Lexmark C524 User's Guide [nl]

C520, C522, en C524
Gebruikershandleiding
Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc. gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
© 2005 Lexmark International, Inc. Alle rechten voorbehouden. 740 West New Circle Road Lexington, Kentucky 40550
Juni 2005
www.lexmark.com
Uitgave: juni 2005
De volgende alinea is niet van toepassing op landen waar dergelijke voorwaarden strijdig zijn met de plaatselijke wetgeving:
LEXMARK INTERNATIONAL, INC. LEVERT DEZE PUBLICATIE IN DE STAAT WAARIN DEZE VERKEERT, ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE, NOCH IMPLICIET, NOCH EXPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In bepaalde rechtsgebieden is afwijzing van expliciete of impliciete garanties in bepaalde transacties niet toegestaan. Het is daarom mogelijk dat deze verklaring niet op u van toepassing is.
Deze publicatie kan technische onjuistheden of typografische fouten bevatten. De informatie in deze publicatie wordt regelmatig herzien. Wijzigingen zullen in latere uitgaven worden opgenomen. De producten of programma’s die worden beschreven, kunnen te allen tijde worden verbeterd of gewijzigd.
Opmerkingen kunnen worden gestuurd naar Lexmark International, Inc., Department F95/032-2, 740 West New Circle Road, Lexington, Kentucky 40550, Verenigde Staten. Als u in het Verenigd Koninkrijk of Ierland woont, kunt u eventuele opmerkingen sturen naar Lexmark International Ltd., Marketing and Services Department, Westhorpe House, Westhorpe, Marlow Bucks SL7 3RQ. Lexmark behoudt zich het recht voor de door u verstrekte informatie naar eigen goeddunken te gebruiken en te verspreiden, zonder hiermee enige verplichting op zich te nemen tegenover u. Extra exemplaren van aan dit product gerelateerde publicaties kunnen worden verkregen door vanuit de Verenigde Staten of Canada te bellen naar 1-800-553-9727. Vanuit het Verenigd Koninkrijk en Ierland belt u +44 (0)8704 440. Neem in andere landen contact op met de leverancier.
Wanneer in deze publicatie wordt verwezen naar producten, programma's of diensten, impliceert dit niet dat de producent het voornemen heeft deze beschikbaar te stellen in alle landen waarin de producent actief is. Geen enkele verwijzing naar een product, programma of dienst moet worden opgevat als een verklaring of suggestie dat alleen dat product, dat programma of die dienst mag worden gebruikt. Het staat u vrij functioneel gelijkwaardige producten, programma's of diensten te gebruiken, mits deze geen inbreuk maken op enig bestaand intellectueel eigendomsrecht. Het beoordelen en controleren van de werking in combinatie met andere producten, programma’s of diensten, met uitzondering van die producten, programma’s of diensten die uitdrukkelijk door de producent worden genoemd, behoort tot de verantwoordelijkheden van de gebruiker.
© 2005 Lexmark International, Inc. Alle rechten voorbehouden.
RECHTEN M.B.T. DE OVERHEID VAN DE VERENIGDE STATEN
Deze software en alle bijbehorende documentatie die onder deze overeenkomst worden geleverd, zijn commerciële computersoftware en documentatie die op eigen kosten zijn ontwikkeld.
Veiligheidsinformatie
Het netsnoer moet worden aangesloten op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat eenvoudig
bereikbaar is. VOORZICHTIG: Schakel tijdens onweer dit product niet in en sluit geen elektrische kabels of stroomkabels aan, zoals het netsnoer of een telefoonkabel.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
Dit product is samen met specifieke Lexmark-onderdelen ontwikkeld, getest en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmark is niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
Dit product maakt gebruik van een laser. VOORZICHTIG: Het toepassen van andere bedieningswijzen, aanpassingsmethoden of procedures dan in die dit document worden
vermeld, kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Dit product gebruikt een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Hierdoor kan het afdrukmateriaal bepaalde stoffen afgeven. Bestudeer het gedeelte in de bedieningsinstructies waarin de richtlijnen voor het selecteren van afdrukmaterialen worden besproken om schadelijke emissies te voorkomen.
Handelsmerken
Lexmark, Lexmark met het diamantlogo, MarkNet, MarkVision en Drag'N'Print zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc. gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company. PCL is een aanduiding van Hewlett-Packard Company voor een
PCL verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in haar producten. Deze printer is ontworpen om ondersteuning te bieden voor de PCL-taal. De printer herkent PCL-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met deze opdrachten corresponderen.
PostS cript een verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in softwareproducten van Adobe Systems. Deze printer is compatibel met de PostScript 3-taal. De printer herkent PostScript 3-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met deze opdrachten corresponderen. Raadpleeg de Technical Reference voor meer informatie over compatibiliteit.
Overige handelsmerken zijn het eigendom van hun respectievelijke houders.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. PostScript 3 is een aanduiding van Adobe Systems voor
2

