Lees beslist de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw toestel
plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u
voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BEM.-Nr. 10 757 360
De kookplaat mag ook gebruikt worden in landen die niet op het toestel vermeld
worden als land van bestemming. De Dlandspecifieke uitvoering en de manier
waarop de kookplaat wordt aangesloten, hebben er een grote invloed op of de
kookplaat op een correcte en veilige manier werkt.
Neem daarom contact op met de Miele-organisatie in het betreffende land als u
het toestel in een land wilt gebruiken dat niet op het toestel vermeld staat.
2
Inhoud
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ...................................................................5
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu ............................................ 16
Deze kookplaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften.
Onjuist gebruik echter kan persoonlijk letsel of beschadiging van
het toestel tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding daarom aandachtig
door, voordat u het toestel in gebruik neemt. In de handleiding
vindt u belangrijke instructies met betrekking tot inbouw, veiligheid, gebruik en onderhoud.
Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die is
ontstaan doordat de veiligheidsinstructies en waarschuwingen niet
in acht zijn genomen.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef deze door
aan een eventuele volgende eigenaar.
5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Juist gebruik
Deze kookplaat is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
Deze kookplaat mag niet buiten worden gebruikt.
Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke context voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere
doeleinden is niet toegestaan.
Personen die op grond van hun fysieke, zintuiglijke of psychische
problemen, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van de kookplaat niet in staat zijn om deze veilig te bedienen, moeten bij de bediening onder toezicht staan. Deze personen mogen het toestel alleen zonder toezicht bedienen als zij een eerst zijn geïnstrueerd. Zij
dienen eventuele gevaren van een onjuiste bediening te herkennen
en begrijpen.
6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Kinderen in het huishouden
Houd kinderen onder acht jaar op een afstand, tenzij u voortdu-
rend toezicht houdt.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de kookplaat alleen zonder toe-
zicht gebruiken als ze weten hoe ze het toestel veilig moeten bedienen. De kinderen moeten zich bewust zijn van de gevaren van een
foutieve bediening.
Kinderen mogen de kookplaat niet zonder toezicht reinigen.
Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van de
kookplaat bevinden. Laat ze nooit met de kookplaat spelen.
De kookplaat wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat het is uitgeschakeld. Houd kinderen op een afstand,
totdat de kookplaat voldoende is afgekoeld en er geen verbrandingsgevaar meer bestaat.
Verbrandingsgevaar!
Bewaar geen voorwerpen die voor kinderen interessant zijn, boven
of achter de kookplaat. Dat kan kinderen ertoe brengen op het toestel te klimmen.
Verbrandingsgevaar!
Draai de grepen van de pannen zo dat ze zich boven het werkblad
bevinden, zodat kinderen de pannen niet van de kookplaat kunnen
trekken.
Verstikkingsgevaar! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen in
verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en
daardoor verstikken. Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten
het bereik van kinderen.
7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installaties, onderhoudswerken of
herstellingen kunnen er niet te onderschatten risico's ontstaan voor
de gebruiker. Installatie-, onderhouds- of herstellingswerken mogen
alleen door vakmensen worden uitgevoerd die door Miele erkend
zijn.
Beschadigingen aan de kookplaat kunnen uw veiligheid in gevaar
brengen. Controleer de kookplaat op zichtbare beschadigingen. Een
beschadigde kookplaat mag niet in gebruik worden genomen.
De kookplaat kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als hij
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De elektrische veiligheid van de kookplaat is uitsluitend gegaran-
deerd, als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat volgens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze fundamentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de elektrische installatie bij twijfel door een vakman inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist met de waarden van het elektriciteitsnet overeenkomen, om beschadiging van de kookplaat te voorkomen.
Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel
een elektricien.
Stekkerdozen of verlengsnoeren bieden niet voldoende veiligheid
(brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aansluiten van de kookplaat op het elektriciteitsnet.
Gebruik de kookplaat alleen als deze is ingebouwd, zodat de vei-
ligheid gewaarborgd is.
Deze kookplaat mag niet op een niet-stationaire locatie (zoals een
boot) worden gebruikt.
8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek-
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar
opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de kookplaat
leiden.
Open nooit de behuizing van de kookplaat.
Het recht op garantie vervalt wanneer de kookplaat door een
technicus wordt gerepareerd die niet door Miele is geautoriseerd.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen
worden vervangen. Alleen van deze Miele onderdelen kunnen wij garanderen, dat zij volledig aan onze veiligheidseisen voldoen.
De kookplaat mag niet worden gebruikt met een externe schakel-
klok of een systeem voor besturing op afstand.
Alleen een erkend vakman mag het apparaat plaatsen en aanslui-
ten op het gas- en elektriciteitsnet. Als de stekker wordt verwijderd
of als de aansluitkabel geen stekker heeft, mag het apparaat uitsluitend door een vakman op het elektriciteitsnet worden aangesloten.
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel van het type
H 05 VV-F (pvc-geïsoleerd). Zie hoofdstuk "Elektrische aansluiting".
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
kookplaat volledig van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Controleer dit als u
– de zekeringen in uw zekeringkast uitschakelt, of
– de zekeringen van de huisinstallatie volledig worden losge-
schroefd, of
– als de stekker (indien aanwezig) uit de contactdoos is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
– de gastoevoer sluit.
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gevaar voor elektrische schok!
Neem de kookplaat niet in gebruik bij een defect of bij breuken,
scheuren en barsten in de keramische plaat c.q. schakel het apparaat meteen uit. Maak de kookplaat spanningsvrij en sluit de gastoevoer af. Neem vervolgens contact op met Miele.
Als de kookplaat achter een meubelfront (bijv. een deur) is ge-
plaatst, sluit deze nooit terwijl de kookplaat in werking is. Achter een
gesloten meubeldeur verzamelt zich warmte en vocht. Daardoor kunnen kookplaat, inbouwnis en vloer worden beschadigd. Sluit een
meubeldeur pas als de restwarmte-indicaties gedoofd zijn.
10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Efficiënt gebruik
De kookplaat wordt heet als deze in gebruik is en dat blijft hij ook
nog enige tijd na het uitschakelen. Pas zodra het lampje voor de resterende warmte is uitgegaan, is het verbrandingsgevaar geweken.
