Gebruiks- en montagehandleiding
ProLine gaskookplaat
Lees altijd eerst de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw
toestel plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor
uzelf en u voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BEM.-Nr. 11 173 830
De kookplaat mag ook in andere dan op het toestel aangegeven landen worden
gebruikt. De landspecifieke uitvoering en de manier waarop de kookplaat wordt
aangesloten, hebben een grote invloed op de correcte en veilige werking van de
kookplaat.
Neem daarom contact op met de Miele Service in het betreffende land als u het
toestel in een land wilt gebruiken dat niet op het toestel vermeld staat.
2
Inhoud
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen.....................................................5
Uw bijdrage aan de bescherming van het milieu ........................................... 16
Deze kookplaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften.
Onjuist gebruik kan echter persoonlijk letsel of materiële schade
tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig door voordat u de kookplaat in gebruik neemt. Daarin vindt u belangrijke
richtlijnen met betrekking tot de inbouw, de veiligheid, het gebruik
en het onderhoud. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade
aan de kookplaat.
In overeenstemming met de norm IEC60335-1 adviseert Miele u
uitdrukkelijk om het hoofdstuk over de installatie van de kookplaat
en de veiligheidsinstructies en waarschuwingen te lezen en op te
volgen.
Wanneer de veiligheidsrichtlijnen en waarschuwingen niet worden
opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die hieruit voortvloeit.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef ze door aan
een eventuele volgende eigenaar.
5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Verantwoord gebruik
Deze kookplaat is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
Deze kookplaat mag niet buiten worden gebruikt.
Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke context voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere
doeleinden is niet toegestaan.
Personen die op grond van hun fysieke of psychische gesteldheid,
hun onervarenheid of gebrek aan kennis van de kookplaat niet in
staat zijn om deze veilig te bedienen, mogen deze alleen onder toezicht gebruiken. Deze personen mogen de kookplaat alleen zonder
toezicht gebruiken als ze weten hoe ze deze veilig moeten bedienen.
Ze moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen
inzien en begrijpen.
6
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Kinderen in het gezin
Houd kinderen onder acht jaar op een afstand, tenzij u voortdu-
rend toezicht houdt.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de kookplaat alleen zonder toe-
zicht gebruiken als ze weten hoe ze deze veilig moeten bedienen.
Kinderen moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening
kunnen inzien en begrijpen.
Kinderen mogen de kookplaat niet zonder toezicht reinigen.
Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van de
kookplaat bevinden. Laat ze nooit met de kookplaat spelen.
De kookplaat wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat het is uitgeschakeld. Houd kinderen op een afstand,
totdat de kookplaat voldoende is afgekoeld en er geen verbrandingsgevaar meer bestaat.
Verbrandingsgevaar. Bewaar in de opbergruimte boven of onder
de kookplaat geen voorwerpen die voor kinderen interessant zijn.
Dat kan kinderen ertoe brengen op het toestel te klimmen.
Verbrandingsgevaar. Draai de grepen van de pannen zo dat ze
zich boven het werkblad bevinden, zodat kinderen de pannen niet
van het toestel kunnen trekken.
Verstikkingsgevaar. Kinderen kunnen zich tijdens het spelen in
verpakkingsmateriaal wikkelen (bijvoorbeeld in folie) of het materiaal
over hun hoofd trekken en stikken. Houd verpakkingsmaterialen weg
van kinderen.
7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. Installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
door een door Miele geautoriseerde deskundige worden uitgevoerd.
Schade aan de kookplaat kan uw veiligheid in gevaar brengen.
Controleer de kookplaat op zichtbare schade. Gebruik nooit een beschadigde kookplaat.
De kookplaat kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als
deze op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De elektrische veiligheid van de kookplaat is uitsluitend gegaran-
deerd, als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat volgens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze fundamentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de elektrische installatie bij twijfel door een vakman inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist met de waarden van het elektriciteitsnet overeenkomen, om beschadiging van de kookplaat te voorkomen.
Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel
een elektricien.
Stekkerdozen of verlengsnoeren bieden niet voldoende veiligheid
(brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aansluiten van de kookplaat op het elektriciteitsnet.
Gebruik de kookplaat alleen als deze is ingebouwd, zodat de vei-
ligheid gewaarborgd is.
Deze kookplaat mag niet op een niet-stationaire locatie (zoals een
boot) worden gebruikt.
8
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek-
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar
opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de kookplaat
leiden.
Open nooit de behuizing van de kookplaat.
Het recht op garantie vervalt wanneer de kookplaat door een
technicus wordt gerepareerd die niet door Miele is geautoriseerd.
Enkel bij gebruik van originele Miele-onderdelen garandeert Miele
dat aan de veiligheidseisen wordt voldaan. Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen worden vervangen.
De kookplaat mag niet worden gebruikt met een externe schakel-
klok of een systeem voor besturing op afstand.
Een gasspecialist moet de gasaansluiting uitvoeren (zie het hoofd-
stuk “Installatie”, paragraaf “Gasaansluiting”). Als de stekker van de
aansluitkabel wordt verwijderd of als de aansluitkabel geen stekker
heeft, dan moet de kookplaat door een elektricien op het elektriciteitsnet worden aangesloten (zie het hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Elektrische aansluiting”).
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel (zie het
hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Elektrische aansluiting”).
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
kookplaat volledig van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Controleer dit als u
- de zekeringen in uw zekeringkast uitschakelt, of
- de zekeringen van de huisinstallatie volledig worden losgeschroefd, of
- als de stekker (indien aanwezig) uit het stopcontact is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
- de gastoevoer sluit.
9
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Gevaar voor elektrische schok.
Neem de kookplaat niet in gebruik bij een defect of schakel de kookplaat meteen uit. Maak de kookplaat spanningsvrij en sluit de gastoevoer af. Neem contact op met de Miele Service.
Als de kookplaat achter een meubelfront (bijv. een deur) is inge-
bouwd, sluit deze dan nooit wanneer u de kookplaat gebruikt. Achter
een gesloten deur hopen warmte en vocht zich op. Daardoor kunnen
de kookplaat, de ombouwkast en de vloer beschadigd worden. Sluit
een meubeldeur pas wanneer de restwarmte-indicatie uit is.
Controleer elk jaar de gasleidingen en gastoestellen van uw huis-
installatie. Houd hierbij rekening met de voorschriften die in uw land
van toepassing zijn.
