Lees absoluut de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw toe‐
stel installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voor‐
komt schade aan uw toestel.
nl-BEM.-Nr. 09 813 820
Inhoud
Opmerkingen omtrent uw veiligheid.................................................................... 3
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu............................................. 12
Deze dampkap voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsvoor‐
schriften. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter let‐
sel oplopen en kan er schade optreden aan het toestel.
Lees daarom de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig
door, voordat u de dampkap in gebruik neemt. Daarin vindt u be‐
langrijke instructies met betrekking tot de montage, de veiligheid,
het gebruik en het onderhoud. Dit is in het belang van uw veilig‐
heid en voorkomt schade aan de dampkap. Wanneer deze niet
worden opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade die daarvan het gevolg is.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef ze door aan
wie het toestel eventueel na u gebruikt.
Juist gebruik
Deze dampkap is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
Deze dampkap is niet bestemd voor gebruik buiten.
Gebruik de dampkap uitsluitend in huishoudelijke context voor het
wegzuigen van kookdampen die ontstaan bij het bereiding van ge‐
rechten.
Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten.
Personen die op grond van hun fysieke of psychische gesteld‐
heid, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van het apparaat niet
in staat zijn de dampkap veilig te bedienen, mogen ze alleen onder
toezicht bedienen of wanneer ze worden geïnstrueerd door iemand
die het apparaat kent.
Ze moeten het mogelijke gevaar van een verkeerde bediening kun‐
nen herkennen en begrijpen.
3
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Kinderen in het huishouden
Kinderen jonger dan acht jaar moeten uit de buurt van het toestel
worden gehouden - tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de dampkap alleen maar ge‐
bruiken wanneer hun de bediening ervan zo uitgelegd is dat ze de
dampkap veilig kunnen bedienen. Kinderen moeten de eventuele ri‐
sico's van een foutieve bediening kunnen beseffen.
Kinderen mogen de dampkap niet zonder toezicht reinigen of on‐
derhouden.
Let op kinderen die in de buurt van de dampkap komen. Zorg er‐
voor dat ze nooit met het apparaat spelen.
Verstikkingsgevaar! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen in
verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en
daardoor verstikken. Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten
het bereik van kinderen.
4
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installaties, onderhoudswerken of
herstellingen kunnen er niet te onderschatten risico's ontstaan voor
de gebruiker. Installatie-, onderhouds- of herstellingswerken mogen
alleen door vakmensen worden uitgevoerd die door Miele erkend
zijn.
Controleer voordat de dampkap wordt geplaatst, of ze zichtbaar
beschadigd is. Een beschadigd apparaat mag niet worden geplaatst
en niet in gebruik worden genomen.
De elektrische veiligheid van het apparaat is uitsluitend gegaran‐
deerd, als het wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol‐
gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Laat de elektrische
installatie bij twijfel door een elektricien inspecteren.
De dampkap kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als zij
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
van de dampkap moeten absoluut overeenstemmen met deze van
het elektriciteitsnet. Zo voorkomt u schade aan de dampkap.
Deze moeten beslist overeenkomen. Raadpleeg bij twijfel een elek‐
tricien.
Deze dampkap mag niet op het elektriciteitsnet worden aangeslo‐
ten via meervoudige stopcontacten of verlengsnoeren die daarvoor
niet geschikt zijn. Dit in verband met gevaar voor oververhitting.
Bij dampkappen met een externe ventilator (type ...EXT) sluit u
beide elementen via de verbindingsleiding op elkaar aan.
Deze toestellen mag u enkel verbinden met een externe ventilator
van Miele.
5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik uw dampkap enkel in geïnstalleerde toestand. Enkel dan
is een veilige werking gewaarborgd.
Deze dampkap mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een
schip) worden gebruikt.
Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek‐
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar
opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de dampkap
leiden.
Open de behuizing alleen voor zover de montage- en reinigingsaan‐
wijzingen dit voorschrijven. Maak andere onderdelen van de om‐
manteling in geen geval open.
Enkel met originele Miele-wisselstukken bent u zeker dat deze ten
volle voldoen aan de eisen qua veiligheid. Defecte onderdelen mo‐
gen alleen door originele Miele-wisselstukken worden vervangen.
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mag er
geen elektrische spanning op de dampkap staan. Dat is het geval
als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
– de zekeringen van de elektrische installatie zijn uitgeschakeld of
– de schroefzekeringen van de elektrische aansluiting zijn er geheel
uitgedraaid of
– de stekker (indien aanwezig) is uit de contactdoos getrokken. Trek
daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
De dampkap gelijktijdig gebruiken met verwarmingstoestellen die lucht uit
het vertrek nodig hebben
Risico op vergiftiging door uitlaatgassen
Wees voorzichtig als u de dampkap tegelijk gebruikt met verwar‐
mingstoestellen die lucht uit hetzelfde vertrek nodig hebben.
Voorbeelden zijn verwarmingstoestellen op gas, stookolie, hout of
steenkool, doorstroomverwarmers, boilers, gaskookvlakken en ovens. Zo ontstaat er een gevaarlijke situatie.
De dampkap onttrekt namelijk zuurstof aan deze ruimte en aan de
kamers ernaast. Dat geldt voor dampkappen
- met luchtafvoer
- met een externe ventilator
- met een buiten het vertrek geplaatste luchtcirculatiebox.
Zonder voldoende luchttoevoer ontstaat er onderdruk. Het vuur
krijgt daardoor te weinig verbrandingslucht. En de verbranding zal
daar nadeel van ondervinden.
Door de zuigkracht van de dampkap kunnen er giftige uitlaatgas‐
sen van het verwarmingstoestel uit de schouw terugstromen in de
woning.
Dit is levensgevaarlijk!
