Miele DA 390-6, DA 390-6 EXT Operating instructions [nl]

Montage- en gebruiksaanwijzing Dampkap
Lees absoluut de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw toe‐ stel installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voor‐ komt schade aan uw toestel.
nl-BE M.-Nr. 09 813 820
Inhoud
Opmerkingen omtrent uw veiligheid.................................................................... 3
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu............................................. 12
Hoe werkt uw toestel?......................................................................................... 13
De dampkap in één oogopslag........................................................................... 14
Bediening.............................................................................................................. 16
De ventilator inschakelen....................................................................................... 16
Een vermogensstand kiezen.................................................................................. 16
De ventilator uitschakelen...................................................................................... 17
Kookvlakverlichting in-/uitschakelen ..................................................................... 17
Automatisch uitschakelen voor de veiligheid......................................................... 17
Tips om energie te besparen .............................................................................. 18
Reiniging en onderhoud ...................................................................................... 19
Behuizing ............................................................................................................... 19
Vetfilters ................................................................................................................. 20
Actievekoolstoffilter................................................................................................ 22
Actievekoolstoffilter weggooien........................................................................ 22
Lampen vervangen ................................................................................................ 23
Technische Dienst van Miele en garantie .......................................................... 24
Positie van het typeplaatje..................................................................................... 24
Montage................................................................................................................ 25
Voor de montage ................................................................................................... 25
Montagemateriaal .................................................................................................. 25
Afmetingen van het toestel .................................................................................... 26
Afstand tussen kookplaat en dampkap (S)............................................................ 27
Montagetips........................................................................................................... 28
Beschermfolie verwijderen..................................................................................... 29
Luchtafvoerleiding ............................................................................................... 40
Anti-condensvoorziening ....................................................................................... 41
Geluidsdemper....................................................................................................... 41
Elektrische aansluiting ........................................................................................ 43
Technische gegevens ......................................................................................... 44
2

Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Deze dampkap voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsvoor‐ schriften. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter let‐ sel oplopen en kan er schade optreden aan het toestel.
Lees daarom de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig door, voordat u de dampkap in gebruik neemt. Daarin vindt u be‐ langrijke instructies met betrekking tot de montage, de veiligheid, het gebruik en het onderhoud. Dit is in het belang van uw veilig‐ heid en voorkomt schade aan de dampkap. Wanneer deze niet worden opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die daarvan het gevolg is.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef ze door aan wie het toestel eventueel na u gebruikt.

Juist gebruik

Deze dampkap is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
Deze dampkap is niet bestemd voor gebruik buiten.Gebruik de dampkap uitsluitend in huishoudelijke context voor het
wegzuigen van kookdampen die ontstaan bij het bereiding van ge‐ rechten. Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten.
Personen die op grond van hun fysieke of psychische gesteld‐
heid, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van het apparaat niet in staat zijn de dampkap veilig te bedienen, mogen ze alleen onder toezicht bedienen of wanneer ze worden geïnstrueerd door iemand die het apparaat kent. Ze moeten het mogelijke gevaar van een verkeerde bediening kun‐ nen herkennen en begrijpen.
3
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Kinderen in het huishouden

Kinderen jonger dan acht jaar moeten uit de buurt van het toestel
worden gehouden - tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de dampkap alleen maar ge‐
bruiken wanneer hun de bediening ervan zo uitgelegd is dat ze de dampkap veilig kunnen bedienen. Kinderen moeten de eventuele ri‐ sico's van een foutieve bediening kunnen beseffen.
Kinderen mogen de dampkap niet zonder toezicht reinigen of on‐
derhouden.
Let op kinderen die in de buurt van de dampkap komen. Zorg er‐
voor dat ze nooit met het apparaat spelen.
Verstikkingsgevaar! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen in
verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en daardoor verstikken. Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten het bereik van kinderen.
4
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Technische veiligheid

Door ondeskundig uitgevoerde installaties, onderhoudswerken of
herstellingen kunnen er niet te onderschatten risico's ontstaan voor de gebruiker. Installatie-, onderhouds- of herstellingswerken mogen alleen door vakmensen worden uitgevoerd die door Miele erkend zijn.
Controleer voordat de dampkap wordt geplaatst, of ze zichtbaar
beschadigd is. Een beschadigd apparaat mag niet worden geplaatst en niet in gebruik worden genomen.
De elektrische veiligheid van het apparaat is uitsluitend gegaran‐
deerd, als het wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol‐ gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Laat de elektrische installatie bij twijfel door een elektricien inspecteren.
De dampkap kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als zij
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
van de dampkap moeten absoluut overeenstemmen met deze van het elektriciteitsnet. Zo voorkomt u schade aan de dampkap. Deze moeten beslist overeenkomen. Raadpleeg bij twijfel een elek‐ tricien.
Deze dampkap mag niet op het elektriciteitsnet worden aangeslo‐
ten via meervoudige stopcontacten of verlengsnoeren die daarvoor niet geschikt zijn. Dit in verband met gevaar voor oververhitting.
Bij dampkappen met een externe ventilator (type ...EXT) sluit u
beide elementen via de verbindingsleiding op elkaar aan. Deze toestellen mag u enkel verbinden met een externe ventilator van Miele.
5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik uw dampkap enkel in geïnstalleerde toestand. Enkel dan
is een veilige werking gewaarborgd.
Deze dampkap mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een
schip) worden gebruikt.
Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek‐
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de dampkap leiden. Open de behuizing alleen voor zover de montage- en reinigingsaan‐ wijzingen dit voorschrijven. Maak andere onderdelen van de om‐ manteling in geen geval open.
Enkel met originele Miele-wisselstukken bent u zeker dat deze ten
volle voldoen aan de eisen qua veiligheid. Defecte onderdelen mo‐ gen alleen door originele Miele-wisselstukken worden vervangen.
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mag er
geen elektrische spanning op de dampkap staan. Dat is het geval als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
– de zekeringen van de elektrische installatie zijn uitgeschakeld of – de schroefzekeringen van de elektrische aansluiting zijn er geheel
uitgedraaid of
– de stekker (indien aanwezig) is uit de contactdoos getrokken. Trek
daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

