ Draai de stelschroeven vast.
40
Het inbouwen van het apparaat
^ Maak de deur van het apparaat aan
de meubeldeur vast door schroeven door de bevestigingshaken te draai­en.
^ Zet de afdekplaatjes erop.
^ Plaats de afdichtingsband in de gleuf
tussen de zijkant van het apparaat en de zijkant van de inbouwkast. (A = Zijkant van het apparaat, B = Zijkant van de inbouwkast)
414243
Wijzigingen voorbehouden / 4712
M.-Nr. 09 547 040 / 00
Loading...