10
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Veilig gebruik
De kookplaat wordt heet als deze in gebruik is en dat blijft deze
ook nog enige tijd na het uitschakelen. Pas zodra het lampje voor de
resterende warmte is uitgegaan, is het verbrandingsgevaar geweken.
Voorwerpen in de nabijheid van de ingeschakelde kookplaat kun-
nen door de hoge temperaturen beginnen te branden.
Gebruik de kookplaat nooit om ruimten te verwarmen.
Olie en vet kunnen bij oververhitting gaan branden. Laat de kook-
plaat bij werkzaamheden met olie en vet niet zonder toezicht achter.
Blus branden met olie en vet nooit met water. Schakel de kookplaat
uit en verstik de vlammen voorzichtig met een deksel of een blusdeken.
Houd voortdurend toezicht op de kookplaat tijdens het gebruik.
Houd voortdurend toezicht bij korte kook- en braadprocessen.
Vlammen kunnen de vetfilters van een dampkap in brand doen
vliegen. Flambeer nooit onder een dampkap.
Als spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen of brandbaar mate-
riaal warm worden, kunnen ze gaan branden. Bewaar daarom makkelijk ontvlambare voorwerpen nooit in laden direct onder de kookplaat. Eventueel aanwezige bestekbakken moeten van hittebestendig
materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.
In gesloten conservenblikken ontstaat bij het inmaken en op-
warmen een overdruk, waardoor deze kunnen ontploffen. Gebruik de
kookplaat niet voor het inmaken en verwarmen van conservenblikken.
Wanneer de kookplaat wordt afgedekt, bestaat het risico dat het
materiaal van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u de
kookplaat per ongeluk inschakelt of als deze nog warm is van een
bereiding. Dek de kookplaat nooit af met bijv. afdekplaten, een doek
of een beschermfolie.
11
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Als u het toestel per ongeluk inschakelt of als het nog warm is van
het koken, bestaat het risico dat metalen voorwerpen die op de
kookplaat liggen heet worden. Andere materialen kunnen smelten of
ontbranden. Gebruik de kookplaat nooit als werkblad.
U kunt zich aan het hete toestel branden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met het hete toestel
werkt. Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of
vochtig textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbrandingen veroorzaken. Zorg dat het textiel niet te dicht bij de vlammen
komt. Gebruik dan ook geen al te grote pannenlappen, theedoeken
of iets dergelijks.
Als u een elektrisch toestel (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact komen met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd
kunnen raken.
Serviesgoed van kunststof of aluminiumfolie smelt bij hoge tem-
peraturen. Gebruik daarom geen serviesgoed van kunststof of aluminiumfolie.
Als u de bedieningsknop indrukt, genereert de ontstekingselektro-
de een vonk. Druk de bedieningsknop niet in als u de kookplaat of
de brander rond de ontstekingselektrode reinigt of aanraakt.
Zorg dat op een ontstoken brander altijd een pan staat. Een erbo-
ven geplaatste afzuigkap kan anders beschadigd raken of vuur vatten.
Zorg dat alle branderdelen op de juiste wijze zijn gemonteerd,
voordat u een brander ontsteekt.
12
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Gebruik alleen pannen waarvan de bodemdiameter niet groter of
kleiner is dan in de gebruiksaanwijzing staat aangegeven (zie “De
juiste pannen”). Als de diameter te klein is, staat de pan niet stevig
genoeg. Is de diameter te groot, dan worden de hete verbrandingsgassen te ver naar de zijkant gevoerd en kunnen het werkblad, een
niet hittebestendige wand of onderdelen van de kookplaat beschadigd raken. Voor schade die op deze wijze is ontstaan, kan Miele niet
aansprakelijk worden gesteld.
Zorg dat de vlammen van de brander niet onder het kookgerei
vandaan komen.
Gebruik geen pannen met een te dunne bodem. De kookplaat kan
anders beschadigd raken.
Gebruik daarvoor de meegeleverde pannendragers. Het kookgerei
mag niet rechtstreeks op een brander worden gezet.
Plaats pannendragers van boven op de kookplaat, zodat er geen
krassen kunnen ontstaan.
Bewaar geen licht ontvlambare voorwerpen in de buurt van het
toestel.
Verwijder vetspatten en andere brandbare verontreinigingen zo
spoedig mogelijk van de kookplaat. Er ontstaat anders brandgevaar.
Gerechten en vloeistoffen die zout bevatten, kunnen op roestvrij
Bij gebruik van het toestel ontstaan warmte, vocht en verbran-
dingsgassen. Zorg daarom voor voldoende ventilatie in de ruimte
waar het toestel zich bevindt. Open een buitenraam of zorg voor mechanische afzuiging (bijvoorbeeld via een afzuigkap).
Als u het toestel lang en intensief gebruikt, is het aan te raden de
ruimte extra te ventileren, bijvoorbeeld door een buitenraam te openen of door de afzuigkap op een hoge stand in te schakelen.
13
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Gebruik geen braadpannen, pannen of grillstenen die zo groot zijn
dat zij meerdere branders bedekken. Door warmteophoping kan het
toestel beschadigd raken.
Als het toestel gedurende een ongebruikelijk lange tijd niet is ge-
bruikt, is het aan te bevelen het toestel grondig te reinigen voordat u
het weer in gebruik neemt. Laat de correcte werking van het toestel
zo nodig door een vakman controleren.
Bij inbouw van meerdere ProLine-elementen:
hete voorwerpen kunnen de afdichting van de verbindingsstrip beschadigen. Plaats daarom geen hete pannen in de buurt van de verbindingsstrip.
14
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
15
Uw bijdrage aan de bescherming van het milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transportschade. Er werd milieuvriendelijk en recycleerbaar verpakkingsmateriaal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmateriaal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische toestellen bevatten meestal nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook
stoffen, mengsels en onderdelen die
nodig zijn geweest om de toestellen
goed en veilig te laten functioneren.
