Makita DCS520, DCS5200I, DCS431, DCS4300I, DCS430 User Manual [nl]

Gebruiksaanwijzing
DCS 430 DCS 431 DCS 4300i DCS 520 DCS 5200i
Belangrijk:
Lees voor de eerste inbedrijfname deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem alle veiligheidsvoorschriften
in acht! Gebruiksaanwijzing zorgvuldig bewaren!
1
Hartelijk dank voor uw vertrouwen !
RE Y
Wij feliciteren u met uw nieuwe MAKITA motorzaag en hopen, dat u met deze moderne machine tevreden zult zijn.
De MAKITA motorzagen zijn bijzonder lichte, gemakkelijk hanteerbare motorzagen met groot vermogen, een gunstig vermogensgewicht en een breed, op de praktijk aangepast nuttig toerentalbereik.
De met Nikasil ommantelde cylinder van lange levensduur en de robuuste metalen krukaskast van persgietmagnesium met een solide, gemakkelijk te hanteren zaaggeleiderbevestiging en een solide getande metaalbeugel staan garant voor een hoge gebruikswaarde van de machine.
De automatische kettingsmering met een hoeveelheids­regelbare oliepomp, een onderhoudsvrije elektronische ontsteking, het gezondheidsbeschermende antitrilsysteem en de ergonomische vormgeving van grepen en bedienings­elementen zorgen voor bediencomfort en praktisch onver­moeiend werken met de zaag.
De veiligheidsuitrusting van de MAKITA motorzagen is op de nieuwste stand van de techniek en vervult alle nationale en internationale veiligheidsvoorschriften. Zij omvat hand­beschermers aan de beide grepen, een gasafsperknop, een kettingvangbout, een veiligheidszaagketting en een kettingrem, die niet alleen met de hand in werking kan worden gesteld, maar die ook, bij zaaggeleidingsterugslag (kickback), automatisch door een vertragingsmechanisme in werking wordt gesteld.
In het apparaat zijn volgende octrooirechten in de praktijk gebracht: US 4465440, US 5411382, EP 0236858, EP 0560201, GBM 8710075, GBM 8809928, GBM 9203378, GBM 29616652.
Om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen en optimaal functioneren en optimale beschikbaarheid van uw nieuwe motorkettingzaag te garanderen, verzoeken wij u het volgende:
Leest u voor de eerste ingebruikname van de motorzaag deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem beslist alle veiligheidsvoorschriften in acht! Nietinacht­neming kan levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken!
EU-conformiteitsverklaring
De ondergetekenden Junzo Asada en Rainer Bergfeld gemachtigd door DOLMAR GmbH, verklaren hiermede, dat de apparaten van het merk MAKITA,
Type: EU-modelkeuringsattest Nr.: DCS 430, 431 (032) K-EG 202 DCS 4300i (020) K-EG 203
DCS 520 (026) K-EG 204 DCS 5200i (027) K-EG 205
vervaardigd door DOLMAR GmbH, Jenfelder Str. 38, D-22045 Hamburg, aan de fundamentele veiligheids- en gezo­ndheidseisen van de desbetreffende, EU-richtlijnen voldoen:
EU-machinerichtlijn 98/37/ EG, EU-EMV-richtlijn 89/336/ EEG (gewijzigd door 91/263 EWG, 92/31 EEG en 93/68 EEG), Geluidsemissie 2000/14/EG.
Ter vakkundige realisering van de in deze EU-richtlijnen vervatte eisen zijn doorslaggevend de volgende normen als grondslag genomen: EN 608, CISPR 12, EN 50082-1, DIN VDE 0879 T1.
Het conformiteitsbeoordelingsprocédé 2000/14/EG is volgens appendix V doorgevoerd. Het gemeten peil van geluidsniveau (Lwa) bedraagt 112 dB(A). Het gegarandeerde peil van geluidsniveau (Ld) is 113 dB(A).
De EU-bouwmodelkeuring conform 98/37/EG geschiedde door: DPLF (Deutsche Prüfstelle für Land- und Forsttechnik), Prüf- und Zertifizierungsstelle, Weißensteinstraße 70/72, D-34131 Kassel.
Hambug, 1.12. 2001, voor DOLMAR GmbH
Inhoudsopgave bladzijde
Verpakking ..........................................................................2
Omvang van de levering ....................................................3
Symbolen.............................................................................3
Algemene voorschriften ..................................................4
Persoonlijke beschermingsuitrusting ..............................4
Brandstoffen / Tanken ....................................................5
Inbedrijfname ..................................................................5
Terugslag (Kickback) ......................................................6
Werkomstandigheden en -technieken ........................ 6-7
Transport en opslag ........................................................8
Onderhoud ......................................................................8
Eerste Hulp .....................................................................8
Technische specificaties ...................................................9
INBEDRIJFNAME ..............................................................10
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting...... 10-11
Zaagketting spannen ....................................................11
Kettingrem.....................................................................11
Brandstoffen / Tanken ............................................ 12-13
Kettingsmering afstellen ...............................................13
Motor starten .................................................................14
Koudstart.......................................................................14
Warmstart......................................................................14
Starten onder bijzondere omstandigheden ..................14
Afzetten van de motor...................................................14
Kettingrem controleren .................................................15
Kettingsmering controleren...........................................15
Carburator afstellen .........................................................15
Gebruik in de winter .........................................................16
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN ...............................16
Zaagketting slijpen .................................................. 16-17
Zaaggeleider reinigen ...................................................17
Reinigen van de remband en
van de kettingwielbinnenruimte ....................................18
Nieuwe zaagketting.......................................................18
Benzine filter vervangen ...............................................1 8
Luchtfilter schoonmaken...............................................19
Bougie vervangen .........................................................19
Startkabel vervangen....................................................20
Terughaalveer vervangen.............................................20
Ventilatorhuis monteren................................................20
Periodieke onderhouds- en reingingsvoorschriften......21
WERKPLAATSSERVICE,
RESERVE-ONDERDELEN EN GARANTIE ................ 21-22
Storingzoeken ...................................................................22
Uittreksel uit de reserve-onderdeellijst..........................23
Accessoires...................................................................23
Lijst van service-adressen (zie bijlage)
Verpakking
Uw MAKITA motorzaag is ter bescherming tegen transport­schades in een karton verpakt.
Karton is een grondstof en is als zodanig geschikt voor hergebruik, of kan in de grondstofkringloop (oudpapier­verwerking) terug-gebracht worden.
Junzo Asada Rainer Bergfeld Directeur Directeur
2
Omvang van de levering
2
4
3
5
1. Motorkettingzaag
2. Zaaggeleider
3. Zaagketting
4. Beschermkap zaaggeleider
5. Combisleutel
6. Schroevedraaier voor het instellen van de carburator
(alleen bij DCS 4300i, DCS 5200i)
7. Haakseschroevendraaier
8. Gebruiksaanwijzing (niet afgebeeld)
Symbolen
Op de machine en bij het lezen van de gebruiksaanwijzing treft u de volgende symbolen aan:
Gebruiksaanwijzing lezen en de waarschuwings- en veiligheids­aanwijzingen opvolgen!
6 7
Indien een van de hier afgebeelde onderdelen bij de levering ontbreekt, wendt u zich dan tot uw verkoper!
Beschermende handschoenen!
1
Bijzondere attentie!
Verboden!
Veiligheidshelm, ogen- en gehoorbescherming dragen!
Roken verboden!
Geen open vuur!
Start/stop (I/O) schakelaar
2
1
Het startventiel indrukken
Motor starten
Chokehendel
RE Y
Kettingrem
Attentie, terugslag (Kickback)!
Brandstofmengsel (mengsmering)
Carburatorafstelling
Zaagkettingolie
Gebruik in de winter
Eerste hulp
Recycling
STOP
Motor uitzetten!
CE-norm
3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1
2
3
Algemene voorschriften
- Om een veilig gebruik te garanderen moet degene die het
apparaat bedient altijd deze gebruiksaanwijzing te lezen,
om zich met de werking ervan vertrouwd te maken. Onvol­doende geïnstrueerde gebruikers kunnen zichzelf en anderen door ondeskundig gebruik in gevaar brengen.
- De motorkettingzaag alleen uitlenen aan personen met ervaring in het gebruik van een motorkettingzaag. De ge­bruiksaanwijzing dient daarbij overhandigd te worden.
- Nieuwe gebruikers moeten zich door de verkoper laten instrueren, of een wettelijk erkende opleiding volgen, om vertrouwd teraken met het zagen met een motorkettingzaag.
- Kinderen en jeugdige personen onder 18 jaar mogen de motorkettingzaag niet gebruiken. Voor jeugdigen boven 16 jaar geldt dit verbod niet als zij in het kader van hun opleiding onder toezicht staan van een vakman.
- Het werken met de motorkettingzaag vereist een hoge mate van concentratie.
- Werk alleen in goede lichamelijke conditie. Ook vermoeidheid kan onoplettendheid tot gevolg hebben. Van begin tot eind van werkzaamheden is een zeer goede concentratie vereist. Voer alle werkzaamheden rustig en zorgvuldig uit. De gebruiker is verantwoordelijk ten opzichte van derden.
- Nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen werken.
- Bij het werken in gemakkelijk ontbrandbare begroeiing en bij droogte moet een brandblusser bij de hand zijn.
1
Persoonlijke beschermingsuitrusting
- Om bij het zagen verwondingen aan hoofd, ogen, handen of voeten en schade aan het gehoor te vermijden moet de hierna omschreven beschermende uitrusting en bescher­mende kleding gedragen worden.
- De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. goed aansluitend, maar mag niet hinderen. Draag geen sieraden of kleding waarmee u achter takken of struiken kunt blijven haken. Bij lang haar een haarnet dragen.
- Bij alle werkzaamheden in het bos dient een veiligheidshelm (1) te worden gedragen, voor bescherming tegen vallende takken. De veiligheidshelm moet regelmatig op beschadigingen gecontroleerd worden en moet na maximaal 5 jaar vervangen worden. Alleen goedgekeurde helmen gebruiken.