7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
U vermijdt risico's als er bij gelijktijdig gebruik van de dampkap en
van een verwarmingstoestel waarvoor lucht uit hetzelfde vertrek is
vereist een onderdruk wordt bereikt van maximaal 4 Pa (0,04
mbar). Hierdoor verhindert u namelijk dat er uitlaatgassen uit het
verwarmingstoestel worden teruggezogen.
U kunt daarvoor zorgen door lucht voor de verbranding aan te
voeren via niet afsluitbare openingen, bijv. in deuren en vensters.
Let erop dat de diameter van de luchttoevoeropening voldoende
groot is. Luchttoevoer- en afvoerkastjes alleen waarborgen ge‐
woonlijk nog geen afdoende luchttoevoer.
Bij de beoordeling moet u steeds rekening houden met de globale
ventilatietoestand van de woning. In geval van twijfel neemt u het
best contact op met een erkende schoorsteenveger.
Gebruikt u de dampkap met luchtcirculatie, dan kunt u de damp‐
kap gerust tegelijk met verwarmingstoestellen gebruiken die lucht
uit hetzelfde vertrek nodig hebben.
8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Efficiënt gebruik
Door open vuur bestaat brandgevaar!
Werk met het oog op het risico op brand nooit met open vuur onder
de dampkap: zo is flamberen en grilleren met open vuur verboden.
Een dampkap die in gebruik is trekt de vlammen in het vetfilter/de
vetfilters aan, waardoor het daarin verzamelde vet vlam kan vatten.
Sterke hitteontwikkeling op een gaskookvlak kan de dampkap be‐
schadigen.
– Bij gebruik van de dampkap boven een gaskookvlak moet u erop
letten dat er altijd kookgerei staat op branders die in gebruik zijn.
Schakel het gasfornuis uit telkens als u kookgerei voor korte tijd
van het gaskookvlak wegneemt.
– Kies pannen die niet groter of kleiner zijn dan het kookvlak.
– Regel de vlam zodanig dat deze in geen geval boven het kookge‐
rei uitsteekt.
– Zorg ervoor dat u het kookgerei niet overmatig verhit (bijv. bij het
koken met een wok).
Dit om een ophoping van condenswater en corrosie aan het ap‐
paraat te voorkomen.
Schakel de dampkap altijd in zodra u één van de kookvlaken in ge‐
bruik neemt.
Door oververhitting kunnen olie en vet in brand geraken en de
dampkap vlam doen vatten.
Als u met olie of vet kookt, dient u uw kookpan of friteuse voortdu‐
rend in het oog te houden. Dat geldt ook voor elektrische grillappa‐
raten.
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik de dampkap nooit zonder vetfilters om te voorkomen dat
zich vuil en vet in de dampkap afzetten,
waardoor deze op den duur niet meer goed zal functioneren.
Er kan brand ontstaan als het toestel niet volgens de aanwijzingen
in deze gebruiksaanwijzing wordt gereinigd.
Hou ermee rekening dat de dampkap bij het koken door de opstij‐
gende hitte erg warm kan worden.
Raak de ommanteling en de vetfilters pas aan wanneer de dampkap
is afgekoeld.
Deskundige montage
Controleer of het gebruik van een dampkap boven uw kooktoestel
volgens de fabrikant van deze apparatuur toegestaan is.
Boven ovens of fornuizen die met vaste brandstof worden ver‐
warmd, mag u geen dampkap monteren.
Tussen de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, gebra‐
den, gegrilleerd of gefrituurd wordt moet een minimumafstand wor‐
den aangehouden.
Houd die afstanden aan die in het hoofdstuk "Montage" worden ge‐
noemd, tenzij de fabrikant van het kooktoestel een grotere afstand
aangeeft.
Worden er onder de dampkap verschillende soorten kookapparatuur
gebruikt waarvoor verschillende afstanden gelden, dan moet de
grootste afstand worden aangehouden.
Neem voor het monteren van de dampkap de aanwijzingen in het
hoofdstuk "Montage" in acht.
10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Metalen platen kunnen scherpe randen hebben waaraan u zich
kunt verwonden.
Draag voor de montage handschoenen die u tegen snijwonden be‐
schermen.
Gebruik voor de luchtafvoerleiding enkel buizen of slangen van
onbrandbaar materiaal. Die zijn bij uw Miele-handelaar of via de
Technische Dienst van Miele verkrijgbaar.
De lucht mag niet worden afgevoerd via een afvoerschoorsteen
die wordt gebruikt voor de afvoer van rook of gas, noch via een
schacht die wordt gebruikt voor de ontluchting van ruimten waarin
wordt gestookt.
Als de luchtafvoer naar een niet meer gebruikte afvoerschoor‐
steen moet worden geleid, hou dan rekening met de plaatselijk gel‐
dige voorschriften.
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de dampkap nooit een stoomreiniger.
Toebehoren
Gebruik uitsluitend Miele-accessoires om te voorkomen dat ga‐
rantieaanspraken vervallen. Worden er andere onderdelen gemon‐
teerd of ingebouwd, dan vervalt het recht op waarborg en/of pro‐
ductaansprakelijkheid.
11
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transportschade. Er werd milieuvriende‐
lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri‐
aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmate‐
riaal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische ap‐
paraten bevatten vaak nog waardevolle
materialen. Ze bevatten echter ook
schadelijke stoffen die voor het functio‐
neren en de veiligheid van het apparaat
nodig waren. Als u het apparaat bij het
gewone afval doet of bij verkeerde be‐
handeling kunnen deze stoffen schade‐
lijk zijn voor de gezondheid en het mili‐
eu. Verwijder het afgedankte apparaat
dan ook nooit met het gewone afval.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage betaald. Die wordt
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
12
Zorg er ook voor dat het toestel intus‐
sen kinderveilig wordt bewaard voor u
het laat wegbrengen.
Hoe werkt uw toestel?
De dampkap kan op de volgende ma‐
nieren worden gebruikt:
Werking met luchtafvoer
De aangezogen lucht wordt door de
vetfilters gereinigd en naar buiten afge‐
voerd.