Wanneer u uw oude toestel bij het gewone afval doet of er op een andere
manier niet goed mee omgaat, kunnen
deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Doe uw oude
toestel daarom nooit bij het gewone
huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inzameldepot voor elektrische en elektronische apparatuur, bij uw vakhandelaar
of bij Miele. U bent wettelijk zelf verantwoordelijk voor het wissen van eventuele persoonlijke gegevens op het af te
danken toestel.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage betaald. Die wordt
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken
van uw oud toestel, neem dan contact
op met
- de handelaar bij wie u het kocht
of
- de firma Recupel,
telefoon 0800/15 880,
website: www.recupel.be
of
- uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
16
Zorg er ook voor dat het toestel intussen kindveilig wordt bewaard voor u het
laat wegbrengen.
Kookplaat
Overzicht
a
Sterkbrander
b
Normaalbrander
c
Pannendragers
d
Symbolen voor de kookzones
e
Indicatoren
Knop voor de kookzone
f
achter
g
voor
17
Overzicht
Indicatoren
l
Aan/uit-indicator
m
Restwarmte-indicator
Schakelaars
SymboolBeschrijving
Brander uit, gastoevoer afgesloten
Grootste vlam
Kleinste vlam
18
Brander
n
Branderdop
o
Branderkop
p
Thermo-element met vlambeveiliging
q
Ontstekingselektrode
r
Brandervoet
Overzicht
19
Eerste ingebruikneming
Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor
bestemde plaats in het hoofdstuk
“Service”.
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.
Kookplaat voor de eerste keer
reinigen
Reinig de afneembare delen van de
brander(s) met een sponsdoekje, afwasmiddel en warm water. Droog de
delen daarna weer af en zet de brander(s) vervolgens weer in elkaar (zie
het hoofdstuk “Reiniging en onderhoud”).
Veeg het roestvrijstalen lekblad met
een vochtige doek af en maak het
vervolgens weer droog.
Kookplaat voor de eerste keer
in gebruik nemen
De onderdelen van metaal worden met
een onderhoudsmiddel beschermd. Als
het toestel voor het eerst in gebruik
wordt genomen, ontstaan daardoor
geuren en eventueel ook damp.
De geur en de eventueel optredende
damp wijzen niet op een verkeerde aansluiting of een defect en zijn ook niet
schadelijk voor de gezondheid.
20
De juiste pannen
Ø pannen [cm]
BranderMinimum
onderkant
Normaalbrander12
Sterkbrander14
BranderMaximum
bovenkant
Normaalbrander22
Sterkbrander24
- Gebruik een pan die qua diameter bij
de brander past:
grote diameter = grote brander
kleine diameter = kleine brander
- Houdt u aan de afmetingen in de tabel. Wanneer u erg grote pannen gebruikt, kan het gebeuren dat de vlammen zich uitbreiden en schade aan
het werkblad of andere toestellen veroorzaken. Het gebruik is efficiënter bij
pannen met de juiste afmetingen.
Pannen waarvan de diameter kleiner
is dan de pannendrager en pannen
die niet stevig op de pannendrager
staan (zonder te wiebelen), vormen
een gevaar en mogen dan ook niet
worden gebruikt.
- Voor gas zijn geen speciale pannen
nodig. Het materiaal moet alleen hittebestendig zijn.
- Gebruik bij voorkeur pannen met een
dikke bodem, omdat de warmteverdeling dan beter is. Bij pannen met
een dunne bodem bestaat het gevaar
de voedingsmiddelen gemakkelijk
oververhit raken. Roer de gerechten
dan ook regelmatig om.
- Zet de pannen altijd op de bijgeleverde pannendrager. De pannen mogen niet rechtstreeks op de brander
worden gezet.
- Plaats pannen zodanig op de pannendrager dat deze niet kunnen kantelen. Minimale bewegingen kunnen
echter nooit helemaal worden uitgesloten.
- Gebruik geen pannen of schalen met
een rand langs de bodem.
- Op een elektrische kookplaat moeten
pannen met een vlakke bodem worden gebruikt. Op een gaskookplaat
kunt u ook pannen zonder vlakke bodem gebruiken en toch goede resultaten bereiken.
- Houd er rekening mee dat pannenfabrikanten vaak de diameter van de
bovenkant van de pannen vermelden.
In dit geval is de diameter van de bodem echter van belang.
21
Tips om energie te besparen
- Bereid gerechten zoveel mogelijk alleen in gesloten potten of pannen. Zo
wordt voorkomen dat er onnodig
warmte verloren gaat.
- Gebruik liever brede, lage pannen
dan smalle, hoge pannen. De inhoud
wordt dan beter verhit.
- Gebruik zo weinig mogelijk water.
- Schakel na het aankoken of aanbraden op tijd terug naar een lagere
stand.
- Gebruik een snelkookpan om de bereidingstijd te verkorten.
nen oververhit raken en ontbranden.
Houd voortdurend toezicht op de
kookplaat tijdens het gebruik.
Vonkontsteking
De kookplaat heeft een snel reagerende
vonkontsteking met de volgende kenmerken:
- U ontsteekt de brander zonder dat u
de knop ingedrukt hoeft te houden.
- De brander wordt automatisch opnieuw ontstoken.
Mocht de vlam doven (bijvoorbeeld
door tocht), dan wordt de brander
automatisch weer ontstoken. Als dit
niet lukt, dan wordt de gastoevoer
automatisch afgesloten (zie het
hoofdstuk “Veiligheidsfuncties”, paragraaf “Vlambeveiliging”).
De brander wordt bij een stroomstoring niet automatisch opnieuw ontstoken.
Inschakelen
Druk de knop iets in en draai deze
naar links op het grootste vlamsymbool.
Als een knop bediend wordt, ontstaat
automatisch bij alle kookzones een
vonk. Dit is normaal en duidt niet op
een defect.
Draai de knop naar als de brander
niet is gaan branden. Verlucht de
ruimte of wacht minstens 1minuut
voordat u de brander opnieuw ontsteekt.
Mocht de brander ook na een tweede
poging niet aangaan, zet de knop dan
op en raadpleeg het hoofdstuk
“Nuttige tips”.
Het is mogelijk dat de vonkontsteking
bij het inschakelen even opnieuw reageert (1–2 klikken), bijvoorbeeld bij
tocht.
Inschakelen bij een stroomstoring
Wanneer de stroom uitvalt, kunt u de
gasbrander met een lucifer aansteken.
Druk de bedieningsknop in en draai
deze naar links op het grootste vlamsymbool.
Houd de bedieningsknop ingedrukt
en steek het gas met een lucifer aan.
Houd de bedieningsknop nog ca.5–
10 seconden ingedrukt en laat deze
dan los.