Voorwerpen in de nabijheid van de ingeschakelde kookplaat kun-
nen door de hoge temperaturen beginnen te branden.
Gebruik de kookplaat nooit om ruimten te verwarmen.
Olie en vet kunnen bij oververhitting gaan branden. Laat de kook-
plaat bij werkzaamheden met olie en vet niet zonder toezicht achter.
Blus branden met olie en vet nooit met water. Schakel de kookplaat
uit en verstik de vlammen voorzichtig met een deksel of een blusdeken.
Vlammen kunnen de vetfilters van een dampkap in brand doen
vliegen. Flambeer nooit onder een dampkap.
Als spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen of brandbaar mate-
riaal warm worden, kunnen ze gaan branden. Bewaar daarom makkelijk ontvlambare voorwerpen nooit in laden direct onder de kookplaat. Eventueel aanwezige bestekbakken moeten van hittebestendig
materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.
In gesloten conservenblikken ontstaat bij het inmaken en op-
warmen een overdruk, waardoor deze kunnen ontploffen. Gebruik de
kookplaat niet voor het inmaken en verwarmen van conservenblikken.
Wanneer de kookplaat wordt afgedekt, bestaat het risico dat het
materiaal van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u de
kookplaat per ongeluk inschakelt of als deze nog warm is van een
bereiding. Dek de kookplaat nooit af met bijv. afdekplaten, een doek
of een beschermfolie.
11
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als u het apparaat per ongeluk inschakelt of als het nog heet is,
bestaat het risico dat metalen voorwerpen die op het apparaat liggen
heet worden. Ander materiaal kan smelten of vlam vatten. Gebruik
het apparaat daarom niet als werkblad.
U kunt zich aan het hete apparaat branden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met het hete toestel
werkt. Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of
vochtig textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbrandingen veroorzaken. Zorg dat het textiel niet te dicht bij de vlammen
komt. Gebruik dan ook geen al te grote pannenlappen, theedoeken
of iets dergelijks.
Als u een elektrisch toestel (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact komen met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd
kunnen raken.
Laat geen voorwerpen op de keramische plaat vallen. Zelfs een
licht voorwerp zoals een zoutvaatje kan scheuren of barsten veroorzaken.
Serviesgoed van kunststof of aluminiumfolie smelt bij hoge tem-
peraturen. Gebruik daarom geen serviesgoed van kunststof of aluminiumfolie.
Zorg dat op een ontstoken brander altijd een pan staat. Een erbo-
ven geplaatste afzuigkap kan anders beschadigd raken of vuur vatten.
Zorg dat alle branderdelen op de juiste wijze zijn gemonteerd,
voordat u een brander ontsteekt.
12
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik alleen pannen waarvan de bodemdiameter niet groter of
kleiner is dan in de gebruiksaanwijzing staat aangegeven (zie "De
juiste pannen"). Als de diameter te klein is, staat de pan niet stevig
genoeg. Is de diameter te groot, dan worden de hete verbrandingsgassen te ver naar de zijkant gevoerd en kunnen het werkblad, een
niet hittebestendige wand of onderdelen van de kookplaat beschadigd raken. Voor schade die op deze wijze is ontstaan, kan Miele niet
aansprakelijk worden gesteld.
Zorg dat de vlammen van de brander niet onder het kookgerei
vandaan komen.
Gebruik geen pannen met een te dunne bodem. De kookplaat kan
anders beschadigd raken.
Gebruik daarvoor de meegeleverde pannendragers. Het kookgerei
mag niet rechtstreeks op een brander worden gezet.
Plaats pannendragers van boven op de kookplaat, zodat er geen
krassen kunnen ontstaan.
Bewaar geen licht ontvlambare voorwerpen in de buurt van het
apparaat.
Verwijder vetspatten en andere brandbare verontreinigingen zo
spoedig mogelijk van de kookplaat. Er ontstaat anders brandgevaar.
Bij gebruik van het apparaat ontstaan warmte, vocht en verbran-
dingsgassen. Zorg daarom voor voldoende ventilatie in de ruimte
waar het apparaat zich bevindt. Open een buitenraam of zorg voor
mechanische afzuiging (bijvoorbeeld via een afzuigkap).
Als u het apparaat lang en intensief gebruikt, is het aan te raden
de ruimte extra te ventileren, bijvoorbeeld door een buitenraam te
openen of door de afzuigkap op een hoge stand in te schakelen.
Gebruik geen braadpannen, pannen of grillstenen die zo groot zijn
dat zij meerdere branders bedekken. Door warmteophoping kan het
apparaat beschadigd raken.
13
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als het apparaat gedurende een ongebruikelijk lange tijd niet is
gebruikt, is het aan te bevelen het apparaat grondig te reinigen voordat u het weer in gebruik neemt. Laat de correcte werking van het
apparaat zo nodig door een vakman controleren.
Als u het kookelement op gas direct naast een werkbladafzuiging
gebruikt, moet er tussen de werkbladafzuiging en het kookelement
een FlameGuard worden geplaatst.
14
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
15
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transportschade. Er werd milieuvriendelijk en recycleerbaar verpakkingsmateriaal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmateriaal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische toestellen bevatten meestal nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook
stoffen, mengsels en onderdelen die
nodig zijn geweest om de toestellen
goed en veilig te laten functioneren.
Wanneer u uw oude toestel bij het gewone afval doet of er op een andere
manier niet goed mee omgaat, kunnen
deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Doe uw oude
toestel daarom nooit bij het gewone
huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inzameldepot voor elektrische en elektronische apparatuur, bij uw vakhandelaar
of bij Miele. U bent wettelijk zelf verantwoordelijk voor het wissen van eventuele persoonlijke gegevens op het af te
danken toestel.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage betaald. Die wordt
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken
van uw oud toestel, neem dan contact
op met
– de handelaar bij wie u het kocht
of
– de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10,
website: www.recupel.be
of
– uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
16
Zorg er ook voor dat het toestel intussen kindveilig wordt bewaard voor u het
laat wegbrengen.
