Linksys WAG54GS User Manual [nl]

GEBRUIKERSHANDLEIDING
Wireless-G ADSL-gateway met SpeedBooster
Modelnr.: WAG54GS (NL)
Over deze handleiding
Pictogrambeschrijvingen
Als u de gebruikershandleiding leest, kunt u diverse pictogrammen tegenkomen die de aandacht vestigen op een bepaald item. Hieronder vindt u een beschrijving van deze pictogrammen:
OPMERKING: dit vinkje geeft een
aandachtspunt aan voor iets waarop u speciaal moet letten bij het gebruik van het product.
WAARSCHUWING: dit uitroepteken geeft een
voorzorgsmaatregel of waarschuwing aan en is bedoeld om u erop attent te maken dat bij onvoorzichtig handelen uw eigendom of het product beschadigd kan raken.
Over deze handleiding
WEB: dit pictogram van een wereldbol geeft
een belangrijk websiteadres of e-mailadres aan.
Onlinebronnen
Websiteadressen in dit document worden vermeld zonder http:// aan het begin van het adres, omdat de meeste huidige webbrowsers dit niet nodig hebben. Als u een oudere webbrowser gebruikt, dient u mogelijk http:// toe te voegen aan het begin van het webadres.
Bron Website
Linksys www.linksys.com
Linksys International www.linksys.com/international
Verklarende woordenlijst
Netwerkbeveiliging www.linksys.com/security
www.linksys.com/glossary
Copyright en handelsmerken
Specificaties kunnen worden gewijzigd zonder kennisgeving vooraf. Linksys is een gedeponeerd handelsmerk van Cisco Systems, Inc. en/of zijn dochterondernemingen in de VS en bepaalde andere landen. Copyright © 2007 Cisco Systems, Inc. Alle rechten voorbehouden. Andere merken en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de respectieve houders.
i
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Productoverzicht 4
Voorpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Achterpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Hoofdstuk 2: Controlelijst voor WLAN‑beveiliging 5
Algemene richtlijnen voor netwerkbeveiliging. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Aanvullende beveiligingstips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Hoofdstuk 3: Installatie 6
Connection (Verbinding). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Installatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Hoofdstuk 4: Geavanceerde conguratie 7
Setup (Instellingen) > Basic Setup (Basisinstellingen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Setup (Instellingen) > DDNS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
Setup (Instellingen) > Advanced Routing (Geavanceerde routing) . . . . . . . . . . . . . .12
Wireless > Wireless Security (WLAN-beveiliging) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14
Wireless (WLAN) > Wireless Access (Draadloze toegang). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15
Wireless (WLAN) - Advanced Wireless Settings (Geavanceerde instellingen WLAN) . . . .16
Security (Beveiliging) > Firewall . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
Security (Beveiliging) > VPN Passthrough (VPN-doorvoer) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
Access Restrictions (Toegangsbeperkingen) > Internet Access Policy
(Internettoegangsbeleid) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18
Applications and Gaming (Toepassingen en games) > Single Port Forwarding
(Doorsturen één poort) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19
Applications and Gaming (Toepassingen en games) > Port Range Forward
(Doorsturen poortbereik) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20
Applications & Gaming (Toepassingen en games) > Port Range Triggering
(Triggeren poortbereik). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20
Applications and Gaming (Toepassingen en games) > DMZ . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
Applications and Gaming (Toepassingen en games) > QoS . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
Administration (Administratie) > Management (Beheer). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22
Administration (Administratie) > Diagnostics (Diagnostische gegevens) . . . . . . . . . .24
Administration (Administratie) > Backup & Restore
(Reservekopie maken en herstellen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .24
Administration (Administratie) > Factory Defaults (Fabrieksinstellingen) . . . . . . . . . .25
Administration > Firmware Upgrade (Administratie > Firmware-upgrade) . . . . . . . . .25
Status > Gateway. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25
Status > Local Network (Lokaal netwerk). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26
Status > Wireless (WLAN). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26
Status > DSL. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27
Bijlage A: Probleemoplossing 28
Bijlage B: Specicaties 2
Bijlage C: Informatie over garantie 3
Wireless-G ADSL Gateway met SpeedBooster
9
0
ii
Inhoudsopgave
Bijlage D: Informatie over regelgeving 31
FCC Statement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31
Safety Notices. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31
Industry Canada Statement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31
Avis d’Industrie Canada. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31
Declaration of Conformity with Regard to EU Directive 1999/5/EC (R&TTE Directive) . .32
CE Marking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33
National Restrictions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33
Product Usage Restrictions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34
Technical Documents on www.linksys.com/international . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34
User Information for Consumer Products Covered by EU Directive 2002/96/EC
on Waste Electric and Electronic Equipment (WEEE) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35
Wireless-G ADSL Gateway met SpeedBooster
iii
Hoofdstuk 1
Productoverzicht