De dampkap gelijktijdig gebruiken met verwarmingstoestellen die lucht uit het vertrek nodig hebben

Risico op vergiftiging door uitlaatgassen Wees voorzichtig als u de dampkap tegelijk gebruikt met verwar‐ mingstoestellen die lucht uit hetzelfde vertrek nodig hebben. Voorbeelden zijn verwarmingstoestellen op gas, stookolie, hout of steenkool, doorstroomverwarmers, boilers, gaskookvlakken en ­ovens. Zo ontstaat er een gevaarlijke situatie.
De dampkap onttrekt namelijk zuurstof aan deze ruimte en aan de kamers ernaast. Dat geldt voor dampkappen
- met luchtafvoer
- met een externe ventilator
- met een buiten het vertrek geplaatste luchtcirculatiebox. Zonder voldoende luchttoevoer ontstaat er onderdruk. Het vuur
krijgt daardoor te weinig verbrandingslucht. En de verbranding zal daar nadeel van ondervinden. Door de zuigkracht van de dampkap kunnen er giftige uitlaatgas‐ sen van het verwarmingstoestel uit de schouw terugstromen in de woning. Dit is levensgevaarlijk!
7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
U vermijdt risico's als er bij gelijktijdig gebruik van de dampkap en van een verwarmingstoestel waarvoor lucht uit hetzelfde vertrek is vereist een onderdruk wordt bereikt van maximaal 4 Pa (0,04 mbar). Hierdoor verhindert u namelijk dat er uitlaatgassen uit het verwarmingstoestel worden teruggezogen.
U kunt daarvoor zorgen door lucht voor de verbranding aan te voeren via niet afsluitbare openingen, bijv. in deuren en vensters. Let erop dat de diameter van de luchttoevoeropening voldoende groot is. Luchttoevoer- en afvoerkastjes alleen waarborgen ge‐ woonlijk nog geen afdoende luchttoevoer.
Bij de beoordeling moet u steeds rekening houden met de globale ventilatietoestand van de woning. In geval van twijfel neemt u het best contact op met een erkende schoorsteenveger.
Gebruikt u de dampkap met luchtcirculatie, dan kunt u de damp‐ kap gerust tegelijk met verwarmingstoestellen gebruiken die lucht uit hetzelfde vertrek nodig hebben.
8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Efficiënt gebruik

Door open vuur bestaat brandgevaar!
Werk met het oog op het risico op brand nooit met open vuur onder de dampkap: zo is flamberen en grilleren met open vuur verboden. Een dampkap die in gebruik is trekt de vlammen in het vetfilter/de vetfilters aan, waardoor het daarin verzamelde vet vlam kan vatten.
Sterke hitteontwikkeling op een gaskookvlak kan de dampkap be‐
schadigen.
– Bij gebruik van de dampkap boven een gaskookvlak moet u erop
letten dat er altijd kookgerei staat op branders die in gebruik zijn. Schakel het gasfornuis uit telkens als u kookgerei voor korte tijd
van het gaskookvlak wegneemt. – Kies pannen die niet groter of kleiner zijn dan het kookvlak. – Regel de vlam zodanig dat deze in geen geval boven het kookge‐
rei uitsteekt. – Zorg ervoor dat u het kookgerei niet overmatig verhit (bijv. bij het
koken met een wok).
Dit om een ophoping van condenswater en corrosie aan het ap‐
paraat te voorkomen. Schakel de dampkap altijd in zodra u één van de kookvlaken in ge‐ bruik neemt.
Door oververhitting kunnen olie en vet in brand geraken en de
dampkap vlam doen vatten. Als u met olie of vet kookt, dient u uw kookpan of friteuse voortdu‐ rend in het oog te houden. Dat geldt ook voor elektrische grillappa‐ raten.
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik de dampkap nooit zonder vetfilters om te voorkomen dat
zich vuil en vet in de dampkap afzetten, waardoor deze op den duur niet meer goed zal functioneren.
Er kan brand ontstaan als het toestel niet volgens de aanwijzingen
in deze gebruiksaanwijzing wordt gereinigd.
Hou ermee rekening dat de dampkap bij het koken door de opstij‐
gende hitte erg warm kan worden. Raak de ommanteling en de vetfilters pas aan wanneer de dampkap is afgekoeld.

Deskundige montage

Controleer of het gebruik van een dampkap boven uw kooktoestel
volgens de fabrikant van deze apparatuur toegestaan is.
Boven ovens of fornuizen die met vaste brandstof worden ver‐
warmd, mag u geen dampkap monteren.
Tussen de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, gebra‐
den, gegrilleerd of gefrituurd wordt moet een minimumafstand wor‐ den aangehouden. Houd die afstanden aan die in het hoofdstuk "Montage" worden ge‐ noemd, tenzij de fabrikant van het kooktoestel een grotere afstand aangeeft. Worden er onder de dampkap verschillende soorten kookapparatuur gebruikt waarvoor verschillende afstanden gelden, dan moet de grootste afstand worden aangehouden.
Neem voor het monteren van de dampkap de aanwijzingen in het
hoofdstuk "Montage" in acht.
10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Metalen platen kunnen scherpe randen hebben waaraan u zich
kunt verwonden. Draag voor de montage handschoenen die u tegen snijwonden be‐ schermen.
Gebruik voor de luchtafvoerleiding enkel buizen of slangen van
onbrandbaar materiaal. Die zijn bij uw Miele-handelaar of via de Technische Dienst van Miele verkrijgbaar.
De lucht mag niet worden afgevoerd via een afvoerschoorsteen
die wordt gebruikt voor de afvoer van rook of gas, noch via een schacht die wordt gebruikt voor de ontluchting van ruimten waarin wordt gestookt.
Als de luchtafvoer naar een niet meer gebruikte afvoerschoor‐
steen moet worden geleid, hou dan rekening met de plaatselijk gel‐ dige voorschriften.

Reiniging en onderhoud

De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken. Gebruik voor het reinigen van de dampkap nooit een stoomreiniger.

