Lees voor de eerste inbedrijfname deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem alle veiligheidsvoorschriften
in acht! Gebruiksaanwijzing zorgvuldig bewaren!
1
Hartelijk dank voor uw vertrouwen !
RE Y
Wij feliciteren u met uw nieuwe MAKITA motorzaag en hopen,
dat u met deze moderne machine tevreden zult zijn.
De MAKITA motorzagen zijn bijzonder lichte, gemakkelijk
hanteerbare motorzagen met groot vermogen, een gunstig
vermogensgewicht en een breed, op de praktijk aangepast
nuttig toerentalbereik.
De met Nikasil ommantelde cylinder van lange levensduur en
de robuuste metalen krukaskast van persgietmagnesium met
een solide, gemakkelijk te hanteren zaaggeleiderbevestiging
en een solide getande metaalbeugel staan garant voor een
hoge gebruikswaarde van de machine.
De automatische kettingsmering met een hoeveelheidsregelbare oliepomp, een onderhoudsvrije elektronische
ontsteking, het gezondheidsbeschermende antitrilsysteem en
de ergonomische vormgeving van grepen en bedieningselementen zorgen voor bediencomfort en praktisch onvermoeiend werken met de zaag.
De veiligheidsuitrusting van de MAKITA motorzagen is op
de nieuwste stand van de techniek en vervult alle nationale en
internationale veiligheidsvoorschriften. Zij omvat handbeschermers aan de beide grepen, een gasafsperknop, een
kettingvangbout, een veiligheidszaagketting en een kettingrem,
die niet alleen met de hand in werking kan worden gesteld,
maar die ook, bij zaaggeleidingsterugslag (kickback),
automatisch door een vertragingsmechanisme in werking
wordt gesteld.
In het apparaat zijn volgende octrooirechten in de praktijk
gebracht: US 4465440, US 5411382, EP 0236858, EP 0560201,
GBM 8710075, GBM 8809928, GBM 9203378, GBM 29616652.
Om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen en optimaal
functioneren en optimale beschikbaarheid van uw nieuwe
motorkettingzaag te garanderen, verzoeken wij u het volgende:
Leest u voor de eerste ingebruikname van de motorzaag
deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem
beslist alle veiligheidsvoorschriften in acht! Nietinachtneming kan levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken!
EU-conformiteitsverklaring
De ondergetekenden Junzo Asada en Rainer Bergfeld
gemachtigd door DOLMAR GmbH, verklaren hiermede, dat
de apparaten van het merk MAKITA,
vervaardigd door DOLMAR GmbH, Jenfelder Str. 38, D-22045
Hamburg, aan de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen van de desbetreffende, EU-richtlijnen voldoen:
EU-machinerichtlijn 98/37/ EG, EU-EMV-richtlijn 89/336/ EEG
(gewijzigd door 91/263 EWG, 92/31 EEG en 93/68 EEG),
Geluidsemissie 2000/14/EG.
Ter vakkundige realisering van de in deze EU-richtlijnen
vervatte eisen zijn doorslaggevend de volgende normen als
grondslag genomen: EN 608, CISPR 12, EN 50082-1, DIN
VDE 0879 T1.
Het conformiteitsbeoordelingsprocédé 2000/14/EG is volgens
appendix V doorgevoerd. Het gemeten peil van geluidsniveau
(Lwa) bedraagt 112 dB(A). Het gegarandeerde peil van
geluidsniveau (Ld) is 113 dB(A).
De EU-bouwmodelkeuring conform 98/37/EG geschiedde
door: DPLF (Deutsche Prüfstelle für Land- und Forsttechnik),
Prüf- und Zertifizierungsstelle, Weißensteinstraße 70/72,
D-34131 Kassel.
Uw MAKITA motorzaag is ter bescherming tegen transportschades in een karton verpakt.
Karton is een grondstof en is als zodanig geschikt voor
hergebruik, of kan in de grondstofkringloop (oudpapierverwerking) terug-gebracht worden.
Junzo AsadaRainer Bergfeld
DirecteurDirecteur
2
Omvang van de levering
2
4
3
5
1. Motorkettingzaag
2. Zaaggeleider
3. Zaagketting
4. Beschermkap zaaggeleider
5. Combisleutel
6. Schroevedraaier voor het instellen van de carburator
(alleen bij DCS 4300i, DCS 5200i)
7. Haakseschroevendraaier
8. Gebruiksaanwijzing (niet afgebeeld)
Symbolen
Op de machine en bij het lezen van de gebruiksaanwijzing treft u de volgende symbolen aan:
Gebruiksaanwijzing lezen en de
waarschuwings- en veiligheidsaanwijzingen opvolgen!
67
Indien een van de hier afgebeelde onderdelen bij de levering
ontbreekt, wendt u zich dan tot uw verkoper!
Beschermende handschoenen!
1
Bijzondere attentie!
Verboden!
Veiligheidshelm, ogen- en
gehoorbescherming dragen!
Roken verboden!
Geen open vuur!
Start/stop (I/O) schakelaar
2
1
Het startventiel indrukken
Motor starten
Chokehendel
RE Y
Kettingrem
Attentie, terugslag (Kickback)!
Brandstofmengsel (mengsmering)
Carburatorafstelling
Zaagkettingolie
Gebruik in de winter
Eerste hulp
Recycling
STOP
Motor uitzetten!
CE-norm
3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1
2
3
Algemene voorschriften
-Om een veilig gebruik te garanderen moet degene die het
apparaat bedient altijd deze gebruiksaanwijzing te lezen,
om zich met de werking ervan vertrouwd te maken. Onvoldoende geïnstrueerde gebruikers kunnen zichzelf en anderen
door ondeskundig gebruik in gevaar brengen.
-De motorkettingzaag alleen uitlenen aan personen met
ervaring in het gebruik van een motorkettingzaag. De gebruiksaanwijzing dient daarbij overhandigd te worden.
-Nieuwe gebruikers moeten zich door de verkoper laten
instrueren, of een wettelijk erkende opleiding volgen, om
vertrouwd teraken met het zagen met een motorkettingzaag.
-Kinderen en jeugdige personen onder 18 jaar mogen de
motorkettingzaag niet gebruiken. Voor jeugdigen boven 16
jaar geldt dit verbod niet als zij in het kader van hun opleiding
onder toezicht staan van een vakman.
-Het werken met de motorkettingzaag vereist een hoge mate
van concentratie.
-Werk alleen in goede lichamelijke conditie. Ook vermoeidheid
kan onoplettendheid tot gevolg hebben. Van begin tot eind van
werkzaamheden is een zeer goede concentratie vereist. Voer
alle werkzaamheden rustig en zorgvuldig uit. De gebruiker is
verantwoordelijk ten opzichte van derden.
-Nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen werken.
-Bij het werken in gemakkelijk ontbrandbare begroeiing en bij
droogte moet een brandblusser bij de hand zijn.
1
Persoonlijke beschermingsuitrusting
-Om bij het zagen verwondingen aan hoofd, ogen, handen
of voeten en schade aan het gehoor te vermijden moet de
hierna omschreven beschermende uitrusting en beschermende kleding gedragen worden.
-De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. goed aansluitend,
maar mag niet hinderen. Draag geen sieraden of kleding
waarmee u achter takken of struiken kunt blijven haken. Bij
lang haar een haarnet dragen.
-Bij alle werkzaamheden in het bos dient een veiligheidshelm
(1) te worden gedragen, voor bescherming tegen vallende
takken. De veiligheidshelm moet regelmatig op beschadigingen
gecontroleerd worden en moet na maximaal 5 jaar vervangen
worden. Alleen goedgekeurde helmen gebruiken.
-De gezichtsbeschermer (2) van de helm (alternatief: veiligheidsbril) beschermt tegen wegspattende zaagspaanders en
houtsplinters. Om verwondingen aan de ogen te voorkomen
moet bij het werken met de motorkettingzaag altijd oogbescherming resp. gezichtsbescherming gedragen worden.
-Om gehoorschade te voorkomen moet geschikte persoonlijke
gehoorbescherming gedragen worden. (Oorbeschermers
(3), oordopjes, oorwatten etc.) Octaafbandanalyse op aanvraag.
-De bosbouw-veiligheidsjas (4) heeft signaalrode schouderpassen, is comfortabel in het dragen en gemakkelijk in onderhoud.
-De bosbouw-veiligheidsbroek (5) bestaat uit 22 lagen
nylonweefsel en beschermt tegen snijwonden. Het gebruik
ervan wordt dringend aanbevolen.
-Werkhandschoenen (6) van een zware kwaliteit leer behoren
tot de voorgeschreven uitrusting en moeten bij het werken
met de motorkettingzaag altijd gedragen worden.
-Bij het werken met de motorkettingzaag moeten veiligheids-schoenen of veiligheidslaarzen (7) met profielzool, stalen
neus en beenbeschermers gedragen worden. Veiligheidsschoeisel met een beschermende inleg biedt bescherming
tegen snijverwondingen en zorgen ervoor dat men stabiel
staat.
4
2
3
4
7
5
4
6
Brandstoffen/tanken
-Bij het aftanken van de motorkettingzaag moet de motor
worden uitgezet.
-Roken en iedere vorm van open vuur zijn niet toegestaan (5).
