MIELE CS 7102 User Manual [nl]

Gebruiks- en montagehandleiding Gaskookplaten
Lees beslist de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw toestel plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BE M.-Nr. 10 757 360
Neem daarom contact op met de Miele-organisatie in het betreffende land als u het toestel in een land wilt gebruiken dat niet op het toestel vermeld staat.
2
Inhoud
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ...................................................................5
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu ............................................ 16
Overzicht .............................................................................................................. 17
Kookplaat .............................................................................................................. 17
Schakelaars........................................................................................................... 18
Brander.................................................................................................................. 19
Het toestel voor het eerst in gebruik nemen .................................................... 20
SmartLine-element voor het eerst reinigen ........................................................... 20
SmartLine-element voor het eerst in gebruik nemen ............................................ 20
De juiste pannen.................................................................................................. 21
Tips om energie te besparen ............................................................................. 22
Bediening .............................................................................................................23
Inschakelen ........................................................................................................... 23
Vlam instellen ........................................................................................................ 24
Uitschakelen.......................................................................................................... 24
Beveiligingen........................................................................................................ 25
Thermo-elektrische vlambeveiliging...................................................................... 25
Reiniging en onderhoud...................................................................................... 26
Keramische plaat................................................................................................... 27
Schakelaars........................................................................................................... 28
Pannendrager........................................................................................................ 28
Brander.................................................................................................................. 29
Nuttige tips........................................................................................................... 30
Bij te bestellen accessoires................................................................................ 32
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen ......................................................... 33
Veiligheidsafstanden........................................................................................... 34
Aanwijzingen voor het inbouwen.......................................................................37
Opliggende inbouw ............................................................................................... 37
Inbouw van meerdere SmartLine-elementen ........................................................ 39
Combinatie met werkbladafzuiging....................................................................... 39
Inbouwmaten ....................................................................................................... 40
Opliggende inbouw ............................................................................................... 40
Vlakke inbouw ....................................................................................................... 41
3
Inhoud
Uitsparing werkblad bij opliggende inbouw ..................................................... 42
Uitsparing werkblad bij vlakke inbouw ............................................................. 45
Verbindingsstrips................................................................................................. 48
Inbouwen.............................................................................................................. 49
Voorbereiding werkblad ........................................................................................ 49
Verbindingsstrips monteren................................................................................... 49
SmartLine-element inbouwen ............................................................................... 50
Elektrische aansluiting........................................................................................ 52
Gasaansluiting ..................................................................................................... 55
Brandervermogen................................................................................................ 57
Aanpassen aan een andere gassoort................................................................ 58
Tabel voor de inspuiters ........................................................................................ 58
Inspuiters vervangen ............................................................................................. 58
Grote inspuiters vervangen ..............................................................................58
De kleine inspuiters vervangen ........................................................................59
Functie controleren................................................................................................ 60
Klantendienst.......................................................................................................61
Contact bij storingen ............................................................................................. 61
Typeplaatje: ........................................................................................................... 61
Garantie................................................................................................................. 61
Productgegevensbladen..................................................................................... 62
4

Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Deze kookplaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften. Onjuist gebruik echter kan persoonlijk letsel of beschadiging van het toestel tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding daarom aandachtig door, voordat u het toestel in gebruik neemt. In de handleiding vindt u belangrijke instructies met betrekking tot inbouw, veilig­heid, gebruik en onderhoud. Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die is ontstaan doordat de veiligheidsinstructies en waarschuwingen niet in acht zijn genomen.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef deze door aan een eventuele volgende eigenaar.
5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Juist gebruik

Deze kookplaat is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
Deze kookplaat mag niet buiten worden gebruikt.Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke context voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere doeleinden is niet toegestaan.
Personen die op grond van hun fysieke, zintuiglijke of psychische
problemen, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van de kook­plaat niet in staat zijn om deze veilig te bedienen, moeten bij de be­diening onder toezicht staan. Deze personen mogen het toestel al­leen zonder toezicht bedienen als zij een eerst zijn geïnstrueerd. Zij dienen eventuele gevaren van een onjuiste bediening te herkennen en begrijpen.
6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Kinderen in het huishouden

Houd kinderen onder acht jaar op een afstand, tenzij u voortdu-
rend toezicht houdt.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de kookplaat alleen zonder toe-
zicht gebruiken als ze weten hoe ze het toestel veilig moeten bedie­nen. De kinderen moeten zich bewust zijn van de gevaren van een foutieve bediening.
Kinderen mogen de kookplaat niet zonder toezicht reinigen.Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van de
kookplaat bevinden. Laat ze nooit met de kookplaat spelen.
De kookplaat wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat het is uitgeschakeld. Houd kinderen op een afstand, totdat de kookplaat voldoende is afgekoeld en er geen verbrandings­gevaar meer bestaat.
Verbrandingsgevaar!
Bewaar geen voorwerpen die voor kinderen interessant zijn, boven of achter de kookplaat. Dat kan kinderen ertoe brengen op het toe­stel te klimmen.
Verbrandingsgevaar!
Draai de grepen van de pannen zo dat ze zich boven het werkblad bevinden, zodat kinderen de pannen niet van de kookplaat kunnen trekken.
Verstikkingsgevaar! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen in
verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en daardoor verstikken. Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten het bereik van kinderen.
7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Technische veiligheid