Hoofdstuk 1: Productoverzicht

Bedankt dat u hebt gekozen voor de Wireless-G ADSL­gateway met SpeedBooster. Met de gateway hebt u toegang tot internet via een draadloze verbinding of via een van de vier geschakelde poorten. U kunt de gateway ook gebruiken voor het delen van bronnen, zoals computers, printers en bestanden. Verder biedt de gateway de nodige beveiligingsfuncties waarmee u uw gegevens en uw privacy kunt beschermen als u online werkt. Deze beveiligingsfuncties zijn bijvoorbeeld WPA2-beveiliging, een SPI-firewall (Stateful Packet Inspection) en NAT-technologie. U kunt de gateway eenvoudig configureren met het webgebaseerde hulpprogramma.

Voorpaneel

Knop Power (Voeding): druk op deze knop om de
gateway in of uit te schakelen.
Power (Voeding) (Groen): de LED Power
(Voeding) licht op en blijft wit terwijl de gateway wordt ingeschakeld.
Wireless (Draadloos) (Groen): de LED Wireless
(Draadloos) licht op als de draadloze functie wordt ingeschakeld. De LED knippert als de gateway actief gegevens verzendt of ontvangt via het netwerk.
Ethernet 1-4 (Groen): dit zijn genummerde
LED’s die overeenkomen met de genummerde poorten op het achterpaneel van de gateway. Ze worden gebruikt voor twee doeleinden. Als de LED ononderbroken brandt, is de gateway via de betreffende poort met een apparaat verbonden. Als de LED knippert, is er netwerkactiviteit op deze poort.
DSL (Groen): de LED DSL licht op wanneer er een
DSL-verbinding tot stand is gebracht. De LED knippert terwijl de gateway de ADSL-verbinding tot stand brengt.
Internet (Groen): de LED Internet licht op en blijft
branden als er een verbinding tot stand is gebracht via de internetpoort. Als de LED knippert, is er netwerkactiviteit op de internetpoort.
Knop SecureEasySetup (Oranje/wit): deze knop
licht op als de gateway wordt ingeschakeld. De knop SecureEasySetup licht wit op als WPA­Personal met TKIP-beveiliging voor het draadloze netwerk wordt gebruikt. De knop is oranje aIs dat niet het geval is.
OPMERKING:
functie waarmee u uw draadloze netwerk op eenvoudige wijze kunt instellen. Als u over apparaten met SecureEasySetup beschikt, voert u de Setup Wizard (Installatiewizard) van de cd-rom voor de gateway uit en volgt u de instructies op het scherm voor het gebruik van SecureEasySetup.
U kunt de functie SecureEasySetup activeren door kort op de knop SecureEasySetup te drukken. Na tien seconden licht de knop wit op en begint te knipperen om aan te geven dat de gateway in de modus SecureEasySetup is. Nadat de gateway de naam van het draadloze netwerk (SSID) en de WPA-Personal-sleutel heeft gegenereerd, stopt het knipperen en blijft de knop wit.
Als u de naam van het draadloze netwerk en de WPA-Personal-sleutel wilt wissen, houdt u de knop vijf seconden ingedrukt. De knop knippert langzaam terwijl de gateway op de standaardwaarden wordt ingesteld. Zodra de standaardwaarden opnieuw zijn ingesteld, wordt de knop oranje.
SecureEasySetup is een

Achterpaneel

Line (Lijn): via de poort Line (Lijn) wordt een
verbinding met de ADSL-lijn tot stand gebracht.
Ethernet 1, 2, 3, 4: via de Ethernet-poorten (1,
2, 3, 4) wordt een verbinding tot stand gebracht tussen de gateway en bekabelde computers en andere Ethernet-netwerkapparatuur.
Reset: de fabrieksinstellingen van de gateway
kunnen op twee manieren worden hersteld. U kunt ongeveer vijf seconden lang op de knop Reset drukken of de standaardwaarden herstellen vanuit het scherm Administration > Factory Defaults (Administratie > Fabrieksinstellingen) in het webgebaseerde hulpprogramma van de gateway.
Power (Voeding): de poort Power (Voeding) is de
poort waarop u de netstroomadapter aansluit.
4
Hoofdstuk 2
Controlelijst voor WLAN-beveiliging