Kookplaat
a
Brander
b
Brander
c
Pannendrager
d
Symbolen voor knoptoewijzing
e
Bedieningsknop achterste brander
f
Bedieningsknop voorste brander
Overzicht
17
Overzicht
Schakelaars
SymboolBeschrijving
Brander uit, gastoevoer afgesloten
Grootste vlam
Kleinste vlam
18
Brander
Overzicht
a
Branderdop
b
Branderkop
c
Brandervoet
d
Thermo-element
e
Ontstekingselektrode
19
Het toestel voor het eerst in gebruik nemen
Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor
bestemde plaats in het hoofdstuk
"Service".
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.
SmartLine-element voor het
eerst reinigen
Reinig de afneembare delen van de
brander(s) met een sponsdoekje, afwasmiddel en warm water. Droog de
delen daarna weer af en zet de brander(s) vervolgens weer in elkaar (zie
het hoofdstuk "Reiniging en onderhoud").
Reinig het keramische oppervlak met
een vochtige doek en wrijf het daarna
weer droog.
SmartLine-element voor het
eerst in gebruik nemen
De metalen onderdelen worden met een
onderhoudsmiddel beschermd. Als het
SmartLine-element voor het eerst in gebruik wordt genomen, kunnen daardoor
geurtjes en eventueel dampen ontstaan.
De geur en de eventueel optredende
damp wijzen niet op een verkeerde aansluiting of een defect en zijn ook niet
schadelijk voor de gezondheid.
20
De juiste pannen
Ø pannen [cm]
BranderMinimum
onderkant
Normaalbrander12
Sterkbrander14
BranderMaximum
bovenkant
Normaalbrander22
Sterkbrander24
– Gebruik een pan die qua diameter bij
de brander past:
grote diameter = grote brander,
kleine diameter = kleine brander.
– Houdt u aan de afmetingen uit de ta-
bel. Als u te grote pannen gebruikt,
kunnen de vlammen te ver reiken en
kan er schade aan het werkblad ontstaan. Ook kunnen andere toestellen
beschadigd raken. De juiste pangrootte verhoogt de efficiency.
Pannen waarvan de diameter kleiner
is dan de pannendrager en pannen
die niet stevig op de pannendrager
staan (zonder te wiebelen) vormen
een gevaar en mogen dan ook niet
worden gebruikt.
– Voor gas zijn geen speciale pannen
nodig. Het materiaal moet alleen hittebestendig zijn.
– Gebruik bij voorkeur pannen met een
dikke bodem, omdat de warmteverdeling dan beter is. Bij pannen met
een dunne bodem bestaat het gevaar
dat de gerechten plaatselijk oververhit raken. Roer de gerechten dan ook
regelmatig om.
– Plaats altijd de bijgeleverde pannen-
drager. Het kookgerei mag niet
rechtstreeks op de brander worden
gezet.
– Plaats pannen zo op de pannendra-
ger dat deze niet kunnen kantelen.
Minimale bewegingen kunnen echter
nooit helemaal worden uitgesloten.
– Gebruik geen pannen of schalen met
een rand langs de bodem.
– Op een elektrische kookplaat moeten
pannen met een vlakke bodem worden gebruikt. Op een gaskookplaat
kunt u ook pannen zonder vlakke bodem gebruiken en toch goede resultaten bereiken.
– Houdt er rekening mee dat pannenfa-
brikanten vaak de diameter aan de
bovenkant vermelden. Van belang is
echter alleen de bodemdiameter.
21
Tips om energie te besparen
– Bereid gerechten zoveel mogelijk al-
leen in gesloten potten of pannen. Zo
wordt voorkomen dat er onnodig
warmte verloren gaat.
– Gebruik liever brede, lage pannen
dan smalle, hoge pannen. De inhoud
wordt dan beter verhit.
– Gebruik zo weinig mogelijk water.
– Schakel na het aankoken of aanbra-
den op tijd terug naar een lagere
stand.
– Gebruik een snelkookpan om de be-
reidingstijd te verkorten.
22
Bediening
Inschakelen
Brandgevaar!
Houd toezicht op het apparaat als
het in gebruik is!
Druk de overeenkomstige bedie-
ningsknop in en draai deze naar links
op het grootste vlamsymbool. De
ontstekingselektrode "klikt" en ontsteekt het gas.
Als een knop geactiveerd wordt, ontstaat automatisch bij alle kookzones
een vonk. Dit is normaal en duidt niet
op een defect.
Wanneer er een vlam te zien is, moet
u de bedieningsknop nog 5–10 seconden ingedrukt houden. Laat de
knop vervolgens los.
Mocht de brander niet reageren, zet
de knop dan op"". Ventileer de
ruimte en wacht minstens 1minuut
voordat u de brander opnieuw ontsteekt. Houd de knop bij de tweede
poging eventueel iets langer ingedrukt.
Inschakelen bij een stroomstoring
Wanneer de stroom uitvalt, kunt u de
gasbrander met een lucifer aansteken.
Druk de bedieningsknop in en draai
deze naar links op het grootste vlamsymbool.
Houd de knop ingedrukt en steek het
gas met een lucifer aan.
Houd de knop nog ca.5–10 secon-
den ingedrukt en laat deze dan los.
Mocht de brander ook na een tweede
poging niet aangaan, zet de knop dan
op"" en raadpleeg het hoofdstuk
"Nuttige tips".
23
Bediening
Vlam instellen
U kunt de branders traploos instellen op
een stand tussen de grootste en de
kleinste vlam.
Omdat de vlam aan de buitenkant heter is dan in de kern, moeten de punten van de vlam de panbodem raken.
De hitte wordt anders aan de lucht afgegeven. Bovendien kunnen de pangrepen beschadigd raken en neemt de
kans op verbrandingen toe.
Stel de brander zo in dat de vlammen
niet onder de pan vandaan komen.
Uitschakelen
Draai de knop naar rechts op het
symbool"".
De gastoevoer wordt afgesloten en de
vlam gaat uit.
24
Thermo-elektrische vlambevei-
liging
Uw kookplaat is voorzien van een thermo-elektrische vlambeveiliging. Dit
houdt in dat de gastoevoer wordt afgesloten als de vlam dooft (bijvoorbeeld
omdat een gerecht overkookt of omdat
de vlam uitwaait) en een herstart niet
lukt. Zo wordt voorkomen dat gas vrijkomt. Als u de bedieningsknop op""
zet, is de kookplaat weer klaar voor gebruik.
De thermo-elektrische vlambeveiliging
functioneert los van de stroomvoorziening. Dit betekent dat de beveiliging
ook werkt, als u de kookplaat tijdens
een stroomstoring gebruikt.
