MIELE CS 1011, CS 1021 User Manual [nl]

Gebruiks- en montageaanwijzing
Gaskookvlakken CS 1011 CS 1021
Lees in elk geval de ge­bruiksaanwijzing voor u het toestel opstelt, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan het toestel.
nl-BE
M.-Nr. 07 133 230
D Das Gerät ist auch für den Gebrauch in anderen als auf dem Gerät
angegebenen Bestimmungsländer zugelassen. Die landesspezifische Ausführung und die Anschlussart des Gerätes haben wesentlichen Einfluss auf den einwandfreien und sicheren Betrieb. Für den Betrieb in einem anderen als auf dem Gerät angegebenen Bestimmungsland wenden Sie sich bitte an den für das Land zuständigen Kundendienst.
E El aparato está autorizado para el uso en países diferentes a los países de
destino indicados. La ejecución específica para cada país y el tipo de conexión del aparato influyen de forma decisiva en el funcionamiento correcto y seguro. Para el funcionamiento en un país diferente al país de destino indicado en el aparato, consulte al Servicio Post-venta autorizado para el país.
F Cet appareil est également homologué dans des pays différents de ceux
mentionnés sur l'appareil. Pour que l'appareil fonctionne parfaitement et en toute sécurité, il est important de disposer de l'exécution spécifique au pays et du type de raccordement approprié. Pour le fonctionnement dans un pays autre que celui spécifié sur l'appareil, veuillez vous adresser au service après-vente du pays où sera installé l'appareil.
G This appliance can be used in countries other than those specified on the
appliance. It is, however, set up for connection to the gas and electricity supplies in the countries specified. For use in other countries please contact the Miele spare parts or customer service department in your country.
I L'apparecchio può essere usato anche in paesi diversi da quello indicato
sull'apparecchio stesso. Tuttavia, le varianti specifiche di un determinato paese e il tipo di allacciamento alla rete hanno un'importanza fondamentale per il suo sicuro e corretto funzionamento. Per questo se si vuole usare l'apparecchio in un paese diverso rivolgersi al servizio di assistenza tecnica Miele del paese in cui si intende usarlo.
M Het apparaat is ook toegelaten voor gebruik in andere landen dan de landen
die op het apparaat vermeld staan. De specifieke uitvoering en de aansluitwijze zijn van groot belang voor het goed en veilig functioneren. Neem daarom contact op met de Technische Dienst van de fabrikant in uw land als u het ap paraat in een land wilt gebruiken dat niet op het apparaat vermeld staat.
2
-
Inhoud
Beschrijving van het toestel .........................................5
CS 1011 ..........................................................5
CS 1021 ..........................................................6
Bijgeleverd toebehoren ..............................................8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ..................................9
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu ......................22
Het afdanken van het apparaat .......................................22
Vóór het eerste gebruik............................................23
Bediening .......................................................24
Systeem voor snelle ontsteking .......................................24
Inschakelen, regelen, uitschakelen ....................................24
Controlelampjes "in werking" / "resterende warmte" .......................26
Kookgerei .......................................................27
Tips om energie te besparen .......................................29
Veiligheidssystemen ..............................................30
Reiniging en onderhoud ...........................................31
Algemene tips ....................................................31
Toestellen met een roestvrijstalen blad .................................32
Rooster, bedieningsknoppen ........................................32
Brander .........................................................33
Wat gedaan als?..................................................34
Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren ................................36
Opmerkingen omtrent uw veiligheid bij inbouw ........................37
Toestel- en inbouwafmetingen .....................................41
CS 1011 .........................................................41
CS 1021 .........................................................42
3
Inhoud
Het werkblad voorbereiden.........................................43
Inbouw van meerdere toestellen ....................................44
Klemveren en tussenlijsten bevestigen...............................47
Toestel monteren / demonteren .....................................49
Algemene inbouwaanwijzingen .....................................50
Elektrische aansluiting ............................................51
Gasaansluiting ...................................................53
Aanpassen aan een andere gassoort ................................55
Tabel voor de inspuiters ............................................55
Inspuiters vervangen ...............................................56
Grote inspuiter vervangen ........................................56
Kleine inspuiters vervangen .......................................58
Werking controleren ...............................................59
Technische Dienst van Miele / typeplaatje ............................60
4
CS 1011
a Wokbrander
Beschrijving van het toestel
b Rooster
c Bedieningsknop
d Controlelampjes
Controlelampjes
e "In werking"
f "Resterende warmte"
5
Beschrijving van het toestel
CS 1021
a Wokbrander
b Rooster
c Bedieningsknop
d Controlelampjes
Controlelampjes
e "In werking"
f "Resterende warmte"
6
Branders
g Binnenste branderdop
Beschrijving van het toestel
h Buitenste branderdop
i Branderring
j Branderkop
k Thermisch element van de vlambeveiliging
l Elektrische ontstekingselektrode
m Brandervoet
Positie van de branderdelen
Een correcte werking van de brander is alleen gegarandeerd als de brander delen juist geplaatst zijn. Het nokje a op de branderdop moet in de uitsparing b van de branderkop vergrendelen. Het nokje c op de branderkop moet in de uitsparing d van de brandervoet vergrendelen.
Als de branderdelen juist geplaatst zijn, kunt u ze niet verdraaien.
-
7
Beschrijving van het toestel
Bijgeleverd toebehoren
U kunt het bijgeleverde toebehoren apart kopen (zie rubriek "Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren"). Dit geldt ook voor an der toebehoren.
Wokring
De wokring zorgt voor extra stabiliteit van het kookgerei. Deze is vooral geschikt voor wokken met een ronde bodem.
Verkleinring
De verkleinring zorgt voor stabiliteit bij klein kookgerei.
-
8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Dit gaskookvlak voldoet aan de voorgeschreven vei
­ligheidsvoorschriften. Door ondeskundig gebruik kun nen gebruikers echter letsel oplopen en kan er scha
-
de optreden aan het toestel.
Lees deze gebruiks- en montageaanwijzing daarom eerst aandachtig door voordat u dit gaskookvlak in gebruik neemt. U vindt er belangrijke opmerkingen omtrent uw veilig­heid, de installatie, het gebruik en het onderhoud van uw toestel. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan het toestel.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef ze door aan wie het toestel eventueel na u gebruikt.
-
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Juist gebruik
Dit gaskookvlak is bedoeld voor gebruik in het huis
~
houden en gelijkaardige omgevingen zoals
in winkels, kantoren en gelijkaardige
werkomgevingen,
op boerderijen,
door klanten in hotels, motels, bed-and-breakfasts en
andere typische woonomgevingen.
Gebruik het gaskookvlak uitsluitend in huishoudelijke
~
context voor het bereiden en warmhouden van ge­rechten. Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten. Miele is niet verantwoordelijk voor schade die wordt veroorzaakt door een ander gebruik dan wat hier wordt vermeld of door foutieve bediening.
Dit gaskookvlak is niet bestemd voor gebruik buiten.
~
-
Personen die door hun fysieke, zintuiglijke of
~
geestelijke mogelijkheden of hun onervarenheid of gebrek aan kennis niet in staat zijn om dit gaskookvlak veilig te bedienen, mogen het toestel alleen onder het toezicht of de begeleiding van een verantwoordelijk iemand gebruiken.
10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Kinderen in het huishouden
Let op kinderen die in de buurt van het gaskookvlak
~
komen. Laat kinderen nooit met het toestel spelen.
Kinderen jonger dan 8 jaar moeten uit de buurt van
~
het gaskookvlak worden gehouden, tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
Kinderen vanaf 8 jaar mogen het gaskookvlak alleen
~
maar gebruiken wanneer hun de bediening ervan zo uitgelegd is dat ze het veilig kunnen bedienen. Kin­deren moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen beseffen.
Het gaskookvlak wordt heet wanneer het in gebruik
~
is en dat blijft het ook nog enige tijd na het uitscha­kelen. Hou kinderen van het toestel weg totdat het is af­gekoeld en er geen gevaar meer bestaat dat ze er zich aan verbranden.
