Als u de gebruikershandleiding leest, kunt u diverse
pictogrammen tegenkomen die de aandacht vestigen op
een bepaald item. Hieronder vindt u een beschrijving van
deze pictogrammen:
OPMERKING: dit vinkje geeft een
aandachtspunt aan voor iets waarop u speciaal
moet letten bij het gebruik van het product.
WAARSCHUWING: dit uitroepteken geeft een
voorzorgsmaatregel of waarschuwing aan en
is bedoeld om u erop attent te maken dat bij
onvoorzichtig handelen uw eigendom of het
product beschadigd kan raken.
Over deze handleiding
WEB: dit pictogram van een wereldbol geeft
een belangrijk websiteadres of e-mailadres
aan.
Onlinebronnen
Websiteadressen in dit document worden vermeld zonder
http:// aan het begin van het adres, omdat de meeste
huidige webbrowsers dit niet nodig hebben. Als u een
oudere webbrowser gebruikt, dient u mogelijk http:// toe
te voegen aan het begin van het webadres.
BronWebsite
Linksyswww.linksys.com
Linksys International www.linksys.com/international
User Information for Consumer Products Covered by EU Directive 2002/96/EC
on Waste Electric and Electronic Equipment (WEEE) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35
Wireless-G ADSL Gateway met SpeedBooster
iii
Hoofdstuk 1
Productoverzicht
Hoofdstuk 1:
Productoverzicht
Bedankt dat u hebt gekozen voor de Wireless-G ADSLgateway met SpeedBooster. Met de gateway hebt u toegang
tot internet via een draadloze verbinding of via een van
de vier geschakelde poorten. U kunt de gateway ook
gebruiken voor het delen van bronnen, zoals computers,
printers en bestanden. Verder biedt de gateway de nodige
beveiligingsfuncties waarmee u uw gegevens en uw privacy
kunt beschermen als u online werkt. Deze beveiligingsfuncties
zijn bijvoorbeeld WPA2-beveiliging, een SPI-firewall
(Stateful Packet Inspection) en NAT-technologie. U kunt de
gateway eenvoudig configureren met het webgebaseerde
hulpprogramma.
Voorpaneel
Knop Power (Voeding): druk op deze knop om de
gateway in of uit te schakelen.
Power (Voeding) (Groen): de LED Power
(Voeding) licht op en blijft wit terwijl de gateway
wordt ingeschakeld.
Wireless (Draadloos) (Groen): de LED Wireless
(Draadloos) licht op als de draadloze functie wordt
ingeschakeld. De LED knippert als de gateway
actief gegevens verzendt of ontvangt via het
netwerk.
Ethernet 1-4 (Groen): dit zijn genummerde
LED’s die overeenkomen met de genummerde
poorten op het achterpaneel van de gateway. Ze
worden gebruikt voor twee doeleinden. Als de
LED ononderbroken brandt, is de gateway via de
betreffende poort met een apparaat verbonden.
Als de LED knippert, is er netwerkactiviteit op
deze poort.
DSL (Groen): de LED DSL licht op wanneer er een
DSL-verbinding tot stand is gebracht. De LED
knippert terwijl de gateway de ADSL-verbinding
tot stand brengt.
Internet (Groen): de LED Internet licht op en blijft
branden als er een verbinding tot stand is gebracht
via de internetpoort. Als de LED knippert, is er
netwerkactiviteit op de internetpoort.
Knop SecureEasySetup (Oranje/wit): deze knop
licht op als de gateway wordt ingeschakeld.
De knop SecureEasySetup licht wit op als WPAPersonal met TKIP-beveiliging voor het draadloze
netwerk wordt gebruikt. De knop is oranje aIs dat
niet het geval is.
OPMERKING:
functie waarmee u uw draadloze netwerk
op eenvoudige wijze kunt instellen. Als
u over apparaten met SecureEasySetup
beschikt, voert u de Setup Wizard
(Installatiewizard) van de cd-rom voor
de gateway uit en volgt u de instructies
op het scherm voor het gebruik van
SecureEasySetup.
U kunt de functie SecureEasySetup activeren door
kort op de knop SecureEasySetup te drukken. Na
tien seconden licht de knop wit op en begint te
knipperen om aan te geven dat de gateway in
de modus SecureEasySetup is. Nadat de gateway
de naam van het draadloze netwerk (SSID) en de
WPA-Personal-sleutel heeft gegenereerd, stopt
het knipperen en blijft de knop wit.
