Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn gedeponeerde handelsmerken van Lexmark International, Inc. in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve houders.
2006
Alle rechten voorbehouden.
740 West New Circle Road
Lexington, Kentucky 40550
Veiligheidsinformatie
Sluit het netsnoer aan op een goed geaard en goed toegankelijk stopcontact in de buurt van het product.
Let op: installeer dit product nooit tijdens onweer en sluit nooit kabels, zoals het netsnoer of de telefoonlijn, aan tijdens onweer.
Neem contact op met een professionele onderhoudstechnicus voor onderhoud en reparaties die niet in de gebruikersdocumentatie worden beschreven.
Dit product is ontworpen, getest en goedgekeurd volgens de strenge internationale veiligheidsvoorschriften die van toepassing zijn op het gebruik van
specifieke Lexmark onderdelen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zullen niet altijd duidelijk zichtbaar zijn. Lexmark is niet
verantwoordelijk voor het gebruik van vervangende onderdelen.
Let op: controleer of alle aansluitingen (zoals Ethernet- en telefoonaansluitingen) correct op de aangegeven poorten zijn aangesloten.
Dit product maakt gebruik van een laser.
Let op: Het toepassen van bedieningswijzen, aanpassingsmethoden of procedures anders dan in dit document worden beschreven, kan blootstelling
aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Dit product maakt gebruik van een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Door de hitte kan het afdrukmateriaal bepaalde stoffen afgeven.
Bestudeer het gedeelte in de bedieningsinstructies waarin de richtlijnen voor het selecteren van afdrukmaterialen worden besproken om schadelijke
emissies te voorkomen.
Dit symbool geeft aan dat er een heet oppervlak of onderdeel aanwezig is.
Let op: Om letsel te voorkomen, moet u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt.
Let op: De printer weegt 25,40 kg; daarom moet de printer voor de veiligheid door ten minste twee mensen worden opgetild. Gebruik bij het tillen de
handgrepen op de zijkanten van de printer, en pas op dat uw vingers zich niet onder de printer bevinden als u deze neerzet.
Let op: Als u de lader voor 550 vel wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, dient u eerst de printer uit te zetten en het netsnoer
los te koppelen.
Let op: Als u geheugenkaarten of optiekaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, dient u eerst de printer uit te zetten en
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact te halen. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel deze dan ook uit en haal
de kabels uit de printer.
Let op: Als u een flashgeheugenkaart of een firmwarekaart wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, dient u eerst de printer uit
te zetten en het netsnoer los te koppelen.
Flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren................................................................................................21
Vaste schijf van printer installeren.......................................................................................................................22
Interne afdrukserver of PIC-kaart installeren............................................................................. .... ......................24
De toegangsklep van de systeemkaart terugplaatsen.........................................................................................25
Ondersteuning voor papiersoorten......................................................................................................................42
Papiersoorten en -gewichten............................................................................ ...... ....... ...... ................................43
Een document afdrukken vanaf een Windows-computer..........................................................................45
Een document afdrukken vanaf een Macintosh-computer........................................................................45
Afdrukken van vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij..........................................................45
Afdruktaken in de wachtstand zetten...................................................................................................................45
Vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij afdrukken via Windows.....................................................46
Vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij afdrukken via Macintosh....................................................47
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen..........................................................................47
Pagina met menu-instellingen afdrukken...................................................................................................48
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken................................................................................................49
Lijst met lettertypevoorbeelden afdrukken.................................................................................................49
De printer verplaatsen...............................................................................................................................73
Voordat u de printer verplaatst.................................................... ... .... .. .... ... .... .. .... .. .... .... ... ... ..............................73
De printer verplaatsen naar een andere locatie...................................................................................................73
Problemen met afdrukken oplossen..........................................................................................................81
Meertalige PDF's worden niet afgedrukt..............................................................................................................81
Display op het bedieningspaneel is leeg of er worden alleen ruitjes weergegeven.............................................81
Er wordt een foutbericht over het lezen van het USB-station weergegeven.......................................................81
Taken worden niet afgedrukt...............................................................................................................................82
Beveiligde en andere taken in de wachtrij worden niet afgedrukt........................................................................82
Het duurt heel lang voordat de taak is afgedrukt.................................................................................................83
Taak wordt afgedrukt vanuit de verkeerde lade of op het verkeerde papier........................................................83
Er worden verkeerde tekens afgedrukt................................................................................................................83
Vaste schijf met adapter......................................................................................................................................85
Afdruk is te licht...................................................................................................................................................89
Afdruk is te donker...............................................................................................................................................90
Afdrukkwaliteit van transparant is laag................................................................................................................90
Op de pagina verschijnen lichte tonervegen of schaduwen op de achtergrond.................................. . .. .. .. . .. .. . .. .90
Lege pagina's.......................................................................................................................................................92
De toner laat los...................................................................................................................................................93
Problemen met de kleurkwaliteit oplossen................................................................................................94
In de volgende afbeeldingen worden de basismodellen van de printer weergegeven.
C530n, C532n
1
2
5
1 Standaarduitvoerlade
2 Bedieningspaneel
3 Standaardlade voor 250 vel (lade 1)
4 Handmatige invoer
5 Lade 1 handgreep
C532dn, C534n, C534dn
5
4
3
4
1
2
3
6
1 Standaarduitvoerlade
2 Bedieningspaneel
3 Standaardlade voor 250 vel (lade 1)
9
4 Lade 1 handgreep
5 Hendel van de universeellader
6 Universeellader
Volledig geconfigureerd model
In de volgende afbeelding wordt het volledig geconfigureerde printermodel weergegeven. Niet alle modellen kunnen
volledig worden geconfigureerd door een optionele lader voor 550 vel toe te voegen.
De vergrendelingsfunctie gebruiken
De printer is voorzien van een vergrendelingsfunctie. De printer is vergrendeld als een vergrendeling is gebruikt die
compatibel is met de meeste laptopcomputers. De metalen plaat en de systeemkaart kunnen niet worden verwijderd als
de printer is vergrendeld. Bevestig een vergrendeling op de printer op de hieronder aangegeven plaats.
10
Informatie over het bedieningspaneel
MENU
BACK
STOP
MENU
BACK
STOP
123
789
1
9
654
#0
8
2
1
7
6
X
2
5
34
7
6
X
5
4
3
OnderdeelBeschrijving
DisplayOp het display worden berichten en afbeeldingen weergegeven met informatie over de
1
printer:
• Statusberichten printer: geven de huidige status van de printer aan, zoals Gereed.
• Berichten over supplies: geven informatie over supplies, zoals Toner bijna op.
• Schermen "Laten zien": geven instructies voor het oplossen van gewone printer-
fouten. Deze schermen zijn alleen beschikbaar als de printer een foutcode detecteert.
Selecteren
2
Als u op drukt, wordt er een actie gestart voor een menu-item.
Navigatieknoppen
3
Druk op of om door menulijsten te bladeren.
Druk op
of om door waarden te bladeren of door tekst die doorloopt in een nieuw
scherm.
IndicatielampjeGeeft de printerstatus aan:
4
• Uit: de printer staat uit.
• Knippert groen: de printer is bezig met opwarmen, met het verwerken van gegevens
of met afdrukken.
• Brandt groen: de printer staat aan, maar is niet actief.
• Brandt rood: ingrijpen van gebruiker is vereist.
StopHiermee wordt elke activiteit van de printer gestopt.
5
Er wordt een lijst met opties weergegeven op het moment dat Gestopt op het display
verschijnt.
MenuHiermee wordt het menuoverzicht geopend.
6
Opmerking: Deze menu's zijn alleen beschikbaar als de printer in de stand Gereed staat.
11
OnderdeelBeschrijving
TerugHiermee keert het display terug naar het vorige scherm.
7
USB-poortHierin kunt u een USB-flashstation plaatsen waarmee u gegevens naar de printer kunt
8
verzenden.
Numeriek toetsenblok Bevat de cijfers 0 tot en met 9, een toets Backspace en een toets Hekje.
9
Menuoverzicht
Er is een aantal menu's beschikbaar waarmee u op eenvoudige wijze printerinstellingen kunt aanpassen. In dit diagram
worden de items die onder elk menu beschikbaar zijn, weergegeven.
Opmerking: Sommige menu-items zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het printermodel of de geïnstalleerde
opties.
Standaardbron
Papierformaat/-soort
Configuratie U-lader
Ander formaat
Papierstructuur
Papiergewicht
Papier plaatsen
Aangepaste soorten
Universal-instelling
Pagina Menu-instellingen
Apparaatstatistieken
Pagina Netwerkinstellingen
Netwerk <x> Instell.pag.
Draadloze-config.pag. <x>
Profielenlijst
Pagina NetWare-instellingen
Lettertypen afdrukken
Directory afdrukken
Menu Instellingen
Menu Afwerking
Menu Kwaliteit
Menu Extra
Menu PDF
Menu PostScript
Menu PCL Emul
Menu HTML
Menu Afbeelding
12
BeveiligingNetwerk/Poorten Help
Max. ongeldige PIN
Vervaltijd taak
TCP/IP
IPv6
Draadloos
Standaardnetwerk
Netwerk < x>
Standaard-USB
USB <x>
NetWare
AppleTalk
LexLink
USB Direct
Kleurkwaliteit
Afdrukkwaliteit
Help bij afdrukken
Help bij supplies
Help bij afdrukmat.
Afdrukfouten
Menu Map
Informatie
Aansluitingengids
Help bij transport
13
Opties installeren
Lader voor 550 vel installeren
Let op: De printer weegt 25,40 kg; daarom moet de printer voor de veiligheid door ten minste twee mensen worden
opgetild. Gebruik bij het tillen de handgrepen op de zijkanten van de printer, en pas op dat uw vingers zich nie t onder
de printer bevinden als u deze neerzet.
De printer ondersteunt een optionele lader waardoor er nog 550 vellen extra kunnen worden geplaatst.
Let op: Als u de lader voor 550 vel wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de
printer uitzetten en het netsnoer loskoppelen.
1 Pak de lader voor 550 vel uit en verwijder het verpakkingsmateriaal.
2 Plaats de lader op de locatie die u hebt uitgekozen voor de printer.
3 Breng de printer op gelijke hoogte met de lader voor 550 vel en laat de printer op zijn plaats zakken.
4 Stel de printersoftware zo in dat de lade voor 550 vel kan worden herkend.
a Klik op Start Instellingen Printers.
b Dubbelklik op het printerpictogram.
c Klik op Bestand Eigenschappen.
d Klik op het tabblad Install Options (Opties installeren).
e Selecteer de lade voor 550 vel in de lijst met beschikbare opties.
fKlik op Add (Toevoegen).
g Klik op OK.
14
Interne opties installeren
Let op: Als u geheugenkaarten of optiekaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, dient
u eerst de printer uit te zetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact te halen. Als u andere apparaten
hebt aangesloten op de printer, schakel deze dan ook uit en haal de kabels uit de printer.
U kunt de aansluitingsmogelijkheden en de geheugencapaciteit van de printer aanpassen door optionele kaarten toe te
voegen. Volg de instructies in dit gedeelte om de beschikbare kaarten te installeren; ze bevatten ook informatie over het
opsporen van een kaart en het verwijderen ervan.
Beschikbare opties
Geheugenkaarten
• Printergeheugen
• Flashgeheugen
• Lettertypen
Firmwarekaarten
• Streepjescode
• PrintCryption™
Opmerking: Gebruik een kruiskopschroevendraaier nr. 2 om de klep van de systeemkaart te verwijderen.
Andere interne opties
De volgende interne opties zijn mogelijk op sommige modellen geïnstalleerd:
• Vaste printerschijf
• RS-232 seriële interfacekaart
• Parallelle 1284-B-interfacekaart
• MarkNet
TM
interne afdrukservers uit de N8000-serie
Klep van systeemkaart openen voor installatie van interne opties
Verwijder de klep om toegang te krijgen tot de systeemkaart.
Opmerking: Hiervoor hebt u een kruiskopschroevendraaier nummer 2 nodig.
Let op: Zet de printer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact.
15
Opmerking: Raadpleeg “De vergrendelingsfunctie gebruiken” op pagina 10 en controleer of de klep niet is vergrendeld,
voordat u probeert toegang te krijgen tot de systeemkaart.
1 Let op: de metalen plaat is vastgezet met acht schroeven. Draai de schroeven linksom totdat ze los zijn. Verwijder de
schroeven niet.
2 Til de metalen plaat op totdat elke schroef in de opening zit.
16
3 Trek de metalen plaat naar voren om deze te verwijderen.
4 Zoek aan de hand van de afbeelding de connector voor de kaart die u wilt installeren.
4
Connector voor geheugenkaart
1
Connector voor interne afdrukserver
2
Connector voor vaste schijf
3
Connectoren voor geheugen- en flashgeheugenkaart
4
1
2
3
17
Waarschuwing: De elektrische componenten van de systeemkaart raken bij statische elektri-
citeit gemakkelijk beschadigd. Raak daarom eerst een metalen voorwerp aan voordat u de
elektrische componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.
Geheugenkaart installeren
De systeemkaart is voorzien van een connector voor een optionele geheugenkaart.
Let op: Als u een geheugenkaart wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de
printer uitzetten en het netsnoer loskoppelen.
1 Open de toegangsklep van de systeemkaart.
2 Maak beide vergrendelingen op de connector helemaal open.
3 Pak de geheugenkaart uit.
Opmerking: Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan.
4 Breng de uitsparingen op de geheugenkaart op één lijn met de ribbels op de connector.
18
2
1
Uitsparingen
1
Ribbels
2
5 Duw de geheugenkaart recht in de connector totdat de kaart vastklikt. Zorg ervoor dat beide vergrendelingen precies
in de uitsparingen aan beide zijden van de geheugenkaart passen.
19
2
1
Uitsparing
1
Vergrendeling
2
6 Plaats de toegangsklep van de systeemkaart weer terug.
7 Stel de printersoftware zo in dat de geheugenkaart kan worden herkend.
a Klik op Start Instellingen Printers.
b Dubbelklik op het printerpictogram.
c Klik op Bestand Eigenschappen.
d Klik op het tabblad Install Options (Opties installeren).
e Breid het printergeheugen uit tot de gewenste hoeveelheid.
fKlik op OK.
20
Flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren
De systeemkaart heeft twee connectoren voor een optionele flashgeheugenkaart of firmwarekaart. Slechts één van elk
kan worden geïnstalleerd, maar de connectoren zijn uitwisselbaar.
Let op: Als u een flashgeheugenkaart of een firmwarekaart wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt
gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en het netsnoer loskoppelen.
1 Open de toegangsklep van de systeemkaart. Raadpleeg “Klep van systeemkaart openen voor installatie van interne
opties” op pagina 15 voor meer informatie.
2 Pak de geheugenkaart uit.
Opmerking: Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan.
3 Houd de kaart aan de zijkanten vast en breng de pinnen aan de onderkant op gelijke hoogte met de uitsparingen in
de systeemkaart. Op deze manier weet u zeker dat de pinnen precies goed voor de uitsparingen zitten.
1
Plastic pinnen
1
Metalen pinnen
2
2
21
4 Druk de kaart stevig op zijn plaats.
Opmerkingen:
• De connector van de kaart moet over de gehele lengte in aanraking zijn met de systeemkaart.
• Let erop dat de connectoren niet beschadigd raken.
5 Plaats de toegangsklep van de systeemkaart weer terug.
6 Stel de printersoftware zo in dat het flashgeheugen kan worden herkend.
a Klik op Start Instellingen Printers.
b Dubbelklik op het printerpictogram.
c Klik op Bestand Eigenschappen.
d Klik op het tabblad Install Options (Opties installeren).
e Selecteer Flashgeheugen in de lijst met beschikbare opties.
fKlik op Add (Toevoegen).
g Klik op OK.
Vaste schijf van printer installeren
Opmerking: u hebt een kruiskopschroevendraaier numm er 2 nodig om de vaste schijf te bevestigen op de montageplaat.
Waarschuwing: vaste schijven kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een
metalen onderdeel van de printer aan voordat u een vaste schijf aanraakt.
Opmerking: als een optionele kaart is geïnstalleerd, moet u deze mogelijk verwijderen voordat u de vaste schijf installeert.
1 Open de toegangsklep van de systeemkaart. Raadpleeg “Klep van systeemkaart openen voor installatie van interne
opties” op pagina 15 voor meer informatie.
2 Haal de montageplaat, de vaste schijf, de lintkabel en de bevestigingsschroeven uit de verpakking.
3 Lijn de connector op de lintkabel uit met de connectorpinnen op de vaste schijf.
22
4 Sluit de lintkabel aan op de vaste schijf.
5 Breng de schroefgaten in de montageplaat op één lijn met de uitsparingen in de vaste schijf.
6 Draai de schroeven vast om de montageplaat te bevestigen aan de vaste schijf.
7 Druk de connector op de lintkabel in de connector op de systeemkaart.
8 Draai de vaste schijf om en druk de drie staafjes op de montageplaat in de gaatjes in de systeemkaart. De vaste schijf
klikt op zijn plaats.
1
2
9 Plaats de toegangsklep van de systeemkaart weer terug. Raadpleeg “De toegangsklep van de systeemkaart
terugplaatsen” op pagina 25 voor meer informatie.
23
Interne afdrukserver of PIC-kaart installeren
Opmerking: U hebt kruiskopschroevendraaier nummer 2 nodig om een interne afdrukserver of een PIC-kaart (Port
Interface Card) te installeren.
Waarschuwing: De elektrische componenten van de systeemkaart raken bij statische elektriciteit gemakkelijk
beschadigd. Raak daarom eerst een metalen voorwerp aan voordat u de elektrische componenten of aansluitingen van
de systeemkaart aanraakt.
Met een interne afdrukserver kunt u een verbinding maken tussen de printer en het lokale netwerk (LAN). Met een optionele
PIC-kaart kunt u de mogelijkheden waarop de printer verbinding kan maken met een computer of externe afdrukserver
uitbreiden.
1 Open de toegangsklep van de systeemkaart. Raadpleeg “Klep van systeemkaart openen voor installatie van interne
opties” op pagina 15 voor meer informatie.
2 Pak de interne afdrukserver of de PIC-kaart uit.
3 Zoek de twee schroeven op de printer waarmee de metalen plaat aan de connectorsleuf is bevestigd. Verwijder en
de twee schroeven en leg ze apart.
4 Verwijder de metalen plaat die de connectorsleuf afdekt en bewaar de metalen plaat.
5 Breng de connector op de interne afdrukserver of PIC-kaart op één lijn met de connector op de systeemkaart. De
kabelconnectoren aan de zijkant van de optionele kaart moeten door de opening van de frontplaat passen. Druk de
interne afdrukserver of PIC-kaart stevig in de connector op de systeemkaart.
3
2
1
4
6 Plaats de twee schroeven van de metalen plaat (of de extra schroeven die zijn meegeleverd met de kaart) in de
openingen aan beide zijden van de connectorsleuf. Draai de schroeven goed aan om de kaart vast te zetten.
7 Plaats de toegangsklep van de systeemkaart weer terug. Raadpleeg “De toegangsklep van de systeemkaart
terugplaatsen” op pagina 25 voor meer informatie.
24
De toegangsklep van de systeemkaart terugplaatsen
Opmerking: hiervoor hebt u een kruiskopschroevendraaier nummer 2 nodig.
1 Plaats de acht openingen, die zich op de metalen plaat van de systeemkaart bevinden, op de schroeven op de
systeemkaart en breng ze op gelijke hoogte.
2 Laat de metalen plaat naar beneden zakken.
25
3 Draai de schroeven goed aan.
Kabels aansluiten
Sluit de printer aan op de computer met een USB-kabel of een Ethernet-kabel.
Voor een USB-poort is een USB-kabel vereist. Zorg ervoor dat het USB-symbool op de kabel overeenkomt m et het USB-
symbool op de printer.
