Miele CS 7101-1 Operating instructions [nl]

Gebruiks- en montagehandleiding SmartLine-gaswok
Lees altijd eerst de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw toestel plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BE M.-Nr. 11 503 030
De kookplaat mag ook in andere dan op het toestel aangegeven landen worden gebruikt. De landspecifieke uitvoering en de manier waarop de kookplaat wordt aangesloten, hebben een grote invloed op de correcte en veilige werking van de kookplaat.
Neem daarom contact op met de Miele Service in het betreffende land als u het toestel in een land wilt gebruiken dat niet op het toestel vermeld staat.
2
Inhoud
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen..................................................... 5
Uw bijdrage aan de bescherming van het milieu ........................................... 16
Overzicht ............................................................................................................ 17
Wok ..................................................................................................................... 17
Schakelaars......................................................................................................... 18
Brander................................................................................................................ 19
Bijgeleverde accessoires..................................................................................... 20
Eerste ingebruikneming.................................................................................... 21
SmartLine-element voor het eerst reinigen ......................................................... 21
SmartLine-element voor het eerst in gebruik nemen .......................................... 21
De juiste pannen................................................................................................ 22
Tips om energie te besparen ........................................................................... 24
Bediening ........................................................................................................... 25
Inschakelen ......................................................................................................... 25
FlameGuard......................................................................................................... 25
Vlam instellen ...................................................................................................... 26
Uitschakelen........................................................................................................ 26
Beveiligingen...................................................................................................... 27
Thermo-elektrische vlambeveiliging.................................................................... 27
Reiniging en onderhoud.................................................................................... 28
Keramische plaat................................................................................................. 30
Bedieningsknoppen ............................................................................................ 31
Pannendrager...................................................................................................... 31
Brander................................................................................................................ 32
Nuttige tips......................................................................................................... 33
Bij te bestellen accessoires.............................................................................. 35
Klantendienst..................................................................................................... 36
Contact bij storingen ........................................................................................... 36
Typeplaatje: ......................................................................................................... 36
Garantie............................................................................................................... 36
Installatie............................................................................................................ 37
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen............................................................ 37
Veiligheidsafstanden ........................................................................................... 38
Vlak...................................................................................................................... 41
3
Inhoud
Aanwijzingen voor het inbouwen – vlak .............................................................. 41
Uitsparing werkblad – vlak .................................................................................. 43
Verbindingsstrips – vlak....................................................................................... 46
Inbouwmaten - opliggend ................................................................................... 47
Inbouw – vlak ...................................................................................................... 48
Naadloos aansluitend.......................................................................................... 50
Aanwijzingen voor het inbouwen – naadloos aansluitend................................... 50
Uitsparing werkblad – naadloos aansluitend ...................................................... 52
Verbindingsstrips – naadloos aansluitend........................................................... 55
Inbouwmaten - vlak............................................................................................. 56
Inbouw – naadloos aansluitend........................................................................... 57
Gasaansluiting..................................................................................................... 59
Elektrische aansluiting......................................................................................... 61
Brandervermogen.............................................................................................. 64
Aanpassen aan een andere gassoort.............................................................. 65
Tabel voor de inspuiters ...................................................................................... 65
Inspuiters vervangen ........................................................................................... 65
Grote inspuiters vervangen ............................................................................ 65
De kleine inspuiters vervangen ...................................................................... 66
Functie controleren.............................................................................................. 66
Productgegevensbladen................................................................................... 67
4

Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Deze wok voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften. On­juist gebruik kan echter persoonlijk letsel of materiële schade tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig door voor­dat u de wok in gebruik neemt. Daarin vindt u belangrijke richt­lijnen met betrekking tot de inbouw, de veiligheid, het gebruik en het onderhoud. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan de wok.
In overeenstemming met de norm IEC60335-1 adviseert Miele u uitdrukkelijk om het hoofdstuk over de installatie van de wok en de veiligheidsinstructies en waarschuwingen te lezen en op te volgen.
Wanneer de veiligheidsrichtlijnen en waarschuwingen niet worden opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld voor scha­de die hieruit voortvloeit.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef ze door aan een eventuele volgende eigenaar.
5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Verantwoord gebruik

Dit toestel is uitsluitend bestemd voor particulier huishoudelijk ge-
bruik (of daarmee vergelijkbaar).
Het toestel mag niet buiten worden gebruikt.Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke context voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere doeleinden is niet toegestaan.
Personen die op grond van hun fysieke, zintuiglijke of psychische
problemen, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van de kook­plaat niet in staat zijn om deze veilig te bedienen, moeten bij de be­diening onder toezicht staan. Deze personen mogen het toestel al­leen zonder toezicht bedienen als zij een eerst zijn geïnstrueerd. Zij dienen eventuele gevaren van een onjuiste bediening te herkennen en begrijpen.
6
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Kinderen in het huishouden

Houd kinderen onder acht jaar op een afstand van de wok, tenzij u
voortdurend toezicht houdt.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de wok alleen zonder toezicht ge-
bruiken als ze weten hoe ze de wok veilig moeten bedienen. Kin­deren moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kun­nen inzien en begrijpen.
Kinderen mogen het toestel niet zonder toezicht reinigen.Houd kinderen in de gaten wanneer zij zich in de buurt van het
toestel bevinden. Laat kinderen nooit met het toestel spelen.
Het toestel wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat het is uitgeschakeld. Houd kinderen op een afstand, totdat het toestel voldoende is afgekoeld en er geen verbrandingsge­vaar meer bestaat.
Verbrandingsgevaar.
Bewaar in de opbergruimte boven of onder de wok geen voorwerpen die voor kinderen interessant zijn. Dat kan kinderen ertoe brengen op de wok te klimmen.
Verbrandingsgevaar. Draai de grepen van de pannen zo dat ze
zich boven het werkblad bevinden, zodat kinderen de pannen niet van het toestel kunnen trekken.
Verstikkingsgevaar. Kinderen kunnen zich tijdens het spelen in
verpakkingsmateriaal wikkelen (bijvoorbeeld in folie) of het materiaal over hun hoofd trekken en stikken. Houd verpakkingsmaterialen weg van kinderen.
7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Technische veiligheid

Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. In­stallatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door een door Miele geautoriseerde deskundige worden uitgevoerd.
Schade aan de wok kan uw veiligheid in gevaar brengen. Contro-
leer de wok op zichtbare schade. Gebruik nooit een beschadigde wok.
De wok kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als hij op
het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De elektrische veiligheid van de wok is uitsluitend gegarandeerd,
als hij wordt aangesloten op een aardingssysteem dat volgens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Laat de elektrische installatie bij twijfel door een elektricien inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist overeenkomen met de waarden van het elektriciteits­net om beschadiging van het toestel te voorkomen. Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel een elektricien.
Stopcontactenblokken of verlengkabels bieden niet voldoende
veiligheidsgaranties (gevaar voor brand). Dit in verband met gevaar voor oververhitting.
Gebruik de wok enkel in ingebouwde toestand. Enkel dan is een
veilige werking gegarandeerd.
Deze wok mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een schip) wor-
den gebruikt.
Wanneer onderdelen worden aangeraakt die onder spanning
staan of wanneer elektrische of mechanische onderdelen worden veranderd, is dit gevaarlijk voor de gebruiker. Het kan er tevens toe leiden dat het toestel niet meer goed functioneert. Open nooit de ommanteling van het toestel.
8
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Het recht op garantie vervalt wanneer de oven door een klanten-
dienst wordt hersteld die niet door Miele is erkend.
Enkel bij gebruik van originele Miele-onderdelen garandeert Miele
dat aan de veiligheidseisen wordt voldaan. Defecte onderdelen mo­gen alleen door originele Miele-onderdelen worden vervangen.
Het toestel mag niet worden gebruikt met een externe schakelklok
of een systeem dat op afstand werkt.
De gasaansluiting moet door een vakman geplaatst worden. Als
het netsnoer van het aansluitsnoer verwijderd wordt of het aansluit­snoer niet is uitgerust met een stekker, dan moet de wok door een elektricien worden aangesloten op het elektriciteitsnetwerk.
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel (zie het hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Elektrische aansluiting”).
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
wok volledig van het elektriciteitsnet zijn losgekoppeld. De gastoe­voer moet afgesloten zijn. Ga daarvoor als volgt te werk:
- schakel de zekeringen van de elektrische aansluiting uit;
- draai de zekeringen van de elektrische aansluiting er helemaal uit;
- trek de stekker (indien aanwezig) uit het stopcontact. Trek daarbij niet aan de elektriciteitskabel, maar aan de netstekker.
- Sluit de gastoevoer.
Gevaar voor elektrische schok.
Neem de wok niet in gebruik bij een defect of bij breuken, scheuren en barsten in de keramische plaat of schakel de wok meteen uit. Maak de wok spanningsvrij en sluit de gastoevoer af. Neem contact op met de Miele-klantendienst.
9
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Als de wok achter een meubelfront (bijv. een deur) ingebouwd is,
sluit dit dan nooit wanneer u de wok gebruikt. Achter een gesloten meubelfront hopen warmte en vocht zich op. Daardoor kunnen de wok, de ombouwkast en de vloer beschadigd worden. Sluit het meubelfront pas als de wok volledig is afgekoeld.
10
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Veilig gebruik