Toebehoren

Gebruik uitsluitend Miele-accessoires om te voorkomen dat ga‐
rantieaanspraken vervallen. Worden er andere onderdelen gemon‐ teerd of ingebouwd, dan vervalt het recht op waarborg en/of pro‐ ductaansprakelijkheid.
11

Een bijdrage aan de bescherming van het milieu

Recycleerbare verpakking

De verpakking behoedt het toestel voor transportschade. Er werd milieuvriende‐ lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri‐ aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmate‐ riaal wordt er op grondstoffen bespaard en wordt er minder afval geproduceerd. Uw vakhandelaar neemt de verpakking in het algemeen terug.

Uw toestel afdanken

Oude elektrische en elektronische ap‐ paraten bevatten vaak nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook schadelijke stoffen die voor het functio‐ neren en de veiligheid van het apparaat nodig waren. Als u het apparaat bij het gewone afval doet of bij verkeerde be‐ handeling kunnen deze stoffen schade‐ lijk zijn voor de gezondheid en het mili‐ eu. Verwijder het afgedankte apparaat dan ook nooit met het gewone afval.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel heeft u een bijdrage betaald. Die wordt volledig gebruikt voor de toekomstige recyclage van dat toestel. Dat bevat trouwens nog waardevol materiaal. Door te recycleren wordt er dan ook minder verspild en vervuild.
12
Zorg er ook voor dat het toestel intus‐ sen kinderveilig wordt bewaard voor u het laat wegbrengen.

Hoe werkt uw toestel?

De dampkap kan op de volgende ma‐ nieren worden gebruikt:

Werking met luchtafvoer

De aangezogen lucht wordt door de vetfilters gereinigd en naar buiten afge‐ voerd.

Terugslagklep

Er kan dan geen buitenlucht naar bin‐ nen noch binnenlucht naar buiten stro‐ men als de dampkap uitgeschakeld is. Als u het toestel uitschakelt, is de klep dicht. Zodra u het toestel inschakelt, gaat de klep open. Zo kan de keukendamp on‐ gehinderd naar buiten.
Als uw afvoersysteem geen terugslag‐ klep heeft, moet er een stuk geplaatst worden in de uitblaastuit van uw motor‐ blok, dit stuk wordt meegeleverd met uw dampkap. Deze klep wordt in de uit‐ blaastuit van de motoreenheid ge‐ plaatst.

Werking met luchtcirculatie

(enkel met ombouwset en reukfilter als mits toeslag verkrijgbaar toebehoren; zie "Technische gegevens")
De aangezogen lucht wordt door de vetfilters en bovendien door een reukfil‐ ter gereinigd en wordt daarna weer in de keuken geleid.
Werking met een externe venti‐ lator
(Dampkappen uit de reeks ...EXT)
Bij dampkappen die geschikt zijn om te werken met een externe ventilator, wordt de Miele afzuigventilator in een vertrek naar uw keuze gemonteerd. De externe ventilator wordt door een be‐ sturingsleiding met de dampkap ver‐ bonden en via het bedieningspaneeltje van de dampkap bedienen.
13

De dampkap in één oogopslag

14
De dampkap in één oogopslag
a
Telescopisch deel
b
Schouw
c
Wasemscherm
d
Bedieningselementen
e
Vetfilters
f
Afstandslijst De afstandslijst creëert een schaduwvoeg tussen de schouw en het plafond. De dampkap kan met of zonder afstandslijst worden gemonteerd.
g
Uitlaatrooster (enkel bij werking met luchtcirculatie)
h
Kookvlakverlichting
i
Reukfilter Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren bij werking met luchtcirculatie
j
Aan/uitknop voor de ventilator
k
Toetsen voor het instellen van het ventilatievermogen
l
Toets voor de kookvlakverlichting
15

Bediening

De ventilator inschakelen

Druk op de aan/uittoets . De ventilator wordt ingeschakeld op
stand 2. Het symbool en de 2 op de ventilatiestandindicator branden.

Een vermogensstand kiezen

Voor normaal gebruik kunt u kiezen tus‐ sen de vermogensstanden 1 tot en met
3. Schakel bij het begin van een braadpro‐
ces of bij een kookproces met zeer sterke geurontwikkeling even de inten‐ sieve stand IS in.
Stel met de toets een lagere en
met de toets een hogere vermo‐ gensstand in.

Automatische uitschakeling van de intensieve stand

U kunt de intensieve stand zo instellen dat de ventilator na 10 minuten altijd automatisch terugkeert naar stand 3.
De ventilator en de verlichting van het
kookvlak moeten daartoe uitgescha‐ keld zijn.
Druk ca.10 seconden tegelijk op de
toetsen "" en "", totdat 1 van de
ventilatiestandindicator aangaat. Druk vervolgens na elkaar op – de verlichtingstoets , – de toets "" en opnieuw op – de verlichtingstoets . Als de automatische uitschakeling niet
is geactiveerd, knipperen de controle‐ lampjes 1 en IS.
Om de automatische uitschakeling te
activeren, drukt u op de toets "".
16
Als de automatische uitschakeling ge‐ activeerd is, knipperen de controle‐ lampjes 1 en IS continu.
Om te deactiveren op de toets ""
drukken. Bevestig uw keuze met de aan-uit‐
toets .
Als u niet binnen de 4 minuten beves‐
tigt, blijft de oude instelling behou‐
den.

De ventilator uitschakelen

Schakel de ventilator uit met de toets
aan/uit .
Het symbool gaat uit.

Kookvlakverlichting in-/ uitschakelen

De ventilator hoeft niet aan te zijn om de kookvlakverlichting in of uit te scha‐ kelen.
Druk op de verlichtingstoets . Wanneer de verlichting ingeschakeld is,
brandt het symbool .