Druk de knop stevig in om de gastoe-
voer te openen en laat deze weer los.
De ontstekingselektrode “klikt” en
steekt het gas aan.
23
Bediening
Vlam instellen
U kunt de branders traploos instellen op
een stand tussen de grootste en de
kleinste vlam.
Omdat de vlam aan de buitenkant heter is dan in de kern, moeten de punten van de vlam de panbodem raken.
De hitte wordt anders aan de lucht afgegeven. Bovendien kunnen de pangrepen beschadigd raken en neemt de
kans op verbrandingen toe.
Stel de brander zo in dat de vlammen
niet onder de pan vandaan komen.
Uitschakelen
Draai de knop naar rechts op .
De gastoevoer wordt afgesloten en de
vlam gaat uit.
Controlelampje/restwarmte-indicatie
Het controlelampje “Aan” gaat branden
als u een kookzone aansteekt. Na enige
tijd licht ook de restwarmte-indicatie
op. Als de kookzone wordt uitgeschakeld, gaat het controlelampje uit. De
restwarmte-indicatie brandt zo lang als
er restwarmte aanwezig is.
Als de restwarmte-indicatie knippert,
is er sprake van een fout (zie het
hoofdstuk “Nuttige tips”).
Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken.
Wanneer u klaar bent met koken, zijn
de oppervlakken nog heet.
Raak de oppervlakken niet aan als
de restwarmte-indicatie nog brandt.
24
Vlambeveiliging
Uw kookplaat is voorzien van een thermo-elektrische vlambeveiliging. Dit
houdt in dat de gastoevoer wordt afgesloten als de vlam dooft, bijvoorbeeld
omdat een gerecht overkookt of omdat
de vlam uitwaait. Als het vervolgens niet
lukt om de vlam weer aan te steken,
wordt de gastoevoer afgesloten. Zo
wordt voorkomen dat er gas vrijkomt.
Als u de knop op zet, is de kookplaat
weer klaar voor gebruik.
De brander wordt bij een stroomstoring niet automatisch opnieuw ontstoken. Bij stroomuitval kan de kookplaat
niet worden gebruikt.
Beveiligingen
25
Reiniging en onderhoud
Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken.
Na het beëindigen van het kookpro-
ces zijn de oppervlakken van de
kookplaat, de pannendragers en de
branders heet.
Laat de kookzones afkoelen, voordat
u de kookplaat reinigt.
Schade door indringend vocht.
De stoom van een stoomreiniger kan
terechtkomen op onderdelen die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Reinig de kookplaat nooit met een
stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren
of veranderen wanneer u ongeschikte reinigingsmiddelen gebruikt.
De oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmiddelen onmiddellijk.
Gebruik geen schuurmiddelen of reinigingsmiddelen die krassen kunnen
maken.
Laat het ProLine-element afkoelen,
voordat u het reinigt.
Reinig het ProLine-element en de ac-
cessoires na elk gebruik.
Veeg het ProLine-element na het rei-
nigen met een vochtige doek weer
droog om kalkresten te voorkomen.
Door overgekookte voedingsmiddelen kunnen er op de branders verkleuringen ontstaan.
Verwijder verontreinigingen en zouten suikerspatten daarom meteen.
Als u de bedieningsknop indrukt, genereert de ontstekingselektrode een
vonk. Druk de bedieningsknop niet in
als u de kookplaat of de brander
rond de ontstekingselektrode reinigt
of aanraakt.
26
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Om beschadigingen aan de oppervlakken te voorkomen, mogen de volgende
middelen niet worden gebruikt om te
reinigen:
- soda-, ammoniak-, zuur- en chloridehoudende reinigingsmiddelen
- kalkoplossende reinigingsmiddelen
- vlek- en roestverwijderaars
- schurende reinigingsmiddelen, zoals
schuurpoeder, vloeibaar schuurmiddel en reinigingsstenen
- oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen
- reinigingsmiddelen voor vaatwassers
- grill- en ovensprays
- glasreinigers
Reiniging en onderhoud
- schurende harde borstels en sponsjes (zoals pannensponsjes) en gebruikte sponsjes die nog resten
schuurmiddel bevatten
- vlekkensponsjes
27
Reiniging en onderhoud
Roestvrijstalen kom
Schade door scherpe voor-
werpen.
De afdichtingstape tussen de kook-
plaat en het werkblad kan worden
beschadigd.
Gebruik voor het reinigen geen
scherpe voorwerpen.
Schade door verontreinigingen.
De opdruk kan beschadigd raken als
verontreinigingen (zoals gerechten en
vloeistoffen die zout bevatten, en
olijfolie) langere tijd inwerken.
Reinigingsmiddelen voor roestvrij
staal kunnen de opdruk beschadigen.
Gebruik in de buurt van de opdruk
geen reinigingsmiddel voor roestvrij
staal.
Reinig de roestvrijstalen kom met een
sponsdoekje, wat afwasmiddel en
warm water. Laat vastzittende verontreinigingen eerst inweken. Indien nodig, kunt u de ruwe kant van een
schoonmaaksponsje gebruiken.
Droog de roestvrijstalen kom met een
schone, zachte doek af.
Roestvrijstalen rand / bedieningspaneel
Reinig de rand en het bedieningspa-
neel met een sponsdoekje, wat afwasmiddel en warm water.
U kunt voor de reiniging ook een reinigingsmiddel voor keramische kookplaten en roestvrij staal gebruiken. De oppervlakken blijven langer schoon als u
daarnaast nog een onderhoudsmiddel
voor roestvrij staal gebruikt (zie “Bij te
bestellen accessoires”).
Gebruik op delen met een opdruk
geen reinigingsmiddel voor keramische kookplaten en roestvrij staal
en geen reinigingsmiddel voor roestvrij staal.
Hierdoor kan de opdruk worden aangetast.
Reinig de betreffende delen uitsluitend met een sponsdoekje, wat afwasmiddel en warm water.
Bedieningsknoppen
Reinig de bedieningsknoppen met
een sponsdoekje, wat afwasmiddel
en warm water. Laat hardnekkig vuil
eerst inweken.
Maak de bedieningsknoppen met een
schone doek droog.
28
Reiniging en onderhoud
Pannendrager
Verwijder de pannendrager.
Reinig de pannendrager(s) in de vaat-
wasser met een sponsdoekje, afwasmiddel en warm water. Laat vastzittende verontreinigingen eerst inweken.