Beveiligingen
25
Reiniging en onderhoud
Verbrandingsgevaar!
De kookzones moeten uitgeschakeld
zijn. De kookplaat moet afgekoeld
zijn.
Letselrisico!
De stoom van een stoomreiniger kan
terechtkomen op onderdelen die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de
kookplaat nooit een stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren
of veranderen wanneer u ongeschikte reinigingsmiddelen gebruikt.
Alle oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmid-
delen onmiddellijk.
Laat het SmartLine-element vóór elke reiniging afkoelen.
Reinig het SmartLine-element en de
accessoires na elk gebruik.
Maak het SmartLine-element na elke
vochtige reiniging weer droog om
kalkresten te voorkomen.
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Om beschadigingen aan de oppervlakken te voorkomen, mogen de volgende
middelen niet worden gebruikt:
– reinigingsmiddelen die soda, ammo-
niak, zuur of chloor bevatten,
– kalkoplossende reinigingsmiddelen,
– vlek- en roestverwijderaars,
– schurende reinigingsmiddelen, zoals
schuurpoeder, vloeibaar schuurmiddel en reinigingssteen,
– oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen,
26
– reinigingsmiddelen voor vaatwassers,
– grill- en ovensprays,
– glasreinigers.
– schurende harde borstels en spons-
jes (bijv. schuursponsjes), of gebruikte sponsjes die nog resten van
een schuurmiddel bevatten,
– vlekkensponsjes.
Reiniging en onderhoud
Keramische plaat
Beschadiging door scherpe voorwerpen!
Reinig het gedeelte tussen de keramische plaat en het werkblad niet
met scherpe voorwerpen.
Met een afwasmiddel worden niet alle verontreinigingen en resten verwijderd.
Er ontstaat een onzichtbare film die
tot verkleuringen van het keramische
glas leidt. Deze verkleuringen kunnen
niet meer worden verwijderd.
Reinig het keramische oppervlak regelmatig met een speciaal reinigingsmiddel voor keramisch glas.
Verwijder alle grove verontreinigingen
met een vochtige doek. Vastgekoekte
verontreinigingen verwijdert u met
een glasschraper.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens met het Miele-reinigingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal (zie hoofdstuk "Bij te bestellen accessoires") of met een ander
geschikt reinigingsmiddel voor keramische platen. Gebruik hierbij keukenpapier of een schone doek. Breng
het reinigingsmiddel niet op hete keramsiche oppervlakken aan aangezien er vlekken kunnen ontstaan.
Neem de aanwijzingen van de fabrikant van het reinigingsmiddel in acht.
Reinigingsmiddelresten kunnen anders
inbranden en de keramische plaat
aantasten. Let erop dat u alle resten
verwijdert.
Verwijder vlekken van kalkresten,
water en aluminium met het reinigingsmiddel voor keramische platen
en roestvrij staal.
Verbrandingsgevaar!
Trek ovenhandschoenen aan voordat
u resten van suiker, kunststof of aluminiumfolie met een glaskrabber van
het hete keramische oppervlak verwijdert.
Als er suiker, kunststof of alumini-
umfolie op het hete keramische op-
pervlak terechtkomt, schakel de
kookplaat dan uit.
Schraap deze stoffen onmiddellijk,
als ze dus heet zijn, met een glasschraper grondig weg.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens als het afgekoeld is zoals tevoren beschreven.
Verwijder de resten van het reini-
gingsmiddel met een vochtige doek
en droog het keramische oppervlak
vervolgens.
27
Reiniging en onderhoud
Schakelaars
Reinig de schakelaar(s) met een
sponsdoekje, afwasmiddel en warm
water. Laat vastzittende verontreinigingen eerst inweken.
Maak de schakelaar(s) met een scho-
ne doek droog.
Pannendrager
Verwijder de pannendrager.
Reinig de pannendrager(s) in de af-
wasautomaat met een sponsdoekje,
afwasmiddel en warm water. Laat
vastzittende verontreinigingen eerst
inweken.
Droog de pannendrager met een
schone doek af.
28
Brander
Reinig de onderdelen van de brander
niet in de afwasautomaat!
Verwijder alle losse delen van de
brander en reinig deze uitsluitend
handmatig met een sponsdoekje, afwasmiddel en warm water.
Wis de niet afneembare onderdelen
van de brander met een vochtige
doek af.
Wis de ontstekingselektrode en het
thermo-element (vlambeveiliging)
voorzichtig af met een goed uitgewrongen vochtige doek.
De elektrode mag niet nat worden, anders wordt er geen vonk afgegeven.
Maak tot slot alles met een schone
doek droog. Zorg dat ook de gleuven
in de brander goed droog zijn.
Het oppervlak van de branderdop
wordt met de tijd iets matter. Dit is
normaal en heeft verder geen gevolgen voor het gebruik van de kookplaat.
Reiniging en onderhoud
Plaats de branderkop zodanig op
de brandervoet dat het thermoelement en de ontstekingselektrode door de gaten van de branderkop heen steken. De branderkop
moet goed op de brandervoet liggen.
Plaats de branderdop goed op de
branderkop. Als de branderdop
goed is geplaatst, kunt u de dop niet
verschuiven.
Zorg ervoor dat de onderdelen van
de brander in de juiste volgorde worden teruggeplaatst.
29
Nuttige tips
De meeste storingen en defecten, die bij het dagelijks gebruik kunnen optreden,
kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat
u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te
verhelpen.
ProbleemOorzaak en oplossing
Bij de eerste ingebruikneming of nadat het apparaat lange tijd niet is
gebruikt, ontsteekt de
brander niet.
De brander ontsteekt
niet, ook niet na meerdere pogingen.
De gasvlam gaat na het
ontsteken weer uit.
De vlam is veranderd.De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
De gasvlam dooft
tijdens het gebruik.
Er bevindt zich mogelijk lucht in de gasleiding.
Herhaal de ontstekingsprocedure eventueel meer-
maals.
Er is een technische storing opgetreden.
Draai alle knoppen naar rechts op "" en maak het
apparaat enkele seconden spanningsvrij.
De brander is niet goed in elkaar gezet.
Zet de brander goed in elkaar.