De wok wordt bij gebruik heet en blijft dat ook nog enige tijd na
het uitschakelen. Raak de wok daarom niet aan, zolang deze nog heet is.
Voorwerpen in de buurt van het ingeschakelde toestel kunnen
door de hoge temperaturen vuur vatten. Gebruik het toestel nooit om er een ruimte mee te verwarmen.
Olie en vet kunnen bij oververhitting vlam vatten. Houd het toestel
goed in de gaten als u met olie en/of vetten werkt. Blus een brand met olie of vet nooit met water. Schakel het toestel uit en doof de vlammen voorzichtig met een dek­sel of een blusdeken.
Houd toezicht op het SmartLine-element tijdens het gebruik.
Houd voortdurend toezicht bij korte kook- en braadprocessen.
Vlammen kunnen de vetfilters van een dampkap in brand doen
vliegen. Flambeer nooit onder een dampkap.
Als spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen of brandbaar mate-
riaal warm worden, kunnen ze gaan branden. Bewaar daarom mak­kelijk ontvlambare voorwerpen nooit in laden direct onder de kook­plaat. Eventueel aanwezige bestekbakken moeten van hittebestendig materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.In gesloten conservenblikken ontstaat bij het inmaken en op-
warmen een overdruk, waardoor deze kunnen ontploffen. Gebruik de oven niet voor het inmaken en verwarmen van conservenblikken.
Als het toestel wordt afgedekt, bestaat het risico dat het materiaal
van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u het toestel per ongeluk inschakelt of als het nog heet is. Dek het toestel nooit af met bijvoorbeeld afdekplaten, een doek of beschermfolie.
11
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Als u het toestel per ongeluk inschakelt of als het nog warm is van
het koken, bestaat het risico dat metalen voorwerpen die op de wok liggen heet worden. Andere materialen kunnen smelten of ontbran­den. Gebruik de wok niet als werkblad.
U kunt zich aan het hete toestel branden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met het hete toestel werkt. Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of vochtig textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbran­dingen veroorzaken. Zorg dat het textiel niet te dicht bij de vlammen komt. Gebruik dan ook geen al te grote pannenlappen, theedoeken of iets dergelijks.
Als u een elektrisch toestel (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact ko­men met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd kunnen raken.
Laat geen voorwerpen op de keramische plaat vallen. Zelfs een
licht voorwerp zoals een zoutvaatje kan scheuren of barsten veroor­zaken.
Serviesgoed van kunststof of aluminiumfolie smelt bij hoge tem-
peraturen. Gebruik daarom geen serviesgoed van kunststof of alumi­niumfolie.
Als u de bedieningsknop indrukt, genereert de ontstekingselektro-
de een vonk. Druk de bedieningsknop niet in als u de wok of de brander rond de ontstekingselektrode reinigt of aanraakt.
Zorg dat op een ontstoken brander altijd een pan staat. Een erbo-
ven geplaatste afzuigkap kan anders beschadigd raken of vlam vat­ten.
Zorg dat alle branderdelen op de juiste wijze zijn gemonteerd,
voordat u een brander ontsteekt.
12
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Gebruik alleen pannen waarvan de bodemdiameter niet groter of
kleiner is dan in de gebruiksaanwijzing staat aangegeven (zie ´De juiste pannen´). Als de diameter te klein is, staat de pan niet stevig genoeg. Als de diameter te groot is, dan worden de hete verbran­dingsgassen te ver naar de zijkant gevoerd en kunnen het werkblad, een niet-hittebestendige wand of onderdelen van de wok bescha­digd raken. Voor schade die op deze wijze is ontstaan, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld.
Zorg dat de vlammen van de brander niet onder het kookgerei
vandaan komen.
Gebruik geen pannen met een te dunne bodem. De wok kan an-
ders beschadigd worden.
Gebruik daarvoor de meegeleverde pannendragers. Het kookgerei
mag niet rechtstreeks op een brander worden gezet.
Plaats pannendragers van boven op de kookplaat, zodat er geen
krassen kunnen ontstaan.
Bewaar geen licht ontvlambare voorwerpen in de buurt van het
toestel.
Verwijder vetspatten en andere brandbare verontreinigingen zo
spoedig mogelijk van de kookplaat. Er ontstaat anders brandgevaar.
Bij gebruik van het toestel ontstaan warmte, vocht en verbran-
dingsgassen. Zorg daarom voor voldoende ventilatie in de ruimte waar het toestel zich bevindt. Open een buitenraam of zorg voor me­chanische afzuiging (bijvoorbeeld via een afzuigkap).
Als u het toestel lang en intensief gebruikt, is het aan te raden de
ruimte extra te ventileren, bijvoorbeeld door een buitenraam te ope­nen of door de afzuigkap op een hoge stand in te schakelen.
Als het toestel gedurende een ongebruikelijk lange tijd niet is ge-
bruikt, is het aan te bevelen het toestel grondig te reinigen voordat u het weer in gebruik neemt. Laat de correcte werking van het toestel zo nodig door een vakman controleren.
13
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Als u het kookelement op gas direct naast een werkbladdampkap
gebruikt, moet er tussen de werkbladdampkap en het kookelement een FlameGuard worden geplaatst.
14
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen

Reiniging en onderhoud

De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken. Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
15

Uw bijdrage aan de bescherming van het milieu

Recycleerbare verpakking

De verpakking behoedt het toestel voor transportschade. Er werd milieuvriende­lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri­aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmateri­aal wordt er op grondstoffen bespaard en wordt er minder afval geproduceerd. Uw vakhandelaar neemt de verpakking in het algemeen terug.