-Laat de motor afkoelen alvorens te tanken.
-Brandstoffen kunnen oplosmiddelachtige substanties bevatten.
Huid- en oogcontact met mineraalolieprodukten vermijden.
Draag bij het aftanken handschoenen. Vervang en reinig
beschermende kleding regelmatig. Adem de brandstofdampen
niet in. Het inademen van motorbrandstofdampen kan
lichamelijk letsel veroorzaken.
-Mors geen brandstof of kettingolie. Als er toch brandstof of olie
gemorst is moet de motorkettingzaag direct schoongemaakt
worden. Zorg dat er geen brandstof op uw kleding terechtkomt.
Als dat toch gebeurt kleedt u dan direct om.
-Let erop dat er geen brandstof of kettingolie in de grond
wegloopt (bescherming van het milieu). Leg iets op de grond
ter bescherming.
-Tank niet in afgesloten ruimten. Brandstofdampen verzamelen
zich op de bodem (explosiegevaar).
-Sluit de tankdoppen van brandstof- en olietank goed.
-Start de motorkettingzaag niet op dezelfde plek als waar u getankt
heeft (tenminste 3 meter verwijderd van de tankplaats) (6).
-Brandstof is niet onbeperkt houdbaar. Koop niet meer dan u
binnen een redelijke tijd zult gebruiken.
-Vervoer en bewaar brandstof en kettingolie alleen in
goedgekeurde en gewaarmerkte jerrycans. Sla brandstof en
kettingolie zo op dat kinderen er niet bij kunnen.
5
3 meter
Inbedrijfname
-Werk niet alleen, in noodgevallen moet er iemand in de
buurt zijn (gehoorafstand).
-Verzeker u ervan dat er zich geen kinderen of andere personen
binnen het werkbereik van de motorkettingzaag bevinden. Let
ook op dieren (7).
-Controleer voor aanvang van de werkzaamheden of de
motorkettingzaag goed werkt en volgens voorschrift bedrijfsklaar is gemaakt.
Let vooral op of de kettingrem werkt, of de zaaggeleider juist
gemonteerd is, of de zaagketting volgens voorschrift geslepen
en gespannen is, of de kettingwielbeschermer vastzit, de
gashendel soepel beweegt, de sperknop werkt, of de
handgrepen droog en schoon zijn, en of Start/Stop schakelaar
het doet.
-De motorkettingzaag pas nadat deze volledig in elkaar gezet
is in bedrijf nemen. De motorkettingzaag mag uitsluitend
geheel gemonteerd gebruikt worden!
-Voor het starten moet de bediener van de zaag goed stabiel
staan.
-Start de motorkettingzaag uitsluitend volgens de gebruiksaanwijzing (8). Andere startmethoden zijn niet toegestaan.
-Bij het starten van de motorkettingzaag moet de machine goed
gesteund en stevig vastgehouden worden. De ketting en de
zaaggeleider mogen nergens tegenaan komen.
-Houd tijdens het werken met de motorkettingzaag dezemet beide handen vast, met de rechterhand op de achterste
handgreep en de linker hand op de beugelgreep. De
handgrepen met de duimen eromheen vasthouden.
-ATTENTIE: Bij het loslaten van de gashendel loopt deketting nog enige tijd door (vrijloopeffect).
-Let er voortdurend op dat u stevig staat.
-De motorkettingzaag moet zodanig gehanteerd worden dat er
geen uitlaatgassen ingeademd kunnen worden. Werk niet in
gesloten ruimten (vergiftigingsgevaar).
-Zet de motorkettingzaag direct af bij merkbaar veranderd
machinegedrag.
-Zet de motorzaag af voor het controleren van de kettingspanning, het naspannen, het verwisselen van de ketting
en het opheffen van storingen (9).
-Als de zaag met stenen, spijkers of andere harde voorwerpen
in aanraking is gekomen moet de motor direct afgezet worden
en moet de zaaginrichting geïnspecteerd worden.
-Tijdens werkonderbrekingen en voor het verlaten moet de
motorzaag uitgeschakeld worden (9) en zo geparkeerd, dat
niemand in gevaar kan geraken.
-Leg de warme motorkettingzaag niet in droog gras of op
brandbare voorwerpen. De uitlaat geeft een aanzienlijke hitte
af (brandgevaar).
-ATTENTIE: Na het uitzetten van de motorkettingzaag kan er olie
van de ketting en zaaggeleider in de grond weglopen (bodemverontreiniging)! Leg iets onder de zaag als bescherming.
6
7
8
● Onderhoud● Werkonderbreking
● Tanken● Transport
9
● Zaagketting slijpen● Uitbedrijfname
5
Terugslag (Kickback)
-Bij het werken met de motorkettingzaag kan gevaarlijke
terugslag optreden.
-Deze terugslag ontstaat als het bovenste kwadrant van de
zaaggeleider per ongeluk tegen hout of andere vaste voorwerpen aankomt (10).
-Daarbij wordt de motorzaag ongecontroleerd en met grote
kracht in de richting van de bedieningspersoon geslingerd,
resp. versneld (gevaar voor letsel!)
Om terugslag te voorkomen moet op het volgende gelet
worden:
-Insteekwerk (direkt met het het uiteinde van de zaaggeleider
in het hout aanzetten) mag uitsluitend door speciaal geschoold
personeel worden uitgevoerd!
-De punt van de zaaggeleider moet altijd in het oog gehouden
worden. Pas op bij het voortzetten van reeds begonnen
zaagsneden.
-Begin met lopende zaagketting aan de zaagsnede!
-De zaagketting moet altijd correct geslepen worden. Let
daarbij vooral op de juiste hoogte van de dieptebegrenzing.
-Zaag nooit meerdere takken tegelijkertijd door! Let er bij het
verwijderen van takken op dat geen andere tak geraakt wordt.
-Let bij het afkorten op in de buurt liggende stammen.
Werkomstandigheden en -technieken
-Werk alleen bij goed zicht en goede verlichting. Let in het
bijzonder op gladheid, nattigheid, ijs en sneeuw (uitglijgevaar).
Verhoogd gevaar voor uitglijden bestaat op vers ontbast hout
(schors).
-Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Let op obstakels op
de werkplek, struikelgevaar. Let er voortdurend op dat u stevig
staat.
-Zaag nooit boven schouderhoogte (11).
-Zaag nooit staande op een ladder (11).
-Klim nooit met de motorkettingzaag in een boom om
werkzaamheden uit te voeren.
-Niet te ver voorovergebogen werken!
-Beweeg de motorkettingzaag zodanig dat zich geen lichaamsdelen in het verlengde van het zwenkbereik van de zaagketting
bevinden (12).
-Gebruik de motorkettingzaag uitsluitend voor het zagen van
hout.
-Houd de lopende zaagketting vrij van de grond.
-Gebruik motorkettingzagen nooit voor het wegtillen en
verwijderen van stukken hout en andere voorwerpen.
-Ontdoe het bereik van de zaagsnede van vreemde voorwerpen
zoals zand, stenen, spijkers etc. Vreemde voorwerpen
beschadigen de zaag en kunnen gevaarlijke terugslag
(kickback) tot gevolg hebben.
-Gebruik bij het zagen van sprokkelhout en dunne stammen
een stabiele bok (indien mogelijk een zaagbok, 13). Het hout
mag niet met de voet of door een tweede persoon worden
vastgehouden.
-Rondhout moet tegen verdraaien tijdens het zagen worden
geborgd.
-Bij afkorten moet de getande beugel (13, Z) tegen het te
zagen hout worden gezet.
-Voor het afkorten moet de getande beugel tegen het te zagen
hout gezet worden en pas daarna met lopende zaagketting het
hout gezaagd worden. De zaag wordt daarbij door middel van
de achterste handgreep omhoog getrokken en met de
beugelhandgreep geleid. De getande beugel dient daarbij als
draaipunt. Het volgen gebeurt met een lichte druk op de
beugelgreep. De zaag hierbij iets terugtrekken. Getande beugel
lager aanzetten en opnieuw de achterste handgreep omhoog
trekken.
-Steek- en langssneden mogen alleen door speciaalgeschoold personeel uitgevoerd worden (verhoogd gevaar
voor terugslag).
-Langssneden (14) in een zo klein mogelijke hoek aanzetten.
Hier moet bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan, daar
de getande beugel niet kan grijpen.
-Trek de zaag alleen met lopende zaagketting uit het hout.
-Zijn er meerdere zaagsneden nodig dan moet de gashendel
tussendoor losgelaten worden.
10
11
12
Z
13
14
6
B
A
B
-Pas op bij het zagen van versplinterd hout. Er kunnen
afgezaagde houtsplinters meegetrokken worden (gevaar voor
letsel).
-Bij het zagen met de bovenzijde van de zaaggeleider kan de
motorkettingzaag in de richting van de bedieningspersoon
gestoten worden als de zaagketting klem komt te zitten.
Daarom moet zoveel mogelijk met de onderzijde van de
zaaggeleider gezaagd worden, daar in dat geval de zaag altijd
van het lichaam weg in de richting van het hout getrokken zal
worden (15).
-Hout onder spanning (16) moet altijd eerst aan de drukzijde (A)
ingezaagd worden. Pas daarna kan de scheidingssnede op de
trekzijde (B) gemaakt worden. Zo wordt het ingeklemd reken
van de zaaggeleider voorkomen.