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Overzicht ....................................................................................................... 8
Basismodellen ................................................................................................................................................. 8
Geconfigureerd model ..................................................................................................................................... 9
Illustraties in deze publicatie ............................................................................................................................ 9
Hoofdstuk 2: Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren ............................ 10
Windows ........................................................................................................................................................10
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE,
Windows Me of Windows NT gebruiken .......................................................................................... 10
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) gebruiken ........................................................................... 11
Serieel afdrukken .................................................................................................................................... 12
Macintosh ...................................................................................................................................................... 14
Een wachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie (Macintosh OS X) ...................................... 14
UNIX/Linux ..................................................................................................................................................... 15
Hoofdstuk 3: Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk ............ 16
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken .................................................................................................... 16
IP-adres toewijzen aan de printer ..................................................................................................................16
IP-instellingen controleren .............................................................................................................................17
Windows ........................................................................................................................................................17
Ondersteunde printerstuurprogramma's .................................................................................................17
Ondersteunde printerpoorten ................................................................................................................. 17
Rechtstreeks afdrukken onder Windows 98 SE/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000,
Windows XP of Windows Server 2003 ............................................................................................ 18
Gedeeld afdrukken met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003 ....... 19
Drag‘N’Print configureren ....................................................................................................................... 21
Macintosh ...................................................................................................................................................... 21
Mac OS X ...............................................................................................................................................21
Mac OS 9.x ............................................................................................................................................. 23
UNIX/Linux ..................................................................................................................................................... 24
NetWare .........................................................................................................................................................24
Hoofdstuk 4: Afdrukken ................................................................................................... 25
Tips voor succesvol afdrukken ...................................................................................................................... 25
Tips voor het bewaren van afdrukmateriaal ........................................................................................... 25
Voorkomen van papierstoringen .............................................................................................................25
Afdruktaak naar de printer sturen ..................................................................................................................25
Afdrukken vanuit een typische Windows-toepassing ..............................................................................25
Afdrukken vanuit een typische Macintosh-toepassing ............................................................................26
Beveiligde taken afdrukken of verwijderen ....................................................................................................26
Persoonlijk identificatienummer invoeren (PIN) ...................................................................................... 27
Afdruktaak annuleren ..................................................................................................................................... 28
Annuleren via het bedieningspaneel van de printer ...............................................................................28
3
Inhoudsopgave
Afdruktaken annuleren via een Windows-computer ............................................................................... 28
Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS 9.x ...................................................29
Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS X .....................................................29
Pagina met menu-instellingen afdrukken ...................................................................................................... 29
Directorylijst afdrukken ..................................................................................................................................29
Voorbeeldlettertypen afdrukken ..................................................................................................................... 30
Testpagina’s voor de afdrukkwaliteit afdrukken .............................................................................................30
Alleen zwarte tekst en afbeeldingen afdrukken ............................................................................................. 31
De printer configureren voor het afdrukken in alleen zwart .................................................................... 31
Kleursupplies verwijderen .......................................................................................................................32
De printer voor afdrukken in kleur configureren en de supplies vervangen ................................................... 35
Hoofdstuk 5: Specificaties voor afdrukmateriaal .......................................................... 37
Richtlijnen voor afdrukmateriaal .....................................................................................................................37
Papier ..................................................................................................................................................... 37
Transparanten ........................................................................................................................................40
Enveloppen .............................................................................................................................................41
Etiketten .................................................................................................................................................. 41
Karton ..................................................................................................................................................... 42
Afdrukmateriaal bewaren ............................................................................................................................... 42
Bronnen en specificaties voor afdrukmateriaal vaststellen ............................................................................ 43
Laden koppelen .............................................................................................................................................47
De functie Duplex (dubbelzijdig afdrukken) gebruiken ................................................................................... 47
Dubbelzijdig afdrukken op briefhoofdpapier ........................................................................................... 47
Bindzijde duplex gebruiken .....................................................................................................................48
Hoofdstuk 6: Afdrukmateriaal plaatsen .......................................................................... 49
De standaardlade vullen ................................................................................................................................49
De optionele lade voor 500 vel vullen ............................................................................................................ 52
De universeellader of de sleuf voor handinvoer herkennen ........................................................................... 52
Universeellader gebruiken en vullen ...................................................................................................... 52
Afdrukmateriaal in de universeellader plaatsen ...................................................................................... 53
Afdrukmateriaal in de sleuf voor handinvoer plaatsen ............................................................................ 59
De standaarduitvoerlade gebruiken ...............................................................................................................61
De standaarduitvoerlade plaatsen ..........................................................................................................61
De mediastop gebruiken ......................................................................................................................... 62
Papiersoort en papierformaat instellen ..........................................................................................................64
Hoofdstuk 7: Storingen verhelpen .................................................................................. 65
Tips voor het voorkomen van papierstoringen ...............................................................................................65
Papierbaan herkennen ..................................................................................................................................66
Toegang tot gebieden waar het afdrukmateriaal is vastgelopen ............................................................ 67
Storingen in de standaardlade verhelpen (lade 1) ......................................................................................... 69
Storingen in de optionele lade voor 500 vellen (lade 2) verhelpen ................................................................ 70
Storingen achter de binnenklep verhelpen .................................................................................................... 71
Storingen onder het verhittingsstation of onder de klep van het verhittingsstation verhelpen ....................... 73
Storingen verhelpen tussen het verhittingsstation en de standaardlade ....................................................... 75
Storingen in de standaardlade verhelpen ......................................................................................................75
Storingen in de duplexbaan verhelpen ..........................................................................................................76
Storingen bij de universeellader verhelpen .................................................................................................... 79
Storingen bij de sleuf voor handinvoer verhelpen .......................................................................................... 79
4
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 8: Printer onderhouden ................................................................................. 80
Status van supplies vaststellen ...................................................................................................................... 80
Zuinig omgaan met supplies .......................................................................................................................... 80
Supplies en printeronderdelen bestellen ....................................................................................................... 81
Tonercartridges bestellen ....................................................................................................................... 81
Fotoconductoreenheid bestellen ............................................................................................................ 83
Verhittingsstation bestellen .....................................................................................................................83
Overdrachtsrol bestellen ......................................................................................................................... 83
Toneroverloopbak bestellen ................................................................................................................... 83
De printer voor lange tijd bewaren ................................................................................................................. 83
Supplies bewaren ..........................................................................................................................................83
Afdrukmateriaal bewaren ........................................................................................................................83
De tonercartridges en fotoconductoreenheden bewaren ....................................................................... 83
Tonercartridges vervangen ............................................................................................................................ 84
Lexmark producten recyclen .......................................................................................................................... 84
Fotoconductoreenheden vervangen ..............................................................................................................85
Verhittingsstation vervangen .........................................................................................................................85
Toneroverloopbak vervangen ........................................................................................................................85
De overdrachtsrol vervangen ......................................................................................................................... 85
De lenzen van de printkop reinigen ...............................................................................................................86
Tonercartridges voor kleurenregistratie aanpassen .......................................................................................87
Het verhittingsstation verwijderen om dit lange tijd te bewaren .....................................................................88
Het verhittingsstation opnieuw plaatsen na een lange tijd bewaren ..............................................................90
Hoofdstuk 9: Problemen oplossen .................................................................................. 92
Eenvoudige printerproblemen oplossen ........................................................................................................92
Problemen met het display ............................................................................................................................ 93
Afdrukproblemen oplossen ............................................................................................................................93
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen .................................................................................................. 95
Problemen met opties oplossen .................................................................................................................. 100
Problemen met de invoer van afdrukmateriaal oplossen .............................................................................101
Problemen met afdrukken via netwerk oplossen .........................................................................................103
Overige problemen oplossen ....................................................................................................................... 103
Problemen met de kleurkwaliteit oplossen ...................................................................................................103
Veelgestelde vragen over kleurenafdrukken ........................................................................................ 104
Wat zijn Gedetailleerde kleurvoorbeelden en hoe krijg ik toegang tot deze voorbeelden? ..................106
On line technische ondersteuning ...............................................................................................................107
Contact opnemen met serviceafdeling ........................................................................................................ 107
Hoofdstuk 10: Beheerdersondersteuning .................................................................... 108
Menu's op bedieningspaneel uitschakelen ..................................................................................................108
Menu’s inschakelen .....................................................................................................................................108
Fabrieksinstellingen herstellen ....................................................................................................................109
Spaarstand aanpassen ................................................................................................................................109
Spaarstand uitschakelen .............................................................................................................................110
De schijf coderen .........................................................................................................................................110
Printermeldingen configureren .....................................................................................................................111
5
Inhoudsopgave
Het contrast op het bedieningspaneel aanpassen .......................................................................................112
Geheugenvereisten ..................................................................................................................................... 113
Afdruk- en wachttaken .................................................................................................................................113
Gebruikersnaam kiezen ........................................................................................................................ 113
Wachttaken afdrukken en verwijderen ................................................................................................. 113
Toegang tot taken in de wachtstand via het bedieningspaneel ............................................................ 114
Herhaalde afdruktaken ......................................................................................................................... 114
Gereserveerde afdruktaken ..................................................................................................................114
Gecontroleerde afdruktaken ................................................................................................................. 115
Beveiligde afdruktaken ......................................................................................................................... 115
Informatie over het bedieningspaneel ..........................................................................................................116
Indicatielampje ......................................................................................................................................116
Knoppen ............................................................................................................................................... 117
De vergrendelingsfunctie gebruiken ............................................................................................................118
Beveiliging instellen via de Embedded Web Server (EWS) .........................................................................118
Het wachtwoord voor het systeem instellen .........................................................................................118
De beveiligde Embedded Web Server gebruiken ................................................................................. 118
SNMPv3 (Simple Network Management Protocol versie 3) ondersteunen .......................................... 119
IPSec (Internet Protocol Security) ondersteunen ................................................................................. 119
Beveiligingsmodus gebruiken ...............................................................................................................119
802.1x-verificatie gebruiken ..................................................................................................................120
De menu's op het bedieningspaneel vergrendelen ..............................................................................121
Afdrukken vergrendelen .......................................................................................................................121
Instellingen beveiligd afdrukken ........................................................................................................... 121
Hoofdstuk 11: Opties installeren en verwijderen ......................................................... 122
Lader voor 500 vel installeren ......................................................................................................................122
Lader voor 500 vel verwijderen ....................................................................................................................123
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer ....................................................................................123
Metalen plaat van de systeemkaart vervangen ...........................................................................................126
Een optionele geheugenkaart installeren .................................................................................................... 127
Geheugenkaart verwijderen ......................................................................................................................... 129
Optionele flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren ......................................................................... 130
Optionele flashgeheugenkaart of firmwarekaart verwijderen ....................................................................... 131
Optionele vaste schijf installeren ................................................................................................................. 132
Optionele vaste schijf verwijderen ............................................................................................................... 133
Een optionele INA-kaart installeren .............................................................................................................134
Een optionele INA-kaart vewijderen ............................................................................................................135
Kabels aansluiten ........................................................................................................................................136
Kennisgevingen ............................................................................................................... 137
Kennisgeving over licentie ...........................................................................................................................138
Conventies ...................................................................................................................................................138
Kennisgeving over gevoeligheid voor statische electriciteit .................................................................. 139
Informatie over elektronische emissie .......................................................................................................... 139
Verklaring van FCC-conformiteit (Federal Communications Commission) .......................................... 139
Industry Canada Compliance Statement ..............................................................................................140
Avis de conformité aux normes de l’industrie du Canada ..................................................................... 140
Voorschriften van de Europese Gemeenschap (EG) ...........................................................................140
The United Kingdom Telecommunications Act 1984 ............................................................................ 140
6
Inhoudsopgave
Japanse VCCI-verklaring ......................................................................................................................140
Koreaanse MIC-verklaring .................................................................................................................... 140
Geluidsniveaus ..................................................................................................................................... 141
Energieverbruik ....................................................................................................................................141
Opmerking betreffende spanningsvoorschriften ...................................................................................141
Totale energieverbruik .......................................................................................................................... 142
Spaarstand ........................................................................................................................................... 142
ENERGY STAR ........................................................................................................................................... 142
WEEE-richtlijn (Waste from Electrical and Electronic Equipment) ...............................................................142
Laserinformatie ............................................................................................................................................ 143
Beperkte garantie voor Lexmark C520, C522, en C524 ..............................................................................143
Index .................................................................................................................................. 146
7
1