Door ondeskundig uitgevoerde installaties, onderhoudswerken of
herstellingen kunnen er niet te onderschatten risico's ontstaan voor de gebruiker. Installatie-, onderhouds- of herstellingswerken mogen alleen door vakmensen worden uitgevoerd die door Miele erkend zijn.
Beschadigingen aan de kookplaat kunnen uw veiligheid in gevaar
brengen. Controleer de kookplaat op zichtbare beschadigingen. Een beschadigde kookplaat mag niet in gebruik worden genomen.
De kookplaat kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als hij
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De elektrische veiligheid van de kookplaat is uitsluitend gegaran-
deerd, als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol­gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze funda­mentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de elek­trische installatie bij twijfel door een vakman inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist met de waarden van het elektriciteitsnet overeen­komen, om beschadiging van de kookplaat te voorkomen. Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel een elektricien.
Stekkerdozen of verlengsnoeren bieden niet voldoende veiligheid
(brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aansluiten van de kook­plaat op het elektriciteitsnet.
Gebruik de kookplaat alleen als deze is ingebouwd, zodat de vei-
ligheid gewaarborgd is.
Deze kookplaat mag niet op een niet-stationaire locatie (zoals een
boot) worden gebruikt.
8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek-
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de kookplaat leiden. Open nooit de behuizing van de kookplaat.
Het recht op garantie vervalt wanneer de kookplaat door een
technicus wordt gerepareerd die niet door Miele is geautoriseerd.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen
worden vervangen. Alleen van deze Miele onderdelen kunnen wij ga­randeren, dat zij volledig aan onze veiligheidseisen voldoen.
De kookplaat mag niet worden gebruikt met een externe schakel-
klok of een systeem voor besturing op afstand.
Alleen een erkend vakman mag het apparaat plaatsen en aanslui-
ten op het gas- en elektriciteitsnet. Als de stekker wordt verwijderd of als de aansluitkabel geen stekker heeft, mag het apparaat uitslui­tend door een vakman op het elektriciteitsnet worden aangesloten.
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel van het type H 05 VV-F (pvc-geïsoleerd). Zie hoofdstuk "Elektrische aansluiting".
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
kookplaat volledig van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Contro­leer dit als u
– de zekeringen in uw zekeringkast uitschakelt, of – de zekeringen van de huisinstallatie volledig worden losge-
schroefd, of
– als de stekker (indien aanwezig) uit de contactdoos is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
– de gastoevoer sluit.
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gevaar voor elektrische schok!
Neem de kookplaat niet in gebruik bij een defect of bij breuken, scheuren en barsten in de keramische plaat c.q. schakel het appa­raat meteen uit. Maak de kookplaat spanningsvrij en sluit de gastoe­voer af. Neem vervolgens contact op met Miele.
Als de kookplaat achter een meubelfront (bijv. een deur) is ge-
plaatst, sluit deze nooit terwijl de kookplaat in werking is. Achter een gesloten meubeldeur verzamelt zich warmte en vocht. Daardoor kun­nen kookplaat, inbouwnis en vloer worden beschadigd. Sluit een meubeldeur pas als de restwarmte-indicaties gedoofd zijn.
10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Efficiënt gebruik

De kookplaat wordt heet als deze in gebruik is en dat blijft hij ook
nog enige tijd na het uitschakelen. Pas zodra het lampje voor de res­terende warmte is uitgegaan, is het verbrandingsgevaar geweken.
Voorwerpen in de nabijheid van de ingeschakelde kookplaat kun-
nen door de hoge temperaturen beginnen te branden. Gebruik de kookplaat nooit om ruimten te verwarmen.
Olie en vet kunnen bij oververhitting gaan branden. Laat de kook-
plaat bij werkzaamheden met olie en vet niet zonder toezicht achter. Blus branden met olie en vet nooit met water. Schakel de kookplaat uit en verstik de vlammen voorzichtig met een deksel of een blusde­ken.
Vlammen kunnen de vetfilters van een dampkap in brand doen
vliegen. Flambeer nooit onder een dampkap.
Als spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen of brandbaar mate-
riaal warm worden, kunnen ze gaan branden. Bewaar daarom mak­kelijk ontvlambare voorwerpen nooit in laden direct onder de kook­plaat. Eventueel aanwezige bestekbakken moeten van hittebestendig materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.In gesloten conservenblikken ontstaat bij het inmaken en op-
warmen een overdruk, waardoor deze kunnen ontploffen. Gebruik de kookplaat niet voor het inmaken en verwarmen van conservenblik­ken.
Wanneer de kookplaat wordt afgedekt, bestaat het risico dat het
materiaal van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u de kookplaat per ongeluk inschakelt of als deze nog warm is van een bereiding. Dek de kookplaat nooit af met bijv. afdekplaten, een doek of een beschermfolie.
11
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als u het apparaat per ongeluk inschakelt of als het nog heet is,
bestaat het risico dat metalen voorwerpen die op het apparaat liggen heet worden. Ander materiaal kan smelten of vlam vatten. Gebruik het apparaat daarom niet als werkblad.
U kunt zich aan het hete apparaat branden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met het hete toestel werkt. Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of vochtig textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbran­dingen veroorzaken. Zorg dat het textiel niet te dicht bij de vlammen komt. Gebruik dan ook geen al te grote pannenlappen, theedoeken of iets dergelijks.
Als u een elektrisch toestel (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact ko­men met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd kunnen raken.
Laat geen voorwerpen op de keramische plaat vallen. Zelfs een
licht voorwerp zoals een zoutvaatje kan scheuren of barsten veroor­zaken.
Serviesgoed van kunststof of aluminiumfolie smelt bij hoge tem-
peraturen. Gebruik daarom geen serviesgoed van kunststof of alumi­niumfolie.
Zorg dat op een ontstoken brander altijd een pan staat. Een erbo-
ven geplaatste afzuigkap kan anders beschadigd raken of vuur vat­ten.
Zorg dat alle branderdelen op de juiste wijze zijn gemonteerd,
voordat u een brander ontsteekt.
12
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik alleen pannen waarvan de bodemdiameter niet groter of
kleiner is dan in de gebruiksaanwijzing staat aangegeven (zie "De juiste pannen"). Als de diameter te klein is, staat de pan niet stevig genoeg. Is de diameter te groot, dan worden de hete verbrandings­gassen te ver naar de zijkant gevoerd en kunnen het werkblad, een niet hittebestendige wand of onderdelen van de kookplaat bescha­digd raken. Voor schade die op deze wijze is ontstaan, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld.
Zorg dat de vlammen van de brander niet onder het kookgerei
vandaan komen.
Gebruik geen pannen met een te dunne bodem. De kookplaat kan
anders beschadigd raken.
Gebruik daarvoor de meegeleverde pannendragers. Het kookgerei
mag niet rechtstreeks op een brander worden gezet.
Plaats pannendragers van boven op de kookplaat, zodat er geen
krassen kunnen ontstaan.
Bewaar geen licht ontvlambare voorwerpen in de buurt van het
apparaat.
Verwijder vetspatten en andere brandbare verontreinigingen zo
spoedig mogelijk van de kookplaat. Er ontstaat anders brandgevaar.
Bij gebruik van het apparaat ontstaan warmte, vocht en verbran-
dingsgassen. Zorg daarom voor voldoende ventilatie in de ruimte waar het apparaat zich bevindt. Open een buitenraam of zorg voor mechanische afzuiging (bijvoorbeeld via een afzuigkap).
Als u het apparaat lang en intensief gebruikt, is het aan te raden
de ruimte extra te ventileren, bijvoorbeeld door een buitenraam te openen of door de afzuigkap op een hoge stand in te schakelen.
Gebruik geen braadpannen, pannen of grillstenen die zo groot zijn
dat zij meerdere branders bedekken. Door warmteophoping kan het apparaat beschadigd raken.
13
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als het apparaat gedurende een ongebruikelijk lange tijd niet is
gebruikt, is het aan te bevelen het apparaat grondig te reinigen voor­dat u het weer in gebruik neemt. Laat de correcte werking van het apparaat zo nodig door een vakman controleren.
Als u het kookelement op gas direct naast een werkbladafzuiging
gebruikt, moet er tussen de werkbladafzuiging en het kookelement een FlameGuard worden geplaatst.
14
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Reiniging en onderhoud

De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken. Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
15

Een bijdrage aan de bescherming van het milieu

Recycleerbare verpakking

De verpakking behoedt het toestel voor transportschade. Er werd milieuvriende­lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri­aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmateri­aal wordt er op grondstoffen bespaard en wordt er minder afval geproduceerd. Uw vakhandelaar neemt de verpakking in het algemeen terug.