Als u de naam van het draadloze netwerk en
de WPA-Personal-sleutel wilt wissen, houdt
u de knop vijf seconden ingedrukt. De knop
knippert langzaam terwijl de gateway op de
standaardwaarden wordt ingesteld. Zodra de
standaardwaarden opnieuw zijn ingesteld, wordt
de knop oranje.
SecureEasySetup is een
Achterpaneel
Line (Lijn): via de poort Line (Lijn) wordt een
verbinding met de ADSL-lijn tot stand gebracht.
Ethernet 1, 2, 3, 4: via de Ethernet-poorten (1,
2, 3, 4) wordt een verbinding tot stand gebracht
tussen de gateway en bekabelde computers en
andere Ethernet-netwerkapparatuur.
Reset: de fabrieksinstellingen van de gateway
kunnen op twee manieren worden hersteld.
U kunt ongeveer vijf seconden lang op de knop
Reset drukken of de standaardwaarden herstellen
vanuit het scherm Administration > Factory Defaults (Administratie > Fabrieksinstellingen)
in het webgebaseerde hulpprogramma van de
gateway.
Power (Voeding): de poort Power (Voeding) is de
poort waarop u de netstroomadapter aansluit.
Wireless-G ADSL-gateway met SpeedBooster
4
Hoofdstuk 2
Controlelijst voor WLAN-beveiliging
Hoofdstuk 2:
Controlelijst voor
WLAN-beveiliging
Vanwege het gebruiksgemak en de gemakkelijke
installatieprocedure worden er steeds meer draadloze
netwerken opgezet in huizen die over een supersnelle
internetverbinding beschikken. Deze netwerken maken
gebruik van radiogolven voor de verzending van informatie
en zijn daarom een gemakkelijk doelwit voor indringers.
De signalen van uw draadloze netwerk kunnen worden
onderschept, op dezelfde manier als bij mobiele of draadloze
telefoons. Het is niet mogelijk om te verhinderen dat anderen
zich aansluiten op uw draadloze netwerk door het nemen
van fysieke maatregelen, maar u kunt uw netwerk wel op
andere manieren beveiligen.
1. Standaardnaam of SSID van
het draadloze netwerk wijzigen
Voor draadloze apparatuur wordt in de fabriek een naam
van het draadloze netwerk of SSID (Service Set Identifier)
ingesteld. Dit is de naam van uw draadloze netwerk en
deze mag maximaal 32 tekens lang zijn. Voor draadloze
apparatuur van Linksys wordt standaard linksys als naam
van het draadloze netwerk gebruikt. U kunt uw draadloze
netwerk onderscheiden van eventuele andere draadloze
netwerken in de omgeving door een unieke naam voor
uw draadloze netwerk op te geven. Gebruik hiervoor geen
persoonlijke informatie (zoals een fiscaal nummer), want
deze informatie kan door iedereen worden gezien die naar
draadloze netwerken zoekt.
2.
Standaardwachtwoord wijzigen
Als u de instellingen van draadloze apparatuur zoals
toegangspunten, routers en gateways wilt wijzigen,
wordt u om een wachtwoord gevraagd. In de fabriek
wordt een standaardwachtwoord ingesteld voor deze
apparatuur. Het standaardwachtwoord voor Linksys is
. Hackers kennen deze standaardwaarden en kunnen
admin
deze gebruiken om toegang te krijgen tot uw draadloze
apparatuur en uw netwerkinstellingen te wijzigen.
U kunt deze onrechtmatige wijzigingen verhinderen door
het wachtwoord van uw apparaat aan te passen, zodat
onbevoegden dit moeilijk kunnen raden.
3. MAC-adresfiltering inschakelen
U kunt MAC-adresfiltering (Media Access Control)
inschakelen voor de routers en gateways van Linksys. Het
MAC-adres is een unieke reeks cijfers en letters voor elk
netwerkapparaat. Als MAC-adresfiltering is ingeschakeld,
is het draadloze netwerk alleen toegankelijk voor
draadloze apparatuur met specifieke MAC-adressen.
Wireless-G ADSL-gateway met SpeedBooster
U kunt bijvoorbeeld een specifiek MAC-adres opgeven
voor elke computer in uw huis, zodat alleen die computers
toegang hebben tot uw draadloze netwerk.