Bewaar geen voorwerpen die voor kinderen interes
~
sant zijn, boven of achter het gaskookvlak. Anders wor den kinderen ertoe verleid op het toestel te klauteren. Er is gevaar voor verbranding!
-
-
11
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Zorg ervoor dat kinderen geen hete kookpotten en
~
pannen omlaag kunnen trekken. Draai de handvaten van de kookpotten en pannen over het werkblad. Hier door voorkomt u dat iemand zich verbrandt.
Delen van de verpakking, bijv. folie of piepschuim,
~
kunnen voor kinderen gevaar inhouden. Kinderen kun nen verstikken! Bewaar deze delen van de verpakking buiten hun bereik en verwijder de verpakking ook zo vlug mogelijk.
Technische veiligheid
Controleer vóórdat het gaskookvlak wordt geïnstal-
~
leerd of het toestel zichtbaar beschadigd is. Is dat het geval, neem het toestel dan in geen geval in gebruik. Een beschadigd toestel kan uw veiligheid in gevaar brengen!
De elektrische veiligheid van het gaskookvlak is al-
~
leen gewaarborgd als het wordt aangesloten op een
-
-
volgens de voorschriften geïnstalleerd aardsysteem. Het is belangrijk dat u dit controleert. Laat de elektrische installatie in uw woning bij twijfel door een elektricien controleren. Miele kan niet aan sprakelijk gesteld worden voor schade die werd ver oorzaakt doordat de aardleiding onderbroken was of gewoon ontbrak. Er bestaat in dat geval onder andere gevaar voor elektrische schokken.
12
-
-
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Vergelijk zeker eerst de aansluitgegevens (spanning
~
en frequentie) op het typeplaatje met die van uw elek trische installatie. Sluit daarna pas uw gaskookvlak aan. Deze gegevens dienen absoluut overeen te stemmen. Anders treedt er schade op aan uw toestel. Vraag bij twijfel inlichtingen aan een elektricien.
Alleen een erkend installateur mag het toestel aan-
~
sluiten op het gasnet. Wordt de stekker verwijderd, dan mag het toestel uitsluitend door een erkend elektricien op het elektriciteitsnet worden aangesloten. Laat dit werk uitvoeren door vakmensen die goed op de hoogte zijn van de nationale voorschriften en van de bijkomen-
-
de voorschriften van het plaatselijke energiebedrijf; ze moeten deze voorschriften zorgvuldig naleven. Wan­neer er bij het inbouwen en aansluiten van het toestel fouten worden gemaakt, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die daar eventueel het gevolg van is.
Gebruik het gaskookvlak enkel in ingebouwde toe
~
stand. Enkel dan is een veilige werking gewaarborgd.
Open in geen geval de behuizing van het gaskook
~
vlak. Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elektrische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van het toestel leiden.
-
-
13
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Installatie-, onderhouds- en herstellingswerken mo
~
gen alleen worden uitgevoerd door vakmensen die door Miele erkend zijn. Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of herstellingswerken kunnen er voor de gebruiker aanzienlijke risico's ontstaan waarvoor Miele niet aansprakelijk kan worden gesteld.
Tijdens installatie-, onderhouds- en
~
herstellingswerken moet het gaskookvlak van het gasnet en het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Het toestel is pas stroomloos als aan een van deze voor­waarden is voldaan:
– De zekeringen in uw zekeringkast zijn uitgeschakeld.
– De schroefzekeringen in uw zekeringkast zijn hele-
maal uitgedraaid.
-
– De stekker is uit het stopcontact getrokken.
Trek bij toestellen met stekker niet aan de kabel maar aan de stekker om het toestel los te koppelen van het elektriciteitsnet.
Laat u het gaskookvlak tijdens de garantieperiode
~
herstellen, dan mag dat enkel gebeuren door een technicus die door Miele erkend is. Anders is er bij schade achteraf geen aanspraak meer op garantie.
14
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Defecte onderdelen mogen enkel worden vervangen
~
door originele Miele-wisselstukken. Enkel dan bent u zeker dat ze ten volle voldoen aan de eisen die Miele qua veiligheid stelt.
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze wor
~
den vervangen door een speciale aansluitkabel van het type H 05 VV-F (PVC-isolatie). Deze kabel is verkrijg baar bij de fabrikant of via de Service After Sales.
Het gaskookvlak is niet bestemd voor gebruik met
~
een externe schakelklok (timer) of een systeem voor besturing op afstand.
Gebruik uit veiligheidsoverwegingen geen
~
stopcontactenblokken of verlengkabels om het gas­kookvlak op het elektriciteitsnet aan te sluiten. Die bie­den niet voldoende veiligheidsgaranties. Er bestaat on­der andere gevaar voor oververhitting.
Als het gaskookvlak defect is, mag u het niet in ge
~
bruik nemen en dient u het toestel direct uit te scha kelen. Ontkoppel het kookvlak van het elektriciteitsnet
-
-
-
-
en het gasnet. Neem contact op met de dienst Herstel lingen aan huis van Miele.
-
15
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Veilig gebruik
Het gaskookvlak wordt heet wanneer het in gebruik
~
is en dat blijft het ook nog enige tijd na het uitscha kelen. Let erop dat u het toestel niet aanraakt zolang het nog warm kan zijn.
Zorg dat op een ontstoken brander altijd kookgerei
~
staat. Door de te sterke hitte van de vlammen kan een erboven geplaatste dampkap schade oplopen of vlam vatten.
Laat het gaskookvlak niet zonder toezicht achter ter-
~
wijl het in werking is! Door oververhitting kunnen olie en vet in brand vliegen en kan vervolgens het toestel in
-
brand vliegen.
Als heet vet of hete olie in brand vliegt, probeer het
~
vuur dan niet met water te blussen! Doe het vuur stikken, bijv. met een deken, een vochtige keukenhanddoek of iets dergelijks.
Gebruik het gaskookvlak niet om het vertrek te ver
~
warmen. Door de hoge temperaturen kunnen licht ont vlambare voorwerpen in de omgeving vlam vatten. Het zou bovendien de levensduur van uw toestel vermin deren.
16
-
-
-
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Bescherm uw handen telkens als u met het hete gas
~
kookvlak omgaat. Maak gebruik van ovenwanten, pan nenlappen of iets dergelijks. Zorg dat deze niet te dicht bij de vlammen komen. Gebruik dus geen al te grote pannenlappen, theedoeken of iets dergelijks. De pannenlappen mogen niet nat of vochtig zijn. An ders wordt de warmte sterker overgedragen en kunt u zich verbranden.
Flambeer nooit gerechten onder een dampkap. De
~
ventilator zuigt de vlammen aan zodat de dampkap in brand kan vliegen.
Gebruik het gaskookvlak niet om er voorwerpen op
~
neer te leggen. Wanneer u het toestel per ongeluk inschakelt of wan­neer het nog warm is van een kookproces, bestaat het risico dat het materiaal van de voorwerpen verhit. U
-
-
-
kunt zich daaraan verbranden. Het materiaal zelf kan ook smelten of vlam vatten.
Bij inbouw van meerdere toestellen
~
Plaats geen hete kookpotten of pannen op de tussen lijst. Hierdoor zou de dichting van de tussenlijst immers beschadigd kunnen raken.
-
17
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Dek het gaskookvlak nooit af met een afdekplaat,
~
doek of folie. Als u het toestel per ongeluk inschakelt of als het nog warm is van een bereiding, bestaat het risi co dat het materiaal in brand vliegt, springt of smelt.
Gebruik geen kookgerei van kunststof of aluminium
~
folie. Dat smelt bij hogere temperaturen. Er is dan ook brandgevaar!
Verwarm geen gesloten recipiënten, bijv. conserven-
~
blikjes, met dit toestel. Door de resulterende overdruk kunnen de recipiënten of blikjes uiteenspatten. U kunt zich verbranden en ander lichamelijk letsel oplopen!