Uw toestel afdanken

Oude elektrische en elektronische toe­stellen bevatten meestal nog waarde­volle materialen. Ze bevatten echter ook stoffen, mengsels en onderdelen die nodig zijn geweest om de toestellen goed en veilig te laten functioneren. Wanneer u uw oude toestel bij het ge­wone afval doet of er op een andere manier niet goed mee omgaat, kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de ge­zondheid en het milieu. Doe uw oude toestel daarom nooit bij het gewone huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inza­meldepot voor elektrische en elektro­nische apparatuur, bij uw vakhandelaar of bij Miele. U bent wettelijk zelf verant­woordelijk voor het wissen van eventue­le persoonlijke gegevens op het af te danken toestel.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel heeft u een bijdrage betaald. Die wordt volledig gebruikt voor de toekomstige recyclage van dat toestel. Dat bevat trouwens nog waardevol materiaal. Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken van uw oud toestel, neem dan contact op met
– de handelaar bij wie u het kocht
of
– de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10, website: www.recupel.be of
– uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
16
Zorg er ook voor dat het toestel intus­sen kindveilig wordt bewaard voor u het laat wegbrengen.

Kookplaat

a
Brander
b
Brander
c
Pannendrager
d
Symbolen voor knoptoewijzing
e
Bedieningsknop achterste brander
f
Bedieningsknop voorste brander

Overzicht

17
Overzicht

Schakelaars

Symbool Beschrijving
Brander uit, gastoevoer afgesloten
Grootste vlam
Kleinste vlam
18

Brander

Overzicht
a
Branderdop
b
Branderkop
c
Brandervoet
d
Thermo-element
e
Ontstekingselektrode
19

Het toestel voor het eerst in gebruik nemen

Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor bestemde plaats in het hoofdstuk "Service".
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.

SmartLine-element voor het eerst reinigen

Reinig de afneembare delen van de
brander(s) met een sponsdoekje, af­wasmiddel en warm water. Droog de delen daarna weer af en zet de bran­der(s) vervolgens weer in elkaar (zie het hoofdstuk "Reiniging en onder­houd").
Reinig het keramische oppervlak met
een vochtige doek en wrijf het daarna weer droog.

SmartLine-element voor het eerst in gebruik nemen

De metalen onderdelen worden met een onderhoudsmiddel beschermd. Als het SmartLine-element voor het eerst in ge­bruik wordt genomen, kunnen daardoor geurtjes en eventueel dampen ontstaan.
De geur en de eventueel optredende damp wijzen niet op een verkeerde aan­sluiting of een defect en zijn ook niet schadelijk voor de gezondheid.
20

De juiste pannen

Ø pannen [cm]
Brander Minimum
onderkant
Normaalbrander 12
Sterkbrander 14
Brander Maximum
bovenkant
Normaalbrander 22
Sterkbrander 24
– Gebruik een pan die qua diameter bij
de brander past: grote diameter = grote brander, kleine diameter = kleine brander.
– Houdt u aan de afmetingen uit de ta-
bel. Als u te grote pannen gebruikt, kunnen de vlammen te ver reiken en kan er schade aan het werkblad ont­staan. Ook kunnen andere toestellen beschadigd raken. De juiste pan­grootte verhoogt de efficiency. Pannen waarvan de diameter kleiner is dan de pannendrager en pannen die niet stevig op de pannendrager staan (zonder te wiebelen) vormen een gevaar en mogen dan ook niet worden gebruikt.
– Voor gas zijn geen speciale pannen
nodig. Het materiaal moet alleen hit­tebestendig zijn.
– Gebruik bij voorkeur pannen met een
dikke bodem, omdat de warmtever­deling dan beter is. Bij pannen met een dunne bodem bestaat het gevaar dat de gerechten plaatselijk overver­hit raken. Roer de gerechten dan ook regelmatig om.
– Plaats altijd de bijgeleverde pannen-
drager. Het kookgerei mag niet rechtstreeks op de brander worden gezet.
– Plaats pannen zo op de pannendra-
ger dat deze niet kunnen kantelen. Minimale bewegingen kunnen echter nooit helemaal worden uitgesloten.
– Gebruik geen pannen of schalen met
een rand langs de bodem.
– Op een elektrische kookplaat moeten
pannen met een vlakke bodem wor­den gebruikt. Op een gaskookplaat kunt u ook pannen zonder vlakke bo­dem gebruiken en toch goede resul­taten bereiken.
– Houdt er rekening mee dat pannenfa-
brikanten vaak de diameter aan de bovenkant vermelden. Van belang is echter alleen de bodemdiameter.
21

Tips om energie te besparen

– Bereid gerechten zoveel mogelijk al-
leen in gesloten potten of pannen. Zo wordt voorkomen dat er onnodig warmte verloren gaat.
– Gebruik liever brede, lage pannen
dan smalle, hoge pannen. De inhoud wordt dan beter verhit.
– Gebruik zo weinig mogelijk water.
– Schakel na het aankoken of aanbra-
den op tijd terug naar een lagere stand.
– Gebruik een snelkookpan om de be-
reidingstijd te verkorten.
22

Bediening

Inschakelen

Brandgevaar!
Houd toezicht op het apparaat als het in gebruik is!
Druk de overeenkomstige bedie-
ningsknop in en draai deze naar links op het grootste vlamsymbool. De ontstekingselektrode "klikt" en ont­steekt het gas.
Als een knop geactiveerd wordt, ont­staat automatisch bij alle kookzones een vonk. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Wanneer er een vlam te zien is, moet
u de bedieningsknop nog 5–10 se­conden ingedrukt houden. Laat de knop vervolgens los.
Mocht de brander niet reageren, zet
de knop dan op"". Ventileer de ruimte en wacht minstens 1minuut voordat u de brander opnieuw ont­steekt. Houd de knop bij de tweede poging eventueel iets langer inge­drukt.

Inschakelen bij een stroomstoring

Wanneer de stroom uitvalt, kunt u de gasbrander met een lucifer aansteken.
Druk de bedieningsknop in en draai
deze naar links op het grootste vlam­symbool.
Houd de knop ingedrukt en steek het
gas met een lucifer aan.
Houd de knop nog ca.5–10 secon-
den ingedrukt en laat deze dan los.
Mocht de brander ook na een tweede
poging niet aangaan, zet de knop dan op"" en raadpleeg het hoofdstuk "Nuttige tips".
23
Bediening

Vlam instellen

U kunt de branders traploos instellen op een stand tussen de grootste en de kleinste vlam.
Omdat de vlam aan de buitenkant he­ter is dan in de kern, moeten de pun­ten van de vlam de panbodem raken. De hitte wordt anders aan de lucht af­gegeven. Bovendien kunnen de pan­grepen beschadigd raken en neemt de kans op verbrandingen toe.
Stel de brander zo in dat de vlammen
niet onder de pan vandaan komen.