Hoofdstuk 2: Controlelijst voor WLAN-beveiliging

Vanwege het gebruiksgemak en de gemakkelijke installatieprocedure worden er steeds meer draadloze netwerken opgezet in huizen die over een supersnelle internetverbinding beschikken. Deze netwerken maken gebruik van radiogolven voor de verzending van informatie en zijn daarom een gemakkelijk doelwit voor indringers. De signalen van uw draadloze netwerk kunnen worden onderschept, op dezelfde manier als bij mobiele of draadloze telefoons. Het is niet mogelijk om te verhinderen dat anderen zich aansluiten op uw draadloze netwerk door het nemen van fysieke maatregelen, maar u kunt uw netwerk wel op andere manieren beveiligen.
1. Standaardnaam of SSID van het draadloze netwerk wijzigen
Voor draadloze apparatuur wordt in de fabriek een naam van het draadloze netwerk of SSID (Service Set Identifier) ingesteld. Dit is de naam van uw draadloze netwerk en deze mag maximaal 32 tekens lang zijn. Voor draadloze apparatuur van Linksys wordt standaard linksys als naam van het draadloze netwerk gebruikt. U kunt uw draadloze netwerk onderscheiden van eventuele andere draadloze netwerken in de omgeving door een unieke naam voor uw draadloze netwerk op te geven. Gebruik hiervoor geen persoonlijke informatie (zoals een fiscaal nummer), want deze informatie kan door iedereen worden gezien die naar draadloze netwerken zoekt.
2.
Standaardwachtwoord wijzigen
Als u de instellingen van draadloze apparatuur zoals toegangspunten, routers en gateways wilt wijzigen, wordt u om een wachtwoord gevraagd. In de fabriek wordt een standaardwachtwoord ingesteld voor deze apparatuur. Het standaardwachtwoord voor Linksys is
. Hackers kennen deze standaardwaarden en kunnen
admin
deze gebruiken om toegang te krijgen tot uw draadloze apparatuur en uw netwerkinstellingen te wijzigen. U kunt deze onrechtmatige wijzigingen verhinderen door het wachtwoord van uw apparaat aan te passen, zodat onbevoegden dit moeilijk kunnen raden.
3. MAC-adresfiltering inschakelen
U kunt MAC-adresfiltering (Media Access Control) inschakelen voor de routers en gateways van Linksys. Het MAC-adres is een unieke reeks cijfers en letters voor elk netwerkapparaat. Als MAC-adresfiltering is ingeschakeld, is het draadloze netwerk alleen toegankelijk voor draadloze apparatuur met specifieke MAC-adressen.
U kunt bijvoorbeeld een specifiek MAC-adres opgeven voor elke computer in uw huis, zodat alleen die computers toegang hebben tot uw draadloze netwerk.
4. Versleuteling inschakelen
De gegevens die over een draadloos netwerk worden verzonden, kunnen worden beveiligd met een versleuteling. Met Wi-Fi Protected Access (WPA/WPA2) en Wired Equivalency Privacy (WEP) beschikt u over verschillende beveiligingsniveaus voor draadloze communicatie.
Versleuteling met WPA/WPA2 biedt een betere beveiliging van uw netwerk dan WEP, omdat WPA/WPA2-versleuteling gebruikmaakt van dynamische sleutels. U moet het hoogst mogelijke beveiligingsniveau gebruiken voor de versleuteling van uw netwerkapparatuur om de door u verzonden en ontvangen informatie te beveiligen.
WEP is een oudere versleutelingsmethode die soms moet worden gebruikt voor oudere apparatuur waarop WPA niet
wordt ondersteund.

Algemene richtlijnen voor netwerkbeveiliging

Beveiliging van draadloze netwerken is alleen effectief als ook het onderliggende netwerk is beveiligd.
U kunt alle computers van het netwerk beveiligen met
een wachtwoord. Bovendien kunt u bestanden met gevoelige informatie ook nog afzonderlijk beveiligen met een wachtwoord.
Wijzig de wachtwoorden regelmatig.
Installeer antivirussoftware en persoonlijke
firewallsoftware.
Schakel het delen van bestanden uit (peer-to-peer). In
bepaalde toepassingen wordt het delen van bestanden geactiveerd zonder uw instemming en/of zonder dat u het weet.

Aanvullende beveiligingstips

Houd draadloze routers, toegangspunten en gateways
uit de buurt van buitenmuren en ramen.
Schakel draadloze routers, toegangspunten en gateways
uit wanneer u ze niet gebruikt (‘s nachts, tijdens uw vakantie).
Gebruik sterke wachtzinnen van ten minste acht tekens.
Gebruik geen woorden uit het woordenboek, maar een combinatie van cijfers en letters.
WEB: zie www.linksys.com/security voor meer
informatie over WLAN-beveiliging.
5
Hoofdstuk 3

Installatie

Hoofdstuk 3: Installatie

Het wordt aanbevolen dat u de installatie-cd-rom uitvoert. In dit hoofdstuk leest u wat u moet doen als u problemen ondervindt bij het uitvoeren van de installatie-cd-rom.