Automatisch uitschakelen voor de veiligheid

Bedient u de ingeschakelde dampkap 10 uur lang niet, dan wordt de ventilator automatisch uitgeschakeld. De verlich‐ ting blijft ingeschakeld.
Bediening
Om de ventilator weer aan te zetten
drukt u op de aan-uittoets .
17

Tips om energie te besparen

Deze dampkap werkt zeer efficiënt en energiebesparend. Volgende maatre‐ gelen ondersteunen u bij het spaarza‐ me gebruik:
– Zorg bij het koken voor een goede
ventilatie van de keuken. Stroomt bij luchtafvoer niet voldoende lucht, dan werkt de dampkap niet efficiënt en zijn er verhoogde werkingsgeluiden.
– Kook op een zo laag mogelijke kook‐
stand. Weinig kookdampen beteke‐ nen een lage vermogensstand aan de dampkap en hierdoor ook minder stroomverbruik.
– Controleer op de dampkap de geko‐
zen vermogensstand. Meestal is een lage vermogensstand voldoende. Gebruik de intensiefstand alleen als het noodzakelijk is.
– Schakel bij sterke kookdampen al
vroeg op een hoge stand. Dat is effi‐ ciënter dan de kookdampen nadien proberen op te vangen.
– Let erop om de dampkap na het ko‐
ken weer uit te schakelen.
– Maak de filters geregeld schoon of
vervang ze. Door erg vette filters wordt het vermogen verlaagd en de bestaat er brandgevaar. Voorts be‐ staat dan een risico voor het hygiëne.
18

Reiniging en onderhoud

Behuizing

Algemeen

Het oppervlak en de bedieningsele‐ menten zijn gevoelig voor krassen en kerven.
Neem dus de volgende tips in acht.
Maak alle oppervlakken en bedie‐
ningselementen enkel schoon met een vaatdoekje, afwasmiddel en warm water.
Let erop dat er geen water in de dampkap komt.
Reinig vooral het gedeelte met de bedieningselementen alleen met een iets vochtige doek.
Wrijf het oppervlak vervolgens met
een zachte doek droog. Niet te gebruiken zijn: – reinigingsmiddel dat soda, zuur,
chloor of oplosmiddelen bevat,
– schurend reinigingsmiddel zoals
schuurpoeder of -crème, schuur‐ sponsjes of gebruikte sponsen waar‐ in restjes schuurmiddel zitten.
Tips voor het reinigen van roestvrij‐ stalen oppervlakken
(deze tips gelden niet voor de bedie‐ ningselementen)
Om de roestvrijstalen oppervlakken
te reinigen is niet-schurend reini‐ gingsmiddel voor roestvrij staal ge‐ schikt.
Gebruik ook een middel voor het on‐
derhoud van roestvrij staal en breng dit middel met een zachte doek ge‐ lijkmatig en in kleine dosering aan. Dit middel is verkrijgbaar bij de afde‐ ling Onderdelen van Miele België.

Opmerkingen omtrent toestellen met een gekleurde/gelakte behuizing

(speciale uitvoering) Neem bij de schoonmaak ook de al‐
gemene opmerkingen in deze rubriek in acht.
Bij het schoonmaken is het onvermij‐ delijk dat er zeer kleine krassen op het oppervlak ontstaan. Naargelang de verlichting in de keuken kunnen deze het uitzicht beïnvloeden.
19
Reiniging en onderhoud

Bedieningselementen

De bedieningselementen kunnen verkleuren
wanneer er vuil op blijft zitten. Verwijder vuil daarom direct.
Neem de algemene regels in acht.
Gebruik geen reinigingsmiddel voor roestvrij staal.

Vetfilters

De vetfilters in het toestel nemen de vaste bestanddelen van de kook‐ dampen op (vet, stof e.d.). Ze verhin‐ deren daardoor dat het toestel vuil wordt. Er zijn opnieuw te gebruiken me‐ talen vetfilters ingebouwd.
Oververzadigde vetfilters leveren
gevaar op voor brand.

Reinigingsinterval

Het is aan te raden om de vetfilters om de 3-4 weken te reinigen. Het verza‐ melde vet wordt na langere tijd hard. De vetfilters kunnen dan minder vlot wor‐ den schoongemaakt.

De vetfilter uitnemen

Een vetfilter kan makkelijk uit uw handen glippen.
Daarbij kan het vetfilter en het kook‐ vlak beschadigd raken.
Houd vetfilters bij het verwijderen, reinigen en terugplaatsen daarom goed vast.
20
Open de vergrendeling van de vetfil‐
ter, zwenk de vetfilter ca.45° omlaag, haak hem achteraan los en neem hem uit.
Reiniging en onderhoud

De vetfilters met de hand reinigen

Reinig de vetfilters in warm water met
een afwasborstel en een zacht hand‐
afwasmiddel. Gebruik het handaf‐
wasmiddel niet geconcentreerd.

Ongeschikte reinigingsmiddelen

Vetfilters kunnen beschadigd raken door reinigingsmiddelen die daarvoor niet geschikt zijn. De volgende reinigingsmiddelen mogen niet worden gebruikt:
– kalkoplossende reinigingsmiddelen – schuurpoeder of schuurcrème – agressieve allesreinigers en veto‐
plossprays
– ovenspray
Vetfilters reinigen in de afwasmachi‐ ne
Plaats de vetfilters loodrecht in het
onderrek of horizontaal met de vette
kant naar beneden. Let er daarbij op
dat de sproeiarm vrij kan bewegen.
Wanneer de vetfilters uitgenomen
zijn, kan u de bereikbare onderdelen van de behuizing van vet ontdoen. Op die manier voorkomt u brandge‐ vaar.
Let er bij het monteren van de vetfil‐
ters op dat de vergrendeling naar het kookvlak toe wijst.
Als er eens een vetfilter verkeerd zit,
ontgrendel die dan langs de uitspa‐ ringen met behulp van een kleine schroevendraaier.
Gebruik een huishoudelijk reinigings‐
middel voor de afwasmachine. Kies een programma met een tempe‐
ratuur tussen 50 °C en 65 °C.
Reinigt u de vetfilters in de afwasauto‐ maat, dan kan het inwendige filterop‐ pervlak naar gelang van het gebruikte afwasmiddel op de duur verkleuren. Dit schaadt de werking van de vetfil‐ ters echter niet.

Na het reinigen

Leg de vetfilters na het schoonmaken
nog op een vochtopnemend voor‐
werp te drogen.
21
Reiniging en onderhoud

Actievekoolstoffilter

Bij werking met luchtcirculatie dient u niet enkel de vetfilter maar ook een ac‐ tievekoolstoffilter te monteren. Deze houdt de reukstoffen die tijdens het ko‐ ken opduiken, tegen. Ze worden in de luifel boven de vetfilter geplaatst.
Deze actievekoolstoffilter is bij uw Mie‐ le-handelaar of bij de Technische Dienst van Miele verkrijgbaar. Het type en de aanduiding vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens".