De gaskraan is niet geopend.
Open de gaskraan.
De brander is nat en/of verontreinigd.
Reinig de brander en maak alle delen goed droog.
De gleuven in de brander zijn verstopt en/of nat.
Reinig de gleuven en maak alles weer goed droog.
De vlammen raken het thermo-element niet. Het element wordt niet heet genoeg:
De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
Plaats de onderdelen correct.
Er bevinden zich verontreinigingen op het thermo-ele-
ment.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
Plaats de onderdelen correct.
De branderkop of de openingen in de branderdop zijn
verontreinigd.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
Plaats de onderdelen correct.
30
ProbleemOorzaak en oplossing
De elektrische vonkontsteking van de brander
werkt niet.
De zekering van de huisinstallatie is doorgeslagen.
Neem zo nodig contact op met een elektricien of
met Miele.
Er bevinden zich voedingsresten tussen de ontstekingselektrode en de branderdop.
Er bevinden zich voedingsresten op het thermo-element.
Verwijder eventueel aanwezig vuil. Zie het hoofd-
stuk "Reiniging en onderhoud".
Nuttige tips
31
Bij te bestellen accessoires
Speciaal voor uw toestellen levert Miele
een uitgebreid assortiment aan toebehoren, alsmede reinigings- en onderhoudsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig
via de Miele-webshop bestellen:
De producten zijn ook verkrijgbaar bij
Miele-Service (zie einde van deze gebruiksaanwijzing) en bij uw Miele-handelaar.
Reinigingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal
250 ml
Voor het verwijderen van verontreinigingen, kalk- en aluminiumvlekken
Onderhoudsmiddel voor roestvrij staal 250 ml
Voor het eenvoudig verwijderen van waterstrepen, vlekken en vingerafdrukken.
Het oppervlak blijft langer schoon.
Microvezeldoekje
Voor het verwijderen van vingerafdrukken en lichte verontreinigingen
32
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen
Om schade aan het SmartLine-element te voorkomen, mag het pas na de montage van de bovenkasten en de afzuigkap worden ingebouwd.
Houdt u zich bij de plaatsing van het SmartLine-element aan alle
geldende voorschriften en richtlijnen van het land van plaatsing.
(Voor België: DVGW-TRGI 2008 en NBN-normen)
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loslaten of vervormen. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
Vanwege het eventuele overslaan van de vlammen mag een gas-
kookplaat/wokbrander niet meteen naast een friteuse worden ingebouwd. Houd tussen de genoemde apparaten een afstand aan van
ten minste 288mm.
Het SmartLine-element mag niet boven koelapparatuur, afwas-,
was- en droogautomaten worden ingebouwd.
De gasslang en de aansluitkabel mogen na de inbouw van het
SmartLine-element niet met hete onderdelen in aanraking komen.
De aansluitkabel en een flexibele gasaansluiting mogen na de in-
bouw van het SmartLine-element niet in aanraking komen met de
beweegbare delen van de keukenelementen (zoals een lade) en mogen ook niet worden blootgesteld aan mechanische belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden genoemd op de volgende pagina's
in acht.
Alle maten zijn in mm aangegeven.
33
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand boven het
SmartLine-element
Tussen het SmartLine-element en een
erboven gemonteerde afzuigkap dient u
de veiligheidsafstand aan te houden die
de fabrikant van de afzuigkap aangeeft.
Als er zich boven het SmartLine-element licht ontvlambare materialen bevinden (zoals een keukenplank), moet u
een veiligheidsafstand van ten minste
600mm aanhouden.
Als er voor verschillende SmartLineelementen verschillende veiligheidsafstanden worden genoemd voor
plaatsing onder een afzuigkap, kies
dan altijd de grootste veiligheidsafstand.
34
Veiligheidsafstand achterkant/
zijkant
Monteer het SmartLine-element bij
voorkeur met veel ruimte rechts en
links.
Aan de achterkant van het SmartLineelement moet ten opzichte van een hoge kast of wand de hierna aangegeven
minimale afstand worden aangehouden.
Als zich aan één kant van het SmartLine-element (rechts of links) een hoge
kast of wand bevindt, moet de hierna
aangegeven minimale afstand,
worden aangehouden. Voor de tegenoverliggende kant geldt een minimale
afstand van 300mm.
Minimumafstand achteraan van de
werkbladuitsparing tot de achterkant
van het werkblad:
50 mm
Veiligheidsafstanden
Niet toegestaan!
Aan te bevelen!
Minimale afstand rechts van de
werkbladuitsparing tot een ernaast
staand meubelstuk (bijvoorbeeld een
hoge kast) of een wand:
100mm.
Minimale afstand links van de werk-
bladuitsparing tot een ernaast staand
meubelstuk (bijvoorbeeld een hoge
kast) of een wand:
100mm.
Niet aan te bevelen!
Niet aan te bevelen!
35
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand bij een beklede nis
Als er sprake is van een nisbekleding, dient er een minimale afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij hoge temperaturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de minimale afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding 50mm zijn.
Is de bekleding van niet-brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en keramische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de
nisbekleding minimaal 50mm min de dikte van de bekleding zijn.
Voorbeeld: als de nisbekleding 15mm dik is,
moet de minimale afstand 50mm - 15mm = 35mm zijn.
Vlakke inbouwOpliggende inbouw
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm
niet-brandbare materialen 50mm - maat x
36
Aanwijzingen voor het inbouwen
Opliggende inbouw
Afdichting tussen SmartLine-element
en werkblad
Als u voegenkit gebruikt, kunnen het
SmartLine-element en het werkblad
beschadigd raken als het element
moet worden verwijderd.
Gebruik daarom geen voegenkit tussen het SmartLine-element en het
werkblad.
De dichting onder de rand van het
toestel is toereikend als afdichting
tussen toestel en werkblad.
Werkblad met tegels
De voegen en het gearceerde gedeelte onder de rand van het SmartLine-element moeten glad en vlak zijn,
zodat het SmartLine-element gelijkmatig aansluit en de afdichting onder de
rand van de bovenkant van het apparaat de afdichting met het werkblad
waarborgt.
37
Aanwijzingen voor het inbouwen
Vlakke inbouw
Een vlakke inbouw is alleen mogelijk
bij natuurstenen (graniet, marmer),
massief houten en betegelde werkbladen. Als uw werkblad van een ander materiaal is gemaakt, informeer
dan bij de fabrikant of het werkblad
geschikt is voor vlakke inbouw.