Terugslagklep
Er kan dan geen buitenlucht naar bin‐
nen noch binnenlucht naar buiten stro‐
men als de dampkap uitgeschakeld is.
Als u het toestel uitschakelt, is de klep
dicht.
Zodra u het toestel inschakelt, gaat de
klep open. Zo kan de keukendamp on‐
gehinderd naar buiten.
Als uw afvoersysteem geen terugslag‐
klep heeft, moet er een stuk geplaatst
worden in de uitblaastuit van uw motor‐
blok, dit stuk wordt meegeleverd met
uw dampkap. Deze klep wordt in de uit‐
blaastuit van de motoreenheid ge‐
plaatst.
Werking met luchtcirculatie
(enkel met ombouwset en reukfilter als
mits toeslag verkrijgbaar toebehoren;
zie "Technische gegevens")
De aangezogen lucht wordt door de
vetfilters en bovendien door een reukfil‐
ter gereinigd en wordt daarna weer in
de keuken geleid.
Werking met een externe venti‐
lator
(Dampkappen uit de reeks ...EXT)
Bij dampkappen die geschikt zijn om te
werken met een externe ventilator,
wordt de Miele afzuigventilator in een
vertrek naar uw keuze gemonteerd. De
externe ventilator wordt door een be‐
sturingsleiding met de dampkap ver‐
bonden en via het bedieningspaneeltje
van de dampkap bedienen.
13
De dampkap in één oogopslag
14
De dampkap in één oogopslag
a
Telescopisch deel
b
Schouw
c
Wasemscherm
d
Bedieningselementen
e
Vetfilters
f
Afstandslijst
De afstandslijst creëert een schaduwvoeg tussen de schouw en het plafond.
De dampkap kan met of zonder afstandslijst worden gemonteerd.
g
Uitlaatrooster
(enkel bij werking met luchtcirculatie)
h
Kookvlakverlichting
i
Reukfilter
Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren bij werking met luchtcirculatie
j
Aan/uitknop voor de ventilator
k
Toetsen voor het instellen van het ventilatievermogen
l
Toets voor de kookvlakverlichting
15
Bediening
De ventilator inschakelen
Druk op de aan/uittoets .
De ventilator wordt ingeschakeld op
stand 2. Het symbool en de 2 op de
ventilatiestandindicator branden.
Een vermogensstand kiezen
Voor normaal gebruik kunt u kiezen tus‐
sen de vermogensstanden 1 tot en met
3.
Schakel bij het begin van een braadpro‐
ces of bij een kookproces met zeer
sterke geurontwikkeling even de inten‐
sieve stand IS in.
Stel met de toets een lagere en
met de toets een hogere vermo‐
gensstand in.
Automatische uitschakeling
van de intensieve stand
U kunt de intensieve stand zo instellen
dat de ventilator na 10 minuten altijd
automatisch terugkeert naar stand 3.
De ventilator en de verlichting van het
kookvlak moeten daartoe uitgescha‐
keld zijn.
Druk ca.10 seconden tegelijk op de
toetsen "" en "", totdat 1 van de
ventilatiestandindicator aangaat.
Druk vervolgens na elkaar op
– de verlichtingstoets ,
– de toets "" en opnieuw op
– de verlichtingstoets .
Als de automatische uitschakeling niet
is geactiveerd, knipperen de controle‐
lampjes 1 en IS.
Om de automatische uitschakeling te
activeren, drukt u op de toets "".
16
Als de automatische uitschakeling ge‐
activeerd is, knipperen de controle‐
lampjes 1 en IS continu.
Om te deactiveren op de toets ""
drukken.
Bevestig uw keuze met de aan-uit‐
toets .
Als u niet binnen de 4 minuten beves‐
tigt, blijft de oude instelling behou‐
den.
De ventilator uitschakelen
Schakel de ventilator uit met de toets
aan/uit .
Het symbool gaat uit.
Kookvlakverlichting in-/
uitschakelen
De ventilator hoeft niet aan te zijn om
de kookvlakverlichting in of uit te scha‐
kelen.
Druk op de verlichtingstoets .
Wanneer de verlichting ingeschakeld is,
brandt het symbool .
Automatisch uitschakelen voor
de veiligheid
Bedient u de ingeschakelde dampkap
10 uur lang niet, dan wordt de ventilator
automatisch uitgeschakeld. De verlich‐
ting blijft ingeschakeld.
Bediening
Om de ventilator weer aan te zetten
drukt u op de aan-uittoets .
17
Tips om energie te besparen
Deze dampkap werkt zeer efficiënt en
energiebesparend. Volgende maatre‐
gelen ondersteunen u bij het spaarza‐
me gebruik:
– Zorg bij het koken voor een goede
ventilatie van de keuken. Stroomt bij
luchtafvoer niet voldoende lucht, dan
werkt de dampkap niet efficiënt en
zijn er verhoogde werkingsgeluiden.
– Kook op een zo laag mogelijke kook‐
stand. Weinig kookdampen beteke‐
nen een lage vermogensstand aan de
dampkap en hierdoor ook minder
stroomverbruik.
– Controleer op de dampkap de geko‐
zen vermogensstand. Meestal is een
lage vermogensstand voldoende.
Gebruik de intensiefstand alleen als
het noodzakelijk is.
– Schakel bij sterke kookdampen al
vroeg op een hoge stand. Dat is effi‐
ciënter dan de kookdampen nadien
proberen op te vangen.
– Let erop om de dampkap na het ko‐
ken weer uit te schakelen.
– Maak de filters geregeld schoon of
vervang ze. Door erg vette filters
wordt het vermogen verlaagd en de
bestaat er brandgevaar. Voorts be‐
staat dan een risico voor het hygiëne.
18
Reiniging en onderhoud
Behuizing
Algemeen
Het oppervlak en de bedieningsele‐
menten zijn gevoelig voor krassen en
kerven.