Connection (Verbinding)

Zorg dat alle apparaten die u gaat gebruiken, zoals uw
1. computer en gateway, zijn uitgeschakeld. Als u een modem op uw netwerk hebt aangesloten, koppelt u deze ook los. De gateway vervangt de modem.
Sluit het ene eind van de meegeleverde Ethernet-
2. kabel aan op de Ethernet-adapter van uw computer. Sluit het andere eind van de Ethernet-kabel aan op een van de Ethernet-poorten aan de achterkant van de gateway.
OPMERKING: u kunt een microfilter of splitter
tussen de telefoonkabel en het stopcontact bevestigen om interferentie te voorkomen. Vraag uw internetprovider of dit is vereist. (Inwoners van het Verenigd Koninkrijk dienen de microfilter aan te sluiten op de ADSL­telefoonaansluiting aan de muur, en vervolgens het ene eind van de meegeleverde telefoonkabel op de desbetreffende RJ-11-poort aan te sluiten.)
Als u ISDN gebruikt, hebt u geen microfilter nodig.
Sluit de netstroomadapter aan op de
6. voedingsaansluiting van de gateway en een stopcontact.
De voeding aansluiten
De computer aansluiten
Herhaal stap 2 voor iedere computer of ieder apparaat
3. dat u via Ethernet op de gateway wilt aansluiten.
Als u meer dan vier computers op de gateway aansluit, dient u tevens een switch op de gateway aan te sluiten.
OPMERKING: als er op uw computer geen
Ethernet-adapter is geïnstalleerd, raadpleegt u de gebruikershandleiding bij de Ethernet-adapter voor meer informatie.
Sluit het ene eind van de meegeleverde telefoonkabel
4. aan op de wandcontactdoos van uw ADSL­aansluiting.
Sluit het andere eind van de telefoonkabel aan op de
5. Line-poort aan de achterkant van de gateway.
DSL aansluiten
Druk op de knop Power (Voeding) op het voorpaneel
7. om de gateway in te schakelen.
Zet de computer aan die u wilt gebruiken om de
8. gateway te configureren.
OPMERKING: als u meer dan één telefoon hebt
en waarneemt dat de lijn statisch is nadat u de gateway hebt geïnstalleerd, dient u voor iedere telefoon of fax die u gebruikt een extra microfilter aan te sluiten.
De gateway is aangesloten.
Ga verder naar het gedeelte Installatie.
Installatie
Configureer de gateway eerst om via uw internetprovider toegang te krijgen tot internet. Gebruik hiervoor de door uw internetprovider verstrekte installatiegegevens.
Ga door naar “Hoofdstuk 4: Geavanceerde configuratie”, en vul de volgende gedeelten in:
Setup (Instellingen) > Basic Setup (Basisinstellingen)
Wireless (WLAN) - Basic Wireless Settings
(Standaardinstellingen WLAN)
Wireless > Wireless Security (WLAN-beveiliging)
Nadat u de installatie hebt voltooid, voert u www.linksys.com/registration in het adres veld van uw webbrowser in en drukt u op Enter.
De installatie is voltooid.
6
Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4: Geavanceerde configuratie

Nadat u de gateway hebt geïnstalleerd met de Setup Wizard (Installatiewizard) van de cd-rom, is de gateway klaar voor gebruik. U kunt het webgebaseerde hulpprogramma van de gateway gebruiken om de geavanceerde instellingen te wijzigen. In dit hoofdstuk komen alle webpagina’s van het hulpprogramma en de belangrijkste functies op deze pagina’s aan de orde. U kunt het hulpprogramma openen via een webbrowser op een computer die is aangesloten op de gateway.
Het webgebaseerde hulpprogramma bestaat uit de volgende hoofdtabbladen: Setup (Installatie), Wireless (WLAN), Security (Beveiliging), Access Restrictions (Toegangsbeperkingen), Applications & Gaming (Toepassingen en games), Administration (Administratie) en Status. Nadat u op één van de hoofdtabbladen hebt geklikt, worden meer tabbladen
weergegeven.
Geavanceerde configuratie
OPMERKING: gebruik de Setup Wizard
(Installatiewizard) van de installatie-cd-rom als u de gateway voor het eerst installeert. Als u geavanceerde instellingen wilt configureren, gebruikt u dit hoofdstuk.
Het webgebaseerde hulpprogramma openen
U kunt het webgebaseerde hulpprogramma openen door de webbrowser op uw computer te starten en het standaard­IP-adres van de gateway (192.168.1.1) Address (Adres). Druk vervolgens op Enter.
Er wordt een aanmeldscherm weergegeven. Gebruik de standaardgebruikersnaam en het standaardwachtwoord,
admin
, tenzij u deze hebt gewijzigd tijdens de Setup Wizard (Installatiewizard). (U kunt een nieuwe gebruikersnaam en een nieuw wachtwoord instellen in het scherm Management (Beheer) op het tabblad Administration [Administratie]). Klik op OK om door te gaan.
Login Screen (Aanmeldscherm)
op te geven in het veld