Ontsteek een brander alleen wanneer alle brander-
~
delen op de juiste wijze in elkaar zijn gezet.
Gebruik alleen kookgerei waarvan de diameter niet
~
groter of kleiner is dan de in de tabel aangegeven af­metingen (zie rubriek "Kookgerei"). Als de bodemdia­meter te klein is, staat het kookgerei niet stevig ge
-
-
-
noeg. Is de bovendiameter te groot, dan worden de hete verbrandingsgassen te ver naar de zijkant ge voerd en kunnen het werkblad, niet-hittebestendige wanden (bijv. met panelen) of onderdelen van het gas kookvlak beschadigd raken. Voor schade die op deze wijze is ontstaan, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld.
18
-
-
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Zorg dat de vlammen van de brander niet onder het
~
kookgerei vandaan komen en aan de rand omhoogslaan.
Gebruik geen kookgerei met een te dunne bodem.
~
Verwarm nooit leeg kookgerei tenzij de fabrikant van het kookgerei deze toepassing uitdrukkelijk toelaat. Als u hiermee geen rekening houdt, kan het gaskookvlak schade oplopen.
Gebruik altijd het bijgeleverde rooster. U mag het
~
kookgerei niet rechtstreeks op de brander plaatsen.
Bewaar geen licht ontvlambare voorwerpen in de
~
buurt van het gaskookvlak.
Verwijder vetspatten en andere brandbare etensres-
~
ten zo snel mogelijk van het gaskookvlak. Anders be­staat er brandgevaar.
Plaats de roosters verticaal op het toestel, zodat er
~
geen krassen kunnen ontstaan.
Bij gebruik van een gaskookvlak ontstaan warmte en
~
vocht. Zorg daarom voor een goede verluchting van de ruimte waar het toestel staat opgesteld. Hou de natuur lijke ventilatieopeningen vrij of zorg voor mechanische afzuiging (bijvoorbeeld via een dampkap).
-
19
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als u het gaskookvlak lang en intensief gebruikt, is
~
het aan te raden de ruimte extra te ventileren, bijvoor beeld door een buitenraam te openen of door de dampkap op een hoge stand in te schakelen.
Wanneer u een elektrisch toestel, bijv. een
~
handmixer, gebruikt in de buurt van het gaskookvlak, zorgt u ervoor dat de aansluitkabel niet met het hete gaskookvlak in contact komt. De isolatie van de kabel kan beschadigd raken. Er bestaat gevaar voor elek­trische schokken!
Als er onder het gaskookvlak een lade is aange-
~
bracht, mag u daarin geen spuitbussen, licht ontvlam-
-
bare vloeistoffen of andere brandbare voorwerpen be­waren. Is die lade met een bestekinzet uitgerust, dan dient die vervaardigd te zijn van materiaal dat tegen hitte bestand is.
Zorg ervoor dat gerechten altijd voldoende worden
~
verwarmd. Kiemen die eventueel in de gerechten aan wezig zijn, worden alleen gedood als de temperatuur waaraan ze worden blootgesteld hoog genoeg is en die lang genoeg wordt aangehouden.
Voorkom dat er zouthoudende gerechten of vloei
~
stoffen op het gaskookvlak terechtkomen. Gebeurt dat toch, dan moet u het toestel meteen grondig reinigen om corrosie te voorkomen.
20
-
-
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als het gaskookvlak is ingebouwd achter een meu
~
beldeur, mag het alleen worden gebruikt wanneer de meubeldeur is geopend. De meubeldeur mag pas worden gesloten wanneer het toestel uitgeschakeld is en het controlelampje "reste rende warmte" uit is.
Als het gaskookvlak gedurende een ongebruikelijk
~
lange tijd niet is gebruikt, is het aan te bevelen het toe­stel grondig te reinigen voordat u het weer in gebruik neemt. Laat in dat geval zo nodig door een vakman of vakvrouw controleren of het toestel nog correct werkt.
Miele is niet aansprakelijk voor schade die ontstaan is doordat deze veiligheidsrichtlijnen niet in acht wer­den genomen.
-
-
21
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor transportschade. Er werd voor milieu vriendelijk en recycleerbaar verpak kingsmateriaal gekozen.
Het recycleren van het verpakkingsma teriaal vermindert de afvalproductie en het gebruik van grondstoffen. Uw han delaar neemt de verpakking terug.
-
-
-
Het afdanken van het apparaat
Oude elektrische en elektronische ap paraten bevatten vaak nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook schadelijke stoffen die voor het functio­neren en de veiligheid van het apparaat nodig waren. Als u het apparaat bij het gewone afval doet of bij verkeerde be­handeling kunnen deze stoffen schade­lijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Verwijder het afgedankte appa­raat dan ook nooit met het gewone af­val.
-
Als u vragen heeft omtrent het af danken van uw oud toestel, neem dan contact op met
de handelaar bij wie u het kocht
of
­de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10, website: www.recupel.be
of
uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
Zorg er ook voor dat het toestel intus sen kindveilig wordt bewaard voor u het laat wegbrengen.
-
-
Bij de aankoop van uw nieuw toestel heeft u een bijdrage betaald. Die wordt volledig gebruikt voor de toekomstige recyclage van dat toestel. Dat bevat trouwens nog waardevol materiaal. Door te recycleren wordt er dan ook minder verspild en vervuild.
22
Vóór het eerste gebruik
Kleef het typeplaatje dat bij de docu mentatie bijgevoegd is op de daarvoor bestemde plaats in de rubriek "Type plaatje".
-
-
Eerste reiniging
Verwijder eventuele beschermfolies.
^
Reinig de afneembare delen van de
^
brander met een sponsdoek, wat handafwasmiddel en warm water. Wrijf de delen vervolgens droog en zet de brander weer in elkaar (zie ru briek "Reiniging en onderhoud").
^ Ga met een vochtige doek over het
roestvrijstalen oppervlak en wrijf het vervolgens droog.
De metalen delen van het toestel zijn voorzien van een speciaal bescherm­laagje. Daarom is er een tijdelijke geur­vorming als het toestel voor het eerst gebruikt. Die geurtjes en de eventuele damp trekken gauw weg. Deze verschijnselen wijzen niet op een verkeerde aan sluiting noch op een defect aan het toe stel.
-
-
-
23
Bediening
Systeem voor snelle ontsteking
Het toestel is uitgerust met een systeem voor snelle ontsteking. Dit heeft de vol gende eigenschappen:
Na het ontsteken van de brander
kunt u de bedieningsknop onmiddel lijk loslaten.
Automatische herontsteking
Als de vlam door tocht etc. dooft, wordt de brander automatisch op nieuw ontstoken. Als dit niet lukt, wordt de gastoevoer automatisch af­gesloten (zie rubriek "Veiligheidsuit­schakeling").
Inschakelen, regelen, uitschakelen
-
-
De brander mag enkel worden inge schakeld door de bedieningsknop in te drukken en naar links te draaien, en uitgeschakeld door naar rechts te draaien. De buitenste vlammenring mag enkel worden in-/uitgeschakeld door de bedieningsknop in te druk
-
ken en te draaien.
Delen van het toestel kunnen be schadigd raken als u:
- de brander inschakelt zonder de knop in te drukken,
- de brander inschakelt door de knop naar rechts te draaien,
- de buitenste vlammenring in-/uitschakelt zonder op de knop te drukken,
- de brander uitschakelt door de knop naar links te draaien.
-
-
-
Met de bedieningsknop ontsteekt u de brander en regelt u de sterkte van de vlam.
ß de gastoevoer is afgesloten
& grootste vlam
buitenste en binnenste vlammenring in een hoge stand
& (2x) grote vlam
buitenste vlammenring in een lage stand, binnenste in een hoge stand
& kleine vlam
buitenste vlammenring uit, binnenste vlammenring in een hoge stand
/ kleinste vlam
buitenste vlammenring uit, binnenste vlammenring in een lage stand
24
Voor schade die op deze wijze is ontstaan, kan de fabrikant niet aan­sprakelijk worden gesteld.