Uitschakelen

Draai de knop naar rechts op het
symbool"".
De gastoevoer wordt afgesloten en de vlam gaat uit.
24
Thermo-elektrische vlambevei-
liging
Uw kookplaat is voorzien van een ther­mo-elektrische vlambeveiliging. Dit houdt in dat de gastoevoer wordt afge­sloten als de vlam dooft (bijvoorbeeld omdat een gerecht overkookt of omdat de vlam uitwaait) en een herstart niet lukt. Zo wordt voorkomen dat gas vrij­komt. Als u de bedieningsknop op"" zet, is de kookplaat weer klaar voor ge­bruik.
De thermo-elektrische vlambeveiliging functioneert los van de stroomvoorzie­ning. Dit betekent dat de beveiliging ook werkt, als u de kookplaat tijdens een stroomstoring gebruikt.

Beveiligingen

25

Reiniging en onderhoud

Verbrandingsgevaar!
De kookzones moeten uitgeschakeld zijn. De kookplaat moet afgekoeld zijn.
Letselrisico!
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen die on­der spanning staan en een kortslui­ting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren of veranderen wanneer u onge­schikte reinigingsmiddelen gebruikt.
Alle oppervlakken zijn krasgevoelig. Verwijder resten van reinigingsmid-
delen onmiddellijk.
Laat het SmartLine-element vóór el­ke reiniging afkoelen.
Reinig het SmartLine-element en de
accessoires na elk gebruik.
Maak het SmartLine-element na elke
vochtige reiniging weer droog om kalkresten te voorkomen.
Ongeschikte reinigingsmidde­len
Om beschadigingen aan de oppervlak­ken te voorkomen, mogen de volgende middelen niet worden gebruikt:
– reinigingsmiddelen die soda, ammo-
niak, zuur of chloor bevatten,
– kalkoplossende reinigingsmiddelen,
– vlek- en roestverwijderaars,
– schurende reinigingsmiddelen, zoals
schuurpoeder, vloeibaar schuurmid­del en reinigingssteen,
– oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen,
26
– reinigingsmiddelen voor vaatwassers,
– grill- en ovensprays,
– glasreinigers.
– schurende harde borstels en spons-
jes (bijv. schuursponsjes), of ge­bruikte sponsjes die nog resten van een schuurmiddel bevatten,
– vlekkensponsjes.
Reiniging en onderhoud

Keramische plaat

Beschadiging door scherpe voor­werpen!
Reinig het gedeelte tussen de kera­mische plaat en het werkblad niet met scherpe voorwerpen.
Met een afwasmiddel worden niet al­le verontreinigingen en resten verwij­derd.
Er ontstaat een onzichtbare film die tot verkleuringen van het keramische glas leidt. Deze verkleuringen kunnen niet meer worden verwijderd.
Reinig het keramische oppervlak re­gelmatig met een speciaal reinigings­middel voor keramisch glas.
Verwijder alle grove verontreinigingen
met een vochtige doek. Vastgekoekte verontreinigingen verwijdert u met een glasschraper.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens met het Miele-reinigingsmid­del voor keramische platen en roest­vrij staal (zie hoofdstuk "Bij te bestel­len accessoires") of met een ander geschikt reinigingsmiddel voor kera­mische platen. Gebruik hierbij keu­kenpapier of een schone doek. Breng het reinigingsmiddel niet op hete ke­ramsiche oppervlakken aan aange­zien er vlekken kunnen ontstaan. Neem de aanwijzingen van de fabri­kant van het reinigingsmiddel in acht.
Reinigingsmiddelresten kunnen anders inbranden en de keramische plaat aantasten. Let erop dat u alle resten verwijdert.
Verwijder vlekken van kalkresten,
water en aluminium met het reini­gingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal.
Verbrandingsgevaar!
Trek ovenhandschoenen aan voordat u resten van suiker, kunststof of alu­miniumfolie met een glaskrabber van het hete keramische oppervlak ver­wijdert.
Als er suiker, kunststof of alumini-
umfolie op het hete keramische op-
pervlak terechtkomt, schakel de kookplaat dan uit.
Schraap deze stoffen onmiddellijk,
als ze dus heet zijn, met een glas­schraper grondig weg.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens als het afgekoeld is zoals te­voren beschreven.
Verwijder de resten van het reini-
gingsmiddel met een vochtige doek en droog het keramische oppervlak vervolgens.
27
Reiniging en onderhoud

Schakelaars

Reinig de schakelaar(s) met een
sponsdoekje, afwasmiddel en warm water. Laat vastzittende verontrei­nigingen eerst inweken.
Maak de schakelaar(s) met een scho-
ne doek droog.

Pannendrager

Verwijder de pannendrager.Reinig de pannendrager(s) in de af-
wasautomaat met een sponsdoekje, afwasmiddel en warm water. Laat vastzittende verontreinigingen eerst inweken.
Droog de pannendrager met een
schone doek af.
28

Brander

Reinig de onderdelen van de brander niet in de afwasautomaat!
Verwijder alle losse delen van de
brander en reinig deze uitsluitend handmatig met een sponsdoekje, af­wasmiddel en warm water.
Wis de niet afneembare onderdelen
van de brander met een vochtige doek af.
Wis de ontstekingselektrode en het
thermo-element (vlambeveiliging) voorzichtig af met een goed uitge­wrongen vochtige doek.
De elektrode mag niet nat worden, an­ders wordt er geen vonk afgegeven.
Maak tot slot alles met een schone
doek droog. Zorg dat ook de gleuven in de brander goed droog zijn.
Het oppervlak van de branderdop wordt met de tijd iets matter. Dit is normaal en heeft verder geen ge­volgen voor het gebruik van de kook­plaat.
Reiniging en onderhoud
Plaats de branderkop zodanig op
de brandervoet dat het thermo­element en de ontstekingselektro­de door de gaten van de brander­kop heen steken. De branderkop moet goed op de brandervoet liggen.
Plaats de branderdop goed op de
branderkop. Als de branderdop goed is geplaatst, kunt u de dop niet verschuiven.
Zorg ervoor dat de onderdelen van de brander in de juiste volgorde wor­den teruggeplaatst.
29