4. Versleuteling inschakelen
De gegevens die over een draadloos netwerk worden
verzonden, kunnen worden beveiligd met een versleuteling.
Met Wi-Fi Protected Access (WPA/WPA2) en Wired
Equivalency Privacy (WEP) beschikt u over verschillende
beveiligingsniveaus voor draadloze communicatie.
Versleuteling met WPA/WPA2 biedt een betere beveiliging
van uw netwerk dan WEP, omdat WPA/WPA2-versleuteling
gebruikmaakt van dynamische sleutels. U moet het hoogst
mogelijke beveiligingsniveau gebruiken voor de versleuteling
van uw netwerkapparatuur om de door u verzonden en
ontvangen informatie te beveiligen.
WEP is een oudere versleutelingsmethode die soms moet
worden gebruikt voor oudere apparatuur waarop WPA niet
wordt ondersteund.
Algemene richtlijnen voor
netwerkbeveiliging
Beveiliging van draadloze netwerken is alleen effectief als
ook het onderliggende netwerk is beveiligd.
U kunt alle computers van het netwerk beveiligen met
•
een wachtwoord. Bovendien kunt u bestanden met
gevoelige informatie ook nog afzonderlijk beveiligen met
een wachtwoord.
Wijzig de wachtwoorden regelmatig.
•
Installeer antivirussoftware en persoonlijke
•
firewallsoftware.
Schakel het delen van bestanden uit (peer-to-peer). In
•
bepaalde toepassingen wordt het delen van bestanden
geactiveerd zonder uw instemming en/of zonder dat u
het weet.
Aanvullende beveiligingstips
Houd draadloze routers, toegangspunten en gateways
•
uit de buurt van buitenmuren en ramen.
Schakel draadloze routers, toegangspunten en gateways
•
uit wanneer u ze niet gebruikt (‘s nachts, tijdens uw
vakantie).
Gebruik sterke wachtzinnen van ten minste acht tekens.
•
Gebruik geen woorden uit het woordenboek, maar een
combinatie van cijfers en letters.
WEB:zie www.linksys.com/security voor meer
informatie over WLAN-beveiliging.
5
Hoofdstuk 3
Installatie
Hoofdstuk 3: Installatie
Het wordt aanbevolen dat u de installatie-cd-rom uitvoert.
In dit hoofdstuk leest u wat u moet doen als u problemen
ondervindt bij het uitvoeren van de installatie-cd-rom.
Connection (Verbinding)
Zorg dat alle apparaten die u gaat gebruiken, zoals uw
1.
computer en gateway, zijn uitgeschakeld. Als u een
modem op uw netwerk hebt aangesloten, koppelt u
deze ook los. De gateway vervangt de modem.
Sluit het ene eind van de meegeleverde Ethernet-
2.
kabel aan op de Ethernet-adapter van uw computer.
Sluit het andere eind van de Ethernet-kabel aan op
een van de Ethernet-poorten aan de achterkant van
de gateway.
OPMERKING: u kunt een microfilter of splitter
tussen de telefoonkabel en het stopcontact
bevestigen om interferentie te voorkomen.
Vraag uw internetprovider of dit is vereist.
(Inwoners van het Verenigd Koninkrijk dienen
de microfilter aan te sluiten op de ADSLtelefoonaansluiting aan de muur, en vervolgens
het ene eind van de meegeleverde telefoonkabel
op de desbetreffende RJ-11-poort aan te sluiten.)
Als u ISDN gebruikt, hebt u geen microfilter nodig.
Sluit de netstroomadapter aan op de
6.
voedingsaansluiting van de gateway en een
stopcontact.
De voeding aansluiten
De computer aansluiten
Herhaal stap 2 voor iedere computer of ieder apparaat
3.
dat u via Ethernet op de gateway wilt aansluiten.
Als u meer dan vier computers op de gateway aansluit,
dient u tevens een switch op de gateway aan te
sluiten.
OPMERKING: als er op uw computer geen
Ethernet-adapter is geïnstalleerd, raadpleegt u de
gebruikershandleiding bij de Ethernet-adapter
voor meer informatie.
Sluit het ene eind van de meegeleverde telefoonkabel
4.
aan op de wandcontactdoos van uw ADSLaansluiting.