- De gezichtsbeschermer (2) van de helm (alternatief: veilig­heidsbril) beschermt tegen wegspattende zaagspaanders en houtsplinters. Om verwondingen aan de ogen te voorkomen moet bij het werken met de motorkettingzaag altijd oogbescher­ming resp. gezichtsbescherming gedragen worden.
- Om gehoorschade te voorkomen moet geschikte persoonlijke gehoorbescherming gedragen worden. (Oorbeschermers (3), oordopjes, oorwatten etc.) Octaafbandanalyse op aanvraag.
- De bosbouw-veiligheidsjas (4) heeft signaalrode schouder­passen, is comfortabel in het dragen en gemakkelijk in on­derhoud.
- De bosbouw-veiligheidsbroek (5) bestaat uit 22 lagen nylonweefsel en beschermt tegen snijwonden. Het gebruik ervan wordt dringend aanbevolen.
- Werkhandschoenen (6) van een zware kwaliteit leer behoren tot de voorgeschreven uitrusting en moeten bij het werken met de motorkettingzaag altijd gedragen worden.
- Bij het werken met de motorkettingzaag moeten veiligheids- schoenen of veiligheidslaarzen (7) met profielzool, stalen neus en beenbeschermers gedragen worden. Veiligheids­schoeisel met een beschermende inleg biedt bescherming tegen snijverwondingen en zorgen ervoor dat men stabiel staat.
4
2
3
4
7
5
4
6
Brandstoffen/tanken
- Bij het aftanken van de motorkettingzaag moet de motor worden uitgezet.
- Roken en iedere vorm van open vuur zijn niet toegestaan (5).
- Laat de motor afkoelen alvorens te tanken.
- Brandstoffen kunnen oplosmiddelachtige substanties bevatten. Huid- en oogcontact met mineraalolieprodukten vermijden. Draag bij het aftanken handschoenen. Vervang en reinig beschermende kleding regelmatig. Adem de brandstofdampen niet in. Het inademen van motorbrandstofdampen kan lichamelijk letsel veroorzaken.
- Mors geen brandstof of kettingolie. Als er toch brandstof of olie gemorst is moet de motorkettingzaag direct schoongemaakt worden. Zorg dat er geen brandstof op uw kleding terechtkomt. Als dat toch gebeurt kleedt u dan direct om.
- Let erop dat er geen brandstof of kettingolie in de grond wegloopt (bescherming van het milieu). Leg iets op de grond ter bescherming.
- Tank niet in afgesloten ruimten. Brandstofdampen verzamelen zich op de bodem (explosiegevaar).
- Sluit de tankdoppen van brandstof- en olietank goed.
- Start de motorkettingzaag niet op dezelfde plek als waar u getankt heeft (tenminste 3 meter verwijderd van de tankplaats) (6).
- Brandstof is niet onbeperkt houdbaar. Koop niet meer dan u binnen een redelijke tijd zult gebruiken.
- Vervoer en bewaar brandstof en kettingolie alleen in goedgekeurde en gewaarmerkte jerrycans. Sla brandstof en kettingolie zo op dat kinderen er niet bij kunnen.
5
3 meter
Inbedrijfname
- Werk niet alleen, in noodgevallen moet er iemand in de buurt zijn (gehoorafstand).
- Verzeker u ervan dat er zich geen kinderen of andere personen binnen het werkbereik van de motorkettingzaag bevinden. Let ook op dieren (7).
- Controleer voor aanvang van de werkzaamheden of de
motorkettingzaag goed werkt en volgens voorschrift be­drijfsklaar is gemaakt.
Let vooral op of de kettingrem werkt, of de zaaggeleider juist gemonteerd is, of de zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen is, of de kettingwielbeschermer vastzit, de gashendel soepel beweegt, de sperknop werkt, of de handgrepen droog en schoon zijn, en of Start/Stop schakelaar het doet.
- De motorkettingzaag pas nadat deze volledig in elkaar gezet is in bedrijf nemen. De motorkettingzaag mag uitsluitend geheel gemonteerd gebruikt worden!
- Voor het starten moet de bediener van de zaag goed stabiel staan.
- Start de motorkettingzaag uitsluitend volgens de gebruiks­aanwijzing (8). Andere startmethoden zijn niet toegestaan.
- Bij het starten van de motorkettingzaag moet de machine goed gesteund en stevig vastgehouden worden. De ketting en de zaaggeleider mogen nergens tegenaan komen.
- Houd tijdens het werken met de motorkettingzaag deze met beide handen vast, met de rechterhand op de achterste handgreep en de linker hand op de beugelgreep. De handgrepen met de duimen eromheen vasthouden.
- ATTENTIE: Bij het loslaten van de gashendel loopt de ketting nog enige tijd door (vrijloopeffect).
- Let er voortdurend op dat u stevig staat.
- De motorkettingzaag moet zodanig gehanteerd worden dat er geen uitlaatgassen ingeademd kunnen worden. Werk niet in gesloten ruimten (vergiftigingsgevaar).
- Zet de motorkettingzaag direct af bij merkbaar veranderd
machinegedrag.
- Zet de motorzaag af voor het controleren van de ketting­spanning, het naspannen, het verwisselen van de ketting en het opheffen van storingen (9).
- Als de zaag met stenen, spijkers of andere harde voorwerpen in aanraking is gekomen moet de motor direct afgezet worden en moet de zaaginrichting geïnspecteerd worden.
- Tijdens werkonderbrekingen en voor het verlaten moet de motorzaag uitgeschakeld worden (9) en zo geparkeerd, dat niemand in gevaar kan geraken.
- Leg de warme motorkettingzaag niet in droog gras of op brandbare voorwerpen. De uitlaat geeft een aanzienlijke hitte af (brandgevaar).
- ATTENTIE: Na het uitzetten van de motorkettingzaag kan er olie van de ketting en zaaggeleider in de grond weglopen (bodem­verontreiniging)! Leg iets onder de zaag als bescherming.
6
7
8
Onderhoud Werkonderbreking
Tanken Transport
9
Zaagketting slijpen Uitbedrijfname
5
Terugslag (Kickback)
- Bij het werken met de motorkettingzaag kan gevaarlijke terugslag optreden.
- Deze terugslag ontstaat als het bovenste kwadrant van de zaaggeleider per ongeluk tegen hout of andere vaste voor­werpen aankomt (10).
- Daarbij wordt de motorzaag ongecontroleerd en met grote kracht in de richting van de bedieningspersoon geslingerd, resp. versneld (gevaar voor letsel!)
Om terugslag te voorkomen moet op het volgende gelet worden:
- Insteekwerk (direkt met het het uiteinde van de zaaggeleider in het hout aanzetten) mag uitsluitend door speciaal geschoold personeel worden uitgevoerd!
- De punt van de zaaggeleider moet altijd in het oog gehouden worden. Pas op bij het voortzetten van reeds begonnen zaagsneden.
- Begin met lopende zaagketting aan de zaagsnede!
- De zaagketting moet altijd correct geslepen worden. Let daarbij vooral op de juiste hoogte van de dieptebegrenzing.
- Zaag nooit meerdere takken tegelijkertijd door! Let er bij het verwijderen van takken op dat geen andere tak geraakt wordt.
- Let bij het afkorten op in de buurt liggende stammen.
Werkomstandigheden en -technieken
- Werk alleen bij goed zicht en goede verlichting. Let in het bijzonder op gladheid, nattigheid, ijs en sneeuw (uitglijgevaar). Verhoogd gevaar voor uitglijden bestaat op vers ontbast hout (schors).
- Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Let op obstakels op de werkplek, struikelgevaar. Let er voortdurend op dat u stevig staat.
- Zaag nooit boven schouderhoogte (11).
- Zaag nooit staande op een ladder (11).
- Klim nooit met de motorkettingzaag in een boom om werkzaamheden uit te voeren.
- Niet te ver voorovergebogen werken!
- Beweeg de motorkettingzaag zodanig dat zich geen lichaam­sdelen in het verlengde van het zwenkbereik van de zaagketting bevinden (12).
- Gebruik de motorkettingzaag uitsluitend voor het zagen van hout.
- Houd de lopende zaagketting vrij van de grond.
- Gebruik motorkettingzagen nooit voor het wegtillen en verwijderen van stukken hout en andere voorwerpen.
- Ontdoe het bereik van de zaagsnede van vreemde voorwerpen zoals zand, stenen, spijkers etc. Vreemde voorwerpen beschadigen de zaag en kunnen gevaarlijke terugslag (kickback) tot gevolg hebben.
- Gebruik bij het zagen van sprokkelhout en dunne stammen een stabiele bok (indien mogelijk een zaagbok, 13). Het hout mag niet met de voet of door een tweede persoon worden vastgehouden.
- Rondhout moet tegen verdraaien tijdens het zagen worden geborgd.
- Bij afkorten moet de getande beugel (13, Z) tegen het te
zagen hout worden gezet.
- Voor het afkorten moet de getande beugel tegen het te zagen hout gezet worden en pas daarna met lopende zaagketting het hout gezaagd worden. De zaag wordt daarbij door middel van de achterste handgreep omhoog getrokken en met de beugelhandgreep geleid. De getande beugel dient daarbij als draaipunt. Het volgen gebeurt met een lichte druk op de beugelgreep. De zaag hierbij iets terugtrekken. Getande beugel lager aanzetten en opnieuw de achterste handgreep omhoog trekken.
- Steek- en langssneden mogen alleen door speciaal geschoold personeel uitgevoerd worden (verhoogd gevaar voor terugslag).
- Langssneden (14) in een zo klein mogelijke hoek aanzetten. Hier moet bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan, daar de getande beugel niet kan grijpen.
- Trek de zaag alleen met lopende zaagketting uit het hout.
- Zijn er meerdere zaagsneden nodig dan moet de gashendel tussendoor losgelaten worden.
10
11
12
Z
13
14
6
B
A
B
- Pas op bij het zagen van versplinterd hout. Er kunnen afgezaagde houtsplinters meegetrokken worden (gevaar voor letsel).