Kies de juiste kabel voor de connectors (zie afbeelding):
1
Ethernet-connector
1
USB-symbool
2
USB-connector
3
2
3
26
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen
In dit gedeelte leest u hoe u de standaardlade (voor 250 vel van Letter-formaat), de universeellader en de optionele lade
voor 550 vel (onderdeel van de optionele lader voor 550 vel) moet vullen. Hierin vindt u ook informatie over de
standaarduitvoerlade.
Papier in de standaardlade plaatsen
De printer heeft twee laden waaruit u kunt kiezen: de standaardlade (lade 1), ook wel aangeduid als de lade voor 250 vel,
en de optionele lade voor 550 vel (lade 2). Voor de meeste afdruktaken plaatst u het papier of het speciale afdrukmateriaal
in lade 1. Als u het papier op de juiste manier plaatst, voorkomt u papierstoringen of andere afdrukproblemen.
Verwijder een lade nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak of als het bericht Bezig op het bedieningspaneel wordt
weergegeven. Dit zou een papierstoring kunnen veroorzaken.
1 Pak de handgreep en trek de lade naar buiten. Haal de lade uit de printer.
2 Druk de breedtegeleiders samen, zoals in de afbeelding wordt weergegeven en verplaats de breedtegeleider naar de
zijkant van de lade.
3 Druk de lengtegeleiders samen, zoals in de afbeelding wordt aangegeven, en schuif de lengtegeleider naar de juiste
positie voor het formaat papier dat u wilt plaatsen. Zie de formaatindicatoren in het venster onderin de lade. Gebruik
deze indicatoren om de geleider in de juiste stand te zetten. Let op de invoerlijnen op de breedtegeleider: deze geven
de maximale stapelhoogte voor het plaatsen van papier aan.
27
Invoerlijnen
1
Lengte-indicator
2
4 Buig de vellen enkele malen heen en weer om de vellen los te maken. Waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het
papier niet. Maak een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
5 Plaats de papierstapel met de aanbevolen afdrukzijde naar boven. Plaats de stapel in de richting van de achterkant
van de invoerlade, zoals aangegeven in de afbeelding.
Plaats bij voorbedrukt briefhoofdpapier het briefhoofd aan de voorkant van de invoerlade.
6 Druk de breedtegeleiders samen en schuif de breedtegeleider naar binnen totdat deze net tegen de zijkant van de
stapel drukt.
28
7 Plaats de lade weer terug.
8 Bij het plaatsen van een ander soort papier dan voorheen moet de instelling Papiersoort voor de lade via het
bedieningspaneel worden gewijzigd. Raadpleeg “Papiersoort en papierformaat instellen” op pagina 36 voor meer
informatie.
De optionele lade voor 550 vel vullen
De optionele lader voor 550 vel bestaat uit een lade voor 550 vel en een ladekast. De lade wordt op dezelfde manier met
afdrukmateriaal gevuld als de standaardlade. De enige verschillen tussen de laden is de vorm van de geleidernokjes en
de plaats waar de papierformaatindicatoren zich bevinden, zie de afbeelding. Wanneer u de lade voor 550 vel voor het
eerst vult of wanneer u een nieuw formaat plaatst, dient u de lade uit het ladehuis te verwijderen.
2
3
1
4
Breedtegeleidernokjes
1
Formaatindicatoren
2
Lengtegeleidernokjes
3
Formaatindicatoren
4
Opmerking: Als u weer afdrukmateriaal van hetzelfde papierformaat plaatst, hoeft de lade niet volledig uit de ladekast te
worden verwijderd. Trek de lade uit de ladekast en plaats het papier zonder de geleiders aan te passen.
29
Afdrukmateriaal in de universeellader plaatsen
1 Druk de hendel van de universeellader naar rechts.
2 Trek de klep van de universeellader naar beneden.
3 Pak het verlengstuk vast en trek het vervolgens recht naar buiten totdat het volledig is uitgetrokken.
30
4 Zorg dat het papier klaar is om geplaatst te worden.
• Buig de vellen enkele malen om ze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak
een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
• Houd transparanten bij de randen vast en waaier ze uit. Maak een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
Opmerking: Raak de afdrukzijde van transparanten niet aan. Zorg dat er geen krassen op komen.
• Buig een stapel enveloppen enkele malen om deze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Maak een rechte
stapel op een vlakke ondergrond.
5 Kijk waar de indicator en het nokje voor de maximale stapelhoogte zich bevinden.
Opmerking: Laat de stapel niet boven de maximale stapelhoogte uitkomen door te veel papier onder de indicator te
duwen.
4
3
1
Stapelhoogte-indicator
1
Formaatindicatoren
2
Breedtegeleider
3
Nokje
4
2
31
6 Plaats het papier en verstel de breedtegeleider zodat deze licht tegen de rand van de stapel papier drukt.
• Plaats papier, karton en transparanten met de aanbevolen afdrukzijde naar beneden en met de bovenzijde ee rst.
• Plaats enveloppen met de klepzijde omhoog.
Waarschuwing: Gebruik geen enveloppen met postzegels, klemmetjes, drukkers, vensters, bedrukte binnenzijde
of zelfklevende sluitingen. Het gebruik van deze enveloppen kan de printer ernstig beschadigen.
7 Duw het papier voorzichtig en zo ver mogelijk in de universeellader. Het papier hoort vlak in de universeellader te
liggen.
Zorg ervoor dat het papier losjes in de universeellader past en niet is omgebogen of gekreukt.
8 Stel via het bedieningspaneel het papierformaat en de papiersoort in.
Universeellader gebruiken
De universeellader wordt gebruikt voor allerlei afdrukmateriaal, waaronder enveloppen. Papier dat niet in een lade ligt,
kan ook worden geplaatst in de universeellader. De universeellader kan worden gesloten als deze niet wordt gebruikt.
Stel in Eigenschappen het papierformaat en de papiersoort in. Wanneer Vul U-lader met <x> op het display wordt
weergegeven, vult u de universeellader met het gespecificeerde papier en drukt u vervolgens op
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u de universeellader gebruikt:
• Plaats papier met de bovenzijde eerst in de universeellader.
• Plaats voorbedrukt briefhoofdpapier met de afdrukzijde naar beneden.
• U bereikt de beste resultaten als u hoogwaardig papier gebruikt dat speciaal is ontworpen voor laserprinters.
• Verwijder het papier uit de universeellader, en duw de verlengstukken terug voordat u de onderklep opent.
• Plaats geen voorwerpen op de universeellader en oefen geen kracht uit op de lader.
• Papierstoringen kunnen als volgt worden voorkomen:
– Plaats nooit papier van verschillende formaten en soorten tegelijk.
– Plaats geen papier in de universeellader als deze al papier bevat.
– U dient de universeellader niet te vullen of te sluiten terwijl er een taak wordt afgedrukt.
Raadpleeg het gedeelte over papier en speciaal afdrukmateriaal voor informatie over ondersteunde papierformaten en soorten.
.
Papier in de handmatige invoer plaatsen
Opmerking: De universeellader kan ook worden gebruikt voor handmatige invoer.
32
1 Gebruik de markeringen boven de sleuf om de breedtegeleider voor standaardpapierformaten af te stellen. Als u een
afwijkend formaat gebruikt, dient u nadat het papier is geplaatst de breedtegeleider zo af te stellen dat deze het papier
net aanraakt.
Waarschuwing: Druk de breedtegeleider niet met kracht tegen het papier, anders kan het papier kreuken of scheuren.
2 Plaats een vel papier zodanig dat het gelijk ligt aan de rechterzijde van de sleuf.
Plaats een envelop met de klepzijde omhoog. De afdrukstand van de envelop is in dit geval dezelfde als wanneer de
envelop wordt geplaatst in de universeellader. Zie “Plaats enveloppen met de klepzijde omhoog.” op pagina 32 voor
een afbeelding van de juiste envelopafdrukstand.
3 Schuif het papier naar binnen tot het niet verder kan. De printer trekt het papier verder naar binnen.
Handmatige invoer gebruiken
Gebruik de handmatige invoer om vellen te plaatsen die niet in een lade worden geplaatst, zoals papier met een briefhoofd.
Stel in Eigenschappen het papierformaat en de papiersoort in. Wanneer Vul handm. invoer met <x> wordt
weergegeven op het display, plaatst u een enkel vel in de handmatige invoer en drukt u vervolgens op
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u de handmatige invoer gebruikt:
.
• Plaats slechts één vel tegelijk.
• Plaats papier met de bovenzijde eerst in de handmatige invoer.
• Plaats voorbedrukt briefhoofdpapier met de afdrukzijde naar beneden.
• U bereikt de beste resultaten als u hoogwaardig papier gebruikt dat speciaal is ontworpen voor laserprinters.
• Plaats geen papier in de handmatige invoer terwijl er een taak wordt afgedrukt. Dit kan papierstoringen veroorzaken.
Raadpleeg het gedeelte over papier en speciaal afdrukmateriaal voor informatie over ondersteunde papierformaten en soorten.
De standaarduitvoerlade gebruiken
De standaarduitvoerlade kan max. 250 vel van 75 g/m² papier bevatten. Afdrukken worden met de afdrukzijde naar
beneden afgeleverd.
33
De standaarduitvoerlade kan elke soort papier en speciaal afdrukmateriaal bevatten die door de printer wordt ondersteund.
Raadpleeg “Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal” op pagina 37 voor meer informatie.
De standaarduitvoerlade bevestigen
De standaarduitvoerlade aan de printer bevestigen:
1 Plaats de lade op één lijn met de opening aan de bovenzijde van de printer en schuif de lade omlaag.
2 Druk de lade naar beneden tot deze vastklikt.
1
2
De papierstop gebruiken
De standaarduitvoerlade heeft een papierstop die voorkomt dat afdrukken aan de achterkant van de printer uit de lade
vallen. De papierstop kan op twee lengten worden ingesteld: een lengte voor kortere papierformaten zoals A4 en Letter,
en een lengte voor langere papierformaten zoals Legal.
De papierstop voor kortere papierformaten instellen:
1 Pak het verlengstuk van de papierstop vast bij de inkeping die zich het dichtst bij de bovenkant van de lade bevindt.
34
2 Draai het verlengstuk terug totdat dit zich in een hoek van 90 graden bevindt.
Vouw het verlengstuk weer omlaag om de papierstop in te klappen.
Om de papierstop voor langere papiersoorten in te stellen, dient de papierstop volledig ingeklapt te zijn:
1 Pak de papierstop vast bij de inkeping die zich het verste weg van de bovenkant van de lade bevindt.
2 Draai de papierstop omhoog en terug totdat deze plat ligt.
3 Til het verlengstuk op en draai het terug totdat dit zich in een hoek van 90 graden bevindt.
Klap het verlengstuk naar voren en omlaag om de papierstop in te klappen. Draai de papierstop terug naar de gesloten
positie.
35
Papiersoort en papierformaat instellen
Opmerking: Laden met dezelfde instellingen voor papierformaat en papiersoort worden automatisch gekoppeld door de
printer. Zodra een gekoppelde lade leeg raakt, haalt de printer papier uit een andere lade.
U wijzigt als volgt de instellingen voor papierformaat en papiersoort:
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Druk op het bedieningspaneel op .
3 Druk op tot Menu Papier verschijnt, en druk vervolgens op .
4 Druk op tot Papierformaat/-soort verschijnt, en druk vervolgens op .
5 Druk op tot de juiste lade wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
6 Druk op tot verschijnt naast het juiste formaat, en druk vervolgens op .
7 Druk op of om door de lijst met mogelijke papiersoorten te bladeren. Selecteer de juiste soort en druk vervolgens
op
.
Selectie indienen... wordt weergegeven. De printer keert terug naar het Menu Papier.
8 Druk twee keer op om terug te keren naar de werkstand Gereed.
Invoerladen koppelen
U kunt de printer zo instellen dat laden automatisch worden gekoppeld wanneer u papier van hetzelfde forma at en dezelfde
soort plaatst in meerdere invoerbronnen. Door laden te koppelen kunt u een grotere uitvoercapaciteit realiseren. Als een
invoerlade leeg raakt, wordt automatisch de volgende gekoppelde invoerlade gebruikt. Als lade 1 en 2 bijvoorbeeld zijn
gekoppeld en lade 1 leeg is, zal de printer papier uit lade 2 gaan gebruiken om de afdruktaak te voltooien.
Als in de geselecteerde laden papier is geplaatst van hetzelfde formaat en dezelfde soort, gebruikt u voor beide laden
dezelfde instelling voor Papiersoort. Als u de koppeling van de laden wilt uitschakelen, kiest u voor elke lade een andere
instelling voor Papiersoort. Voor informatie over het koppelen van laden, kunt u in de Handleiding voor menu's enberichten het menu-overzicht Papier raadplegen.
36
Handleiding voor papier en speciaal
afdrukmateriaal
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
Kenmerken afdrukmateriaal
De volgende kenmerken zijn van invloed op de afdrukkwaliteit en de betrouwbaarheid van de papierinvoer. Houd rekening
met deze kenmerken wanneer u een nieuw type afdrukmateriaal overweegt.
Gewicht
De printer kan automatisch afdrukmateriaal met een gewicht van 60 tot 176 g/m2 met vezels in lengterichting invoeren.
Afdrukmateriaal dat lichter is dan 60 g/m
papierstoringen kunnen optreden. Gebruik voor de beste prestaties afdrukmateriaal van 90 g/m
lengterichting. Voor papier dat kleiner is dan 182 x 257 mm raden wij u afdrukmateriaal aan van 90 g/m
2
is mogelijk niet stevig genoeg om correct te worden ingevoerd, waardoor
2
met vezels in de
2
of zwaarder.
Krullen
Krullen is de neiging van afdrukmateriaal om bij de randen om te buigen. Als afdrukmateriaal te veel krult, kan dat
problemen opleveren bij het invoeren. Afdrukmateriaal kan omkrullen nadat het door de printer is gevoerd en daarbij is
blootgesteld aan hoge temperaturen. Als u afdrukmateriaal in hete, vochtige, koude of droge omstandigheden buiten de
verpakking of in de laden bewaart, kan het materiaal omkrullen voordat erop wordt afgedrukt. Dit kan invoerproblemen
veroorzaken.
Gladheid
De gladheid van afdrukmateriaal is rechtstreeks van invloed op de afdrukkwaliteit. Als afdrukmateriaal te ruw is, wordt
toner er niet goed op gefixeerd. Te glad afdrukmateriaal kan invoerproblemen of problemen met de afdrukkwaliteit
veroorzaken. Gebruik afdrukmateriaal met een gladheid tussen de 100 en 300 Sheffield-punten. Een gladheid tussen de
150 en 200 Sheffield-punten geeft echter de beste afdrukkwaliteit.
Vochtgehalte
De hoeveelheid vocht in afdrukmateriaal is van invloed op de afdrukkwaliteit en bepaalt tevens of het afdrukmateriaal goed
door de printer kan worden gevoerd. Laat het afdrukmateriaal in de originele verpakking tot u het gaat gebruiken. Het
afdrukmateriaal wordt zo min mogelijk blootgesteld aan veranderingen in luchtvochtigheid, die nadelig kunnen zijn voor
de prestaties.
Laat het afdrukmateriaal gedurende 24 tot 48 uur vóór het afdrukken in de originele verpakking en in dezelfde omgeving
als de printer acclimatiseren. Verleng de acclimatiseringsperiode met enkele dagen als de opslag- of transportomgeving
erg afwijkt van de printeromgeving. Dik afdrukmateriaal kan een langere acclimatiseringsperiode nodig hebben.
Vezelrichting
Deze term heeft betrekking op de richting van de vezels in een vel afdrukmateriaal. Vezels lopen in de lengterichting of in
de breedterichting van het afdrukmateriaal. Voor afdrukmateriaal van 60 tot 90 g/m
beste.
2
zijn vezels in de lengterichting het
Vezelgehalte
Kwalitatief hoogwaardig kopieermateriaal bestaat meestal voor 100% uit chemisch behandelde houtpulp. Afdrukmateriaal
met deze samenstelling is zeer stabiel, zodat er minder problemen optreden bij de invoer en de afdrukkwaliteit beter is.
Als afdrukmateriaal andere vezels bevat, bijvoorbeeld van katoen, kan dat eerder leiden tot problemen bij de verwerking.
37
Ongeschikt afdrukmateriaal
Het gebruik van de volgende afdrukmaterialen in de printer wordt afgeraden:
• Chemisch behandeld afdrukmateriaal waarmee kopieën kunnen worden gemaakt zonder carbonpapier, ook wel
"carbonless copy paper" (CCP) of "no carbon required paper" (NCR) genoemd.
• Voorbedrukt afdrukmateriaal dat chemische stoffen bevat die schadelijk zijn voor de printer.
• Voorbedrukt afdrukmateriaal dat niet voldoende bestand is tegen de temperatuur in het verhittingsstation.
• Voorbedrukt afdrukmateriaal waarvoor een registrering (nauwkeurige positionering van het afdrukgebied op de
pagina) van meer dan ± 2,3 mm is vereist, zoals OCR-formulieren (optical character recognition).
In sommige gevallen kan de registrering via een programma worden aangepast, waardoor afdrukken op deze
• Afdrukmateriaal met ruwe randen, afdrukmateriaal met een ruw of grof gestructureerd oppervlak, gekruld
afdrukmateriaal.
• Kringlooppapier dat meer dan 25% afvalstoffen bevat en niet voldoet aan de norm DIN 19 309.
• Afdrukmateriaal met een gewicht van minder dan 60 g/m
2
.
• Formulieren of documenten die uit meerdere delen bestaan.
Afdrukmateriaal selecteren
Het gebruik van het juiste afdrukmateriaal voorkomt storingen en zorgt ervoor dat u probleemloos kunt afdrukken.
U kunt als volgt papierstoringen of een slechte afdrukkwaliteit voorkomen:
• Gebruik altijd nieuw, onbeschadigd afdrukmateriaal.
• Voordat u afdrukmateriaal plaatst, moet u weten wat de meest geschikte afdrukzijde is. Dit staat meestal op de
verpakking vermeld.
• Gebruik geen afdrukmateriaal dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
• Gebruik nooit afdrukmateriaal van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron. Dit leidt tot storingen
in de doorvoer.
• Gebruik geen gecoat afdrukmateriaal, tenzij het speciaal is ontworpen voor elektrofotografisch afdrukken.
Voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier kiezen
Houd u aan de volgende richtlijnen als u voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier kiest:
• Gebruik papier met de vezel in lengterichting voor het beste resultaat met papier dat 60 tot 90 g/m
2
zwaar is.
• Gebruik alleen formulieren en briefhoofdpapier die zijn gelithografeerd of gegraveerd.
• Gebruik geen papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak.
Gebruik papier dat is bedrukt met hittebestendige inkt en dat geschikt is voor kopieerapparaten. De inkt moet bestand zijn
tegen temperaturen van 180 °C zonder te smelten of schadelijke stoffen af te geven. Gebruik geen inkten die worden
beïnvloed door de hars in de toner. Inktsoorten op basis van water of olie zouden aan deze vereisten moeten voldoen.
Latex-inkt zou echter problemen kunnen opleveren. Neem in geval van twijfel contact op met uw papierleverancier.
Voorbedrukt papier, zoals briefhoofdpapier, moet bestand zijn tegen temperaturen tot 180 °C zonder te smelten of
schadelijke stoffen af te geven.
Richtlijnen voor het afdrukken op briefhoofdpapier
Informeer bij de fabrikant of leverancier of het voorbedrukte briefhoofdpapier geschikt is voor gebruik in laserprinters.
38
De stand van de pagina is belangrijk bij afdrukken op briefhoofdpapier. Gebruik de volgende tabel als hulp bij het plaatsen
van briefhoofdpapier.