Actievekoolstoffilter monteren/ vervangen

Om de actievekoolstoffilter te monte‐
ren of te vervangen, moet u eerst de
vetfilters uitnemen zoals tevoren be‐
schreven. Neem de actievekoolstoffilter uit de
verpakking.

Vervangingsfrequentie

Vervang de actievekoolstoffilter altijd
zodra de kookgeurtjes niet meer vol‐ doende worden opgenomen. Vervang het filter in ieder geval 2 x per jaar.

Actievekoolstoffilter weggooien

De gebruikte actievekoolstoffilter mag
u met het huisvuil meegeven.
Druk de actievekoolstoffilter in de
lijst. Zet de vetfilters weer op hun plaats.
22

Lampen vervangen

Halogeenlampjes worden tijdens de werking erg heet.
Ook nadat de verlichting uitgescha‐ keld is bestaat er nog enige tijd ge‐ vaar dat u zich verbrandt als u ze aanraakt.
Wacht daarom enkele minuten voor‐ dat u de halogeenlampjes verwijdert.
Koppel uw dampkap los van het
elektriciteitsnet (zie de rubriek "Op‐
merkingen omtrent uw veiligheid").
Reiniging en onderhoud
Druk de lampafdekking lichtjes naar
boven. De afdekking gaat open en kan naar onderen toe worden open‐ geklapt.
Trek het halogeenlampje uit de fitting.Neem het nieuwe halogeenlampje (12
V, 20 W, fitting G4) met een doek vast en plaats het in de fitting. Druk het lampje er voorzichtig in. Neem de aanwijzingen van de fabrikant in acht.
Klap de lampafdekking weer dicht en
duw ze vast.
23

Technische Dienst van Miele en garantie

Neem bij storingen die u niet zelf kan oplossen, contact op met uw Miele­handelaar of de Technische Dienst van Miele.
Het telefoonnummer van de Technische Dienst van Miele vindt u aan het einde van deze gebruiksaanwijzing.
Zorg dat u het toesteltype en het serie‐ nummer van uw dampkap bij de hand hebt, want de Technische Dienst van Miele heeft deze gegevens nodig. Beide gegevens vindt u op het typepla‐ tje.

Positie van het typeplaatje

Het typeplaatje is zichtbaar nadat u (af‐ hankelijk van het model) het vetfilter of de vetfilters heeft verwijderd.

Duur en voorwaarden van de garantie

De duur van de garantie bedraagt 2 jaar.
Meer informatie vindt u in de meegele‐ verde garantievoorwaarden.
24

Voor de montage

Neem voordat u met monteren
begint de informatie in dit hoofdstuk en in het hoofdstuk "Opmerkingen omtrent uw veiligheid" in acht.

Montagemateriaal

4 schroeven 7 x 110 mm en
4 pluggen 10 x 80 mm
om de dampkap aan het plafond te be‐ vestigen.
De pluggen zijn voorzien van een Eu‐ ropese technische goedkeuring (ETA, European Technical Approval) voor gebruik in plafonds van beton.
Gebruik de pluggen alleen in combi‐ natie met de bijgeleverde schroeven 7 x 110 mm. Kies voor andere pla‐ fondconstructies de gepaste beves‐ tigingsmiddelen. Zorg ervoor dat het plafond draagkrachtig genoeg is.

Montage

4 Telescopische houders
om de hoogte van het telescopische deel te regelen en het te bevestigen
4 schroeven M4 x 8,5 mm
voor de bevestiging van de telesco‐ pische houders.
14 schroeven M4 x 8 mm
om de afstandslijst en de dampkap aan het draagframe te bevestigen.
1 schroef M4 x 16 mm
om de schouw te bevestigen.
Ombouwset voor werking met lucht‐ circulatie DUI 32
(niet bijgeleverd, mits toeslag verkrijg‐ baar toebehoren). De ombouwset be‐ vat een bochtstuk, een aluminium slang en slangklemmen.
25
Montage

Afmetingen van het toestel

a
Plaats van montage: opening voor de luchtafvoerleiding en de aansluit‐ kabel en bij toestellen van het ty‐ pe ...EXT ook voor de verbindings‐ kabel naar de externe ventilator. Voor werking met luchtcirculatie moet alleen een aansluitkabel wor‐ den gelegd.
b
Mogelijke hoogte van het toestel met afvoer naar buiten
c
Mogelijke hoogte van het toestel met luchtcirculatie
d
Alternatieve montage met afstands‐ lijst
e
Luchtuitlaat bij circulatie naar boven gemonteerd
f
Van de aansluiting in het plafond tot de aansluiting in de dampkap moet er een aansluitkabel en bij werking met luchtafvoer een flexibele lucht‐ afvoerleiding in gereedheid worden gebracht.
Luchtafvoeraansluiting 150 mm
26
Montage

Afstand tussen kookplaat en dampkap (S)

Tussen de onderkant van de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, ge‐ braden, gegrilleerd of gefrituurd wordt, moet een minimumafstand worden aan‐ gehouden. Deze kunt u hieronder vinden. Geeft de fabrikant echter een grotere afstand aan, houd dan deze aan.
Neem ook de veiligheidsinstructies en waarschuwingen in het gelijknamige hoofdstuk in acht.
Kooktoestel Mini‐
mumafstand S Elektrische kookplaat 450 mm Grill en friteuse (elektrisch) 650 mm Een gaskookplaat met verschillende branders met een totale ca‐
paciteit van 12,6 kW, waarbij geen brander een capaciteit van > 4,5 kW heeft.
Een gaskookplaat met verschillende branders met een totale ca‐ paciteit van >12,6 kW en > 21,6 kW, waarbij geen brander een capaciteit van 4,8 kW heeft.
Een gaskookplaat met verschillende branders met een totale ca‐ paciteit van >21,6 kW, of met bij één brander een capaciteit van > 4,8 kW.
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van 6 kW 650 mm Een losse gaskookplaat met een capaciteit van > 6 kW en 8,1
kW Een losse gaskookplaat met een capaciteit van > 8,1 kW niet mogelijk
650 mm
760 mm
niet mogelijk
760 mm
27
Montage