Overzicht

Basismodellen

In de volgende illustratie worden de Lexmark™- C520, C522 en C524 uit de Lexmark-printerfamilie en hun eigenschappen aangegeven.
De C520 en C522 hebben een sleuf voor handinvoer aan de voorkant van de standaardlade. De C524 heeft een universeellader aan de voorkant van de standaardlade die zichtbaar is wanneer hij met een hendel omlaag wordt gebracht. De standaardlade voor alle modellen is beschikbaar wanneer deze met de hendel wordt uitgetrokken.
De C522 en C524 hebben een optionele lader voor 500 vel die apart verkrijgbaar is.
C520 en C522 C524
Standaarduitvoerlade
Bedieningspaneel
Sleuf voor handinvoer
Vergrendeling
Handgreep voor standaardlade
Standaardlade (lade voor 250 vel)
Overzicht
8
Universeellader
Overzicht

Geconfigureerd model

In de volgende illustratie wordt de optie weergegeven die beschikbaar is voor de Lexmark C522 en C524.
Optionele lader voor 500 vel

Illustraties in deze publicatie

Illustraties in deze publicatie zijn voornamelijk voor C524 met de universeellader. Illustraties voor C522 met de sleuf voor handinvoer worden alleen weergegeven voor instructies bij het laden en het verhelpen van storingen.
Geconfigureerd model
9
2

Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren

Een lokale printer is een printer die op de computer is aangesloten via een USB-kabel of parallelle kabel. De lokale printer wordt alleen door de computer gebruikt waarop de printer is aangesloten. Bij het aansluiten van een lokale printer op de computer, dient u het printerstuurprogramma te installeren voordat u de printer kunt instellen.
Het printerstuurprogramma is een stukje software dat zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer.
De installatieprocedure voor stuurprogramma's is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem. In de volgende tabel vindt u aanwijzingen voor de installatie van het stuurprogramma op uw specifieke besturingssysteem. Zie de documentatie die bij de computer en de software is geleverd voor meer ondersteuning.
Besturingssysteem Ga naar pagina
Windows 10
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE, Windows Me, Windows NT 4.x
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) 11
Serieel afdrukken 12
Macintosh 14
UNIX/Linux 15
10

Windows

Bepaalde Windows-besturingssystemen beschikken mogelijk al over een stuurprogramma dat compatibel is met de printer.
Opmerking: Bij de installatie van een aangepast stuurprogramma wordt het systeemstuurprogramma niet
vervangen. In plaats daarvan wordt een apart printerobject gemaakt dat wordt weergegeven in de map Printers.
Installeer het speciale printerstuurprogramma vanaf de cd met stuurprogramma's die is meegeleverd met de printer. Hierdoor krijgt u toegang tot de uitgebreide printeropties en -functies.
Stuurprogramma's zijn ook als onderdeel van te downloaden softwarepakketten beschikbaar op de website van Lexmark, op www.lexmark.com.
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE, Windows Me of Windows NT gebruiken
Opmerking: Installeer de printersoftware voordat u de USB-kabel aansluit.
1 Plaats de cd met stuurprogramma's.
Als de cd niet wordt gestart, klikt u op Start cd-romstation is) in het dialoogvenster Uitvoeren.
Opmerking: USB-ondersteuning is niet beschikbaar voor Windows NT-besturingssystemen.
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Æ Uitvoeren en typt u D:\Setup.exe (waarbij D de letter van het
10
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
3 Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst.
4 Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u hulpprogramma's wilt installeren, instellingen wilt wijzigen of stuurprogramma's wilt aanpassen, selecteert u
Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
5 Selecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de instructies op het scherm. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
6 Sluit de installatietoepassing van de cd met stuurprogramma's af.
7 Sluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het plug-en-play-scherm wordt weergegeven en er wordt een printerobject gemaakt in de printermap van de computer.
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) gebruiken
1 Schakel de computer in.
2 Plaats de cd met stuurprogramma's. Als de cd automatisch wordt gestart, klikt u op Afsluiten om terug te keren
naar de wizard Printer toevoegen.
3 Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers en dubbelklik op Printer toevoegen.
Opmerking: Ondersteuning voor USB is niet beschikbaar voor de besturingssystemen Windows 95 en Windows
98 (eerste editie).
4 Selecteer Lokale printer wanneer u wordt gevraagd welk type printer u wilt toevoegen.
5 Klik op Bladeren.
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
6 Zoek het speciale stuurprogramma op de cd.
Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
D:\Drivers\Print\Win_9xMe\<taal>
Hierbij is D de letter van het cd-romstation.
7 Klik op OK.
Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
8 Sluit de cd met stuurprogramma's.
Windows
11
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren

Serieel afdrukken

Bij serieel afdrukken worden gegevens met één bit tegelijk overgedragen. Hoewel serieel afdrukken over het algemeen trager is dan parallel afdrukken, verdient het de voorkeur wanneer er een grote afstand is tussen de printer en de computer of wanneer er geen parallelle interface beschikbaar is.
Opmerking: Een seriële interfacekaart is vereist. Deze is afzonderlijk verkrijgbaar.
Voordat u afdrukt, moet u de communicatie tussen de printer en de computer tot stand brengen. Dit doet u als volgt:
1 Stel seriële parameters in op de printer.
2 Installeer een printerstuurprogramma op de aangesloten computer.
3 Stel de seriële instellingen van de COM-poort in.
Parameters instellen op de printer
1 Druk op op het bedieningspaneel.
2 Druk op totdat Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
Opmerking: Raadpleeg de cd met documentatie die bij de printer is geleverd voor meer informatie over menu's en
berichten.
3 Druk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt en druk vervolgens op .
De printer keert terug in de werkstand Gereed.
4 Druk op .
5 Druk op totdat Netwerk/poorten verschijnt en druk vervolgens op .
6 Druk op totdat Serieel of Serieel [x] verschijnt en druk vervolgens op . ([x] is het nummer
van de seriële poort.)
7 Druk op totdat <Parameter> verschijnt en druk vervolgens op (waarbij <Parameter> de benodigde
parameter is als u een wijziging wilt doorvoeren).
8 Druk op totdat <Instelling> verschijnt en druk vervolgens op (waarbij <Instelling> de benodigde
instelling is als u een wijziging wilt doorvoeren).
Houd rekening met de volgende beperkingen:
De maximale ondersteunde baudsnelheid is 115.200.
Databits moet op 7 of 8 worden ingesteld.
Pariteit moet worden ingesteld op Even, Oneven of Geen.
Stopbits moet op 2 worden ingesteld.
De aanbevolen instelling voor het protocol is Xon/Xoff.
9 Druk op om de instelling te selecteren. De printer keert terug naar Serieel of Serieel [x].
10 Druk een pagina met menu-instellingen af en controleer of de seriële parameters correct zijn ingesteld.
Opmerking: Bewaar deze pagina, zodat u deze later kunt gebruiken.
a Druk op op het bedieningspaneel.
b Druk op totdat Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
c Druk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt en druk vervolgens op .
d De seriële parameters zijn te vinden onder Standaard serieel (of Serieel optie X als een kaart voor een
seriële interface is geïnstalleerd).
Windows
12
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Een printerstuurprogramma installeren
Op de computer die is aangesloten op de printer, moet een printerstuurprogramma worden geïnstalleerd.
Opmerking: Gebruikers van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) dienen de installatie-instructies in Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) gebruiken uit te voeren.
1 Plaats de cd met stuurprogramma's. De cd wordt automatisch gestart. Als de cd niet automatisch wordt gestart,
klikt u op Start
D:\Setup.exe
Hierbij is D de letter van het cd-romstation.
2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
3 Klik op Accept (Accepteren) nadat u de licentieovereenkomst voor de software hebt gelezen.
4 Selecteer Custom (Aangepast) en klik op Next (Volgende).
5 Selecteer Components (Componenten) en klik op Next (Volgende).
6 Selecteer Local (Lokaal) en klik op Next (Volgende).
7 Selecteer de printer uit de lijst en klik op Add Printer (Printer toevoegen).
8 Vouw het printeritem onder Selected Components (Geselecteerde onderdelen) uit.
9 Klik op PORT: <LPT1> en selecteer vervolgens de benodigde communicatiepoort (COM1 of COM2).
10 Klik op Finish (Voltooien) om de installatie van de printersoftware af te ronden.
Æ Uitvoeren en typt u het volgende in het dialoogvenster Uitvoeren:
Parameters instellen voor de communicatiepoort (COM)
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moeten de seriële parameters worden ingesteld voor de communicatiepoort die is toegewezen aan het printerstuurprogramma.
De seriële parameters van de communicatiepoort moeten exact overeenkomen met de seriële parameters die op de printer zijn ingesteld.
1 Klik op Start Æ Instellingen Æ Configuratiescherm en dubbelklik op Systeem.
2 Klik in het tabblad Apparaatbeheer op + om de lijst van beschikbare poorten uit te vouwen.
3 Selecteer de communicatiepoort die wordt toegewezen aan de printer (COM1 of COM2).
4 Klik op Eigenschappen.
5 Stel op het tabblad Poortinstellingen de seriële parameters in op de waarden die u ook hebt ingesteld
op de printer.
De seriële parameters zijn te vinden onder het kopje Standaard serieel (of Serieel optie X) op de pagina Menu-instellingen die u eerder hebt afgedrukt.
6 Klik op OK en sluit alle vensters.
7 Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
a Klik op Start
b Selecteer de printer die zojuist is toegevoegd.
c Klik op Bestand
d Klik op Testpagina afdrukken. Wanneer de testpagina goed wordt afgedrukt, is de printerconfiguratie
voltooid.
Æ Instellingen Æ Printers en faxapparaten.
Æ Eigenschappen.
Windows
13
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren

Macintosh

Voor afdrukken via USB is Mac OS 9.x of een latere versie vereist. Als u lokaal wilt afdrukken op een printer die is aangesloten op een USB-poort, dient u een printersymbool op het bureaublad te maken (Mac OS 9) of een wachtrij te maken in Afdrukbeheer / Printerconfiguratie (Mac OS X).
Een wachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie (Macintosh OS X)
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's.
b Dubbelklik op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
c Klik in het welkomstscherm op Continue (Ga door) en klik nogmaals op Ga door nadat u het Leesmij-bestand
hebt gelezen.
d Lees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om akkoord te
gaan met de voorwaarden van de licentieovereenkomst.
e Kies een bestemming en klik op Continue (Ga door).
f Klik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer).
g Voer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd.
h Klik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
2 Open Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's.
3 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
4 Voer de volgende stappen uit:
Als de USB-printer wordt weergegeven in de printerlijst, kunt u Afdrukbeheer of Printerconfiguratie afsluiten.
Er is nu een wachtrij voor de printer gemaakt.
Als de USB-printer niet wordt weergegeven in de lijst met printers, controleert u of de USB-kabel goed is aangesloten en de printer is ingeschakeld. Wanneer de printer in de lijst wordt weergegeven, sluit u Afdrukbeheer of Printerconfiguratie af.
`
Een printersymbool op het bureaublad maken (Mac OS 9.x)
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's.
b Dubbelklik op Classic en vervolgens op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
c Kies de benodigde taal en klik vervolgens op Continue (Ga door).
d Lees het Leesmij-bestand door en klik op Continue (Ga door).
e Lees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om hiermee
akkoord te gaan.
Macintosh
14
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
f Klik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer). Alle benodigde bestanden worden op de
computer geïnstalleerd.
g Klik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
2 Voer de volgende stappen uit:
Voor Mac OS 9.0: Open Apple LaserWriter.
Voor Mac OS 9.19.x: Open Programma's en klik vervolgens op Hulpprogramma's.
3 Dubbelklik op Desktop Printer Utility.
4 Selecteer Printer (USB) en klik vervolgens op OK.
5 Klik bij Selectie USB-printer op Wijzig.
Als de printer niet in de lijst Selectie USB-printer wordt weergegeven, controleert u of de USB-kabel goed is aangesloten en of de printer is ingeschakeld.
6 Selecteer de naam van de printer en klik op OK. De printer wordt weergegeven in het originele printervenster
(USB).
7 Klik in het gedeelte PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op Autoconfig. Controleer of het PPD-bestand
overeenkomt met de printer.
8 Klik op Maak aan en vervolgens op Bewaar.
9 Geef een printernaam op en klik op Bewaar. De printer is nu opgeslagen als bureaubladprinter.

UNIX/Linux

Veel UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat, ondersteunen lokaal afdrukken.
De softwarepakketten voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cd met stuurprogramma's en op de website van Lexmark op www.lexmark.com. De Gebruikershandleiding voor UNIX/Linux in elk pakket bevat gedetailleerde instructies voor de installatie en het gebruik van printers van Lexmark in UNIX- en Linux-omgevingen.
Alle pakketten met printerstuurprogramma's ondersteunen lokaal afdrukken via een parallelle aansluiting. Het pakket voor Sun Solaris ondersteunt bovendien USB-aansluitingen met Sun Ray-apparaten en Sun-werkstations.
Op de website van Lexmark (www.lexmark.com) vindt u een compleet overzicht van ondersteunde UNIX- en Linux- platforms.
UNIX/Linux
15
3

Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk

Pagina met netwerkinstellingen afdrukken

Als de printer is aangesloten op een netwerk, kunt u de netwerkaansluiting controleren door een pagina met netwerkinstellingen af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij het configureren van het afdrukken in een netwerk.
1 Controleer of de printer is ingeschakeld.
2 Druk op op het bedieningspaneel.
3 Druk op totdat Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
4 Druk op totdat Pag. Netwerkinstell. verschijnt en druk vervolgens op .
Opmerking: Als een optionele interne MarkNet™ printerserver (N8000-serie) is geïnstalleerd, verschijnt
Ntwrk 1 afdrukken op het display.
5 Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te zien of bij Status wordt aangegeven
dat de printer is aangesloten.
Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Vraag de systeembeheerder om dit probleem op te lossen en druk daarna de pagina met netwerkinstellingen opnieuw af om te zien of de status is gewijzigd.