Setup (Instellingen) > Basic Setup (Basisinstellingen)

Het eerste scherm dat wordt weergegeven, is het scherm Basic Setup (Basisinstellingen). Op dit tabblad kunt u de
algemene instellingen van de gateway wijzigen.
Setup (Instellingen) > Basic Setup (Basisinstellingen)
Internet Setup (Internetinstellingen)
In het gedeelte Internet Setup (Internetinstellingen) kunt u de gateway configureren voor uw internetverbinding. U kunt het merendeel van de benodigde gegevens bij uw
internetprovider opvragen.
Internet Connection Type (Type internetverbinding)
Selecteer de gewenste methode voor inkapseling in het vervolgkeuzemenu. Het scherm Basic Setup (Basisinstellingen) en de beschikbare functies zijn bij elke geselecteerde methode voor inkapseling anders. U kunt
kiezen uit de volgende methoden:
RFC 2364 PPPoA
RFC 2516 PPPoE
RFC 1483 Routed (Gerouteerd)
IPoA
RFC 1483 Bridged (Brug)
Bridge Mode Only (Alleen brug)
VC Settings (Instellingen VC)
In dit gedeelte kunt u uw VC-instellingen (virtueel circuit) configureren.
Multiplexing: selecteer LLC of VC, afhankelijk van uw
internetprovider.
7
Hoofdstuk 4
Geavanceerde configuratie
QoS Type: maak een keuze in het vervolgkeuzemenu: CBR
(Continuous Bit Rate) om een vaste bandbreedte voor spraak-
of gegevensverkeer te specificeren; UBR (Unspecific Bit Rate) voor toepassingen die niet tijdgevoelig zijn, zoals e-mail; of VBR (Variable Bit Rate) voor piekverkeer en het delen van bandbreedte met andere toepassingen.
PCR Rate
de maximale snelheid waarmee de gebruiker cellen kan verzenden, berekenen door de snelheid van de DSL-lijn door 424 te delen. Geef de snelheid op in het veld (indien uw serviceprovider dit als eis stelt).
SCR Rate (SCR-snelheid): met de Sustain Cell Rate wordt
de gemiddelde snelheid ingesteld waarmee cellen kunnen worden verzonden. De SCR-waarde ligt normaliter lager dan de PCR-waarde. Geef de snelheid op in het veld (indien uw serviceprovider dit als eis stelt).
Autodetect (Automatische detectie): selecteer Enable
(Inschakelen) als u de instellingen automatisch wilt laten invoeren of selecteer Disable (Uitschakelen) als u de waarden handmatig wilt invoeren.
Virtual Circuit (Virtueel circuit): deze velden bestaan uit
twee items: VPI (Virtual Path Identifier) en VCI (Virtual Channel Identifier). Voer de instellingen in die u hebt ontvangen van uw internetprovider.
DSL Modulation (DSL-modulatie): selecteer de gewenste
modus: MultiMode, T1.413, G.dmt, G.lite, ADSL2 of ADSL2+. Neem contact op met uw internetprovider als u
niet zeker weet welke modus u moet gebruiken. Volg de instructies voor het type inkapseling dat u gebruikt.
(PCR-snelheid): u kunt de Peak Cell Rate, oftewel
inactiviteit is verbroken, wordt de gateway door Connect on Demand (Verbinden op verzoek) zo ingesteld, dat er automatisch weer verbinding tot stand wordt gebracht wanneer u verbinding met internet wilt maken. Selecteer de optie Connect on Demand (Verbinden op verzoek) als u deze optie wilt gebruiken. Voer in het veld Max Idle
Time
(Max. duur inactiviteit) het aantal minuten in waarna de internetverbinding moet worden verbroken. De Max Idle Time (Max. duur inactiviteit) is standaard ingesteld op
5 minuten.
Keep Alive: Redial Period (Continu verbinding
houden: Interval voor opnieuw kiezen): als u deze optie selecteert, wordt de internetverbinding regelmatig door de gateway gecontroleerd. Als de verbinding wordt verbroken, brengt de gateway automatisch weer een verbinding tot stand. Selecteer Keep Alive (Continu verbinding houden) als u deze optie wilt gebruiken. Geef in het veld Redial Period (Interval voor opnieuw kiezen) op hoe vaak u de internetverbinding door de gateway wilt laten controleren. De Redial Period (Interval voor opnieuw kiezen) is standaard ingesteld op 30 seconden.
RFC 2516 PPPoE
Sommige internetproviders op basis van DSL brengen internetverbinding tot stand met gebruik van PPPoE (Point­to-Point Protocol over Ethernet). Als u een internetverbinding via een DSL-lijn gebruikt, dient u contact op te nemen met uw internetprovider om te controleren of PPPoE wordt gebruikt. Als dit het geval is, schakelt u PPPoE in.