Proces of papierbronAfdrukzijdeBovenkant van pagina
Lade 1Briefhoofdpapier met afdrukzijde
naar boven
Lade 2Briefhoofdpapier met afdrukzijde
naar boven
Dubbelzijdig afdrukken (duplex) vanuit
laden 1 en 2
UniverseelladerBriefhoofdpapier met afdrukzijde
Handmatige invoerBriefhoofdpapier met afdrukzijde
Dubbelzijdig afdrukken (duplex) vanuit
de universeellader
Briefhoofdpapier met afdrukzijde
omlaag
omlaag
omlaag
Briefhoofdpapier met afdrukzijde
naar boven
Briefhoofd aan de voorzijde van de lade
Briefhoofd aan de voorzijde van de lade
Briefhoofd in de richting van de
achterkant van de invoerlade
Briefhoofdpapier wordt met de bovenzijde eerst ingevoerd
Briefhoofdpapier wordt met de bovenzijde eerst ingevoerd
Bovenzijde van het briefhoofd wordt het
laatst ingevoerd
Richtlijnen voor het afdrukken op transparanten
Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden transparanten aanschaft.
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u wilt afdrukken op transparanten:
• Stel via MarkVision
Raadpleeg “Papiersoort en papierformaat instellen” op pagina 36 voor meer informatie.
• Voer transparanten in vanuit de standaardlade (lade 1) of vanuit de universeellader.
• Gebruik transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Informeer bij de fabrikant of de leverancier of
de transparanten bestand zijn tegen temperaturen tot 180 °C zonder dat ze smelten, verkleuren, verschuiven of
schadelijke stoffen afgeven.
• Gebruik transparanten die 0,12 - 0,14 mm dik zijn of 161 - 179 g/m
afhankelijk van de gebruikte transparanten.
• Zorg ervoor dat er geen vingerafdrukken op de transparanten komen. Dit kan namelijk een slechte afdrukkwaliteit tot
gevolg hebben.
• Waaier de stapel uit voordat u de transparanten plaatst, zodat de vellen niet aan elkaar blijven plakken.
• Wij adviseren voor Lexmark-transparanten van Letter-formaat artikelnummer 12A8240 en voor Lexmark-
transparanten van A4-formaat artikelnummer 12A8241.
TM
Professional, de printersoftware of het bedieningspaneel de Papiersoort in op Transparanten.
2
wegen. De afdrukkwaliteit en duurzaamheid zijn
Richtlijnen voor het afdrukken op enveloppen
Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden enveloppen aanschaft. Zie “Afdrukmateriaal in de
universeellader plaatsen” op pagina 30 of “Papier in de handmatige invoer plaatsen” op pagina 32 voor informatie over
het plaatsen van enveloppen.
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u wilt afdrukken op enveloppen:
• Stel via het bedieningspaneel de Papierbron in op basis van de bron die u gebruikt. Stel via het bedieningspaneel, de
printersoftware of MarkVision Professional de Papiersoort in op Envelop en selecteer het envelopformaat. Raadpleeg
“Papiersoort en papierformaat instellen” op pagina 36 voor meer informatie.
• Gebruik enveloppen die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Informeer bij de fabrikant of de leverancier of de
enveloppen bestand zijn tegen temperaturen tot 180°C zonder dat ze sluiten, kreukelen, buitensporig krullen of
schadelijke stoffen afgeven.
• Het beste resultaat bereikt u met enveloppen die zijn gemaakt van papier met een gewicht van 90 g/m
enveloppen met een gewicht van maximaal 105 g/m
mogen niet zwaarder zijn dan 90 g/m
2
.
2
, mits het katoengehalte lager is dan 25%. Katoenen enveloppen
39
2
. Gebruik
• Gebruik alleen nieuwe enveloppen.
• Voor de beste prestaties en een minimumaantal papierstoringen wordt u aangeraden geen enveloppen te gebruiken
die:
– gemakkelijk krullen;
– aan elkaar kleven of beschadigd zijn;
– vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
– metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
– zijn samengevouwen;
– zijn voorzien van postzegels;
– een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
– gebogen hoeken hebben;
– een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben.
• Pas de breedtegeleider aan zodat deze overeenkomt met de breedte van de enveloppen.
Opmerking: Een combinatie van hoge luchtvochtigheid (boven 60%) en hoge printertemperaturen kunnen de enveloppen
kreuken of sluiten.
Richtlijnen voor het afdrukken op etiketten
Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden etiketten aanschaft. Raadpleeg de Card Stock & Label
Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken en het ontwerp van etiketten. U vindt
deze publicatie op de website van Lexmark, op www.lexmark.com/publications.
Opmerking: Vinyletiketten worden niet ondersteund op dit product. Gebruik alleen papieren etiketten.
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u wilt afdrukken op etiketten:
• Stel via de printersoftware, MarkVision Professional of het bedieningspaneel de papiersoort in op Etiketten.
• Gebruik alleen etikettenvellen van het formaat Letter, A4 of Legal.
• Gebruik etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Informeer bij de fabrikant of de leverancier van de
etiketten of de lijm, de voorzijde (bedrukbaar materiaal) en de coating bestand zijn tegen temperaturen tot 180 °C en
een druk tot 30 psi zonder delaminatie, lekken aan de randen of het vrijkomen van gevaarlijke gassen. Gebruik g een
vinyletiketten.
• Gebruik geen etiketten met glad rugmateriaal.
• Gebruik geen etikettenvellen waarop etiketten ontbreken. Etiketten van incomplete vellen kunnen losraken tijdens het
afdrukken, waardoor de vellen kunnen vastlopen en de kleefstof de printer en de cartridge kan vervuilen. Hierdoor
kan de garantie voor de printer en de cartridge komen te vervallen.
• Druk niet af binnen 1 mm vanaf de rand van het etiket, vanaf de perforaties of tussen de snijranden van de etiketten.
• Controleer of de kleefzijde van de etiketten niet buiten de randen van het vel uitsteekt. Gebruik bij voorkeur vellen
waarop de lijm gericht is aangebracht op minstens 1 mm vanaf de randen. De lijm kan in de printer terecht komen,
hetgeen gevolgen kan hebben voor de garantie op de printer.
• Als gericht aangebrachte lijm niet mogelijk is, dient u een strook van 3 mm te verwijderen van de voorste (bovenste)
rand en dient u lijm te gebruiken die niet lekt.
• Druk bij voorkeur af in de afdrukstand Staand, vooral bij het afdrukken van streepjescodes.
• Gebruik geen etiketten waarvan de lijm aan de oppervlakte ligt.
Richtlijnen voor het afdrukken op karton
Karton is een zwaar, eenlaags afdrukmateriaal. Veel variabele kenmerken ervan, zoals vochtgehalte, dikte en structuur,
kunnen de afdrukkwaliteit aanzienlijk beïnvloeden.
Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden karton aanschaft.
40
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u wilt afdrukken op karton:
• Vanuit MarkVision Professional, de printersoftware of het bedieningspaneel:
1 Stel de papiersoort in op Karton.
2 Stel het papiergewicht in op Gewicht karton.
3 Stel het gewicht van het karton in op Normaal of Zwaar.
• Houd er rekening mee dat voorbedrukt, geperforeerd en gekreukt materiaal de afdrukkwaliteit aanzienlijk kan
beïnvloeden en het vastlopen van papier of andere verwerkingsproblemen kan veroorzaken.
• Informeer bij de fabrikant of de leverancier of het karton bestand is tegen temperaturen tot 180 °C zonder dat er
schadelijke stoffen vrijkomen.
• Gebruik geen voorbedrukt karton waarbij chemische stoffen zijn gebruikt die de printer kunnen beschadigen.
Voorbedrukt materiaal kan tot gevolg hebben dat halfvloeibare en vluchtige stoffen in de printer terechtkomen.
• Gebruik indien mogelijk karton met vezels in de lengterichting.
Afdrukmateriaal bewaren
Houd de volgende richtlijnen voor het bewaren van afdrukmateriaal aan om een regelmatige afdrukkwaliteit te garanderen
en te voorkomen dat er papierstoringen ontstaan.
• U kunt het afdrukmateriaal het beste bewaren in een omgeving met een temperatuur van 21 °C en een relatieve
vochtigheid van 40%.
• Zet dozen met afdrukmateriaal, indien mogelijk, liever niet op de vloer, maar op een pallet of een plank.
• Zet losse pakken op een vlakke ondergrond.
• Plaats niets boven op de losse pakken met afdrukmateriaal.
Ondersteunde papierformaten, -soorten en -gewichten
In de volgende tabellen vindt u informatie over standaardladen en optionele papierladen en de papiersoorten die de laden
ondersteunen.
Opmerking: Als een papierformaat niet in de lijst staat, selecteert u een groter formaat dat het dichtst in de buurt van het
gewenste papierformaat komt.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor informatie over karton en etiketten.
Ondersteunde papierformaten
- ondersteund
X - niet-ondersteund
PapierformaatAfmetingenStandaardlade voor
250 vel (lade 1)
Letter
Legal
B5 (JIS)
A4
215,9 x 279,4 mm
215,9 x 355,6 mm
182 x 257 mm
210 x 297 mm
Optionele lade
voor 550 vel (lade
2)
Universeellader of
handmatige invoer
* Met deze formaatinstelling wordt de pagina of envelop ingedeeld op basis van de afmetingen 215,9 x 355,6 mm voor
de lade voor 250 vel, tenzij een ander formaat wordt opgegeven in het programma.
De maten zijn alleen van toepassing op enkelzijdig afdrukken. Het minimumformaat voor dubbelzijdig afdrukken is
139,7 x 210 mm.
41
PapierformaatAfmetingenStandaardlade voor
250 vel (lade 1)
Optionele lade
voor 550 vel (lade
2)
Universeellader of
handmatige invoer
Executive
A5
Folio
Statement
Universal*
7 3/4-envelop
(Monarch)
Commerciële 9envelop
Commerciële 10envelop
Internationale DLenvelop
184,2 x 266,7 mm
148 x 210 mm
216 x 330 mm
139,7 x 215,9 mm
148 x 210 mm tot
215,9 x 355,6 mm
76,2 x 123,8 mm tot
215,9 x 355,6 mm
76,2 x 152,4 mm tot
215,9 x 355,6 mm
98,4 x 190,5 mm
98,4 x 225,4 mm
104,8 x 241,3 mm
110 x 220 mm
XX
X
XX
(Universeellader)
XX
(Handmatige invoer)
XX
XX
XX
XX
Internationale C5envelop
Internationale B5envelop
Andere envelop*
* Met deze formaatinstelling wordt de pagina of envelop ingedeeld op basis van de afmetingen 215,9 x 355,6 mm voor
de lade voor 250 vel, tenzij een ander formaat wordt opgegeven in het programma.
De maten zijn alleen van toepassing op enkelzijdig afdrukken. Het minimumformaat voor dubbelzijdig afdrukken is
139,7 x 210 mm.
162 x 229 mm
176 x 250 mm
104,8 x 210 mm tot
215,9 x 355,6 mm
XX
XX
XX
Ondersteuning voor papiersoorten
PapiersoortStandaardlade voor 250 vel
(lade 1)
Papier
KartonX
TransparantenX
*Vinyletiketten worden niet ondersteund.
Optionele lade voor
550 vel (lade 2)
Universeellader of
handmatige invoer
Duplex
42
PapiersoortStandaardlade voor 250 vel
(lade 1)
Optionele lade voor
550 vel (lade 2)
Universeellader of
handmatige invoer
Papieren etiketten*X
EnveloppenXXX
Glossy papier
*Vinyletiketten worden niet ondersteund.
Papiersoorten en -gewichten
Duplex
PapiersoortStandaardlade voor 250 vel
(lade 1)
Normaal papier
(kopieer- of
bedrijfspapier)
Enkelzijdig alleen: 60 tot
2
vezels in lengte-
1
2
177 g/m
richting
Enkelzijdig of duplex: 75 tot
120 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Glossy papier -
Tekst: 120 g/m
2
maximum
KringlooppapierEnkelzijdig alleen: 75 tot
177 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Enkelzijdig of duplex: 75 tot
120 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Kaart karton maximum (vezels
in lengterichting)
Kaart karton –
maximum (vezels
in breedterichting)
Index Bristol: 120 g/m
Tag: 120 g/m
Cover: 135 g/m
2
2
Index Bristol: 163 g/m
Tag: 163 g/m
Cover: 176 g/m
2
2
2
2
Optionele lade voor 550 vel
(lade 2)
Enkelzijdig alleen: 60 tot
177 g/m
richting
2
vezels in lengte-
1
Enkelzijdig of duplex: 75 tot
120 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Tekst: 120 g/m
2
Enkelzijdig alleen: 75 tot
177 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Enkelzijdig of duplex: 75 tot
120 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Index Bristol: 120 g/m
Tag: 120 g/m
Cover: 135 g/m
2
2
Index Bristol: 163 g/m
Tag: 163 g/m
Cover: 176 g/m
2
2
2
2
Universeellader of
handmatige invoer
Enkelzijdig alleen: 75 tot
177 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Enkelzijdig of duplex: 75 tot
120 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Tekst: 120 g/m
2
Enkelzijdig alleen: 75 tot
177 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Enkelzijdig of duplex: 75 tot
120 g/m
2
vezels in lengte-
richting
Index Bristol: 120 g/m
Tag: 120 g/m
Cover: 135 g/m
2
2
Index Bristol: 163 g/m
Tag: 163 g/m
Cover: 176 g/m
2
2
2
2
Transparanten
Papieren etiketten maximum
1
Met papier lichter dan 75 g/m2 kan alleen enkelzijdig worden bedrukt, mits de relatieve vochtigheid minder is dan 60%.
2
Voor papier van 60 tot 176 g/m2 worden vezels in de lengterichting aanbevolen.
3, 4
Voor papier dat zwaarder is dan 176 g/m
3
Het etiketgebied (drukgevoelig gebied) moet als eerste in de printer worden ingevoerd.
4
Vinyletiketten worden niet ondersteund.
5
Gebruik enveloppen van sulfiet, houtvrije enveloppen of enveloppen van maximaal 100% katoen.
6
Het maximumgewicht voor enveloppen van 100% katoen bedraagt 90 g/m2.
7
105 g/m2 enveloppenmogen slechts voor 25% uit katoen bestaan.
Met papier lichter dan 75 g/m2 kan alleen enkelzijdig worden bedrukt, mits de relatieve vochtigheid minder is dan 60%.
2
Voor papier van 60 tot 176 g/m2 worden vezels in de lengterichting aanbevolen.
5
Voor papier dat zwaarder is dan 176 g/m
3
Het etiketgebied (drukgevoelig gebied) moet als eerste in de printer worden ingevoerd.
4
Vinyletiketten worden niet ondersteund.
5
Gebruik enveloppen van sulfiet, houtvrije enveloppen of enveloppen van maximaal 100% katoen.
6
Het maximumgewicht voor enveloppen van 100% katoen bedraagt 90 g/m2.
7
105 g/m2 enveloppenmogen slechts voor 25% uit katoen bestaan.
XX
2
worden vezels in de breedterichting aanbevolen.
Optionele lade voor 550 vel
(lade 2)
Universeellader of
handmatige invoer
60 tot 105 g/m2 lengterichting
7
Papiercapaciteit
Papiersoort Standaardlade voor 250 vel (lade 1) Optionele lade voor 550 vel (lade 2) Universeellader
6,
Papier
250 vel*550 vel*100 vel*
Enveloppen XX
* Gebaseerd op 75 g/m2 (20 lb) papier
10
44
Afdrukken
Dit hoofdstuk gaat over afdrukken, afdrukrapporten en het annuleren van afdruktaken. De keuze en de verwerking van
papier en speciaal afdrukmateriaal kunnen de betrouwbaarheid van het afdrukken beïnvloeden.
Printersoftware installeren
Een printerstuurprogramma is software die zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer. De
printersoftware wordt geïnstalleerd tijdens de eerste printerinstallatie. Raadpleeg voor meer informatie de
Installatiekaart of Installatiehandleiding die bij de printer zijn geleverd, of klik op Printer en software installeren op de cd
Software en documentatie.
Als u in een toepassing de optie Afdrukken kiest, wordt een dialoogvenster van het printerstuurprogramma geope nd. Klik
op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties, of Instellingen in het eerste afdrukvenster en klik vervolgens op
Eigenschappen. U ziet dan alle beschikbare afdrukinstellingen die u kunt wijzigen. Als u niet vertrouwd bent met een functie
in Eigenschappen, opent u de on line Help voor meer informatie.
Opmerking: Afdrukinstellingen die in het printerstuurprogramma worden geselecteerd hebben voorrang op de
standaardinstellingen die via het bedieningspaneel zijn geselecteerd.
Een document afdrukken vanaf een Windows-computer
1 Open het gewenste document en klik op Bestand Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellingen.
3 Pas de instellingen aan.
4 Klik op OK.
5 Klik op OK of Afdrukken.
Een document afdrukken vanaf een Macintosh-computer
1 Open het gewenste document en klik op Archief Druk af.
2 Pas de instellingen aan in het pop-upmenu Aantal en pagina's of Algemeen.
3 Klik op OK of Druk af.
Afdrukken van vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij
Afdruktaken in de wachtstand zetten
Als u een afdruktaak naar de printer verzendt, kunt u onder Eigenschappen opgeven dat de taak in het printergeheugen
moet worden opgeslagen totdat u de taak start via het bedieningspaneel. Alle afdruktaken die bij de printer zelf kunnen
worden uitgevoerd door de gebruiker, worden taken in wacht genoemd.
Opmerking: Vertrouwelijke, herhaalde, gereserveerde en gecontroleerde afdruktaken kunnen worden verwijderd als de
printer extra geheugen nodig heeft voor de verwerking van andere wachttaken.
45
Soort taakBeschrijving
VertrouwelijkAls u een vertrouwelijke afdruktaak naar de printer verzendt, dient u een PIN-code onder Eigenschappen
te maken. De PIN-code moet bestaan uit vier cijfers van 0 tot en met 9. De afdruktaak wordt vervolgens
in het printergeheugen opgeslagen totdat u de PIN-code invoert via het bedieningspaneel en aangeeft
of u de taak wilt afdrukken of verwijderen.
HerhaaldAls u een herhaalde afdruktaak naar de printer stuurt, worden alle door u opgegeven exemplaren
afgedrukt en wordt de afdruktaak in het printergeheugen opgeslagen, zodat u later nog meer exemplaren
kunt afdrukken. U kunt exemplaren blijven afdrukken zolang de afdruktaak zich in het printergeheugen
bevindt.
Gereserveerd Als u een gereserveerde afdruktaak verzendt, wordt de taak niet onmiddellijk afgedrukt. De taak wordt
door de printer in het geheugen opgeslagen, zodat u de taak later kunt afdrukken. De taak wordt bewaard
in het geheugen totdat u de taak verwijdert uit het menu Taken in wacht.
Gecontroleerd Als u een gecontroleerde afdruktaak verzendt, wordt één exemplaar afgedrukt en blijven de overige
exemplaren in het printergeheugen bewaard. U kunt zo controleren of dit eerste exemplaar naar wens
is, voordat u de overige exemplaren afdrukt. Zodra alle exemplaren zijn afgedrukt, wordt de afdruktaak
automatisch uit het printergeheugen verwijderd.
Vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij afdrukken via Windows
1 Open het gewenste document en klik op Bestand Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellingen.
3 Klik op Other Options (Overige opties) en klik vervolgens op de optie voor afdruk- en wachttaken.
4 Selecteer de soort taak (Vertrouwelijk, Gereserveerd, Herhaald of Gecontroleerd) en wijs er vervolgens een
gebruikersnaam aan toe. Voer voor een vertrouwelijke taak ook een viercijferige PIN-code in.