ATTENTIE: Velwerkzaamheden en verwijderen van takken,
alsmede het werken aan omgewaaide bomen mogen alleen
uitgevoerd worden door geschoold personeel! Gevaar
voor letsel!
-Steun bij het verwijderen van takken de motorkettingzaag
altijd zo dicht mogelijk op de stam. Hierbij mag niet met de
voorzijde van de zaaggeleider gezaagd worden
(terugslaggevaar).
-Let vooral goed op bij onder spanning staande takken. Zaag
vrijhangende takken niet van onder af door.
-Ga nooit op een stam staan terwijl u takken verwijdert.
-Met het vellen van bomen mag pas worden begonnen
nadat men zich ervan heeft verzekerd dat:
a) alleen personen die bij het vellen betrokken zijn zich op de
werkplek bevinden.
b) ongehinderd uitwijken mogelijk is voor iedereen die
betrokken is bij het vellen (de uitwijkruimte dient schuin
naar achteren te lopen onder een hoek van ongeveer 45˚).
c) de voet van de stam vrij is van alle vreemde voorwerpen,
struikgewas en takken. Zorg voor een stabiele werkpositie
(struikelgevaar).
d) de dichtsbijgelegen werkplek tenminste twee en een halve
boomlengte verwijderd is (17). Vergewist u zich er vóór het
vellen van dat er zich geen personen of voorwerpen binnen
een afstand van 2 1/2 maal de boomlengte (17) bevinden.
-Beoordeling van de boom:
Overhangrichting - losse of dorre takken - hoogte van de boom
- natuurlijke overhang - is de boom rot ?
-Let op de windrichting en windsnelheid. Bij zware windstoten
mogen er geen bomen geveld worden.
-Inzagen van de worteluitlopers:
Bij de grootste worteluitloper beginnen. Als eerste de zaagsnede
in verticale richting en daarna de zaagsnede in horizontale
richting aanbrengen.
-Valkerf (18, A) aanbrengen:
De valkerf geeft de boom de juiste valrichting en stuurt deze.
De valkerf wordt haaks op de valrichting aangebracht met een
diepte van 1/3 - 1/5 van de stamdoorsnede. De zaagsnede
indien mogelijk dicht boven de grond aanbrengen.
-Eventuele correcties van de valkerf moeten over de gehele
breedte van de boom aangebracht worden.
-De valzaagsnede (19, B) wordt boven de valkerfholte (D)
aangebracht. De valzaagsnede moet loodrecht op de stam
aangebracht worden. Voor de val-kerf moet ongeveer 1/10
van de stamdoorsnede blijven staan als breukvlak.
-Het breukvlak (C) werkt als scharnier. Dit mag in geen geval
doorgezaagd worden, daar dit het ongecontroleerd vallen van
de boom kan veroorzaken. Breng tijdig spieën aan!
-De valzaagsnede mag alleen gezekerd worden met kunststof
of aluminium spieën. Het gebruik van ijzeren spieën is verboden,
daar een aanraking ernstige beschadigingen of
zaagkettingbreuk tot gevolg kan hebben.
-Bij het vellen van bomen altijd terzijde van de vallende boom
gaan staan.
-Bij het terugkeren naar de valzaagsnede oppassen voor
vallende takken.
-Bij het werken op hellingen moet de bedieningspersoon boven
of terzijde van de te bewerken stam, respectievelijk liggende
boom staan.
-Pas op voor aanrollende boomstammen.
15
16
17
18
19
2 1/2
= Velbereik
45
45
o
o
7
Transport en opslag
-Bij het veranderen van werkplek tijdens het werken moet
de motorkettingzaag afgezet of de kettingrem
ingeschakeld worden om onbedoeld starten en aanlopen van de zaagketting te voorkomen.
-Vervoer of draag de motorkettingzaag nooit met lopende
zaagketting.
-Bij vervoer over langere afstanden moet in ieder geval de
meegeleverde beschermkap voor de zaaggeleider aangebracht worden.
-Draag de motorkettingzaag altijd aan de beugelgreep,
waarbij de zaaggeleider naar achter wijst (20). Zorg ervoor
dat u niet met de uitlaat in aanraking komt (gevaar voor
brandwonden!).
-Tijdens vervoer in personenwagens moet de machine zo
geplaatst worden dat er geen brandstof of kettingolie kan
uitlekken.
-De motorkettingzaag moet veilig in een droge ruimte
opgeslagen worden. De motorkettingzaag mag niet buiten
bewaard worden. Berg de motorkettingzaag ontoegankelijk
voor kinderen op.
-Bij opslag gedurende langere tijd en bij het verzenden van
de motorkettingzaag moeten olietank en brandstoftank
volledig geleegd zijn.
Onderhoud
-Bij alle onderhoudswerkzaamheden moet de motorkettingzaag uitgezet (21), en de bougiedop losgetrokken
worden!
-Vóór het begin van de werkzaamheden moet altijd eerst
gecontroleerd worden of de motorkettingzaag goed werkt, en
speciaal de kettingrem. Let er vooral op of de zaagketting
volgens voorschrift geslepen en gespannen is (22).
-De motorkettingzaag moet met zo weinig mogelijk lawaai
en uitlaatgassen gebruikt worden. Let goed op een correcte
afstelling van de carburator.
-Reinig de motorkettingzaag regelmatig.
-Controleer regelmatig of de tankdoppen goed sluiten.
Neem de veiligheidsvoorschriften van de Arbeidsinspektie enverzekeringsmattschappijen in acht.
Breng in geen geval veranderingen in der constructie van
de motorkettingzaag aan. U brengt daarmee uw veiligheid in gevaar.
Onderhouds- en montagewerkzaamheden mogen alleen
uitgevoerd worden voorzover deze in deze gebruiksaanwijzing beschreven zijn. Alle overige werkzaamheden moeten
door de MAKITA service uitgevoerd worden.
Gebruik uitsluitend MAKITA reserve-onderdelen en geautoriseerde accessoires.
Bij gebruik van niet-originele MAKITA reserve onderdelen,
niet-geautoriseerde accessoires of zaaggeleider/kettingcombinaties en -lengten is er een verhoogd ongevalsrisico.
Bij ongelukken of schade als gevolg van niet-geautoriseerde
zaagmechanieken of accessoires vervalt iedere aansprakelijkheid.
Eerste Hulp (E.H.B.O.)
Voor eventuele ongevallen dient altijd een verbanddoos op
de werkplek aanwezig te zijn. Vul gebruikt materiaal direct
weer aan.
Als u om hulp vraagt, geeft u dan de volgende informatie:
- Waar gebeurde het
- Wat gebeurde er
- Hoeveel gewonden
- Aard van de verwondingen
- Noem uw naam!
20
STOP
21
22
SERVICE
23
Aanwijzing: Bij personen met circulatiestoornissen kunnen vaak
optredende vibraties tot beschadiging van do bloedvaten of van
het zenuwstelsel leiden. Door vibraties aan vingers, handen of
polsen kunnen de volgende symptomen optreden: inslapen van
lichaamsdelen, prikkelen, pijn steken, verandering van de
huidkleur of van de huid. Bij het waarnemen van zulke
symptomen moet u een dokter opzoeken.
8
24
Technische specificaties
Cilinderinhoudcm
Boringmm40444044
Slagmm34343434
Maximaal vermogen bij toerentalkW / 1/min2,0 / 9.0002,4 / 9.0002,3 / 9.0002,7 / 9.000
Maximale koppel bij toerentalNm / 1/min2,4 / 6.0002,9 / 6.0002,7 / 6.0003,1 / 6.000
Stationair toerental / max. motor toerental met zaaggeleider /ketting
Koppel toerental1/min3.6003.6003.6003.600
Geluidsdruk (op de werkplek)
L
vlgs. ISO 7182
pA av
Geluidsniveau L
Trillingen a
- Beugelgreepm/s
- Handgreepm/s
Carburator (membraancarburator)TypeWalbro WT 76Walbro WT 76TILLOTSON HU 83TILLOTSON HU 83
OntstekingTypeelectronischelectronischelectronischelectronisch
BougieTypeBOSCH WSR 6FBOSCH WSR 6FBOSCH WSR 6FBOSCH WSR 6F
Elektrodenafstandmm0,50,50,50,5
of bougieTypeNGK BPMR 7ANGK BPMR 7ANGK BPMR 7ANGK BPMR 7A
Brandstofverbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 kg/h
Specifiek verbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 g/kWh
Inhoud brandstoftankl0,560,560,560,56
Inhoud olietankI0,280,280,280,28
Mengverhouding (brandstof : 2-taktolie)
- bij gebruik van MAKITA olie50:150:150:150:1
- bij gebruik van MAKITA HP 100 olie100:1100:1100:1100:1
- bij gebruik van andere olie40:140:140:140:1
Kettingreminwerkingstelling met de hand of door terugslag (kickback)
Kettingsnelheid
Kettingwielverdelinginch3/8 .3253/8 .325.3253/8 .325
Aantal tandenZ7 87 887 8
Kettingtype
(zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst)
Verdeling / Schakeldikteinch3/8 - .325 / .0583/8 - .325 / .058.325 / .0583/8 - .325 / .058
Zaaggeleider snijlengtecm33, 38, 40, 4533, 38, 40, 4533, 38, 40, 4533, 38, 40, 45
Zaagggeleidertype
(zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst)
Gewicht van de motorzaagkg4,54,54,64,6
(tanks leeg, zonder geleider en ketting)
1)
Opgaves houden in gelijke delen rekening met de bedrijfstoestanden stationair, volle belasting en maximum toerental.