Uw toestel afdanken

Oude elektrische en elektronische toe­stellen bevatten meestal nog waarde­volle materialen. Ze bevatten echter ook stoffen, mengsels en onderdelen die nodig zijn geweest om de toestellen goed en veilig te laten functioneren. Wanneer u uw oude toestel bij het ge­wone afval doet of er op een andere manier niet goed mee omgaat, kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de ge­zondheid en het milieu. Doe uw oude toestel daarom nooit bij het gewone huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inza­meldepot voor elektrische en elektro­nische apparatuur, bij uw vakhandelaar of bij Miele. U bent wettelijk zelf verant­woordelijk voor het wissen van eventue­le persoonlijke gegevens op het af te danken toestel.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel heeft u een bijdrage betaald. Die wordt volledig gebruikt voor de toekomstige recyclage van dat toestel. Dat bevat trouwens nog waardevol materiaal. Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken van uw oud toestel, neem dan contact op met
- de handelaar bij wie u het kocht of
- de firma Recupel, telefoon 0800/15 880, website: www.recupel.be of
- uw gemeentebestuur als u uw toestel naar een containerpark brengt.
16
Zorg er ook voor dat het toestel intus­sen kindveilig wordt bewaard voor u het laat wegbrengen.
Wok
a
Brander
b
Pannendrager
c
Bedieningsknop

Overzicht

17
Overzicht

Schakelaars

a
Brander uit De gastoevoer is afgesloten
b
Grootste vlam De buitenste en binnenste brander branden op de hoogste stand
c
Grote vlam De buitenste brander brandt op de laagste stand, de binnenste brander op de hoogste stand
d
Ontsteking hoge stand De buitenste brander wordt ontstoken bij het regelen van een lage naar een ho­ge stand
e
Kleine vlam De buitenste brander is uit, de binnenste brander brandt op de hoogste stand
f
Kleinste vlam De buitenste brander is uit, de binnenste brander brandt op de laagste stand
18

Brander

a
b
c
e
f
d
Overzicht
a
Branderdop buiten
b
Branderdop binnen
c
Branderkop
d
Brandervoet
e
Thermo-element
f
Ontstekingselektrode
19
Overzicht

Bijgeleverde accessoires

U kunt de bijgeleverde accessoires (en andere accessoires) desgewenst ook nabestellen (zie “Bij te bestellen acces­soires”).

Wokring

Met de bijgeleverde wokring staat het kookgerei extra stevig op de brander. Dit geldt met name voor woks met een ronde bodem.

Combi-ring

Gebruik de bijgeleverde combi-ring als u kleinere pannen wilt gebruiken dan aangegeven in de tabel van het hoofd­stuk “De juiste pannen”.

FlameGuard

20
Voor plaatsing tussen de werkblad­dampkap en het kookelement op gas

Eerste ingebruikneming

Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor bestemde plaats in het hoofdstuk “Service”.
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.

SmartLine-element voor het eerst reinigen

Reinig de afneembare delen van de
brander(s) met een sponsdoekje, af­wasmiddel en warm water. Droog de delen daarna weer af en zet de bran­der(s) vervolgens weer in elkaar (zie het hoofdstuk “Reiniging en onder­houd”).
Reinig het keramische oppervlak met
een vochtige doek en wrijf het daarna weer droog.

SmartLine-element voor het eerst in gebruik nemen

De metalen onderdelen worden met een onderhoudsmiddel beschermd. Als het SmartLine-element voor het eerst in ge­bruik wordt genomen, kunnen daardoor geurtjes en eventueel dampen ontstaan.
De geur en de eventueel optredende damp wijzen niet op een verkeerde aan­sluiting of een defect en zijn ook niet schadelijk voor de gezondheid.
21

De juiste pannen

Minimale bodemdiameter pannen = 14cm
Maximale diameter bovenkant pannen in cm = 30cm
- Gebruik alleen pannen met de aange­geven afmetingen. Als de diameter te klein is, staat de pan niet stevig ge­noeg. Is de bovendiameter te groot, dan worden de hete verbrandings­gassen te ver naar de zijkant gevoerd en kunnen deze het werkblad, een niet-hittebestendige wand of onder­delen van het SmartLine-element be­schadigen. Voor schade die op deze wijze is ontstaan, kan Miele niet aan­sprakelijk worden gesteld.
- Houd er rekening mee dat pannenfa­brikanten vaak de diameter aan de bovenkant vermelden. Van belang is echter alleen de bodemdiameter.
- Gebruik geen pannen of schalen met een rand langs de bodem.
- Voor gas zijn er geen speciale pannen nodig. Het materiaal moet alleen hit­tebestendig zijn.
- Gebruik bij voorkeur pannen met een dikke bodem, omdat de warmtever­deling dan beter is. Bij pannen met een dunne bodem bestaat het gevaar dat de gerechten plaatselijk overver­hit raken. Roer de gerechten dan ook regelmatig om.
- Zet de pannen altijd op de bijgele­verde pannendrager. De pannen mo­gen niet rechtstreeks op de brander worden gezet.
- Plaats pannen zo op de pannendra­ger dat deze niet kunnen kantelen. Minimale bewegingen kunnen echter nooit helemaal worden uitgesloten.
22

Wokring

Gebruik de wokring zodat het kook-
gerei extra stevig staat. Dit geldt met name voor woks met een ronde bo­dem.
Positioneer de wokring zodanig op de
pannendrager dat de ring stevig ligt en niet kan schuiven (zie afbeelding).
Een wok is een bijzondere pan met een kleine bodemdiameter en een grote bo­vendiameter (meestal 35–40cm). De wokbrander is ideaal voor dergelijke pannen.
De juiste pannen

Combi-ring

Gebruik de bijgeleverde ring voor zeer kleine pannetjes. De pannetjes staan dan stevig op de brander en kantelen niet.
23

Tips om energie te besparen

- Bereid gerechten zoveel mogelijk al­leen in gesloten potten of pannen. Zo wordt voorkomen dat er onnodig warmte verloren gaat.
- Gebruik liever brede, lage pannen dan smalle, hoge pannen. De inhoud wordt dan beter verhit.
- Gebruik zo weinig mogelijk water.
- Schakel na het aankoken of aanbra­den op tijd terug naar een lagere stand.
- Gebruik een snelkookpan om de be­reidingstijd te verkorten.
24

Bediening

Inschakelen

Als u het gaskookelement naast een werkbladdampkap gebruikt, heeft dit een invloed op de functie van het gaskookelement.
Plaats de FlameGuard tussen het gaskookelement en de werkblad­dampkap.
Brandgevaar door oververhitte
voedingsmiddelen. Onbeheerde voedingsmiddelen kun-
nen oververhit raken en ontbranden. Houd de wok in de gaten tijdens het
gebruik.
Druk de betreffende knop in en draai
deze naar links op het grootste vlam­symbool. De ontstekingselektrode “klikt” en steekt het gas aan.
Als een knop bediend wordt, ontstaat automatisch bij alle kookzones een vonk. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Wanneer er een vlam zichtbaar is,
moet u de bedieningsknop nog 5– 10seconden ingedrukt houden. Laat de knop vervolgens los.

Inschakelen bij een stroomstoring

Wanneer de stroom uitvalt, kunt u de gasbrander met een lucifer aansteken.
Druk de bedieningsknop in en draai
deze naar links op het grootste vlam­symbool.
Houd de bedieningsknop ingedrukt
en steek het gas met een lucifer aan.
Houd de bedieningsknop nog ca.5–
10 seconden ingedrukt en laat deze dan los.

FlameGuard

Plaats de FlameGuard als u direct
naast de werkbladdampkap een kookelement op gas gebruikt.
Draai de knop naar als de brander
niet is gaan branden. Ventileer de ruimte of wacht minstens 1minuut voordat u de brander opnieuw ont­steekt. Houd de knop bij de tweede ontsteking langer ingedrukt.
Mocht de brander ook na een tweede
poging niet aangaan, zet de knop dan op en raadpleeg het hoofdstuk “Nuttige tips”.
25
Bediening

Vlam instellen

Omdat de vlam aan de buitenkant he­ter is dan in de kern, moeten de pun­ten van de vlam onder de onderkant van de pot of pan blijven. De hitte wordt anders aan de lucht afgegeven. Bovendien kunnen de pangrepen be­schadigd raken en neemt de kans op verbrandingen toe.
De bedieningsknop heeft tussen de hoge en de lage stand een blokkering (op de stand “6uur”). Druk op de be­dieningsknop om deze blokkering te passeren.
Stel de brander zo in dat de vlammen
niet onder de pan vandaan komen.
Om van de hoge naar de lage stand
te wisselen, draait u de bedienings­knop naar links tot aan de blokkering. Druk de knop in, draai door de blok­kering heen en laat de knop los. U kunt nu de gewenste stand instellen.