5 Klik op OK of Afdrukken en ga naar de printer om de taak vrij te geven.
6 Druk op het bedieningspaneel op tot Uitgeschakeld wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
7 Druk op tot wordt weergegeven naast uw gebruikersnaam en druk vervolgens op .
8 Druk op tot naast uw taak wordt weergegeven en druk vervolgens op .
9 Gebruik voor vertrouwelijke taken het numerieke toetsenblok om uw PIN-code in te voeren.
Als u een ongeldige PIN-code invoert, verschijnt er een scherm met een waarschuwing.
• Zorg dat Probeer het opnieuw wordt weergegeven om de PIN-code opnieuw te kunnen invoeren en druk
vervolgens op
.
• Druk op tot Annuleren wordt weergegeven om de PIN-code te annuleren. Druk vervolgens op .
10 Druk op tot wordt weergegeven naast de taak die u wilt afdrukken, en druk vervolgens op .
Vertrouwelijke en gecontroleerde afdruktaken worden automatisch verwijderd uit het geheugen nadat ze zijn afgedrukt.
Herhaalde en gereserveerde taken blijven in de printer bewaard totdat u ze verwijdert.
46
Vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij afdrukken via Macintosh
1 Open het gewenste document en klik op Archief Druk af.
2 In het pop-upmenu Aantal en pagina's of het pop-upmenu Algemeen selecteert u de optie voor het door sturen van
afdruktaken.
a Als u Mac OS 9.x gebruikt, en het doorsturen van afdruktaken geen optie is in het pop-upmenu, selecteert u
Plugin-voorkeuren Afdruktijdstipfilters.
b Kijk vervolgens onder de kop Afdruktijdstipfilters en selecteer de optie voor het doorsturen van
afdruktaken.
3 Selecteer de soort taak (Vertrouwelijk, Gereserveerd, Herhaald of Gecontroleerd) en wijs er vervolgens een
gebruikersnaam aan toe. Voer voor een vertrouwelijke taak ook een viercijferige PIN-code in.
4 Klik op OK of Druk af en ga naar de printer om de taak vrij te geven.
5 Druk op het bedieningspaneel op tot Uitgeschakeld wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
6 Druk op tot wordt weergegeven naast uw gebruikersnaam en druk vervolgens op .
7 Druk op tot naast uw taak wordt weergegeven en druk vervolgens op .
8 Gebruik voor vertrouwelijke taken het numerieke toetsenblok om uw PIN-code in te voeren.
Als u een ongeldige PIN-code invoert, verschijnt er een scherm met een waarschuwing.
• Zorg dat Probeer het opnieuw wordt weergegeven om de PIN-code opnieuw te kunnen invoeren en druk
vervolgens op
.
• Druk op tot Annuleren wordt weergegeven om de PIN-code te annuleren. Druk vervolgens op .
9 Druk op tot wordt weergegeven naast de taak die u wilt afdrukken, en druk vervolgens op .
Vertrouwelijke en gecontroleerde afdruktaken worden automatisch verwijderd uit het geheugen nadat ze zijn afgedrukt.
Herhaalde en gereserveerde taken blijven in de printer bewaard totdat u ze verwijdert.
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen
Op het bedieningspaneel bevindt zich een USB-aansluiting (USB Direct-interface) waarop u een apparaat met USBflashgeheugen kunt aansluiten en zo PDF-documenten kunt afdrukken. Een document afdrukken vanaf een apparaat met
USB-flashgeheugen lijkt op het afdrukken van een wachttaak.
Veel apparaten met USB-flashgeheugen zijn getest en goedgekeurd voor gebruik met de printer. Meer informatie vindt u
op de website van Lexmark op www.lexmark.com.
Opmerkingen:
• USB-apparaten moeten compatibel zijn met de USB 2.0-standaard.
• High-speed (hoge snelheid) USB-apparaten moeten tevens de full speed (volle snelheid) standaard ondersteunen.
Low-speed (lage snelheid) USB-apparaten worden niet ondersteund.
• USB-apparaten moeten het FAT-systeem (File Allocation Tables) gebruiken. Apparaten die zijn geformatteerd met
NTFS (New Technology File System) of een ander bestandssysteem worden niet ondersteund.
• Gecodeerde bestanden of bestanden waarvoor u geen afdrukmachtiging hebt, kunnen niet worden afgedrukt.
• De USB Direct-interface is alleen op sommige modellen beschikbaar.
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-geheugen:
47
1 Controleer of de printer is ingeschakeld en of Gereed of Bezig wordt weergegeven.
2 Sluit een apparaat met USB-flashgeheugen aan op de USB-aansluiting.
Waarschuwing: Verwijder de USB-sleutel niet, en raak de printer in de buurt van de USB-sleutel niet aan zolang de
sleutel wordt gelezen, naar de sleutel wordt weggeschreven of van de sleutel wordt afgedrukt. Gegevens kunnen
anders beschadigd raken.
Opmerkingen:
• De printer negeert het geheugenapparaat als u het aansluit terwijl de printer een probleem heeft, zoals een storing.
• Wanneer u het geheugenapparaat aansluit terwijl de printer bezig is met het afdrukken van andere taken, wordt
het bericht Printer is bezig weergegeven. Als de andere taken zijn verwerkt, dient u mogelijk de lijst met
wachttaken te bekijken om documenten vanaf uw geheugenapparaat af te drukken.
3 Druk op tot wordt weergegeven naast het document dat u wilt afdrukken, en druk vervolgens op .
Opmerking: Mappen die zich op het apparaat met het flashgeheugen bevinden, worden als mappen weergegeven.
Een bestandsnaam wordt gevolgd door een extensie, zoals bijv. .jpg.
Via het display wordt u gevraagd hoeveel exemplaren u wilt afdrukken.
4 Druk op om één exemplaar af te drukken of voer het aantal exemplaren in via het numerieke toetsenblok en druk
daarna op
Opmerking: Wacht tot de afdruktaak is voltooid voordat u het apparaat met USB-flashgeheugen loskoppelt van de
USB-aansluiting.
Als u het apparaat met USB-flashgeheugen in de printer laat zitten nadat u het beginscherm van he t menu USB hebt
verlaten, kunt u nog steeds PDF's afdrukken als wachttaken via het apparaat met USB-flashgeheugen.
.
Pagina met menu-instellingen afdrukken
Druk een pagina met menu-instellingen af om de huidige menu-instellingen te bekijken en te controleren of de printeropties
correct zijn geïnstalleerd.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Druk op het bedieningspaneel op .
48
3 Druk op totdat Rapporten wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
4 Druk op totdat Pag. Menu-instellingen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
Pagina met menu-instellingen wordt afgedrukt wordt weergegeven. Als de pagina met menu-instellingen
is afgedrukt, wordt Gereed weergegeven.
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken
Als de printer is aangesloten op een netwerk, kunt u de netwerkaansluiting controleren door een pagina met
netwerkinstellingen af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij de configuratie van het afdrukken
via een netwerk.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Druk op het bedieningspaneel op .
3 Druk op tot Rapporten wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
4 Druk op tot Pagina Netwerkinstellingen wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Nadat de pagina met netwerkinstellingen is afgedrukt, wordt Gereed weergegeven.
Opmerking: Als er een optionele interne afdrukserver is geïnstalleerd, wordt het bericht Netwerk <x>
Instell.pag. weergegeven.
5 Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te zien of bij Status wordt aangegeven dat
de printer is aangesloten.
Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet actief
is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Vraag de systeembeheerder om dit probleem op te lossen en druk
daarna nog een pagina met netwerkinstellingen af.
Lijst met lettertypevoorbeelden afdrukken
U kunt als volgt voorbeelden van lettertypen afdrukken die op dit moment beschikbaar zijn voor uw printer:
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Druk op het bedieningspaneel op .
3 Druk op tot Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op .
4 Druk op tot Lettertypen afdrukken verschijnt, en druk vervolgens op .
5 Druk op totdat naast PCL-emulatie-lettertypen, PostScript-lettertypen of PPDS-
lettertypen verschijnt, en druk vervolgens op
Nadat de lijst met lettertypevoorbeelden is afgedrukt, wordt het bericht Gereed weergegeven.
.
Directorylijst afdrukken
Een directorylijst bevat de bronnen die zijn opgeslagen in het flashgeheugen of op de vaste schijf.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Druk op het bedieningspaneel op .
49
3 Druk op tot Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op .
4 Druk op tot Directory afdrukken verschijnt, en druk vervolgens op .
Directorylijst wordt afgedrukt wordt weergegeven. Nadat de directorylijst is afgedrukt, wordt het bericht
Gereed weergegeven.
Testpagina’s voor de afdrukkwaliteit afdrukken
Druk de testpagina's voor de afdrukkwaliteit af om problemen met de afdrukkwaliteit op te sporen.
1 Zet de printer uit.
2 Houd en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3 Laat de knoppen los zodra de klok verschijnt, en wacht tot MENU CONFIG wordt weergegeven.
4 Druk op tot Testpag.'s afdrukkw. verschijnt, en druk vervolgens op .
De testpagina’s voor de afdrukkwaliteit worden afgedrukt.
5 Druk op totdat Config afsluiten verschijnt, en druk vervolgens op .
Printer wordt opnieuw ingesteld wordt kort weergegeven, gevolgd door een klok. Vervolgens wordt
Gereed weergegeven.
Een dubbelzijdige taak handmatig vanaf een Macintosh-computer
afdrukken
1 Klik op Archief Druk af.
2 Selecteer Papierverwerking in de vervolgkeuzelijst.
3 Zorg ervoor dat Paginavolgorde is ingesteld op Omgekeerd.
4 Selecteer Even nummers in het gebied Afdrukopties.
5 Klik op Druk af.
6 Verwijder de pagina's uit de uitvoerlade en plaats deze met de bedrukte zijde omlaag in de papierlade, met de
bovenzijde naar u gericht.
ABC
7 Klik op Archief Druk af.
8 Selecteer Papierverwerking in de vervolgkeuzelijst.
9 Zorg ervoor dat Paginavolgorde is ingesteld op Normaal.
50
10 Selecteer Oneven nummers in het gebied Afdrukopties.
11 Klik op Druk af.
Alleen zwarte tekst en afbeeldingen afdrukken
Als u gedurende een bepaalde periode alleen met zwart wilt afdrukken, stelt u de printer in op de modus voor kleur
vergrendelen. Verwijder vervolgens de kleurencartridges en bewaar ze op een veilige plaats.
Opmerking: Bewaar de kleu rencartidges op een schone, koele, donkere en droge plaats waar ze niet worden aangeraakt
of bekrast.
De printer configureren voor het afdrukken in alleen zwart
1 Zet de printer uit.
2 Houd op het bedieningspaneel en ingedruktingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3 Laat de knoppen los zodra de klok verschijnt, en wacht tot MENU CONFIG wordt weergegeven.
4 Druk op tot Kleur vergrendelen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
5 Druk op tot Aan wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
Selectie indienen... wordt weergegeven.
6 Druk op tot Menu Configuratie afsluiten wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
7 Wacht tot Verwijder alle kleurensupplies wordt weergegeven.
Kleursupplies verwijderen
Waarschuwing: Raak nooit de glanzende fotoconductortrommels aan.
51
1 Pak de handgreep beet.
2 Open de bovenste voorklep volledig. Pak de handgreep aan de binnenklep vast en trek eraan om zowel de binnen-
als de onderklep te openen. De fotoconductors zijn nu zichtbaar.
1
2
3 Breng de ontgrendelingsknop van de fotoconductor omhoog en verwijder vervolgens de fotoconductor door aan de
hendel te trekken. Verwijder alle drie de kleurenfotoconductors.
52
4 Verpak elke fotoconductor in zijn oorspronkelijke verpakking of in een vel papier. Gebruik tape om de
fotoconductortrommels op hun plaats te houden, maar let erop dat de tape niet in aanraking komt met de glanzende
fotoconductortrommels.
12
5 Plaats de fotoconductors in de originele doos of in een andere schone, stevige doos.
6 Sluit de doos om de fotoconductors te beschermen tegen blootstelling aan licht.
7 Til de kleine hendels van de tonercartridge iets omhoog en trek de tonercartridge in een rechte beweging naar buiten.
Verwijder alle drie de kleurencartridges.
8 Plaats de tonercartridges in een schone, stevige doos.
53
9 Sluit de onderklep.
10 Sluit de bovenklep.
De printer voor afdrukken in kleur configureren en de kleurensupplies vervangen
Als u terug wilt naar afdrukken in kleur, dient u de volgende stappen uit te voeren:
1 Zet de printer uit.
2 Houd op het bedieningspaneel en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
54
3 Laat de knoppen los zodra de klok verschijnt, en wacht tot MENU CONFIG wordt weergegeven.
Bekijk de kleurresten op het doorzichtige uiteinde van elke fotoconductor.
Zorg ervoor dat de restkleur overeenkomt met het kleurlabel op de overdrachtsband.
4 Druk op tot Kleur vergrendelen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
5 Druk op tot Uit wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Selectie indienen... wordt weergegeven.
6 Druk op tot Menu Configuratie afsluiten wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Als er geen supplies zijn geïnstalleerd, kunnen de volgende berichten worden weergegeven:
U kunt een afdruktaak op verschillende manieren annuleren. In de volgende gedeelten leest u hoe u via het
bedieningspaneel of de computer (afhankelijk van het besturingssysteem) een afdruktaak kunt annuleren.
Afdruktaken annuleren via het bedieningspaneel
Volg de volgende stappen als de taak wordt geformatteerd of al wordt afgedrukt en Taak annuleren wordt weergegeven
op de eerste regel van het beeldscherm:
1 Druk op tot Annuleren wordt weergegeven.
Er wordt nu een lijst van afdruktaken weergegeven.
2 Druk op tot wordt weergegeven naast de taak die u wilt annuleren, en druk vervolgens op .
<bestandsnaam> annuleren wordt weergegeven.
55
Opmerking: Zodra een afdruktaak wordt verzonden, kunt u deze eenvoudig annuleren door op te drukken. Het scherm
Gestopt wordt weergegeven. Druk op
tot Taak annuleren wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Een afdruktaak annuleren via de taakbalk van Windows
Voor elke afdruktaak die u naar de printer stuurt, wordt rechts in de taakbalk een klein pictogram in de vorm van een printer
weergegeven.
1 Dubbelklik op dit pictogram.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
2 Selecteer de taak die u wilt annuleren.
3 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Een afdruktaak annuleren via het bureaublad van Windows
1 Minimaliseer alle programma's, zodat het bureaublad wordt weergegeven.
2 Dubbelklik op het pictogram Deze computer.
3 Dubbelklik op het pictogram Printers.
4 Dubbelklik op het printerpictogram.
5 Selecteer de taak die u wilt annuleren.
6 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Een afdruktaak annuleren vanuit Mac OS 9.x
Als u een afdruktaak naar de printer stuurt, wordt op het bureaublad een pictogram weergegeven dat de geselecteerde
printer aangeeft.
1 Dubbelklik op het printerpictogram.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
2 Selecteer de taak die u wilt annuleren.
3 Klik op het pictogram Prullenmand.
Een afdruktaak annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS X
1 Selecteer Programma's Hulpprogramma's en dubbelklik vervolgens op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
2 Dubbelklik op de printer waarnaar u de afdruktaak hebt verstuurd.
3 Selecteer in het printervenster de taak die u wilt annuleren.
4 Klik op het pictogram Verwijderen in de balk met pictogrammen bovenin het venster.
56
Storingen verhelpen
Papierstoringen voorkomen
De volgende tips kunnen papierstoringen helpen voorkomen:
• Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie. U vindt deze publicatie op de
website van Lexmark op www.lexmark.com/publications.
• Als u meer informatie wilt over het aanschaffen van grote hoeveelheden speciaal afdrukmateriaal, raadpleegt u de
Card Stock & Label Guide.
• Plaats niet te veel afdrukmateriaal. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de aangegeven maximale stapelhoogte.
• Plaats nooit gekreukt, gevouwen, vochtig of kromgetrokken papier.
• Buig het afdrukmateriaal, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer plaatst.
• Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
• Gebruik nooit afdrukmateriaal van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron.
• Bewaar het afdrukmateriaal in een geschikte omgeving.
• Verwijder geen laden terwijl de printer bezig is met afdrukken. Wacht tot Vul lade <x> of Gereed wordt
weergegeven, voordat u een lade verwijdert.
• Plaats geen afdrukmateriaal in de handmatige invoer terwijl de printer bezig is met afdrukken. Wacht tot Vul handm.
invoer met <x> wordt weergegeven.
• Duw alle laden stevig in de printer nadat u het afdrukmateriaal hebt geplaatst.
• Zorg ervoor dat de geleiders in de laden op de juiste wijze zijn ingesteld en niet te strak tegen het papier zijn gedrukt.
• Controleer of alle formaten en soorten afdrukmateriaal op de juiste wijze zijn ingesteld in het menu op het
bedieningspaneel.
• Controleer of alle printerkabels goed zijn aangesloten. Raadpleeg de installatiedocumentatie voor meer informatie.
Opmerking: In het geval van een papierstoring moet u de gehele papierbaan vrijmaken. Raadpleeg de
Gebruikershandleiding voor informatie over de papierbaan.
Papierbaan herkennen
De baan die het papier door de printer volgt, hangt af van de plaats waar het papier wordt ingevoerd, en of er een
dubbelzijdige (duplex) taak wordt afgedrukt. Als er een papierstoring optreedt, toont de printer een bericht waarin de plaats
van de storing wordt weergegeven. De volgende afbeelding laat het gebied van de printer zien waarnaar de cijfers in het
bericht verwijzen.
57
203
203
202
201
200
241
242
230
250
200
Toegang tot gebieden waar het afdrukmateriaal is vastgelopen
Open alle kleppen en verwijder de laden zodat u bij de gebieden kunt waar het afdrukmateriaal is vastgelopen. In de
afbeelding worden de gebieden weergegeven waar het vastgelopen papier zich zou kunnen bevinden.
1
7
2
Bovenklep
1
Verhittingsstation
2
Binnenklep
3
Onderklep
4
Standaardlade (lade 1)
5
58
3
4
6
5
Optionele lade voor 550 vel (lade 2)
6
Uitvoerlade
7
In de volgende tabel ziet u waar u instructies vindt voor het verhelpen van papierstoringen.
Opmerking: Om het bericht te doen verdwijnen, dient alle afdrukmateriaal uit de papierbaan te worden verwijderd.
Bericht op bedieningspaneel GebiedsbeschrijvingZie
200.xx Papier vast
200.xx Papier vast
201.xx Papier vast
202.xx Papier vast
Storing bij de invoersensor“Storingen net voorbij lade 1 verhelpen”
op pagina 60
“Vastgelopen papier in lade 2 verwijderen”
op pagina 61
“Storingen achter de binnenklep
verhelpen” op pagina 62
“Storingen onder de fotoconductors” op
pagina 62
Storing in de sleuf voor handm. invoer“Storingen in de handmatige invoer
verhelpen” op pagina 68
Storing tussen een invoersensor en de
sensor voor de uitgang van het verhittingsstation
Storing achter de sensor voor de uitgang
van het verhittingsstation
“Storingen onder de fotoconductors” op
pagina 62
“Storingen onder het verhittingsstation of
onder de klep van het verhittingsstation”
op pagina 63
“Storingen onder en achter het verhittingsstation” op pagina 64
“Storingen verhelpen tussen het verhittingsstation en de standaarduitvoerlade”
op pagina 65
203.xx Papier vast
230.xx Papier vast
241.xx Papier vast
242.xx Papier vast
250.xx Papier vast
Storing in het duplexgedeelte voor dubbelzijdig afdrukken
Storing in het duplexgedeelte“Storingen in het duplexgedeelte” op
Storing in lade 1“Storingen net voorbij lade 1 verhelpen”
Storing in lade 2“Vastgelopen papier in lade 2 verwijderen”
Storing in de universeellader“Storingen in de universeellader
“Storingen onder de rollen vlakbij het
verhittingsstation” op pagina 65
pagina 66
op pagina 60
op pagina 61
verhelpen” op pagina 67
59
Storingen net voorbij lade 1 verhelpen
Als het papier niet goed vanuit lade 1 wordt ingevoerd, bevindt de storing zich in de lade. 241.xx Papier vast wordt
weergegeven.