9 Afstelschroef voor oliepomp (onderzijde)
10 Kettingwielbeschermer
11 Typeplaatje
12 Handbeschermer
13 Zaaggeleider
14 Zaagketting
15 Handbeschermer
16 Startergreep
17 Afstelschroef „S-L-H“ voor de carburator
18 I/STOP-schakelaar
19 Sperknop voor half-gas
20 Veiligheids-sperknop
21 Gashendel
22 Tankdop brandstoftank
23 Ventilatorhuis met startinrichting
24 Tankdop olietank
25 Startventiel (alleen bij model DCS 431)
13
25
14
11
15
24
12
10
2322
98
21
18
5
7
6
16
17
19
20
9
INBEDRIJFNAME
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting
Gebruik de bijgeleverde combisleutel voor de hierna genoemde werkzaamheden.
Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en
voer de volgende stappen uit voor de montage van de
zaagketting en de zaaggeleider uit:
STOP
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de
bougiestekker eraf trekken (zie Bougie ver-vangen) en beschermende handschoenen
dragen!
ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden
na volledig te zijn samengebouwd en controle!
2
1
A
-Voor iedere montage resp. demontage van de kettingwielbeschermer (B/4) moet de kettingrem worden losgezet.
Hiertoe handbescher-mer (A/1) in de richting van
beugelgreep (A/2) trekken, tot hij voelbaar ingrijpt.
6
4
5
B
3
-Bevestigingsmoeren (B/3) eraf draaien.
-Verwijder de kettingwielbeschermer (B/4).
-De kunststof transportbeschermer (B/5) erafnemen en in
de afval gooien.
8
9
CD
-Kettingspanner (C/6) linksom (tegen de klok in) draaien
tot astap (C/7) aan de linker aanslag staat.
7
10
8
11
E
-De zaagketting (E/10) over de koppelingstrommel heffen
en om kettingwiel (E/11) leggen. De zaagketting met de
rechter hand in de bovenste geleidegroef van de
zaaggeleider (E/8) voeren. De snijkanten van de zaagketting
moeten aan de geleiderbovenkant in de richting van de
pijl wijzen!
10
-Plaats de zaaggeleider (D/8). Let er op dat de astap (D/9)
van de kettingspanner in het gat (zie cirkel) van de
zaaggeleider valt.
10
F
-Voer de zaagketting (F/10) om de omlegschijf (F/12) van
de zaaggeleider.
ADVIES:
De zaagketting kan gemakkelijk in de richting van de pijl
worden getrokken. Daarbij draait de koppelingstrommel (E/11)
mee (de zaagketting grijpt in het kettingwiel).
12
6
GH
-Draai de kettingspanner (G/6) rechtsom (met de klok mee),
totdat de zaagketting in de geleidegroef van de zaaggeleider
grijpt (zie cirkel). Daarbij met de linkerhand de zaaggeleider tegen het huis drukken.
6
I
Zaagketting spannen
-Til de voorzijde van de zaaggeleider iets op en draai de
kettingspanschroef (I/6) rechtsom (met de klok mee), tot de
zaagketting weer tegen de onderzijde van de zaaggeleider
aanligt.
-Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog
tillen en de bevestigingsmoeren (H/3) met de combisleutel
vast aandraaien.
Kettingrem
4
-De kettingwielbeschermer (H/4) weer aanbrengen.
-Bevestigingsmoer (H/3) handvast aandraaien.
Controle van de kettingspanning
J
-De zaagketting is juist gespannen wanneer de zaagketting
tegen de onderzijde van de zaaggeleider aanligt en de
zaagketting nog gemakkelijk met de hand bewogen kan
worden over de zaaggeleider.
-Hierbij moet de kettingrem gelost zijn.
-Controleer regelmatig de kettingspanning, omdat nieuwe
zaagkettingen na verloop van tijd uitrekken en langer worden!
-Daarom de kettingspanning regelmatig bij
controleren.
ADVIES: IIn de praktijk wordt geadviseerd 2-3 zaagkettingen
afwisselend te gebruiken.
Voor een gelijkmatige slijtage van de zaaggeleidergroef moet
bij het verwisselen van een ketting de zaaggeleider omgekeerd
worden (onderzijde boven en bovenzijde onder).
3
STOP
afgezette motor
K
De MAKITA motorzagen zijn standaard met een vertragingsveroorzakende kettingrem uitgerust. Ontstaat er een terugslag
(kickback) doordat de punt van de zaaggeleider met het hout
in aanraking komt (zie hoofdstuk „VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN”, blz. 6), wordt bij voldoende terugslag de
kettingrem door massatraagheid in werking gesteld. In een
fractie van een seconde wordt de zaagketting stilgezet.
De kettingrem is bedoeld voor noodgevallen en voor het
blokkeren van de zaagketting voor het starten. ATTENTIE:
In geen geval (behalve bij de controle, zie hoofdstuk „Kettin-grem controleren”) de motorzaag bij ingeschakelde
kettingrem bedienen, daar anders in zeer korte tijd
aanzienlijke schade aan de motorzaag kan optreden!
Vóór het begin van de werkzaamheden
onvoorwaardelijk de kettingrem vrijzetten!
2
1
3
L
Inschakeling van de kettingrem (blokkeren)
Als de terugslagkracht sterk genoeg is, dan zal de plotselinge
versnelling van de beugelgreep in combinatie met de inertie van
de handbescherming (L/3) de rem automatisch aanzetten.
Druk voor handbediening de handbeschermer (L/3) met de linker
hand in de richting van de voorzijde van de zaaggeleider (pijl 1).
Kettingrem lossen
De handbeschermer (L/3) in de richting van de beugelgreep
(pijl 2) trekken tot deze voelbaar aangrijpt. De kettingrem is gelost.
11
Brandstoffen / tanken
Brandstof
1000 cm3(1 liter)25 cm
5000 cm3(5 liter)125 cm3100 cm
A
10000 cm3(10 liter)250 cm
+
40:1
OIL
50:1
OIL
50:1
3
20 cm
3
200 cm3100 cm
100:1
HP 100
3
3
10 cm
50 cm
3
3
3
Brandstofmengsel
De motor van de motorkettingzaag is een tweetaktmotor met
een groot vermogen die werkt op een mengsel van benzine en
tweetaktolie.
De motor is ontworpen voor gebruik van normale loodvrije
benzine met een minimaal octaangetal van 91 ROZ. Is deze
brandstof niet beschikbaar, dan kunnen ook brandstoffen met
een hoger octaangetal gebruikt worden. Hierdoor ontstaat
geen schade aan de motor.
Gebruik voor een optimale motorwerking en ter bescherming van gezondheid en leefmilieu alleen loodvrije
brandstof !
Voor de smering van de motor wordt tweetaktmotorolie
(kwaliteitsklasse API-TC) gebruikt; deze wordt bij de benzine
gemengd. De motor is ontworpen voor MAKITA HP 100
tweetaktolie met een milieuvriendelijke mengverhouding van
100:1. Hierdoor wordt een lange levensduur en een
betrouwbare, rookarme werking van de motor gewaarborgd.
MAKITA HP 100 kwaliteitstwee-takt olie is leverbaar in de
volgende verpakkingen:
0,5lBestelnummer 980 008 609
MAKITA kwaliteitstwee-takt olie is afhankelijk van het verbruik
leverbaar in de volgende verpakkingen:
1 lBestelnummer 980 008 607
100 mlBestelnummer 980 008 606
Indien er geen MAKITA tweetaktolie beschikbaar is moet een
mengverhouding van 40:1 bij gebruik van andere tweetaktoliën aangehouden worden, aar anders problemen kunnen
optreden.
Het verkrijgen van de juiste mengverhouding:
50:1Bij gebruik van MAKITA tweetaktolie, d.w.z. 50 delen
brandstof mengen met 1 deel olie.
100:1 Bij gebruik van MAKITA HP 100 tweetaktolie, d.w.z.
100 delen brandstof mengen met 1 deel olie.
40:1Bij gebruik van andere tweetaktoliën, d.w.z. 40 delen
brandstof mengen met 1 deel olie
.
ADVIES: Voor het verkrijgen van het juiste benzine/olie mengsel wordt de olie voorgemengd met de helft van de totaal
benodigde hoeveelheid benzine, waarna de rest van de brandstof wordt toegevoegd. Voor het vullen van de tank van de
motorkettingzaag eerst het mengsel goed schudden.
Het is niet zinvol uit overdreven veiligheidsbewustzijn het olieaandeel in het tweetaktmengsel te vergroten ten opzichte van
de aangegeven mengverhouding. Dit veroorzaakt nl. meer
verbrandingsresten. Deze belasten het milieu en verstoppen
het uitlaatkanaal in de cilinder evenals de geluidsdemper. Ook
stijgt hierdoor het brandstofverbruik en neemt het vermogen af.