De breedte (binnenwerks) van de onderkast moet minimaal zo groot zijn
als de binnenste uitsparing in het
werkblad (zie 'Inbouwmaten vlakke inbouw'), zodat het SmartLine-element
ook na de inbouw van onderaf goed
toegankelijk is. Een technicus moet de
bodemplaat voor onderhoudswerkzaamheden kunnen verwijderen. Als
het element na de inbouw niet van onderaf toegankelijk is, moet de voegenkit worden verwijderd om het element
te kunnen uitbouwen.
Het SmartLine-element wordt
– rechtstreeks in een correct voorbe-
reid natuurstenen werkblad geplaatst,
– in een massief houten en betegeld
werkblad met houten lijsten bevestigd. Deze lijsten worden niet bij het
toestel geleverd.
38
Aanwijzingen voor het inbouwen
Inbouw van meerdere SmartLine-elementen
De voegen tussen de afzonderlijke
SmartLine-elementen moeten met een
temperatuurbestendige (min. 160°C) siliconenkit worden gevuld. Bij vlakke inbouw moet ook de voeg tussen het/de
SmartLine-element(en) en het werkblad
met een temperatuurbestendige
(min.160°C) siliconenkit worden gevuld.
De SmartLine-elementen moeten na de
inbouw van onderaf goed toegankelijk
zijn, zodat de bodemplaat voor onderhoudsdoeleinden kan worden verwijderd. Als de SmartLine-elementen niet
van onderaf toegankelijk zijn, moet de
voegenkit worden verwijderd om de apparaten te kunnen uitbouwen.
Combinatie met werkbladafzuiging
Als het SmartLine-element in combinatie met werkbladafzuiging wordt ingebouwd, moet eerst de werkbladafzuiging worden ingebouwd.
39
Inbouwmaten
Opliggende inbouw
a
vooraan
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L = 2.000mm
c
Gasaansluiting R½ ISO7-1 (DINEN10226)
40
Vlakke inbouw
Inbouwmaten
a
vooraan
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L = 2.000mm
c
Getrapte freesrand (voor de detailtekeningen zie 'Uitsparing werkblad bij vlakke
inbouw')
d
Houten lijst 12mm (niet bijgeleverd, voor de detailtekeningen zie 'Uitsparing
werkblad bij vlakke inbouw')
e
Gasaansluiting R½ ISO7-1 (DINEN10226)
41
Uitsparing werkblad bij opliggende inbouw
Aanwijzingen voor het berekenen van de uitsparing
De elementen liggen 10mm boven het werkblad.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een
afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingB
1 element = breedte van het element min 10mm rechts, min 10mm links
Meerdere elementen = totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen
de elementen, min 10mm rechts, min 10mm links.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een
afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingA
1 element = breedte van het element plus 2mm rechts, plus 2mm links.
Meerdere elementen = totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen
de elementen, plus 2mm rechts, plus 2mm links.
Berekening uitsparingB = uitsparingA min 12mm rechts, min 12mm links.
Hierna volgen enkele voorbeelden.
45
Uitsparing werkblad bij vlakke inbouw
Inbouw met werkbladafzuiging
CombinatievoorbeeldenAantalxbreedte [mm]Afme-
Kookele-
menten
Werkbladaf-
zuiging
1x3781x120
2x3781x120
1x378
2x120
tingA
[mm]
504
884
1248
+1
+1
1x620
3x3782x120
2x378
2x120
1386
1628
1x620
4x3782x120
1x6202x120
1766
868
+1
+1
+1
+1
+1
AfmetingB
[mm]
480
860
1224
1362
1604
1742
844
+1
+1
+1
+1
+1
+1
+1
46
Uitsparing werkblad bij vlakke inbouw
Inbouw zonder werkbladafzuiging
Combinatievoorbeelden
Aantalxbreedte
[mm]
Kookelementen
1x378
2x378
1x378
1x620
3x378
2x378
1x620
4x378
AfmetingA
[mm]
+1
382
+1
762
+1
1004
+1
1142
+1
1384
+1
1522
AfmetingB
[mm]
+1
358
+1
738
+1
980
+1
1118
+1
1360
+1
1498
47
Verbindingsstrips
Bij inbouw van meerdere SmartLine-elementen moet tussen de afzonderlijke elementen telkens een verbindingsstrip worden geplaatst.
De bij de verbindingsstrips gevoegde klemmen zijn alleen nodig bij inbouw van
een CSDA.
Inbouw van 3 elementen en 2 verbindingsstrips
Opliggende inbouw
Vlakke inbouw
48
Inbouwen
Voorbereiding werkblad
Maak de uitsparing in het werkblad.
Let op de veiligheidsafstanden (zie
hoofdstuk "Veiligheidsafstanden").
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afgewerkt om te voorkomen dat het werkblad door vocht wordt aangetast. Het
dichtingsmateriaal moet temperatuurbestendig zijn.
De producten mogen niet op het
werkblad terechtkomen.
Vlakke inbouw
Bevestig bij houten werkbladen de
houten lijsten 5,5mm onder de bovenkant van het werkblad.
Bij de CS 7611 moet de houten lijst
7mm onder de bovenkant van het
werkblad worden bevestigd.
Verbindingsstrips monteren
Werkblad van hout
Plaats de verbindingsstrips strak te-
gen de bovenrand van de uitsparing
dan wel tegen het onderste gedeelte
van de getrapte freesrand.
Bevestig de verbindingsstrips met de
bijgeleverde houtschroeven
3,5x25mm.
49
Inbouwen
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de verbindingsstrips moet u sterk dubbelzijdig
plakband gebruiken (niet bijgeleverd).
SmartLine-element inbouwen
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van het SmartLine-element. Breng de afdichttape niet onder spanning aan.
Geleid de aansluitkabel door de uit-
sparing in het werkblad omlaag.
Plaats het SmartLine-element in de
uitsparing in het werkblad. Let erop
dat de afdichting op het werkblad
rust, zodat de afdichting met het
werkblad gewaarborgd is.