RFC 2364 PPPoA
Sommige internetproviders op basis van DSL brengen internetverbindingen tot stand met gebruik van PPPoA (Point-to-Point Protocol over ATM). Als u een internetverbinding via een DSL-lijn gebruikt, neemt u contact op met uw internetprovider om te controleren of PPPoA wordt gebruikt. Als dit het geval is, schakelt u PPPoA in.
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > RFC 2364 PPPoA
PPPoA Settings (Instellingen PPPoA)
Username and Password (Gebruikersnaam en
wachtwoord): geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die u hebt ontvangen van uw internetprovider.
Connect on Demand: Max Idle Time (Verbinden op
verzoek: Max. duur inactiviteit): in de configuratie van de gateway kunt u aangeven wat de maximale duur van inactiviteit is waarna de verbinding met internet wordt verbroken. Als de internetverbinding vanwege
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > RFC 2516 PPPoE
PPPOE Settings (Instellingen PPPOE)
Username and Password (Gebruikersnaam en
wachtwoord): geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die u hebt ontvangen van uw internetprovider.
Connect on Demand: Max Idle Time (Verbinden op
verzoek: Max. duur inactiviteit): in de configuratie van de gateway kunt u aangeven wat de maximale duur van inactiviteit is waarna de verbinding met internet wordt verbroken. Als de internetverbinding vanwege inactiviteit is verbroken, wordt de gateway door Connect on Demand (Verbinden op verzoek) zo ingesteld, dat er automatisch weer verbinding tot stand wordt gebracht wanneer u verbinding met internet wilt maken. Selecteer de optie Connect on Demand (Verbinden op verzoek) als u deze optie wilt gebruiken. Voer in het veld Max Idle Time (Max. duur inactiviteit) het aantal minuten in waarna de internetverbinding moet worden verbroken.
8
Hoofdstuk 4
Geavanceerde configuratie
De Max Idle Time (Max. duur inactiviteit) is standaard ingesteld op 5 minuten.
Keep Alive: Redial Period (Continu verbinding houden:
Interval voor opnieuw kiezen): als u deze optie selecteert, wordt de internetverbinding regelmatig door de gateway gecontroleerd. Als de verbinding wordt verbroken, brengt de gateway automatisch weer een verbinding tot stand. Selecteer Keep Alive (Continu verbinding houden) als u deze optie wilt gebruiken. Geef in het veld Redial Period (Interval voor opnieuw kiezen) op hoe vaak u de internetverbinding door de gateway wilt laten controleren. De Redial Period (Interval voor opnieuw kiezen) is standaard ingesteld op 30 seconden.
RFC 1483 Routed (Gerouteerd)
Als u RFC 1483 Routed (Gerouteerd) moet gebruiken, selecteert u RFC 1483 Routed (Gerouteerd).
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > RFC 1483 Routed
(Gerouteerd)
IP Settings (Instellingen IP)
Deze instellingen worden door uw internetprovider verstrekt.
Internet IP Address (IP-adres voor internet): geef het
IP-internetadres van de gateway op dat gebruikers op internet te zien krijgen.
Subnet Mask (Subnetmasker): geef het subnetmasker van
de gateway op dat gebruikers op internet te zien krijgen (inclusief uw internetprovider).
Default Gateway (Standaardgateway): geef het IP-adres
van de ISP-server op.
Primary (Required) (Primaire DNS) (vereist) en Secondary (Optional) (Secundaire DNS) (optioneel) : geef het
IP-adres of de IP-adressen van de DNS-server (Domain Name System) op (deze ontvangt u van uw internetprovider). U moet ten minste één adres opgeven.
IPoA
Selecteer IPoA als u IPoA (IP via ATM) moet gebruiken.
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > IPoA (IP via ATM)
IP Settings (Instellingen IP)
Deze instellingen worden door uw internetprovider verstrekt.
Internet IP Address (IP-adres voor internet): geef het
IP-internetadres van de gateway op dat gebruikers op internet te zien krijgen.
Subnet Mask (Subnetmasker): geef het subnetmasker van
de gateway op dat gebruikers op internet te zien krijgen (inclusief uw internetprovider).
Default Gateway (Standaardgateway): geef het IP-adres
van de ISP-server op.