Montagetips

– Het is aan te raden onder de damp‐
kap, zelfs boven elektrische kook‐ vlakken, een afstand van minimum 650 mm in acht te nemen. Zo werkt u vlotter onder de dampkap.
– Hou bij de keuze van de montage‐
hoogte rekening met uw lichaams‐ lengte. U moet vlot aan het kookvlak kunnen werken en de dampkap per‐ fect kunnen bedienen.
– Houd er rekening mee dat hoe groter
afstand tussen de dampkap en het kookvlak is, hoe minder gemakkelijk de kookdampen opgenomen worden.
– Om ervoor te zorgen dat de kook‐
dampen optimaal worden opgeno‐ men, moet u erop letten dat de dampkap het kookvlak overdekt. Centreer de dampkap daarom boven het kookvlak en niet zijdelings of naar achteren verschoven.
– Zorg ervoor dat het kookvlak niet
groter is dan de dampkap, liefst klei‐ ner.
– De plaats waar de dampkap komt te
hangen moet makkelijk toegankelijk zijn. In geval van een storing moet een technicus makkelijk bij de damp‐ kap kunnen komen en deze ongehin‐ derd kunnen demonteren. Let bij het monteren van de dampkap dus ook op de plaatsing van kasten, planken, plafond- of decorelementen in de omgeving van de dampkap.
28

Beschermfolie verwijderen

Ter bescherming tegen transportschade zijn bepaalde onderdelen van de behui‐ zing voorzien van een beschermfolie.
Verwijder de beschermfolie van de
behuizing voor u het toestel mon‐ teert. U kan de folie er gewoon zon‐ der hulpmiddel aftrekken.
Montage
Bij werking met luchtafvoer: – Leg in het plafond een luchtafvoerlei‐
ding aan en laat deze in de aange‐ duide oppervlakte uit het plafond ko‐ men. Van het plafond tot de luchtaf‐ voeraansluiting van de dampkap hebt u een luchtafvoerslang met een leng‐ te van ca. 700 mm nodig.
– Bevestig de luchtafvoertuit op de
luchtafvoerleiding, bijv. een flexibele luchtafvoerslang met een slangklem (mits toeslag verkrijgbaar toebeho‐ ren).
Markeer op het plafond 2 middellij‐
nen.
Leg in het plafond een aansluitkabel
aan en bij toestellen van het type … EXT ook de verbindingskabel naar de externe ventilator, en laat deze in de aangeduide oppervlakte uit het pla‐ fond komen. Van het plafond tot de netaansluiting van de dampkap hebt u een lengte van ca. 700 mm nodig.
29
Montage
Maak met een mes de 4 opvulstuk‐
ken en de 2 opvulblokjes los van de bijgeleverde afstandslijst.
Gebruik de afstandslijst als boorsja‐
bloon. Leg deze tegen het plafond, de pijlen wijzen naar voren. Lijn de af‐ standslijst met behulp van de kerven aan de middellijnen uit en teken de boorgaten af.
30
Boor 4 boorgaten voor de bijgele‐
verde pluggen 10 mm, ca. 115 mm diep.
Steek de 4 pluggen in de gaten en
draai de 4 schroeven in de pluggen. Laat deze ca. 30 mm uitsteken.
Tussen schouw en plafond kan een af‐ standslijst gemonteerd worden. Hij kan worden gebruikt, indien om optische re‐ denen een afstand tussen plafond en schouw gewenst is (schaduwvoeg). Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn, als het pla‐ fond niet horizontaal of oneffen is. De dampkap wordt met de bijgeleverde opvulplaatjes verticaal uitgelijnd. Op‐ tische oneffenheden tussen schouw en plafond worden door de schaduwvoeg afgedekt.
Montage
Monteer de afstandslijst op het
draagframe.
Wanneer u de dampkap met de af‐
standslijst wilt monteren, verwijdert u de 4 inzetschijfjes uit de bevesti‐ gingsgaten.
31
Montage
Hang het draagframe in de vier
schroeven. De "V" op het draagframe betekent voorkant.
Bij gebruik van de afstandslijst
plaatst u de 2 opvulblokjes in de be‐ vestigingsopeningen.
32
Lijn het draagframe volgens de mid‐
dellijnen uit en schroef het draagfra‐ me vast. Om de dampkap verticaal waterpas te zetten, kunt u de opvulplaatjes plaatsen, die u vooraf van de af‐ standslijst hebt losgemaakt.
Hou het draagframe onderaan vast,
draai de 2 bevestigingsschroeven uit en trek het draagframe uit elkaar tot‐ dat het zijn maximale lengte heeft be‐
reikt. Draai de schroeven weer in. Bij werking met luchtcirculatie (UL)
wordt het bochtstuk van de ombouwset DUI 32 (mits toeslag verkrijgbaar toebe‐ horen) gemonteerd:
Montage
Buig op het draagframe de 4 houdlip‐
jes naar buiten toe. Leid de aansluitkabel door de bin‐
nenkant van het draagframe.
Plaats het bochtstuk zoals op de af‐
beelding. Let op de aanduiding van de voorkant.
Buig de houdlipjes weer terug en
draai deze ca. 45° naar binnen toe, zodat het bochtstuk op zijn plaats wordt gehouden.
33
Montage
Bevestig de luchtafvoertuit met de
slangklem op de slang. Bevestig de slang met de slangklem
op het bochtstuk. Controleer dat de slang goed vastzit.
34
Schuif het telescopische deel op het
draagframe:
– Bij werking met luchtafvoer (AL, EXT)
zorgt u ervoor dat de lamellen van het uitblaasrooster naar onderen wij‐ zen.
– Bij werking met luchtcirculatie (UL)
zorgt u ervoor dat de lamellen van het uitblaasrooster naar boven wij‐ zen.
Montage
Buig de 2 houdlipjes naar buiten toe,
zodat het telescopische deel niet kan
omlaag glijden.
Draai de schroeven vast totdat de bovenkant van het telescopische deel gelijkmatig het plafond of de af‐ standslijst raakt. Zodra dat het geval is, mag u de schroeven niet verder aandraaien.
Plaats de vier telescopische houders.
Door de bevestigingsschroeven vas‐
ter te draaien, spreidt u de telesco‐
pische houders. Daardoor wordt het
telescopische deel naar boven ge‐
duwd.
Buig de 2 houdlipjes terug.Schuif de schouw over het telesco‐
pische deel en buig de houdlipjes weer naar buiten toe, zodat de schouw niet kan omlaag glijden.
35
Montage
Uw dampkap wordt met een terugslag‐ klep geleverd of deze is reeds in de uit‐ blaastuit gemonteerd (afhankelijk van het model van dampkap).
Wanneer uw afvoersysteem niet voor
de werking met luchtafvoer (AL, EXT)
is uitgerust, wordt een terugslagklep
ingezet.
Voor de werking met luchtcirculatie
(UL) is geen terugslagklep nodig. De
terugslagklep moet er dan worden
uitgehaald.
Het wasemscherm inhangen. Daartoe
het wasemscherm in het draagframe tillen en de houdlipjes in de passende openingen drukken. Zorg ervoor dat de kant met het bedieningspaneel naar voren wijst.
36
Bevestig het wasemscherm met be‐
hulp van de bijgeleverde schroeven.
Alleen toestellen van het type ...EXT:
verbind de dampkap en de externe
ventilator via de verbindingskabel.
Sluit de aansluitkabel aan. Neem
daarbij de opmerkingen in acht die
vermeld staan in de rubriek "Elek‐
trische aansluiting".
Montage
Draai de beide schroeven op het
houdframe weer uit.
Het wasemscherm kan nu op de ge‐ wenste hoogte worden gezet. Hou re‐ kening met de mogelijke toestelhoogte:
Plaats de luchtafvoerleiding op de
luchtafvoertuit.
– Bij werking met luchtafvoer: naar bo‐
ven toe: tot aan de aanslag; naar be‐ neden toe: tot aan de markering "A".
– Bij werking met luchtcirculatie: naar
boven toe tot de markering "U", naar beneden toe tot de aanslag.
Neem de aanwijzingen in de rubriek "Afmetingen van het toestel" in acht. De afstand tot het kookvlak mag niet kleiner zijn dan de veiligheidsaf‐ stand.
37
Montage
Til het wasemscherm op de ge‐
wenste hoogte en schroef deze vast.
38
Hou de schouw vast, buig de houd‐
lipjes terug en laat de schouw voor‐ zichtig zakken.
De schouw rust in de uitsparing in de luifel.
Neem de vetfilters uit de dampkap.
Montage
Plaats bij werking met luchtcirculatie
(UL) de actievekoolstoffilter.
Draai aan de binnenkant de veilig‐
heidsschroeven in.
Trek de beschermfolie van de vetfil‐
ters.
Plaats de vetfilters terug.
39