Neem dus de volgende tips in acht.
Maak alle oppervlakken en bedie‐
ningselementen enkel schoon met
een vaatdoekje, afwasmiddel en
warm water.
Let erop dat er geen water in de
dampkap komt.
Reinig vooral het gedeelte met de
bedieningselementen alleen met een
iets vochtige doek.
Wrijf het oppervlak vervolgens met
een zachte doek droog.
Niet te gebruiken zijn:
– reinigingsmiddel dat soda, zuur,
chloor of oplosmiddelen bevat,
– schurend reinigingsmiddel zoals
schuurpoeder of -crème, schuur‐
sponsjes of gebruikte sponsen waar‐
in restjes schuurmiddel zitten.
Tips voor het reinigen van roestvrij‐
stalen oppervlakken
(deze tips gelden niet voor de bedie‐
ningselementen)
Om de roestvrijstalen oppervlakken
te reinigen is niet-schurend reini‐
gingsmiddel voor roestvrij staal ge‐
schikt.
Gebruik ook een middel voor het on‐
derhoud van roestvrij staal en breng
dit middel met een zachte doek ge‐
lijkmatig en in kleine dosering aan.
Dit middel is verkrijgbaar bij de afde‐
ling Onderdelen van Miele België.
Opmerkingen omtrent toestellen met
een gekleurde/gelakte behuizing
(speciale uitvoering)
Neem bij de schoonmaak ook de al‐
gemene opmerkingen in deze rubriek
in acht.
Bij het schoonmaken is het onvermij‐
delijk dat er zeer kleine krassen op het
oppervlak ontstaan. Naargelang de
verlichting in de keuken kunnen deze
het uitzicht beïnvloeden.
19
Reiniging en onderhoud
Bedieningselementen
De bedieningselementen kunnen
verkleuren
wanneer er vuil op blijft zitten.
Verwijder vuil daarom direct.
Neem de algemene regels in acht.
Gebruik geen reinigingsmiddel voor
roestvrij staal.
Vetfilters
De vetfilters in het toestel nemen de
vaste bestanddelen van de kook‐
dampen op (vet, stof e.d.). Ze verhin‐
deren daardoor dat het toestel vuil
wordt. Er zijn opnieuw te gebruiken me‐
talen vetfilters ingebouwd.
Oververzadigde vetfilters leveren
gevaar op voor brand.
Reinigingsinterval
Het is aan te raden om de vetfilters om
de 3-4 weken te reinigen. Het verza‐
melde vet wordt na langere tijd hard. De
vetfilters kunnen dan minder vlot wor‐
den schoongemaakt.
De vetfilter uitnemen
Een vetfilter kan makkelijk uit uw
handen glippen.
Daarbij kan het vetfilter en het kook‐
vlak beschadigd raken.
Houd vetfilters bij het verwijderen,
reinigen en terugplaatsen daarom
goed vast.
20
Open de vergrendeling van de vetfil‐
ter, zwenk de vetfilter ca.45° omlaag,
haak hem achteraan los en neem
hem uit.
Reiniging en onderhoud
De vetfilters met de hand reinigen
Reinig de vetfilters in warm water met
een afwasborstel en een zacht hand‐
afwasmiddel. Gebruik het handaf‐
wasmiddel niet geconcentreerd.
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Vetfilters kunnen beschadigd raken
door reinigingsmiddelen die daarvoor
niet geschikt zijn.
De volgende reinigingsmiddelen mogen
niet worden gebruikt:
– kalkoplossende reinigingsmiddelen
– schuurpoeder of schuurcrème
– agressieve allesreinigers en veto‐
plossprays
– ovenspray
Vetfilters reinigen in de afwasmachi‐
ne
Plaats de vetfilters loodrecht in het
onderrek of horizontaal met de vette
kant naar beneden. Let er daarbij op
dat de sproeiarm vrij kan bewegen.
Wanneer de vetfilters uitgenomen
zijn, kan u de bereikbare onderdelen
van de behuizing van vet ontdoen.
Op die manier voorkomt u brandge‐
vaar.
Let er bij het monteren van de vetfil‐
ters op dat de vergrendeling naar het
kookvlak toe wijst.
Als er eens een vetfilter verkeerd zit,
ontgrendel die dan langs de uitspa‐
ringen met behulp van een kleine
schroevendraaier.
Gebruik een huishoudelijk reinigings‐
middel voor de afwasmachine.
Kies een programma met een tempe‐
ratuur tussen 50 °C en 65 °C.
Reinigt u de vetfilters in de afwasauto‐
maat, dan kan het inwendige filterop‐
pervlak naar gelang van het gebruikte
afwasmiddel op de duur verkleuren.
Dit schaadt de werking van de vetfil‐
ters echter niet.
Na het reinigen
Leg de vetfilters na het schoonmaken
nog op een vochtopnemend voor‐
werp te drogen.
21
Reiniging en onderhoud
Actievekoolstoffilter
Bij werking met luchtcirculatie dient u
niet enkel de vetfilter maar ook een ac‐
tievekoolstoffilter te monteren. Deze
houdt de reukstoffen die tijdens het ko‐
ken opduiken, tegen.
Ze worden in de luifel boven de vetfilter
geplaatst.
Deze actievekoolstoffilter is bij uw Mie‐
le-handelaar of bij de Technische Dienst
van Miele verkrijgbaar. Het type en de
aanduiding vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
Actievekoolstoffilter monteren/
vervangen
Om de actievekoolstoffilter te monte‐
ren of te vervangen, moet u eerst de
vetfilters uitnemen zoals tevoren be‐
schreven.
Neem de actievekoolstoffilter uit de
verpakking.
Vervangingsfrequentie
Vervang de actievekoolstoffilter altijd
zodra de kookgeurtjes niet meer vol‐
doende worden opgenomen.
Vervang het filter in ieder geval 2 x
per jaar.