- Bij het zagen met de bovenzijde van de zaaggeleider kan de motorkettingzaag in de richting van de bedieningspersoon gestoten worden als de zaagketting klem komt te zitten. Daarom moet zoveel mogelijk met de onderzijde van de zaaggeleider gezaagd worden, daar in dat geval de zaag altijd van het lichaam weg in de richting van het hout getrokken zal worden (15).
- Hout onder spanning (16) moet altijd eerst aan de drukzijde (A) ingezaagd worden. Pas daarna kan de scheidingssnede op de trekzijde (B) gemaakt worden. Zo wordt het ingeklemd reken van de zaaggeleider voorkomen.
ATTENTIE: Velwerkzaamheden en verwijderen van takken, alsmede het werken aan omgewaaide bomen mogen alleen uitgevoerd worden door geschoold personeel! Gevaar voor letsel!
- Steun bij het verwijderen van takken de motorkettingzaag altijd zo dicht mogelijk op de stam. Hierbij mag niet met de voorzijde van de zaaggeleider gezaagd worden (terugslaggevaar).
- Let vooral goed op bij onder spanning staande takken. Zaag vrijhangende takken niet van onder af door.
- Ga nooit op een stam staan terwijl u takken verwijdert.
- Met het vellen van bomen mag pas worden begonnen
nadat men zich ervan heeft verzekerd dat:
a) alleen personen die bij het vellen betrokken zijn zich op de
werkplek bevinden.
b) ongehinderd uitwijken mogelijk is voor iedereen die
betrokken is bij het vellen (de uitwijkruimte dient schuin naar achteren te lopen onder een hoek van ongeveer 45˚).
c) de voet van de stam vrij is van alle vreemde voorwerpen,
struikgewas en takken. Zorg voor een stabiele werkpositie (struikelgevaar).
d) de dichtsbijgelegen werkplek tenminste twee en een halve
boomlengte verwijderd is (17). Vergewist u zich er vóór het vellen van dat er zich geen personen of voorwerpen binnen een afstand van 2 1/2 maal de boomlengte (17) bevinden.
- Beoordeling van de boom: Overhangrichting - losse of dorre takken - hoogte van de boom
- natuurlijke overhang - is de boom rot ?
- Let op de windrichting en windsnelheid. Bij zware windstoten mogen er geen bomen geveld worden.
- Inzagen van de worteluitlopers: Bij de grootste worteluitloper beginnen. Als eerste de zaagsnede
in verticale richting en daarna de zaagsnede in horizontale richting aanbrengen.
- Valkerf (18, A) aanbrengen: De valkerf geeft de boom de juiste valrichting en stuurt deze.
De valkerf wordt haaks op de valrichting aangebracht met een diepte van 1/3 - 1/5 van de stamdoorsnede. De zaagsnede indien mogelijk dicht boven de grond aanbrengen.
- Eventuele correcties van de valkerf moeten over de gehele breedte van de boom aangebracht worden.
- De valzaagsnede (19, B) wordt boven de valkerfholte (D) aangebracht. De valzaagsnede moet loodrecht op de stam aangebracht worden. Voor de val-kerf moet ongeveer 1/10 van de stamdoorsnede blijven staan als breukvlak.
- Het breukvlak (C) werkt als scharnier. Dit mag in geen geval doorgezaagd worden, daar dit het ongecontroleerd vallen van de boom kan veroorzaken. Breng tijdig spieën aan!
- De valzaagsnede mag alleen gezekerd worden met kunststof of aluminium spieën. Het gebruik van ijzeren spieën is verboden, daar een aanraking ernstige beschadigingen of zaagkettingbreuk tot gevolg kan hebben.
- Bij het vellen van bomen altijd terzijde van de vallende boom gaan staan.
- Bij het terugkeren naar de valzaagsnede oppassen voor vallende takken.
- Bij het werken op hellingen moet de bedieningspersoon boven of terzijde van de te bewerken stam, respectievelijk liggende boom staan.
- Pas op voor aanrollende boomstammen.
15
16
17
18
19
2 1/2
= Velbereik
45
45
o
o
7
Transport en opslag
- Bij het veranderen van werkplek tijdens het werken moet
de motorkettingzaag afgezet of de kettingrem ingeschakeld worden om onbedoeld starten en aan­lopen van de zaagketting te voorkomen.
- Vervoer of draag de motorkettingzaag nooit met lopende
zaagketting.
- Bij vervoer over langere afstanden moet in ieder geval de meegeleverde beschermkap voor de zaaggeleider aan­gebracht worden.
- Draag de motorkettingzaag altijd aan de beugelgreep, waarbij de zaaggeleider naar achter wijst (20). Zorg ervoor dat u niet met de uitlaat in aanraking komt (gevaar voor brandwonden!).
- Tijdens vervoer in personenwagens moet de machine zo geplaatst worden dat er geen brandstof of kettingolie kan uitlekken.
- De motorkettingzaag moet veilig in een droge ruimte opgeslagen worden. De motorkettingzaag mag niet buiten bewaard worden. Berg de motorkettingzaag ontoegankelijk voor kinderen op.
- Bij opslag gedurende langere tijd en bij het verzenden van de motorkettingzaag moeten olietank en brandstoftank volledig geleegd zijn.
Onderhoud
- Bij alle onderhoudswerkzaamheden moet de motor­kettingzaag uitgezet (21), en de bougiedop losgetrokken worden!
- Vóór het begin van de werkzaamheden moet altijd eerst gecontroleerd worden of de motorkettingzaag goed werkt, en speciaal de kettingrem. Let er vooral op of de zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen is (22).
- De motorkettingzaag moet met zo weinig mogelijk lawaai en uitlaatgassen gebruikt worden. Let goed op een correcte afstelling van de carburator.
- Reinig de motorkettingzaag regelmatig.
- Controleer regelmatig of de tankdoppen goed sluiten.
Neem de veiligheidsvoorschriften van de Arbeidsins­pektie enverzekeringsmattschappijen in acht.
Breng in geen geval veranderingen in der constructie van de motorkettingzaag aan. U brengt daarmee uw veilig­heid in gevaar.
Onderhouds- en montagewerkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden voorzover deze in deze gebruiksaanwij­zing beschreven zijn. Alle overige werkzaamheden moeten door de MAKITA service uitgevoerd worden.
Gebruik uitsluitend MAKITA reserve-onderdelen en geauto­riseerde accessoires.
Bij gebruik van niet-originele MAKITA reserve onderdelen, niet-geautoriseerde accessoires of zaaggeleider/ketting­combinaties en -lengten is er een verhoogd ongevalsrisico. Bij ongelukken of schade als gevolg van niet-geautoriseerde zaagmechanieken of accessoires vervalt iedere aansprake­lijkheid.
Eerste Hulp (E.H.B.O.)
Voor eventuele ongevallen dient altijd een verbanddoos op de werkplek aanwezig te zijn. Vul gebruikt materiaal direct weer aan.
Als u om hulp vraagt, geeft u dan de volgende informatie:
- Waar gebeurde het
- Wat gebeurde er
- Hoeveel gewonden
- Aard van de verwondingen
- Noem uw naam!
20
STOP
21
22
SERVICE
23
Aanwijzing: Bij personen met circulatiestoornissen kunnen vaak optredende vibraties tot beschadiging van do bloedvaten of van het zenuwstelsel leiden. Door vibraties aan vingers, handen of polsen kunnen de volgende symptomen optreden: inslapen van lichaamsdelen, prikkelen, pijn steken, verandering van de huidkleur of van de huid. Bij het waarnemen van zulke
symptomen moet u een dokter opzoeken.
8
24
Technische specificaties
Cilinderinhoud cm Boring mm 40 44 40 44 Slag mm 34 34 34 34 Maximaal vermogen bij toerental kW / 1/min 2,0 / 9.000 2,4 / 9.000 2,3 / 9.000 2,7 / 9.000 Maximale koppel bij toerental Nm / 1/min 2,4 / 6.000 2,9 / 6.000 2,7 / 6.000 3,1 / 6.000 Stationair toerental / max. motor toerental met zaaggeleider /ketting Koppel toerental 1/min 3.600 3.600 3.600 3.600 Geluidsdruk (op de werkplek) L
vlgs. ISO 7182
pA av
Geluidsniveau L Trillingen a
- Beugelgreep m/s
- Handgreep m/s Carburator (membraancarburator) Type Walbro WT 76 Walbro WT 76 TILLOTSON HU 83 TILLOTSON HU 83 Ontsteking Type electronisch electronisch electronisch electronisch Bougie Type BOSCH WSR 6F BOSCH WSR 6F BOSCH WSR 6F BOSCH WSR 6F Elektrodenafstand mm 0,5 0,5 0,5 0,5 of bougie Type NGK BPMR 7A NGK BPMR 7A NGK BPMR 7A NGK BPMR 7A Brandstofverbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 kg/h Specifiek verbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 g/kWh Inhoud brandstoftank l 0,56 0,56 0,56 0,56 Inhoud olietank I 0,28 0,28 0,28 0,28 Mengverhouding (brandstof : 2-taktolie)
- bij gebruik van MAKITA olie 50:1 50:1 50:1 50:1
- bij gebruik van MAKITA HP 100 olie 100:1 100:1 100:1 100:1
- bij gebruik van andere olie 40:1 40:1 40:1 40:1 Kettingrem inwerkingstelling met de hand of door terugslag (kickback) Kettingsnelheid Kettingwielverdeling inch 3/8 .325 3/8 .325 .325 3/8 .325 Aantal tanden Z 7 8 7 8 8 7 8 Kettingtype (zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst) Verdeling / Schakeldikte inch 3/8 - .325 / .058 3/8 - .325 / .058 .325 / .058 3/8 - .325 / .058 Zaaggeleider snijlengte cm 33, 38, 40, 45 33, 38, 40, 45 33, 38, 40, 45 33, 38, 40, 45 Zaagggeleidertype (zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst) Gewicht van de motorzaag kg 4,5 4,5 4,6 4,6 (tanks leeg, zonder geleider en ketting)
1)
Opgaves houden in gelijke delen rekening met de bedrijfstoestanden stationair, volle belasting en maximum toerental.