Sluit het andere eind van de telefoonkabel aan op de
5.
Line-poort aan de achterkant van de gateway.
DSL aansluiten
Wireless-G ADSL-gateway met SpeedBooster
Druk op de knop Power (Voeding) op het voorpaneel
7.
om de gateway in te schakelen.
Zet de computer aan die u wilt gebruiken om de
8.
gateway te configureren.
OPMERKING: als u meer dan één telefoon hebt
en waarneemt dat de lijn statisch is nadat u de
gateway hebt geïnstalleerd, dient u voor iedere
telefoon of fax die u gebruikt een extra microfilter
aan te sluiten.
De gateway is aangesloten.
Ga verder naar het gedeelte Installatie.
Installatie
Configureer de gateway eerst om via uw internetprovider
toegang te krijgen tot internet. Gebruik hiervoor de door
uw internetprovider verstrekte installatiegegevens.
Ga door naar “Hoofdstuk 4: Geavanceerde configuratie”,
en vul de volgende gedeelten in:
Nadat u de installatie hebt voltooid, voert u
www.linksys.com/registration in het adres veld van uw
webbrowser in en drukt u op Enter.
De installatie is voltooid.
6
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 4:
Geavanceerde configuratie
Nadat u de gateway hebt geïnstalleerd met de Setup Wizard
(Installatiewizard) van de cd-rom, is de gateway klaar voor
gebruik. U kunt het webgebaseerde hulpprogramma van
de gateway gebruiken om de geavanceerde instellingen
te wijzigen. In dit hoofdstuk komen alle webpagina’s van
het hulpprogramma en de belangrijkste functies op deze
pagina’s aan de orde. U kunt het hulpprogramma openen via
een webbrowser op een computer die is aangesloten op de
gateway.
Het webgebaseerde hulpprogramma bestaat uit de volgende
hoofdtabbladen: Setup (Installatie), Wireless (WLAN), Security
(Beveiliging), Access Restrictions (Toegangsbeperkingen),
Applications & Gaming (Toepassingen en games),
Administration (Administratie) en Status. Nadat u op één van
de hoofdtabbladen hebt geklikt, worden meer tabbladen
weergegeven.
Geavanceerde configuratie
OPMERKING: gebruik de Setup Wizard
(Installatiewizard) van de installatie-cd-rom als u de
gateway voor het eerst installeert. Als u geavanceerde
instellingen wilt configureren, gebruikt u dit
hoofdstuk.
Het webgebaseerde hulpprogramma openen
U kunt het webgebaseerde hulpprogramma openen door de
webbrowser op uw computer te starten en het standaardIP-adres van de gateway (192.168.1.1)Address (Adres). Druk vervolgens op Enter.
Er wordt een aanmeldscherm weergegeven. Gebruik de
standaardgebruikersnaam en het standaardwachtwoord,
admin
, tenzij u deze hebt gewijzigd tijdens de Setup Wizard
(Installatiewizard). (U kunt een nieuwe gebruikersnaam en
een nieuw wachtwoord instellen in het scherm Management
(Beheer) op het tabblad Administration [Administratie]). Klik
op OK om door te gaan.
In het gedeelte Internet Setup (Internetinstellingen) kunt
u de gateway configureren voor uw internetverbinding.
U kunt het merendeel van de benodigde gegevens bij uw
internetprovider opvragen.
Internet Connection Type (Type internetverbinding)
Selecteer de gewenste methode voor inkapseling
in het vervolgkeuzemenu. Het scherm Basic Setup
(Basisinstellingen) en de beschikbare functies zijn bij elke
geselecteerde methode voor inkapseling anders. U kunt
kiezen uit de volgende methoden:
RFC 2364 PPPoA
•
RFC 2516 PPPoE
•
RFC 1483 Routed (Gerouteerd)
•
IPoA
•
RFC 1483 Bridged (Brug)
•
Bridge Mode Only (Alleen brug)
•
VC Settings (Instellingen VC)
In dit gedeelte kunt u uw VC-instellingen (virtueel circuit)
configureren.
Multiplexing: selecteer LLC of VC, afhankelijk van uw
internetprovider.