IP-adres toewijzen aan de printer

Als het netwerk gebruikmaakt van DHCP, wordt automatisch een IP-adres toegewezen nadat de netwerkkabel op de printer is aangesloten.
1 Zoek in dat geval het adres in het gedeelte "TCP/IP" van de pagina met netwerkinstellingen die u hebt afgedrukt in
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken.
2 Ga naar IP-instellingen controleren en begin met stap 2.
Als in het netwerk geen gebruik wordt gemaakt van DHCP, wijst u handmatig een IP-adres toe aan de printer. Met het bedieningspaneel kunt u dit op eenvoudige wijze doen:
1 Druk op op het bedieningspaneel.
2 Druk op totdat Netwerk/poorten verschijnt en druk vervolgens op .
3 Druk op totdat TCP/IP verschijnt en druk vervolgens op .
Standaardnetwerk verschijnt als de printer een netwerkpoort op de systeemkaart bevat. Als een optionele interne MarkNet printerserver (N8000-serie) is geïnstalleerd in de sleuf voor optionele kaarten, verschijnt Netwerkoptie 1.
4 Druk op totdat Adres verschijnt en druk vervolgens op .
5 Voer het IP-adres in met behulp van de pijltjestoetsen. Druk daarna op .
Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
6 Druk op totdat Netmasker verschijnt en druk vervolgens op .
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
16
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
7 Voer het IP-adres in met behulp van de pijltjestoetsen. Druk daarna op .
Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
8 Druk op totdat Gateway verschijnt en druk vervolgens op .
9 Voer de IP-gateway in met behulp van de pijltjestoetsen. Druk daarna op .
Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
10 Druk op totdat de printer terugkeert in de werkstand Gereed.

IP-instellingen controleren

1 Druk opnieuw een pagina met netwerkinstellingen af. Zoek het kopje “TCP/IP” en controleer of bij IP-adres,
Netmasker en Gateway de correcte waarden worden weergegeven. Zie Pagina met netwerkinstellingen afdrukken op pagina 16 voor ondersteuning.
2 Stuur een ping-opdracht naar de printer en controleer of deze reageert. Typ in het opdrachtvenster op een
netwerkcomputer “ping” gevolgd door het nieuwe IP-adres van de printer (bijvoorbeeld 192.168.0.11):
Opmerking: Klik op een Windows-computer op Start
(of Bureau-accessoires Æ Opdrachtprompt als u Windows 2000 gebruikt).
Als de printer actief is in het netwerk, ontvangt u een antwoord.
Nadat u de TCP/IP-instellingen hebt toegewezen en gecontroleerd, installeert u de printer op iedere netwerkcomputer.
Æ Programma's Æ Opdrachtprompt

Windows

In een Windows-omgeving kunt u netwerkprinters configureren voor rechtstreeks afdrukken of voor gedeeld gebruik. Voor beide manieren van afdrukken via een netwerk is het vereist dat u een printerstuurprogramma installeert en een printerpoort maakt in het netwerk.

Ondersteunde printerstuurprogramma's

Systeemstuurprogramma van Windows
Speciaal printerstuurprogramma van Lexmark
Systeemstuurprogramma's zijn ingebouwd in de Windows-besturingssystemen. De speciale stuurprogramma's staan op de cd met stuurprogramma's.
De nieuwste versies van de systeemstuurprogramma's en de speciale stuurprogramma's zijn te vinden op de website van Lexmark op www.lexmark.com.

Ondersteunde printerpoorten

Microsoft standaard TCP/IP-poort—Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003
LPR—Windows NT 4.0
Lexmark verbeterde TCP/IP-netwerkpoort—Windows 98/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP en
Windows Server 2003
Voor de elementaire printerfuncties kunt u een systeemstuurprogramma installeren en een systeempoort gebruiken, zoals een LPR-poort of een standaard TCP/IP-poort. Met het systeemstuurprogramma hebt u de beschikking over een consistente gebruikersinterface die kan worden gebruikt voor alle printers in het netwerk. Wanneer u een speciaal printerstuurprogramma gebruikt in combinatie met een speciale netwerkpoort, beschikt u over extra functionaliteit, zoals statusmeldingen van de printer.
IP-instellingen controleren
17
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Configureer de netwerkprinter aan de hand van de stappen die van toepassing zijn op de printerconfiguratie en het besturingsprogramma dat u gebruikt:
Ga naar
Printerconfiguratie Besturingssysteem
Rechtstreeks
• De printer is rechtstreeks op het netwerk aangesloten via een netwerkkabel (bijv. Ethernet).
• De printerstuurprogramma's worden op elke netwerkcomputer geïnstalleerd.
Gedeeld
• De printer wordt via een lokale kabel (bijvoorbeeld Ethernet) aangesloten op een van de computers in het netwerk.
• De printerstuurprogramma's worden geïnstalleerd op de computer die is aangesloten op de printer.
• Tijdens de installatie van de stuurprogramma's wordt de computer ingesteld op “delen”, zodat andere computers in het netwerk hun afdruktaken via deze computer kunnen leiden.
Windows 98 SE, Windows NT 4.0, Windows Me, Windows 2000 en Windows XP of Windows Server 2003
Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003
pagina
18
19
Rechtstreeks afdrukken onder Windows 98 SE/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003
U installeert als volgt een aangepast printerstuurprogramma en een speciale netwerkpoort:
Printer
Clients
1 Start de cd met stuurprogramma's.
2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
3 Klik op Agree (Accepteren) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst.
4 Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik op Next (Volgende).
5 Selecteer Network Attach (Aansluiten op netwerk) en klik op Next (Volgende).
6 Selecteer het printermodel in de lijst en klik op Next (Volgende).
7 Selecteer de printerpoort in de lijst en klik op Finish (Voltooien) om de installatie te voltooien.
Als de printerpoort niet in de lijst staat:
a Klik op Add Port (Poort toevoegen).
b Selecteer Lexmark Enhanced TCP/IP Port (Lexmark verbeterde TCP/IP-netwerkpoort), en voer de
informatie in die nodig is voor het maken van de poort.
c Geef een poortnaam op.
Dit kan elke willekeurige naam zijn waarmee u de printer associeert, bijvoorbeeld Kleur1-lab4. Nadat de poort is gemaakt, verschijnt deze naam in de lijst van beschikbare poorten.
Windows
18
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
d Geef het IP-adres op in het tekstvak.
Opmerking: Als u het IP-adres niet weet, drukt u een pagina met netwerkinstellingen af en kijkt u in het gedeelte
TCP/IP. Raadpleeg Pagina met netwerkinstellingen afdrukken en IP-instellingen controleren voor meer informatie.
8 Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Gedeeld afdrukken met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003
Opmerking: Installeer de printersoftware alvorens de USB-kabel aan te sluiten.
Sluit de printer aan op een computer met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003 (die fungeert als server) en voer deze stappen uit om uw netwerkprinter te configureren voor gedeeld afdrukken:
Server
Printer
Clients
1 Aangepast printerstuurprogramma installeren
a Start de cd met stuurprogramma's.
b Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
c Klik op Agree (Accepteren) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst.
d Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u hulpprogramma's wilt installeren, instellingen wilt wijzigen of stuurprogramma's wilt aanpassen, selecteert u
Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
e Selecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de instructies op het scherm. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
f Sluit de installatietoepassing van de cd met stuurprogramma's af.
g Sluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het plug-en-play-scherm wordt weergegeven en er wordt een printerobject gemaakt in de map Printers en faxapparaten van de computer. De printer wordt gedeeld in stap 2: “Printer delen in het netwerk”.
h Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
2 Printer delen in het netwerk
a Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers en faxapparaten.
b Selecteer de printer die zojuist is toegevoegd.
c Klik op Bestand
d Schakel het selectievakje Gedeeld als in en typ een naam in het tekstvak.
Æ Delen.
Windows
19
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
e Selecteer in het gedeelte Alternatieve stuurprogramma's de besturingssystemen van alle netwerkclients die
naar deze printer gaan afdrukken.
f Klik op OK.
Opmerking: Als er bestanden ontbreken, wordt u mogelijk gevraagd om de cd met het besturingssysteem van de
server te plaatsen.
g Controleer op de volgende wijze of de printer correct is gedeeld.
Het printerpictogram in de map Printers en faxapparaten wordt nu aangegeven als 'gedeeld'. Dit wordt in
Windows NT 4.0 bijvoorbeeld weergegeven met een handje onder het pictogram.
Ga naar Netwerkomgeving. Zoek de hostnaam van de server en zoek de gedeelde naam die aan de printer is toegewezen.
Printerstuurprogramma's (of een subset) installeren op netwerkclients
Point-and-print-methode gebruiken
Opmerking: Deze methode is meestal het minst belastend voor de systeembronnen. De server handelt alle
stuurprogrammawijzigingen en de verwerking van de afdruktaken af. Zo kunnen netwerkclients veel sneller terugkeren naar de toepassingen.
Bij deze methode wordt een gedeelte van de stuurprogramma's van de server naar de client gekopieerd. Dit bevat precies genoeg informatie voor het versturen van een afdruktaak naar de printer.
1 Dubbelklik op het Windows-bureaublad van de clientcomputer op Netwerkomgeving.
2 Zoek de hostnaam van de server en dubbelklik daarop.
3 Klik met de rechtermuisknop op de naam van de gedeelde printer en klik op Installeren.
Wacht tot de stuurprogramma-informatie van de server naar de client is gekopieerd en een nieuw printerpictogram is toegevoegd aan de map Printers. Dit kan enkele minuten duren. Hoe lang dit duurt, hangt af van het netwerkverkeer en andere factoren.
4 Sluit Netwerkomgeving.
5 Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Peer-to-peer-methode gebruiken
Met deze methode wordt op elke clientcomputer het volledige stuurprogramma geïnstalleerd. De netwerkclients behouden de controle over wijzigingen in het stuurprogramma. De clientcomputer handelt het verwerken van de afdruktaken af.
1 Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers en faxapparaten.
2 Klik op Printer toevoegen om de gelijknamige wizard te starten.
3 Klik op Vol ge nd e.
4 Klik op Netwerkprinter en klik op Volge nde.
5 Typ de printernaam of URL (als de printer zich op het internet of op een intranet bevindt) en klik op Vo lg en de .
Als de printernaam of URL onbekend is, laat u het tekstvak leeg en klikt u op Vo lg ende.
Windows
20
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
6 Selecteer de netwerkprinter in de lijst met gedeelde printers. Als de printer niet in de lijst staat, geeft u het pad
naar de printer op.
Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
\\<serverhostnaam>\<naam gedeelde printer>
Opmerking: Als dit een nieuwe printer is, wordt u mogelijk gevraagd een printerstuurprogramma te installeren. Als
er geen systeemstuurprogramma beschikbaar is, geeft u het pad naar beschikbare stuurprogramma's op.
De naam van de hostserver is de naam van de server die als host in het netwerk optreedt. De naam van de gedeelde printer is de naam die tijdens de installatie op de server is toegekend.
7 Klik op OK.
8 Geef aan of u deze printer als standaardprinter voor de client wilt instellen en klik vervolgens op Voltooien.
9 Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.