2)
Bij max. vermogen
h,w av
1)
vlgs. ISO 9207
WA av
vlgs. ISO 7505
2)
1)
1)
3
1/min 2.500 / 12.500 2.500 / 12.500 2.500 / 13.200 2.500 / 13.000
dB (A) 99 101 99 101 dB (A) 109 110 109 110
2 2
m/s 19,7 19,9 19,7 19,9 19,9 19,7 19,9
Benaming van de onderdelen
DCS 430, DCS 431
43 52 43 52
2,0 4,4 2,4 4,2 3,6 5,2 3,9 6,4
0,90 1,08 1,03 1,21
450 450 450 450
DCS 520 DCS 4300i DCS 5200i
1
2
3
4
22045 Hamburg, Germany
027.100. 603
DCS 5200i
2003 123456
Typ: 027
Serienummer Bouwjaar
Typeplaatje (11) Bij bestellen van eserveonderdelen opgeven!
1 Handgreep 2 Choke 3 Filterdeksel 4 Beugelgreep 5 Uitlaatdemper 6 Bevestigingsmoeren 7 Getande beugel 8 Kettingvanger
9 Afstelschroef voor oliepomp (onderzijde) 10 Kettingwielbeschermer 11 Typeplaatje 12 Handbeschermer 13 Zaaggeleider 14 Zaagketting 15 Handbeschermer 16 Startergreep 17 Afstelschroef „S-L-H“ voor de carburator 18 I/STOP-schakelaar 19 Sperknop voor half-gas 20 Veiligheids-sperknop 21 Gashendel 22 Tankdop brandstoftank 23 Ventilatorhuis met startinrichting 24 Tankdop olietank 25 Startventiel (alleen bij model DCS 431)
13 25
14
11
15
24
12
10
23 22
98
21
18
5 7
6
16 17
19 20
9
INBEDRIJFNAME
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting
Gebruik de bijgeleverde combisleutel voor de hierna ge­noemde werkzaamheden.
Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en voer de volgende stappen uit voor de montage van de zaagketting en de zaaggeleider uit:
STOP
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken (zie Bougie ver- vangen) en beschermende handschoenen dragen!
ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden
na volledig te zijn samengebouwd en controle!
2
1
A
- Voor iedere montage resp. demontage van de kettingwiel­beschermer (B/4) moet de kettingrem worden losgezet. Hiertoe handbescher-mer (A/1) in de richting van beugelgreep (A/2) trekken, tot hij voelbaar ingrijpt.
6
4
5
B
3
- Bevestigingsmoeren (B/3) eraf draaien.
- Verwijder de kettingwielbeschermer (B/4).
- De kunststof transportbeschermer (B/5) erafnemen en in de afval gooien.
8
9
C D
- Kettingspanner (C/6) linksom (tegen de klok in) draaien tot astap (C/7) aan de linker aanslag staat.
7
10
8
11
E
- De zaagketting (E/10) over de koppelingstrommel heffen en om kettingwiel (E/11) leggen. De zaagketting met de rechter hand in de bovenste geleidegroef van de zaaggeleider (E/8) voeren. De snijkanten van de zaagketting moeten aan de geleiderbovenkant in de richting van de pijl wijzen!
10
- Plaats de zaaggeleider (D/8). Let er op dat de astap (D/9) van de kettingspanner in het gat (zie cirkel) van de zaaggeleider valt.
10
F
- Voer de zaagketting (F/10) om de omlegschijf (F/12) van de zaaggeleider.
ADVIES:
De zaagketting kan gemakkelijk in de richting van de pijl worden getrokken. Daarbij draait de koppelingstrommel (E/11) mee (de zaagketting grijpt in het kettingwiel).
12
6
G H
- Draai de kettingspanner (G/6) rechtsom (met de klok mee), totdat de zaagketting in de geleidegroef van de zaaggeleider grijpt (zie cirkel). Daarbij met de linkerhand de zaagge­leider tegen het huis drukken.
6
I
Zaagketting spannen
- Til de voorzijde van de zaaggeleider iets op en draai de kettingspanschroef (I/6) rechtsom (met de klok mee), tot de zaagketting weer tegen de onderzijde van de zaaggeleider aanligt.
- Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog tillen en de bevestigingsmoeren (H/3) met de combisleutel vast aandraaien.
Kettingrem
4
- De kettingwielbeschermer (H/4) weer aanbrengen.
- Bevestigingsmoer (H/3) handvast aandraaien.
Controle van de kettingspanning
J
- De zaagketting is juist gespannen wanneer de zaagketting tegen de onderzijde van de zaaggeleider aanligt en de zaagketting nog gemakkelijk met de hand bewogen kan worden over de zaaggeleider.
- Hierbij moet de kettingrem gelost zijn.
- Controleer regelmatig de kettingspanning, omdat nieuwe zaagkettingen na verloop van tijd uitrekken en langer worden!
- Daarom de kettingspanning regelmatig bij controleren.
ADVIES: IIn de praktijk wordt geadviseerd 2-3 zaagkettingen afwisselend te gebruiken.
Voor een gelijkmatige slijtage van de zaaggeleidergroef moet bij het verwisselen van een ketting de zaaggeleider omgekeerd worden (onderzijde boven en bovenzijde onder).
3
STOP
afgezette motor
K
De MAKITA motorzagen zijn standaard met een vertragings­veroorzakende kettingrem uitgerust. Ontstaat er een terugslag (kickback) doordat de punt van de zaaggeleider met het hout in aanraking komt (zie hoofdstuk VEILIGHEIDSVOOR­SCHRIFTEN, blz. 6), wordt bij voldoende terugslag de kettingrem door massatraagheid in werking gesteld. In een fractie van een seconde wordt de zaagketting stilgezet.
De kettingrem is bedoeld voor noodgevallen en voor het blokkeren van de zaagketting voor het starten. ATTENTIE: In geen geval (behalve bij de controle, zie hoofdstuk Kettin- grem controleren”) de motorzaag bij ingeschakelde kettingrem bedienen, daar anders in zeer korte tijd aanzienlijke schade aan de motorzaag kan optreden!
Vóór het begin van de werkzaamheden onvoorwaardelijk de kettingrem vrijzetten!
2
1
3
L
Inschakeling van de kettingrem (blokkeren) Als de terugslagkracht sterk genoeg is, dan zal de plotselinge
versnelling van de beugelgreep in combinatie met de inertie van de handbescherming (L/3) de rem automatisch aanzetten.
Druk voor handbediening de handbeschermer (L/3) met de linker hand in de richting van de voorzijde van de zaaggeleider (pijl 1).
Kettingrem lossen
De handbeschermer (L/3) in de richting van de beugelgreep (pijl 2) trekken tot deze voelbaar aangrijpt. De kettingrem is gelost.
11
Brandstoffen / tanken
Brandstof
1000 cm3(1 liter) 25 cm 5000 cm3(5 liter) 125 cm3100 cm
A
10000 cm3(10 liter) 250 cm
+
40:1
OIL
50:1
OIL
50:1
3
20 cm
3
200 cm3100 cm
100:1
HP 100
3
3
10 cm 50 cm
3
3
3
Brandstofmengsel
De motor van de motorkettingzaag is een tweetaktmotor met een groot vermogen die werkt op een mengsel van benzine en tweetaktolie.
De motor is ontworpen voor gebruik van normale loodvrije benzine met een minimaal octaangetal van 91 ROZ. Is deze brandstof niet beschikbaar, dan kunnen ook brandstoffen met een hoger octaangetal gebruikt worden. Hierdoor ontstaat geen schade aan de motor.
Gebruik voor een optimale motorwerking en ter be­scherming van gezondheid en leefmilieu alleen loodvrije brandstof !
Voor de smering van de motor wordt tweetaktmotorolie (kwaliteitsklasse API-TC) gebruikt; deze wordt bij de benzine gemengd. De motor is ontworpen voor MAKITA HP 100 tweetaktolie met een milieuvriendelijke mengverhouding van 100:1. Hierdoor wordt een lange levensduur en een betrouwbare, rookarme werking van de motor gewaarborgd.
MAKITA HP 100 kwaliteitstwee-takt olie is leverbaar in de volgende verpakkingen:
0,5 l Bestelnummer 980 008 609
MAKITA kwaliteitstwee-takt olie is afhankelijk van het verbruik leverbaar in de volgende verpakkingen:
1 l Bestelnummer 980 008 607
100 ml Bestelnummer 980 008 606
Indien er geen MAKITA tweetaktolie beschikbaar is moet een mengverhouding van 40:1 bij gebruik van andere tweetakto­liën aangehouden worden, aar anders problemen kunnen optreden.
Het verkrijgen van de juiste mengverhouding: 50:1 Bij gebruik van MAKITA tweetaktolie, d.w.z. 50 delen
brandstof mengen met 1 deel olie.
100:1 Bij gebruik van MAKITA HP 100 tweetaktolie, d.w.z.
100 delen brandstof mengen met 1 deel olie.
40:1 Bij gebruik van andere tweetaktoliën, d.w.z. 40 delen
brandstof mengen met 1 deel olie
.
ADVIES: Voor het verkrijgen van het juiste benzine/olie meng­sel wordt de olie voorgemengd met de helft van de totaal benodigde hoeveelheid benzine, waarna de rest van de brand­stof wordt toegevoegd. Voor het vullen van de tank van de motorkettingzaag eerst het mengsel goed schudden.
Het is niet zinvol uit overdreven veiligheidsbewustzijn het olie­aandeel in het tweetaktmengsel te vergroten ten opzichte van de aangegeven mengverhouding. Dit veroorzaakt nl. meer verbrandingsresten. Deze belasten het milieu en verstoppen het uitlaatkanaal in de cilinder evenals de geluidsdemper. Ook stijgt hierdoor het brandstofverbruik en neemt het vermogen af.
Brandstofopslag
Brandstof is niet onbeperkt houdbaar. Koop niet meer dan u binnen een redelijke tijd zult gebruiken. Vervoer en bewaar
brandstof en kettingolie alleen in goedgekeurde en gewaar­merkte jerrycans.
12
B
Zaagkettingolie
Voor het smeren van de zaagketting en de zaaggeleider moet zaagkettingolie met een hechtmiddeltoevoeging gebruikt wor­den. De hechtmiddeltoevoeging in de zaagkettingolie voor­komt een te snel wegslingeren van de olie.