Wireless-G ADSL-gateway met SpeedBooster
7
Hoofdstuk 4
Geavanceerde configuratie
QoS Type: maak een keuze in het vervolgkeuzemenu: CBR
(Continuous Bit Rate) om een vaste bandbreedte voor spraak-
of gegevensverkeer te specificeren; UBR (Unspecific Bit Rate)
voor toepassingen die niet tijdgevoelig zijn, zoals e-mail; of
VBR (Variable Bit Rate) voor piekverkeer en het delen van
bandbreedte met andere toepassingen.
PCR Rate
de maximale snelheid waarmee de gebruiker cellen kan
verzenden, berekenen door de snelheid van de DSL-lijn door
424 te delen. Geef de snelheid op in het veld (indien uw
serviceprovider dit als eis stelt).
SCR Rate (SCR-snelheid): met de Sustain Cell Rate wordt
de gemiddelde snelheid ingesteld waarmee cellen kunnen
worden verzonden. De SCR-waarde ligt normaliter lager dan
de PCR-waarde. Geef de snelheid op in het veld (indien uw
serviceprovider dit als eis stelt).
(Inschakelen) als u de instellingen automatisch wilt laten
invoeren of selecteer Disable (Uitschakelen) als u de waarden
handmatig wilt invoeren.
Virtual Circuit (Virtueel circuit): deze velden bestaan uit
twee items: VPI (Virtual Path Identifier) en VCI (Virtual Channel
Identifier). Voer de instellingen in die u hebt ontvangen van
uw internetprovider.
DSL Modulation (DSL-modulatie): selecteer de gewenste
modus: MultiMode, T1.413, G.dmt, G.lite, ADSL2 of
ADSL2+. Neem contact op met uw internetprovider als u
niet zeker weet welke modus u moet gebruiken.
Volg de instructies voor het type inkapseling dat u gebruikt.
(PCR-snelheid): u kunt de Peak Cell Rate, oftewel
inactiviteit is verbroken, wordt de gateway door Connect
on Demand (Verbinden op verzoek) zo ingesteld, dat
er automatisch weer verbinding tot stand wordt gebracht
wanneer u verbinding met internet wilt maken. Selecteer
de optie Connect on Demand (Verbinden op verzoek)
als u deze optie wilt gebruiken. Voer in het veld Max Idle
Time
(Max. duur inactiviteit) het aantal minuten in waarna
de internetverbinding moet worden verbroken. De Max
Idle Time (Max. duur inactiviteit) is standaard ingesteld op
5 minuten.
Keep Alive: Redial Period (Continu verbinding
houden: Interval voor opnieuw kiezen): als u deze optie
selecteert, wordt de internetverbinding regelmatig door
de gateway gecontroleerd. Als de verbinding wordt
verbroken, brengt de gateway automatisch weer een
verbinding tot stand. Selecteer Keep Alive (Continu
verbinding houden) als u deze optie wilt gebruiken. Geef
in het veld Redial Period (Interval voor opnieuw kiezen)
op hoe vaak u de internetverbinding door de gateway
wilt laten controleren. De Redial Period (Interval voor
opnieuw kiezen) is standaard ingesteld op 30 seconden.
RFC 2516 PPPoE
Sommige internetproviders op basis van DSL brengen
internetverbinding tot stand met gebruik van PPPoE (Pointto-Point Protocol over Ethernet). Als u een internetverbinding
via een DSL-lijn gebruikt, dient u contact op te nemen met
uw internetprovider om te controleren of PPPoE wordt
gebruikt. Als dit het geval is, schakelt u PPPoE in.
RFC 2364 PPPoA
Sommige internetproviders op basis van DSL brengen
internetverbindingen tot stand met gebruik van PPPoA
(Point-to-Point Protocol over ATM). Als u een
internetverbinding via een DSL-lijn gebruikt, neemt u contact
op met uw internetprovider om te controleren of PPPoA
wordt gebruikt. Als dit het geval is, schakelt u PPPoA in.
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > RFC 2364 PPPoA
PPPoA Settings (Instellingen PPPoA)
Username and Password (Gebruikersnaam en
wachtwoord): geef de gebruikersnaam en het wachtwoord
op die u hebt ontvangen van uw internetprovider.
Connect on Demand: Max Idle Time (Verbinden op
verzoek: Max. duur inactiviteit): in de configuratie van
de gateway kunt u aangeven wat de maximale duur
van inactiviteit is waarna de verbinding met internet
wordt verbroken. Als de internetverbinding vanwege
Wireless-G ADSL-gateway met SpeedBooster
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > RFC 2516 PPPoE
PPPOE Settings (Instellingen PPPOE)
Username and Password (Gebruikersnaam en
wachtwoord): geef de gebruikersnaam en het
wachtwoord op die u hebt ontvangen van uw
internetprovider.