Bediening
Inschakelen
Ontsteek de brander door de betref
^
fende bedieningsknop in te drukken en naar links op het grootste vlam symbool te draaien. De ontstekings elektrode maakt een klikkend geluid en ontsteekt het gas.
Als u de bedieningsknop bedient, wordt automatisch op alle gaskookzones een vonk afgegeven. Dit is normaal en wijst niet op een de­fect.
Als de brander niet wordt ontstoken, draait u de bedieningsknop op "ß". Verlucht de ruimte of wacht minstens 1 minuut voor u een tweede keer probeert om de brander te ontsteken.
Als de brander ook deze keer niet wordt ontstoken, draait u de bedie ningsknop op "ß" en raadpleegt u de rubriek "Wat gedaan als ...".
Het is mogelijk dat tijdens het inscha kelen de brander kort wordt herontstoken (1 tot 2 keer klikkend ge luid) als de vlam aan het thermische element kort dooft of het thermische element nog niet voldoende warm is (bijv. bij tocht).
-
Regelen
Regel de vlam zodanig dat deze in
­geen geval boven het kookgerei uit steekt. Omdat de vlam aan de buiten
­kant heter is dan in de kern moeten de
­punten van de vlam onder de bodem van het kookgerei blijven. De warmte wordt anders aan de lucht afgegeven. Bovendien kunnen de handvaten van het kookgerei beschadigd raken en neemt de kans op verbrandingen toe.
^ Om van een grote naar een kleine
vlam te gaan, draait u de bedienings­knop in tegenwijzerzin tot aan de barrière ter hoogte van a. Druk de bedieningsknop in, draai deze over de barrière heen en laat de knop los. U kunt nu het gewenste vermogen instellen.
^
Om van een kleine naar een grote vlam te gaan, draait u de bedienings knop in wijzerzin tot aan de barrière
-
-
ter hoogte van b. Druk de bedie ningsknop in, draai deze over de barrière heen en laat de knop los. U kunt nu het gewenste vermogen in stellen.
Uitschakelen
^
Draai de bedieningsknop naar rechts op "ß".
-
-
-
-
-
De gastoevoer wordt afgesloten en de vlam wordt gedoofd.
25
Bediening
Controlelampjes "in werking" / "resterende warmte"
Na het inschakelen van de brander gaat het controlelampje "in werking" aan. Na enige tijd gaat ook het con trolelampje "resterende warmte" aan. Na het uitschakelen van de brander gaat eerst alleen het controlelampje "in werking" uit. Het controlelampje "reste rende warmte" gaat uit zodra het gas kookvlak zonder gevaar kan worden aangeraakt.
-
-
-
Raak het gaskookvlak niet aan zo lang het controlelampje "resterende warmte" brandt. Leg op het gas­kookvlak ook geen voorwerpen die geen hitte kunnen verdragen. Ge­vaar voor brandwonden en brand!
Als de controlelampjes knipperen, wijst dit op een foutmelding. Zie rubriek "Wat gedaan als...".
-
26
Minimale bodemdiameter Pannen / kookpotten = 15 cm
Maximale bovendiameter Pannen / kookpotten = 28 cm
Gebruik alleen kookgerei waarvan de
diameter niet groter of kleiner is dan is aangegeven. Als de bodemdiame ter te klein is, staat het kookgerei niet stevig genoeg. Is de bovendiameter te groot, dan worden de hete ver brandingsgassen te ver naar de zij kant gevoerd en kunnen het werk blad, niet-hittebestendige wanden (bijv. met panelen) of onderdelen van het gaskookvlak beschadigd raken. Voor schade die op deze wijze is ontstaan, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld.
Kookgerei
Zorg ervoor dat het kookgerei stevig
op het rooster staat, zodat het niet kan omkantelen. Hou er rekening mee dat het kookgerei altijd wat kan wankelen, zelfs als het goed is ge plaatst.
-
Gebruik geen kookpotten of pannen
-
-
-
met een bodem die steunt op de rand.
-
– Hou er bij het aankopen van
kookpotten en pannen rekening mee dat meestal niet de bodemdiameter maar de bovendiameter wordt aan­gegeven.
Voor gas is geen speciaal kookgerei nodig. Het materiaal moet alleen hit tebestendig zijn.
Gebruik bij voorkeur kookgerei met een dikke bodem, omdat de warmte hierdoor goed wordt verdeeld. Als de bodem te dun is, kan het voedsel op bepaalde plaatsen oververhit raken. Roer daarom in dat geval regelmatiger om.
Plaats het kookgerei altijd op het meegeleverde rooster. U mag het kookgerei niet rechtstreeks op de brander plaatsen.
-
27
Kookgerei
Wokring
Gebruik de bijgeleverde wokring voor extra stabiliteit van het kookgerei. Deze is vooral geschikt voor wokken met een ronde bodem.
Zorg ervoor dat de wokring juist ge­plaatst is, zodat deze vast zit. Zie af­beelding.
De wok vormt een buitenbeentje onder het kookgerei. De wok heeft een kleine bodemdiameter en een grote bovendiameter (meestal 35-40 cm).
Verkleinring
Gebruik de bijgeleverde verkleinring voor klein kookgerei. Op deze manier staat het kookgerei stevig op het gas kookvlak en kan het niet kantelen.
28
-
Kook bij voorkeur met een deksel op
de kookpot of pan. Zo vermijdt u dat er nodeloos warmte ontsnapt.
Gebruik weinig water bij het berei
den.
U kunt de bereidingstijd aanzienlijk
verkorten door een snelkookpan/snelkookpot te ge bruiken.
Stel na de kookstart of het aanbra
den een kleinere vlam in.
Kies liever brede, lage kookpotten
dan smalle, hoge kookpotten. Ze warmen immers sneller op.
Tips om energie te besparen
-
-
-
29
Veiligheidssystemen
Thermo-elektrische vlambeveiliging
Uw gaskookvlak is voorzien van een thermo-elektrische vlambeveiliging. Deze zorgt ervoor dat de gastoevoer wordt afgesloten wanneer de gasvlam uitgaat, bijvoorbeeld omdat deze uitwaait of omdat een gerecht over kookt, en wanneer de brander vervol gens zonder succes weer wordt ontsto ken. Op deze manier wordt voorkomen dat er verder gas naar buiten stroomt.
Om de gaskookzone weer in gebruik
^
te nemen, draait u de bedienings knop naar rechts op "ß". Schakel de brander vervolgens op de normale manier weer in.
-
-
-
Veiligheidsuitschakeling
Wanneer een kookzone gedurende een ongewoon lange tijd wordt verwarmd (ca. 4 uur), wordt deze automatisch uit geschakeld.
Om de gaskookzone weer in gebruik te nemen, draait u de bedieningsknop naar rechts op "ß". Schakel de brander
­vervolgens op de normale manier weer
in.
-
30
Reiniging en onderhoud
Algemene tips
Gebruik voor het reinigen in
,
geen geval een stoomreiniger. De stoom kan in aanraking komen met onderdelen van het toestel die onder spanning staan en zo een kortslui ting veroorzaken.
Reinig het hele toestel na elk gebruik. Laat het toestel eerst afkoelen. Wrijf het toestel na elke vochtige reini ging droog. Zo voorkomt u kalkafzet ting.
Als de inhoud van pannen of kookpotten overloopt op het hete toe­stel, kan dit tot verkleuringen leiden op de branderdelen en het roestvrijstalen oppervlak van het kookvlak. Verwijder
vuil dus onmiddellijk!