Droog de pannendrager met een
schone doek af.
Brander
Reinig de onderdelen van de brander
niet in de vaatwasser.
Het oppervlak van de branderdop
wordt mettertijd iets matter. Dit is normaal en heeft verder geen gevolgen
voor het gebruik van de kookplaat.
Verwijder alle losse delen van de
brander en reinig deze uitsluitend met
de hand met een sponsdoekje, afwasmiddel en warm water.
Reinig alle vlamopeningen, zodat de-
ze vrij zijn van verontreinigingen.
Explosiegevaar.
Door verstopte vlamopeningen kan
zich onverbrand gas ophopen in de
onderkast en ontploffen. Dit kan het
toestel beschadigen en letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat de vlamopeningen
altijd vrij zijn van verontreinigingen.
Veeg de onderdelen van de brander
die u er niet af kunt nemen met een
vochtige doek af.
Veeg de ontstekingselektrode en het
thermo-element voorzichtig af met
een goed uitgewrongen vochtige
doek.
De elektrode mag niet nat worden, anders wordt er geen vonk afgegeven.
Wrijf alles tot slot nog eens droog met
een schone doek. Zorg dat ook de
vlamopeningen goed droog zijn.
29
Reiniging en onderhoud
Het oppervlak van de branderdop
wordt mettertijd iets matter. Dit is normaal en heeft verder geen gevolgen
voor het gebruik van de kookplaat.
Brander in elkaar zetten
Plaats de branderkop zodanig op
de brandervoet dat de ontstekingselektrode en het thermo-element door de gaten van de branderkop heen steken. Zorg dat de
branderkop goed op de brandervoet
ligt.
Plaats de branderdop goed op de
branderkop. Als de branderdop
goed is geplaatst, kunt u de dop niet
verschuiven.
Zorg dat de branderdelen in de juiste
volgorde worden teruggeplaatst.
30
Nuttige tips
De meeste storingen en defecten, die bij het dagelijks gebruik kunnen optreden,
kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat
u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te
verhelpen.
ProbleemOorzaak en oplossing
Bij de eerste ingebruikneming of nadat het
toestel lange tijd niet is
gebruikt, ontsteekt de
brander niet.
De brander ontsteekt
niet, ook niet na meerdere pogingen.
De gasvlam gaat na het
ontsteken weer uit.
De vlam is veranderd.De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
De gasvlam dooft
tijdens het gebruik.
Er bevindt zich mogelijk lucht in de gasleiding.
Herhaal de ontstekingsprocedure eventueel meer-
maals.
Er is een technische storing opgetreden.
Draai alle bedieningsknoppen naar rechts op en
maak de kookplaat enkele seconden spanningsvrij.
De brander is niet goed in elkaar gezet.
Zet de brander goed in elkaar.
De gaskraan is niet geopend.
Open de gaskraan.
De brander is nat en/of verontreinigd.
Reinig en droog de brander.
De gleuven in de brander zijn verstopt en/of nat.
Reinig en droog de gleuven.
De vlammen raken het thermo-element niet. Het element wordt niet heet genoeg:
de branderonderdelen zijn niet correct geplaatst.
Plaats de onderdelen correct.
Het thermo-element is verontreinigd.
Verwijder het vuil.
Plaats de onderdelen correct.
De branderkop of de openingen in de branderdop
zijn verontreinigd.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
Plaats de onderdelen correct.
31
Nuttige tips
ProbleemOorzaak en oplossing
Het controlelampje/de
restwarmte-indicatie
van een kookzone knippert.
De elektrische vonkontsteking van de brander
werkt niet.
De stroom is uitgevallen.
Draai alle bedieningsknoppen naar rechts op . Als
de stroomvoorziening weer in orde is, kunt u de
kookplaat weer gewoon bedienen.
De zekering van de huisinstallatie is doorgeslagen.
Neem zo nodig contact op met een elektricien of
met Miele Service.
Er bevinden zich voedingsresten tussen de ontstekingselektrode en de branderdop.
Het thermo-element is verontreinigd.
Verwijder de verontreinigingen (zie het hoofdstuk
“Reiniging en onderhoud”).
32
Bij te bestellen accessoires
Speciaal voor uw toestellen levert Miele
een uitgebreid assortiment aan toebehoren, alsook reinigings- en onderhoudsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig
via de Miele-webshop bestellen.
De producten zijn ook verkrijgbaar bij
Miele (zie einde van deze gebruiksaanwijzing) en bij uw Miele-handelaar.
Reinigingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal
250ml
Voor het verwijderen van verontreinigingen, kalk- en aluminiumvlekken
Microvezeldoekje
Voor het verwijderen van vingerafdrukken en lichte verontreinigingen
33
Klantendienst
Contact bij storingen
Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele vakhandelaar
of de klantendienst van Miele.
De klantendienst van Miele kunt u online boeken op www.miele.com/service.
De contactgegevens van de klantendienst van Miele vindt u achteraan in dit document.
De klantendienst van Miele heeft de typeaanduiding en het fabricagenummer nodig (Fabr./SN/nr.). Beide gegevens vindt u op het typeplaatje.
Typeplaatje:
Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type toestel overeenkomt met
het type dat op de achterkant van dit document staat.
Garantie
De garantietermijn voor dit toestel bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie, zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
34
*INSTALLATION*
Installatie
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen
Schade door ondeskundige inbouw.
Het ProLine-element kan beschadigd raken door ondeskundige inbouw.
Laat het ProLine-element uitsluitend inbouwen door een gekwalificeerde vak-
man.
Schade door vallende voorwerpen.
Bij de montage van bovenkastjes of een dampkap kan het ProLine-element beschadigd raken.
Plaats het ProLine-element pas na montage van de bovenkastjes en de dampkap.
Houdt u bij de opstellocatie van het ProLine-element aan alle gel-
dende voorschriften en richtlijnen van het betreffende land.
(Voor België: DVGW-TRGI 2008 en NBN-normen)
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loskomen of vervormen. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
Vanwege het eventuele overslaan van de vlammen mag een gas-
kookplaat/wokbrander niet meteen naast een friteuse worden ingebouwd. Houd tussen de genoemde toestellen een afstand aan van
ten minste 288mm.
Het ProLine-element mag niet boven koelapparatuur, vaatwas-
sers, wasmachines en droogkasten worden ingebouwd.