Uitschakelen

Draai de knop naar rechts op .
De gastoevoer wordt afgesloten en de vlam gaat uit.
Om van de lage naar de hoge stand
te wisselen, draait u de bedienings­knop naar rechts tot aan de blokke­ring. Druk de knop in, draai door de blokkering heen en laat de knop los. U kunt nu de gewenste stand instel­len.
26
Thermo-elektrische vlambevei­liging
Uw wok is voorzien van een thermo­elektrische vlambeveiliging. Dit houdt in dat de gastoevoer wordt afgesloten als de vlam dooft, bijvoorbeeld omdat een gerecht overkookt of omdat de vlam uitwaait. Zo wordt voorkomen dat er gas vrijkomt. Als u de knop op zet, is de kookplaat weer klaar voor gebruik.
De thermo-elektrische vlambeveiliging functioneert los van de stroomvoorzie­ning. Dit betekent dat de beveiliging ook werkt als u de wok tijdens een stroomstoring gebruikt.

Beveiligingen

27

Reiniging en onderhoud

Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken. Wanneer u klaar bent met koken, zijn
de oppervlakken nog heet. Schakel de wok uit. Laat de oppervlakken afkoelen, voor-
dat u de wok reinigt.
Schade door indringend vocht.
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen die on­der spanning staan en een kortslui­ting veroorzaken.
Gebruik nooit een stoomreiniger om de wok te reinigen.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren of veranderen wanneer u onge­schikte reinigingsmiddelen gebruikt. De oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmid­delen onmiddellijk.
Gebruik geen schuurmiddelen of rei­nigingsmiddelen die krassen kunnen maken.
Als u de bedieningsknop indrukt, ge­nereert de ontstekingselektrode een vonk. Druk de bedieningsknop niet in als u de wok of de brander rond de ontstekingselektrode reinigt of aan­raakt.
Laat het SmartLine-element vóór el­ke reiniging afkoelen.
Reinig het SmartLine-element en de
accessoires na elk gebruik.
Maak het SmartLine-element na elke
vochtige reiniging weer droog om kalkresten te voorkomen.
28
Ongeschikte reinigingsmidde­len
Om beschadigingen aan de oppervlak­ken te voorkomen, mogen de volgende middelen niet worden gebruikt om te reinigen:
- soda-, alkali-, ammoniak-, zuur- of chloridehoudende reinigingsmiddelen
- kalkoplossende reinigingsmiddelen
- vlek- en roestverwijderaars;
- schurende reinigingsmiddelen zoals schuurpoeder, schuurmiddelen, schuursponsjes
- oplosmiddelhoudende reinigingsmid­delen
- Reinigingsmiddelen voor vaatwas­sers
- grill- en ovensprays;
Reiniging en onderhoud
- glasreinigers;
- schurende harde borstels en spons­jes (zoals pannensponsjes) of ge­bruikte sponsjes die nog resten schuurmiddel bevatten;
- vlekkensponsjes;
29
Reiniging en onderhoud

Keramische plaat

Schade door scherpe voor-
werpen. De afdichtingstape tussen het
SmartLine-element en het werkblad kan worden beschadigd.
Gebruik voor het reinigen geen scherpe voorwerpen.
Met een afwasmiddel worden niet al­le verontreinigingen en resten verwij­derd.
Er ontstaat een onzichtbare film die tot verkleuringen van het keramische glas leidt. Deze verkleuringen kunnen niet meer worden verwijderd.
Reinig het keramische oppervlak re­gelmatig met een speciaal reinigings­middel voor keramisch glas.
Verwijder alle grove verontreinigingen
met een vochtige doek. Vastgekoekte verontreinigingen verwijdert u met een kookplaatkrabber.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens met het Miele-reinigingsmid­del voor keramische platen en roest­vrij staal (zie het hoofdstuk “Bij te be­stellen accessoires”) of met een an­der geschikt reinigingsmiddel voor keramische platen. Gebruik hierbij keukenpapier of een schone doek. Breng het reinigingsmiddel niet op hete keramische oppervlakken aan aangezien er vlekken kunnen ont­staan. Houdt u zich aan de aanwij­zingen van de fabrikant van het reini­gingsmiddel.
Verwijder de resten van het reini-
gingsmiddel met een vochtige doek en droog het keramische oppervlak vervolgens.
Reinigingsmiddelresten kunnen anders inbranden en de keramische plaat aantasten. Let erop dat u alle resten verwijdert.
Verwijder vlekken van kalkresten,
water en aluminium met het reini­gingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal.
Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken. Tijdens het kookproces zijn de op-
pervlakken heet. Trek ovenhandschoenen aan voordat
u resten suiker, kunststof of alumini­umfolie met een kookplaatkrabber van het hete keramische oppervlak verwijdert.
Als er suiker, kunststof of alumini-
umfolie op het hete keramische op-
pervlak terechtkomt, schakelt u de kookplaat dan uit.
Schraap deze stoffen onmiddellijk,
als ze dus nog heet zijn, met een kookplaatkrabber grondig weg.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens als het afgekoeld is zoals te­voren beschreven.
30
Reiniging en onderhoud

Bedieningsknoppen

Reinig de bedieningsknoppen met
een sponsdoekje, wat afwasmiddel en warm water. Laat hardnekkig vuil eerst inweken.
Maak de bedieningsknoppen met een
schone doek droog.

Pannendrager

Verwijder de pannendrager.Reinig de pannendrager(s) in de vaat-
wasser met een sponsdoekje, afwas­middel en warm water. Laat vastzit­tende verontreinigingen eerst inwe­ken.
Droog de pannendrager met een
schone doek af.
31
Reiniging en onderhoud
a
b
c
e
f
d

Brander

Reinig de onderdelen van de brander niet in de vaatwasser.
Het oppervlak van de branderdop wordt mettertijd iets matter. Dit is nor­maal en heeft verder geen gevolgen voor het gebruik van de kookplaat.
Verwijder alle losse delen van de
brander en reinig deze uitsluitend met de hand met een sponsdoekje, af­wasmiddel en warm water.
Reinig alle vlamopeningen, zodat de-
ze vrij zijn van verontreinigingen.
Explosiegevaar.
Door verstopte vlamopeningen kan zich onverbrand gas ophopen in de onderkast en ontploffen. Dit kan het toestel beschadigen en letsel veroor­zaken.
Zorg ervoor dat de vlamopeningen altijd vrij zijn van verontreinigingen.
Het oppervlak van de branderdop wordt mettertijd iets matter. Dit is nor­maal en heeft verder geen gevolgen voor het gebruik van de kookplaat.
Veeg de onderdelen van de brander
die u er niet af kunt nemen met een vochtige doek af.
Veeg de ontstekingselektrode en het
thermo-element voorzichtig af met een goed uitgewrongen vochtige doek.
De elektrode mag niet nat worden, an­ders wordt er geen vonk afgegeven.
Wrijf alles tot slot nog eens droog met
een schone doek. Zorg dat ook de vlamopeningen goed droog zijn.
32
Plaats de branderkop zodanig op
de brandervoet dat het thermo­element en de ontstekingselektro­de door de gaten van de brander­kop heen steken. De branderkop moet goed op de brandervoet liggen.
Plaats de branderdoppen en.
Zorg ervoor dat de onderdelen van de brander in de juiste volgorde wor­den teruggeplaatst.