-
-
Om schade aan de oppervlakken te voorkomen, mogen de volgende mid delen niet worden gebruikt om de op pervlakken te reinigen:
reinigingsmiddelen die soda, alkali,
ammoniak, zuur of chloor bevatten,
kalkoplossende reinigingsmiddelen,
vlek- en roestverwijderaars,
schurende reinigingsproducten, zo
-
als schuurpoeder, schuurmelk, poetsstenen,
reinigingsmiddelen met oplosmiddel,
– afwasmiddelen voor de afwasauto-
maat,
– grill- of ovensprays,
– glasreinigers,
– schurende harde borstels en spons-
jes (bijv. schuursponsen), of ge­bruikte sponsen die nog resten van een schuurmiddel bevatten,
-
-
-
scherpe voorwerpen (om te vermijden dat de dichtingen tussen het frame en het werkblad be schadigd raken).
-
31
Reiniging en onderhoud
Toestellen met een roestvrijstalen blad
Reinig het roestvrijstalen blad met een sponsdoek, een beetje handafwasmid del en warm water. Hardnekkig vuil laat u eerst inweken. Wrijf daarna alles droog met een zachte doek.
Indien nodig kunt u het reinigingsmid del voor glaskeramiek en roestvrij staal gebruiken (zie rubriek "Mits toeslag ver krijgbaar toebehoren"). Let erop dat u met het middel uitsluitend de slijprich ting (de richting van de ribbels) volgt.
Om te voorkomen dat het roestvrij staal snel weer vuil wordt, raden we een on­derhoudsmiddel voor roestvrij staal aan (zie rubriek "Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren"). Breng dit middel met een zachte doek gelijkmatig en spaarzaam aan.
Bedrukking (vlamsymbolen)
-
-
-
Rooster, bedieningsknoppen
Reinig het rooster nooit in de afwas automaat!
Verwijder het rooster. Reinig het rooster en de bedieningsknop met een spons doek, een beetje handafwasmiddel en warm water. Hardnekkig vuil laat u eerst inweken.
Wrijf alles na afloop met een schone
-
doek droog.
-
-
De bedrukking kan beschadigd ra ken wanneer vuil er lang op inwerkt, bijv. als u eten of vloeistoffen met keukenzout of olijfolie morst. Verwij der vuil dus onmiddellijk!
Gebruik geen reinigingsmiddel voor roestvrij staal voor het deel met de bedrukking. U zou de bedrukking af schuren.
32
-
-
-
Reiniging en onderhoud
Brander
Reinig de branderdelen nooit in de afwasautomaat!
Verwijder de afneembare branderdelen en reinig die met een sponsdoek, een beetje handafwasmiddel en warm wa ter.
Reinig de niet-afneembare branderde len vervolgens met een vochtige doek.
Reinig de ontstekingselektrode en het thermische element voorzichtig met een goed uitgewrongen vochtige doek.
De ontstekingselektrode mag niet nat worden. Anders kan er geen vonk worden afgegeven.
Wrijf alles na afloop met een schone doek droog. Zorg dat ook de gleuven in de brander goed droog zijn.
Het oppervlak van de twee brander­doppen wordt met de tijd iets matter. Dit is normaal en heeft verder geen gevolgen voor het gebruik van het gaskookvlak.
-
-
Brander in elkaar zetten
Na de reiniging dient u de branderde­len in de juiste volgorde weer in elkaar te zetten.
^ Plaats de branderkop j zodanig op
de brandervoet m dat het thermische element k en de ontstekingselektro­de l door de gleuven van de bran derkop heen steken. Het nokje a op de branderdop moet in de uitsparing b van de brander kop vergrendelen. Het nokje c op de branderkop moet in de uitsparing d van de brander voet vergrendelen.
-
-
-
^
Plaats de branderring i.
^
Plaats de branderdoppen g en h.
33
Wat gedaan als?
Herstellingen aan elektrische en
,
gastoestellen mogen alleen door vakmensen worden uitgevoerd. Door ondeskundig uitgevoerde her stellingen kunnen er niet te onder schatten risico's voor de gebruiker ontstaan.
Wat gedaan als ...
... de brander niet ontsteekt wanneer u het toestel voor de eerste keer ge bruikt of wanneer u het lange tijd niet hebt gebruikt?
Mogelijk bevindt er zich lucht in de gas­leiding! Herhaal het ontstekingsproces indien nodig meerdere keren.
... de werkingsindicator en/of restwarmte-indicator knipperen?
– er heeft zich een stroomonderbre-
king voorgedaan.
-
-
-
... er zich een stroomonderbreking heeft voorgedaan?
Draai alle bedieningsknoppen naar rechts op "ß". Daarna kunt u het toestel weer gewoon bedienen.
Is het probleem nog altijd niet verhol pen, dan ontkoppelt u het toestel en kele seconden van het elektriciteitsnet.
... de brander na meerdere pogingen niet kan worden aangestoken?
Ontkoppel het toestel enkele seconden van het elektriciteitsnet. Is het probleem nog altijd niet verholpen, dan con­troleert u of
– de brander juist in elkaar is gezet.
– de gaskraan geopend is.
– de brander schoon en droog is.
– de gleuven in de brander schoon en
droog zijn.
-
-
– een poging om een brander opnieuw
te ontsteken is mislukt.
de gastoevoer is onderbroken.
Draai alle bedieningsknoppen naar rechts op "ß". Daarna kunt u het toestel weer gewoon bedienen.
Is het probleem nog altijd niet verhol pen, dan ontkoppelt u het toestel en kele seconden van het elektriciteitsnet.
34
-
-
... de gasvlam na het ontsteken weer uitgaat?
De vlammen moeten in contact komen met het thermische element.
Komen de vlammen niet in contact met het thermische element, controleer dan of
de branderdelen juist zijn geplaatst.
er zich vuil bij het thermische ele ment bevindt. Verwijder dit voorzich tig (volg de instructies van de rubriek "Reiniging en onderhoud").
-
-
... de gasvlam er plots anders uitziet?
Controleer of de branderdelen juist zijn geplaatst.
... de gasvlam uitgaat terwijl een brander in werking is?
Controleer of de branderdelen juist zijn geplaatst.
.... de elektrische
ontstekingsinrichting van een bran der niet meer functioneert?
Controleer of
– de zekering op uw elektrische instal-
latie gesprongen is. Neem eventueel contact op met een elektricien of de dienst Herstellingen aan huis van Miele.
-
Wat gedaan als?
– er zich etensresten tussen de elek-
trische ontstekingselektrode en de branderdop bevinden. Verwijder deze voorzichtig (volg de instructies van de rubriek "Reiniging en onderhoud").
er zich etensresten bij het thermische element bevinden. Verwijder deze voorzichtig (volg de instructies van de rubriek "Reiniging en onderhoud").
Als de vlam uitgaat doordat de in houd van een pan of kookpot over loopt, is het mogelijk dat u het gas kookvlak om veiligheidsredenen ge durende ongeveer 5 minuten niet kunt inschakelen.
-
-
-
-
35
Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren
Miele biedt een ruime keuze aan Miele-toebehoren dat is af gestemd op uw toestellen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan reinigings- en onderhoudsproducten.
U kunt deze producten zeer gemakkelijk bestellen in de Miele Online Shop:
U kunt deze producten ook verkrijgen via de Service After Sales van Miele (zie omslag) of bij uw Miele-handelaar.
Reinigingsmiddel voor glaskeramiek en roestvrij staal (250 ml)
Hiermee verwijdert u hardnekkig vuil, kalkvlekken en lichte verkleuringen.
Onderhoudsmiddel voor roestvrij staal (250 ml)
Hiermee verwijdert u gemakkelijk waterstrepen, vlekken en vingerafdrukken. Voorkomt dat het roestvrij staal snel weer vuil wordt.
-
Microvezeldoek
36
Hiermee verwijdert u vingerafdrukken en normaal vuil.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid bij inbouw
Om schade aan het toestel te ver mijden, mag u het pas inbouwen na dat de wandkasten en de dampkap zijn gemonteerd.
De ruimte waar het toestel wordt ge
~
plaatst moet een grootte hebben van minimaal 20 m een deur of buitenraam.