Nuttige tips

De meeste storingen en defecten, die bij het dagelijks gebruik kunnen optreden, kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te verhelpen.
Probleem Oorzaak en oplossing
Bij de eerste ingebruik­neming of nadat het ap­paraat lange tijd niet is gebruikt, ontsteekt de brander niet.
De brander ontsteekt niet, ook niet na meer­dere pogingen.
De gasvlam gaat na het ontsteken weer uit.
De vlam is veranderd. De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
De gasvlam dooft tijdens het gebruik.
Er bevindt zich mogelijk lucht in de gasleiding. Herhaal de ontstekingsprocedure eventueel meer-
maals.
Er is een technische storing opgetreden. Draai alle knoppen naar rechts op "" en maak het
apparaat enkele seconden spanningsvrij.
De brander is niet goed in elkaar gezet. Zet de brander goed in elkaar.
De gaskraan is niet geopend. Open de gaskraan.
De brander is nat en/of verontreinigd. Reinig de brander en maak alle delen goed droog.
De gleuven in de brander zijn verstopt en/of nat. Reinig de gleuven en maak alles weer goed droog.
De vlammen raken het thermo-element niet. Het ele­ment wordt niet heet genoeg: De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
Plaats de onderdelen correct. Er bevinden zich verontreinigingen op het thermo-ele-
ment.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
Plaats de onderdelen correct.
De branderkop of de openingen in de branderdop zijn verontreinigd.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
De branderdelen zijn niet goed geplaatst. Plaats de onderdelen correct.
30
Probleem Oorzaak en oplossing
De elektrische vonkont­steking van de brander werkt niet.
De zekering van de huisinstallatie is doorgeslagen. Neem zo nodig contact op met een elektricien of
met Miele.
Er bevinden zich voedingsresten tussen de ontste­kingselektrode en de branderdop. Er bevinden zich voedingsresten op het thermo-ele­ment.
Verwijder eventueel aanwezig vuil. Zie het hoofd-
stuk "Reiniging en onderhoud".
Nuttige tips
31

Bij te bestellen accessoires

Speciaal voor uw toestellen levert Miele een uitgebreid assortiment aan toebe­horen, alsmede reinigings- en onder­houdsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig via de Miele-webshop bestellen:
De producten zijn ook verkrijgbaar bij Miele-Service (zie einde van deze ge­bruiksaanwijzing) en bij uw Miele-han­delaar.
Reinigingsmiddel voor kera­mische platen en roestvrij staal 250 ml
Voor het verwijderen van verontrei­nigingen, kalk- en aluminiumvlekken
Onderhoudsmiddel voor roest­vrij staal 250 ml
Voor het eenvoudig verwijderen van wa­terstrepen, vlekken en vingerafdrukken. Het oppervlak blijft langer schoon.

Microvezeldoekje

Voor het verwijderen van vingerafdruk­ken en lichte verontreinigingen
32

Veiligheidsinstructies voor het inbouwen

Om schade aan het SmartLine-element te voorkomen, mag het pas na de mon­tage van de bovenkasten en de afzuigkap worden ingebouwd.
Houdt u zich bij de plaatsing van het SmartLine-element aan alle
geldende voorschriften en richtlijnen van het land van plaatsing. (Voor België: DVGW-TRGI 2008 en NBN-normen)
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loslaten of vervor­men. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
Vanwege het eventuele overslaan van de vlammen mag een gas-
kookplaat/wokbrander niet meteen naast een friteuse worden inge­bouwd. Houd tussen de genoemde apparaten een afstand aan van ten minste 288mm.
Het SmartLine-element mag niet boven koelapparatuur, afwas-,
was- en droogautomaten worden ingebouwd.
De gasslang en de aansluitkabel mogen na de inbouw van het
SmartLine-element niet met hete onderdelen in aanraking komen.
De aansluitkabel en een flexibele gasaansluiting mogen na de in-
bouw van het SmartLine-element niet in aanraking komen met de beweegbare delen van de keukenelementen (zoals een lade) en mo­gen ook niet worden blootgesteld aan mechanische belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden genoemd op de volgende pagina's
in acht.
Alle maten zijn in mm aangegeven.
33

Veiligheidsafstanden

Veiligheidsafstand boven het SmartLine-element

Tussen het SmartLine-element en een erboven gemonteerde afzuigkap dient u de veiligheidsafstand aan te houden die de fabrikant van de afzuigkap aangeeft.
Als er zich boven het SmartLine-ele­ment licht ontvlambare materialen be­vinden (zoals een keukenplank), moet u een veiligheidsafstand van ten minste 600mm aanhouden.
Als er voor verschillende SmartLine­elementen verschillende veiligheids­afstanden worden genoemd voor plaatsing onder een afzuigkap, kies dan altijd de grootste veiligheidsaf­stand.
34
Veiligheidsafstand achterkant/
zijkant
Monteer het SmartLine-element bij voorkeur met veel ruimte rechts en links.
Aan de achterkant van het SmartLine­element moet ten opzichte van een ho­ge kast of wand de hierna aangegeven minimale afstand worden aangehou­den.
Als zich aan één kant van het SmartLi­ne-element (rechts of links) een hoge kast of wand bevindt, moet de hierna aangegeven minimale afstand, worden aangehouden. Voor de tegen­overliggende kant geldt een minimale afstand van 300mm.
Minimumafstand achteraan van de werkbladuitsparing tot de achterkant van het werkblad: 50 mm
Veiligheidsafstanden
Niet toegestaan!
Aan te bevelen!
Minimale afstand rechts van de werkbladuitsparing tot een ernaast staand meubelstuk (bijvoorbeeld een hoge kast) of een wand: 100mm.
Minimale afstand links van de werk- bladuitsparing tot een ernaast staand meubelstuk (bijvoorbeeld een hoge kast) of een wand: 100mm.
Niet aan te bevelen!
Niet aan te bevelen!
35
Veiligheidsafstanden

Veiligheidsafstand bij een beklede nis

Als er sprake is van een nisbekleding, dient er een minimale afstand tussen de uit­sparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij hoge tempe­raturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de minimale af­stand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding 50mm zijn.
Is de bekleding van niet-brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en kera­mische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding minimaal 50mm min de dikte van de bekleding zijn. Voorbeeld: als de nisbekleding 15mm dik is, moet de minimale afstand 50mm - 15mm = 35mm zijn.
Vlakke inbouw Opliggende inbouw
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm niet-brandbare materialen 50mm - maat x
36

Aanwijzingen voor het inbouwen

Opliggende inbouw

Afdichting tussen SmartLine-element en werkblad

Als u voegenkit gebruikt, kunnen het SmartLine-element en het werkblad beschadigd raken als het element moet worden verwijderd.
Gebruik daarom geen voegenkit tus­sen het SmartLine-element en het werkblad. De dichting onder de rand van het toestel is toereikend als afdichting tussen toestel en werkblad.