1 Open lade 1.
2 Verwijder het vastgelopen papier.
3 Plaats de lade terug.
Als het papier wordt ingevoerd vanuit lade 1 en net voorbij de lade is vastgelopen, wordt het bericht 200.xx Papier
vast weergegeven.
1 Open lade 1.
2 Verwijder het vastgelopen papier.
3 Plaats de lade terug.
60
Vastgelopen papier in lade 2 verwijderen
Als het papier niet goed vanuit lade 2 wordt ingevoerd, bevindt de storing zich in de lade. 242.xx Papier vast wordt
weergegeven.
1 Open lade 2.
2 Verwijder het vastgelopen papier.
3 Plaats de lade terug.
Als het papier wordt ingevoerd vanuit lade 2, maar is vastgelopen tussen lade 1 en lade 2, wordt mogelijk het bericht
242.xx Papier vast weergegeven.
1 Open lade 2.
2 Pak het papier aan beide kanten vast. Trek het voorzichtig los om te voorkomen dat het scheurt.
61
3 Plaats de lade terug.
Als het papier wordt ingevoerd vanuit lade 2, maar is vastgelopen tussen lade 1 en lade 2, wordt mogelijk het bericht
200.xx Papier vast weergegeven.
1 Open lade 1.
2 Trek het papier omhoog en vervolgens uit de lade.
3 Plaats de lade terug.
Storingen achter de binnenklep verhelpen
Als het papier is vastgelopen achter de binnenklep, maar niet onder de fotoconductors, wordt het bericht 200.xx Papier
vast weergegeven.
Waarschuwing: Om te voorkomen dat de fotoconductors te lang worden blootgesteld aa n licht, dient u de binnenklep niet
langer dan tien minuten open te houden.
1 Open de bovenkleppen en binnenkleppen. De onderklep gaat tegelijk met de binnenklep open.
2 Trek het vastgelopen papier omhoog en naar buiten.
3 Sluit de onderklep en sluit vervolgens de bovenklep.
Storingen onder de fotoconductors
Volg de onderstaande instructies om storingen onder de fotoconductors te verhelpen.
62
Als het papier is vastgelopen onder de fotoconductors, wordt mogelijk het bericht 200.xx Papier vast of 201.xx
Papier vast weergegeven.
1 Open de bovenkleppen en binnenkleppen. De onderklep gaat tegelijk met de binnenklep open.
2 Trek het vastgelopen papier recht uit de printer.
Opmerking: Let erop dat u de fotoconductors niet verplaatst.
3 Als u het papier niet los kunt trekken, verwijdert u alle vier de fotoconductors (raadpleeg “Kleursupplies verwijderen”
op pagina 51 voor meer informatie). Verhelp de papierstoring en plaats vervolgens de fotoconductors terug.
2
1
4 Sluit de onderklep en sluit vervolgens de bovenklep.
Storingen onder het verhittingsstation of onder de klep van het
verhittingsstation verhelpen
Storingen onder het verhittingsstation of onder de klep van het verhittingsstation
Als het papier is vastgelopen onder het verhittingsstation of onder de klep van het verhittingsstation, wordt het bericht
201.xx Papier vast weergegeven.
Let op: Het verhittingsstation en de binnenkant van de printer in de buurt van het station kunnen heet zijn. Wacht
met verhelpen van storingen in dit gebied totdat het verhittingsstation is afgekoeld.
63
Waarschuwing: Om te voorkomen dat de fotoconductors te lang worden blootgesteld aa n licht, dient u de binnenklep niet
21
langer dan tien minuten open te houden.
1 Open de bovenkleppen en binnenkleppen. De onderklep gaat tegelijk met de binnenklep open.
2 Bepaal waar de storing zich bevindt:
a Als het papier zichtbaar is onder het verhittingsstation, pakt u het aan beide kanten vast en trekt u het naar voren.
b Als dit niet het geval is, pakt u de nokjes op de klep van het verhittingsstation vast en tilt u de klep omhoog. Trek
het vastgelopen papier omhoog en naar buiten. Sluit de klep van het verhittingsstation.
3 Sluit de onderklep en sluit vervolgens de bovenklep.
Storingen onder en achter het verhittingsstation
Als het papier is vastgelopen onder het verhittingsstation en in de sleuf achter het verhittingsstation, wordt het bericht
202.xx Papier vast weergegeven.
Let op: Het verhittingsstation en de binnenkant van de printer in de buurt van het station kunnen heet zijn. Wacht
met verhelpen van storingen in dit gebied totdat het verhittingsstation is afgekoeld.
Waarschuwing: Om te voorkomen dat de fotoconductors te lang worden blootgesteld aa n licht, dient u de binnenklep niet
langer dan tien minuten open te houden.
1 Open de bovenkleppen en binnenkleppen. De onderklep gaat tegelijk met de binnenklep open.
2 Trek het papier voorzichtig omhoog en in de richting van de achterkant van de printer.
3 Sluit de onderklep en sluit vervolgens de bovenklep.
64
Storingen verhelpen tussen het verhittingsstation en de
standaarduitvoerlade
Als het vastgelopen papier zichtbaar is in de standaarduitvoerlade, wordt het bericht 202.xx Papier vast
weergegeven.
Pak het papier vast en trek het van de lade weg.
Storingen in de standaarduitvoerlade verhelpen
Als het papier is vastgelopen in de standaarduitvoerlade, wordt het bericht 203.xx Papier vast weergegeven.
Pak het papier vast en trek het van de lade weg.
Storingen in de duplexbaan verhelpen
Storingen onder de rollen vlakbij het verhittingsstation
Als het papier is vastgelopen onder de rollen vlakbij het verhittingsstation, wordt het bericht 203.xx Papier vast
weergegeven.
1 Open de bovenklep.
2 Pak het papier aan beide kanten vast en trek het er voorzichtig uit.
3 Sluit de bovenklep.
65
Storingen in het duplexgedeelte
12
Als het papier is vastgelopen tussen de binnenklep en de onderklep, wordt het bericht 230.xx Papier vast
weergegeven.
1 Open de bovenklep.
2 Trek het vastgelopen papier recht omhoog.
Opmerking: Als u meer ruimte nodig hebt om het papier vast te pakken, trekt u aan de handgreep om de onderklep
te openen.
3 Verwijder het vastgelopen papier en sluit de klep(pen).
66
Als het papier is vastgelopen tijdens het invoeren vanuit lade 1, wordt het bericht 230.xx Papier vast weergegeven.
1 Verwijder lade 1.
2 Trek het vastgelopen papier omlaag en naar buiten.
3 Plaats de lade terug.
Als het papier is vastgelopen zoals wordt weergegeven op de volgende afbeelding, wordt het bericht 200.xx Papier
vast of 230.xx Papier vast weergegeven.
1 Open lade 1.
2 Trek het vastgelopen papier recht omhoog.
Opmerking: Als het vastgelopen papier niet zichtbaar is, dient u de lade uit de printer te halen. Kijk ook of er zich
vastgelopen papier bevindt achter de boven- en onderklep.
3 Plaats de lade terug.
Storingen in de universeellader verhelpen
Als het papier is vastgelopen in de universeellader, wordt het bericht 250.xx Papier vast weergegeven.
Trek het papier omlaag en naar buiten.
67
Storingen in de handmatige invoer verhelpen
Als het papier niet ver genoeg in de handmatige invoer wordt geplaatst, wordt u via het display gevraagd om papier te
plaatsen.
Als het papier zich ver genoeg in de handmatige invoer bevindt voor de printer om het te herkennen, maar niet ver genoeg
voor de printer om het in te voeren, wordt het bericht 200.xx Papier vast weergegeven.
In beide gevallen dient u het papier verder in de handmatige invoer te schuiven.
68
De printer onderhouden
Bepaalde taken moeten regelmatig worden uitgevoerd om een optimale afdrukkwaliteit te behouden.
Supplies bewaren
Bewaar supplies in een koele, schone ruimte. Supplies moeten altijd rechtop in de originele verpakking worden bewaard
tot het moment waarop ze worden gebruikt.
Stel de printersupplies niet bloot aan:
• direct zonlicht;
• temperaturen boven 35 °C;
• hoge vochtigheidsgraad (boven 80%);
• zilte lucht;
• corroderende gassen;
• grote hoeveelheden stof.
De status van supplies controleren
Er verschijnt een bericht op het display als er een vervangende supply nodig is of als er onderhoud moet worden gepleegd.
U kunt op elk gewenst moment de status van de printersupplies controleren als u gebruik maakt van:
• De bedieningspaneelmenu's - zie de Handleiding voor menu's en berichten voor een lijst van menu's en
statusberichten over supplies.
• Het IP-adres van een netwerkprinter - typ het IP-adres van een netwerkprinter in de adresbalk van een willekeurige
browser (bijv.: 192.264.26.3). De status van supplies is meestal beschikbaar op het beginscherm.
Zuinig omgaan met supplies
U kunt op het bedieningspaneel bepaalde instellingen wijzigen om toner en papier te besparen. Raadpleeg voor meer
informatie de menu's Supplies, Kwaliteit en Afwerking in de Handleiding voor menu's en berichten.
Wilt u meerdere exemplaren afdrukken, dan kunt u supplies besparen door het eerste exemplaar af te drukken, dit eerst
te controleren en daarna pas de rest af te drukken. U weet dan zeker dat alle afdrukken correct zijn. Raadpleeg “Afdrukken
van vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij” op pagina 45 voor meer informatie.
Tonercartridges uitlijnen
Het vervangen van de overdrachtsband kan soms invloed hebben op de uitlijning van de tonercartridges. Voor de beste
afdrukkwaliteit, voltooit u de volgende stappen na het vervangen van de overdrachtsband:
1 Zorg dat de printer is uitgeschakeld.
2 Houd op het bedieningspaneel en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3 Laat beide knoppen weer los als Zelftest wordt uitgevoerd wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit, waarna MENU CONFIGURATIE wordt weergegeven.
4 Druk op tot Kleuruitlijning wordt weergegeven en druk vervolgens op .
5 Druk op om de uitlijningspagina af te drukken.
6 Druk op tot Test A wordt weergegeven en druk vervolgens op .
7 Zoek op het afgedrukte vel de meest rechte van de 20 regels naast de letter A.
69
8 Druk op of totdat dat nummer wordt weergegeven en druk vervolgens op .
Selectie indienen... wordt weergegeven.
9 Herhaal de stappen 6 tot en met 8 om test A tot en met L uit te lijnen.
10 Druk op .
11 Druk op tot Menu Configuratie afsluiten wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Printer wordt opnieuw ingesteld wordt kort weergegeven, gevolgd door een klok. Vervolgens wordt
Gereed weergegeven.
De lenzen van de printkop reinigen
Reinig de lenzen van de printkop als u problemen met de afdrukkwaliteit ondervindt. Raadpleeg “Problemen met de
afdrukkwaliteit oplossen” op pagina 86 voor meer informatie.
Waarschuwing: Om te voorkomen dat de fotoconductors te lang worden blootgesteld aa n licht, dient u de binnenklep niet
langer dan tien minuten open te houden.
1 Open de bovenkleppen en binnenkleppen.
2 Verwijder alle vier de tonercartridges. Raadpleeg “Kleursupplies verwijderen” op pagina 51 voor meer informatie.
Verwijder de fotoconductors niet voor deze procedure.
3 Zoek de vier lenzen van de printkop.
1
Lenzen van de printkop
1
4 Reinig de lenzen met een busje samengeperste lucht.
Waarschuwing: Raak de lenzen van de printkop niet aan want dit kan beschadiging ervan tot gevolg hebben.
5 Plaats de tonercartridges terug.
6 Sluit de kleppen.
Supplies bestellen
In de VS belt u voor het bestellen van supplies +1-800-539-6275 voor informatie over erkende dealers van Lexmarksupplies in uw omgeving. In andere landen of regio's kunt u terecht op de website van Lexmark op www.lexmark.com of
neemt u contact op met de winkel waar u de printer hebt gekocht.
70
Opmerking: De geschatte resterende levensduur van de printersupplies is gebaseerd op gewoon papier van A4- of Letter-
formaat.
Tonercartridges bestellen
Wanneer het bericht 88 Cyaan cartridge bijna leeg, 88 Magenta cartridge bijna leeg, 88 Gele
cartridge bijna leeg of 88 Zwarte cartridge bijna leeg wordt weergegeven op het bedieningspaneel of
als de afdruk vaag is, probeert u eerst de levensduur van de betreffende cartridge te verlengen:
1 Verwijder de betreffende tonercartridge.
2 Draai de tonercartridge zoals aangegeven in de afbeelding en schud de cartridge enkele malen goed heen en weer
om de toner opnieuw te verdelen.
3 Plaats de tonercartridge terug en ga verder met afdrukken.
4 Herhaal deze procedure een aantal keren totdat de afgedrukte tekst en afbeeldingen vaag blijven.
Opmerking: U kunt nog enkele honderden pagina’s afdrukken nadat een van deze berichten voor de eerste keer
wordt weergegeven.
Wanneer de afgedrukte tekst en afbeeldingen vaag blijven, kunt u de betreffende tonercartridge vervangen.
Voor uw printer worden de volgende tonercartridges aanbevolen:
ArtikelnaamArtikelnummer Voor printer(s)
Retourneerprogramma tonercartridge cyaan met extra hoog rendementC5340CXC534
Retourneerprogramma tonercartridge magenta met extra hoog rendement C5340MXC534
Retourneerprogramma tonercartridge geel met extra hoog rendementC5340YXC534
Tonercartridge cyaan met extra hoog rendementC5342CXC534
Tonercartridge magenta met extra hoog rendementC5342MXC534
Tonercartridge geel met extra hoog rendementC5342YXC534
Retourneerprogramma tonercartridge cyaan met hoog rendementC5240CHC532, C534
Retourneerprogramma tonercartridge magenta met hoog rendementC5240MHC532, C534
Retourneerprogramma tonercartridge geel met hoog rendementC5240YHC532, C534
Retourneerprogramma tonercartridge zwart met hoog rendementC5240KHC534
Tonercartridge cyaan met hoog rendementC5242CHC532, C534
Tonercartridge magenta met hoog rendementC5242MHC532, C534
Tonercartridge geel met hoog rendementC5242YHC532, C534
Tonercartridge zwart met hoog rendementC5242KHC534
Retourneerprogramma tonercartridge cyaanC5220CSC530, C532, C534
Retourneerprogramma tonercartridge magentaC5220MSC530, C532, C534
Retourneerprogramma tonercartridge geelC5220YSC530, C532, C534
Wanneer het bericht Band bijna versleten wordt weergegeven, dient u de overdrachtsband binnen korte tijd te
vervangen. Zorg ervoor dat u een nieuwe hebt besteld.
Wanneer het bericht Vervang overdrachtsband wordt weergegeven, dient u de overdrachtsband onmiddellijk te
vervangen.
Opmerking: Omdat de levensduur van overdrachtsbanden wordt beïnvloed door de omgeving, de bedrijfscyclus en de
tonerdekking, kan het werkelijke aantal pagina's aan het eind van de levensduur verschillen.
Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de overdrachtsband voor informatie over de installatie.
Artikelnummer Artikelnaam
40X3572Overdrachtsband
Toneroverloopbak bestellen
Wanneer 82 Toneroverloopbak bijna vol of 82 Vervang toneroverloopbak wordt weergegeven, dient u een
nieuwe toneroverloopbak ter vervanging te bestellen.
Artikelnummer Artikelnaam
C52025XToneroverloopbak
Verhittingsstation bestellen
Wanneer het bericht Verhittingsstation bijna versleten wordt weergegeven, dient u het verhittingsstation
binnen korte tijd te vervangen. Zorg ervoor dat u een nieuwe hebt besteld.
72
Wanneer het bericht Vervang verhittingsstation wordt weergegeven, dient u het verhittingsstation onmiddellijk te
vervangen. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van het verhittingsstation voor informatie over de installatie.
Let op: De printer weegt 25,40 kg; daarom moet de printer voor de veiligheid door ten minste twee mensen worden
opgetild. Gebruik bij het optillen de handgrepen op de zijkanten van de printer, en pas op dat uw vingers zich niet
onder de printer bevinden als u deze neerzet.
Volg deze richtlijnen om te voorkomen dat u zich bezeert of dat de printer beschadigd raakt.
• Til de printer altijd met ten minste twee personen op.
• Schakel de printer altijd uit met de aan-uitschakelaar alvorens het apparaat te verplaatsen.
• Koppel alle snoeren en kabels los van de printer voordat u de printer verplaatst.
• Verwijder alle printeropties voordat u de printer verplaatst.
Waarschuwing: Schade aan de printer door onjuist transport valt niet onder de garantie.
De printer verplaatsen naar een andere locatie
U kunt de printer en de accessoires probleemloos verplaatsen als u de volgende voorzorgsmaatregelen neemt:
• Verwijder alle printeraccessoires voordat u de printer verplaatst.
• Als de printer wordt verplaatst op een transportwagentje, moet de oppervlakte van het wagentje groot genoeg zijn om
de gehele onderzijde van de printer te ondersteunen. Als de accessoires worden verplaatst op een transportwagentje,
moet de oppervlakte van het wagentje groot genoeg zijn om alle accessoires te ondersteunen.
• Houd de printer rechtop.
• Vermijd schokken.
73
Beheerdersondersteuning
Helderheid en contrast van het display aanpassen
Opmerking: Deze opties zijn niet op alle modellen beschikbaar.
U kunt als volgt de instellingen voor helderheid en contrast aanpassen:
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Druk op het bedieningspaneel op .
3 Druk op tot Instellingen wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
4 Druk op tot Menu Extra wordt weergegeven en druk vervolgens op .
5 Druk op tot Helderheid wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Druk op
6 Druk op als u de instelling wilt verhogen of op als u de instelling wilt verlagen.
7 Druk op wanneer de aanpassing is voltooid. Op deze manier slaat u de instelling op als nieuwe standaardinstelling.
Op het display wordt Gereed weergegeven.
tot Contrast wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Menu's op bedieningspaneel uitschakelen
Wanneer er veel personen gebruik maken van de printer, kan een systeembeheerder ervoor kiezen het bedieningspaneel
te vergrendelen zodat de menu-instellingen niet kunnen worden gewijzigd.
1 Zorg dat de printer is uitgeschakeld.
2 Houd op het bedieningspaneel en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3 Laat beide knoppen weer los als Zelftest wordt uitgevoerd wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit, waarna MENU CONFIGURATIE wordt weergegeven.
4 Druk op tot Paneelmenu's wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
5 Druk op tot Uitschakelen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
Selectie indienen en Menu's worden uitgeschakeld worden kort weergegeven.
6 Druk op tot Menu Configuratie afsluiten wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Als Menuwijzigingen worden geactiveerd wordt weergegeven, zijn de menu's uitgeschakeld. Printer
wordt opnieuw ingesteld wordt kort weergegeven, gevolgd door een klok. Vervolgens wordt Gereed
weergegeven.
Menu's op bedieningspaneel inschakelen
1 Zorg dat de printer is uitgeschakeld.
2 Houd op het bedieningspaneel en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
74
3 Laat beide knoppen weer los als Zelftest wordt uitgevoerd wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit, waarna MENU CONFIGURATIE wordt weergegeven.
4 Druk op tot Paneelmenu's wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
5 Druk op tot Inschakelen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
Selectie indienen ..., Menu's worden ingeschakeld en Paneelmenu's worden kort weergegeven.