Connect on Demand: Max Idle Time (Verbinden op
verzoek: Max. duur inactiviteit): in de configuratie van
de gateway kunt u aangeven wat de maximale duur van
inactiviteit is waarna de verbinding met internet wordt
verbroken. Als de internetverbinding vanwege inactiviteit
is verbroken, wordt de gateway door Connect on
Demand (Verbinden op verzoek) zo ingesteld, dat er
automatisch weer verbinding tot stand wordt gebracht
wanneer u verbinding met internet wilt maken. Selecteer
de optie Connect on Demand (Verbinden op verzoek)
als u deze optie wilt gebruiken. Voer in het veld Max Idle Time (Max. duur inactiviteit) het aantal minuten in
waarna de internetverbinding moet worden verbroken.
8
Hoofdstuk 4
Geavanceerde configuratie
De Max Idle Time (Max. duur inactiviteit) is standaard
ingesteld op 5 minuten.
Keep Alive: Redial Period (Continu verbinding houden:
Interval voor opnieuw kiezen): als u deze optie selecteert,
wordt de internetverbinding regelmatig door de gateway
gecontroleerd. Als de verbinding wordt verbroken, brengt
de gateway automatisch weer een verbinding tot stand.
Selecteer Keep Alive (Continu verbinding houden) als u deze
optie wilt gebruiken. Geef in het veld Redial Period (Interval
voor opnieuw kiezen) op hoe vaak u de internetverbinding
door de gateway wilt laten controleren. De Redial Period
(Interval voor opnieuw kiezen) is standaard ingesteld op
30 seconden.
RFC 1483 Routed (Gerouteerd)
Als u RFC 1483 Routed (Gerouteerd) moet gebruiken,
selecteert u RFC 1483 Routed (Gerouteerd).
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > RFC 1483 Routed
(Gerouteerd)
IP Settings (Instellingen IP)
Deze instellingen worden door uw internetprovider
verstrekt.
Internet IP Address (IP-adres voor internet): geef het
IP-internetadres van de gateway op dat gebruikers op
internet te zien krijgen.
Subnet Mask (Subnetmasker): geef het subnetmasker van
de gateway op dat gebruikers op internet te zien krijgen
(inclusief uw internetprovider).
Default Gateway (Standaardgateway): geef het IP-adres
van de ISP-server op.
Primary (Required) (Primaire DNS) (vereist) en Secondary
(Optional) (Secundaire DNS) (optioneel) : geef het
IP-adres of de IP-adressen van de DNS-server (Domain Name
System) op (deze ontvangt u van uw internetprovider).
U moet ten minste één adres opgeven.
IPoA
Selecteer IPoA als u IPoA (IP via ATM) moet gebruiken.
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > IPoA (IP via ATM)
IP Settings (Instellingen IP)
Deze instellingen worden door uw internetprovider
verstrekt.
Internet IP Address (IP-adres voor internet): geef het
IP-internetadres van de gateway op dat gebruikers op
internet te zien krijgen.
Subnet Mask (Subnetmasker): geef het subnetmasker van
de gateway op dat gebruikers op internet te zien krijgen
(inclusief uw internetprovider).
Default Gateway (Standaardgateway): geef het IP-adres
van de ISP-server op.
Primary (Required) (Primaire DNS) (vereist) en Secondary
(Optional) (Secundaire DNS) (optioneel) : geef het
IP-adres of de IP-adressen van de DNS-server (Domain Name
System) op (deze ontvangt u van uw internetprovider).
U moet ten minste één adres opgeven.
RFC 1483 Bridged (Brug)
Als u RFC 1483 Bridged (Brug) moet gebruiken, selecteert u
RFC 1483 RFC 1483 Bridged (Brug).
Wireless-G ADSL-gateway met SpeedBooster
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > RFC 1483
Bridged (Brug)
9
Hoofdstuk 4
Geavanceerde configuratie
IP Settings (Instellingen IP)
Als uw internetprovider aangeeft dat u verbinding maakt
via een dynamisch IP-adres, selecteert u Obtain an
IP Address Automatically
toewijzen).
