Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn als handelsmerken van
Lexmark International, Inc. gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
De volgende alinea is niet van toepassing op landen waar dergelijke voorwaarden strijdig zijn met de plaatselijke wetgeving:
LEXMARK INTERNATIONAL, INC. LEVERT DEZE PUBLICATIE IN DE STAAT WAARIN DEZE VERKEERT, ZONDER ENIGE VORM VAN
GARANTIE, NOCH IMPLICIET, NOCH EXPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES VAN
VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In bepaalde rechtsgebieden is afwijzing van expliciete of
impliciete garanties in bepaalde transacties niet toegestaan. Het is daarom mogelijk dat deze verklaring niet op u van toepassing is.
Deze publicatie kan technische onjuistheden of typografische fouten bevatten. De informatie in deze publicatie wordt regelmatig herzien.
Wijzigingen zullen in latere uitgaven worden opgenomen. De producten of programma’s die worden beschreven, kunnen te allen tijde
worden verbeterd of gewijzigd.
Opmerkingen kunnen worden gestuurd naar Lexmark International, Inc., Department F95/032-2, 740 West New Circle Road, Lexington,
Kentucky 40550, Verenigde Staten. Als u in het Verenigd Koninkrijk of Ierland woont, kunt u eventuele opmerkingen sturen naar Lexmark
International Ltd., Marketing and Services Department, Westhorpe House, Westhorpe, Marlow Bucks SL7 3RQ. Lexmark behoudt zich het
recht voor de door u verstrekte informatie naar eigen goeddunken te gebruiken en te verspreiden, zonder hiermee enige verplichting op zich
te nemen tegenover u. Extra exemplaren van aan dit product gerelateerde publicaties kunnen worden verkregen door vanuit de Verenigde
Staten of Canada te bellen naar 1-800-553-9727. Vanuit het Verenigd Koninkrijk en Ierland belt u +44 (0)8704 440. Neem in andere landen
contact op met de leverancier.
Wanneer in deze publicatie wordt verwezen naar producten, programma's of diensten, impliceert dit niet dat de producent het voornemen
heeft deze beschikbaar te stellen in alle landen waarin de producent actief is. Geen enkele verwijzing naar een product, programma of dienst
moet worden opgevat als een verklaring of suggestie dat alleen dat product, dat programma of die dienst mag worden gebruikt. Het staat
u vrij functioneel gelijkwaardige producten, programma's of diensten te gebruiken, mits deze geen inbreuk maken op enig bestaand
intellectueel eigendomsrecht. Het beoordelen en controleren van de werking in combinatie met andere producten, programma’s of diensten,
met uitzondering van die producten, programma’s of diensten die uitdrukkelijk door de producent worden genoemd, behoort tot de
verantwoordelijkheden van de gebruiker.
RECHTEN M.B.T. DE OVERHEID VAN DE VERENIGDE STATEN
Deze software en alle bijbehorende documentatie die onder deze overeenkomst worden geleverd, zijn commerciële computersoftware en
documentatie die op eigen kosten zijn ontwikkeld.
Veiligheidsinformatie
• Het netsnoer moet worden aangesloten op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat eenvoudig
bereikbaar is.
VOORZICHTIG: Schakel tijdens onweer dit product niet in en sluit geen elektrische kabels of stroomkabels aan, zoals het netsnoer
of een telefoonkabel.
• Onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een
professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
• Dit product is samen met specifieke Lexmark-onderdelen ontwikkeld, getest en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd
geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmark is niet
verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
• Dit product maakt gebruik van een laser.
VOORZICHTIG: Het toepassen van andere bedieningswijzen, aanpassingsmethoden of procedures dan in die dit document worden
vermeld, kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
• Dit product gebruikt een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Hierdoor kan het afdrukmateriaal bepaalde stoffen
afgeven. Bestudeer het gedeelte in de bedieningsinstructies waarin de richtlijnen voor het selecteren van afdrukmaterialen worden
besproken om schadelijke emissies te voorkomen.
Handelsmerken
Lexmark, Lexmark met het diamantlogo, MarkNet, MarkVision en Drag'N'Print zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc.
gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company. PCL is een aanduiding van Hewlett-Packard Company voor een
PCL
verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in haar producten. Deze printer is ontworpen om ondersteuning te bieden voor de
PCL-taal. De printer herkent PCL-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met deze opdrachten
corresponderen.
PostS cript
een verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in softwareproducten van Adobe Systems. Deze printer is compatibel met de
PostScript 3-taal. De printer herkent PostScript 3-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met
deze opdrachten corresponderen.
Raadpleeg de Technical Reference voor meer informatie over compatibiliteit.