6 Druk op tot Menu Configuratie afsluiten wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Zodra Menuwijzigingen worden geactiveerd wordt weergegeven, zijn de menu's ingeschakeld. Printer
wordt opnieuw ingesteld wordt kort weergegeven, gevolgd door een klok. Vervolgens wordt Gereed
weergegeven.
Snelle startmodus uitschakelen
Dankzij de Snelle startmodus kan de printer al beginnen met afdrukken voordat het apparaat is opgewarmd tot de normale
bedrijfstemperatuur. Als de printer een afdruktaak ontvangt, drukt deze de pagina's in het begin lang zaam af en vervolgens
sneller als de bedrijfstemperatuur toeneemt. Op deze manier wordt de totale tijd die nodig is om een taak af te drukken
vanuit de stand-bymodus verkort.
De Snelle startmodus is standaard ingeschakeld.
U kunt als volgt de Snelle startmodus uitschakelen:
1 Druk op het bedieningspaneel op .
2 Druk op tot Instellingen wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
3 Druk op tot Menu Instellingen wordt weergegeven en druk vervolgens op .
4 Druk op tot Snelle start verschijnt, en druk vervolgens op .
5 Druk op tot Uit wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Selectie indienen ... wordt weergegeven, gevolgd door Gereed.
Fabriekswaarden herstellen
De met een asterisk (*) gemarkeerde menu-instellingen geven de huidige instellingen aan. U kunt de originele
printerinstellingen herstellen, vaak aangeduid als fabriekswaarden.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Druk op het bedieningspaneel op .
3 Druk op totdat Instellingen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
4 Druk op totdat Menu Instellingen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
5 Druk op totdat Fabrieksinstellingen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
6 Druk op totdat Nu herstellen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
Fabrieksinstellingen worden hersteld wordt kort weergegeven en vervolgens Gereed.
75
De volgende fabriekswaarden worden hersteld:
• Alle bronnen die in het printergeheugen zijn geladen, worden verwijderd. Hieronder vallen ook lettertypen, macro's en
symbolensets.
• Alle instellingen worden teruggezet op de fabriekswaarden, behalve Taal op display in het menu Instellingen en
de aangepaste instellingen in de menu's Parallel, Serieel, Netwerk, Infrarood, LocalTalk, USB en Fax.
Spaarstand aanpassen
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Druk op het bedieningspaneel op .
3 Druk op totdat Instellingen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
4 Druk op totdat Menu Instellingen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
5 Druk op totdat Spaarstand wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
6 Voer met het numerieke toetsenbord het aantal minuten in dat de printer moet wachten voordat deze overschakelt
naar de spaarstand. Het instelbereik ligt tussen de 2 en 240 minuten.
Heeft de printer geen numeriek toetsenbord, gebruik dan de linker- en rechterpijl om de instelling te wijzigen.
7 Druk op .
Selectie indienen ... wordt weergegeven, gevolgd door Gereed.
Opmerking: de instelling voor de spaarstand kan ook worden aangepast door een PJL-opdracht (Printer Job Language)
te geven. Raadpleeg voor meer informatie de Technical Reference op de website van Lexmark:
www.lexmark.com/publications.
Vaste schijf van de printer coderen
Deze functie is alleen beschikbaar als er een vaste schijf in de printer is geïnstalleerd en deze correct werkt.
Waarschuwing: Alle bestanden en bronnen op de vaste schijf worden verwijderd. Bronnen die zijn opgeslagen in het
flashgeheugen van de printer of het RAM, worden niet verwijderd.
1 Zorg dat de printer is uitgeschakeld.
2 Houd op het bedieningspaneel en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3 Laat beide knoppen weer los als Zelftest wordt uitgevoerd wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit, waarna MENU CONFIGURATIE wordt weergegeven.
4 Druk op tot Schijfcodering wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
5 Druk op tot Inschakelen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
Alle inhoud gaat verloren. Doorgaan? wordt weergegeven.
6 Druk op tot Ja wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
Er wordt een voortgangsbalk weergegeven.
76
7 Druk op zodra het proces is voltooid.
8 Druk op tot Menu Configuratie afsluiten wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Printer wordt opnieuw ingesteld wordt kort weergegeven, gevolgd door een klok. Vervolgens wordt
Gereed weergegeven.
Codering vaste schijf van printer uitschakelen
Deze functie is alleen beschikbaar als er een vaste schijf in de printer is geïnstalleerd en deze correct werkt.
Waarschuwing: Alle bestanden en bronnen op de vaste schijf worden verwijderd. Bronnen die zijn opgeslagen in het
flashgeheugen van de printer of het RAM, worden niet verwijderd.
1 Zorg dat de printer is uitgeschakeld.
2 Houd op het bedieningspaneel en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3 Laat beide knoppen weer los als Zelftest wordt uitgevoerd wordt weergegeven. De printer voert de
opstartcyclus uit, waarna MENU CONFIGURATIE wordt weergegeven.
4 Druk op tot Schijfcodering wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
5 Druk op tot Uitschakelen wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
Alle inhoud gaat verloren. Doorgaan? wordt weergegeven.
6 Druk op tot Ja wordt weergegeven, en druk vervolgens op .
Een voortgangsbalk laat zien welk gedeelte is voltooid.
7 Druk op zodra het proces is voltooid.
8 Druk op tot Menu Configuratie afsluiten wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Printer wordt opnieuw ingesteld wordt kort weergegeven, gevolgd door een klok. Vervolgens wordt
Gereed weergegeven.
Menu's op het bedieningspaneel vergrendelen met de Embedded Web
Server
Met de vergrendelfunctie op het bedieningspaneel kunt u een PIN maken en de specifieke menu's selecteren die u wilt
vergrendelen. Telkens wanneer een vergrendeld menu wordt geselecteerd, wordt de gebruiker gevraagd de juiste PIN in
te voeren. De PIN is niet van invloed op het verkrijgen van toegang via de Embedded Web Server.
U kunt als volgt de menu's op het bedieningspaneel vergrendelen:
1 Open een webbrowser. Voer in de adresregel het IP-adres van de printer of van de afdrukserver in die u wilt
vergrendelen in het volgende formaat: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Beveiliging.
4 Klik op Menuvergr. instellen.
De printer helemaal vergrendelen
Met de vergrendelfunctie van de printer kunt u een PIN maken die moet worden ingevoerd om de printer te kunnen
gebruiken. Is de printer vergrendeld, dan wordt elke afdruktaak die de printer ontvangt, opgeslagen op de vaste schijf. Wil
de gebruiker de afdruktaak uitvoeren, dan dient deze op het bedieningspaneel de correcte PIN in te voeren.
77
Opmerkingen:
• Om de vergrendelfunctie van de printer te kunnen gebruiken moet deze zijn uitgerust met een goed werkende vaste
schijf.
• Bepaalde gegevens kunnen gewoon door de printer worden verwerkt, ondanks het feit dat deze is vergrendeld. Het
is mogelijk rapporten, zoals gebruikers- of gebeurtenislogs, op te halen van een vergrendelde printer.
U kunt als volgt de menu's op het bedieningspaneel vergrendelen:
1 Open een webbrowser. Voer in de adresregel het IP-adres van de printer of van de afdrukserver in die u wilt
vergrendelen in het volgende formaat: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Beveiliging.
4 Klik op Printer vergr. PIN.
Instellingen voor beveiligde afdruktaken wijzigen
U kunt instellingen voor beveiligde afdruktaken wijzigen met de Embedded Web Server. U kunt een waarde opgeven voor
het maximumaantal pogingen voor het invoeren van de PIN. Overschrijdt een gebruiker het maximumaantal pogingen
voor het invoeren van de juiste PIN, dan worden alle afdruktaken van die gebruiker verwijderd.
U kunt een vervaltijd instellen voor beveiligde afdruktaken. Heeft de gebruiker de afdruktaken niet binnen de opgegeven
periode uitgevoerd, dan worden alle taken van de betreffende gebruiker verwijderd.
Opmerking: deze functionaliteit is alleen beschikbaar op netwerkprinters.
Wijziging van de instellingen voor beveiligde afdruktaken gaat als volgt:
1 Open een webbrowser. Voer in de adresregel het IP-adres van de printer of van de afdrukserver in die u wilt
vergrendelen in het volgende formaat: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Beveiliging.
4 Klik op Instellingen beveiligd afdrukken.
Ondersteuning van IPSec
IPSec (Internet Protocol Security) zorgt voor verificatie en codering van de netwerklaag waardoor alle toepassings- en
netwerkverbindingen die via het IP-protocol lopen, zijn beveiligd. IPSec kan worden ingesteld tussen de printer en
maximaal vijf hosts, waarbij zowel IPv4 als IPv6 wordt gebruikt.
U configureert als volgt het IPSec via de Embedded Web Server:
1 Open een webbrowser. Geef in de adresregel het IP-adres van de printer of van de afdrukserver op die u wilt
vergrendelen en hanteer daarbij het volgende formaat: http://ip_address.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op IPSec.
78
IPSec ondersteunt twee soorten verificatie:
• Gedeelde sleutel voor verificatie: voor verificatie van elke willekeurige ASCII-woordgroep die wordt gebruikt door
alle deelnemende hostcomputers. Dit is de eenvoudigste manier om te configureren wanneer slechts een paar
hostscomputers op het netwerk IPSec gebruiken.
• Certificaatverificatie: voor verificatie van elke willekeurige hostcomputer of subnet van hosts voor IPSec. Voor elke
hostcomputer moet er een openbare sleutel en een persoonlijke sleutel zijn. Certificaat van peer valideren is standaard
ingeschakeld en hiervoor moet voor elke host een ondertekend certificaat van de certificeringsinstantie zijn
geïnstalleerd. De ID van elke host moet worden aangegeven in het veld Naam van alternatieve certificaat van het
ondertekende certificaat.
Opmerking: Nadat een printer voor IPSec is geconfigureerd bij een host, is IPSec vereist voor elke vorm van IPcommunicatie.
Ondersteuning SNMPv3
SNMPv3 (Simpel Network Management Protocol versie 3) maakt gecodeerde en geverifieerde netwerkverbindingen
mogelijk. Systeembeheerders kunnen het ook gebruiken om het gewenste beveiligingsniveau te selecteren. Voor gebruik
moet er minstens één gebruikersnaam en wachtwoord worden ingesteld via de pagina met instellingen.
SNMPv3 instellen via de Embedded Web Server gaat als volgt:
1 Open een webbrowser. Voer in de adresregel het IP-adres van de printer of van de afdrukserver in die u wilt
vergrendelen in het volgende formaat: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op SNMP.
SNMPv3-verificatie en -codering kent drie ondersteuningsniveaus:
• Geen verificatie en geen codering
• Verificatie zonder codering
• Verificatie en codering
802.1x-verificatie gebruiken
Met 802.1x-verificatie kan de printer toegang krijgen tot netwerken waarvoor verificatie is vereist. 802.1x-poortverificatie
kan worden gebruikt met de WPA-functie (WiFi Protected Access) van draadloze printers of afdrukservers voor
ondersteuning van WPA-Enterprise-beveiliging.
802.1x wordt alleen ondersteund als referenties voor de printer, zoals certificaten, zijn ingesteld. Door middel van
certificaten is de printer herkenbaar voor de verificatieserver. Dankzij de verificatieserver hebben draadloze printers of
afdrukservers met een geldige set referenties toegang tot een draadloos netwerk. U kunt de referenties beheren met
behulp van de Embedded Web Server.
U kunt als volgt certificaten gebruiken als onderdeel van de referenties:
1 Open een webbrowser. Geef in de adresregel het IP-adres op van de printer of van de afdrukserver die u wilt beveiligen
en hanteer daarbij de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op Certificaatbeheer.
79
Ga als volgt te werk om 802.1x in te schakelen en te configureren nadat u de vereiste referenties hebt geïnstalleerd:
1 Open een webbrowser. Geef in de adresregel het IP-adres op van de printer of van de afdrukserver die u wilt beveiligen
en hanteer daarbij de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op 802.1x-verificatie. Als er een draadloze interne afdrukserver in de printer is geïnstalleerd, klikt u op
Draadloos.
Beveiligingsmodus gebruiken
De beveiligingsmodus zorgt voor veilige communicatie via de TCP- en UDP-poort.
U kunt de TCP- en UDP-poort op drie manieren configureren:
• Uitgeschakeld: netwerkverbindingen worden nooit toegestaan.
• Beveiligd en Onbeveiligd: de poort blijft open, zelfs in de Beveiligingsmodus.
• Alleen onbeveiligd: de poort kan alleen worden geopend als de printer zich niet in de Beveiligingsmodus bevindt.
Opmerking: Er moet een wachtwoord worden ingesteld om de Beveiligingsmodus te activeren. Wanneer de modus
eenmaal actief is, worden alleen de poorten geopend die zijn ingesteld op Beveiligd en Onbeveiligd.
U configureert als volgt de beveiligingsmodus via de Embedded Web Server:
1 Open een webbrowser. Geef in de adresregel het IP-adres van de printer of van de afdrukserver op die u wilt
vergrendelen en hanteer daarbij de volgende indeling: http://ip_adres.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op Toegang via TCP/IP-poort.
80
Problemen oplossen
Niet-reagerende printer controleren
Als de printer niet reageert, controleer dan of:
• het netsnoer goed is aangesloten op de printer en op een geaard stopcontact;
• het stopcontact niet is uitgeschakeld met behulp van een schakelaar of stroomonderbreker;
• de printer niet is aangesloten op een spanningsbeveiliger, een UPS of een verlengsnoer;
• andere elektrische apparatuur die op het stopcontact wordt aangesloten, werkt;
• de printer is ingeschakeld;
• de printerkabel goed is aangesloten op de printer en op de hostcomputer, afdrukserver, optie of ander
netwerkapparaat.
Als u dit alles hebt gecontroleerd, schakelt u de printer uit en vervolgens weer in. In veel gevallen is het probleem dan
verholpen.
Problemen met afdrukken oplossen
Meertalige PDF's worden niet afgedrukt
OorzaakOplossing
Documenten bevatten lettertypen die niet beschikbaar
zijn.
1 Open het document dat u wilt afdrukken in Adobe
Acrobat.
2 Klik op het printerpictogram.
Het dialoogvenster Afdrukken verschijnt.
3 Selecteer Print as image (Afdrukken als afbeelding).
4 Klik op OK.
Display op het bedieningspaneel is leeg of er worden alleen ruitjes weergegeven
OorzaakOplossing
Zelftest van de printer is mislukt. Schakel de printer uit, wacht ongeveer 10 seconden en schakel de printer vervolgens
weer in.
Als Zelftest wordt uitgevoerd en Gereed niet worden weergegeven, zet u
de printer uit en neemt u contact op met de klantenondersteuning.
Er wordt een foutbericht over het lezen van het USB-station weergegeven
USB-apparaat wordt mogelijk niet ondersteund.
Raadpleeg de website van Lexmark op www.lexmark.com voor informatie over geteste en goedgekeurde apparaten met USB-flashgeheugen.
81
Taken worden niet afgedrukt
OorzaakOplossing
De printer is niet gereed om gegevens te
ontvangen.
De aangegeven uitvoerlade is vol.Verwijder de stapel papier uit de uitvoerlade en druk vervolgens op
De aangegeven lade is leeg.Plaats afdrukmateriaal in de lade.
De verkeerde printersoftware is geïnstalleerd.
Controleer of Gereed of Spaarstand op het display wordt weergegeven voordat u een afdruktaak naar de printer stuurt. Druk op
zodat de printer terugkeert in de werkstand Gereed.
.
• Controleer of u de juiste printersoftware gebruikt voor de
printer.
• Als u via een USB-poort werkt, dient u Windows 2000,
Windows XP of Windows Server 2003 te gebruiken als besturingssysteem en dient u printersoftware te gebruiken die
compatibel is met Windows ME, Windows 2000, Windows XP
of Windows Server 2003.
De interne afdrukserver is niet goed ingesteld of
verkeerd aangesloten.
Controleer of de afdrukserver op de juiste wijze is geïnstalleerd en
of de printer correct is geconfigureerd voor afdrukken via het
netwerk.
Klik op Gebruikershandleiding en documentatie weergeven op
de cd Software en documentatie voor meer informatie over het
installeren van een netwerkprinter.
De printersoftware is ook beschikbaar op de website van Lexmark:
www.lexmark.com.
U gebruikt een verkeerde USB- of Ethernet-kabel
of de kabel is niet goed aangesloten.
• Gebruik alleen een van de aanbevolen kabels.
• Controleer of de kabel goed is aangesloten.
Beveiligde en andere taken in de wachtrij worden niet afgedrukt
OorzaakOplossing
Er is een formatteringsfout opgetreden.
De printer heeft onvoldoende geheugen.Maak extra printergeheugen vrij door de lijst met wachttaken te
De printer heeft ongeldige gegevens ontvangen. Verwijder de taak.
• Druk de taak af. (Het is mogelijk dat de taak slechts gedeeltelijk
wordt afgedrukt.)
• Verwijder de taak.
doorlopen en enkele ervan te verwijderen.
82
Het duurt heel lang voordat de taak is afgedrukt
OorzaakOplossing
Afdruktaak is te complex.Maak de taak minder complex door het aantal verschillende lettertypen en letter-
grootten te reduceren, het aantal afbeeldingen te beperken en eenvoudigere afbeeldingen te gebruiken of door minder pagina's tegelijk te laten afdrukken.
Paginabeveiliging is ingeschakeld. Schakel Paginabeveiliging uit:
1 Druk op het bedieningspaneel op .
2 Druk op tot Instellingen wordt weergegeven. Druk vervolgens op
.
3 Druk op tot Menu Instellingen wordt weergegeven en druk
vervolgens op
.
4 Druk op tot Paginabeveiliging wordt weergegeven, en druk
vervolgens op
.
5 Druk op tot Uit wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Taak wordt afgedrukt vanuit de verkeerde lade of op het verkeerde papier
OorzaakOplossing
De menu-instellingen op het bedieningspaneel zijn niet
geschikt voor het afdrukmateriaal dat zich in de lade
bevindt.
Controleer of het papierformaat en de papiersoort die
worden aangegeven in de printersoftware overeenkomen
met het papierformaat en de papiersoort in de lade.
Er worden verkeerde tekens afgedrukt
OorzaakOplossing
De printer staat in de modus Hex Trace. Als Gereed Hex op het display wordt weergegeven, dient u de modus Hex
Trace te verlaten voordat u de taak kunt afdrukken. Schakel de printer uit en
weer in om de modus Hex Trace uit te schakelen.
Laden koppelen lukt niet
OorzaakOplossing
De functie voor het koppelen van invoerladen is niet
goed geconfigureerd.
• Controleer of zowel het formaat als de soort afdrukmate-
riaal in beide laden gelijk is.
• Stel de papiergeleiders in de laden af op het formaat van
het afdrukmateriaal.
• Controleer of het papierformaat en de papiersoort op de
juiste wijze zijn ingesteld in het menu Papier.
• Zie voor meer informatie “Invoerladen koppelen” op
pagina 36 of de Handleiding voor menu's en berichten op
de cd Software en documentatie.
83
Grote afdruktaken worden niet gesorteerd
OorzaakOplossing
Sorteren is niet ingeschakeld.Schakel via het menu Afwerking of via de printersoftware de optie voor sorteren
in.
Opmerking: Als u Sorteren uitschakelt in de software, wordt de instelling in het
menu Afwerking overschreven.
Zie voor meer informatie de Handleiding voor menu's en berichten op de cd
Software en documentatie.
Afdruktaak is te complex.Maak de taak minder complex door het aantal verschillende lettertypen en letter-
grootten te reduceren, het aantal afbeeldingen te beperken en eenvoudigere
afbeeldingen te gebruiken of door minder pagina's tegelijk te laten afdrukken.