Actievekoolstoffilter weggooien
De gebruikte actievekoolstoffilter mag
u met het huisvuil meegeven.
Druk de actievekoolstoffilter in de
lijst.
Zet de vetfilters weer op hun plaats.
22
Lampen vervangen
Halogeenlampjes worden tijdens de
werking erg heet.
Ook nadat de verlichting uitgescha‐
keld is bestaat er nog enige tijd ge‐
vaar dat u zich verbrandt als u ze
aanraakt.
Wacht daarom enkele minuten voor‐
dat u de halogeenlampjes verwijdert.
Koppel uw dampkap los van het
elektriciteitsnet (zie de rubriek "Op‐
merkingen omtrent uw veiligheid").
Reiniging en onderhoud
Druk de lampafdekking lichtjes naar
boven. De afdekking gaat open en
kan naar onderen toe worden open‐
geklapt.
Trek het halogeenlampje uit de fitting.
Neem het nieuwe halogeenlampje (12
V, 20 W, fitting G4) met een doek vast
en plaats het in de fitting. Druk het
lampje er voorzichtig in. Neem de
aanwijzingen van de fabrikant in acht.
Klap de lampafdekking weer dicht en
duw ze vast.
23
Technische Dienst van Miele en garantie
Neem bij storingen die u niet zelf kan
oplossen, contact op met uw Mielehandelaar of de Technische Dienst van
Miele.
Het telefoonnummer van de Technische
Dienst van Miele vindt u aan het einde
van deze gebruiksaanwijzing.
Zorg dat u het toesteltype en het serie‐
nummer van uw dampkap bij de hand
hebt, want de Technische Dienst van
Miele heeft deze gegevens nodig.
Beide gegevens vindt u op het typepla‐
tje.
Positie van het typeplaatje
Het typeplaatje is zichtbaar nadat u (af‐
hankelijk van het model) het vetfilter of
de vetfilters heeft verwijderd.
Duur en voorwaarden van de
garantie
De duur van de garantie bedraagt 2
jaar.
Meer informatie vindt u in de meegele‐
verde garantievoorwaarden.
24
Voor de montage
Neem voordat u met monteren
begint de informatie in dit hoofdstuk
en in het hoofdstuk "Opmerkingen
omtrent uw veiligheid" in acht.
Montagemateriaal
4 schroeven 7 x 110 mm en
4 pluggen 10 x 80 mm
om de dampkap aan het plafond te be‐
vestigen.
De pluggen zijn voorzien van een Eu‐
ropese technische goedkeuring (ETA,
European Technical Approval) voor
gebruik in plafonds van beton.
Gebruik de pluggen alleen in combi‐
natie met de bijgeleverde schroeven
7 x 110 mm. Kies voor andere pla‐
fondconstructies de gepaste beves‐
tigingsmiddelen. Zorg ervoor dat het
plafond draagkrachtig genoeg is.
Montage
4 Telescopische houders
om de hoogte van het telescopische
deel te regelen en het te bevestigen
4 schroeven M4 x 8,5 mm
voor de bevestiging van de telesco‐
pische houders.
14 schroeven M4 x 8 mm
om de afstandslijst en de dampkap
aan het draagframe te bevestigen.
1 schroef M4 x 16 mm
om de schouw te bevestigen.
Ombouwset voor werking met lucht‐
circulatie DUI 32
(niet bijgeleverd, mits toeslag verkrijg‐
baar toebehoren). De ombouwset be‐
vat een bochtstuk, een aluminium
slang en slangklemmen.
25
Montage
Afmetingen van het toestel
a
Plaats van montage: opening voor
de luchtafvoerleiding en de aansluit‐
kabel en bij toestellen van het ty‐
pe ...EXT ook voor de verbindings‐
kabel naar de externe ventilator.
Voor werking met luchtcirculatie
moet alleen een aansluitkabel wor‐
den gelegd.
b
Mogelijke hoogte van het toestel
met afvoer naar buiten
c
Mogelijke hoogte van het toestel
met luchtcirculatie
d
Alternatieve montage met afstands‐
lijst
e
Luchtuitlaat bij circulatie naar boven
gemonteerd
f
Van de aansluiting in het plafond tot
de aansluiting in de dampkap moet
er een aansluitkabel en bij werking
met luchtafvoer een flexibele lucht‐
afvoerleiding in gereedheid worden
gebracht.
Luchtafvoeraansluiting 150 mm
26
Montage
Afstand tussen kookplaat en dampkap (S)
Tussen de onderkant van de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, ge‐
braden, gegrilleerd of gefrituurd wordt, moet een minimumafstand worden aan‐
gehouden. Deze kunt u hieronder vinden.
Geeft de fabrikant echter een grotere afstand aan, houd dan deze aan.
Neem ook de veiligheidsinstructies en waarschuwingen in het gelijknamige
hoofdstuk in acht.
KooktoestelMini‐
mumafstand S
Elektrische kookplaat450 mm
Grill en friteuse (elektrisch)650 mm
Een gaskookplaat met verschillende branders met een totale ca‐
paciteit van
≤ 12,6 kW, waarbij geen brander een capaciteit van > 4,5 kW
heeft.
Een gaskookplaat met verschillende branders met een totale ca‐
paciteit van
>12,6 kW en > 21,6 kW, waarbij geen brander een capaciteit
van ≤ 4,8 kW heeft.
Een gaskookplaat met verschillende branders met een totale ca‐
paciteit van
>21,6 kW, of met bij één brander een capaciteit van > 4,8 kW.
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van ≤ 6 kW650 mm
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van > 6 kW en ≤ 8,1
kW
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van > 8,1 kWniet mogelijk
650 mm
760 mm
niet mogelijk
760 mm
27
Montage
Montagetips
– Het is aan te raden onder de damp‐
kap, zelfs boven elektrische kook‐
vlakken, een afstand van minimum
650 mm in acht te nemen. Zo werkt u
vlotter onder de dampkap.