Opliggende inbouw
Als de afdichting bij de hoeken niet
goed op het werkblad aansluit, kan
de hoekradius van het werkblad
(≤R4) voorzichtig met een decoupeerzaag worden nabewerkt.
Dicht het SmartLine-element in geen
geval extra af met voegenkit (zoals
siliconenkit).
Bevestig het plakband langs de bo-
venrand van de uitsparing dan wel
langs het onderste gedeelte van de
getrapte freesrand.
Plaats de verbindingsstrips strak te-
gen de bovenrand van de uitsparing
dan wel tegen het onderste gedeelte
van de getrapte freesrand.
Druk de verbindingsstrips stevig aan.
50
Sluit het SmartLine-element op het
elektriciteitsnet aan.
Sluit het SmartLine-element zo nodig
op de gasvoorziening aan (zie 'Gasaansluiting').
Controleer of het SmartLine-element
goed functioneert.
De voegen tussen de afzonderlijke
elementen moeten met een temperatuurbestendige (min.160°C) siliconenkit worden gevuld.
Inbouwen
Vlakke inbouw
Sluit het SmartLine-element op het
elektriciteitsnet aan.
Sluit het SmartLine-element zo nodig
op de gasvoorziening aan (zie 'Gasaansluiting').
Controleer of het SmartLine-element
goed functioneert.
De voegen tussen de afzonderlijke
elementen en de elementen en het
werkblad moeten met een temperatuurbestendige (min.160°C) siliconenkit worden gevuld.
Een ongeschikte voegenkit kan natuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels
van natuursteen uitsluitend een voor
natuursteen geschikte siliconenkit.
Neem de aanwijzingen van de fabrikant in acht.
Functie controleren
Controleer na het inbouwen of alle
branders correct functioneren.
– Op de laagste stand mag de vlam
niet doven, ook niet wanneer u de
knop snel van de grote naar de kleine
vlam draait.
– Op de hoogste stand moet de vlam
een duidelijk zichtbare kern hebben.
51
Elektrische aansluiting
Aansluiting van het SmartLine-element
via een contactdoos op het elektriciteitsnet wordt aanbevolen. Dit maakt
eventuele werkzaamheden van een
technicus gemakkelijker. De contactdoos moet ook na de inbouw van het
SmartLine-element goed toegankelijk
zijn.
Letselrisico!
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan de gebruiker
aanzienlijke risico's lopen waarvoor
Miele niet aansprakelijk kan worden
gesteld.
Miele kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade die wordt veroorzaakt door een ontbrekende of
beschadigde aarddraad (bijvoorbeeld
een elektrische schok).
Als de stekker van de aansluitkabel
wordt verwijderd of als de aansluitkabel geen stekker heeft, dan mag
het SmartLine-element uitsluitend
door een vakman op het elektriciteitsnet worden aangesloten.
Als de contactdoos niet meer toegankelijk is of als er sprake is van
een vaste aansluiting, dan moet er
een schakelaar voor het loskoppelen
van de netspanning voor elke pool
worden geïnstalleerd. De contactopening in uitgeschakelde toestand
moet minimaal 3mm bedragen. Geschikte schakelaars zijn zelfuitschakelaars, zekeringen en relais. De aansluitwaarden vindt u op het typeplatje. Deze gegevens moeten met de
aansluitgegevens van het net overeenkomen.
Na het inbouwen moet zijn gewaarborgd dat onder spanning staande
delen niet kunnen worden aangeraakt!
52
Elektrische aansluiting
Aansluitwaarde
Zie typeplaatje
Aansluitgegevens
De aansluitwaarden vindt u op het typeplaatje. Deze gegevens moeten met de
aansluitgegevens van het net overeenkomen.
Aardlekschakelaar
Voor extra veiligheid wordt in de
EU-voorschriften en -richtlijnen voor
Nederland geadviseerd om de huisinstallatie van een aardlekschakelaar te
voorzien (30mA).
Spanningsvrij maken
Lichamelijk letsel door elek-
trische schok!
Zorg dat de netspanning niet per on-
geluk weer kan worden ingeschakeld.
Moet het toestel spanningsvrij worden
gemaakt, ga dan, afhankelijk van de situatie, als volgt te werk:
Zekeringen
Draai de zekering los en haal deze uit
de houder.
Zekeringsautomaat
Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruitspringt.
Inbouwzekeringsautomaat
(Zelfuitschakelaar, min. type B of C!):
tuimelschakelaar van 1 (Aan) op
0(Uit) zetten.
Aardlekschakelaar
Zet de hoofdschakelaar van 1 (Aan)
op 0 (Uit) of druk op de testknop.
53
Elektrische aansluiting
Vervangen van de aansluitkabel
Lichamelijk letsel door elek-
trische schok!
De aansluiting mag alleen door een
elektricien worden vervangen.
De aansluitkabel mag alleen door een
speciale kabel van het type H 05 VV-F
(PVC-isolatie) worden vervangen. Een
dergelijke kabel is verkrijgbaar bij MieleService.
54
Gasaansluiting
Het aansluiten van het gas en de
aanpassing aan een andere gassoort
mag alleen door een technicus van
Miele worden uitgevoerd. Deze is
verantwoordelijk voor een correcte
werking op de plaats van opstelling.
De gasaansluiting moet zo zijn geplaatst dat men het apparaat binnen
of buiten het keukenmeubel kan aansluiten. De gaskraan moet zichtbaar
en toegankelijk zijn, eventueel na het
openen van de deur van het keukenmeubel.
Vraag aan het plaatselijke gasbedrijf
welke gassoort u heeft. Vergelijk die
met de gegevens op het typeplaatje.
De kookplaat wordt niet op een rookgasafvoer aangesloten.
Let bij de plaatsing en aansluiting op
de geldende installatievoorschriften.
Zorg met name voor voldoende ventilatie.
De gasaansluitingen, de gasslang en
de aansluitkabel kunnen bij gebruik
van de kookplaat door verhitting beschadigd raken.
De gasslang en de aansluitkabel mogen niet in aanraking komen met hete delen van de kookplaat. De gasslang en de aansluitarmaturen mogen niet in aanraking komen met hete verbrandingsgassen.
Flexibele aansluitleidingen kunnen bij
onjuiste montage beschadigd raken.