Luchtafvoerleiding

Gelijktijdig gebruik van de damp‐
kap en een toestel dat lucht in die‐ zelfde ruimte verbruikt kan gevaarlijk zijn! Er kunnen giftige gassen vrijko‐ men.
Neem beslist de veiligheidsinstruc‐ ties en waarschuwingen in het gelijk‐ namige hoofdstuk in acht.
Laat in ieder geval door de plaatse‐ lijke schoorsteenveger controleren of een veilig gebruik van de luchtafvoer gewaarborgd is.
Gebruik voor de aansluiting van de
luchtafvoerleiding enkel gladde bui‐
zen of soepele slangen van onbrand‐
baar materiaal. Bij werking met een externe ventilator
moet u ervoor zorgen dat de luchtaf‐
voerleiding voldoende stijf is. Door de
externe ventilator kan namelijk een
onderdruk ontstaan, waardoor de
luchtafvoerleidingen vervormd kun‐
nen raken. Om ervoor te zorgen dat uw damp‐
kap optimaal werkt en zo weinig mo‐
gelijk geluid maakt wanneer deze
aanstaat, dient u de volgende punten
in acht te nemen: – De diameter van de luchtafvoerlei‐
ding mag niet kleiner zijn dan 150 mm.
– Als platte luchtafvoertuiten worden
gebruikt, mag de diameter niet klei‐ ner zijn dan de diameter van de luchtafvoertuit.
– De luchtafvoerleiding dient zo kort en
recht mogelijk te zijn.
– De luchtafvoerleiding mag niet wor‐
den geknikt of samengedrukt.
– Zorg ervoor dat alle verbindingen
vast en dicht zijn.
Iedere barrière in de luchtstroming vermindert de afzuigcapaciteit en verhoogt het geluidsniveau.
Wordt de lucht naar buiten afge‐
voerd, dan kunt u het best een tele‐ scopisch muurkastje of een dakdoor‐ voer (mits toeslag verkrijgbaar toebe‐ horen) installeren.
Moet de lucht door een schouw wor‐
den afgevoerd, dan moet de invoer‐ buis verticaal worden gebogen.
Als u de luchtafvoerleiding horizon‐
taal monteert, dient u een minimum‐ verval van 1 cm per meter te voor‐ zien. Daarmee wordt voorkomen dat er condenswater in de dampkap loopt.
Als de luchtafvoerleiding door koele
vertrekken, zolders e.d. wordt aange‐ legd, kan er tussen de afzonderlijke vertrekken een groot temperatuurver‐ schil ontstaan. Hierdoor kan er con‐ denswater ontstaan. In zo'n geval dient u de luchtafvoerleiding voldoen‐ de te isoleren.
– Pas enkel wijde bochten toe.
40
Luchtafvoerleiding

Anti-condensvoorziening

Daarnaast is het aan te bevelen om een anti-condensvoorziening te installeren die het condenswater, dat ondanks de isolatie van de luchtafvoer vrijkomt, op‐ neemt en verdampt. Dit accessoire is verkrijgbaar voor luchtafvoerbuizen met een doorsnede van 125 mm of 150 mm.

Geluidsdemper

In de luchtafvoerleiding kan een ge‐ luidsdemper worden gemonteerd (mits toeslag verkrijgbaar). Deze zorgt voor bijkomende geluidsdemping.