Als u een permanent (statisch) IP-adres moet gebruiken
om verbinding te maken met internet, selecteert u Use the
following IP Address
Van uw internetprovider krijgt u de instellingen die nodig
zijn voor de volgende velden:
Internet IP Address (IP-adres voor internet): geef het
IP-internetadres van de gateway op dat gebruikers op
internet te zien krijgen.
Subnet Mask (Subnetmasker): geef het subnetmasker van
de gateway op dat gebruikers op internet te zien krijgen
(inclusief uw internetprovider).
Default Gateway (Standaardgateway): geef het IP-adres
van de ISP-server op.
Primary (Required) (Primaire DNS) (vereist) en Secondary
(Optional) (Secundaire DNS) (optioneel) : geef het
IP-adres of de IP-adressen van de DNS-server (Domain Name
System) op (deze ontvangt u van uw internetprovider).
U moet ten minste één adres opgeven.
(Automatisch een IP-adres laten
(Het volgende IP-adres gebruiken).
Host Name and Domain Name (Hostnaam en
domeinnaam): in deze velden kunt u een hostnaam en
domeinnaam opgeven voor de gateway. Voor sommige
internetproviders, meestal kabelinternetproviders, zijn
deze namen vereist ter identificatie. U dient wellicht bij uw
internetprovider na te vragen of uw breedbandinternetdienst
is geconfigureerd met een host- en domeinnaam. In de
meeste gevallen kunt u deze velden leeg laten.
MTU : MTU is de Maximum Transmission Unit. Deze geeft
de maximale pakketgrootte aan die via internet kan worden
verstuurd. Selecteer Manual (Handmatig) als u de grootst
mogelijke pakketgrootte handmatig wilt invoeren. Gebruik
de standaardwaarde, Auto (Automatisch) als u wilt dat de
beste MTU voor uw internetverbinding door de gateway
wordt geselecteerd.
Size
(Formaat): deze optie is ingeschakeld als Manual
(Handmatig) is geselecteerd in het MTU-veld. U dient hier een
waarde tussen 1200 en 1500 op te geven. Standaard wordt
MTU automatisch geconfigureerd.
Network Setup (Netwerkinstellingen)
In het gedeelte Network Setup (Netwerkinstellingen) kunt
u de instellingen wijzigen voor het netwerk dat is verbonden
met de Ethernet-poorten van uw gateway. U kunt een
draadloos netwerk instellen op het tabblad Wireless (WLAN).
Bridge Mode Only (Alleen brug)
Als u de gateway als brug gebruikt, waardoor de gateway als
een stand-alone modem fungeert, selecteert u Bridge Mode Only (Alleen brug). Alle NAT- en routing-instellingen zijn
uitgeschakeld in deze modus.
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > Bridge Mode
Only (Alleen brug)
Optional Settings (Optionele instellingen)
Een aantal van deze instellingen is mogelijk vereist
door uw internetprovider. Neem contact op met uw
internetprovider voordat u wijzigingen aanbrengt.
Gateway IP (IP van de gateway)
Hier vindt u de waarden voor het lokale IP-adres en het
subnetmasker van de gateway. In de meeste gevallen kunt u
de standaardwaarden blijven gebruiken.
Gateway IP (IP van de gateway)
Local IP Address (Lokaal IP-adres): de standaardwaarde is
192.168.1.1.
Subnet Mask (Subnetmasker): de standaardwaarde is
255.255.255.0.
Network Address Server Settings (DHCP) (Serverinstellingen
netwerkadres [DHCP])
Met deze instellingen kunt u de serverfunctie Dynamic Host
Configuration Protocol (DHCP) van de gateway configureren.
De gateway kan worden gebruikt als DHCP-server voor uw
netwerk. DHCP-servers wijzen automatisch een IP-adres toe
aan elke computer in uw netwerk. Als u de DHCP-serveroptie
van de gateway wilt inschakelen, moet u controleren of er
geen andere DHCP-server op uw netwerk is.
Optional Settings (Optionele instellingen)
Wireless-G ADSL-gateway met SpeedBooster
10
Hoofdstuk 4
Geavanceerde configuratie
Tijdinstellingen
Time Zone (Tijdzone): selecteer de tijdzone waarin het
netwerk functioneert.
Automatically adjust clock for daylight saving
changes
wintertijd): selecteer deze optie als u wilt dat de gateway
automatisch wordt aangepast aan zomer- en wintertijd.