Printer heeft onvoldoende geheugen. Voeg extra geheugen toe of installeer een optionele vaste schijf.
Er komen onverwachte pagina-einden voor
OorzaakOplossing
Er is een time-out opgetreden bij het afdrukken van de
taak.
Stel Afdruktime-out in op een hogere waarde:
1 Druk op het bedieningspaneel op .
2 Druk op tot Instellingen wordt weergegeven.
Druk vervolgens op
.
3 Druk op tot Menu Instellingen wordt weerge-
geven en druk vervolgens op
.
4 Druk op tot Time-outs wordt weergegeven en druk
vervolgens op
.
5 Druk op tot Afdruktime-out verschijnt en druk
vervolgens op
.
6 Druk op tot de gewenste waarde wordt weergegeven,
en druk vervolgens op
.
Problemen met opties oplossen
Optie functioneert niet goed of helemaal niet meer nadat deze is geïnstalleerd
Ga als volgt te werk als een optie niet goed of helemaal niet meer functioneert nadat deze is geïnstalleerd:
• Schakel de printer uit, wacht ongeveer 10 seconden en schakel de printer weer in. Als het probleem hierdoor niet is
opgelost, trekt u de stekker van de printer uit het stopcontact en controleert u vervolgens de verbinding tussen de
optie en de printer.
• Druk een pagina met menu-instellingen af om te controleren of de optie wordt vermeld in de lijst van geïnstalleerde
opties. Als de optie niet voorkomt in de lijst, installeert u deze opnieuw.
• Controleer of de optie is geselecteerd in het programma dat u gebruikt.
Mac OS 9-gebruikers: zorg dat de printer is ingesteld in de Kiezer.
Problemen oplossen voor specifieke opties volgt. Neem contact op met de klantenondersteuning als het probleem niet
wordt verholpen met de voorgestelde oplossing.
84
Laders
• Zorg dat de lader goed is geïnstalleerd in de printer.
• Controleer of het afdrukmateriaal op de juiste wijze is geplaatst.
Flashgeheugenkaart
Controleer of de flashgeheugenkaart goed is bevestigd op de systeemkaart van de printer.
Vaste schijf met adapter
Controleer of de vaste schijf goed is aangesloten op de systeemkaart van de printer.
Infraroodadapter
Controleer het volgende als de communicatie via de infraroodadapter stopt of helemaal niet werkt:
• De afstand tussen de twee infraroodpoorten mag maximaal 1 meter zijn. Als geen communicatie plaatsvindt tussen
de poorten, plaatst u de poorten dichter bij elkaar.
• Beide poorten moeten stabiel zijn.
De computer en de printer moeten op een vlakke ondergrond staan.
• De communicatiehoek tussen de twee infraroodpoorten moet binnen 15 graden liggen ten opzichte van een
denkbeeldige lijn tussen beide poorten.
• De communicatie mag niet worden gestoord door helder licht, zoals direct zonlicht.
• Er mogen geen objecten tussen beide infraroodpoorten staan.
Interne afdrukserver
• Controleer of de interne afdrukserver goed is aangesloten op de systeemkaart van de printer. Raadpleeg “Interne
afdrukserver of PIC-kaart installeren” op pagina 24 voor meer informatie.
• Controleer of de juiste kabel wordt gebruikt, of de kabel goed is aangesloten en of de netwerksoftware goed is
geïnstalleerd. Klik op Gebruikershandleiding en documentatie weergeven op de cd Software en documentatie voor
informatie over het installeren van software voor afdrukken via een netwerk.
Geheugenkaart
Controleer of de geheugenkaart goed is bevestigd op de systeemkaart van de printer.
USB-/parallelle interfacekaart
• Controleer of de kaart voor de USB-/parallelle interface goed is bevestigd op de systeemkaart van de printer.
• Controleer of de juiste kabel wordt gebruikt en of deze goed is aangesloten.
Problemen met de papierinvoer oplossen
Papier loopt regelmatig vast
OorzaakOplossing
Het geplaatste afdrukmateriaal voldoet niet aan de
printerspecificaties.
Er is te veel afdrukmateriaal geplaatst.Zorg ervoor dat u niet meer afdrukmateriaal plaatst dan de
De geleiders van de geselecteerde lade zijn niet in de
juiste positie gezet voor het geplaatste papierformaat.
Gebruik het aanbevolen papier en afdrukmateriaal. Raadpleeg
voor meer informatie de Card Stock & Label Guide (alleen
Engelstalig) op de website van Lexmark: www.lexmark.com.
maximale stapelhoogte die is aangegeven voor de papierlade
of universeellader.
Verschuif de geleiders naar de juiste positie.
85
OorzaakOplossing
Het afdrukmateriaal heeft zich in een vochtige omgeving
bevonden en heeft daardoor vocht opgenomen.
• Plaats afdrukmateriaal uit een nieuw pak.
• Bewaar afdrukmateriaal altijd in de originele verpakking en
pak het pas uit als u het gaat gebruiken.
Bericht Papier vast blijft staan nadat storing is verhol pen
OorzaakOplossing
Niet al het papier is verwijderd uit de papierbaan of er is niet
gedrukt op
.
Verwijder het afdrukmateriaal uit de gehele papierbaan en
druk vervolgens op
.
Nadat de papierstoring is verholpen, wordt de vastgelopen pagina niet opnieuw
afgedrukt
OorzaakOplossing
Herstel na storing in het menu Instellingen is uitgeschakeld.
Stel Herstel na storing in op Auto of Aan.
1 Druk op .
2 Druk op tot Instellingen wordt weergegeven.
Druk vervolgens op
.
3 Druk op tot Menu Instellingen wordt weerge-
geven en druk vervolgens op
.
4 Druk op tot Afdrukherstel verschijnt en druk
vervolgens op
.
5 Druk op tot Herstel na storing verschijnt en
druk vervolgens op
.
6 Druk op tot Aan of Auto wordt weergegeven. Druk
vervolgens op
.
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
Problemen met afdrukkwaliteit opsporen
U kunt problemen met de afdrukkwaliteit opsporen door de testpagina's voor afdrukkwaliteit af te drukken.
1 Zet de printer uit.
2 Houd op het bedieningspaneel en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3 Laat beide knoppen weer los als Zelftest wordt uitgevoerd wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit, waarna MENU CONFIGURATIE wordt weergegeven.
86
4 Druk op tot Testpag.'s afdrukkw. verschijnt en druk vervolgens op .
)
)
De pagina’s worden opgemaakt. Het bericht Testpagina's afdr.kw. worden afgedrukt wordt weergegeven
en vervolgens worden de pagina's afgedrukt. Het bericht blijft zichtbaar op het bedieningspaneel tot alle pagina’s zijn
afgedrukt.
5 Nadat de testpagina's zijn afgedrukt, drukt u op tot Menu Configuratie afsluiten wordt weergegeven.
Druk vervolgens op
Met de informatie in de volgende onderwerpen kunt u problemen met betrekking tot de afdrukkwaliteit oplossen. Neem
contact op met onze klantenondersteuning als het probleem door deze suggesties niet wordt opgelost. Mogelijk moet een
printeronderdeel worden afgesteld of vervangen.
.
Herhaalde storingen
VoorbeeldOorzaakOplossing
Als sporen steeds in dezelfde kleur en meerdere
keren op een pagina voorkomen, is er mogelijk
een tonercartridge of fotoconductor defect.
Vervang de tonercartridge bij storingen na iedere:
• 33,5 mm
• 35,7 mm
Vervang de fotoconductor bij storingen na iedere:
• 28,3 mm
• 72,4 mm
Als sporen herhaaldelijk in alle kleuren over de
gehele pagina voorkomen, is het verhittingsstation mogelijk defect.
Vervang het verhittingsstation bij storingen na
iedere 116,2 mm.
Foutieve kleurenregistratie
VoorbeeldOorzaakOplossing
ABCDEABCDE
ABCDE
ABCDE
Kleur is buiten het bestemde gebied
verschoven of wordt over andere kleurvlakken
heen gedrukt.
• Pas de kleuruitlijning aan. Raadpleeg “De kleur-
uitlijning aanpassen” op pagina 87 voor meer
informatie.
• Verwijder de fotoconductors en installeer deze
opnieuw. Zie voor meer informatie over
supplies installeren de Gebruikershandleiding
op de cd Software en documentatie.
Opmerking: Als het probleem zich nog steeds
voordoet, past u opnieuw de kleuruitlijning aan.
De kleuruitlijning aanpassen
1 Zorg dat de printer is uitgeschakeld.
2 Houd op het bedieningspaneel en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3 Laat beide knoppen weer los als Zelftest wordt uitgevoerd wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit, waarna MENU CONFIGURATIE wordt weergegeven.
4 Druk op tot Kleuruitlijning wordt weergegeven en druk vervolgens op .
5 Druk opnieuw op om de uitlijningspagina af te drukken.
6 Druk op tot Test A wordt weergegeven en druk vervolgens op .
87
7 Zoek op het afgedrukte vel de meest rechte regel van de 20 regels naast de letter A.
8 Druk op of totdat dat nummer wordt weergegeven en druk vervolgens op .
Selectie indienen... wordt weergegeven.
9 Herhaal de stappen 6 tot en met 8 om test A tot en met L uit te lijnen.
10 Druk op .
11 Druk op tot Menu Configuratie afsluiten wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
Printer wordt opnieuw ingesteld wordt kort weergegeven, gevolgd door een klok. Vervolgens wordt
Gereed weergegeven.
Donkere strepen
VoorbeeldOorzaakOplossing
De tonercartridge(s), de fotoconductor of de
overdrachtsband is defect.
ABCDE
ABCDE
ABCDE
• Als het probleem zich voordoet op de voorzijde
(afdrukzijde) van de pagina:
1 Vervang de tonercartridge(s) die de streep
veroorzaakt/veroorzaken.
2 Als het probleem zich nog steeds voordoet,
vervangt u de fotoconductoreenheid.
• Als het probleem zich op de achterzijde van de
pagina voordoet, vervang dan de overdrachtband.
Licht gekleurde streep, witte streep of streep met de verkeerde kleur
VoorbeeldOorzaakOplossing
Tonercartridge is defect.Vervang de kleurencartridge die de streep veroorzaakt.
Fotoconductors zijn defect.Vervang de fotoconductoreenheden.
ABCDE
ABCDE
Overdrachtsband is defect.Vervang de overdrachtsband.
Lenzen van de printkop zijn vuil. Reinig de lenzen van de printkop.
88
Horizontale strepen
VoorbeeldOorzaakOplossing
Een tonercartridge is defect, leeg of versleten. Vervang de tonercartridge.
Het verhittingsstation is defect of versleten.Vervang het verhittingsstation.
ABCDE
De fotoconductors zijn mogelijk defect.Vervang de fotoconductoreenheden.
ABCDE
ABCDE
Verticale strepen
VoorbeeldOorzaakOplossing
Toner wordt uitgesmeerd voordat deze aan het
afdrukmateriaal hecht.
ABCDE
ABCDE
Tonercartridge is defect.Vervang de tonercartridge die de strepen veroor-
Overdrachtsband is defect.Vervang de overdrachtsband.
ABCDE
Afdruk is te licht
OorzaakOplossing
Instelling tonerintensiteit is te laag, RGB-helderheid te
helder, of RGB-contrast onjuist.
Het gebruikte afdrukmateriaal voldoet niet aan de
printerspecificaties.
• Selecteer een andere instelling voor tonerintensiteit,
RGB-helderheid of RGB-contrast onder Eigenschappen
voordat u de afdruktaak naar de printer stuurt.
Opmerking: Deze oplossing kan alleen worden
toegepast door gebruikers van Windows.
• Pas de instellingen voor kleurkwaliteit aan in het menu
Kwaliteit.
• Plaats papier uit een nieuw pak.
• Gebruik geen afdrukmateriaal met een ruw of vezelig
oppervlak.
• Zorg ervoor dat het afdrukmateriaal dat u in de laden
plaatst, niet vochtig is.
• Controleer of de instellingen voor de papiersoort en het
papiergewicht overeenkomen met het gebruikte afdrukmateriaal.
Als het afdrukmateriaal stug is, kunt u proberen
het vanuit een andere lade in te voeren.
zaakt.
Kleur besparen is ingeschakeld.Schakel Kleur besparen uit.
Toner is bijna op.Vervang de tonercartridge.
Tonercartridge is defect of versleten.
89
Onregelmatigheden in de afdruk
))
VoorbeeldOorzaakOplossing
Het afdrukmateriaal heeft zich in een vochtige
omgeving bevonden en heeft daardoor vocht
opgenomen.
ABCDE
Het gebruikte afdrukmateriaal voldoet niet aan de
ABCDE
printerspecificaties.
ABCDE
Een tonercartridge is leeg of is mogelijk bijna leeg. Vervang de tonercartridge.
Verhittingsstation is versleten of defect.Vervang het verhittingsstation.
Afdruk is te donker
OorzaakOplossing
Instelling tonerintensiteit is te hoog, RGB-helderheid te
donker, of RGB-contrast te hoog.
Selecteer een andere instelling voor tonerintensiteit, RGBhelderheid of RGB-contrast onder Eigenschappen voordat u
de afdruktaak naar de printer stuurt.
Opmerking: Deze oplossing kan alleen worden toegepast
door gebruikers van Windows.
Vervang het afdrukmateriaal in de lade. Gebruik
afdrukmateriaal uit een nieuw pak.
Controleer of de instellingen voor de papiersoort
en het papiergewicht overeenkomen met het
gebruikte afdrukmateriaal.
Gebruik geen afdrukmateriaal met een ruw of
vezelig oppervlak.
Tonercartridge is defect.Vervang de tonercartridge.
Afdrukkwaliteit van transparant is laag
OorzaakOplossing
U gebruikt transparanten die niet geschikt zijn voor de
printer.
De instelling Papiersoort voor de lade die u gebruikt, is niet
ingesteld op Transparanten.
Gebruik uitsluitend transparanten die door de fabrikant van
de printer worden aanbevolen.
Zorg dat de instelling voor papiersoort is ingesteld op Transparanten.
Op de pagina verschijnen lichte tonervegen of schaduwen op de achtergrond
OorzaakOplossing
Tonercartridge is versleten of defect.Installeer de cartridge opnieuw of vervang deze.
Overdrachtsband is versleten of defect.Vervang de overdrachtsband.
Fotoconductor is versleten of defect.Vervang de fotoconductor.
Verhittingsstation is versleten of defect.Vervang het verhittingsstation.
Er is toner in de papierbaan terechtgekomen. Bel de klantendienst.
90
Grijze achtergrond
VoorbeeldOorzaakOplossing
Tonerintensiteit is te donker ingesteld. Selecteer een andere instelling voor tonerintensiteit in
Eigenschappen voordat u de afdruktaak naar de printer
stuurt.
ABCDE
ABCDE
ABCDE
Verschillen in afdrukdichtheid
VoorbeeldOorzaakOplossing
Tonercartridge is defect.Vervang de tonercartridge.
Fotoconductor is versleten of defect. Vervang de fotoconductor.
ABCDE
A
BCDE
A
BCDE
Tekens hebben gekartelde of ongelijkmatige randen
OorzaakOplossing
Geladen lettertype wordt niet ondersteund. Als u werkt met geladen lettertypen, controleer dan of de lettertypen worden
ondersteund door de printer, de hostcomputer en de softwaretoepassing.
Zwevende afbeeldingen
VoorbeeldOorzaakOplossing
De fotoconductors werken niet naar behoren.
Toner is bijna op.Vervang de tonercartridge.
• Controleer of de instelling voor papiersoort in
overeenstemming is met het afdrukmateriaal dat
u gebruikt.
• Vervang de fotoconductors.
91
Onvolledige afbeeldingen
OorzaakOplossing
De papiergeleiders van de geselecteerde lade staan
ingesteld op een ander formaat dan dat van het
geplaatste afdrukmateriaal.
Mogelijk is er een onjuist paginaformaat geselecteerd via
het stuurprogramma of de toepassing.
Schuif de geleiders in de juiste positie voor het desbetreffende
papierformaat.
• Bepaal het juiste paginaformaat via het stuurprogramma
of de toepassing.
• Wijzig de instelling voor papierformaat zodat deze
overeenkomt met het afdrukmateriaal in de lade.
Onjuiste marges
OorzaakOplossing
De papiergeleiders van de geselecteerde lade staan
ingesteld op een ander papierformaat dan dat van het
geplaatste papier.
Formaatdetectie is ingesteld op Uit, maar u hebt een
ander papierformaat in de lade geplaatst. U hebt bijvoorbeeld papier van het formaat A4 in de lade geplaatst,
maar Papierformaat niet op A4 ingesteld.
Schuif de geleiders in de juiste positie voor het desbetreffende
papierformaat.
• Wijzig de instelling voor papierformaat zodat deze
overeenkomt met het afdrukmateriaal in de lade.
• Geef het juiste paginaformaat op via Eigenschappen of het
programma.
Scheve afdruk
OorzaakOplossing
De geleiders in de geselecteerde lade staan niet in de
juiste positie voor het formaat afdrukmateriaal in de lade.
Het gebruikte afdrukmateriaal voldoet niet aan de printerspecificaties.
Schuif de geleiders in de juiste positie voor het desbetreffende papierformaat.
Zorg ervoor dat u afdrukmateriaal gebruikt dat voldoet aan
de printerspecificaties.
Lege pagina's
OorzaakOplossing
Toner is bijna op.
• Verwijder de tonercartridge uit de printer. Schud de cartridge een aantal malen
heen en weer en plaats deze weer terug.
• Installeer een nieuwe tonercartridge.
Tonercartridge is defect of leeg. Vervang de tonercartridge.
Volledig gekleurde pagina's
OorzaakOplossing
Fotoconductor is niet correct geïnstalleerd. Verwijder de fotoconductor en installeer deze vervolgens opnieuw.
Fotoconductor is defect.Vervang de fotoconductor.
Printer heeft onderhoud nodig.Bel de klantendienst.
92
Gekruld papier
OorzaakOplossing
Instellingen Papiersoort en Papiergewicht zijn niet
geschikt voor de geplaatste soort papier of speciaal
afdrukmateriaal.
Papier is opgeslagen geweest in een vochtige omgeving.
Wijzig de instellingen voor papiersoort en papiergewicht voor
het papier of het speciale afdrukmateriaal in de printer.
• Vervang het papier. Gebruik papier uit een nieuw pak.
• Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het
pas uit als u het gaat gebruiken.
Tonervlekjes
OorzaakOplossing
Tonercartridges zijn versleten of defect. Vervang de defecte of versleten tonercartridges.
Er zit toner in de papierbaan.Bel de klantendienst.
De toner laat los
OorzaakOplossing
U gebruikt speciaal afdrukmateriaal.Controleer of de juiste soort afdrukmateriaal is geselecteerd.
De waarde voor papiergewicht in het menu Papier is onjuist
voor het soort afdrukmateriaal dat wordt gebruikt.
Wijzig de instelling Papiergewicht van Normaal in Zwaar.
Indien nodig kunt u de instelling Papierstructuur wijzigen van
Normaal in Ruw.
Het verhittingsstation is versleten of defect.Vervang het verhittingsstation.
93
Problemen met de kleurkwaliteit oplossen
In dit gedeelte wordt antwoord gegeven op een aantal elementaire vragen over kleuren. Verder vindt u hier een beschrijving
van de functies in het menu Kwaliteit waarmee u een aantal problemen met kleur kunt verhelpen.
Menu Kwaliteit
Menu-itemBeschrijvingInstellingen
AfdrukmodusHiermee stelt u in of afbeeldingen in zwart/wit of in kleur worden
afgedrukt.
Opmerking: "Kleur" is de standaardinstelling.
KleurcorrectieHiermee wordt de kleuruitvoer op de gedrukte pagina aangepast.