De lijsten en randen van het werk
~
blad moeten met een hittebestendige lijm (100 °C) zijn bevestigd, zodat ze niet loskomen of vervormen. Ook de wandafdichtstrips moeten hitte­bestendig zijn.
Dit toestel mag niet op niet-vaste
~
plaatsen (bijv. op een schip) worden gebruikt.
3
en voorzien zijn van
-
-
De gasslang en de aansluitkabel
~
mogen na de inbouw niet in aanraking
-
komen met onderdelen van het toestel die bij gebruik warm worden. Anders kunnen de gasslang en de aansluitka bel beschadigd raken.
De aansluitkabel en een flexibele
~
-
gasaansluiting moeten zodanig aange bracht zijn dat deze niet in contact komen met beweegbare delen van de keukenelementen (bijv. een lade) en dat deze niet blootgesteld zijn aan me chanische belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden op
~
de volgende pagina's strikt in acht.
Alle afmetingen zijn opgegeven in mm.
-
-
-
Vanwege het risico op overslaande
~
vlammen mag een gaskookvlak niet di­rect naast een friteuse worden inge­bouwd. Er dient tussen het kookvlak en een friteuse een afstand van minstens 288 mm te worden aangehouden.
Gaskookvlakken mogen niet worden
~
ingebouwd boven koeltoestellen, af wasautomaten, wasautomaten en droogautomaten.
Inbouw boven een Miele-oven is al
~
leen mogelijk bij een werkbladhoogte van minstens 40 mm.
-
-
37
Opmerkingen omtrent uw veiligheid bij inbouw
Veilige afstand naar boven toe
Hou tussen het toestel en een dampkap erboven de veiligheidsafstand aan die door de fabrikant van de dampkap wordt opgegeven. Is er door de fabrikant van de dampkap geen afstand vermeld of zijn er licht ontvlambare materialen (bijv. een rekje) boven het toestel geïnstalleerd, dan dient de veiligheidsafstand minstens 760 mm te bedragen.
Bij inbouw van verschillende toestellen, bijv. een wokbrander en een elektrisch kookvlak, naast elkaar onder een dampkap, neemt u de grootste afstand die vermeld is in de montage-/gebruiks aanwijzing.
38
-
Opmerkingen omtrent uw veiligheid bij inbouw
Veilige afstand opzij
Bij inbouw van een gaskookvlak mogen er zich aan een van de zijkanten en aan de achterzijde kasten of wanden van gelijk welke hoogte bevinden. Aan de andere zijkant mag er evenwel geen toestel of meubel hoger zijn dan het gaskookvlak. Zie afbeeldingen.
Een kookvlak straalt hoge temperaturen af. Daarom is tussen de uitsparing in het werkblad en de achterwand een veiligheidsafstand van minstens 50 mm nodig.
Tussen de uitsparing in het werkblad en de meubels errond (bijv. een kolom­kast rechts of links) is de volgende vei­ligheidsafstand a in acht te nemen:
40 mm bij CS 1212 / CS 1212-1
CS 1221 / CS 1221-1 CS 1234 / CS 1234-1 CS 1223 CS 1222
Zeker aan te bevelen!
Niet aan te bevelen!
50 mm bij CS 1112
CS 1122 CS 1134 CS 1326 CS 1327 CS 1411
100 mm bij CS 1012 / CS 1012-1
150 mm bij CS 1421
CS 1312 CS 1322
200 mm bij CS 1034 / CS 1034-1
250 mm bij CS 1011
CS 1021
Niet toegestaan!
39
Opmerkingen omtrent uw veiligheid bij inbouw
Veiligheidsafstand tot nisbekleding
Als de nis bekleed is, moet een minimumafstand in acht worden genomen tussen de uitsparing in het werkblad en de bekleding. Hoge temperaturen kunnen im mers het bekledingsmateriaal vervormen of beschadigen.
-
Als de bekleding vervaardigd is uit brandbaar materiaal (bijv. hout) moet de af stand e tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding ten minste 50 mm bedragen.
Als de bekleding vervaardigd is uit niet-brandbaar materiaal (bijv. metaal, na tuursteen of keramische tegels) moet de afstand e tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding ten minste 50 mm min de dikte van de bekleding be dragen. Voorbeeld: de dikte van de nisbekleding bedraagt 15 mm 50 mm - 15 mm = minimumafstand van 35 mm
-
-
-
a Wand
b Nisbekleding
Afstand x = dikte van de nisbekleding
c Werkblad
d Uitsparing in het werkblad
e Minimumafstand
bij brandbare materialen: 50 mm bij niet-brandbare materialen: 50 mm - afstand x
40
CS 1011
Toestel- en inbouwafmetingen
a Klemveren
b Voorkant
c Inbouwhoogte
d Aansluitkastje met aansluitsnoer, L = 2000 mm
e Gasaansluiting R 1/2 - ISO 7-1 (DIN EN 10226)
41
Toestel- en inbouwafmetingen
CS 1021
a Klemveren
b Voorkant
c Inbouwhoogte
d Aansluitkastje met aansluitsnoer, L = 2000 mm
e Gasaansluiting R 1/2 - ISO 7-1 (DIN EN 10226)
42
Maak voor een of meerdere toestel
^
len een uitsparing in het werkblad (zoals op de maatschets). Hou rekening met de minimumaf
stand tot de achterzijde en tot een zijwand rechts of links.
Zie rubriek "Opmerkingen omtrent uw veiligheid tijdens het inbouwen".
Bescherm het zaagpatroon bij houten
^
werkbladen met speciale lak, siliconenrubber of giethars om op zwellen door vocht te verhinderen. De gebruikte materialen moeten hitte bestendig zijn.
Mocht bij het inbouwen worden vast­gesteld dat de omranding in de hoeken niet precies op het werkblad ligt, dan kan de hoek ß R4 met de decoupeerzaag voorzichtig worden bijgewerkt.
Het werkblad voorbereiden
-
-
-
-
43
Inbouw van meerdere toestellen
Wanneer meer dan een toestel wordt ingebouwd, moet tussen de afzonderlijke toestellen telkens een tussenlijst b worden gemonteerd. Zie rubriek "Klemveren en tussenlijsten bevestigen".
Uitsparing in het werkblad
- twee toestellen
Bij het inbouwen van twee toestellen is de breedte van de uitsparing in het werkblad D af te leiden uit afmetingen AenC.
A = toestelbreedte (288 mm of 380 mm of 576 mm) min8mm
B = toestelbreedte (288 mm of 380 mm of 576 mm)
C = toestelbreedte (288 mm of 380 mm of 576 mm) min8mm
D = breedte van de uitsparing in het werkblad
Uitsparing in het werkblad
- drie toestellen
Bij het inbouwen van drie toestellen is de breedte van de uitsparing in het werkblad D af te leiden uit afmetingen A,BenC.
44
Bij het inbouwen van meer dan drie toestellen moet voor elk nieuw toe stel bij de afmetingen A en B en C de correcte toestelbreedte B (288 mm of 380 mm of 576 mm) worden opge teld.
-
-
Inbouw van meerdere toestellen
Voorbeeldberekeningen voor een uitsparing bij het inbouwen van drie toe stellen
A
Toestelbreedte min 8BToestelbreed
te
280 288 280 848
280 380 372 1032
280 576 568 1424
372 288 280 940
372 380 372 1124
372 576 568 1516
568 288 280 1136
568 380 372 1320
568 - 568 1136
Alle afmetingen in mm.
Toestelbreedte min
C
Uitsparing in het
8
D
werkblad
-
45
Inbouw van meerdere toestellen
a Klemveren
b Tussenlijsten
c Tussenruimte tussen lijst en werkblad
d Afdekking
Op de afbeelding ziet u hoe de klemveren a en tussenlijsten b dienen te worden bevestigd voor 3 toestellen.
Voor elk extra toestel is een extra tussenlijst vereist. De positie voor de bevesti ging van een extra tussenlijst is afhankelijk van de toestelbreedte B (288 mm / 380 mm / 576 mm).