Werking met luchtafvoer

Plaats de anti-condensvoorziening
loodrecht en zo dicht mogelijk boven
de luchtafvoertuit van de dampkap.
De pijl op de ommanteling geeft de
blaasrichting aan. Bij afzuigkappen die bestemd zijn om
op een externe ventilator (typereeks … EXT) aangesloten te worden, is de con‐ denswaterstop in het toestel inge‐ bouwd.
De geluidsdemper dempt zowel de ven‐ tilatorgeluiden naar buiten toe als de buitengeluiden die via de luchtafvoerlei‐ ding in de keuken komen (bijv. straatla‐ waai). Hiertoe wordt de geluidsdemper zo dicht mogelijk bij de luchtafvoertuit gemonteerd.
41
Luchtafvoerleiding
Luchtafvoer met een externe ventila‐ tor
Om ventilatorgeluiden in de keuken te minimaliseren, moet de geluidsdemper indien mogelijk voor de externe ventila‐ tor worden gemonteerd , bij een lan‐ ge luchtafvoerleiding bij de luchtafvoer‐ tuit van de dampkap . Als een ex‐ terne ventilator in het huis is geïnstal‐ leerd, kunt u de ventilatorgeluiden naar buiten toe verminderen door een ge‐ luidsdemper na de externe ventilator te monteren.
42

Elektrische aansluiting

Door ondeskundig uitgevoerde in‐ stallatie-, onderhouds- of reparatie‐ werken kunnen er voor de gebruiker aanzienlijke risico's ontstaan waar‐ voor de fabrikant niet aansprakelijk kan worden gesteld.
De aansluiting van uw toestel op het stroomnet kunt u het best aan een gekwalificeerd elektricien toevertrou‐ wen. Die dient de plaatselijke regle‐ mentering te kennen en nauwgezet te volgen.
De dampkap mag alleen worden aan‐ gesloten op een volgens de voor‐ schriften geïnstalleerd elektrisch net. De elektrische installatie moet volgens VDE 0100 uitgevoerd zijn!
Om de veiligheid te verhogen, is het raadzaam een verliesstroomschakelaar met een uitschakelstroom van 30 mA (DIN VDE 0664) voor het toestel te schakelen (VDE in de richtlijn DIN VDE 0100 deel 739).
Wanneer u een flexibele aansluitkabel gebruikt voor de aansluiting op het elektriciteitsnet, moeten de afzonder‐ lijke aders een aderdoorsnede hebben tussen 0,75 mm² en 1,5 mm².
Voor een optimale aansluiting moet de beschikbare trekontlasting worden ge‐ bruikt.
Aan installatiezijde moet een schei‐ dingsinrichting voor elke pool voor‐ handen zijn. Als stroomonderbrekers kunnen er schakelaars worden gebruikt met een contactopening van minstens 3 mm. Bijvoorbeeld automatische scha‐ kelaars, smeltstoppen en contactslui‐ ters (EN 60335).
De vereiste aansluitgegevens vindt u op het typeplaatje (zie hoofdstuk "Tech‐ nische Dienst van Miele en garantie"). Ga na of deze gegevens overeenstem‐ men met de spanning en de frequentie van het net.
43

Technische gegevens

Ventilatormotor* 120 W Kookvlakverlichting 4 x 20 W Totale aansluitwaarde* 200 W Netspanning, frequentie AC 230 V, 50 Hz Zekeringen 10 A Gewicht DA 390-6 37 kg DA 390-6 EXT 34 kg
*Apparaten van het type ...EXT: Aansluitwaarde en luchtafvoervermogen zijn afhankelijk van de aangesloten externe ventila‐ tor. Lengte van de verbindingsleiding naar de externe ventilator: 1,9 m Werking met luchtcirculatie via de ombouwset DUI 32 en reukfilter DKF 12 (mits toeslag verkrijgbaar)
44
Technische gegevens

Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen

volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE Identificatie van het model DA 390-6
Jaarlijks energieverbruik (AEC Energie-efficiëntieklasse A+ (meest efficiënt) tot F (minst efficiënt) D Energie-efficiëntie-index (EEI Hydrodynamische efficiëntie (FDE Hydrodynamische-efficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) D Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) F Vetfilteringsefficiëntie 95,1 % Vetfilteringsefficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) A Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepunt 244 Pa A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid) 41 dB A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid) 56 dB A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodus 63 dB Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt 107,0 W Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po) W Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps) 0,85 W Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem 80,0 W Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper‐
vlak Tijdstoenamefactor 1,4
) 111,9 kWh/jaar
afzuigkap
) 94,8
afzuigkap
) 17,5
afzuigkap
) 6,0 lx/W
275,4 m3/h
150 m3/h
350 m3/h
500 m3/h
500 m3/h
480 Ix
45
Technische gegevens

Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen

volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE Identificatie van het model DA 390-6 EXT
Jaarlijks energieverbruik (AEC Energie-efficiëntieklasse A+ (meest efficiënt) tot F (minst efficiënt) D Energie-efficiëntie-index (EEI Hydrodynamische efficiëntie (FDE Hydrodynamische-efficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) ­Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) F Vetfilteringsefficiëntie % Vetfilteringsefficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) ­Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepunt Pa A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid) dB A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid) 0 dB A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodus dB Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt W Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po) W Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps) 0,85 W Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem 80,0 W Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper‐
vlak Tijdstoenamefactor
) 58,4 kWh/jaar
afzuigkap
) 98,5
afzuigkap
)
afzuigkap
) 6,0 lx/W
m3/h
m3/h
m3/h
m3/h
m3/h
480 Ix
46
Duitsland - Miele & Cie. KG, Carl-Miele-Straße 29, 33332 Gütersloh
N.V. Miele België
Z.5 Mollem 480
Hof te Bollebeeklaan 9 – 1730 Mollem
Bij storingen staan verschillende Miele-technici voor u
klaar in uw onmiddellijke omgeving.
Kies dus het telefoonnummer van uw streek.
Herstellingen bij u thuis
Dienst "Onderdelen en Toebehoren": (02) 451.16.00
Voor nadere inlichtingen: dienst "Consumentenbelangen": (02) 451.16.80
Fax: (02) 451.14.14
Internet: www.miele.be
47
DA 390-6 DA 390-6 EXT
M.-Nr. 09 813 820 / 02nl-BE
Loading...