Nuttige tips

De meeste storingen en defecten, die bij het dagelijks gebruik kunnen optreden, kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te verhelpen.
Probleem Oorzaak en oplossing
Bij de eerste ingebruik­neming of nadat het toestel lange tijd niet is gebruikt, ontsteekt de brander niet.
De brander ontsteekt niet, ook niet na meer­dere pogingen.
De gasvlam gaat na het ontsteken weer uit.
De vlam is veranderd. De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
De gasvlam dooft tijdens het gebruik.
Er bevindt zich mogelijk lucht in de gasleiding. Herhaal de ontstekingsprocedure eventueel meer-
maals.
Er is een technische storing opgetreden. Draai alle bedieningsknoppen naar rechts op en
maak de kookplaat enkele seconden spannings­vrij.
De brander is niet goed in elkaar gezet. Zet de brander goed in elkaar.
De gaskraan is niet geopend. Open de gaskraan.
De brander is nat en/of verontreinigd. Reinig en droog de brander.
De gleuven in de brander zijn verstopt en/of nat. Reinig en droog de gleuven.
De vlammen raken het thermo-element niet. Het ele­ment wordt niet heet genoeg: de branderonderdelen zijn niet correct geplaatst.
Plaats de onderdelen correct.
Het thermo-element is verontreinigd.
Verwijder het vuil.
Plaats de onderdelen correct.
De branderkop of de openingen in de branderdop zijn verontreinigd.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
De branderdelen zijn niet goed geplaatst. Plaats de onderdelen correct.
33
Nuttige tips
Probleem Oorzaak en oplossing
De elektrische vonkont­steking van de brander werkt niet.
De zekering van de huisinstallatie is doorgeslagen. Neem zo nodig contact op met een elektricien of
met Miele Service.
Er bevinden zich voedingsresten tussen de ontste­kingselektrode en de branderdop. Het thermo-element is verontreinigd.
Verwijder de verontreinigingen (zie het hoofdstuk
“Reiniging en onderhoud”).
34

Bij te bestellen accessoires

Speciaal voor uw toestellen levert Miele een uitgebreid assortiment aan toebe­horen, alsook reinigings- en onder­houdsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig via de Miele-webshop bestellen.
De producten zijn ook verkrijgbaar bij Miele (zie einde van deze gebruiksaan­wijzing) en bij uw Miele-handelaar.

FlameGuard

Voor plaatsing tussen de werkblad­dampkap en het kookelement op gas
Reinigingsmiddel voor kera­mische platen en roestvrij staal 250ml
Voor het verwijderen van verontrei­nigingen, kalk- en aluminiumvlekken

Microvezeldoekje

Voor het verwijderen van vingerafdruk­ken en lichte verontreinigingen
35

Klantendienst

Contact bij storingen

Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele vakhandelaar of de klantendienst van Miele.
De klantendienst van Miele kunt u online op www.miele.com/service boeken.
Het telefoonnummer van de klantendienst van Miele vindt u achteraan in dit do­cument.
De klantendienst van Miele heeft de typeaanduiding en het fabricagenummer no­dig (Fabr./SN/nr.). Beide gegevens vindt u op het typeplaatje.

Typeplaatje:

Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type toestel overeenkomt met het type dat op de achterkant van dit document staat.

Garantie

De garantietermijn voor dit toestel bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie, zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
36
*INSTALLATION*

Veiligheidsinstructies voor het inbouwen

Schade door vallende voorwerpen.
Bij de montage van bovenkastjes of een dampkap kan het SmartLine-element beschadigd raken.
Plaats het SmartLine-element pas na montage van de bovenkastjes en de dampkap.
Houdt u zich bij de plaatsing van het SmartLine-element aan alle
geldende voorschriften en richtlijnen van het land van plaatsing. (Voor België: DVGW-TRGI 2008 en NBN-normen)
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loskomen of ver­vormen. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
Vanwege het eventuele overslaan van de vlammen mag een gas-
kookplaat/wokbrander niet meteen naast een friteuse worden inge­bouwd. Houd tussen de genoemde toestellen een afstand aan van ten minste 288mm.

Installatie

Het SmartLine-element mag niet boven koeltoestellen, vaatwas-
sers, wasmachines en droogkasten worden ingebouwd.
De gasslang en de aansluitkabel mogen na de inbouw van het
SmartLine-element niet met hete onderdelen in aanraking komen.
De aansluitkabel en een flexibele gasaansluiting mogen na de in-
bouw van het SmartLine-element niet in aanraking komen met de beweegbare delen van de keukenelementen (zoals een lade) en mo­gen ook niet worden blootgesteld aan mechanische belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden genoemd op de volgende pagina's
in acht.
37
*INSTALLATION*
Installatie

Veiligheidsafstanden

Veiligheidsafstand boven het Smart­Line-element
Tussen het SmartLine-element en een erboven gemonteerde afzuigkap dient u de veiligheidsafstand aan te houden die de fabrikant van de afzuigkap aangeeft.
Als er zich boven het SmartLine-ele­ment licht ontvlambare materialen be­vinden (zoals een keukenplank), moet u een veiligheidsafstand van ten minste 760mm aanhouden.
Als er onder een dampkap meerdere SmartLine-elementen zijn ingebouwd waarvoor verschillende veiligheidsaf­standen worden aangegeven, kies dan altijd de grootste afstand.
38
*INSTALLATION*

Veiligheidsafstand achterkant/zijkant

Monteer het SmartLine-element bij voorkeur met veel ruimte rechts en links.
Aan de achterkant van het SmartLine­element moet ten opzichte van een ho­ge kast of wand de hierna aangegeven minimale afstand worden aangehou­den.
Als zich aan één kant van het SmartLi­ne-element (rechts of links) een hoge kast of wand bevindt, moet de hierna aangegeven minimale afstand, worden aangehouden. Voor de tegen­overliggende kant geldt een minimale afstand van 300mm.
Minimumafstand achteraan van de werkbladuitsparing tot de achterkant van het werkblad: 50 mm
Installatie
Niet toegestaan
Aan te bevelen
Minimale afstand rechts van de werkbladuitsparing tot een ernaast staand meubelstuk (bijvoorbeeld een hoge kast) of een wand: 200mm.
Minimale afstand links van de werk- bladuitsparing tot een ernaast staand meubelstuk (bijvoorbeeld een hoge kast) of een wand: 200mm.
Niet aan te bevelen
Niet aan te bevelen
39
*INSTALLATION*
Installatie

Veiligheidsafstand bij een beklede nis

Als er sprake is van een nisbekleding, dient er een minimale afstand tussen de uit­sparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij hoge tempe­raturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de minimale af­stand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding 50mm zijn.
Is de bekleding van niet-brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en kera­mische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding minimaal 50mm min de dikte van de bekleding zijn. Voorbeeld: als de nisbekleding 15mm dik is, moet de minimale afstand 50mm - 15mm = 35mm zijn.
Vlakke inbouw Opbouw
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm niet-brandbare materialen 50mm - maat x
40
*INSTALLATION*
Installatie

Vlak

Aanwijzingen voor het in­bouwen – vlak

Afdichting tussen SmartLine-element en werkblad

Als u voegenkit gebruikt, kunnen het SmartLine-element en het werkblad beschadigd raken als het element moet worden verwijderd.
Gebruik daarom geen voegenkit tus­sen het SmartLine-element en het werkblad. De dichting onder de rand van het toestel is toereikend als afdichting tussen toestel en werkblad.

Werkblad met tegels

De voegen en het gearceerde ge­deelte onder de rand van het SmartLi­ne-element moeten glad en vlak zijn, zodat het SmartLine-element gelijkma­tig aansluit en de afdichting onder de rand van de bovenkant van het toestel de afdichting met het werkblad waar­borgt.

Afdichtingstape

Als het SmartLine-element voor on­derhoud wordt gedemonteerd, kan de afdichtingstape onder de rand van het SmartLine-element bescha­digd raken.
Vervang de afdichtingstape steeds voordat de kookplaat weer wordt in­gebouwd.
41
*INSTALLATION*
Installatie

Inbouw van meerdere SmartLine-elementen

De voegen tussen de afzonderlijke SmartLine-elementen moeten met een temperatuurbestendige (min. 160°C) si­liconenkit worden gevuld. Bij vlakke in­bouw moet ook de voeg tussen het/de SmartLine-element(en) en het werkblad met een temperatuurbestendige (min.160°C) siliconenkit worden ge­vuld. De SmartLine-elementen moeten na de inbouw van onderaf goed toegankelijk zijn, zodat de bodemplaat voor onder­houdsdoeleinden kan worden verwij­derd. Als de SmartLine-elementen niet van onderaf toegankelijk zijn, moet de voegenkit worden verwijderd om de toestellen te kunnen uitbouwen.