46
-
Werkblad van hout
Klemveren en tussenlijsten bevestigen
^
Leg de bijgeleverde klemveren a en de tussenlijsten b op de aangeduide plaatsen op de bovenste rand van het uitgespaarde gedeelte.
^
Bevestig de klemveren en tussen lijsten met de bijgeleverde schroeven (3,5 x 25 mm).
-
47
Klemveren en tussenlijsten bevestigen
Werkblad van natuursteen
De schroeven hebt u voor natuurste nen werkbladen niet nodig.
-
^
Positioneer en bevestig de klemveren a en tussenlijsten b met sterke, dubbelzijdige kleefband c.
48
^
Kleef de zijranden en onderrand van de klemveren a en tussenlijsten b vast met silicone.
^
Vul de tussenruimte e tussen de lijsten en het werkblad met silicone.
Toestel monteren / demonteren
Monteren
Voer de aansluitkabel van het toestel
^
naar onderen door de uitsparing in het werkblad.
Plaats het toestel. Plaats hierbij de
^
voorkant eerst in de uitsparing in het werkblad.
Duw het toestel gelijkmatig met beide
^
handen omlaag. U dient een klik te horen. Let erop dat de dichting van het toestel op het werkblad ligt. Enkel dan bent u zeker dat de inbouw langs alle zijden goed dicht is. Ge
bruik geen voegdichtingsmiddel!
^ Schuif het ingebouwde toestel opzij
tot de gaten van de tussenlijst te zien zijn.
Plaats het volgende toestel. Plaats
^
hierbij de voorkant eerst in de uitspa ring in het werkblad.
Sluit het toestel/de toestellen aan op
^
het elektriciteitsnet (zie "Elektrische aansluiting").
Ga na of het toestel/de toestellen cor
^
rect werkt/werken.
Demonteren
Als het toestel langs onderen toegan kelijk is, kunt u van onderen af
-
omhoogdrukken. Druk eerst de achter kant omhoog.
Als het toestel niet langs onderen toe- gankelijk is, neemt u het toestel met beide handen aan de achterkant vast en trekt u het naar voren. Vervolgens trekt u het toestel er naar boven toe uit.
-
-
-
-
^
Plaats de afdekking d in de voor ziene gaten van de tussenlijst b en zorg dat deze vastklikt.
-
49
Algemene inbouwaanwijzingen
Dichting tussen het toestel en het werkblad
De dichtingsstrook onder de rand van het bovenste deel van het toestel zorgt reeds voor voldoende afdichting met het werkblad.
Het toestel mag in geen geval met voegdichtingsmiddel (bijv. silicone) worden afgedicht. Het toestel en het werkblad kunnen beschadigd raken wanneer het toe stel moeten worden verwijderd.
-
Betegeld werkblad
De voegen a en het gearceerde deel onder het toestel moeten vlak en effen zijn, zodat het frame er gelijkmatig op ligt en de dichtingsstrook onder de rand van het bovenste deel van het toe­stel een voldoende goede afdichting tot het werkblad garandeert.
50
Het is aan te bevelen het toestel via een stekker aan te sluiten op het elektrici teitsnet. Daardoor worden onderhouds­en herstelwerken eenvoudiger. Zorg ervoor dat het stopcontact na de inbouw van uw toestel nog vlot toegan kelijk blijft.
Als de aansluiting niet via een stopcon tact gebeurt, dient u de aansluiting te laten uitvoeren door een elektricien, die goed op de hoogte is van de nationale voorschriften en aanvullende voor schriften van het lokale energiebedrijf, en deze voorschriften nauwkeurig op volgt.
Is het stopcontact voor de gebruiker niet meer toegankelijk of is er een vaste aansluiting voorzien, dan moet die voor elke fase met een stroomonderbreker uitgerust zijn. Als stroomonderbrekers kunnen schakelaars worden gebruikt met een contactopening van minstens 3 mm. Bijvoorbeeld automatische uitschakelaars, zekeringen en contact­sluiters.
Als het aansluitsnoer beschadigd is, moet het door een speciaal aansluit snoer van het type H 05 VV-F (pvc-isolatie) worden vervangen. Dit snoer is verkrijgbaar bij de fabrikant of de Technische Dienst van Miele.
De vereiste aansluitgegevens vindt u op het typeplaatje. De informatie moet overeenkomen met de gegevens van het net.
-
-
-
-
Elektrische aansluiting
De fabrikant wijst erop dat hij geen aansprakelijkheid aanvaart voor (on)rechtstreekse schade die voortvloeit uit een ondeskundige in bouw of verkeerde aansluiting.
-
De fabrikant is niet aansprakelijk
­voor schade die werd veroorzaakt
doordat de aardleiding onderbroken was of gewoon ontbrak. Er zijn elek trische schokken mogelijk.
Na de montage moet de aarding ge controleerd worden!
Totaal vermogen
zie typeplaatje
Aansluiting en beveiliging
AC230V/50Hz Overstroombeveiliging 10 A Onderbrekingskarakteristiek type B of C
Verliesstroomschakelaar
Om de veiligheid te verhogen, verdient het aanbeveling een verliesstroomscha kelaar met een uitschakelstroom van 30 mA voor het toestel te schakelen.
-
-
-
-
51
Elektrische aansluiting
Van het net loskoppelen
Als het stroomcircuit van het toestel van het net dient losgekoppeld te worden, gaat u afhankelijk van de installatie als volgt te werk:
Smeltzekeringen
De inzetstukken helemaal uit de schroefkappen nemen. of:
Automatische schroefzekeringen
De testknop (rood) indrukken tot de middelste knop (zwart) terugspringt.
of:
Automatische zekeringen
(inbouwtype)
(beveiligingsschakelaar, min. type B of C !): De hendel van 1 (aan) op 0 (uit) zetten of:
FI-veiligheidsschakelaars
(verliesstroomschakelaars) De hoofdschakelaar van 1 (aan) op 0 (uit) schakelen of de proeftoets be­dienen.
Aansluitsnoer vervangen
Bij het vervangen van het aansluitsnoer mag alleen een speciaal aansluitsnoer van het type H 05 VV-F (PVC-isolatie) worden gebruikt. Dit snoer is verkrijg baar bij de fabrikant of de Technische Dienst van Miele. Het snoer mag enkel worden vervangen door de fabrikant van het toestel, een door hem erkende klanten dienst of een elektricien. De vereiste aansluitgegevens vindt u op het type plaatje.
-
-
-
Het net moet na het loskoppelen be veiligd worden tegen opnieuw in schakelen.
52
-
-
Gasaansluiting
De aansluiting op gas of het
,
aanpassen aan een andere gassoort mag uitsluitend worden uitgevoerd door een installateur die erkend is door het plaatselijke gasbedrijf. De installateur is verantwoordelijk voor een perfecte werking op de plek waar het toestel wordt geplaatst.
De gasaansluiting moet zodanig zijn geplaatst dat men het toestel binnen of buiten het keukenmeubel kan aansluiten. De gaskraan moet zicht baar en toegankelijk zijn, eventueel na het openen van de deur van het keukenmeubel.
Vraag aan het plaatselijke gasbedrijf welke gassoort u hebt en vergelijk dit met de gegevens op het type­plaatje.
Dit toestel mag niet op een afvoerlei­ding voor verbrandingsgassen wor­den aangesloten. Het moet volgens de geldende voorschriften en richt lijnen worden opgesteld en aange sloten. De ruimte waarin het toestel wordt opgesteld moet voldoende worden verlucht.
Het gaskookvlak moet volgens de geldende voorschriften en richtlijnen op het gasnet worden aangesloten.
-
-
Bij de gasaansluiting moeten ook de speciale voorschriften van het plaatselijke gasbedrijf en die van de bouwtoezichtsinstanties in acht wor den genomen.