Brandstofopslag
Brandstof is niet onbeperkt houdbaar. Koop niet meer dan u
binnen een redelijke tijd zult gebruiken. Vervoer en bewaar
brandstof en kettingolie alleen in goedgekeurde en gewaarmerkte jerrycans.
12
B
Zaagkettingolie
Voor het smeren van de zaagketting en de zaaggeleider moet
zaagkettingolie met een hechtmiddeltoevoeging gebruikt worden. De hechtmiddeltoevoeging in de zaagkettingolie voorkomt een te snel wegslingeren van de olie.
Om het milieu te sparen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare zaagkettingolie aangeraden. In sommige plaatselijke
verordeningen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare
olie verplicht gesteld.
De door MAKITA aangeboden zaagkettingolie BIOTOP wordt
op basis van geselecteerde plantenoliën vervaardigd en is
100% biologisch afbreekbaar. BIOTOP is bekroond met de
blauwe milieu-engel (RAL UZ 48).
BIOTOP zaagkettingolie is leverbaar in de volgende verpakkingsgroottes:
Biologisch afbreekbare kettingolie is slechts beperkt houdbaar
en dient binnen 2 jaar na de fabricagedatum die op de verpakking staat gedrukt te worden opgemaakt.
Belangrijke aanwijzing aangaande bio-olie voor zaagkettingen
Bij een bultenbedrijfsstelling op langere duur moet de olietank
worden leeggemaakt, waama er een kleine hoeveelheid
motorolie (SAE 30) moet worden ingegoten. Daarop de zaag
enige tijd laten lopen, om alle resten bio-olie uit de tank, het
olieleidingssysteem en de zaaginrichting te spoelen. Deze
maatregel is noodzakelijk, omdat verschillende bio-olies ertoo
noigen plakkerig te worden, waardoor schade aan de oliepomp of
aan oliegeleidende machinedelen kan optreden. Bij hernieuwde
ingebruikname weer met BIOTOP-zaagkettingolie vullen.
Afgewerkte
olie
C
GEBRUIK NOOIT AFGEWERKTE OLIE !
Afgewerkte olie is zeer schadelijk voor het milieu ! Afgewerkte
olie bevat hoge concentraties van stoffen waarvan bewezen is
dat ze kankerverwekkend zijn. De vervuiling in afgewerkte olie
veroorzaakt verhoogde slijtage aan de oliepomp en het
zaagmechaniek. Bij schade veroorzaakt door het gebruik van
afgewerkte of ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere
aanspraak op garantie.
Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepassing
van zaagkettingolie.
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
D
Tanken
STOP
NEEM ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN IN
ACHT!
De omgang met brandstoffen vereist een voorzichtige en
zorgvuldige handelwijze.
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
-Rondom de vulopeningen goed schoonmaken, zodat er
geen vuil in de tanks komt.
-Tankdop erafschroeven en tot aan de onderkant van de
vulpijp opvullen. Voorzichtig gieten om morsen van brandstof
of zaagkettingolie te vermijden.
-Tankdop weer goed vastdraaien.
Tankdop en omgeving na het tanken reinigen !
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid. Bij herhaaldelijk en langdurig contact droogt de huid uit. Diverse
huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn. Bovendien zijn
allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij
oogcontact direct het betreffende oog met schoon water
uitspoelen.
Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken!
E
Zaagkettingolie
Smering van de zaagketting
Om de zaagketting voldoende te kunnen smeren moet de tank
voldoende gevuld zijn. De tankinhoud is genoeg voor ongeveer een half uur continu bedrijf. Tijdens de werkzaamheden
controleren of er voldoende kettingolie in de tank zit. Indien
nodig bijvullen. Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
Brandstof en tweetaktolie
Kettingsmering afstellen
STOP
2
1
F
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor !
De olietoevoerhoeveelheid kan met de afstelschroef (F/1)
worden geregeld. Deze bevindt zich onder de kettingwielbeschermer (F/2) aan het machinehuis (van onder uit bereikbaar).
De oliepomp is in de fabriek op een gemiddelde pompcapaciteit afgesteld.
Attentie: Het regelbereik van minimale naar maximale toevoer
kan met stelschroef (F/1
kwartslag draaiing worden bereikt.
Aanwijzing: Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is
het normaal, dat gedurende enige tijd nog resten van kettingolie
eruitlopen, die nog in het olieleidingssysteem en aan de
zaaggeleider en de ketting voorhanden zijn. Hierbij is g
sprake van een defect! Gebruik een geschikte onderlegger.
met instelmarkering) door een
een
3
G
Voor een probleemloze werking van de oliepomp moeten de
olietoevoergroef in het krukashuis (G/3) en de olietoevoerboring
in de zaaggeleider (G/4) regelmatig gereinigd worden.
Voor het veranderen van de pompcapaciteit de combisleutel
gebruiken om de pomp met de afstelschroef (F/1) door:
-rechtsomdraaien op een lagere
-linksomdraaien op een hogere
pompcapaciteit af te stellen.
4
13
Motor starten
2
1
DCS 431
A
3
5
2
1
B
4
1
Koudstart MAKITA DCS 430, DCS 431 en DCS 520:
De carburators van deze motorzagen zijn voor koudstarten
(mengselverrijking) met een chokeklep uitgerust.
Het model DCS 431 is, om het starten te vergemakkelijken, van
een halfautomatisch startventiel (B/5) voorzien. Door het startventiel in te drukken is er minder comprimeringskracht nodig
en kan de motor met minder krachtontwikkeling aan de startkabel op zijn starttoerental worden gebracht. Door de hoge
drukloename in de verbrandingskamer als gevolg van de
eerste ontstekingen wordt het startventiel automatisch gesloten (de knop springt eruit).
De modellen DCS 430 en DCS 520 hebben geen startventiel. Het startproces, resp. de carburatorafstelling, is gelijk
aan die van model DCS 431, maar dan zonder de noodzaak
van indrukken van het startventiel.
-De kortsluitschakelaar van de ontsteking op stand „I“ (B/1)
zetten.
-De chokehendel (B/2) uittrekken.
-Sperknop (B/3) half indrukken en ingedrukt houden.
-Gashendel (B/4) en sperknop geheel doordrukken. De
gashendel loslaten; deze wordt door de sperknop (B/3) in
de halfgasstelling vergrendeld.
-Startventiel (B/5) indrukken (alleen bij DCS 431).
-Trek de starterkabel langzaam uit tot u weerstand voelt
(de zuiger staat nu voor het bovenste dode punt).
-Trek de kabel nu snel en krachtig verder uit tot er een
eerste hoorbare ontsteking volgt
ATTENTIE: De starterkabel niet meer dan ca. 50 cm uittrekken
en altijd langzaam met de hand terugbrengen.
-Na de eerste hoorbare ontstekingen de chokehendel (B/2)
naar binnen drukken, opnieuw op het startventiel drukken
(alleen bij DCS 431) en de startkabel trekken. Zodra de
motor loopt, gashendel (B/4) aantippen opdat de sperknop
(B/3) eruit springt en de motor stationair draait.
ATTENTIE: de motor moet na het aanlopen direct teruggebracht
worden naar het stationaire toerental, daar anders schade kan
ontstaan aan de kettingrem
-Nu de kettingrem lossen
14
.
.
.
2
-Op minstens 3 m afstand van de plek waar getankt wordt.
-Zorg dat u stabiel staat en leg de motorkettingzaag zo op
de grond leggen dat de zaaginrichting vrij van de grond
blijft.
-Kettingrem inschakelen (blokkeren).
-Houd de beugelgreep stevig met één hand vast en druk de
motorkettingzaag tegen de grond.
-Plaats de punt van de rechter voet in de achterste
handbeschermer.
Koudstart MAKITA DCS 4300i, DCS 5200i:
De carburators van deze motorzagen zijn voor koudstarten
(mengselverrijking) met een inspuiting (injectiecarburator)
uitgerust.
-De kortsluitschakelaar van de ontsteking op stand „I“ (B/1)
zetten.
-De chokehendel (B/2) uittrekken (het inspuitventiel gaat
open).
-Sperknop (B/3) half indrukken en ingedrukt houden.
-Gashendel (B/4) en sperknop geheel doordrukken. De
gashendel loslaten; deze wordt door de sperknop (B/3) in
de halfgasstelling vergrendeld.
Opmerking: Bij buitentemperaturen van onder de -15°C (5°F)
zonder halfgasstelling starten.
-Trek de starterkabel langzaam uit tot u weerstand voelt (de
zuiger staat nu voor het bovenste dode punt).
-Trek de kabel nu snel en krachtig verder uit tot er een
eerste hoorbare ontsteking volgt
ATTENTIE: De starterkabel niet meer dan ca. 50 cm uittrekken
en altijd langzaam met de hand terugbrengen.
-De chokelhendel (B/2) na het aanspringen van de motor of
na de eerste hoorbare ontstekingen indrukken.
-Als de motor niet aangesprongen is, opnieuw de startkabel
trekken tot de motor loopt.
-Zodra de motor loopt, gashendel (B/4) aantippen opdat de
sperknop (B/3) eruit springt en de motor stationair draait.
ATTENTIE: de motor moet na het aanlopen direct teruggebracht
worden naar het stationaire toerental, daar anders schade kan
ontstaan aan de kettingrem
-Nu de kettingrem lossen
.