Breng flexibele aansluitleidingen zodanig aan dat deze niet in aanraking
komen met beweegbare delen van
keukenelementen (zoals een schuiflade). De leidingen mogen ook niet
aan mechanische belastingen worden blootgesteld.
De kookplaat moet op de lokale gassituatie worden ingesteld. De gasaansluiting moet op dichtheid worden gecontroleerd.
De gasaansluiting moet volgens de
geldende voorschriften en richtlijnen
worden uitgevoerd (Voor België:
DVGW-TRGI 2008 en NBN-normen).
Bij de aansluiting moeten ook de
specifieke voorschriften van het
plaatselijke gasbedrijf en van het
bouw- en woningtoezicht in acht
worden genomen.
55
Gasaansluiting
Het toestel voldoet aan klasse 3 en is
geschikt voor aardgas en vloeibaar gas.
Categorie overeenkomstig EN 30
België
II2E+3+20/25, 28–30/37mbar
Afhankelijk van de landspecifieke uitvoering is het toestel ingesteld op aardgas of vloeibaar gas (zie de sticker op
het toestel).
Voor omschakeling op een andere gassoort moeten de juiste inspuiters worden gebruikt. Afhankelijk van de uitvoering kunnen deze zijn bijgeleverd. Neem
contact op met uw vakhandelaar of met
Miele als de juiste set niet is bijgeleverd.
Het aanpassen aan een andere gassoort is beschreven onder "Aanpassen
aan een andere gassoort".
Aansluiting kookplaat
Het apparaat heeft een conische
¹/₂"-aansluiting. Er zijn twee aansluitmogelijkheden:
Gebruik van een 90°-bocht
c
Gasaansluiting R¹/₂" - ISO 7-1
(DIN EN 10226)
d
90°-bocht
Bij gebruik van een 90°-bocht neemt
de inbouwhoogte bij de gasaansluiting met ca.60mm toe.
– een vaste aansluitleiding
– een flexibele aansluitleiding conform
DIN 3383 deel 1, maximale lengte
2.000mm
Ongeschikte afdichtmiddelen waarborgen niet de vereiste dichtheid van
de aansluiting.
Gebruik alleen geschikte afdichtmiddelen.
56
Brandervermogen
Nominale belasting
BranderGassoortHoogste standLaagste
stand
kWg/hkW
Normaalbrander Aardgas H1,7–0,3
Vloeibaar gas1,71240,25
SterkbranderAardgas H2,7–0,5
Vloeibaar gas2,61890,6
TotaalAardgas H4,4––
Vloeibaar gas4,3313–
57
Aanpassen aan een andere gassoort
De aanpassing aan een andere
gassoort mag alleen door een erkend
installateur of door Miele worden uitgevoerd.
Maak de kookplaat spanningsvrij en
sluit de gastoevoer af.
Tabel voor de inspuiters
De boringsdiameter van de inspuiters is
in ¹/₁₀₀mm aangegeven.
Grote
inspuiter
Aardgas H
Normaalbrander0,940,42
Sterkbrander1,180,54
Vloeibaar gas
Normaalbrander0,660,23
Sterkbrander0,810,39
Kleine
inspuiter
Inspuiters vervangen
Maak de kookplaat spanningsvrij en
sluit de gastoevoer af.
Bij aanpassing aan een andere gassoort moeten de grote en de kleine inspuiter(s) van de brander(s) worden
vervangen.
Grote inspuiters vervangen
Verwijder de pannendrager, de bran-
derdop en de branderkop.
Verwijder de grote inspuiter met
een steeksleutel(M7).
Plaats de juiste inspuiter (zie tabel) en
draai deze vast.
Verzegel de inspuiters daarna met ze-
gellak om te voorkomen dat de inspuiters per ongeluk worden losgedraaid.
58
Aanpassen aan een andere gassoort
a
b
De kleine inspuiters vervangen
Om de kleine inspuiters te kunnen vervangen, moeten de bevestigingsschroeven van de branders worden
losgedraaid en moet de bovenkant
van het SmartLine-element worden
verwijderd.
Trek de bedieningsknoppen er naar
boven toe af.
Verwijder de onderdelen van de bran-
ders.
Verwijder de ontstekingsschake-
laar.
Verwijder de bovenkant van het ele-
ment (zie afbeelding).
Draai de kleine inspuiter in het
gasarmatuur met een kleine schroevendraaier los.
Verwijder de inspuiter met een punt-
tang.
Plaats de juiste inspuiter (zie tabel) en
draai deze vast.
Verzegel de inspuiters daarna met ze-
gellak om te voorkomen dat de inspuiters per ongeluk worden losgedraaid.
59
Aanpassen aan een andere gassoort
Functie controleren
Controleer alle gasleidingen op dicht-
heid (met lekzoekspray).
Zet de kookplaat weer in elkaar.
Controleer of de brander(s) correct
functioneren:Controleer het correcte
functioneren van de brander(s):
– Op de laagste stand mag de vlam
niet doven, ook niet wanneer u de
knop snel van de grote naar de kleine
vlam draait.
– Op de hoogste stand moet de vlam
een duidelijk zichtbare kern hebben.
Plak de sticker die bij de inspuiters
wordt geleverd over de oude sticker
op het apparaat waarop de gassoort
staat.
60
Klantendienst
Contact bij storingen
Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele-vakhandelaar
of Miele.
Het telefoonnummer van Miele vindt u achter in dit document.
Voor een goede en vlotte afhandeling moet de afdeling Miele-Service weten welk
type toestel u heeft en welk fabricagenummer het heeft. Beide gegevens vindt u
op het typeplaatje.
Typeplaatje:
Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type toestel overeenkomt met
het type dat op de achterkant van dit document staat.
Garantie
De garantietermijn voor dit toestel bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
61
Productgegevensbladen
Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en montagehandleiding beschreven modellen.
Informatie over huishoudelijke gaskookplaten
volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het modelCS 7102
Aantal gasbranders2
Energie-efficiëntie per gasbrander (EE
)1. = 60,0
gasbrander
2. = 60,0
Energie-efficiëntie van de gaskookplaat, berekend
per kg (EE
gaskookplaat
)
60,0
62
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480
1730 Mollem (Asse)
E-mail: info@miele.be
Internet: www.miele.be
Duitsland
Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29
33332 Gütersloh
CS7102 FL
M.-Nr. 10 757 360 / 01nl-BE
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.