Om het milieu te sparen wordt het gebruik van biologisch af­breekbare zaagkettingolie aangeraden. In sommige plaatselijke verordeningen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare olie verplicht gesteld.
De door MAKITA aangeboden zaagkettingolie BIOTOP wordt op basis van geselecteerde plantenoliën vervaardigd en is 100% biologisch afbreekbaar. BIOTOP is bekroond met de blauwe milieu-engel (RAL UZ 48).
BIOTOP zaagkettingolie is leverbaar in de volgende verpak­kingsgroottes:
1 l Bestelnummer 980 008 610 5 l Bestelnummer 980 008 611
Biologisch afbreekbare kettingolie is slechts beperkt houdbaar en dient binnen 2 jaar na de fabricagedatum die op de ver­pakking staat gedrukt te worden opgemaakt.
Belangrijke aanwijzing aangaande bio-olie voor zaag­kettingen
Bij een bultenbedrijfsstelling op langere duur moet de olietank worden leeggemaakt, waama er een kleine hoeveelheid motorolie (SAE 30) moet worden ingegoten. Daarop de zaag enige tijd laten lopen, om alle resten bio-olie uit de tank, het olieleidingssysteem en de zaaginrichting te spoelen. Deze maatregel is noodzakelijk, omdat verschillende bio-olies ertoo noigen plakkerig te worden, waardoor schade aan de oliepomp of aan oliegeleidende machinedelen kan optreden. Bij hernieuwde ingebruikname weer met BIOTOP-zaagkettingolie vullen.
Afgewerkte
olie
C
GEBRUIK NOOIT AFGEWERKTE OLIE !
Afgewerkte olie is zeer schadelijk voor het milieu ! Afgewerkte olie bevat hoge concentraties van stoffen waarvan bewezen is dat ze kankerverwekkend zijn. De vervuiling in afgewerkte olie veroorzaakt verhoogde slijtage aan de oliepomp en het zaagmechaniek. Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte of ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak op garantie. Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepassing van zaagkettingolie.
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
D
Tanken
STOP
NEEM ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN IN ACHT!
De omgang met brandstoffen vereist een voorzichtige en zorgvuldige handelwijze.
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
- Rondom de vulopeningen goed schoonmaken, zodat er geen vuil in de tanks komt.
- Tankdop erafschroeven en tot aan de onderkant van de vulpijp opvullen. Voorzichtig gieten om morsen van brandstof of zaagkettingolie te vermijden.
- Tankdop weer goed vastdraaien.
Tankdop en omgeving na het tanken reinigen !
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid. Bij her­haaldelijk en langdurig contact droogt de huid uit. Diverse huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn. Bovendien zijn allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij oogcontact direct het betreffende oog met schoon water uitspoelen.
Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken!
E
Zaagkettingolie
Smering van de zaagketting
Om de zaagketting voldoende te kunnen smeren moet de tank voldoende gevuld zijn. De tankinhoud is genoeg voor onge­veer een half uur continu bedrijf. Tijdens de werkzaamheden controleren of er voldoende kettingolie in de tank zit. Indien nodig bijvullen. Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
Brandstof en tweetaktolie
Kettingsmering afstellen
STOP
2
1
F
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor !
De olietoevoerhoeveelheid kan met de afstelschroef (F/1) worden geregeld. Deze bevindt zich onder de kettingwiel­beschermer (F/2) aan het machinehuis (van onder uit bereik­baar).
De oliepomp is in de fabriek op een gemiddelde pompcapaci­teit afgesteld.
Attentie: Het regelbereik van minimale naar maximale toevoer kan met stelschroef (F/1 kwartslag draaiing worden bereikt.
Aanwijzing: Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is het normaal, dat gedurende enige tijd nog resten van kettingolie eruitlopen, die nog in het olieleidingssysteem en aan de zaaggeleider en de ketting voorhanden zijn. Hierbij is g sprake van een defect! Gebruik een geschikte onderlegger.
met instelmarkering) door een
een
3
G
Voor een probleemloze werking van de oliepomp moeten de olietoevoergroef in het krukashuis (G/3) en de olietoevoerboring in de zaaggeleider (G/4) regelmatig gereinigd worden.
Voor het veranderen van de pompcapaciteit de combisleutel gebruiken om de pomp met de afstelschroef (F/1) door:
- rechtsomdraaien op een lagere
- linksomdraaien op een hogere pompcapaciteit af te stellen.
4
13
Motor starten
2
1
DCS 431
A
3
5
2
1
B
4
1
Koudstart MAKITA DCS 430, DCS 431 en DCS 520:
De carburators van deze motorzagen zijn voor koudstarten (mengselverrijking) met een chokeklep uitgerust.
Het model DCS 431 is, om het starten te vergemakkelijken, van een halfautomatisch startventiel (B/5) voorzien. Door het start­ventiel in te drukken is er minder comprimeringskracht nodig en kan de motor met minder krachtontwikkeling aan de start­kabel op zijn starttoerental worden gebracht. Door de hoge drukloename in de verbrandingskamer als gevolg van de eerste ontstekingen wordt het startventiel automatisch geslo­ten (de knop springt eruit).
De modellen DCS 430 en DCS 520 hebben geen startven­tiel. Het startproces, resp. de carburatorafstelling, is gelijk aan die van model DCS 431, maar dan zonder de noodzaak van indrukken van het startventiel.
- De kortsluitschakelaar van de ontsteking op stand I (B/1) zetten.
- De chokehendel (B/2) uittrekken.
- Sperknop (B/3) half indrukken en ingedrukt houden.
- Gashendel (B/4) en sperknop geheel doordrukken. De gashendel loslaten; deze wordt door de sperknop (B/3) in de halfgasstelling vergrendeld.
- Startventiel (B/5) indrukken (alleen bij DCS 431).
- Trek de starterkabel langzaam uit tot u weerstand voelt (de zuiger staat nu voor het bovenste dode punt).
- Trek de kabel nu snel en krachtig verder uit tot er een
eerste hoorbare ontsteking volgt
ATTENTIE: De starterkabel niet meer dan ca. 50 cm uittrekken
en altijd langzaam met de hand terugbrengen.
- Na de eerste hoorbare ontstekingen de chokehendel (B/2) naar binnen drukken, opnieuw op het startventiel drukken (alleen bij DCS 431) en de startkabel trekken. Zodra de motor loopt, gashendel (B/4) aantippen opdat de sperknop (B/3) eruit springt en de motor stationair draait.
ATTENTIE: de motor moet na het aanlopen direct teruggebracht worden naar het stationaire toerental, daar anders schade kan ontstaan aan de kettingrem
- Nu de kettingrem lossen
14
.
.
.
2
- Op minstens 3 m afstand van de plek waar getankt wordt.
- Zorg dat u stabiel staat en leg de motorkettingzaag zo op de grond leggen dat de zaaginrichting vrij van de grond blijft.
- Kettingrem inschakelen (blokkeren).
- Houd de beugelgreep stevig met één hand vast en druk de motorkettingzaag tegen de grond.
- Plaats de punt van de rechter voet in de achterste handbeschermer.
Koudstart MAKITA DCS 4300i, DCS 5200i:
De carburators van deze motorzagen zijn voor koudstarten (mengselverrijking) met een inspuiting (injectiecarburator) uitgerust.
- De kortsluitschakelaar van de ontsteking op stand I (B/1) zetten.
- De chokehendel (B/2) uittrekken (het inspuitventiel gaat open).
- Sperknop (B/3) half indrukken en ingedrukt houden.
- Gashendel (B/4) en sperknop geheel doordrukken. De gashendel loslaten; deze wordt door de sperknop (B/3) in de halfgasstelling vergrendeld.
Opmerking: Bij buitentemperaturen van onder de -15°C (5°F) zonder halfgasstelling starten.
- Trek de starterkabel langzaam uit tot u weerstand voelt (de zuiger staat nu voor het bovenste dode punt).
- Trek de kabel nu snel en krachtig verder uit tot er een
eerste hoorbare ontsteking volgt
ATTENTIE: De starterkabel niet meer dan ca. 50 cm uittrekken
en altijd langzaam met de hand terugbrengen.
- De chokelhendel (B/2) na het aanspringen van de motor of na de eerste hoorbare ontstekingen indrukken.
- Als de motor niet aangesprongen is, opnieuw de startkabel trekken tot de motor loopt.
- Zodra de motor loopt, gashendel (B/4) aantippen opdat de sperknop (B/3) eruit springt en de motor stationair draait.
ATTENTIE: de motor moet na het aanlopen direct teruggebracht worden naar het stationaire toerental, daar anders schade kan ontstaan aan de kettingrem
- Nu de kettingrem lossen
.
.
.
Warmstart (alle types):
- Zoals beschreven bij koude start, echter zonder de chokehendel (B/2) te hanteren. De chokehendel blijft ingedrukt.
Starten onder bijzondere omstandigheden (alleen
voor MAKITA DCS 4300i, DCS 5200i): Onder invloed van hoge omgevingstemperaturen en als de motor na vollastbedrijf voor slechts korte tijd afgezet wordt (warmtestuwing), is het mogelijk, dat bij gebruik van brandstof met een laag kookpunt (winterkwaliteit), vooral in hoogliggend gebied, de motor in hete toestand door warmteinwerking niet gelijk aanspringt.
- De chokehendel (B/2) aantrekken en in halfgasstelling, zoals bij koudstart beschreven, de motor starten.
- Zodra de motor aanspringt, onmiddellijk de kettingrem loszetten en meermaals volgas geven, totdat de motor rustig loopt.
- Daarna de chokehendel (B/2) neerdrukken.
Handelwijze bij storingen
Indien de motor ondanks meermaals trekken aan de startkabel niet aanspringt:
- Bougie nakijken (zie hoofdstuk Bougie vervangen).
Afzetten van de motor
- Zet de kortsluitschakelaar (B/1) in de positie O (STOP) zetten.
STOP
Kettingrem controleren
Kettingsmering controleren
1
C
De kettingrem moet elke keer vóór werkbegin worden gecontroleerd.