– Hou bij de keuze van de montage‐
hoogte rekening met uw lichaams‐
lengte. U moet vlot aan het kookvlak
kunnen werken en de dampkap per‐
fect kunnen bedienen.
– Houd er rekening mee dat hoe groter
afstand tussen de dampkap en het
kookvlak is, hoe minder gemakkelijk
de kookdampen opgenomen worden.
– Om ervoor te zorgen dat de kook‐
dampen optimaal worden opgeno‐
men, moet u erop letten dat de
dampkap het kookvlak overdekt.
Centreer de dampkap daarom boven
het kookvlak en niet zijdelings of naar
achteren verschoven.
– Zorg ervoor dat het kookvlak niet
groter is dan de dampkap, liefst klei‐
ner.
– De plaats waar de dampkap komt te
hangen moet makkelijk toegankelijk
zijn. In geval van een storing moet
een technicus makkelijk bij de damp‐
kap kunnen komen en deze ongehin‐
derd kunnen demonteren. Let bij het
monteren van de dampkap dus ook
op de plaatsing van kasten, planken,
plafond- of decorelementen in de
omgeving van de dampkap.
28
Beschermfolie verwijderen
Ter bescherming tegen transportschade
zijn bepaalde onderdelen van de behui‐
zing voorzien van een beschermfolie.
Verwijder de beschermfolie van de
behuizing voor u het toestel mon‐
teert. U kan de folie er gewoon zon‐
der hulpmiddel aftrekken.
Montage
Bij werking met luchtafvoer:
– Leg in het plafond een luchtafvoerlei‐
ding aan en laat deze in de aange‐
duide oppervlakte uit het plafond ko‐
men. Van het plafond tot de luchtaf‐
voeraansluiting van de dampkap hebt
u een luchtafvoerslang met een leng‐
te van ca. 700 mm nodig.
– Bevestig de luchtafvoertuit op de
luchtafvoerleiding, bijv. een flexibele
luchtafvoerslang met een slangklem
(mits toeslag verkrijgbaar toebeho‐
ren).
Markeer op het plafond 2 middellij‐
nen.
Leg in het plafond een aansluitkabel
aan en bij toestellen van het type …
EXT ook de verbindingskabel naar de
externe ventilator, en laat deze in de
aangeduide oppervlakte uit het pla‐
fond komen. Van het plafond tot de
netaansluiting van de dampkap hebt
u een lengte van ca. 700 mm nodig.
29
Montage
Maak met een mes de 4 opvulstuk‐
ken en de 2 opvulblokjes los van de
bijgeleverde afstandslijst.
Gebruik de afstandslijst als boorsja‐
bloon. Leg deze tegen het plafond,
de pijlen wijzen naar voren. Lijn de af‐
standslijst met behulp van de kerven
aan de middellijnen uit en teken de
boorgaten af.
30
Boor 4 boorgaten voor de bijgele‐
verde pluggen 10 mm, ca. 115 mm
diep.
Steek de 4 pluggen in de gaten en
draai de 4 schroeven in de pluggen.
Laat deze ca. 30 mm uitsteken.
Tussen schouw en plafond kan een af‐standslijst gemonteerd worden. Hij kan
worden gebruikt, indien om optische re‐
denen een afstand tussen plafond en
schouw gewenst is (schaduwvoeg). Dit
kan bijvoorbeeld nodig zijn, als het pla‐
fond niet horizontaal of oneffen is. De
dampkap wordt met de bijgeleverde
opvulplaatjes verticaal uitgelijnd. Op‐
tische oneffenheden tussen schouw en
plafond worden door de schaduwvoeg
afgedekt.
Montage
Monteer de afstandslijst op het
draagframe.
Wanneer u de dampkap met de af‐
standslijst wilt monteren, verwijdert u
de 4 inzetschijfjes uit de bevesti‐
gingsgaten.
31
Montage
Hang het draagframe in de vier
schroeven. De "V" op het draagframe
betekent voorkant.
Bij gebruik van de afstandslijst
plaatst u de 2 opvulblokjes in de be‐
vestigingsopeningen.
32
Lijn het draagframe volgens de mid‐
dellijnen uit en schroef het draagfra‐
me vast.
Om de dampkap verticaal waterpas
te zetten, kunt u de opvulplaatjes
plaatsen, die u vooraf van de af‐
standslijst hebt losgemaakt.
Hou het draagframe onderaan vast,
draai de 2 bevestigingsschroeven uit
en trek het draagframe uit elkaar tot‐
dat het zijn maximale lengte heeft be‐
reikt.
Draai de schroeven weer in.
Bij werking met luchtcirculatie (UL)
wordt het bochtstuk van de ombouwset
DUI 32 (mits toeslag verkrijgbaar toebe‐
horen) gemonteerd:
Montage
Buig op het draagframe de 4 houdlip‐
jes naar buiten toe.
Leid de aansluitkabel door de bin‐
nenkant van het draagframe.
Plaats het bochtstuk zoals op de af‐
beelding. Let op de aanduiding van
de voorkant.
Buig de houdlipjes weer terug en
draai deze ca. 45° naar binnen toe,
zodat het bochtstuk op zijn plaats
wordt gehouden.
33
Montage
Bevestig de luchtafvoertuit met de
slangklem op de slang.
Bevestig de slang met de slangklem
op het bochtstuk.
Controleer dat de slang goed vastzit.
34
Schuif het telescopische deel op het
draagframe:
– Bij werking met luchtafvoer (AL, EXT)
zorgt u ervoor dat de lamellen van
het uitblaasrooster naar onderen wij‐
zen.
– Bij werking met luchtcirculatie (UL)
zorgt u ervoor dat de lamellen van
het uitblaasrooster naar boven wij‐
zen.
Montage
Buig de 2 houdlipjes naar buiten toe,
zodat het telescopische deel niet kan
omlaag glijden.