Combinatie met werkbladdampkap

Als het SmartLine-element in combina­tie met werkbladdampkap wordt inge­bouwd, moet eerst de werkbladdamp­kap worden ingebouwd.
42
*INSTALLATION*

Uitsparing werkblad – vlak

Installatie
Aanwijzingen voor het berekenen van de uitsparing
De elementen liggen 10mm boven het werkblad.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingB 1 element=breedte van het element min 10mm rechts, min 10mm links Meerdere elementen=totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen de elementen, min 10mm rechts, min 10mm links.
Hierna volgen enkele voorbeelden.
43
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouw met werkbladdampkap
Combinatievoorbeelden Aantalxbreedte [mm] Afme-
Kookelemen-
ten
Werkblad-
dampkap
1x378 1x120
tingB
[mm]
+1
480
2x378 1x120
1x378
2x120
1x620
3x378 2x120
2x378
2x120
1x620
4x378 2x120
1x620 2x120
860
1224
1362
1604
1742
844
+1
+1
+1
+1
+1
+1
44
*INSTALLATION*
Inbouw zonder werkbladdampkap
Combinatievoorbeelden Aantalxbreedte [mm] AfmetingB
Kookelementen
1x378
Installatie
[mm]
+1
358
2x378
1x378 1x620
3x378
2x378 1x620
4x378
738
980
1118
1360
1498
+1
+1
+1
+1
+1
45
*INSTALLATION*
Installatie

Verbindingsstrips – vlak

Bij inbouw van meerdere SmartLine-elementen moet tussen de afzonderlijke ele­menten telkens een verbindingsstrip worden geplaatst.
De bij de verbindingsstrips gevoegde klemmen zijn alleen nodig bij de inbouw van een CSDA700xFL.
Inbouw van 3 elementen en 2 verbindingsstrips
46
*INSTALLATION*

Inbouwmaten - opliggend

Alle maten zijn in mm aangegeven.
Installatie
a
voor
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L=2000mm
c
Gasaansluiting R½ ISO7-1 (DINEN10226)
47
*INSTALLATION*
Installatie

Inbouw – vlak

Voorbereiding werkblad

Maak de uitsparing in het werkblad.
Neem de veiligheidsafstanden in acht (zie hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Veiligheidsafstanden”).
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afge­werkt om te voorkomen dat het werk­blad door vocht wordt aangetast. Het dichtingsmateriaal moet temperatuur­bestendig zijn.
Deze producten mogen niet op het oppervlak van het werkblad terecht­komen.

Verbindingsstrips monteren

Gebruik de middelste schroefgaten als rechts of links naast de verbindingsstrip de volgende SmartLine-elementen wor­den ingebouwd: CS7611, CS 7641, CS7101(-1), CS7102(-1)

Werkblad van hout

Plaats de verbindingsstrips gelijk met
de bovenrand van de uitsparing.
Bevestig de verbindingsstrips met de
bijgeleverde houtschroeven 3,5x25mm.

Werkblad van natuursteen

Voor het bevestigen van de verbin­dingsstrips moet u sterk dubbelzijdige plakband gebruiken (niet meegele­verd).
48
Bevestig de plakband langs de bo-
venrand van de uitsparing.
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
de bovenrand van de uitsparing.
Druk de verbindingsstrips stevig aan.
*INSTALLATION*
Installatie

SmartLine-element inbouwen

Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van het SmartLine-ele­ment. Breng de afdichttape niet aan terwijl het element onder spanning staat.
Geleid de aansluitkabel door de uit-
sparing in het werkblad omlaag.
Plaats het SmartLine-element in de
uitsparing in het werkblad. Let erop dat de afdichting op het werkblad rust, zodat de afdichting met het werkblad gegarandeerd is.
Als de afdichting bij de hoeken niet
goed op het werkblad aansluit, kan de hoekradius van het werkblad (R4) voorzichtig met een decou­peerzaag worden nabewerkt
Dicht het SmartLine-element in geen geval extra af met voegenkit (zoals siliconenkit).
Sluit het SmartLine-element aan op
het elektriciteitsnet.
Een ongeschikte voegenkit kan na­tuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels van natuursteen uitsluitend een voor natuursteen geschikte siliconenkit. Neem de aanwijzingen van de fabri­kant in acht.

Functie controleren

Controleer na het inbouwen of alle
branders correct functioneren.
- Op de laagste stand mag de vlam niet doven, ook niet wanneer u de knop snel van de grote naar de kleine vlam draait.
- Op de hoogste stand moet de vlam een duidelijk zichtbare kern hebben.
Sluit het SmartLine-element indien
van toepassing aan op de gasvoor­ziening (zie het hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Gasaansluiting”).
Controleer of het SmartLine-element
goed functioneert.
De voegen tussen de afzonderlijke
elementen moeten met een tempera­tuurbestendige (min.160°C) silico­nenkit worden gevuld.
49
*INSTALLATION*
Installatie

Naadloos aansluitend

Aanwijzingen voor het in­bouwen – naadloos aansluitend
Een vlakke inbouw is alleen mogelijk bij natuurstenen (graniet, marmer), massief houten en betegelde werk­bladen. Als uw werkblad van een an­der materiaal is gemaakt, informeer dan bij de fabrikant of het werkblad geschikt is voor vlakke inbouw.
De breedte van de onderkast moet ten minste zo groot zijn als de uitsparing in het werkblad. (Zie hoofdstuk “Instal­latie”, paragraaf “Inbouwmaten – naadloos aansluitend”). Zo is het SmartLine-element ook na de inbouw van onderaf goed toegankelijk. Een technicus moet de onderkant van de kookplaat kunnen verwijderen. Als het element na de inbouw niet van onder­af toegankelijk is, moet de voegenkit worden verwijderd om het element te kunnen uitbouwen.
Natuurstenen werkbladen
Het SmartLine-element wordt rechtstreeks in de opening geplaatst.
Massief hout, werkbladen met tegels en glazen werkbladen
Het SmartLine-element wordt in een houten lijst in de opening geplaatst. De­ze lijsten worden niet bij het toestel meegeleverd en moeten ter plaatse be­schikbaar zijn.

Afdichtingstape

Als het SmartLine-element voor on­derhoud wordt gedemonteerd, kan de afdichtingstape onder de rand van het SmartLine-element bescha­digd raken.
Vervang de afdichtingstape steeds voordat de kookplaat weer wordt in­gebouwd.
50
*INSTALLATION*

Inbouw van meerdere SmartLine-elementen

De voegen tussen de afzonderlijke SmartLine-elementen moeten met een temperatuurbestendige (min. 160°C) si­liconenkit worden gevuld. Bij vlakke in­bouw moet ook de voeg tussen het/de SmartLine-element(en) en het werkblad met een temperatuurbestendige (min.160°C) siliconenkit worden ge­vuld. De SmartLine-elementen moeten na de inbouw van onderaf goed toegankelijk zijn, zodat de bodemplaat voor onder­houdsdoeleinden kan worden verwij­derd. Als de SmartLine-elementen niet van onderaf toegankelijk zijn, moet de voegenkit worden verwijderd om de toestellen te kunnen uitbouwen.
Installatie

Combinatie met werkbladdampkap

Als het SmartLine-element in combina­tie met werkbladdampkap wordt inge­bouwd, moet eerst de werkbladdamp­kap worden ingebouwd.
51
*INSTALLATION*
Installatie