- De motor zoals beschreven starten (een vellige stand innemen en de motorzaag zodanig op de grond zetten, dat het zaagwerk vrij staat).
- De beugelgreep met één hand stovig omvatten, de andere hand aan de handgreep.
- De motor op halve toeren laten lopen en met hand de handbeschermer (C/1) in de richting van de pijl drukken tot de kettingrem blokkeert. Nu moet de zaagketting onmiddellijk tot staan komen.
- De motor onmiddellijk in zijn vrij zetten en de kettingrem weer loszetten.
Attentie: Indien de zaagketting na deze controle niet onmiddellijk tot stilstand komt, mag men het werk beginnen. U moet dan de hulp van een MAKITA servicewerkplaats inroepen.
de rug van de
in geen geval met
Carburator afstellen
Het instellen van de carburateur dient ter verkrijging van een optimaal functioneren, een zuinig verbruik en bedrijfsveiligheid. Het moet bij warme motor, een schone luchtfilter en een correct gespande zaagketting geschie­den. Laat de carburateur door een MAKITA vakwerkinrichting instellen.
De carburateur is in de fabriek bij luchtdrukomstandigheden op zeewaterhoogte ingesteld. Bij andere hoogteverschillen, weergesteldheden, temperaturen of luchtvochtigheid, alsook in de inloopphase bij een nieuwe machine, kan het nodig zijn, de instelling gering te corrigeren.
Voor een optimale instelling is een toerenteller (E/1, Bestel­nr. 950 233 210) benodigd, daar een overschrijden van het
hoogst toelaatbare toerental tot overhitting en tekort aan smeerolie leidt.
Bij instellen zonder toerenteller mag de aangegeven basisinstelling van de hoofdspoeier (H) niet worden onderschreden. Gevaar van motorschade door oververhitting en een tekort aan smeerstof!
De afgebeelde schroevedraaier (E/2, bij het montage­gereedschap alleen bij DCS 4300 en 5200i, Bestel-nr. 944 340
001) heeft een aangegoten neus, die als afstellingshulp
dienst doet. Vóór het instellen van de carburateur de motor 3-5 minuten
warm laten lopen. Vermijdt hoge toerentallen!
Voor een juiste instelling zijn de volgende arbeidsstappen nodig:
1. Basisinstelling (bij uitgeschakelde motor)
Motor starten en warm laten lopen
2. Stationairgang instellen
3. Het hoogst toelaatbaar toerental instellen
4. Acceleratie controleren
5. Stationairgangstoerental controleren
De stappen (vanaf punt 2) herhalen, tot het stationairgangs­toerental, goede acceleratie en het hoogst toelaatbaar toerental bereikt zijn.
Gevaar van motorschade!
D
Zaag nooit met onvoldoende kettingsmering. Hiermee verkort u de levensduur van de zaaginrichting ! Controleer vóór het begin van de werkzaamheden altijd het oliepeil in de tank en de controleer ook de olietoevoer. De olietoevoer kan op als volgt gecontroleerd worden:
- Start de motorkettingzaag.
- Houd de lopende zaagketting ongeveer 15 cm boven een boomstam of de grond (leg er iets onder als bescherming).
Bij voldoende smering vormt zich een licht oliespoor door de afgeslingerde olie. Bij voldoende smering ontstaat door afspattende olie een geringe oliespoor. Let op de windrichting en stelt u zich niet onnodig aan de smeeroliemist bloot!
2
1
E
1.Basisinstelling
De instelschroef voor hoofdsproeier (H) en stationairgangs­proeier (L) (met de wijzers van de klok mee) erin draaien. Instelschroeven (H) en (L) 1 toer linksom (tegen de wijzers van de klok in) uitdraaien.
2.Stationairgang instellen
Het stationairgangstoerental overeenkomstig de technische gegevens instellen. Draaien naar rechts van de instelschroef (S): het stationairgangstoerental stijgt aan. Naar links draaien (tegen de wijzers van de klok in): het stationairgangstoerental neemt af. De zaagketting mag niet meelopen.
3.Instellen van het hoogste toerental
Het hoogste toerental instellen door instelschroef (H) volgens de technische gegevens. Erin draaien van instelschroef (H) met de wijzers van de klok mee (rechtsom): het toerental neemt toe. Eruit draaien naar linksom: het toerental neemt af.
4.Controleren van de acceleratie
Bij bediening van de gashendel moet de motor zonder overgang van stationairgang op hoge toerentallen accelereren. Bij te trage acceleratie de instelschroef (L) in kleine stappen tegen de wijzers van de klok in (linksom) eruit draaien, maar hoogstens 1/4 toeren meer.
5.Controleren van het stationairgangstoerental
Na het instellen van het hoogst toelaatbare toerental het stationairgangstoerental controleren (de zaagketting mag niet meelopen). Het instelproces vanaf punt 2 herhalen totdat het stationairgangstoerental, goede acceleratie en het hoogst toelaatbare toerental bereikt zijn.
behoedzaam tot aan de voelbare aanslag rechtsom
minimaal regelen van
15
Gebruik in de winter
Ter voorkoming van ijsafzetting in de carburator, die bij lage temperaturen en hoge luchtvochtigheid optreedt, en om bij temperaturen onder 0° C sneller op bedrijfstemperatuur te komen, kan warme lucht van de cilinder worden aangezogen.
Bij temperaturen boven 0° C moet steeds koude lucht worden aangezogen.
Bij het niet tijdig uitschakelen kan schade aan de cilin­der en zuigers ontstaan!
1
A
- Filterdeksel en luchtfilter afnemen (zie Hoofdstuk Lucht­filter schoonmaken).
- Als warme lucht van de cilinder aangezogen moet worden, moet de sluitstop (A/1) worden verwijderd (combisleutel).
OPMERKING:
De sluitstop in de montagegereedschapstas bewaren. Bij temperaturen boven 0° C moet de sluitstop er onvoorwaar-
delijk weer in worden gezet.
- Luchtfilter en filterdeksel weer aanbrengen.
1 2
B
- Het sneeuwfilter (B/1, zie Toebehoordelen) verhinderdt het aanzuigen van peoderenoouw on wordt onder het voorfilter (B/2) ingelegd.
ATTENTIE:
Bij temperaturen boven 0° C moet het sneeuwfilter verwijderd worden.
Als sneeuwfilter niet gebruikt wordt, dit in de gereedschapstas opbergen.
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zaagketting slijpen
ATTENTIE:
Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken (zie Bougie vervangen) en beschermende handschoenen dragen!
C
De zaagketting moet worden geslepen, wanneer:
- zaagselachtige spaanders ontstaan bij het zagen van vochtig hout.
- de ketting ook bij grote druk slechts met moeite in het hout trekt.
- de snijkant zichtbaar beschadigd is.
- Het zaagmechaniek in het hout eenzijdig naar links of rechts verloopt. De oorzaak hiervan is een ongelijkmatige scherpte van de zaagketting.
Belangrijk: vaak slijpen, weinig materiaal afslijpen!
Voor eenvoudig naslijpen zijn in de meeste gevallen twee tot drie streken van de vijl voldoende.
Nadat men de ketting meerdere malen zelf nageslepen heeft moet de zaagketting in de servicewerkplaats nageslepen worden.
16
STOP
0,65 mm
(.025")
0,65 mm
(.025")
D
Slijpkriteria: ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten kettingen en
zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de reserve-
onderdelenlijst)!
- Alle zaagtanden moeten even lang zijn (maat a). Verschillen in hoogte van de zaagtanden betekenen een ongelijkmatige loop van de ketting en kunnen kettingbreuk veroorzaken!
- Minimumlengte zaagtand = 3 mm. Wanneer de minimum-
lengte bereikt is, de kettingzaag niet meer slijpen. Er moet dan een nieuwe kettingzaag worden opgelegd (zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst en het Hoofdstuk Nieuwe zaagketting).
- De afstand tussen de dieptebegrenzers (ronde neus) en de snijkant bepaalt de spaandikte.
- De beste zaagresultaten worden bereikt met een afstand van 0,65 (.025") tussen de dieptebegrenzers.
ATTENTIE: Een te grote afstand vergroot
het gevaar van terugslag!
E
Zaagkettingen: 093 (3/8), 099 (3/8), 086 (.325")
F
Zaagketting 086 (.325”) 093 (3/8”) 099 (3/8”) Slijpwinkel α 30° 35° 25°
Borstwinkel β 85° 85° 60°
- De slijpwinkel α moet bij alle zaagtanden onvoorwaardelijk gelijk zijn. Verschil in de hoeken veroorzaakt een ruwe en onregelmatige kettingloop, vergroot de slijtage en kan leiden tot kettingbreuk!
- De borstwinkel β van de zaagtand volgt uit de indringdiepte van de rondvijl. Als de voorgeschreven vijl op een juiste wijze gebruikt wordt ontstaat de correcte snijhoek vanzelf.
4/5
α
G
Welke vijl en hoe deze te gebruiken
- Voor het slijpen moet een speciale vijlhouder zaagketting­rondvijl worden gebruik.
- Zaagketting 086 (.325"): de eerste helft van de zaagtand met een ø 4,8 mm zaagkettingrondvijl vijlen, daarna met ø 4,5 mm.
- Zaagkettingen 093 (3/8") en 099 (3/8"): de eerste helft van de zaagtand met een ø 5,5 mm zaagkettingrondvijl vijlen, daarna met ø 4,8 mm.
Normale rondvijlen zijn ongeschikt. Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer.
- De vijl mag alleen bij de voorwaartse streek (pijl) vijlen. De vijl moet bij het terughalen vrij van het materiaal gehouden worden.
- De kortste snijtand wordt als eerste geslepen. De lengte van deze tand is dan de uitgangsmaat voor alle andere snijtanden van de zaagketting.
- Vijl zoals in Afb. F getoond houden (zaagketting 086 (.325"), 093 (3/8") en 099 (3/8") = 90°).
- Een vijlhouder maakt het geleiden van de vijl gemakkelijker. De houder heeft markeringen voor de juiste slijpwinkel α (de markeringen parallel aan de zaagketting laten lopen) en begrenst de insteekdiepte (4/5 van de vijldoorsnee). Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer.