Drag‘N’Print configureren

Opmerking: Ondersteuning voor Drag’N’Print™ is niet voor alle printers beschikbaar.
Start de cd met stuurprogramma's, klik op View Documentation (Documentatie weergeven) en klik op Software and utilities (Software en hulpprogramma's) voor gedetailleerde configuratie-instructies.

Macintosh

Opmerking: Een PPD-bestand (PostScript-printerbeschrijvingsbestand) geeft UNIX- of Macintosh-computers
gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van de printer.
Als Macintosh-gebruikers willen afdrukken op een netwerkprinter, moeten zij een speciaal PPD-bestand installeren en een bureaubladprinter maken op de computer (Mac OS 9.x), of een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer (Mac OS X).

Mac OS X

Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's.
b Dubbelklik op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
c Klik in het welkomstscherm op Continue (Ga door) en klik nogmaals op Ga door nadat u het Leesmij-bestand
hebt gelezen.
d Lees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om akkoord te
gaan met de voorwaarden van de licentieovereenkomst.
e Kies een bestemming en klik op Continue (Ga door).
f Klik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer).
Macintosh
21
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
g Voer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd.
h Klik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
Stap 2: Afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie
Afdrukken via AppleTalk gebruiken
Voer de volgende stappen uit om een afdrukwachtrij te maken met behulp van Afdrukken via AppleTalk.
1 Open Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's.
2 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
3 Kies Voeg printer toe in het menu Printers.
4 Kies AppleTalk in het pop-upmenu.
Opmerking: Zoek op de pagina met netwerkinstellingen onder het kopje AppleTalk op welke zone of printer moet
worden geselecteerd.
5 Selecteer de AppleTalk-zone in de lijst.
6 Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voe g t o e.
7 Printerinstallatie controleren:
a Open Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor.
b Kies de optie Print in het menu Archief.
c Kies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's.
Opmerking: Als u niet weet welke printer u moet selecteren, zoekt u op de pagina met netwerkinstellingen onder
het kopje AppleTalk naar de standaardnaam van de printer.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de printer, is de installatie voltooid.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor de printer, verwijdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie en herhaalt u Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren.
Afdrukken via IP gebruiken
Voer de volgende stappen uit om een afdrukwachtrij te maken met behulp van Afdrukken via IP. Raadpleeg Stap 2: Afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie voor informatie over het maken van een AppleTalk-
afdrukwachtrij.
1 Open Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's.
2 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
3 Kies Voeg printer toe in het menu Printers.
4 Kies Afdrukken via IP in het pop-upmenu.
5 Typ in het vak Printeradres het IP-adres of de DNS-naam van de printer.
6 Kies Lexmark in het pop-upmenu Printermodel.
7 Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voe g t o e.
8 Printerinstallatie controleren:
a Open Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor.
b Kies de optie Print in het menu Archief.
Macintosh
22
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
c Kies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's.
d Voer de volgende stappen uit:
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de
printer, is de installatie voltooid.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor de printer, verwijdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie en herhaalt u Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren.
Mac OS 9.x
Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren
1 Plaats de cd met stuurprogramma's.
a Dubbelklik op Classic en vervolgens op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
b Kies de benodigde taal en klik vervolgens op Continue (Ga door).
c Lees het Leesmij-bestand door en klik op Continue (Ga door).
d Lees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om hiermee
akkoord te gaan.
e Klik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer). Alle benodigde bestanden worden op de
computer geïnstalleerd.
f Klik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
Stap 2: Bureaubladprinter maken
1 Selecteer in de Kiezer het stuurprogramma voor de LaserWriter 8.
2 Als u een netwerk met routers hebt, selecteert u de standaardzone in de lijst. Voor het selecteren van de zone
zoekt u in de pagina met netwerkinstellingen onder AppleTalk naar Zone.
3 Selecteer de nieuwe printer.
4 Voor het selecteren van de printer zoekt u op de pagina met netwerkinstellingen onder het kopje AppleTalk naar
de standaardnaam van de printer.
5 Klik op Maak aan.
6 Controleer of er in de Kiezer naast de printernaam een pictogram verschijnt.
7 Sluit het venster Kiezer.
8 Controleer de printerinstallatie.
a Klik op het pictogram van de bureaubladprinter dat zojuist is toegevoegd.
b Kies Afdrukken
Als in het gedeelte van het menu over het PPD-bestand (PostScript Printer Description) het juiste bestand
voor de printer wordt weergegeven, is de printerinstallatie voltooid.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het gedeelte PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD)
van het menu niet overeenkomt met uw printer, herhaalt u Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren.
Æ Wijzig configuratie.
Macintosh
23
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk

UNIX/Linux

De printer ondersteunt vele UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat. Bezoek de website van Lexmark op
www.lexmark.com voor een volledige lijst met ondersteunde UNIX- en Linux-platforms.
Opmerking: De softwarepakketten voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cd met stuurprogramma's en
op de website van Lexmark op www.lexmark.com.
Lexmark levert een pakket met printerstuurprogramma's voor elk ondersteund UNIX- en Linux-platform. Elk pakket bevat tevens een Gebruikershandleiding met gedetailleerde instructies voor de installatie en het gebruik van Lexmark printers in UNIX- en Linux-omgevingen.
U kunt deze pakketten downloaden via de website van Lexmark. U kunt het pakket met de benodigde stuurprogramma's ook vinden op de cd met stuurprogramma's.