Uitsparing werkblad – naadloos aansluitend

Werkblad van natuursteen Houten werkblad
0,5
+
* 7
mm bij de CS7611FL
Aanwijzingen voor het berekenen van de uitsparing
De elementen liggen 10mm boven het werkblad.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingA 1 element=breedte van het element plus 2mm rechts, plus 2mm links. Meerdere elementen=totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen de elementen, plus 2mm rechts, plus 2mm links
Berekening uitsparing B=uitsparingA min 12mm rechts, min 12mm links.
Hierna volgen enkele voorbeelden.
52
*INSTALLATION*
Inbouw met werkbladdampkap
Installatie
Combinatievoorbeelden Aantalxbreedte [mm] Afme-
Kookelemen-
ten
Werkblad-
dampkap
1x378 1x120
2x378 1x120
1x378
2x120
tingA
[mm]
504
884
1248
+1
+1
1x620
3x378 2x120
2x378
2x120
1386
1628
1x620
4x378 2x120
1x620 2x120
1766
868
+1
+1
+1
+1
+1
Afme­tingB
[mm]
480
860
1224
1362
1604
1742
844
+1
+1
+1
+1
+1
+1
+1
53
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouw zonder werkbladdampkap
Combinatievoor­beelden
Aantalxbreedte
[mm]
Kookelementen
1x378
2x378
1x378 1x620
3x378
2x378 1x620
4x378
AfmetingA
[mm]
+1
382
+1
762
+1
1004
+1
1142
+1
1384
+1
1522
AfmetingB
[mm]
+1
358
+1
738
+1
980
+1
1118
+1
1360
+1
1498
54
*INSTALLATION*

Verbindingsstrips – naadloos aansluitend

Bij inbouw van meerdere SmartLine-elementen moet tussen de afzonderlijke ele­menten telkens een verbindingsstrip worden geplaatst.
De bij de verbindingsstrips gevoegde klemmen zijn alleen nodig bij de inbouw van een CSDA700xFL.
Inbouw van 3 elementen en 2 verbindingsstrips
Installatie
55
*INSTALLATION*
Installatie

Inbouwmaten - vlak

Alle maten zijn in mm aangegeven.
a
voor
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L=2000mm
c
Trapsgewijze uitsparing (voor de detailtekeningen zie hoofdstuk: “Installatie”, paragraaf “Uitsparing werkblad – naadloos aansluitend“)
d
Houten lijst 12mm (niet bijgeleverd, voor de detailtekeningen zie hoofdstuk: “Installatie”, paragraaf “Uitsparing werkblad – naadloos aansluitend”)
e
Gasaansluiting R½ ISO7-1 (DINEN10226)
56
*INSTALLATION*
Installatie

Inbouw – naadloos aansluitend

Voorbereiding werkblad

Maak de uitsparing in het werkblad.
Neem de veiligheidsafstanden in acht (zie hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Veiligheidsafstanden”).
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afge­werkt om te voorkomen dat het werk­blad door vocht wordt aangetast. Het dichtingsmateriaal moet temperatuur­bestendig zijn.
Deze producten mogen niet op het oppervlak van het werkblad terecht­komen.
Bevestig bij houten werkbladen de
houten lijsten 5,5mm onder de bo­venkant van het werkblad. Bij de CS7611FL moet de houten lijst 7mm onder de bovenkant van het werkblad worden bevestigd.

Werkblad van hout

Plaats de verbindingsstrips gelijk met
het onderste gedeelte van de traps­gewijze uitsparing.
Bevestig de verbindingsstrips met de
bijgeleverde houtschroeven 3,5x25mm.

Werkblad van natuursteen

Voor het bevestigen van de verbin­dingsstrips moet u sterk dubbelzijdige plakband gebruiken (niet meegele­verd).

Verbindingsstrips monteren

Gebruik de middelste schroefgaten als rechts of links naast de verbindingsstrip de volgende SmartLine-elementen wor­den ingebouwd: CS7611, CS 7641, CS7101(-1), CS7102(-1)
Bevestig de plakband langs het on-
derste gedeelte van de trapsgewijze uitsparing.
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
het onderste gedeelte van de traps­gewijze uitsparing.
Druk de verbindingsstrips stevig aan.
57
*INSTALLATION*
Installatie

SmartLine-element inbouwen

Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van het SmartLine-ele­ment. Breng de afdichttape niet aan terwijl het element onder spanning staat.
Geleid de aansluitkabel door de uit-
sparing in het werkblad omlaag.
Plaats het SmartLine-element in de
uitsparing in het werkblad. Let erop dat de afdichting op het werkblad rust, zodat de afdichting met het werkblad gegarandeerd is.
Sluit het SmartLine-element aan op
het elektriciteitsnet.
Sluit het SmartLine-element indien
van toepassing aan op de gasvoor­ziening (zie het hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Gasaansluiting”).
Controleer of het SmartLine-element
goed functioneert.
De voegen tussen de afzonderlijke
elementen en de elementen en het werkblad moeten met een tempera­tuurbestendige (min.160°C) silico­nenkit worden gevuld.

Functie controleren

Controleer na het inbouwen of alle
branders correct functioneren.
- Op de laagste stand mag de vlam niet doven, ook niet wanneer u de knop snel van de grote naar de kleine vlam draait.
- Op de hoogste stand moet de vlam een duidelijk zichtbare kern hebben.
Een ongeschikte voegenkit kan na­tuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels van natuursteen uitsluitend een voor natuursteen geschikte siliconenkit. Neem de aanwijzingen van de fabri­kant in acht.
58
*INSTALLATION*
Installatie

Gasaansluiting

Explosiegevaar door onjuiste
gasaansluiting. Als het gas niet op de juiste manier
wordt aangesloten, kan er gas weg­stromen.
Laat het gas alleen aansluiten door een door het verantwoordelijke gas­bedrijf erkende installateur. Deze is verantwoordelijk voor het probleem­loos functioneren op de opstelloca­tie.
Explosiegevaar door onjuiste
aanpassing. Als de aanpassing aan een andere
gassoort niet op de juiste manier wordt uitgevoerd, kan er gas weg­stromen.
Laat het aanpassen aan een andere gassoort alleen uitvoeren door een erkende installateur van het verant­woordelijke gasbedrijf. Deze is ver­antwoordelijk voor het probleemloos functioneren op de opstellocatie.
Let erop dat de gasaansluiting zoda­nig is geplaatst dat het toestel bin­nen of buiten het keukenmeubel kan worden aangesloten. De gaskraan moet zichtbaar en toegankelijk zijn, eventueel na het openen van een deur van het keukenmeubel.
Vraag aan het plaatselijke gasbedrijf welke gassoort u heeft. Vergelijk die met de gegevens op het typeplaatje.
De kookplaat wordt niet op een rook­gasafvoer aangesloten.
Let bij de plaatsing en aansluiting op de geldende installatievoorschriften. Zorg met name voor voldoende ven­tilatie.
Let erop dat de gasaansluiting vol­doet aan de geldende voorschriften en richtlijnen (Voor België: DVGW­TRGI 2008 en NBN-normen).
Houd rekening met de specifieke voorschriften van het plaatselijke gasbedrijf en bouw- en woningtoe­zicht.
Schade door verwarming.
De gasaansluitingen, de gasslang en de elektriciteitskabel kunnen bij ge­bruik van de kookplaat door verhit­ting beschadigd raken.
De gasslang en de elektriciteitskabel mogen niet in aanraking komen met hete delen van de kookplaat. De gas­slang en de aansluitarmaturen op de kookplaat mogen niet in aanraking komen met hete verbrandingsgas­sen.
Explosiegevaar door bescha-
digde aansluitkabels. Bij beschadigde flexibele aansluitka-
bels kan er gas wegstromen. Breng flexibele aansluitkabels zoda-
nig aan dat deze niet in aanraking komen met beweegbare delen van keukenelementen (zoals een schuif­lade). De leidingen mogen ook niet aan mechanische belastingen wor­den blootgesteld.
59
*INSTALLATION*
Installatie
Stel de kookplaat in op de plaatse­lijke gassituatie. Controleer de gas­aansluiting op lekkage.
Het toestel voldoet aan klasse 3 en is geschikt voor aardgas en vloeibaar gas.
Categorie overeenkomstig EN 30
België
II2E+3+ 20/25, 28–30/37mbar
Afhankelijk van de landspecifieke uit­voering is het toestel ingesteld op aard­gas of vloeibaar gas (zie de sticker op het toestel).
Voor aanpassing aan een andere gas­soort zijn afhankelijk van de uitvoering per land de juiste inspuiters bijgevoegd. Neem contact op met uw vakhandelaar of met Miele Service als de juiste set voor de installatie niet is meegeleverd. Het aanpassen aan een andere gas­soort is beschreven in het hoofdstuk “Aanpassen aan een andere gassoort”.