Zaaggeleider reinigen
ATTENTIE: Beslist werkhandschoenen dragen.
J
H
- Aansluitend op het naslijpen de hoogte van de diepte­begrenzers controleren met de kettingmaatlat. Zie de acces­soirelijst voor het bestelnummer.
- Ook de geringste uitsteekhoogte met een speciale vlakke vijl verwijderen (H). Zie de accessoirelijst voor het bestel­nummer.
- Dieptebegrenzer aan de voorzijde opnieuw afronden (I).
I
De loopvlakken van de zaaggeleider moeten regelmatig op beschadigingen worden gecontroleerd en met daartoe geschikt gereedschap worden schoongemaakt.
17
Reinigen van de remband en van de kettingwiel-
STOP
binnenruimte
6
7
1
A
- Kettingwielbeschermer (A/1) afnemen (zie Hoofdstuk INBEDRIJFNAME A-B).
- Kettingspanner (A/2) linksom (tegen de klok in) tot aan de voelbare weerstand draaien.
- Zaagketting (A/3) en zaaggeleider (A/4) eraf nemen.
- Binnenruimte, in het bijzonder het gedeelte rond de remband (A/5), met een kwast schoonmaken.
ADVIES:
Erop letten, dat er geen vuilresten in de oliegeleidingsgleuf (A/6) en aan de kettingspanner (A/7) blijven hangen.
- Voor montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwiel­beschermer zie Hoofdstuk INBEDRIJFNAME“.
5
2
3 4
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken (zie Bougie ver- vangen) en beschermende handschoenen dragen!
ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden
na volledig te zijn samengebouwd en controle!
ADVIES: De kettingrem is een zeer belangrijke veiligheids-
voorziening en is zoals ieder onderdeel onderhevig aan slijtage.
Regelmatige controle en onderhoud is in het belang van uw eigen veiligheid en dient door een MAKITA servicewerk­plaats te worden uitgevoerd.
SERVICE
Nieuwe zaagketting
ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten kettingen en
zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de reserveonder­delenlijst)!
1
B
Voordat een nieuwe zaagketting omgelegd wordt moet aller­eerst de staat van het kettingwiel gecontroleerd worden (B/1).
Het kettingwiel bevindt zich onder de koppelingstrommel (B/2).
ATTENTIE:
Ingelopen kettingwielen (C) kunnen beschadigingen van de nieuwe zaagketting veroorzaken en moeten vervangen te worden.
Het wisselen van het kettingwiel vereist een gekwalificeerde vakopleiding en een met speciaalgereedschap uitgeruste MAKITA-servicewerkplaats.
2
C
Benzine filter vervangen
D
Het filtervilt (D/1) van de benzine filter kan tijdens het gebruik uitzetten. Om een probleemloze brandstoftoevoer naar de carburator te garanderen moet het filtervilt ongeveer eens per drie maanden vervangen worden.
De benzine filter voor het wisselen met een draadhaak door de tankvulopening trekken.
1
18
Luchtfilter schoonmaken
1
2
4
3
STOP
E
- Verwijder het filterdeksel (E/1) (2 schroeven).
- Luchtfilter (E/2) losschroeven en van de aanzuigkromming aftrekken.
- Voorfilterdeksel (E/3) losschroeven en afnemen (1 schroef).
- Voorfilter (E/4) afnemen.
ATTENTIE:
Aanzuigopening met een zuivere lap afdekken om te verhin­deren, dat er vuildeeltjes in de carburator terechtkomen.
- Boven- en onderdeel van de luchtfilter uiteen nemen zoals in Afb. F wordt getoond.
ATTENTIE: Om verwondingen aan de ogen te vermijden, vuildeeltjes
er niet uitblazen. Luchtfilter en voorfilter niet met brandstof schoonmaken.
F
-
Reinig het luchtfilter en voorfilter met een kwast of zachte borstel.
- Sterk vervuilde luchtfilters in lauwwarm water met een gewoon afwasmiddel uitwassen.
- Luchtfilter goed droogmaken.
- Boven- en onderdeel weer samenvoegen.
-Vóór het aanbrengen van de luchtfilter: aanzuigopening op eventueel erin gevallen vuildeeltjes controleren. Deze met een kwast verwijderen.
Bij grove vervuiling vaker schoonmaken (meermaals per dag), daar alleen een zuivere luchtfilter en voorfilter het volle motorvermogen garanderen.
Belangrijke aanwijzing: Wij adviseren bij het zagen van droog hout en het werken onder stoffige omstandigheden een luchtfilter van Robkoflok (als accessoire verkrijgbaar) te gebruiken. Het luchtfilter van Robkoflok houdt zelfs de aller­kleinste stofdeeltjes tegen.
ATTENTIE: Beschadigte lucht- of voorfilters onmiddelijk vervangen!
Afgescheurde stukken weefsel en grof vuil kunnen de motor onherstelbaar beschadigen.
Bougie vervangen
STOP
1
G
ATTENTIE: Bougie of bougiedop mogen niet bij lopende motor aan-
geraakt worden (hoogspanning!). Onderhoudswerkzaamheden uitsluitend bij uitgeschakelde
motor uitvoeren. Bij hete motor gevaar van verbranding. Beschermhand-
schoenen dragen!
Bij beschadiging van de isolator, sterke verbranding van de elektroden, of sterk vervuilde electroden, moet de bougie vervangen worden.
- Filterdeksel (zie Luchtfilter schoonmaken) eraf nemen.
- Bougiestekker (G/1) van de bougie af trekken. De bougie uitsluitend met de meegeleverde combisleutel eruitnemen.
ATTENTIE: Bij vervanging uitsluitend de bougies BOSCH WSR 6F of NGK BPMR 7A gebruiken.
0,5 mm
H
Elektroden afstand
De elektrodenafstand moet 0,5 mm zijn.
Controle van de bougievonk
- Houd de uitgeschroefde bougie stevig aangesloten op de bougiekabel met een geïsoleerde tang tegen de cilinderkop (niet in de buurt van het bougiegat!).
- Start/Stop schakelaar in de stand I zetten.
- De starterkabel krachtig doortrekken.
Bij een correct functioneren moet er een vonk zichtbaar zijn tussen de elektroden.
19
Startkabel vervangen
2
STOP
A
- De vier schroeven (A/1) eruitdraaien. Het ventilatorhuis (A/2) aan de onderkant iets omhooghalen, in de richting van de pijl trekken en erafnemen.
- Oude kabelresten verwijderen.
1
4
2
3
1
B
- Een nieuwe kabel (ø 4 mm, 1000 mm lang) zoals in Afb. B getoond inrijgen en aan beide uiteinden een knoop leggen.
- Knoop (B/1) in de kabeltommerl (B/3) aanbrengen.
- Knoop (B/2) door de startgreep (B/4) halen.
- De kabel in de richting van de pijl om de kabeltrommel wikkelen. Daarna de kabel met de startgreep van de trommel trekken, de kabeltrommel vasthouden en de kabel opnieuw drie maal om de trommel wikkelen.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! De uitgetrokken startgreep vastmaken, daar deze terugschiet als de kabeltrommel per ongeluk losgelaten wordt.
OPMERKING: Bij geheel uitgetrokken startkabel moet de
kabeltrommel minstens 1/4 toer tegen de veerkracht in verder kunnen worden gedraaid.
Terughaalveer vervangen
C
Ventilatorhuis monteren
1
2
3
45
- Ventilatorhuis erafnemen (zie Hoofdst. Startkabel vervangen).
- Zekerring (C/1) en revet (C/2) wegnemen (Tang voor buitenzekerringen, zie Toebehoordelen).
- Kabeltrommel (C/3) eraf nemen.
- Schroeven (C/4) eruitdraaien en voorzichtig het veerhuis (C/5) met de veer erafnemen.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! Een gebroken veer kan eruit springen.
OPMERKING:
De oude veer en het veerhuis in de recyclingafval ontdoen. Reserve-terughaalveren bevinden zich bij levering reeds in het
veerhuis. De nieuwe terughaalveer moet vóór het inbouwen met universeelvet, Bestelnr. 944 360 000, lichtelijk worden ingevet.
- Montage in omgekeerde volgorde, de kabeltrommel bij het eropzetten iets draaien, tot deze voelbaar inklikt.
- Startkabel opwikkelen, zie Hoofdst. Startkabel vervangen“.
RE Y
STOP
20
- Vooruitstekende rand (D/1) aan het ventilatorhuis (D/3) onder de afdekkap (D/2) drukken.
- Bevestigingsgaten in lijn brengen.
- Het ventilatorhuis (D/3) lichtelijk aandrukken en de start­kabel trekken tot de startinrichting grijpt.
2
- Ventilatorhuis met de 4 bevestigingsschroeven vastzetten.
1 3
D
Periodieke onderhouds- en reingingsvoorschriften
Voor een lange levensduur alsook ter voorkoming van schades en ter waarborging van het volledig functioneren van de veiligheidsvoorzieningen moeten de hierna beschreven onderhoudstaken regelmatig uitgevoerd worden. Garantieclaims worden alleen dan toegelaten, indien deze taken regelmatig en zoals voorgeschreven uitgevoerd zijn. Bij niet-inachtneming bestaat er gevaar voor ongelukken!
Gebruikers van motorkettingzagen mogen alleen de onderhouds- en reinigingswerkzaamheden uitvoeren die beschreven zijn in deze gebruiksaanwijzing. Alle overige werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door een MAKITA service werkplaats.
Bladzijde
Algemeen Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
Zaagketting Regelmatig naslijpen, tijdig vernieuwen. 16-17 Kettingrem Regelmatig in de servicewerkplaats laten controleren. Zaaggeleider Omdraaien, opdat de belaste loopvlakken gelijkmatig ver-
Voor iedere Zaagketting Op beschadigingen en scherpte controleren. 16 inbedrijfname Kettingspanner controleren. 11
Zaaggeleider Controleren op beschadigingen. Kettingsmering Werking controleren. 15 Kettingrem Werking controleren. 15 STOP-schakelaar,
veiligheids sperschake­laar, gashendel Werking controleren. 14
Brandstof- en Olietankdop Controleren op goede afsluiting.