NetWare

De printer ondersteunt Novell Distributed Print Services (NDPS/iPrint). De meest recente informatie over het installeren van een netwerkprinter in een NetWare-omgeving vindt u op de cd met stuurprogramma's. Klik op View Documentation (Documentatie weergeven).
UNIX/Linux
24
4

Afdrukken

Dit hoofdstuk bevat afdruktips en aanwijzingen voor het afdrukken van bepaalde lijsten met printergegevens, het annuleren van afdruktaken en het afdrukken van tekst en afbeeldingen in het zwart.

Tips voor succesvol afdrukken

Tips voor het bewaren van afdrukmateriaal

Bewaar het afdrukmateriaal zorgvuldig. Raadpleeg Afdrukmateriaal bewaren voor meer informatie.

Voorkomen van papierstoringen

U kunt de meeste storingen voorkomen door het geschikte papier of speciaal afdrukmateriaal (transparanten, etiketten en karton) te kiezen en de laden op de juiste manier te vullen. Zie De standaardlade vullen en De optionele lade voor 500 vel vullen voor instructies biij het vullen van de standaardlade en de optionele lade voor 500 vel.
Raadpleeg in geval van storingen Storingen verhelpen voor meer informatie. Zie Tips voor het voorkomen van
papierstoringen voor tips om storingen te voorkomen.
Opmerking: We raden u aan papier of speciaal afdrukmateriaal in kleine hoeveelheden uit te proberen voordat u
grote hoeveelheden aanschaft.

Afdruktaak naar de printer sturen

Het printerstuurprogramma is een stukje software dat zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer. Als u in een toepassing de optie Afdrukken kiest, wordt een venster van het printerstuurprogramma geopend. Selecteer de geschikte instellingen voor de specifieke afdruktaak die u naar de printer wilt sturen. Afdrukinstellingen die in het printerstuurprogramma worden geselecteerd, schakelen de vanaf het printerbedieningspaneel ingestelde standaardinstellingen uit.
Klik op Eigenschappen of Instellingen in het venster Afdrukken om alle beschikbare printerinstellingen te zien die u kunt wijzigen Als u niet vertrouwd bent met een functie in het venster van het printerstuurprogramma, opent u de on line Help voor meer informatie.
Gebruik de speciale printerstuurprogramma’s van Lexmark, zodat alle printerfuncties worden ondersteund. De nieuwste versies en de volledige beschrijving van de pakketten met stuurprogramma’s en de bijbehorende ondersteuning van Lexmark kunt u vinden op de website van Lexmark. U kunt ook de systeemstuurprogramma’s gebruiken die in het besturingssysteem zijn ingebouwd. Raadpleeg de Installatiekaart voor meer informatie over de keuze en installatie van de stuurprogramma’s.

Afdrukken vanuit een typische Windows-toepassing

1 Open het bestand dat nodig is voor afdrukken.
2 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Afdrukken.
Afdrukken
25
Afdrukken
3 Klik op Eigenschappen. (Als er geen knop Eigenschappen is, klikt u op Instellingen, en vervolgens op
Eigenschappen.)
Controleer of in het dialoogvenster de juiste printer is geselecteerd. Wijzig eventueel de printerinstellingen (het aantal af te drukken pagina's of het aantal exemplaren).
4 Klik op OK of Afdrukken om de afdruktaak naar de geselecteerde printer te sturen.

Afdrukken vanuit een typische Macintosh-toepassing

1 Open het bestand dat nodig is voor afdrukken.
2 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Archief Æ Druk af.
3 In het venstermenu Aantal en pagina's of het venstermenu Algemeen selecteert u de optie voor het doorsturen
van afdruktaken.
a Als u Mac OS 9 gebruikt en het doorsturen van afdruktaken geen optie in het pop-upmenu is, selecteert u
Plugin-voorkeuren
b Kijk vervolgens onder de kop Afdruktijdstipfilters, en selecteer de optie voor het doorsturen van
afdruktaken.
c Selecteer de optie voor het doorsturen van afdruktaken in het venstermenu.
4 Klik op OK of Druk af om de afdruktaak naar de geselecteerde printer te sturen.
Æ Afdruktijdstipfilters.

Beveiligde taken afdrukken of verwijderen

Als een u een taak naar de printer hebt verzonden, voert u een PIN-code (persoonlijk identificatienummer) in via het stuurprogramma. De PIN-code moet uit vier cijfers van 0 tot en met 9 bestaan. De afdruktaak wordt vervolgens in het printergeheugen opgeslagen totdat u dezelfde viercijferige PIN-code invoert via het bedieningspaneel en aangeeft of u de taak wilt afdrukken of verwijderen. Zo weet u zeker dat de afdruktaak niet wordt uitgevoerd voordat u zelf bij de printer bent gearriveerd om de afgedrukte exemplaren op te halen. Geen enkele andere gebruiker van de printer kan de taak uitvoeren.
Dit werkt uitsluitend met de speciale stuurprogramma’s van Lexmark op de cd met stuurprogramma’s die bij de printer is geleverd.
1 Selecteer in de tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen. (Als er geen knop Eigenschappen is, klikt u op Instellingen, en vervolgens op
Eigenschappen.)
3 Klik op Help en zoek het onderdeel over beveiligde afdruktaken en afdruktaken in wacht. Volg de instructies voor
het afdrukken van een beveiligde taak.
Ga naar de printer om de afgedrukte beveiligde taak op te halen en volg deze stappen, of zie Toegang tot taken
in de wachtstand via het bedieningspaneel voor meer informatie.
4 Druk bij Gereed op totdat Wachttaken verschijnt en druk vervolgens op .
5 Druk op totdat gebruikersnaam wordt weergegeven. Gebruikersnaam is hier de naam van de gebruiker
en de naam die is opgegeven toen de taak naar de printer werd verzonden. Gebruikersnaam is eigenlijk een map, aangezien de subselecties afdruktaken bevatten.
6 Druk op .
7 Druk nogmaals op nu Beveiligde taken wordt weergegeven op de eerste regel van het display.
De prompt Voer PIN in wordt weergegeven.
8 Zie Persoonlijk identificatienummer invoeren (PIN) als volgt. Ga verder met stap 1 op pagina 27 om de
beveiligde taak af te drukken.
Beveiligde taken afdrukken of verwijderen
26
Afdrukken

Persoonlijk identificatienummer invoeren (PIN)

Wanneer een beveiligde taak wordt geselecteerd, wordt de volgende prompt weergegeven:
Enter PIN
____
0
1 Gebruik de pijltjestoetsen op het bedieningspaneel om de getallen van de
viercijferige PIN-code in te voeren die aan de beveiligde taak is gekoppeld.
a Ga naar het eerste van de vier velden en druk op of op om zo naar het eerste cijfer van de
weergegeven PIN-code te gaan. Vervolgens drukt u op . Het cijfer verandert in een sterretje. Het volgende veld aan de rechterkant wordt het huidige veld.
Enter PIN
___
0
*
Geef het tweede cijfer op van de PIN-code door op of op te drukken om zo naar het juiste cijfer te
b
gaan en druk op . Geef op deze manier ook het derde en het vierde cijfer op van de PIN-code.
Wanneer er op wordt gedrukt, verschijnt er iedere keer een sterretje zodat niemand de code kan lezen.
Enter PIN
****
c Als u een fout hebt gemaakt, drukt u op om terug te gaan naar het veld met het onjuiste cijfer en de PIN-
code opnieuw in te voeren.
Zodra de PIN-code is ingevoerd, wordt het bericht Ongeldige PIN-code weergegeven als de pincode ongeldig is. Als dit bericht wordt weergegeven, drukt u op totdat Probeer het opnieuw of Annuleren wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
2 Wanneer de volledige, juiste PIN-code wordt ingevoerd, drukt u op . Er wordt een complete lijst weergegeven
met beveiligde taken die met de opgegeven PIN-code zijn beveiligd. Alle beveiligde taken afdrukken wordt ook in de lijst weergegeven als er meer dan een taak is.
3 Druk op totdat wordt weergegeven naast de taak die u wilt afdrukken of druk op totdat Alle
beveiligde taken afdrukken of Alle beveiligde taken verwijderen wordt weergegeven en druk
vervolgens op .
4 Druk op totdat wordt weergegeven naast 1 exemplaar afdrukken, Exemplaren afdrukken,
Verwijderen of Alle beveiligde taken verwijderen, afhankelijk van wat u met de afdruktaak wilt doen.
Druk vervolgens op . Afhankelijk van wat u uit deze lijst hebt gekozen, gebeurt het volgende:
1 exemplaar afdrukken: er wordt één exemplaar afgedrukt.
Exemplaren afdrukken: er wordt een tweede menu weergegeven. Druk op of om naar het
gewenste aantal exemplaren te bladeren en druk vervolgens op .
Verwijderen: alleen de geselecteerde taak wordt verwijderd.
Alle beveiligde taken verwijderen: alle wachttaken die aan de gebruikersnaam zijn gekoppeld worden
verwijderd.
Opmerking: Wanneer een of meer taken worden afgedrukt, wordt de taak/worden de taken verwijderd uit het
printergeheugen.
Raadpleeg Afdruk- en wachttaken voor meer informatie over beveiligde (vertrouwelijke) taken en afdruk- en wachttaken.
Beveiligde taken afdrukken of verwijderen
27
Afdrukken