.
.
Warmstart (alle types):
-Zoals beschreven bij koude start, echter zonder de
chokehendel (B/2) te hanteren. De chokehendel blijft
ingedrukt.
Starten onder bijzondere omstandigheden (alleen
voor MAKITA DCS 4300i, DCS 5200i):
Onder invloed van hoge omgevingstemperaturen en als de
motor na vollastbedrijf voor slechts korte tijd afgezet wordt
(warmtestuwing), is het mogelijk, dat bij gebruik van brandstof
met een laag kookpunt (winterkwaliteit), vooral in hoogliggend
gebied, de motor in hete toestand door warmteinwerking niet
gelijk aanspringt.
-De chokehendel (B/2) aantrekken en in halfgasstelling,
zoals bij koudstart beschreven, de motor starten.
-Zodra de motor aanspringt, onmiddellijk de kettingremloszetten en meermaals volgas geven, totdat de motor
rustig loopt.
-Daarna de chokehendel (B/2) neerdrukken.
Handelwijze bij storingen
Indien de motor ondanks meermaals trekken aan de startkabel
niet aanspringt:
-Zet de kortsluitschakelaar (B/1) in de positie „O“ (STOP)
zetten.
STOP
Kettingrem controleren
Kettingsmering controleren
1
C
De kettingrem moet elke keer vóór werkbegin worden
gecontroleerd.
-De motor zoals beschreven starten (een vellige stand
innemen en de motorzaag zodanig op de grond zetten, dat
het zaagwerk vrij staat).
-De beugelgreep met één hand stovig omvatten, de andere
hand aan de handgreep.
-De motor op halve toeren laten lopen en met
hand de handbeschermer (C/1) in de richting van de pijl
drukken tot de kettingrem blokkeert. Nu moet de zaagketting
onmiddellijk tot staan komen.
-De motor onmiddellijk in zijn vrij zetten en de kettingrem
weer loszetten.
Attentie: Indien de zaagketting na deze controle niet
onmiddellijk tot stilstand komt, mag men
het werk beginnen. U moet dan de hulp van een MAKITA
servicewerkplaats inroepen.
de rug van de
in geen geval met
Carburator afstellen
Het instellen van de carburateur dient ter verkrijging van
een optimaal functioneren, een zuinig verbruik en
bedrijfsveiligheid. Het moet bij warme motor, een schone
luchtfilter en een correct gespande zaagketting geschieden. Laat de carburateur door een MAKITA
vakwerkinrichting instellen.
De carburateur is in de fabriek bij luchtdrukomstandigheden op
zeewaterhoogte ingesteld. Bij andere hoogteverschillen,
weergesteldheden, temperaturen of luchtvochtigheid, alsook
in de inloopphase bij een nieuwe machine, kan het nodig zijn,
de instelling gering te corrigeren.
Voor een optimale instelling is een toerenteller (E/1, Bestelnr. 950 233 210) benodigd, daar een overschrijden van het
hoogst toelaatbare toerental tot overhitting en tekort aan
smeerolie leidt.
Bij instellen zonder toerenteller mag de aangegeven
basisinstelling van de hoofdspoeier (H) niet worden
onderschreden. Gevaar van motorschade door
oververhitting en een tekort aan smeerstof!
De afgebeelde schroevedraaier (E/2, bij het montagegereedschap alleen bij DCS 4300 en 5200i, Bestel-nr. 944 340
001) heeft een aangegoten neus, die als afstellingshulp
dienst doet.
Vóór het instellen van de carburateur de motor 3-5 minuten
warm laten lopen. Vermijdt hoge toerentallen!
Voor een juiste instelling zijn de volgende arbeidsstappen
nodig:
1. Basisinstelling (bij uitgeschakelde motor)
Motor starten en warm laten lopen
2. Stationairgang instellen
3. Het hoogst toelaatbaar toerental instellen
4. Acceleratie controleren
5. Stationairgangstoerental controleren
De stappen (vanaf punt 2) herhalen, tot het stationairgangstoerental, goede acceleratie en het hoogst toelaatbaar
toerental bereikt zijn.
Gevaar van motorschade!
D
Zaag nooit met onvoldoende kettingsmering. Hiermee verkort
u de levensduur van de zaaginrichting !
Controleer vóór het begin van de werkzaamheden altijd het
oliepeil in de tank en de controleer ook de olietoevoer.
De olietoevoer kan op als volgt gecontroleerd worden:
-Start de motorkettingzaag.
-Houd de lopende zaagketting ongeveer 15 cm boven een
boomstam of de grond (leg er iets onder als bescherming).
Bij voldoende smering vormt zich een licht oliespoor door de
afgeslingerde olie. Bij voldoende smering ontstaat door
afspattende olie een geringe oliespoor. Let op de windrichting
en stelt u zich niet onnodig aan de smeeroliemist bloot!
2
1
E
1.Basisinstelling
De instelschroef voor hoofdsproeier (H) en stationairgangsproeier (L)
(met de wijzers van de klok mee) erin draaien. Instelschroeven
(H) en (L) 1 toer linksom (tegen de wijzers van de klok in)
uitdraaien.
2.Stationairgang instellen
Het stationairgangstoerental overeenkomstig de technische
gegevens instellen. Draaien naar rechts van de instelschroef
(S): het stationairgangstoerental stijgt aan. Naar links draaien
(tegen de wijzers van de klok in): het stationairgangstoerental
neemt af. De zaagketting mag niet meelopen.
3.Instellen van het hoogste toerental
Het hoogste toerental instellen door
instelschroef (H) volgens de technische gegevens. Erin
draaien van instelschroef (H) met de wijzers van de klok mee
(rechtsom): het toerental neemt toe. Eruit draaien naar
linksom: het toerental neemt af.
4.Controleren van de acceleratie
Bij bediening van de gashendel moet de motor zonder
overgang van stationairgang op hoge toerentallen
accelereren. Bij te trage acceleratie de instelschroef (L) in
kleine stappen tegen de wijzers van de klok in (linksom) eruit
draaien, maar hoogstens 1/4 toeren meer.
5.Controleren van het stationairgangstoerental
Na het instellen van het hoogst toelaatbare toerental het
stationairgangstoerental controleren (de zaagketting mag
niet meelopen). Het instelproces vanaf punt 2 herhalen
totdat het stationairgangstoerental, goede acceleratie en het
hoogst toelaatbare toerental bereikt zijn.
behoedzaam tot aan de voelbare aanslag rechtsom
minimaal regelen van
15
Gebruik in de winter
Ter voorkoming van ijsafzetting in de carburator, die bij lage
temperaturen en hoge luchtvochtigheid optreedt, en om bij
temperaturen onder 0° C sneller op bedrijfstemperatuur te
komen, kan warme lucht van de cilinder worden aangezogen.
Bij temperaturen boven 0° C moet steeds koude lucht worden
aangezogen.
Bij het niet tijdig uitschakelen kan schade aan de cilinder en zuigers ontstaan!
1
A
-Filterdeksel en luchtfilter afnemen (zie Hoofdstuk „Luchtfilter schoonmaken“).
-Als warme lucht van de cilinder aangezogen moet worden,
moet de sluitstop (A/1) worden verwijderd (combisleutel).
OPMERKING:
De sluitstop in de montagegereedschapstas bewaren.
Bij temperaturen boven 0° C moet de sluitstop er onvoorwaar-
delijk weer in worden gezet.
-Luchtfilter en filterdeksel weer aanbrengen.
1
2
B
-Het sneeuwfilter (B/1, zie Toebehoordelen) verhinderdt het
aanzuigen van peoderenoouw on wordt onder het voorfilter
(B/2) ingelegd.
ATTENTIE:
Bij temperaturen boven 0° C moet het sneeuwfilter verwijderd
worden.
Als sneeuwfilter niet gebruikt wordt, dit in de gereedschapstas
opbergen.
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zaagketting slijpen
ATTENTIE:
Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting te
allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken
(zie Bougie vervangen) en beschermende handschoenen
dragen!
C
De zaagketting moet worden geslepen, wanneer:
-zaagselachtige spaanders ontstaan bij het zagen van
vochtig hout.
-de ketting ook bij grote druk slechts met moeite in het hout
trekt.
-de snijkant zichtbaar beschadigd is.
-Het zaagmechaniek in het hout eenzijdig naar links of
rechts verloopt. De oorzaak hiervan is een ongelijkmatige
scherpte van de zaagketting.
Belangrijk: vaak slijpen, weinig materiaal afslijpen!
Voor eenvoudig naslijpen zijn in de meeste gevallen twee tot
drie streken van de vijl voldoende.
Nadat men de ketting meerdere malen zelf nageslepen heeft
moet de zaagketting in de servicewerkplaats nageslepen worden.
16
STOP
0,65 mm
(.025")
0,65 mm
(.025")
D
Slijpkriteria:
ATTENTIE:
Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten kettingen en
zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de reserve-
onderdelenlijst)!
-Alle zaagtanden moeten even lang zijn (maat a). Verschillen
in hoogte van de zaagtanden betekenen een ongelijkmatige
loop van de ketting en kunnen kettingbreuk veroorzaken!