De gasslang en de aansluitkabel mogen na de inbouw van het
ProLine-element niet met hete onderdelen in aanraking komen.
De aansluitkabel voor de elektriciteit en een flexibele gaskabel
mogen na de inbouw van het ProLine-element niet in aanraking komen met de beweegbare delen van de keukenelementen (zoals een
lade) en mogen ook niet worden blootgesteld aan mechanische belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden genoemd op de volgende pagina's
in acht.
35
*INSTALLATION*
Installatie
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand boven het ProLine-element
U dient tussen het ProLine-element en
de dampkap die erboven wordt gemonteerd de veiligheidsafstand opgegeven
door de fabrikant van de dampkap aan
te houden. Als de specificaties van de
fabrikant ontbreken of als er zich boven
het ProLine-element licht ontvlambare
materialen bevinden (zoals een keukenplank), dan moet de afstand minstens
760mm bedragen.
Als er onder een dampkap verschillende ProLine-elementen zijn ingebouwd waarvoor verschillende veiligheidsafstanden worden genoemd,
kies dan altijd de grootste veiligheidsafstand.
36
*INSTALLATION*
Veiligheidsafstand achterkant/zijkant
Bij inbouw van een ProLine-element
mag zich aan de achterkant en aan één
kant (rechts of links) een hoge keukenkast of een wand bevinden (zie afbeeldingen).
Minimumafstand achteraan van de
werkbladuitsparing tot de achterkant
van het werkblad:
50 mm
Minimale afstand rechts of links
van de werkbladuitsparing tot een ernaast staand meubelstuk (bijvoorbeeld
een hoge kast) of een wand:
Als er sprake is van een nisbekleding dient er een minimale afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij te hoge temperaturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding minimaal 50 mm zijn.
Is de bekleding van niet brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en keramische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de
nisbekleding minimaal 50 mm min de dikte van de bekleding zijn.
Als de nisbekleding bijvoorbeeld 15 mm dik is, moet de minimale afstand
50 mm -15 mm = 35 mm zijn.
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm
niet brandbare materialen 50mm - maat x
38
*INSTALLATION*
Installatie
Aanwijzingen voor het inbouwen
Afdichting tussen ProLine-element
en werkblad
Als u afdicht met een voegenkit, kunnen het ProLine-element en het
werkblad beschadigd raken als het
element moet worden verwijderd.
Gebruik daarom geen voegenkit tussen het ProLine-element en het
werkblad.
De dichting onder de rand van het
toestel is toereikend als afdichting
tussen toestel en werkblad.
Werkblad met tegels
De voegen en het gearceerde gedeelte onder de rand van het ProLineelement moeten glad en vlak zijn, zodat
het ProLine-element gelijkmatig aansluit
en de afdichting onder de rand van de
bovenkant van het toestel de afdichting
met het werkblad waarborgt.
39
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouwmaten
Alle maten zijn in mm aangegeven.
a
Klemveren
b
voor
c
Inbouwhoogte
d
Inbouwhoogte aansluitkast met aansluitkabel, L = 2.000mm
e
Inbouwhoogte gasaansluiting R 1/2 - ISO 7-1 (DIN EN 10226)
40
*INSTALLATION*
Inbouw van meerdere ProLine-elementen
Voorbeeld: 3 ProLine-elementen
Installatie
a
Klemveren
b
Verbindingsstrips
c
Ruimte tussen verbindingsstrip en werkblad
d
Afdekking
e
Breedte ProLine-element min 8mm
f
Breedte ProLine-element
g
Breedte ProLine-element min 8mm
h
Uitsparing werkblad
41
*INSTALLATION*
Installatie
Werkbladuitsparing berekenen
De randen van de ProLine-elementen liggen rechts- en linksbuiten telkens 8mm
op het werkblad.
Tel de breedtes van de ProLine-elementen op en trek van de som 16mm af.
Afhankelijk van het type zijn de ProLine-elementen 288mm, 380mm of 576mm
breed (zie hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Inbouwmaten”).
Verbindingsstrips
Bij inbouw van meerdere ProLine-elementen moet tussen de afzonderlijke ProLineelementen telkens een verbindingsstrip worden geplaatst. De positie van elke verbindingsstrip is afhankelijk van de breedte van het ProLine-element.
42
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouwen
Voorbereiding werkblad
Maak de werkbladuitsparing volgens
de afbeelding in het hoofdstuk “Inbouwmaten” of volgens de berekening (zie het hoofdstuk “Installatie”,
paragraaf “Inbouw van meerdere ProLine-elementen”). Neem de veiligheidsafstanden in acht (zie hoofdstuk
“Installatie”, paragraaf “Veiligheidsafstanden”).
Werkblad van hout
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, siliconenkit of giethars worden afgewerkt om te voorkomen dat het werkblad door vocht wordt aangetast. Het
dichtingsmateriaal moet temperatuurbestendig zijn.
Deze producten mogen niet op het
oppervlak van het werkblad terechtkomen.
Plaats de klemveren of de verbin-
dingsstrips op de in de afbeeldingen aangegeven posities op de
bovenste rand van de uitsparing.
Bevestig de klemveren of de ver-
bindingsstrips met de bijgeleverde
houtschroeven 3,5x25mm.
43
*INSTALLATION*
Installatie
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de klemveren
of de verbindingsstrips moet u sterk
dubbelzijdig plakband gebruiken (niet
bijgeleverd).
Bevestig het plakband langs de
bovenrand van de uitsparing, zoals
aangegeven op de afbeeldingen.
Leg de klemveren of de verbin-
dingsstrips op de bovenrand van
de uitsparing en druk alles goed aan.
44
Breng langs de zijranden en de on-
derkant van de klemveren of de
verbindingsstrips siliconenkit aan.
Vul hierna de ruimte tussen de ver-
bindingsstrips en het werkblad
met siliconenkit.
*INSTALLATION*
Installatie
ProLine-element plaatsen
Geleid de aansluitkabel door de uit-
sparing in het werkblad omlaag.
Leg het ProLine-element in de uitspa-
ring van het werkblad (eerst de voorkant van het toestel).
Druk het ProLine-element met beide
handen aan de rand gelijkmatig omlaag totdat het duidelijk vastklikt.
Zorg ervoor dat de afdichting op het
werkblad rust, zodat de afdichting
met het werkblad gewaarborgd is.