Primary (Required) (Primaire DNS) (vereist) en Secondary (Optional) (Secundaire DNS) (optioneel) : geef het
IP-adres of de IP-adressen van de DNS-server (Domain Name System) op (deze ontvangt u van uw internetprovider). U moet ten minste één adres opgeven.
RFC 1483 Bridged (Brug)
Als u RFC 1483 Bridged (Brug) moet gebruiken, selecteert u RFC 1483 RFC 1483 Bridged (Brug).
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > RFC 1483
Bridged (Brug)
9
Hoofdstuk 4
Geavanceerde configuratie
IP Settings (Instellingen IP)
Als uw internetprovider aangeeft dat u verbinding maakt via een dynamisch IP-adres, selecteert u Obtain an
IP Address Automatically
toewijzen).
Als u een permanent (statisch) IP-adres moet gebruiken om verbinding te maken met internet, selecteert u Use the
following IP Address
Van uw internetprovider krijgt u de instellingen die nodig zijn voor de volgende velden:
Internet IP Address (IP-adres voor internet): geef het
IP-internetadres van de gateway op dat gebruikers op internet te zien krijgen.
Subnet Mask (Subnetmasker): geef het subnetmasker van
de gateway op dat gebruikers op internet te zien krijgen (inclusief uw internetprovider).
Default Gateway (Standaardgateway): geef het IP-adres
van de ISP-server op.
Primary (Required) (Primaire DNS) (vereist) en Secondary (Optional) (Secundaire DNS) (optioneel) : geef het
IP-adres of de IP-adressen van de DNS-server (Domain Name System) op (deze ontvangt u van uw internetprovider). U moet ten minste één adres opgeven.
(Automatisch een IP-adres laten
(Het volgende IP-adres gebruiken).
Host Name and Domain Name (Hostnaam en
domeinnaam): in deze velden kunt u een hostnaam en domeinnaam opgeven voor de gateway. Voor sommige internetproviders, meestal kabelinternetproviders, zijn deze namen vereist ter identificatie. U dient wellicht bij uw internetprovider na te vragen of uw breedbandinternetdienst is geconfigureerd met een host- en domeinnaam. In de meeste gevallen kunt u deze velden leeg laten.
MTU : MTU is de Maximum Transmission Unit. Deze geeft
de maximale pakketgrootte aan die via internet kan worden verstuurd. Selecteer Manual (Handmatig) als u de grootst mogelijke pakketgrootte handmatig wilt invoeren. Gebruik de standaardwaarde, Auto (Automatisch) als u wilt dat de beste MTU voor uw internetverbinding door de gateway wordt geselecteerd.
Size
(Formaat): deze optie is ingeschakeld als Manual (Handmatig) is geselecteerd in het MTU-veld. U dient hier een waarde tussen 1200 en 1500 op te geven. Standaard wordt MTU automatisch geconfigureerd.
Network Setup (Netwerkinstellingen)
In het gedeelte Network Setup (Netwerkinstellingen) kunt u de instellingen wijzigen voor het netwerk dat is verbonden met de Ethernet-poorten van uw gateway. U kunt een draadloos netwerk instellen op het tabblad Wireless (WLAN).
Bridge Mode Only (Alleen brug)
Als u de gateway als brug gebruikt, waardoor de gateway als een stand-alone modem fungeert, selecteert u Bridge Mode Only (Alleen brug). Alle NAT- en routing-instellingen zijn uitgeschakeld in deze modus.
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > Bridge Mode
Only (Alleen brug)
Optional Settings (Optionele instellingen)
Een aantal van deze instellingen is mogelijk vereist door uw internetprovider. Neem contact op met uw internetprovider voordat u wijzigingen aanbrengt.
Gateway IP (IP van de gateway)
Hier vindt u de waarden voor het lokale IP-adres en het subnetmasker van de gateway. In de meeste gevallen kunt u de standaardwaarden blijven gebruiken.
Gateway IP (IP van de gateway)
Local IP Address (Lokaal IP-adres): de standaardwaarde is
192.168.1.1.
Subnet Mask (Subnetmasker): de standaardwaarde is
255.255.255.0.
Network Address Server Settings (DHCP) (Serverinstellingen netwerkadres [DHCP])
Met deze instellingen kunt u de serverfunctie Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) van de gateway configureren. De gateway kan worden gebruikt als DHCP-server voor uw netwerk. DHCP-servers wijzen automatisch een IP-adres toe aan elke computer in uw netwerk. Als u de DHCP-serveroptie van de gateway wilt inschakelen, moet u controleren of er geen andere DHCP-server op uw netwerk is.