Aansluiting op de kookplaat

De gasaansluiting van de kookplaat heeft een conische ¹/₂"-aansluiting. Er zijn twee aansluitmogelijkheden:
Explosiegevaar door wegstro-
mend gas. Ongeschikte afdichtmiddelen waar-
borgen de vereiste dichtheid van de aansluiting niet.
Gebruik alleen geschikte afdichtmid­delen.

Gebruik van een 90°-bocht

c
Gasaansluiting R¹/₂" - ISO 7-1 (DIN EN 10226)
d
90°-bocht Bij gebruik van een 90°-bocht neemt de inbouwhoogte bij de gasaanslui­ting met ca.60mm toe.
- een vaste aansluitleiding,
- een flexibele aansluitleiding conform DIN 3383 deel 1, maximale lengte
2.000mm.
60
*INSTALLATION*
Installatie

Elektrische aansluiting

Aansluiting van het SmartLine-element via een stopcontact op het elektriciteits­net wordt aanbevolen. Dit maakt even­tuele werkzaamheden van een techni­cus gemakkelijker. Het stopcontact moet ook na de inbouw van het Smart­Line-element goed toegankelijk zijn.
Gevaar voor letsel.
Door ondeskundig uitgevoerde in­stallatie-, onderhouds- of reparatie­werkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen waarvoor Miele niet aansprakelijk kan worden gesteld. Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die wordt ver­oorzaakt door een ontbrekende of beschadigde aarddraad (bijvoorbeeld een elektrische schok).
Als de stekker van de aansluitkabel wordt verwijderd of als de aansluit­kabel geen stekker heeft, dan moet het SmartLine-element door een elektricien op het elektriciteitsnet worden aangesloten.
Als de stopcontact niet meer toegan­kelijk is of als er sprake is van een vaste aansluiting, dan moet er een schakelaar voor het loskoppelen van de netspanning voor elke pool wor­den geïnstalleerd. De contactopening in uitgeschakelde toestand moet mi­nimaal 3mm bedragen. Geschikte schakelaars zijn automatische veilig­heidsschakelaars, zekeringen en re­lais. De benodigde aansluitgegevens vindt u op het typeplaatje. Deze ge­gevens moeten met de aansluitgege­vens van het net overeenkomen.
Na het inbouwen moet zijn gewaar­borgd dat onder spanning staande delen niet kunnen worden aange­raakt.
61
*INSTALLATION*
Installatie

Aansluitwaarde

Zie typeplaatje

Aansluitgegevens

De aansluitwaarden vindt u op het type­plaatje. Deze gegevens moeten met de aansluitgegevens van het net overeen­komen.

Verliesstroomschakelaar

Voor extra veiligheid wordt in de EU­voorschriften en -richtlijnen voor België geadviseerd om de huisinstallatie van een verliesstroomschakelaar te voorzien (30mA).

Spanningsvrij maken

Gevaar voor elektrische schok
door netspanning. Tijdens reparatie- en/of onderhouds-
werkzaamheden kan het opnieuw in­schakelen van de netspanning leiden tot een elektrische schok.
Zorg dat de netspanning niet per on­geluk weer kan worden ingescha­keld.
Als het toestel spanningsvrij moet wor­den gemaakt, gaat u, afhankelijk van de situatie, als volgt te werk:

Zekeringen

Draai de zekeringen los en neem deze
uit de houders.

Zekeringautomaten

Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruitspringt.

Inbouwzekeringautomaten

(Installatieautomaat, ten minste van
het typeB of C): zet de tuimelschake­laar van1 (Aan) op 0(Uit).
62

Verliesstroomschakelaar

Zet de hoofdschakelaar van 1 (Aan)
op 0 (Uit) of druk op de testknop.
*INSTALLATION*

Aansluitkabel vervangen

Gevaar voor elektrische schok
door netspanning. Als gevolg van een ondeskundig uit-
gevoerde aansluiting bestaat er kans op een elektrische schok.
Laat de aansluitkabel uitsluitend ver­vangen door een gekwalificeerd elektricien.
Gebruik bij de vervanging van de aan­sluitkabel uitsluitend het kabeltype H05VV-F met de juiste doorsnede. De aansluitkabel is verkrijgbaar via de fa­brikant of de Miele Service.
Installatie
63

Brandervermogen

Nominale belasting

Gassoort Hoogste stand Laagste stand
kW g/h kW
Aardgas H 4,5 0,3
Vloeibaar gas 4,2 306 0,3
64
*INSTALLATION*

Aanpassen aan een andere gassoort

Explosiegevaar door onjuiste
aanpassing. Als de aanpassing aan een andere
gassoort niet op de juiste manier wordt uitgevoerd, kan er gas weg­stromen.
Laat het aanpassen aan een andere gassoort alleen uitvoeren door een erkende installateur van het verant­woordelijke gasbedrijf. Deze is ver­antwoordelijk voor het probleemloos functioneren op de opstellocatie.

Tabel voor de inspuiters

De boringsdiameter van de inspuiters is in ¹/₁₀₀mm aangegeven.
Gassoort
Grote
inspuiter
Aardgas H 2x 1,04/0,72 0,88/0,42
Vloeibaar gas 2x 0,66/0,46 0,52/0,23
Kleine
inspuiter

Inspuiters vervangen

Maak de kookplaat spanningsvrij en
sluit de gastoevoer af.
Bij aanpassing aan een andere gas­soort moeten de grote en de kleine in­spuiter(s) van de brander(s) worden vervangen.

Grote inspuiters vervangen

Verwijder de branderdoppen en
de branderkop.
Schroef met een steeksleutel (M7) de
grote inspuiters los.
Plaats de juiste inspuiters (zie tabel)
en draai deze vast.
Verzegel de inspuiters daarna met ze-
gellak om te voorkomen dat de in­spuiters per ongeluk worden losge­draaid.
65
*INSTALLATION*
a
c
b
Aanpassen aan een andere gassoort

De kleine inspuiters vervangen

Verwijder de onderdelen van de bran-
ders.
Draai de bevestigingsschroeven van
de branders los.
Trek de bedieningsknoppen er naar
boven toe af.
Draai de bevestigingsmoeren aan de
onderkant los.
Verwijder het onderdeel voorzichtig.
Draai de kleine inspuiters in het
gasarmatuur met een kleine schroe­vendraaier los.
Verwijder de inspuiters met een punt-
tang.
Plaats de juiste inspuiters (zie tabel)
en draai deze vast.
Verzegel de inspuiters daarna met ze-
gellak om te voorkomen dat de in­spuiters per ongeluk worden losge­draaid.

Functie controleren

Controleer alle gasleidingen op dicht-
heid (met lekzoekspray).
Zet de kookplaat weer in elkaar.Controleer of de brander(s) correct
functioneren:Controleer het correcte functioneren van de brander(s):
- Op de laagste stand mag de vlam niet doven, ook niet wanneer u de knop snel van de grote naar de kleine vlam draait.
a
Ontstekingsschakelaar
b
Kleine inspuiter met kleinere diame­ter
c
Kleine inspuiter met grotere diameter
Verwijder de ontstekingsschake-
laar.
66
- Op de hoogste stand moet de vlam een duidelijk zichtbare kern hebben.
Plak de sticker die bij de inspuiters
wordt geleverd over de oude sticker op het toestel waarop de gassoort staat.

Productgegevensbladen

Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en monta­gehandleiding beschreven modellen.

Informatie over huishoudelijke gaskookplaten

volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE Identificatie van het model CS 7101-1
Aantal gasbranders 1 Energie-efficiëntie per gasbrander (EE
) 1. = 55,8
gasbrander
Energie-efficiëntie van de gaskookplaat, berekend per kg (EE
gaskookplaat
)
55,8
67
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480 1730 Mollem (Asse)
E-mail: info@miele.be Internet: www.miele.be
Duitsland Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29 33332 Gütersloh
CS7101-1
M.-Nr. 11 503 030 / 02nl-BE
Loading...