Dicht het ProLine-element in geen
geval extra af met voegenkit (zoals
siliconenkit).
Als de afdichting bij de hoeken niet
goed op het werkblad aansluit, kan de
hoekradius van het werkblad (≤ R4)
voorzichtig met een decoupeerzaag
nabewerkt worden.
Plaatsen van meerdere ProLine-elementen
Schuif het ingebouwde ProLine-ele-
ment opzij, totdat u de gaten in de
verbindingsstrip kunt zien.
Klik de afdekking in de daarvoor
bestemde gaten van de verbindingsstrip.
Leg het volgende ProLine-element in
de uitsparing van het werkblad (eerst
de voorkant van het toestel).
Ga verder te werk zoals hiervoor be-
schreven.
45
*INSTALLATION*
Installatie
ProLine-element aansluiten
Sluit het ProLine-element/de ProLine-
elementen op het elektriciteitsnet en
de gasvoorziening aan (zie hoofdstuk
“Installatie”, paragrafen “Elektrische
aansluiting” en “Gasaansluiting”).
Functie controleren
Controleer na het inbouwen of alle
branders correct functioneren.
- Op de laagste stand mag de vlam
niet doven, ook niet wanneer u de
knop snel van de grote naar de kleine
vlam draait.
- Op de hoogste stand moet de vlam
een duidelijk zichtbare kern hebben.
ProLine-element eruit tillen
Als het ProLine-element van onder af
toegankelijk is, kunt u het vanaf die
kant uit het werkblad drukken. Druk
de achterkant er het eerst uit.
Als het ProLine-element niet van on-
der af toegankelijk is, pak het dan
met beide handen aan de achterkant
vast, trek het naar voren en haal het
vervolgens naar boven toe uit de uitsparing.
46
*INSTALLATION*
Installatie
Gasaansluiting
Explosiegevaar door onjuiste
gasaansluiting.
Als het gas niet op de juiste manier
wordt aangesloten, kan er gas wegstromen.
Laat het gas alleen aansluiten door
een door het verantwoordelijke gasbedrijf erkende installateur. Deze is
verantwoordelijk voor het probleemloos functioneren op de opstellocatie.
Explosiegevaar door onjuiste
aanpassing.
Als de aanpassing aan een andere
gassoort niet op de juiste manier
wordt uitgevoerd, kan er gas wegstromen.
Laat het aanpassen aan een andere
gassoort alleen uitvoeren door een
erkende installateur van het verantwoordelijke gasbedrijf. Deze is verantwoordelijk voor het probleemloos
functioneren op de opstellocatie.
Let erop dat de gasaansluiting zodanig is geplaatst dat het toestel binnen of buiten het keukenmeubel kan
worden aangesloten. De gaskraan
moet zichtbaar en toegankelijk zijn,
eventueel na het openen van een
deur van het keukenmeubel.
Vraag aan het plaatselijke gasbedrijf
welke gassoort u heeft. Vergelijk die
met de gegevens op het typeplaatje.
De kookplaat wordt niet op een rookgasafvoer aangesloten.
Let bij de plaatsing en aansluiting op
de geldende installatievoorschriften.
Zorg met name voor voldoende ventilatie.
Let erop dat de gasaansluiting voldoet aan de geldende voorschriften
en richtlijnen (Voor België: DVGWTRGI 2008 en NBN-normen).
Houd rekening met de specifieke
voorschriften van het plaatselijke
gasbedrijf en bouw- en woningtoezicht.
Schade door verwarming.
De gasaansluitingen, de gasslang en
de elektriciteitskabel kunnen bij gebruik van de kookplaat door verhitting beschadigd raken.
De gasslang en de elektriciteitskabel
mogen niet in aanraking komen met
hete delen van de kookplaat. De gasslang en de aansluitarmaturen op de
kookplaat mogen niet in aanraking
komen met hete verbrandingsgassen.
Explosiegevaar door bescha-
digde aansluitkabels.
Bij beschadigde flexibele aansluitka-
bels kan er gas wegstromen.
Breng flexibele aansluitkabels zoda-
nig aan dat deze niet in aanraking
komen met beweegbare delen van
keukenelementen (zoals een schuiflade). De leidingen mogen ook niet
aan mechanische belastingen worden blootgesteld.
47
*INSTALLATION*
Installatie
Stel de kookplaat in op de plaatselijke gassituatie. Controleer de gasaansluiting op lekkage.
Het toestel voldoet aan klasse 3 en is
geschikt voor aardgas en vloeibaar gas.
Categorie overeenkomstig EN 30
België
II2E+3+ 20/25, 28–30/37mbar
Afhankelijk van de landspecifieke uitvoering is het toestel ingesteld op aardgas of vloeibaar gas (zie de sticker op
het toestel).
Voor aanpassing aan een andere gassoort zijn afhankelijk van de uitvoering
per land de juiste inspuiters bijgevoegd.
Neem contact op met uw vakhandelaar
of met Miele Service als de juiste set
voor de installatie niet is meegeleverd.
Het aanpassen aan een andere gassoort is beschreven in het hoofdstuk
“Aanpassen aan een andere gassoort”.
Aansluiting op de kookplaat
De gasaansluiting van de kookplaat
heeft een conische ¹/₂"-aansluiting. Er
zijn twee aansluitmogelijkheden:
Explosiegevaar door wegstro-
mend gas.
Ongeschikte afdichtmiddelen waar-
borgen de vereiste dichtheid van de
aansluiting niet.
Gebruik alleen geschikte afdichtmiddelen.
Gebruik van een 90°-bocht
c
Gasaansluiting R¹/₂" - ISO 7-1 (DIN
EN 10226)
d
90°-bocht
Bij gebruik van een 90°-bocht neemt
de inbouwhoogte bij de gasaansluiting met ca.60mm toe.
- een vaste aansluitleiding,
- een flexibele aansluitleiding conform
DIN 3383 deel 1, maximale lengte
2.000mm.
48
*INSTALLATION*
Installatie
Elektrische aansluiting
Wij adviseren om het ProLine-element
via een stopcontact op het elektriciteitsnet aan te sluiten. Dit maakt eventuele
werkzaamheden van een technicus gemakkelijker. Het stopcontact moet na
de inbouw van het ProLine-element
goed toegankelijk zijn.
Schade door ondeskundige aan-
sluiting.