Optional Settings (Optionele instellingen)
10
Hoofdstuk 4
Geavanceerde configuratie
Tijdinstellingen
Time Zone (Tijdzone): selecteer de tijdzone waarin het
netwerk functioneert.
Automatically adjust clock for daylight saving changes
wintertijd): selecteer deze optie als u wilt dat de gateway automatisch wordt aangepast aan zomer- en wintertijd.
(Klok automatisch aanpassen aan zomer- en
Network Address Server Settings (DHCP) (Serverinstellingen
netwerkadres [DHCP])
DHCP Server (DHCP-server): met een DHCP-server
(Dynamic Host Configuration Protocol) wordt er automatisch een IP-adres toegewezen aan elke computer van uw netwerk. Tenzij u er al een hebt, raden wij u aan de standaardinstellingen Enable (Inschakelen) te gebruiken. U kunt de gateway tevens gebruiken in DHCP Relay­modus. (Deze instelling is niet voor alle typen inkapseling beschikbaar).
DHCP Server (DHCP-server): als u de DHCP
Relay-modus inschakelt voor de instelling DHCP Server (DHCP-server), geeft u het IP-adres voor de DHCP Relay-server op in de beschikbare velden. (Deze instelling is niet voor alle typen inkapseling beschikbaar).
Starting IP Address (Eerste IP-adres): voer een waarde
in voor de DHCP-server waarmee u wilt starten als u IP-adressen uitgeeft. Aangezien het standaard-IP-adres van de gateway 192.168.1.1 is, moet het eerste IP-adres
192.168.1.2 zijn of hoger, maar lager dan 192.168.1.253. De standaardwaarde is 192.168.1.100.
Maximum Number of DHCP Users (Maximumaantal
DHCP-gebruikers): geef het maximumaantal gebruikers (netwerkapparaten) op waarvoor een IP-adres kan worden uitgegeven. Dit aantal hangt af van het eerste IP-adres dat is opgegeven en kan niet meer bedragen dan 253. De standaard is 50.
Client Lease Time (Leasetijd client): de leasetijd van de
client geeft aan hoelang een computer verbinding kan hebben met de gateway via het huidige dynamische IP-adres. Voer het aantal minuten in voor de leasetijd van dit dynamische IP-adres. Als deze tijd is verstreken, wordt automatisch een nieuw dynamisch IP-adres aan het apparaat toegewezen. De standaardinstelling is
0 minuten, waarmee één dag wordt aangegeven.
Static DNS 1-3 (Statische DNS 1-3): DNS (Domain
Name System) geeft aan hoe de namen van domeinen of websites worden omgezet in internetadressen of URL’s op internet. Van uw internetprovider ontvangt u het IP-adres van ten minste één DNS-server. U kunt hier maximaal drie IP-adressen van DNS-servers invoeren. Deze adressen worden door de gateway gebruikt om sneller toegang te krijgen tot werkende DNS-servers.
WINS: de Windows Internet Naming Service (WINS) zet
NetBIOS-namen om in IP-adressen. Als u een WINS-server gebruikt, geeft u hier het IP-adres van die server op. In alle andere gevallen laat u dit veld leeg.
Datum- en tijdinstellingen
Taal
Selecteer de taal die u wilt gebruiken voor het webgebaseerde hulpprogramma: English (Engels), French (Frans) of German (Duits).
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen door te voeren of klik op Cancel changes (Wijzigingen annuleren) om de wijzigingen te annuleren.

Setup (Instellingen) > DDNS

De gateway beschikt over een DDNS-functie (Dynamic Domain Name System). Met DDNS kunt u een vaste host- en domeinnaam aan een dynamisch IP-adres toekennen. Dit is een handige optie wanneer u de host van uw eigen website, FTP-server of een andere server achter de gateway bent.
Voordat u deze functie kunt gebruiken, dient u zich voor een DDNS-service aan te melden via een DDNS-provider, www.dyndns.org of www.TZO.com. Als u deze functie niet wilt gebruiken, houdt u de standaardinstelling Disabled (Uitschakelen) aan.
DDNS
DDNS-service
Als uw DDNS-service wordt geleverd door DynDNS.org, selecteert u DynDNS.org in het vervolgkeuzemenu. Als uw DDNS-service wordt geleverd door TZO, selecteert u TZO. com. De functies op het DDNS-scherm zijn afhankelijk van de leverancier van de DDNS-service.
DynDNS.org
Setup (Instellingen) > DDNS > DynDNS
11
Loading...
+ 27 hidden pages