Dagelijks Luchtfilter, voorfilter Reinigen 19
Zaaggeleider Controloren op beschadigingen, Olietoevoerboring reinigen. 13 Zaaggeleider montagevlak Reinigen, in het bijzonder de olietoevoergroef. 13, 18 Stationair toerental Controleren (ketting mag niet meelopen)
Wekelijks Ventilatorhuis Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
Startkabel Controleren op beschadigingen. 20 Carburatorruimte Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
Kettingrem Remband reinigen (zaagspanen, olie). 18 Bougie Werking en staat controleren, indien nodig vervangen. 19 Geluidsdemper Op slijtage (aanvreten) controleren 9 Kettingvanger Controleren. 9
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten uitvoeren.
slijten. Tijdig vernieuwen. 11
.
te waarborgen. 9, 20
te waarborgen. Hiertoe de filterdeksel demonteren. 19
15
Iedere 3 maanden Benzine filter Vervangen 18
Brandstof- en olietank Reinigen
Jaarlijks Gehele motorzaag Door een vakwerkplaats laten nakijken Opslag Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
Zaagketting en Demonteren, reinigen en licht inoliën zaaggeleider Geleidingsgroef van de zaaggeleider reinigen. 17
Brandstof- en olietank Leegmaken en reinigen Carburator Leeg draaien
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten uitvoeren.
WERKPLAATSSERVICE, RESERVEDELEN EN GARANTIE
Onderhoud en reparaties
Onderhoud en reparatie van moderne motorkettingzagen evenals de veiligheidsgevoelige hoofdonderdelen vereisen een gekwalifi­ceerde vakopleiding en een van speciaal gereedschap en testapparatuur voorziene gespecialiseerde werkplaats.
MAKITA adviseert daarom alle niet in deze gebruiksaanwijzing omschreven werkzaamheden door een MAKITA servicewerkplaats uit te laten voeren. De vakman beschikt over de noodzakelijke opleiding, ervaring en uitrusting om u steeds met zo weinig mogelijk kosten een oplossing te bieden en helpt u met raad en daad.
In de bijgeleverde lijst vindt u de dichtstbijgelegen servicewerkplaats.
21
Reserveonderdelen
Betrouwbaarheid, levensduur en veiligheid van uw machine is ook afhankelijk van de kwaliteit van de gebruikte reserveonderdelen. Alleen originele MAKITA-reserveonderdelen gebruiken, die door het teken zijn gekenmerkt
Alleen de originele onderdelen komen uit dezelfde fabriek als de machine en garanderen daarom de beste kwaliteit van materiaal, maatvastheid, werking and veiligheid.
Originele reserveonderdelen en accessoires zijn verkrijgbaar bij uw vakhandelaar. Deze beschikt over de noodzakelijke reserve­onderdelenlijsten en wordt doorlopend op de hoogte gehouden van verbeteringen en veranderingen in het aanbod van reserveonderdelen.
Houdt u ook rekening met het feit dat, bij gebruik van niet originele MAKITA onderdelen, het verlenen van garantie door de MAKITA­organisatie niet mogelijk is.
Garantie
MAKITA garandeert een uitstekende kwaliteit en vergoedt de kosten van verbeteringen door vervanging van de beschadigde onderdelen in geval van materiaal- of fabricagefouten die binnen de garantie na de datum van aankoop optreden.
Houdt u er rekening mee dat in sommige landen specifieke garantievoorwaarden gelden. Vraagt u dit na bij de verkoper in geval van twijfel. Deze is als verkoper van het produkt verantwoordelijk voor de garantie.
De volgende schadeoorzaken vallen buiten de garantie. Wij vragen hiervoor uw begrip:
Niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing.
Achterwege laten van noodzakelijke onderhouds- en reinigingswerkzaamheden.
Schade als gevolg van een onjuiste carburatorinstelling.
Normale slijtage.
Duidelijke overbelasting door aanhoudende overschrijding van de maximaal toegestane belasting.
Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleiders en zaagkettingen.
Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleider- en zaagkettinglengten.
Gebruik van geweld, onoordeelkundige behandeling, misbruik of ongevallen.
Schade door oververhitting als gevolg van vervuiling van het ventilatorhuis.
Ingrepen door ondeskundige personen of ondeskundige reparatiepogingen.
Gebruik van ongeschikte reserveonderdelen, resp. niet-originele MAKITA onderdelen,
voorzover deze schade kunnen veroorzaken.
Gebruik van ongeschikte of te lang opgeslagen brandstoffen.
Schade die terug te voeren is tot voorwaarden bij verhuur.
Reinigings-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden vallen niet onder de garantie. Alle voorkomende garantiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een MAKITA vakhandelaar.
Storingzoeken
Storing Systeem Constatering Oorzaak
Ketting loopt niet Kettingrem Motor loopt Kettingrem ingeschakeld Motor start niet Ontstekings Ontstekingsvonk Fout in de brandstoftoevoer, compressiesysteem,
of zeer onwillig installatie aanwezig mechanisch defect.
Geen ontstekingsvonk STOP-schakelaar bediend, fout of kortsluiting
Brandstof Brandstoftank is vol Choke in een onjuiste stand, carburator defect, toevoer benzine filter vervuild, brandstofleiding geknikt
Compressie Binnenin de Cilindervoetpakking defect, beschadigde systeem motorkettingzaag radiale afdichtringen, cilinder- of zuigerringen
Buitenzijde van de motorkettingzaag Bougie dicht niet goed af
Mechanisch Starter grijpt niet aan Veer in de starter gebroken, kapotte onderdelen
Problemen bij warme start Carburator Brandstof in de tank en Foute carburatorafstelling.
ontstekingsvonk aanwezig
Motor slaat aan maar slaat Brandstoffoevoer Brandstof in de tank Stationaire toerental fout afgesteld, benzine filter diect weer af of carburator vervuild.
in de bedrading, bougiestekker, bougie defect.
of onderbroken.
beschadigd.
binnenin de motor.
Tankbeluchting defect, brandstofleiding onder­broken, kabel beschadigd, STOP-schakelaar defect. Startventiel vervuild (DCS 431)
Onvoldoende vermogen Er kunnen meerdere Motorkettingzaag Lucht- resp. voorfilter vervuild, foute carburator-
Geen kettingsmering Olietank, Oliepomp Geen kettingolie op de Olietank leeg
22
systemen tegelijker- loopt stationair afstelling geluiddemper verstopt, uitlaatkanaal in tijd betrokken zijn de cilinder vernauwd.
zaagketting Olietoevoerboring vervuild
Afstelschroef voor oliepomp versteld.
Uittreksel uit de reserve-onderdelenlijst
Alleen originele MAKITA-reserveonderdelen gebruiken. Voor reparaties en vervanging van andere onderdelen is uw MAKITA service-werkplaats verantwoordelijk.
3
19
9
12
13
17
16
8
10
DCS 430, DCS 431, DCS 520 DCS 4300i, DCS 5200i
Pos. MAKITA-Nr. Aa. Benaming
1 445 033 631 1 Achterste zaaggeleider .325" 33 cm (13")
445 038 631 1 Achterste zaaggeleider .325" 38 cm (15") 445 040 631 1 Achterste zaaggeleider .325" 40 cm (16")
2
1
445 045 631 1 Achterste zaaggeleider .325" 45 cm (18")
1 443 038 651 1 Achterste zaaggeleider 3/8", 38 cm
443 045 651 1 Achterste zaaggeleider 3/8", 45 cm
2 528 086 656 1 Zaagketting .325", 33 cm
528 086 664 1 Zaagketting .325", 38 cm 528 086 666 1 Zaagketting .325", 40 cm 528 086 672 1 Zaagketting .325", 45 cm
2 523 093 656 1 Zaagketting 3/8", 38 cm
523 093 664 1 Zaagketting 3/8", 45 cm
2 528 099 656 1 Zaagketting 3/8", 38 cm
528 099 664 1 Zaagketting 3/8", 45 cm
3 952 100 633 1 Kettingbeschermer .325", 33-45 cm
952 100 643 1 Kettingbeschermer 3/8", 38-45 cm
4 027 213 651 1 Kettingwielbeschermer kompleet 5 923 208 004 2 Zeskantmoer M8 6 941 719 131 1 Combisleutel SW 13/19 7 963 601 120 1 Benzine filter 8 965 603 021 1 Bougie
9 020 173 202 1 Luchtfilter 10 965 451 901 1 Brandstoftankdop kompleet 11 963 232 045 1 O-Ring 31x4,5 mm 12 010 114 031 1 Olietankdop kompleet 13 963 100 050 1 Dichtingsring 14 944 340 001 1 Carburatorschroevendraaier (alleen
bij DCS 4300i, DCS 5200i) 15 940 827 000 1 Haakseschroevendraaier 16 108 164 020 1 Startkabel 17 020 163 031 1 Terughaalveer met veerhuis 18 020 173 011 1 Voorfilter 19 965 404 230 1 Aflsuitstop
20
21
25
11
18
15 146
7
5
4
Accessoires (niet meegeleverd)
2223 24
28
27
20 953 100 071 1 Kettingmeetkaliber 21 953 004 010 1 Vijlheft 22 953 003 100 1 Rondvijl ø 4,5 mm
953 003 070 1 Rondvijl ø 4,8 mm
953 003 040 1 Rondvijl ø 5,5 mm 23 953 003 060 1 Vlakke vijl 24 953 030 030 1 Vijlhouder 3/8"
953 030 020 1 Vijlhouder .325" 25 950 233 210 1 Toerenteller 27 020 173 061 1 Sneeuwfilter 28 946 101 010 1 Tang voor buitenzekerringen
- 020 173 300 1 Luchtfilter (Robkoflock)
- 949 000 031 1 Combi-jerrycan
(voor 5l brandstof, 2,5l zaagkettingolie)
23
24
Makita Werkzeug GmbH Postfach 70 04 20 D-22004 Hamburg Germany
Wijzigingen voorbehouden
Form: 995 707 134 (2.03 NL)
Loading...