-Minimumlengte zaagtand = 3 mm. Wanneer de minimum-
lengte bereikt is, de kettingzaag niet meer slijpen. Er moet
dan een nieuwe kettingzaag worden opgelegd (zie uittreksel
uit de reserveonderdelenlijst en het Hoofdstuk „Nieuwe
zaagketting“).
-De afstand tussen de dieptebegrenzers (ronde neus) en de
snijkant bepaalt de spaandikte.
-De beste zaagresultaten worden bereikt met een afstand van
0,65 (.025") tussen de dieptebegrenzers.
-De slijpwinkel α moet bij alle zaagtanden onvoorwaardelijk
gelijk zijn. Verschil in de hoeken veroorzaakt een ruwe en
onregelmatige kettingloop, vergroot de slijtage en kan
leiden tot kettingbreuk!
-De borstwinkel β van de zaagtand volgt uit de indringdiepte
van de rondvijl. Als de voorgeschreven vijl op een juiste
wijze gebruikt wordt ontstaat de correcte snijhoek vanzelf.
4/5
α
G
Welke vijl en hoe deze te gebruiken
-Voor het slijpen moet een speciale vijlhouder zaagkettingrondvijl worden gebruik.
-Zaagketting 086 (.325"): de eerste helft van de zaagtand
met een ø 4,8 mm zaagkettingrondvijl vijlen, daarna met ø
4,5 mm.
-Zaagkettingen 093 (3/8") en 099 (3/8"): de eerste helft van
de zaagtand met een ø 5,5 mm zaagkettingrondvijl vijlen,
daarna met ø 4,8 mm.
Normale rondvijlen zijn ongeschikt. Zie de accessoirelijst voor
het bestelnummer.
-De vijl mag alleen bij de voorwaartse streek (pijl) vijlen. De
vijl moet bij het terughalen vrij van het materiaal gehouden
worden.
-De kortste snijtand wordt als eerste geslepen. De lengte
van deze tand is dan de uitgangsmaat voor alle andere
snijtanden van de zaagketting.
-Vijl zoals in Afb. F getoond houden (zaagketting 086
(.325"), 093 (3/8") en 099 (3/8") = 90°).
-Een vijlhouder maakt het geleiden van de vijl gemakkelijker.
De houder heeft markeringen voor de juiste slijpwinkel α
(de markeringen parallel aan de zaagketting laten lopen)
en begrenst de insteekdiepte (4/5 van de vijldoorsnee). Zie
de accessoirelijst voor het bestelnummer.
Zaaggeleider reinigen
ATTENTIE:
Beslist werkhandschoenen dragen.
J
H
-Aansluitend op het naslijpen de hoogte van de dieptebegrenzers controleren met de kettingmaatlat. Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer.
-Ook de geringste uitsteekhoogte met een speciale vlakke
vijl verwijderen (H). Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer.
-Dieptebegrenzer aan de voorzijde opnieuw afronden (I).
I
De loopvlakken van de zaaggeleider moeten regelmatig op
beschadigingen worden gecontroleerd en met daartoe
geschikt gereedschap worden schoongemaakt.
-Kettingspanner (A/2) linksom (tegen de klok in) tot aan de
voelbare weerstand draaien.
-Zaagketting (A/3) en zaaggeleider (A/4) eraf nemen.
-Binnenruimte, in het bijzonder het gedeelte rond de remband
(A/5), met een kwast schoonmaken.
ADVIES:
Erop letten, dat er geen vuilresten in de oliegeleidingsgleuf
(A/6) en aan de kettingspanner (A/7) blijven hangen.
-Voor montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwielbeschermer zie Hoofdstuk „INBEDRIJFNAME“.
5
2
3
4
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de
bougiestekker eraf trekken (zie Bougie ver-vangen) en beschermende handschoenen
dragen!
ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden
na volledig te zijn samengebouwd en controle!
ADVIES:
De kettingrem is een zeer belangrijke veiligheids-
voorziening en is zoals ieder onderdeel onderhevig aan
slijtage.
Regelmatige controle en onderhoud is in het belang van
uw eigen veiligheid en dient door een MAKITA servicewerkplaats te worden uitgevoerd.
SERVICE
Nieuwe zaagketting
ATTENTIE:
Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten kettingen en
zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst)!
1
B
Voordat een nieuwe zaagketting omgelegd wordt moet allereerst de staat van het kettingwiel gecontroleerd worden (B/1).
Het kettingwiel bevindt zich onder de koppelingstrommel (B/2).
ATTENTIE:
Ingelopen kettingwielen (C) kunnen beschadigingen van de
nieuwe zaagketting veroorzaken en moeten vervangen te
worden.
Het wisselen van het kettingwiel vereist een gekwalificeerde
vakopleiding en een met speciaalgereedschap uitgeruste
MAKITA-servicewerkplaats.
2
C
Benzine filter vervangen
D
Het filtervilt (D/1) van de benzine filter kan tijdens het gebruik
uitzetten. Om een probleemloze brandstoftoevoer naar de
carburator te garanderen moet het filtervilt ongeveer eens per
drie maanden vervangen worden.
De benzine filter voor het wisselen met een draadhaak door
de tankvulopening trekken.
1
18
Luchtfilter schoonmaken
1
2
4
3
STOP
E
-Verwijder het filterdeksel (E/1) (2 schroeven).
-Luchtfilter (E/2) losschroeven en van de aanzuigkromming
aftrekken.
-Voorfilterdeksel (E/3) losschroeven en afnemen (1 schroef).
-Voorfilter (E/4) afnemen.
ATTENTIE:
Aanzuigopening met een zuivere lap afdekken om te verhinderen, dat er vuildeeltjes in de carburator terechtkomen.
-Boven- en onderdeel van de luchtfilter uiteen nemen zoals
in Afb. F wordt getoond.
ATTENTIE:
Om verwondingen aan de ogen te vermijden, vuildeeltjes
er niet uitblazen.
Luchtfilter en voorfilter niet met brandstof schoonmaken.
F
-
Reinig het luchtfilter en voorfilter met een kwast of zachte borstel.
-Sterk vervuilde luchtfilters in lauwwarm water met een
gewoon afwasmiddel uitwassen.
-Luchtfilter goed droogmaken.
-Boven- en onderdeel weer samenvoegen.
-Vóór het aanbrengen van de luchtfilter: aanzuigopening op
eventueel erin gevallen vuildeeltjes controleren. Deze met
een kwast verwijderen.
Bij grove vervuiling vaker schoonmaken (meermaals per dag),
daar alleen een zuivere luchtfilter en voorfilter het volle
motorvermogen garanderen.
Belangrijke aanwijzing: Wij adviseren bij het zagen van droog
hout en het werken onder stoffige omstandigheden een
luchtfilter van Robkoflok (als accessoire verkrijgbaar) te
gebruiken. Het luchtfilter van Robkoflok houdt zelfs de allerkleinste stofdeeltjes tegen.
ATTENTIE: Beschadigte lucht- of voorfilters onmiddelijk
vervangen!
Afgescheurde stukken weefsel en grof vuil kunnen de
motor onherstelbaar beschadigen.
Bougie vervangen
STOP
1
G
ATTENTIE:
Bougie of bougiedop mogen niet bij lopende motor aan-
geraakt worden (hoogspanning!).
Onderhoudswerkzaamheden uitsluitend bij uitgeschakelde
motor uitvoeren.
Bij hete motor gevaar van verbranding. Beschermhand-
schoenen dragen!
Bij beschadiging van de isolator, sterke verbranding van de
elektroden, of sterk vervuilde electroden, moet de bougie
vervangen worden.
-Bougiestekker (G/1) van de bougie af trekken. De bougie
uitsluitend met de meegeleverde combisleutel eruitnemen.
ATTENTIE: Bij vervanging uitsluitend de bougies BOSCH
WSR 6F of NGK BPMR 7A gebruiken.
0,5 mm
H
Elektroden afstand
De elektrodenafstand moet 0,5 mm zijn.
Controle van de bougievonk
-Houd de uitgeschroefde bougie stevig aangesloten op de
bougiekabel met een geïsoleerde tang tegen de cilinderkop
(niet in de buurt van het bougiegat!).
-Start/Stop schakelaar in de stand „I“ zetten.
-De starterkabel krachtig doortrekken.
Bij een correct functioneren moet er een vonk zichtbaar zijn
tussen de elektroden.
19
Startkabel vervangen
2
STOP
A
-De vier schroeven (A/1) eruitdraaien. Het ventilatorhuis
(A/2) aan de onderkant iets omhooghalen, in de richting
van de pijl trekken en erafnemen.
-Oude kabelresten verwijderen.
1
4
2
3
1
B
-Een nieuwe kabel (ø 4 mm, 1000 mm lang) zoals in Afb. B
getoond inrijgen en aan beide uiteinden een knoop leggen.
-Knoop (B/1) in de kabeltommerl (B/3) aanbrengen.
-Knoop (B/2) door de startgreep (B/4) halen.
-De kabel in de richting van de pijl om de kabeltrommel
wikkelen. Daarna de kabel met de startgreep van de
trommel trekken, de kabeltrommel vasthouden en de kabel
opnieuw drie maal om de trommel wikkelen.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! De uitgetrokken startgreep
vastmaken, daar deze terugschiet als de kabeltrommel per
ongeluk losgelaten wordt.