De gasaansluiting moet zodanig zijn aangebracht dat deze niet wordt be schadigd door de hitte die het toe stel afgeeft als het aan staat. Met name de gasleidingen en de aansluitarmaturen mogen niet in
-
aanraking komen met hete verbran dingsgassen.
De gasslang en het aansluitsnoer mogen niet in aanraking komen met onderdelen van het gaskookvlak die bij gebruik warm worden, omdat de slang en het snoer anders bescha­digd kunnen raken.
Een flexibele aansluitleiding moet zodanig aangebracht zijn dat deze niet in contact komt met beweegbare delen van de keukenelementen (bijv. een lade) en dat deze niet blootgesteld is aan mechanische belastingen.
Na het inbouwen van het toestel moet het aan de plaatselijke gasverhoudingen worden aange past.
-
-
-
-
-
Tot slot moet de gasaansluiting op dichtheid worden gecontroleerd.
53
Gasaansluiting
Het toestel is geschikt voor aardgas en vloeibaar gas.
Categorie volgens EN 30: BE II 2E+ 3+ 20/25, 28-30/37 mbar.
Het toestel is, afhankelijk van de landspecifieke uitvoering, voorzien voor aardgas of vloeibaar gas (zie sticker op het toestel).
Voor het aanpassen aan een andere gassoort is, afhankelijk van de landspecifieke uitvoering, de overeen komstige set inspuiters bijgeleverd.
Als de voor uw installatie vereiste set in spuiters niet bijgeleverd is, dient u con­tact op te nemen met uw Miele-hande­laar of de Service After Sales van Miele.
Het aanpassen aan een andere gas­soort wordt beschreven in de rubriek "Aanpassen aan een andere gassoort".
Schroefdraadaansluiting op het toe­stel
-
Gebruik van een bochtstuk van 90°
-
c Gasaansluiting R 1/2 - ISO 7-1 (DIN
EN 10226)
d Bochtstuk van 90°
Bij gebruik van een bochtstuk van 90° wordt de inbouwhoogte voor de gas­aansluiting ca. 60 mm hoger.
De gasaansluiting van het toestel is met kegelvormige schroefdraad (1/2 ") uit gerust. Er zijn twee aansluitingsmogelijkheden:
vaste aansluitleiding
flexibele aansluitleiding volgens DIN 3383 Teil 1
Een flexibele aansluitleiding mag niet langer zijn dan 2 m.
Om dichte verbindingen te garande ren, moet geschikt dichtingsmiddel worden gebruikt.
54
-
-
Aanpassen aan een andere gassoort
Het aanpassen aan een andere
,
gassoort mag uitsluitend worden uit gevoerd door een installateur die er kend is door het plaatselijke gasbe drijf.
Bij het aanpassen aan een andere gas soort moeten de grote inspuiter en de kleine inspuiters van de brander wor den vervangen.
Nominaal gasverbruik (op hoge stand)
Gassoort kW
Aardgas H Vloeibaar gas
6,00
5,40 / 393 g/h
-
-
Schroef de nieuwe inspuiters volgens de volgende tabel in.
-
-
Tabel voor de inspuiters
Grote
inspuiter
C
Aardgas H 1,75
-
Vloeibaar gas 1,12
De boringsdiameter van de inspuiters is in mm aangegeven.
Nr. 34
Nr. 7
Kleine
inspuiter
C
0,88 / 0,42
0,60 / 0,23
Nominaal gasverbruik (op kleine stand)
Gassoort kW
Aardgas H Vloeibaar gas
0,26 0,26
55
Aanpassen aan een andere gassoort
Inspuiters vervangen
Ontkoppel het gaskookvlak van het elektriciteitsnet en sluit de gastoe voer af.
Om de inspuiters te vervangen moeten de bevestigingsschroeven van de bran der worden losgemaakt en het boven blad van het toestel worden afgeno men.
Grote inspuiter vervangen
-
-
-
-
Verwijder voorzichtig het bovenblad
^
van het toestel. Let op dat u de verlichtingseenheid a onder het bo venblad van het toestel niet losrukt. Om de verlichtingseenheid los te ma­ken, drukt u de beide clips b in.
-
^
Verwijder de branderdoppen gh, de branderring i en de branderkop j.
^
Verwijder de bedieningsknop.
^
Maak de schroeven n los.
56
^
Draai de grote inspuiter met een steeksleutel SW 10 in tegenwijzerzin uit de houder van de inspuiter. Hou tegelijkertijd de houder met een steeksleutel SW 13 tegen (zie afbeel ding).
^
Draai nu de nieuwe grote inspuuiter in. Hou hierbij opnieuw tegelijkertijd de houder met de steeksleutel tegen.
-
Aanpassen aan een andere gassoort
De inspuiter voor de binnenste bran der vervangen
d Inspuiterdopje (grote inspuiter voor
de binnenste brander)
e Luchthuls
f Luchtopening
Draai de schroef c met een steek
^
-
sleutel SW 8 uit het schroefonderdeel b. Hou het schroefonderdeel tegen met een steeksleutel SW 12.
Draai het schroefonderdeel b met
^
een steeksleutel SW 12 uit het onder deel a. Hou het onderdeel tegen met een steeksleutel SW 12.
Verwijder het inspuiterdopje d dat
^
zich in onderdeel a bevindt en plaats het inspuiterdopje met het juiste nummer (zie tabel voor de in spuiters).
^ Stel de twee luchtopeningen f in
door de luchthuls e op de aangege­ven afstand (2 mm) te draaien (zie af­beelding).
^ Draai alle onderdelen in omgekeerde
volgorde vast en controleer ze op dichtheid.
-
-
-
57
Aanpassen aan een andere gassoort
Primaire luchtaanzuiging con troleren
a Stelschroef
b Luchthuls
De afstand "x" moet als volgt zijn: bij aardgas: 6 mm bij vloeibaar gas: 7 mm
Afstand x instellen
^
Draai de stelschroef OPEN_Z_NUMa los en verschuif de luchthuls b. Draai vervolgens de stelschroef weer vast.
Kleine inspuiters vervangen
-
a Kleine inspuiter met kleinere diame-
ter (bijv. bij vloeibaar gas: 0,20)
b Kleine inspuiter met grotere diameter
(bijv. bij vloeibaar gas: 0,46)
^ Draai de twee kleine inspuiters a en
b in de gasarmatuur met een kleine
schroevendraaier los.
^
Verwijder de inspuiters met een punt tang.
^
Plaats de juiste inspuiters (zie tabel voor de inspuiters) en draai deze vast.
-
58
^
Verzegel de inspuiters met zegellak, om te voorkomen dat de inspuiters per ongeluk worden losgedraaid.
Werking controleren
Aanpassen aan een andere gassoort
Controleer alle delen waar gas door loopt op dichtheid.
Zet het toestel weer in elkaar.
^
Controleer de werking van het gas
^
kookvlak door alle branders aan te steken.
Op de laagste stand mag de gas vlam niet doven, ook niet wanneer u de knop snel van de grote naar de kleine vlam draait.
Op de hoogste stand moet de bran­der een duidelijk zichtbare kern heb­ben.
^ Kleef de sticker die bij de inspuiterset
hoort over de oude sticker met de vermelde gassoort.
-
-
-
59
Technische Dienst van Miele / typeplaatje
Neem bij storingen die u zelf niet kunt oplossen contact op met:
de Miele-vakhandel of
de Technische Dienst van Miele
Het telefoonnummer van de Technische Dienst van Miele vindt u op de achter zijde van deze gebruiksaanwijzing.
Wanneer u een beroep doet op de Technische Dienst, geef dan altijd het toesteltype en -nummer op. Beide gegevens vindt u op het typeplaatje.
Kleef hier het bijgeleverde typeplaatje. Let erop dat de typebenaming overeen stemt met de gegevens op de voorpagina van deze gebruiksaanwijzing.
-
-
60
61
62
63
Wijzigingen voorbehouden / 0512
M.-Nr. 07 133 230 / 03
Loading...