Werkblad met tegels

De voegen en het gearceerde ge­deelte onder de rand van het SmartLi­ne-element moeten glad en vlak zijn, zodat het SmartLine-element gelijkma­tig aansluit en de afdichting onder de rand van de bovenkant van het appa­raat de afdichting met het werkblad waarborgt.
37
Aanwijzingen voor het inbouwen

Vlakke inbouw

Een vlakke inbouw is alleen mogelijk bij natuurstenen (graniet, marmer), massief houten en betegelde werk­bladen. Als uw werkblad van een an­der materiaal is gemaakt, informeer dan bij de fabrikant of het werkblad geschikt is voor vlakke inbouw.
De breedte (binnenwerks) van de on­derkast moet minimaal zo groot zijn als de binnenste uitsparing in het werkblad (zie 'Inbouwmaten vlakke in­bouw'), zodat het SmartLine-element ook na de inbouw van onderaf goed toegankelijk is. Een technicus moet de bodemplaat voor onderhoudswerk­zaamheden kunnen verwijderen. Als het element na de inbouw niet van on­deraf toegankelijk is, moet de voegen­kit worden verwijderd om het element te kunnen uitbouwen.
Het SmartLine-element wordt
– rechtstreeks in een correct voorbe-
reid natuurstenen werkblad geplaatst,
– in een massief houten en betegeld
werkblad met houten lijsten beves­tigd. Deze lijsten worden niet bij het toestel geleverd.
38
Aanwijzingen voor het inbouwen
Inbouw van meerdere SmartLi­ne-elementen
De voegen tussen de afzonderlijke SmartLine-elementen moeten met een temperatuurbestendige (min. 160°C) si­liconenkit worden gevuld. Bij vlakke in­bouw moet ook de voeg tussen het/de SmartLine-element(en) en het werkblad met een temperatuurbestendige (min.160°C) siliconenkit worden ge­vuld. De SmartLine-elementen moeten na de inbouw van onderaf goed toegankelijk zijn, zodat de bodemplaat voor onder­houdsdoeleinden kan worden verwij­derd. Als de SmartLine-elementen niet van onderaf toegankelijk zijn, moet de voegenkit worden verwijderd om de ap­paraten te kunnen uitbouwen.
Combinatie met werkbladaf­zuiging
Als het SmartLine-element in combina­tie met werkbladafzuiging wordt inge­bouwd, moet eerst de werkbladafzui­ging worden ingebouwd.
39

Inbouwmaten

Opliggende inbouw

a
vooraan
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L = 2.000mm
c
Gasaansluiting R½ ISO7-1 (DINEN10226)
40

Vlakke inbouw

Inbouwmaten
a
vooraan
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L = 2.000mm
c
Getrapte freesrand (voor de detailtekeningen zie 'Uitsparing werkblad bij vlakke inbouw')
d
Houten lijst 12mm (niet bijgeleverd, voor de detailtekeningen zie 'Uitsparing werkblad bij vlakke inbouw')
e
Gasaansluiting R½ ISO7-1 (DINEN10226)
41

Uitsparing werkblad bij opliggende inbouw

Aanwijzingen voor het berekenen van de uitsparing
De elementen liggen 10mm boven het werkblad.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingB 1 element = breedte van het element min 10mm rechts, min 10mm links Meerdere elementen = totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen de elementen, min 10mm rechts, min 10mm links.
Hierna volgen enkele voorbeelden.
42
Uitsparing werkblad bij opliggende inbouw
Inbouw met werkbladafzuiging
Combinatievoorbeelden Aantalxbreedte [mm] Afme-
Kookelemen-
Werkbladaf-
ten
1x378 1x120
zuiging
tingB
[mm]
480
+1
2x378 1x120
1x378
2x120
1x620
3x378 2x120
2x378
2x120
1x620
4x378 2x120
1x620 2x120
860
1224
1362
1604
1742
844
+1
+1
+1
+1
+1
+1
43
Uitsparing werkblad bij opliggende inbouw
Inbouw zonder werkbladafzuiging
Combinatievoorbeelden Aantalxbreedte [mm] AfmetingB
Kookelementen
1x378
[mm]
358
+1
2x378
1x378 1x620
3x378
2x378 1x620
4x378
738
980
1118
1360
1498
+1
+1
+1
+1
+1
44

Uitsparing werkblad bij vlakke inbouw

Werkblad van natuursteen Houten werkblad
+0,5
* 7
mm bij CS 7611
Aanwijzingen voor het berekenen van de uitsparing
De elementen liggen 10mm boven het werkblad.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingA 1 element = breedte van het element plus 2mm rechts, plus 2mm links. Meerdere elementen = totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen de elementen, plus 2mm rechts, plus 2mm links.
Berekening uitsparingB = uitsparingA min 12mm rechts, min 12mm links.
Hierna volgen enkele voorbeelden.
45
Uitsparing werkblad bij vlakke inbouw
Inbouw met werkbladafzuiging
Combinatievoorbeelden Aantalxbreedte [mm] Afme-
Kookele-
menten
Werkbladaf-
zuiging
1x378 1x120
2x378 1x120
1x378
2x120
tingA
[mm]
504
884
1248
+1
+1
1x620
3x378 2x120
2x378
2x120
1386
1628
1x620
4x378 2x120
1x620 2x120
1766
868
+1
+1
+1
+1
+1
Afme­tingB
[mm]
480
860
1224
1362
1604
1742
844
+1
+1
+1
+1
+1
+1
+1
46
Uitsparing werkblad bij vlakke inbouw
Inbouw zonder werkbladafzuiging
Combinatievoor­beelden
Aantalxbreedte
[mm]
Kookelementen
1x378
2x378
1x378 1x620
3x378
2x378 1x620
4x378
AfmetingA
[mm]
+1
382
+1
762
+1
1004
+1
1142
+1
1384
+1
1522
AfmetingB
[mm]
+1
358
+1
738
+1
980
+1
1118
+1
1360
+1
1498
47

Verbindingsstrips

Bij inbouw van meerdere SmartLine-elementen moet tussen de afzonderlijke ele­menten telkens een verbindingsstrip worden geplaatst.
De bij de verbindingsstrips gevoegde klemmen zijn alleen nodig bij inbouw van een CSDA.
Inbouw van 3 elementen en 2 verbindingsstrips
Opliggende inbouw
Vlakke inbouw
48

Inbouwen

Voorbereiding werkblad

Maak de uitsparing in het werkblad.
Let op de veiligheidsafstanden (zie hoofdstuk "Veiligheidsafstanden").
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afge­werkt om te voorkomen dat het werk­blad door vocht wordt aangetast. Het dichtingsmateriaal moet temperatuur­bestendig zijn.
De producten mogen niet op het werkblad terechtkomen.

Vlakke inbouw

Bevestig bij houten werkbladen de
houten lijsten 5,5mm onder de bo­venkant van het werkblad. Bij de CS 7611 moet de houten lijst 7mm onder de bovenkant van het werkblad worden bevestigd.