(Klok automatisch aanpassen aan zomer- en
Network Address Server Settings (DHCP) (Serverinstellingen
netwerkadres [DHCP])
DHCP Server (DHCP-server): met een DHCP-server
(Dynamic Host Configuration Protocol) wordt er automatisch
een IP-adres toegewezen aan elke computer van uw
netwerk. Tenzij u er al een hebt, raden wij u aan de
standaardinstellingen Enable (Inschakelen) te gebruiken.
U kunt de gateway tevens gebruiken in DHCP Relaymodus. (Deze instelling is niet voor alle typen inkapseling
beschikbaar).
DHCP Server (DHCP-server): als u de DHCP
Relay-modus inschakelt voor de instelling DHCP Server
(DHCP-server), geeft u het IP-adres voor de DHCP
Relay-server op in de beschikbare velden. (Deze instelling
is niet voor alle typen inkapseling beschikbaar).
Starting IP Address (Eerste IP-adres): voer een waarde
in voor de DHCP-server waarmee u wilt starten als u
IP-adressen uitgeeft. Aangezien het standaard-IP-adres
van de gateway 192.168.1.1 is, moet het eerste IP-adres
192.168.1.2 zijn of hoger, maar lager dan 192.168.1.253.
De standaardwaarde is 192.168.1.100.
Maximum Number of DHCP Users (Maximumaantal
DHCP-gebruikers): geef het maximumaantal gebruikers
(netwerkapparaten) op waarvoor een IP-adres kan worden
uitgegeven. Dit aantal hangt af van het eerste IP-adres
dat is opgegeven en kan niet meer bedragen dan 253.
De standaard is 50.
Client Lease Time (Leasetijd client): de leasetijd van de
client geeft aan hoelang een computer verbinding kan
hebben met de gateway via het huidige dynamische
IP-adres. Voer het aantal minuten in voor de leasetijd
van dit dynamische IP-adres. Als deze tijd is verstreken,
wordt automatisch een nieuw dynamisch IP-adres aan
het apparaat toegewezen. De standaardinstelling is
0 minuten, waarmee één dag wordt aangegeven.
Static DNS 1-3 (Statische DNS 1-3): DNS (Domain
Name System) geeft aan hoe de namen van domeinen of
websites worden omgezet in internetadressen of URL’s op
internet. Van uw internetprovider ontvangt u het IP-adres
van ten minste één DNS-server. U kunt hier maximaal drie
IP-adressen van DNS-servers invoeren. Deze adressen
worden door de gateway gebruikt om sneller toegang te
krijgen tot werkende DNS-servers.
WINS: de Windows Internet Naming Service (WINS) zet
NetBIOS-namen om in IP-adressen. Als u een WINS-server
gebruikt, geeft u hier het IP-adres van die server op. In alle
andere gevallen laat u dit veld leeg.
Datum- en tijdinstellingen
Taal
Selecteer de taal die u wilt gebruiken voor het
webgebaseerde hulpprogramma: English (Engels),
French (Frans) of German (Duits).
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de
wijzigingen door te voeren of klik op Cancel changes
(Wijzigingen annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Setup (Instellingen) > DDNS
De gateway beschikt over een DDNS-functie (Dynamic
Domain Name System). Met DDNS kunt u een vaste host- en
domeinnaam aan een dynamisch IP-adres toekennen. Dit is
een handige optie wanneer u de host van uw eigen website,
FTP-server of een andere server achter de gateway bent.
Voordat u deze functie kunt gebruiken, dient u zich voor
een DDNS-service aan te melden via een DDNS-provider,
www.dyndns.org of www.TZO.com. Als u deze functie niet
wilt gebruiken, houdt u de standaardinstelling Disabled
(Uitschakelen) aan.
DDNS
DDNS-service
Als uw DDNS-service wordt geleverd door DynDNS.org,
selecteert u DynDNS.org in het vervolgkeuzemenu. Als uw
DDNS-service wordt geleverd door TZO, selecteert u TZO.com. De functies op het DDNS-scherm zijn afhankelijk van de
leverancier van de DDNS-service.
DynDNS.org
Setup (Instellingen) > DDNS > DynDNS
Wireless-G ADSL-gateway met SpeedBooster
11
Loading...
+ 27 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.