Draai de schroeven vast totdat de
bovenkant van het telescopische
deel gelijkmatig het plafond of de af‐
standslijst raakt. Zodra dat het geval
is, mag u de schroeven niet verder
aandraaien.
Plaats de vier telescopische houders.
Door de bevestigingsschroeven vas‐
ter te draaien, spreidt u de telesco‐
pische houders. Daardoor wordt het
telescopische deel naar boven ge‐
duwd.
Buig de 2 houdlipjes terug.
Schuif de schouw over het telesco‐
pische deel en buig de houdlipjes
weer naar buiten toe, zodat de
schouw niet kan omlaag glijden.
35
Montage
Uw dampkap wordt met een terugslag‐
klep geleverd of deze is reeds in de uit‐
blaastuit gemonteerd (afhankelijk van
het model van dampkap).
Wanneer uw afvoersysteem niet voor
de werking met luchtafvoer (AL, EXT)
is uitgerust, wordt een terugslagklep
ingezet.
Voor de werking met luchtcirculatie
(UL) is geen terugslagklep nodig. De
terugslagklep moet er dan worden
uitgehaald.
Het wasemscherm inhangen. Daartoe
het wasemscherm in het draagframe
tillen en de houdlipjes in de passende
openingen drukken. Zorg ervoor dat
de kant met het bedieningspaneel
naar voren wijst.
36
Bevestig het wasemscherm met be‐
hulp van de bijgeleverde schroeven.
Alleen toestellen van het type ...EXT:
verbind de dampkap en de externe
ventilator via de verbindingskabel.
Sluit de aansluitkabel aan. Neem
daarbij de opmerkingen in acht die
vermeld staan in de rubriek "Elek‐
trische aansluiting".
Montage
Draai de beide schroeven op het
houdframe weer uit.
Het wasemscherm kan nu op de ge‐
wenste hoogte worden gezet. Hou re‐
kening met de mogelijke toestelhoogte:
Plaats de luchtafvoerleiding op de
luchtafvoertuit.
– Bij werking met luchtafvoer: naar bo‐
ven toe: tot aan de aanslag; naar be‐
neden toe: tot aan de markering "A".
– Bij werking met luchtcirculatie: naar
boven toe tot de markering "U", naar
beneden toe tot de aanslag.
Neem de aanwijzingen in de rubriek
"Afmetingen van het toestel" in acht.
De afstand tot het kookvlak mag niet
kleiner zijn dan de veiligheidsaf‐
stand.
37
Montage
Til het wasemscherm op de ge‐
wenste hoogte en schroef deze vast.
38
Hou de schouw vast, buig de houd‐
lipjes terug en laat de schouw voor‐
zichtig zakken.
De schouw rust in de uitsparing in de
luifel.
Neem de vetfilters uit de dampkap.
Montage
Plaats bij werking met luchtcirculatie
(UL) de actievekoolstoffilter.
Draai aan de binnenkant de veilig‐
heidsschroeven in.
Trek de beschermfolie van de vetfil‐
ters.
Plaats de vetfilters terug.
39
Luchtafvoerleiding
Gelijktijdig gebruik van de damp‐
kap en een toestel dat lucht in die‐
zelfde ruimte verbruikt kan gevaarlijk
zijn! Er kunnen giftige gassen vrijko‐
men.
Neem beslist de veiligheidsinstruc‐
ties en waarschuwingen in het gelijk‐
namige hoofdstuk in acht.
Laat in ieder geval door de plaatse‐
lijke schoorsteenveger controleren of
een veilig gebruik van de luchtafvoer
gewaarborgd is.
Gebruik voor de aansluiting van de
luchtafvoerleiding enkel gladde bui‐
zen of soepele slangen van onbrand‐
baar materiaal.
Bij werking met een externe ventilator
moet u ervoor zorgen dat de luchtaf‐
voerleiding voldoende stijf is. Door de
externe ventilator kan namelijk een
onderdruk ontstaan, waardoor de
luchtafvoerleidingen vervormd kun‐
nen raken.
Om ervoor te zorgen dat uw damp‐
kap optimaal werkt en zo weinig mo‐
gelijk geluid maakt wanneer deze
aanstaat, dient u de volgende punten
in acht te nemen:
– De diameter van de luchtafvoerlei‐
ding mag niet kleiner zijn dan 150
mm.
– Als platte luchtafvoertuiten worden
gebruikt, mag de diameter niet klei‐
ner zijn dan de diameter van de
luchtafvoertuit.
– De luchtafvoerleiding dient zo kort en
recht mogelijk te zijn.
– De luchtafvoerleiding mag niet wor‐
den geknikt of samengedrukt.
– Zorg ervoor dat alle verbindingen
vast en dicht zijn.
Iedere barrière in de luchtstroming
vermindert de afzuigcapaciteit en
verhoogt het geluidsniveau.
Wordt de lucht naar buiten afge‐
voerd, dan kunt u het best een tele‐
scopisch muurkastje of een dakdoor‐
voer (mits toeslag verkrijgbaar toebe‐
horen) installeren.
Moet de lucht door een schouw wor‐
den afgevoerd, dan moet de invoer‐
buis verticaal worden gebogen.
Als u de luchtafvoerleiding horizon‐
taal monteert, dient u een minimum‐
verval van 1 cm per meter te voor‐
zien. Daarmee wordt voorkomen dat
er condenswater in de dampkap
loopt.
Als de luchtafvoerleiding door koele
vertrekken, zolders e.d. wordt aange‐
legd, kan er tussen de afzonderlijke
vertrekken een groot temperatuurver‐
schil ontstaan. Hierdoor kan er con‐
denswater ontstaan. In zo'n geval
dient u de luchtafvoerleiding voldoen‐
de te isoleren.
– Pas enkel wijde bochten toe.
40
Luchtafvoerleiding
Anti-condensvoorziening
Daarnaast is het aan te bevelen om een
anti-condensvoorziening te installeren
die het condenswater, dat ondanks de
isolatie van de luchtafvoer vrijkomt, op‐
neemt en verdampt.