Verbindingsstrips monteren

Werkblad van hout

Plaats de verbindingsstrips strak te-
gen de bovenrand van de uitsparing dan wel tegen het onderste gedeelte van de getrapte freesrand.
Bevestig de verbindingsstrips met de
bijgeleverde houtschroeven 3,5x25mm.
49
Inbouwen

Werkblad van natuursteen

Voor het bevestigen van de verbin­dingsstrips moet u sterk dubbelzijdig plakband gebruiken (niet bijgeleverd).

SmartLine-element inbouwen

Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van het SmartLine-ele­ment. Breng de afdichttape niet on­der spanning aan.
Geleid de aansluitkabel door de uit-
sparing in het werkblad omlaag.
Plaats het SmartLine-element in de
uitsparing in het werkblad. Let erop dat de afdichting op het werkblad rust, zodat de afdichting met het werkblad gewaarborgd is.

Opliggende inbouw

Als de afdichting bij de hoeken niet
goed op het werkblad aansluit, kan de hoekradius van het werkblad (R4) voorzichtig met een decou­peerzaag worden nabewerkt.
Dicht het SmartLine-element in geen geval extra af met voegenkit (zoals siliconenkit).
Bevestig het plakband langs de bo-
venrand van de uitsparing dan wel langs het onderste gedeelte van de getrapte freesrand.
Plaats de verbindingsstrips strak te-
gen de bovenrand van de uitsparing dan wel tegen het onderste gedeelte van de getrapte freesrand.
Druk de verbindingsstrips stevig aan.
50
Sluit het SmartLine-element op het
elektriciteitsnet aan.
Sluit het SmartLine-element zo nodig
op de gasvoorziening aan (zie 'Gas­aansluiting').
Controleer of het SmartLine-element
goed functioneert.
De voegen tussen de afzonderlijke
elementen moeten met een tempera­tuurbestendige (min.160°C) silico­nenkit worden gevuld.
Inbouwen

Vlakke inbouw

Sluit het SmartLine-element op het
elektriciteitsnet aan.
Sluit het SmartLine-element zo nodig
op de gasvoorziening aan (zie 'Gas­aansluiting').
Controleer of het SmartLine-element
goed functioneert.
De voegen tussen de afzonderlijke
elementen en de elementen en het werkblad moeten met een tempera­tuurbestendige (min.160°C) silico­nenkit worden gevuld.
Een ongeschikte voegenkit kan na­tuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels van natuursteen uitsluitend een voor natuursteen geschikte siliconenkit. Neem de aanwijzingen van de fabri­kant in acht.

Functie controleren

Controleer na het inbouwen of alle
branders correct functioneren.
– Op de laagste stand mag de vlam
niet doven, ook niet wanneer u de knop snel van de grote naar de kleine vlam draait.
– Op de hoogste stand moet de vlam
een duidelijk zichtbare kern hebben.
51

Elektrische aansluiting

Aansluiting van het SmartLine-element via een contactdoos op het elektrici­teitsnet wordt aanbevolen. Dit maakt eventuele werkzaamheden van een technicus gemakkelijker. De contact­doos moet ook na de inbouw van het SmartLine-element goed toegankelijk zijn.
Letselrisico!
Door ondeskundig uitgevoerde in­stallatie-, onderhouds- of reparatie­werkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen waarvoor Miele niet aansprakelijk kan worden gesteld. Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die wordt ver­oorzaakt door een ontbrekende of beschadigde aarddraad (bijvoorbeeld een elektrische schok).
Als de stekker van de aansluitkabel wordt verwijderd of als de aansluit­kabel geen stekker heeft, dan mag het SmartLine-element uitsluitend door een vakman op het elektrici­teitsnet worden aangesloten.
Als de contactdoos niet meer toe­gankelijk is of als er sprake is van een vaste aansluiting, dan moet er een schakelaar voor het loskoppelen van de netspanning voor elke pool worden geïnstalleerd. De contacto­pening in uitgeschakelde toestand moet minimaal 3mm bedragen. Ge­schikte schakelaars zijn zelfuitscha­kelaars, zekeringen en relais. De aan­sluitwaarden vindt u op het typeplat­je. Deze gegevens moeten met de aansluitgegevens van het net over­eenkomen.
Na het inbouwen moet zijn gewaar­borgd dat onder spanning staande delen niet kunnen worden aange­raakt!
52
Elektrische aansluiting

Aansluitwaarde

Zie typeplaatje

Aansluitgegevens

De aansluitwaarden vindt u op het type­plaatje. Deze gegevens moeten met de aansluitgegevens van het net overeen­komen.

Aardlekschakelaar

Voor extra veiligheid wordt in de EU-voorschriften en -richtlijnen voor Nederland geadviseerd om de huisin­stallatie van een aardlekschakelaar te voorzien (30mA).

Spanningsvrij maken

Lichamelijk letsel door elek-
trische schok! Zorg dat de netspanning niet per on-
geluk weer kan worden ingescha­keld.
Moet het toestel spanningsvrij worden gemaakt, ga dan, afhankelijk van de si­tuatie, als volgt te werk:

Zekeringen

Draai de zekering los en haal deze uit
de houder.

Zekeringsautomaat

Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruitspringt.

Inbouwzekeringsautomaat

(Zelfuitschakelaar, min. type B of C!):
tuimelschakelaar van 1 (Aan) op 0(Uit) zetten.

Aardlekschakelaar

Zet de hoofdschakelaar van 1 (Aan)
op 0 (Uit) of druk op de testknop.
53
Elektrische aansluiting
Vervangen van de aansluitka­bel
Lichamelijk letsel door elek-
trische schok! De aansluiting mag alleen door een
elektricien worden vervangen.
De aansluitkabel mag alleen door een speciale kabel van het type H 05 VV-F (PVC-isolatie) worden vervangen. Een dergelijke kabel is verkrijgbaar bij Miele­Service.
54