Afdruktaak annuleren

U kunt een afdruktaak op verschillende manieren annuleren.

Annuleren via het bedieningspaneel van de printer

Als de taak wordt geformatteerd of al wordt afgedrukt en Taak annuleren wordt weergegeven op de eerste regel van het beeldscherm:
1 Druk op .
Er wordt nu een lijst van afdruktaken weergegeven.
2 Druk op totdat verschijnt naast de taak die u wilt annuleren en druk vervolgens op .
Het bericht <bestandsnaam> annuleren wordt weergegeven.
Opmerking: Zodra een afdruktaak wordt verzonden, drukt u op om op gemakkelijke wijze de taak te
annuleren. Het scherm Gestopt wordt weergegeven. Druk op totdat Taak annuleren verschijnt. Vervolgens drukt u op .

Afdruktaken annuleren via een Windows-computer

Taak annuleren via de taakbalk
Als u een taak naar de printer verstuurt, wordt er een klein printerpictogram weergegeven in de rechterhoek van de taakbalk.
1 Dubbelklik op dit pictogram.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
2 Selecteer de taak die u wilt annuleren..
3 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Taak annuleren via het bureaublad
1 Minimaliseer alle programma's, zodat het bureaublad wordt weergegeven.
2 Dubbelklik op Deze computer.
3 Dubbelklik op het pictogram Printers.
Er wordt nu een lijst van beschikbare printers weergegeven.
4 Dubbelklik op de printer die u hebt geselecteerd bij het versturen van de taak.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
5 Selecteer de taak die u wilt annuleren..
6 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Afdruktaak annuleren
28
Afdrukken

Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS 9.x

Als u een afdruktaak naar de printer verstuurt, wordt op het bureaublad een pictogram weergegeven dat de geselecteerde printer aangeeft.
1 Dubbelklik op dit pictogram op het bureaublad.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
2 Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren.
3 Druk op de knop met de prullenbak

Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS X

1 Open Programma's Æ Hulpprogramma's, en dubbelklik vervolgens op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
2 Dubbelklik op de printer waar de afdruktaak naartoe is verzonden
3 Selecteer in het printervenster de afdruktaak die u wilt annuleren.
4 Druk op Verwijder.

Pagina met menu-instellingen afdrukken

De pagina met menu-instellingen bevat de huidige instellingen (standaardinstellingen van de gebruiker) voor de menu’s, een lijst met de geïnstalleerde opties en het beschikbare printergeheugen. Met behulp van deze pagina kunt u controleren of alle printeropties juist zijn geïnstalleerd en de printerinstellingen correct zijn.
Raadpleeg Informatie over het bedieningspaneel voor informatie over het display en de knoppen van het bedieningspaneel.
1 Controleer of de printer is ingeschakeld en of het bericht Gereed verschijnt.
2 Druk kort op .
3 Druk op tot Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
4 Druk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt en druk vervolgens op .
5 Het bericht Menu-instellingen worden afgedrukt wordt weergegeven terwijl de pagina wordt afgedrukt.
De printer keert terug in de werkstand Gereed nadat de pagina met menu-instellingen is afgedrukt.
Als er een ander bericht wordt weergegeven wanneer deze pagina wordt afgedrukt, raadpleegt u de Handleiding menu's en berichten op de cd met documentatie voor meer informatie.

Directorylijst afdrukken

Een directorylijst is een overzicht van alle bronnen die zijn opgeslagen in het flashgeheugen of op de vaste schijf.
Directorylijst afdrukken:
1 Controleer of de printer is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display verschijnt.
2 Druk kort op .
3 Druk op totdat Instellingen verschijnt en druk vervolgens op .
4 Druk op tot Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
Pagina met menu-instellingen afdrukken
29
Afdrukken
5 Druk op totdat Directory afdrukken verschijnt en druk vervolgens op .
Het bericht Directorylijst wordt afgedrukt wordt weergegeven op het display totdat de pagina is afgedrukt. De printer keert terug in de werkstand Gereed nadat de directory is afgedrukt.

Voorbeeldlettertypen afdrukken

Voorbeelden van alle beschikbare lettertypen voor de printer afdrukken:
1 Controleer of de printer is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display verschijnt.
2 Druk kort op .
3 Druk op totdat Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
4 Druk op totdat Lettertypen afdr verschijnt en druk vervolgens op .
5 Druk op totdat òf PCL-lettertypen òf PostScript-lettertypen het huidige item, afhankelijk van
de benodigde lettertypelijst. Het is het huidige item wanneer de voor het item wordt weergegeven.
Selecteer PCL-lettertypen om de lijst met voor de PCL-emulator beschikbare lettertypen af te drukken.
Selecteer PS-lettertypen om de lijst met voor de PostScript3-emulator beschikbare lettertypen af te
drukken.
6 Wanneer het benodigde item wordt geselecteerd, drukt u op .
Het bericht PCL-lettertypen afdr of PS-lettertypen afdr wordt weergegeven terwijl de pagina's worden afgedrukt afhankelijk van welke werd geselecteerd. De printer keert terug naar het bericht Gereed nadat de pagina's met voorbeelden van lettertypen zijn afgedrukt.
Als er een ander bericht wordt weergegeven wanneer deze pagina wordt afgedrukt, raadpleegt u de Handleiding menu's en berichten op de cd met documentatie voor meer informatie.

Testpagina’s voor de afdrukkwaliteit afdrukken

U kunt testpagina’s afdrukken om problemen met de afdrukkwaliteit op te sporen.
1 Zet de printer uit.
2 Houd en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3 Laat de knoppen los zodra de klok verschijnt.
Op de eerste regel van het display verschijnt het MENU CONFIG.
4 Druk op tot Testpags afdr. verschijnt en druk vervolgens op .
De pagina’s worden opgemaakt. Het bericht Testpagina's worden afgedrukt verschijnt en vervolgens worden de pagina's afgedrukt. Het bericht blijft zichtbaar op het display tot alle pagina’s zijn afgedrukt.
Er zijn verschillende testpagina’s voor de afdrukkwaliteit. De eerste pagina, die alleen wordt afgedrukt in het Engels, bevat een combinatie van tekst en afbeeldingen. De informatie bestaat uit de waarden van de instellingen van het menu Kwaliteit in Instellingen, en informatie over de configuratie van de printer- en tonercartridge. De overige pagina's bevatten alleen afbeeldingen.
Nadat u de testpagina's voor de afdrukkwaliteit hebt afgedrukt, kunt u het MENU CONFIG verlaten.
5 Druk op totdat Config afsluiten verschijnt en druk vervolgens op .
6 Het bericht Printer wordt opnieuw ingesteld en de klok worden weergegeven en de printer keert terug naar
Gereed.
Voorbeeldlettertypen afdrukken
30
Loading...
+ 120 hidden pages