Opmerkingen:
• Door de verschillen tussen additieve en subtractieve kleuren is het
niet mogelijk om bepaalde kleuren op het beeldscherm precies zo
af te drukken.
• "Auto" is de standaardinstelling. Hiermee past u op elk object op
de afgedrukte pagina een andere kleurconversietabel toe. Met
deze instelling wordt bepaald hoe de kleur voor elk object is gedefinieerd.
• Met de instelling "Uit" wordt de kleurcorrectie uitgeschakeld.
• Met de instelling "Handmatig" kunnen de kleurtabellen worden
aangepast op basis van de instellingen die in het menu Aangepaste kleur beschikbaar zijn.
AfdrukresolutieHiermee stelt u de resolutie in van de afgedrukte uitvoer.
Opmerkingen:
• "4800 CQ" is de standaardinstelling.
• "1200 dpi" biedt de uitvoer met de hoogst mogelijke resolutie. Deze
instelling zorgt voor meer glans.
Kleur
Alleen zwart
Auto
Uit
Handmatig
1200 dpi
4800 CQ
TonerintensiteitHiermee maakt u afdrukken lichter of donkerder.
Opmerkingen:
• 4 is de standaardinstelling.
• Als u een lager cijfer kiest, bespaart u toner.
• Als de afdrukmodus is ingesteld op "Alleen zwart", verhoogt u met
instelling 5 de dichtheid en de intensiteit van de toner voor alle
afdruktaken.
• Als de afdrukmodus is ingesteld op "Kleur", heeft instelling 5
dezelfde effecten als instelling 4.
1–5
94
Menu-itemBeschrijvingInstellingen
Fine Lines-verbet.Hiermee schakelt u een afdrukmodus in die speciaal bedoeld is voor
bestanden met nauwkeurige details, zoals bouwkundige tekeningen,
kaarten, stroomcircuitschema's en stroomdiagrammen.
Opmerkingen:
• Als u "Enhance Fine Lines" (Fine Lines-verbet.) wilt instellen in het
softwareprogramma en daarbij een document hebt geopend (van
toepassing voor Windows-gebruikers), klik dan op Bestand
Afdrukken en vervolgens op Eigenschappen, Voorkeuren,
Opties of Instellingen.
• Als u "Fine Lines-verbet." wilt instellen via de Embedded Web
Server, dient u het IP-adres van de netwerkprinter in een browservenster te typen.
Kleur besparenHiermee beperkt u de hoeveelheid toner voor het afdrukken van
afbeeldingen en beelden. De hoeveelheid toner die wordt gebruikt voor
tekst wordt niet gereduceerd.
Opmerkingen:
• "Uit" is de standaardinstelling.
• Als "Aan" is ingesteld, worden de instellingen voor tonerintensiteit
genegeerd.
• "Kleur besparen" wordt niet ondersteund in PPDS, en wordt
gedeeltelijk ondersteund door de PCL-emulatieprintersoftware.
RGB-helderheidHiermee wordt de helderheid in de kleuruitvoer aangepast.
Aan
Uit
Aan
Uit
-6 tot 6
Opmerkingen:
• 0 is de standaardinstelling.
• -6 is de maximale verlaging. 6 is de maximale verhoging.
• Dit heeft geen invloed op bestanden met CMYK-kleurspecificaties.
RGB-contrastHiermee wordt het contrast in de kleuruitvoer aangepast.
Opmerkingen:
• 0 is de standaardinstelling.
• Dit heeft geen invloed op bestanden met CMYK-kleurspecificaties.
RGB-verzadigingHiermee wordt de verzadiging in de kleuruitvoer aangepast.
Opmerkingen:
• 0 is de standaardinstelling.
• Dit heeft geen invloed op bestanden met CMYK-kleurspecificaties.
Kleurbalans
• Cyaan
• Magenta
Hiermee kan de kleur in de afdrukken worden aangepast als de
hoeveelheid toner voor elke kleur wordt verhoogd of verlaagd.
Opmerking: 0 is de standaardinstelling.
• Geel
• Zwart
• Reset std.instellingen
0 tot 5
0 tot 5
-5 tot 5
95
Menu-itemBeschrijvingInstellingen
KleurvoorbeeldenHiermee worden voorbeeldpagina's afgedrukt voor elk van de RGB-
en CMYK-kleurconversietabellen die in de printer worden gebruikt.
Opmerkingen:
• Als u een instelling selecteert, wordt het voorbeeld afgedrukt.
• De voorbeeldpagina's bevatten een reeks gekleurde blokjes met
de RGB- of CMYK-combinatie waaruit de kleur van elk afzonderlijk
blokje is samengesteld. Deze pagina's kunnen worden gebruikt
om te bepalen welke combinaties moeten worden gebruikt om de
gewenste gekleurde uitvoer te krijgen.
• De gemakkelijkste manier om toegang te krijgen tot een complete
lijst met deze pagina's is via de Embedded Web Server, een serie
in netwerkprinters opgeslagen interne pagina's. Typ het IP-adres
van de printer in een browservenster om deze pagina's weer te
geven.
Aangepaste kleur
• RGB-kleurbeeld
• RGB-tekst
• RGB-afbeeldingen
Hiermee kunnen RGB-kleurconversies worden aangepast.
Opmerkingen:
• "sRGB Display" is de standaardinstelling. Hiermee past u een
kleurconversietabel toe om de kleurenuitvoer op het computerscherm te benaderen.
• Met "Levendig" wordt een tabel voor kleurconversie toegepast die
helderder kleuren met een hogere verzadiging oplevert.
• Met "Display - True Black" wordt een tabel voor kleurconversie
toegepast die alleen zwarte toner gebruikt voor neutrale grijze
kleuren.
• Met "sRGB Vivid" wordt een tabel voor kleurconversie toegepast
die kleurverzadiging versterkt. Deze instelling is aan te raden voor
afbeeldingen en tekst.
• Met "Uit" wordt de kleurconversie uitgeschakeld.
sRGB Display
sRGB Vivid
Display - True Black
Vivid (Levendig)
Uit - RGB
US CMYK
Euro CMYK
Vivid CMYK
Uit - CMYK
Vivid (Levendig)
sRGB Display
Display - True Black
sRGB Vivid
Uit
Aangepaste kleur
• CMYK-kleurbeeld
• CMYK-tekst
• CMYK-afbeeldingen
Hiermee kunnen CMYK-kleurconversies worden aangepast.
Opmerkingen:
• "US CMYK" is de standaardinstelling. Hiermee past u een kleur-
conversietabel toe om de SWOP-kleuruitvoer te benaderen.
• Met "Euro CMYK" wordt een kleurconversietabel toegepast om de
EuroScale-kleuruitvoer te benaderen.
• Met "Vivid CMYK" wordt de kleurverzadiging voor de kleurconver-
sietabel van US CMYK versterkt.
• Met "Uit" wordt de kleurconversie uitgeschakeld.
Kleur aanpassenHiermee start u de herkalibratie van de kleurconversietabellen zodat
de printer kleurvariaties kan aanpassen.
Opmerkingen:
• De kalibratie start als dit menu wordt geselecteerd. Bezig met
kalibreren wordt op het display weergegeven tot het proces is
beëindigd.
• Kleurvariaties zijn soms het resultaat van veranderende omstan-
digheden zoals omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid. De
kleuraanpassingen zijn gebaseerd op algoritmen. Ook de kleuruitlijning wordt ook opnieuw gekalibreerd.
US CMYK
Euro CMYK
Vivid CMYK
Uit
Geen
96
Veelgestelde vragen over afdrukken in kleur
Wat is het RGB-kleurenschema?
Rood, groen en blauw licht kunnen in verschillende hoeveelheden worden gecombineerd tot een breed scala aan kleuren
die in de natuur worden aangetroffen. Rood en groen bijvoorbeeld kunnen samen geel opleveren. In televisie- en
computerbeeldschermen worden kleuren op deze manier samengesteld. Het RGB-kleurenschema beschrijft kleuren
door de hoeveelheid rood, groen of blauw aan te geven die nodig is om een bepaalde kleur te creëren.
Wat is het CMYK-kleurenschema?
Inkten of toners in de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart kunnen in verschillende hoeveelheden worden afgedrukt
om een breed scala van kleuren te verkrijgen die in de natuur terug te vinden zijn. Cyaan en geel bijvoorbeeld kunnen
in combinatie de kleur groen opleveren. Drukpersen, inkjetprinters en kleurenlaserprinters produceren op deze manier
kleuren. Het CMYK-kleurenschema beschrijft kleuren door de hoeveelheid cyaan, magenta, geel en zwart aan te geven
die nodig is om een bepaalde kleur te creëren.
Hoe wordt kleur gespecificeerd in een document dat moet worden afgedrukt?
Softwareprogramma's specificeren de kleur van een document doorgaans middels RGB- of CMYK-kleurencombinaties.
Vaak bieden ze de gebruiker de mogelijkheid de kleur van elk object in een document te wijzigen. Raadpleeg voor meer
informatie de Help bij uw software.
Hoe bepaalt de printer welke kleur moet worden afgedrukt?
Wanneer een gebruiker een document afdrukt, wordt informatie over het type en de kleur van ie der object naar de printer
verzonden. De kleureninformatie wordt verstrekt via kleurconversietabellen, waarin de gewenste kleuren worden
samengesteld uit de juiste hoeveelheden cyaan, magenta, gele en zwarte toner. Dankzij informatie over objecttypen
kunnen verschillende kleurconversietabellen voor verschillende soorten objecten worden gebruikt. Er kan bijvoorbeeld
een kleurconversietabel worden gebruikt voor tekst en een andere kleurconversietabel voor fotobeelden.
Kan ik het beste PostScript- of PCL-emulatieprintersoftware gebruiken? Met welke instellingen verkrijg ik de beste
kleurresultaten?
U verkrijgt de beste resultaten als u het PostScript-stuurprogramma gebruikt. De standaardinstellingen van het
PostScript-stuurprogramma zullen voor de meeste afdrukken de gewenste kleurkwaliteit opleveren.
Waarom komt de kleur op de afdruk niet overeen met de kleur op mijn beeldscherm?
De kleurconversietabellen in de modus Automatische kleurcorrectie zijn meestal een benadering van een
standaardcomputerbeeldscherm. Door technische verschillen tussen printers en beeldschermen zijn er veel kleuren die
kunnen worden beïnvloed door verschillen in beeldschermen en lichtomstandigheden. Raadpleeg de vraag “Hoe kan
een specifieke kleur worden verkregen (bijvoorbeeld voor een bedrijfslogo)?” voor aanbevelingen over hoe de pagina's
met kleurvoorbeelden u kunnen helpen problemen met niet-overeenkomende kleuren op te lossen.
De afdruk bevat een zweem. Kan de kleur enigszins worden aangepast?
Soms krijgt een gebruiker de indruk dat de afdruk een zweem bevat (alles wat is afgedrukt lijkt bijvoorbeeld te rood).
Dit kan te wijten zijn aan omgevingsomstandigheden, de gebruikte papiersoort, lichtomstandigheden of voorkeuren van
de gebruiker. In die gevallen kan de kleur met de instelling Kleurbalans meer op de voorkeuren worden afgestemd.
Kleurbalans stelt de gebruiker in staat de hoeveelheid toner die wordt gebruikt in kleurvlakken subtiel aan te passen.
Door positieve (of negatieve) waarden te kiezen voor cyaan, magenta, geel en zwart in het menu Kleurbalans wordt de
hoeveelheid toner die wordt gebruikt voor een kleur iets vermeerderd (of verminderd). Als een gebruiker bijvoorbeeld
de indruk heeft dat een afdruk te rood is, kan hij door de hoeveelheid magenta en geel te verminderen het gewenste
kleureffect verkrijgen.
Raadpleeg de Handleiding voor menu's en berichten op de cd Software en documentatie voor meer informatie over het
aanpassen van de instelling Kleurbalans.
Mijn kleurentransparanten lijken donker wanneer ze worden geprojecteerd. Is het mogelijk de kl euren beter weer
te geven?
Dit probleem doet zich doorgaans voor wanneer u transparanten projecteert met een spiegelende overheadprojector.
Voor de beste projectiekwaliteit van kleuren worden overheadprojectors voor transparanten aanbevolen. Als alleen een
spiegelende projector beschikbaar is, kunt u de kleur transparanter maken door Tonerintensiteit in te stellen op 1, 2 of
3. Zie voor meer informatie de Handleiding voor menu's en berichten op de cd Software en documentatie.
97
Gebruik kleurentransparanten van de aanbevolen soort. Raadpleeg de Gebruikershandleiding op de cd Software en
documentatie voor meer informatie over specificaties voor papier en afdrukmateriaal.
Wat is aangepaste kleurcorrectie?
De kleurconversietabellen die op ieder object worden toegepast volgens d e instelling Automatische kleurcorrectie, zullen
voor de meeste documenten de juiste kleuren opleveren. In sommige gevallen kan echter een aangepaste kleurentabel
gewenst zijn. Dit kan door gebruik te maken van de optie Aangepaste kleurcorrectie in het menu Aangepaste kleur.
Aangepaste kleurcorrectie past de RGB- en CMYK-kleurconversietabellen toe zoals die zijn gedefinieerd in het menu
Aangepaste kleur.
Gebruikers kunnen kiezen uit de verschillende kleurconversietabellen voor RGB- of CMYK-objecten:
Kleurconversietabel Instellingen
RGB
• sRGB Display
• Display - True Black
• sRGB Vivid
• Vivid (Levendig)
• Uit
CMYK
• US CMYK
• Euro CMYK
• Vivid CMYK
• Uit
Opmerking: De instelling voor aangepaste kleurcorrectie heeft geen zin als het softwareprogramma kleuren niet
specificeert met RGB-of CMYK-combinaties. De instelling heeft ook geen invloed als het programma of het
besturingssysteem de kleuren aanpast.
Hoe kan een specifieke kleur worden verkregen (bijvoorbeeld voor een bedrijfslogo)?
Het komt voor dat de kleur van een afgedrukt object zoveel mogelijk een specifieke kleur van een bestaand object moet
benaderen. Een gebruiker heeft bijvoorbeeld de kleur van een bedrijfslogo nodig. Hoewel het kan gebeuren dat de
printer niet helemaal de exacte kleur reproduceert, moet de printer in de meeste gevallen voor een zo accuraat mogelijke
kleurenreproductie zorgen.
Bij het menu-item Kleurvoorbeelden vindt u nuttige informatie voor de oplossing voor dit specifieke type kleurprobleem.
De negen kleurvoorbeelden komen overeen met de kleurconversietabellen in de printer. Als u een waarde bij
Kleurvoorbeelden selecteert, worden meerdere pagina's met honderden gekleurde blokjes afgedrukt. Afhankelijk van
de gekozen tabel bevindt zich bij elk blokje een CMYK- of RGB-combinatie. De waarneembare kleur van de vakken
wordt verkregen door de CMYK- of RGB-combinatie die wordt vermeld bij het blokje, door de geselecteerde
kleurconversietabel te leiden.
Op de afgedrukte voorbeeldpagina’s kunt u de kleur zoeken die het best overeenkomt met de gewenste kleur. Aan de
hand van de kleurencombinatie die bij het blokje wordt vermeld, kunt u de kleur van het object in een softwareprogramma
aanpassen. Raadpleeg de Help bij uw software voor instructies. Aangepaste kleurcorrectie kan nodig zijn om de
geselecteerde kleurconversietabel voor het specifieke object in te stellen.
Welke pagina's met kleurvoorbeelden de gebruiker gebruikt om een bepaald kleurovereenkomstprobleem op te lossen,
hangt af van de instelling bij Kleurcorrectie (Auto, Uit of Aangepast), het type object dat wordt afgedrukt (tekst,
afbeeldingen of beelden), en hoe de kleur van het object is gespecificeerd in het softwareprogramma (RGB- of CMYKcombinaties). Als de Kleurcorrectie van de printer is ingesteld op Uit, is de kleur gebaseerd op de informatie van de
afdruktaak. Er vindt geen kleurconversie plaats.
Opmerking: De pagina's met kleurvoorbeelden zijn niet nuttig als het softwareprog ramma kleuren niet specificeert met
RGB- of CMYK-combinaties. Bovendien zal in bepaalde gevallen het softwareprogramma of het besturingssysteem de
RGB- of de CMYK-combinaties die worden gespecificeerd in het programma, aanpassen door middel van kleurbeheer.
De afgedrukte kleur komt mogelijk niet exact overeen met het verwachte resultaat volgens de pagina's
Kleurvoorbeelden.
98
De volgende tabel geeft aan welke pagina's met kleurvoorbeelden gebruikt moeten worden voor kleurovereenkomst:
Kleurspecificatie en object dat moet
worden afgedrukt
RGB-tekstAutoSRGB Vivid
RGB-afbeeldingAutoSRGB Vivid
RGB-kleurbeeldAutosRGB Display
CMYK-tekstAutoUS CMYK of Euro CMYK
CMYK-afbeeldingAutoUS CMYK
CMYK-kleurbeeldAutoUS CMYK
Wat zijn gedetailleerde kleurvoorbeelden en hoe krijg ik toegang tot deze voorbeelden?
Dit onderwerp heeft alleen betrekking op netwerkprinters. Voor deze pagina's hebt u de Embedded Web Server nodig.
De Embedded Web Server is een serie in netwerkprinterfirmware opgeslagen interne pagina's. Voor toegang tot deze
pagina's gaat u naar het IP-adres van de netwerkprinter. Klik op het Menu Configuratie en klik vervolgens op de optie
voor gedetailleerde kleurvoorbeelden.
Instelling Kleurcorrectie Te gebruiken voorbeeldpagina's
Raadpleeg de Gebruikershandleiding op de cd Software en documentatie voor meer informatie over de Embedded Web
Server.
De pagina's met gedetailleerde kleurvoorbeelden komen overeen met de standaardpagina's van kleurvoorbeelden die
u via het menu Kwaliteit op het bedieningspaneel kunt bereiken. De beschikbare standaardkleurvoorbeelden hebben
een margewaarde van 10% voor rood, groen en blauw. Als de gebruiker een waarde op de pagina vindt die op de goede
kleur lijkt, maar toch meer omliggende kleuren wil bekijken, kan de gebruiker de gedetailleerde kleurvoorbeelden
gebruiken om de gewenste kleurwaarden en een specifiekere marge te selecteren. Hiermee kan de gebruiker meerdere
pagina's met gekleurde blokjes afdrukken die specifieke kleuren weergeven.
Er zijn negen conversietabellen beschikbaar met de volgende drie opties:
• Afdrukken - hiermee worden de standaardpagina's afgedrukt.
• Gedetailleerd - hiermee kunt u afzonderlijke rode, groene en blauwe waarden en een specifieke kleurmarge
invoeren.
• Herstellen - hiermee kunt u de huidige gegevens wissen en nieuwe waarden invoeren.
Het proces kan ook worden uitgevoerd voor kleurconversietabellen met Cyaan (C), Magenta (M), Geel (Y) en Zwart (K).
Deze waarden worden samen CMYK-kleuren genoemd. De standaardmarge is 10% voor Zwart en 20 procent voor
Cyaan, Magenta en Geel.
Contact opnemen met klantenondersteuning
Als u voor klantenondersteuning belt, moet u het volgende bij de hand hebben: een beschrijving van het probleem, het
bericht op het display en een beschrijving van wat u al hebt gedaan om een oplossing te vinden.
99
U hebt ook de modelnaam en het serienummer van de printer nodig. Deze gegevens vindt u aan de binnenkant van de
bovenste voorklep van de printer. U kunt het serienummer ook vinden op de pagina met menu-instellingen.
Bel in de Verenigde Staten of Canada (1-800-539-6275). Voor andere landen of regio's bezoekt u de website van Lexmark
op www.lexmark.com.
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.