Gasaansluiting

Het aansluiten van het gas en de
aanpassing aan een andere gassoort mag alleen door een technicus van Miele worden uitgevoerd. Deze is verantwoordelijk voor een correcte werking op de plaats van opstelling.
De gasaansluiting moet zo zijn ge­plaatst dat men het apparaat binnen of buiten het keukenmeubel kan aan­sluiten. De gaskraan moet zichtbaar en toegankelijk zijn, eventueel na het openen van de deur van het keuken­meubel.
Vraag aan het plaatselijke gasbedrijf welke gassoort u heeft. Vergelijk die met de gegevens op het typeplaatje.
De kookplaat wordt niet op een rook­gasafvoer aangesloten.
Let bij de plaatsing en aansluiting op de geldende installatievoorschriften. Zorg met name voor voldoende ven­tilatie.
De gasaansluitingen, de gasslang en de aansluitkabel kunnen bij gebruik van de kookplaat door verhitting be­schadigd raken.
De gasslang en de aansluitkabel mo­gen niet in aanraking komen met he­te delen van de kookplaat. De gas­slang en de aansluitarmaturen mo­gen niet in aanraking komen met he­te verbrandingsgassen.
Flexibele aansluitleidingen kunnen bij onjuiste montage beschadigd raken.
Breng flexibele aansluitleidingen zo­danig aan dat deze niet in aanraking komen met beweegbare delen van keukenelementen (zoals een schuif­lade). De leidingen mogen ook niet aan mechanische belastingen wor­den blootgesteld.
De kookplaat moet op de lokale gas­situatie worden ingesteld. De gas­aansluiting moet op dichtheid wor­den gecontroleerd.
De gasaansluiting moet volgens de geldende voorschriften en richtlijnen worden uitgevoerd (Voor België: DVGW-TRGI 2008 en NBN-normen).
Bij de aansluiting moeten ook de specifieke voorschriften van het plaatselijke gasbedrijf en van het bouw- en woningtoezicht in acht worden genomen.
55
Gasaansluiting
Het toestel voldoet aan klasse 3 en is geschikt voor aardgas en vloeibaar gas.
Categorie overeenkomstig EN 30
België
II2E+3+ 20/25, 28–30/37mbar
Afhankelijk van de landspecifieke uit­voering is het toestel ingesteld op aard­gas of vloeibaar gas (zie de sticker op het toestel).
Voor omschakeling op een andere gas­soort moeten de juiste inspuiters wor­den gebruikt. Afhankelijk van de uitvoe­ring kunnen deze zijn bijgeleverd. Neem contact op met uw vakhandelaar of met Miele als de juiste set niet is bijgeleverd. Het aanpassen aan een andere gas­soort is beschreven onder "Aanpassen aan een andere gassoort".

Aansluiting kookplaat

Het apparaat heeft een conische ¹/₂"-aansluiting. Er zijn twee aansluitmo­gelijkheden:

Gebruik van een 90°-bocht

c
Gasaansluiting R¹/₂" - ISO 7-1 (DIN EN 10226)
d
90°-bocht Bij gebruik van een 90°-bocht neemt de inbouwhoogte bij de gasaanslui­ting met ca.60mm toe.
– een vaste aansluitleiding
– een flexibele aansluitleiding conform
DIN 3383 deel 1, maximale lengte
2.000mm
Ongeschikte afdichtmiddelen waar­borgen niet de vereiste dichtheid van de aansluiting.
Gebruik alleen geschikte afdichtmid­delen.
56

Brandervermogen

Nominale belasting

Brander Gassoort Hoogste stand Laagste
stand
kW g/h kW
Normaalbrander Aardgas H 1,7 0,3
Vloeibaar gas 1,7 124 0,25
Sterkbrander Aardgas H 2,7 0,5
Vloeibaar gas 2,6 189 0,6
Totaal Aardgas H 4,4
Vloeibaar gas 4,3 313
57

Aanpassen aan een andere gassoort

De aanpassing aan een andere
gassoort mag alleen door een erkend installateur of door Miele worden uit­gevoerd. Maak de kookplaat spanningsvrij en sluit de gastoevoer af.

Tabel voor de inspuiters

De boringsdiameter van de inspuiters is in ¹/₁₀₀mm aangegeven.
Grote
inspuiter
Aardgas H
Normaalbrander 0,94 0,42
Sterkbrander 1,18 0,54
Vloeibaar gas
Normaalbrander 0,66 0,23
Sterkbrander 0,81 0,39
Kleine
inspuiter

Inspuiters vervangen

Maak de kookplaat spanningsvrij en
sluit de gastoevoer af.
Bij aanpassing aan een andere gas­soort moeten de grote en de kleine in­spuiter(s) van de brander(s) worden vervangen.

Grote inspuiters vervangen

Verwijder de pannendrager, de bran-
derdop en de branderkop.
Verwijder de grote inspuiter met
een steeksleutel(M7).
Plaats de juiste inspuiter (zie tabel) en
draai deze vast.
Verzegel de inspuiters daarna met ze-
gellak om te voorkomen dat de in­spuiters per ongeluk worden losge­draaid.
58
Aanpassen aan een andere gassoort
a
b

De kleine inspuiters vervangen

Om de kleine inspuiters te kunnen ver­vangen, moeten de bevestigings­schroeven van de branders worden losgedraaid en moet de bovenkant van het SmartLine-element worden verwijderd.
Trek de bedieningsknoppen er naar
boven toe af.
Verwijder de onderdelen van de bran-
ders.
Verwijder de ontstekingsschake-
laar.
Verwijder de bovenkant van het ele-
ment (zie afbeelding).
Draai de kleine inspuiter in het
gasarmatuur met een kleine schroe­vendraaier los.
Verwijder de inspuiter met een punt-
tang.
Plaats de juiste inspuiter (zie tabel) en
draai deze vast.
Verzegel de inspuiters daarna met ze-
gellak om te voorkomen dat de in­spuiters per ongeluk worden losge­draaid.
59
Aanpassen aan een andere gassoort

Functie controleren

Controleer alle gasleidingen op dicht-
heid (met lekzoekspray).
Zet de kookplaat weer in elkaar.Controleer of de brander(s) correct
functioneren:Controleer het correcte functioneren van de brander(s):
– Op de laagste stand mag de vlam
niet doven, ook niet wanneer u de knop snel van de grote naar de kleine vlam draait.
– Op de hoogste stand moet de vlam
een duidelijk zichtbare kern hebben.
Plak de sticker die bij de inspuiters
wordt geleverd over de oude sticker op het apparaat waarop de gassoort staat.
60

Klantendienst

Contact bij storingen

Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele-vakhandelaar of Miele.
Het telefoonnummer van Miele vindt u achter in dit document.
Voor een goede en vlotte afhandeling moet de afdeling Miele-Service weten welk type toestel u heeft en welk fabricagenummer het heeft. Beide gegevens vindt u op het typeplaatje.

Typeplaatje:

Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type toestel overeenkomt met het type dat op de achterkant van dit document staat.

Garantie

De garantietermijn voor dit toestel bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
61

Productgegevensbladen

Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en monta­gehandleiding beschreven modellen.

Informatie over huishoudelijke gaskookplaten

volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE Identificatie van het model CS 7102
Aantal gasbranders 2 Energie-efficiëntie per gasbrander (EE
) 1. = 60,0
gasbrander
2. = 60,0
Energie-efficiëntie van de gaskookplaat, berekend per kg (EE
gaskookplaat
)
60,0
62
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480 1730 Mollem (Asse)
E-mail: info@miele.be Internet: www.miele.be
Duitsland Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29 33332 Gütersloh
CS7102 FL
M.-Nr. 10 757 360 / 01nl-BE
Loading...