Dit accessoire is verkrijgbaar voor
luchtafvoerbuizen met een doorsnede
van 125 mm of 150 mm.
Geluidsdemper
In de luchtafvoerleiding kan een ge‐
luidsdemper worden gemonteerd (mits
toeslag verkrijgbaar). Deze zorgt voor
bijkomende geluidsdemping.
Werking met luchtafvoer
Plaats de anti-condensvoorziening
loodrecht en zo dicht mogelijk boven
de luchtafvoertuit van de dampkap.
De pijl op de ommanteling geeft de
blaasrichting aan.
Bij afzuigkappen die bestemd zijn om
op een externe ventilator (typereeks …
EXT) aangesloten te worden, is de con‐
denswaterstop in het toestel inge‐
bouwd.
De geluidsdemper dempt zowel de ven‐
tilatorgeluiden naar buiten toe als de
buitengeluiden die via de luchtafvoerlei‐
ding in de keuken komen (bijv. straatla‐
waai). Hiertoe wordt de geluidsdemper
zo dicht mogelijk bij de luchtafvoertuit
gemonteerd.
41
Luchtafvoerleiding
Luchtafvoer met een externe ventila‐
tor
Om ventilatorgeluiden in de keuken te
minimaliseren, moet de geluidsdemper
indien mogelijk voor de externe ventila‐
tor worden gemonteerd , bij een lan‐
ge luchtafvoerleiding bij de luchtafvoer‐
tuit van de dampkap . Als een ex‐
terne ventilator in het huis is geïnstal‐
leerd, kunt u de ventilatorgeluiden naar
buiten toe verminderen door een ge‐
luidsdemper na de externe ventilator
te monteren.
42
Elektrische aansluiting
Door ondeskundig uitgevoerde in‐
stallatie-, onderhouds- of reparatie‐
werken kunnen er voor de gebruiker
aanzienlijke risico's ontstaan waar‐
voor de fabrikant niet aansprakelijk
kan worden gesteld.
De aansluiting van uw toestel op het
stroomnet kunt u het best aan een
gekwalificeerd elektricien toevertrou‐
wen. Die dient de plaatselijke regle‐
mentering te kennen en nauwgezet
te volgen.
De dampkap mag alleen worden aan‐
gesloten op een volgens de voor‐
schriften geïnstalleerd elektrisch net.
De elektrische installatie moet volgens
VDE 0100 uitgevoerd zijn!
Om de veiligheid te verhogen, is het
raadzaam een verliesstroomschakelaar
met een uitschakelstroom van 30 mA
(DIN VDE 0664) voor het toestel te
schakelen (VDE in de richtlijn DIN VDE
0100 deel 739).
Wanneer u een flexibele aansluitkabel
gebruikt voor de aansluiting op het
elektriciteitsnet, moeten de afzonder‐
lijke aders een aderdoorsnede hebben
tussen 0,75 mm² en 1,5 mm².
Voor een optimale aansluiting moet de
beschikbare trekontlasting worden ge‐
bruikt.
Aan installatiezijde moet een schei‐
dingsinrichting voor elke pool voor‐
handen zijn. Als stroomonderbrekers
kunnen er schakelaars worden gebruikt
met een contactopening van minstens
3 mm. Bijvoorbeeld automatische scha‐
kelaars, smeltstoppen en contactslui‐
ters (EN 60335).
De vereiste aansluitgegevens vindt u op
het typeplaatje (zie hoofdstuk "Tech‐
nische Dienst van Miele en garantie").
Ga na of deze gegevens overeenstem‐
men met de spanning en de frequentie
van het net.
43
Technische gegevens
Ventilatormotor*120 W
Kookvlakverlichting4 x 20 W
Totale aansluitwaarde*200 W
Netspanning, frequentieAC 230 V, 50 Hz
Zekeringen10 A
Gewicht
DA 390-637 kg
DA 390-6 EXT34 kg
*Apparaten van het type ...EXT:
Aansluitwaarde en luchtafvoervermogen zijn afhankelijk van de aangesloten externe ventila‐
tor. Lengte van de verbindingsleiding naar de externe ventilator: 1,9 m
Werking met luchtcirculatie via de ombouwset DUI 32 en reukfilter DKF 12 (mits toeslag
verkrijgbaar)
44
Technische gegevens
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen
volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr.
66/2014
MIELE
Identificatie van het modelDA 390-6
Jaarlijks energieverbruik (AEC
Energie-efficiëntieklasse
A+ (meest efficiënt) tot F (minst efficiënt)D
Energie-efficiëntie-index (EEI
Hydrodynamische efficiëntie (FDE
Hydrodynamische-efficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)D
Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)F
Vetfilteringsefficiëntie95,1 %
Vetfilteringsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)A
Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepunt244 Pa
A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid)41 dB
A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid)56 dB
A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodus63 dB
Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt 107,0 W
Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po)W
Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps)0,85 W
Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem80,0 W
Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper‐
vlak
Tijdstoenamefactor1,4
)111,9 kWh/jaar
afzuigkap
)94,8
afzuigkap
)17,5
afzuigkap
)6,0 lx/W
275,4 m3/h
150 m3/h
350 m3/h
500 m3/h
500 m3/h
480 Ix
45
Technische gegevens
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen
volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr.
66/2014
MIELE
Identificatie van het modelDA 390-6 EXT
Jaarlijks energieverbruik (AEC
Energie-efficiëntieklasse
A+ (meest efficiënt) tot F (minst efficiënt)D
Energie-efficiëntie-index (EEI
Hydrodynamische efficiëntie (FDE
Hydrodynamische-efficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)F
Vetfilteringsefficiëntie%
Vetfilteringsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepuntPa
A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid)dB
A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid)0 dB
A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodusdB
Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt W
Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po)W
Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps)0,85 W
Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem80,0 W
Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper‐