OPMERKING: Bij geheel uitgetrokken startkabel moet de
kabeltrommel minstens 1/4 toer tegen de veerkracht in verder
kunnen worden gedraaid.
-Vooruitstekende rand (D/1) aan het ventilatorhuis (D/3)
onder de afdekkap (D/2) drukken.
-Bevestigingsgaten in lijn brengen.
-Het ventilatorhuis (D/3) lichtelijk aandrukken en de startkabel trekken tot de startinrichting grijpt.
2
-Ventilatorhuis met de 4 bevestigingsschroeven vastzetten.
1
3
D
Periodieke onderhouds- en reingingsvoorschriften
Voor een lange levensduur alsook ter voorkoming van schades en ter waarborging van het volledig functioneren van de
veiligheidsvoorzieningen moeten de hierna beschreven onderhoudstaken regelmatig uitgevoerd worden. Garantieclaims worden
alleen dan toegelaten, indien deze taken regelmatig en zoals voorgeschreven uitgevoerd zijn. Bij niet-inachtneming bestaat er
gevaar voor ongelukken!
Gebruikers van motorkettingzagen mogen alleen de onderhouds- en reinigingswerkzaamheden uitvoeren die beschreven zijn in
deze gebruiksaanwijzing. Alle overige werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door een MAKITA service werkplaats.
Bladzijde
AlgemeenGehele motorzaagVan buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
ZaagkettingRegelmatig naslijpen, tijdig vernieuwen.16-17
KettingremRegelmatig in de servicewerkplaats laten controleren.
ZaaggeleiderOmdraaien, opdat de belaste loopvlakken gelijkmatig ver-
Voor iedereZaagkettingOp beschadigingen en scherpte controleren.16
inbedrijfnameKettingspanner controleren.11
ZaaggeleiderControleren op beschadigingen.
KettingsmeringWerking controleren.15
KettingremWerking controleren.15
STOP-schakelaar,
Brandstof- en
OlietankdopControleren op goede afsluiting.
DagelijksLuchtfilter, voorfilterReinigen19
ZaaggeleiderControloren op beschadigingen, Olietoevoerboring reinigen.13
Zaaggeleider montagevlakReinigen, in het bijzonder de olietoevoergroef.13, 18
Stationair toerentalControleren (ketting mag niet meelopen)
WekelijksVentilatorhuisSchoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
StartkabelControleren op beschadigingen.20
CarburatorruimteSchoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
KettingremRemband reinigen (zaagspanen, olie).18
BougieWerking en staat controleren, indien nodig vervangen.19
GeluidsdemperOp slijtage (aanvreten) controleren9
KettingvangerControleren.9
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten
uitvoeren.
slijten. Tijdig vernieuwen.11
.
te waarborgen.9, 20
te waarborgen. Hiertoe de filterdeksel demonteren.19
15
Iedere 3 maandenBenzine filterVervangen18
Brandstof- en olietankReinigen
JaarlijksGehele motorzaagDoor een vakwerkplaats laten nakijken
OpslagGehele motorzaagVan buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
Zaagketting enDemonteren, reinigen en licht inoliën
zaaggeleiderGeleidingsgroef van de zaaggeleider reinigen.17
Brandstof- en olietankLeegmaken en reinigen
CarburatorLeeg draaien
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten
uitvoeren.
WERKPLAATSSERVICE, RESERVEDELEN EN GARANTIE
Onderhoud en reparaties
Onderhoud en reparatie van moderne motorkettingzagen evenals de veiligheidsgevoelige hoofdonderdelen vereisen een gekwalificeerde vakopleiding en een van speciaal gereedschap en testapparatuur voorziene gespecialiseerde werkplaats.
MAKITA adviseert daarom alle niet in deze gebruiksaanwijzing omschreven werkzaamheden door een MAKITA servicewerkplaats
uit te laten voeren. De vakman beschikt over de noodzakelijke opleiding, ervaring en uitrusting om u steeds met zo weinig mogelijk
kosten een oplossing te bieden en helpt u met raad en daad.
In de bijgeleverde lijst vindt u de dichtstbijgelegen servicewerkplaats.
21
Reserveonderdelen
Betrouwbaarheid, levensduur en veiligheid van uw machine is ook afhankelijk van de kwaliteit van de gebruikte reserveonderdelen.
Alleen originele MAKITA-reserveonderdelen gebruiken, die door het teken zijn gekenmerkt
Alleen de originele onderdelen komen uit dezelfde fabriek als de machine en garanderen daarom de beste kwaliteit van materiaal,
maatvastheid, werking and veiligheid.
Originele reserveonderdelen en accessoires zijn verkrijgbaar bij uw vakhandelaar. Deze beschikt over de noodzakelijke reserveonderdelenlijsten en wordt doorlopend op de hoogte gehouden van verbeteringen en veranderingen in het aanbod van
reserveonderdelen.
Houdt u ook rekening met het feit dat, bij gebruik van niet originele MAKITA onderdelen, het verlenen van garantie door de MAKITAorganisatie niet mogelijk is.
Garantie
MAKITA garandeert een uitstekende kwaliteit en vergoedt de kosten van verbeteringen door vervanging van de beschadigde
onderdelen in geval van materiaal- of fabricagefouten die binnen de garantie na de datum van aankoop optreden.
Houdt u er rekening mee dat in sommige landen specifieke garantievoorwaarden gelden. Vraagt u dit na bij de verkoper in geval van
twijfel. Deze is als verkoper van het produkt verantwoordelijk voor de garantie.
De volgende schadeoorzaken vallen buiten de garantie. Wij vragen hiervoor uw begrip:
•Niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing.
•Achterwege laten van noodzakelijke onderhouds- en reinigingswerkzaamheden.
•Schade als gevolg van een onjuiste carburatorinstelling.
•Normale slijtage.
•Duidelijke overbelasting door aanhoudende overschrijding van de maximaal toegestane belasting.
•Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleiders en zaagkettingen.
•Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleider- en zaagkettinglengten.
•Gebruik van geweld, onoordeelkundige behandeling, misbruik of ongevallen.
•Schade door oververhitting als gevolg van vervuiling van het ventilatorhuis.
•Ingrepen door ondeskundige personen of ondeskundige reparatiepogingen.
•Gebruik van ongeschikte reserveonderdelen, resp. niet-originele MAKITA onderdelen,
voorzover deze schade kunnen veroorzaken.
•Gebruik van ongeschikte of te lang opgeslagen brandstoffen.
•Schade die terug te voeren is tot voorwaarden bij verhuur.
Reinigings-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden vallen niet onder de garantie. Alle voorkomende garantiewerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd door een MAKITA vakhandelaar.
Storingzoeken
StoringSysteemConstateringOorzaak
Ketting loopt nietKettingremMotor looptKettingrem ingeschakeld
Motor start nietOntstekingsOntstekingsvonkFout in de brandstoftoevoer, compressiesysteem,
of zeer onwilliginstallatieaanwezigmechanisch defect.
Geen ontstekingsvonkSTOP-schakelaar bediend, fout of kortsluiting
BrandstofBrandstoftank is volChoke in een onjuiste stand, carburator defect,
toevoerbenzine filter vervuild, brandstofleiding geknikt
CompressieBinnenin deCilindervoetpakking defect, beschadigde
systeemmotorkettingzaagradiale afdichtringen, cilinder- of zuigerringen
Buitenzijde van de
motorkettingzaagBougie dicht niet goed af
MechanischStarter grijpt niet aanVeer in de starter gebroken, kapotte onderdelen
Problemen bij warme start CarburatorBrandstof in de tank enFoute carburatorafstelling.
ontstekingsvonk aanwezig
Motor slaat aan maar slaat BrandstoffoevoerBrandstof in de tankStationaire toerental fout afgesteld, benzine filter
diect weer afof carburator vervuild.
Onvoldoende vermogenEr kunnen meerdere MotorkettingzaagLucht- resp. voorfilter vervuild, foute carburator-
Geen kettingsmeringOlietank, Oliepomp Geen kettingolie op deOlietank leeg
22
systemen tegelijker-loopt stationairafstelling geluiddemper verstopt, uitlaatkanaal in
tijd betrokken zijnde cilinder vernauwd.
zaagkettingOlietoevoerboring vervuild
Afstelschroef voor oliepomp versteld.
Uittreksel uit de reserve-onderdelenlijst
Alleen originele MAKITA-reserveonderdelen gebruiken.
Voor reparaties en vervanging van andere onderdelen is uw
MAKITA service-werkplaats verantwoordelijk.
3
19
9
12
13
17
16
8
10
DCS 430, DCS 431, DCS 520
DCS 4300i, DCS 5200i
Pos. MAKITA-Nr.Aa. Benaming
1445 033 6311Achterste zaaggeleider .325" 33 cm (13")
445 038 6311Achterste zaaggeleider .325" 38 cm (15")
445 040 6311Achterste zaaggeleider .325" 40 cm (16")
2
1
445 045 6311Achterste zaaggeleider .325" 45 cm (18")
1443 038 6511Achterste zaaggeleider 3/8", 38 cm
443 045 6511Achterste zaaggeleider 3/8", 45 cm
2528 086 6561Zaagketting .325", 33 cm
528 086 6641Zaagketting .325", 38 cm
528 086 6661Zaagketting .325", 40 cm
528 086 6721Zaagketting .325", 45 cm