Door ondeskundig uitgevoerde in-
stallatie-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan de gebruiker
aanzienlijke risico's lopen waarvoor
Miele niet aansprakelijk kan worden
gesteld.
Miele kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade die wordt veroorzaakt door een ontbrekende of
beschadigde aarddraad (bijvoorbeeld
een elektrische schok).
Laat het ProLine-element door een
elektricien aansluiten op het elektriciteitsnet.
De elektricien moet op de hoogte zijn
van de toepasselijke nationale en lokale voorschriften voor elektriciteitsvoorziening en deze in acht nemen.
Er moet na het inbouwen worden gegarandeerd dat delen die onder
spanning staan niet kunnen worden
aangeraakt.
Aansluitwaarde
Zie typeplaatje
Aansluitgegevens
De aansluitwaarden vindt u op het typeplaatje. Deze gegevens moeten met de
aansluitgegevens van het net overeenkomen.
Verliesstroomschakelaar
Voor extra veiligheid wordt in de EUvoorschriften en -richtlijnen voor België
geadviseerd om het ProLine-element
van een verliesstroomschakelaar te
voorzien (30mA).
49
*INSTALLATION*
Installatie
Spanningsvrij maken
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Tijdens reparatie- en/of onderhouds-
werkzaamheden kan het opnieuw inschakelen van de netspanning leiden
tot een elektrische schok.
Zorg dat de netspanning niet per ongeluk weer kan worden ingeschakeld.
Als het toestel spanningsvrij moet worden gemaakt, gaat u, afhankelijk van de
situatie, als volgt te werk:
Zekeringen
Draai de zekeringen los en neem deze
uit de houders.
Zekeringautomaten
Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruitspringt.
Inbouwzekeringautomaten
(Installatieautomaat, ten minste van
het typeB of C): zet de tuimelschakelaar van1 (Aan) op 0(Uit).
Aansluitkabel vervangen
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Als gevolg van een ondeskundig uit-
gevoerde aansluiting bestaat er kans
op een elektrische schok.
Laat de aansluitkabel uitsluitend vervangen door een gekwalificeerd
elektricien.
Gebruik bij de vervanging van de aansluitkabel uitsluitend het kabeltype
H05VV-F met de juiste doorsnede. De
aansluitkabel is verkrijgbaar via de fabrikant of de Miele Service.
Verliesstroomschakelaar
Zet de hoofdschakelaar van 1 (Aan)
op 0 (Uit) of druk op de testknop.
50
Brandervermogen
BranderGassoortHoogste standLaagste
stand
kWg/hkW
Normaalbrander
SterkbranderAardgas H3,00–0,50
TotaalAardgas H4,80––
Aardgas H1,80–0,35
Vloeibaar gas1,801310,35
Vloeibaar gas3,002180,50
Vloeibaar gas4,80349–
51
*INSTALLATION*
Aanpassen aan een andere gassoort
Explosiegevaar door onjuiste
aanpassing.
Als de aanpassing aan een andere
gassoort niet op de juiste manier
wordt uitgevoerd, kan er gas wegstromen.
Laat het aanpassen aan een andere
gassoort alleen uitvoeren door een
erkende installateur van het verantwoordelijke gasbedrijf. Deze is verantwoordelijk voor het probleemloos
functioneren op de opstellocatie.
Tabel voor de inspuiters
De boringsdiameter van de inspuiters is
in ¹/₁₀₀mm aangegeven.
Aardgas H
Normaalbrander
Sterkbrander
Vloeibaar gas
Normaalbrander
Sterkbrander
Grote inspui-
ter
1,00
1,28
0,67
0,87
Kleine inspui-
ter
0,42
0,52
0,27
0,32
52
*INSTALLATION*
Aanpassen aan een andere gassoort
Inspuiters vervangen
Maak de kookplaat spanningsvrij en
sluit de gastoevoer af.
Bij aanpassing aan een andere gassoort moeten de grote en de kleine inspuiter(s) van de brander(s) worden
vervangen.
Grote inspuiter vervangen
Verwijder de grote inspuiter met
een steeksleutel7.
Plaats de nieuwe inspuiter (zie tabel
inspuiters) en draai deze vast.
Kleine inspuiter vervangen
Om de kleine inspuiter te kunnen vervangen, moet de bovenkant van het
toestel worden verwijderd.
Trek de bedieningsknoppen van de
branders eraf.
Draai de schroeven los en verwij-
der de brandervoet.
Verwijder de pannendragers, de bran-
derdop en de branderkop.
Verwijder voorzichtig de bovenkant
van het toestel. Voorkom dat u de
verlichtingsunit (aan de onderkant)
onbedoeld lostrekt. Om de verlichtingsunit los te halen, moet u de beide haakjes indrukken.
53
*INSTALLATION*
Aanpassen aan een andere gassoort
Draai de inspuiter met een kleine
schroevendraaier los.
Verwijder de inspuiter met een punt-
tang.
Plaats de nieuwe inspuiter (zie tabel
inspuiters) en draai deze vast.
Verzegel de inspuiters daarna met ze-
gellak, om te voorkomen dat de inspuiters per ongeluk worden losgedraaid.
Functie controleren
Controleer alle gasleidingen op dicht-
heid (met lekzoekspray).
Zet de kookplaat weer in elkaar.
Controleer of de brander(s) correct
functioneren:Controleer het correcte
functioneren van de brander(s):
- Op de laagste stand mag de vlam
niet doven, ook niet wanneer u de
knop snel van de grote naar de kleine
vlam draait.
- Op de hoogste stand moet de vlam
een duidelijk zichtbare kern hebben.
Plak de sticker die bij de inspuiters
wordt geleverd over de oude sticker
op het toestel waarop de gassoort
staat.
54
Productgegevensbladen
Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en montagehandleiding beschreven modellen.
Informatie over huishoudelijke gaskookplaten
volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het modelCS 1012-2
Aantal gasbranders
Energie-efficiëntie per gasbrander (EE
)1. = 57,3
gasbrander
2. = 58,8
Energie-efficiëntie van de gaskookplaat, berekend
per kg (EE
gaskookplaat
)
58,1
55
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480
1730 Mollem (Asse)
E-mail: info@miele.be
Internet: www.miele.be
Duitsland
Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29
33332 Gütersloh
CS1012-2
M.-Nr. 11 173 830 / 03nl-BE
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.