Overige handelsmerken zijn het eigendom van hun respectievelijke houders.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. PostScript 3 is een aanduiding van Adobe Systems voor
Geconfigureerd model ..................................................................................................................................... 9
Illustraties in deze publicatie ............................................................................................................................ 9
Hoofdstuk 2: Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren ............................ 10
Windows ........................................................................................................................................................10
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE,
Windows Me of Windows NT gebruiken .......................................................................................... 10
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) gebruiken ........................................................................... 11
Macintosh ...................................................................................................................................................... 14
Een wachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie (Macintosh OS X) ...................................... 14
Windows ........................................................................................................................................................17
Macintosh ...................................................................................................................................................... 21
Mac OS X ...............................................................................................................................................21
Mac OS 9.x ............................................................................................................................................. 23
De printer voor afdrukken in kleur configureren en de supplies vervangen ................................................... 35
Hoofdstuk 5: Specificaties voor afdrukmateriaal .......................................................... 37
Richtlijnen voor afdrukmateriaal .....................................................................................................................37
Hoofdstuk 6: Afdrukmateriaal plaatsen .......................................................................... 49
De standaardlade vullen ................................................................................................................................49
De optionele lade voor 500 vel vullen ............................................................................................................ 52
De universeellader of de sleuf voor handinvoer herkennen ........................................................................... 52
Universeellader gebruiken en vullen ...................................................................................................... 52
Afdrukmateriaal in de universeellader plaatsen ...................................................................................... 53
Afdrukmateriaal in de sleuf voor handinvoer plaatsen ............................................................................ 59
De standaarduitvoerlade gebruiken ...............................................................................................................61
De standaarduitvoerlade plaatsen ..........................................................................................................61
De mediastop gebruiken ......................................................................................................................... 62
Papiersoort en papierformaat instellen ..........................................................................................................64
Status van supplies vaststellen ...................................................................................................................... 80
Zuinig omgaan met supplies .......................................................................................................................... 80
Supplies en printeronderdelen bestellen ....................................................................................................... 81
De printer voor lange tijd bewaren ................................................................................................................. 83
De overdrachtsrol vervangen ......................................................................................................................... 85
De lenzen van de printkop reinigen ...............................................................................................................86
Tonercartridges voor kleurenregistratie aanpassen .......................................................................................87
Het verhittingsstation verwijderen om dit lange tijd te bewaren .....................................................................88
Het verhittingsstation opnieuw plaatsen na een lange tijd bewaren ..............................................................90
Problemen met het display ............................................................................................................................ 93
De schijf coderen .........................................................................................................................................110
Afdruk- en wachttaken .................................................................................................................................113
Hoofdstuk 11: Opties installeren en verwijderen ......................................................... 122
Lader voor 500 vel installeren ......................................................................................................................122
Lader voor 500 vel verwijderen ....................................................................................................................123
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer ....................................................................................123
Metalen plaat van de systeemkaart vervangen ...........................................................................................126
Een optionele geheugenkaart installeren .................................................................................................... 127
Kennisgeving over licentie ...........................................................................................................................138
ENERGY STAR ........................................................................................................................................... 142
WEEE-richtlijn (Waste from Electrical and Electronic Equipment) ...............................................................142
Beperkte garantie voor Lexmark C520, C522, en C524 ..............................................................................143
Index .................................................................................................................................. 146
7
1
Overzicht
Basismodellen
In de volgende illustratie worden de Lexmark™- C520, C522 en C524 uit de Lexmark-printerfamilie en hun eigenschappen
aangegeven.
De C520 en C522 hebben een sleuf voor handinvoer aan de voorkant van de standaardlade. De C524 heeft een
universeellader aan de voorkant van de standaardlade die zichtbaar is wanneer hij met een hendel omlaag wordt gebracht.
De standaardlade voor alle modellen is beschikbaar wanneer deze met de hendel wordt uitgetrokken.
De C522 en C524 hebben een optionele lader voor 500 vel die apart verkrijgbaar is.
C520 en C522C524
Standaarduitvoerlade
Bedieningspaneel
Sleuf voor handinvoer
Vergrendeling
Handgreep voor standaardlade
Standaardlade (lade voor 250 vel)
Overzicht
8
Universeellader
Overzicht
Geconfigureerd model
In de volgende illustratie wordt de optie weergegeven die beschikbaar is voor de Lexmark C522 en C524.
Optionele lader voor 500 vel
Illustraties in deze publicatie
Illustraties in deze publicatie zijn voornamelijk voor C524 met de universeellader. Illustraties voor C522 met de sleuf voor
handinvoer worden alleen weergegeven voor instructies bij het laden en het verhelpen van storingen.
Geconfigureerd model
9
2
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken
installeren
Een lokale printer is een printer die op de computer is aangesloten via een USB-kabel of parallelle kabel. De lokale printer
wordt alleen door de computer gebruikt waarop de printer is aangesloten. Bij het aansluiten van een lokale printer op de
computer, dient u het printerstuurprogramma te installeren voordat u de printer kunt instellen.
Het printerstuurprogramma is een stukje software dat zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer.
De installatieprocedure voor stuurprogramma's is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem. In de volgende tabel
vindt u aanwijzingen voor de installatie van het stuurprogramma op uw specifieke besturingssysteem. Zie de documentatie
die bij de computer en de software is geleverd voor meer ondersteuning.
BesturingssysteemGa naar pagina
Windows10
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE, Windows Me,
Windows NT 4.x
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie)11
Serieel afdrukken12
Macintosh14
UNIX/Linux15
10
Windows
Bepaalde Windows-besturingssystemen beschikken mogelijk al over een stuurprogramma dat compatibel is met de printer.
Opmerking: Bij de installatie van een aangepast stuurprogramma wordt het systeemstuurprogramma niet
vervangen. In plaats daarvan wordt een apart printerobject gemaakt dat wordt weergegeven in de
map Printers.
Installeer het speciale printerstuurprogramma vanaf de cd met stuurprogramma's die is meegeleverd met de printer.
Hierdoor krijgt u toegang tot de uitgebreide printeropties en -functies.
Stuurprogramma's zijn ook als onderdeel van te downloaden softwarepakketten beschikbaar op de website van Lexmark,
op www.lexmark.com.
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE,
Windows Me of Windows NT gebruiken
Opmerking: Installeer de printersoftware voordat u de USB-kabel aansluit.
1Plaats de cd met stuurprogramma's.
Als de cd niet wordt gestart, klikt u op Start
cd-romstation is) in het dialoogvenster Uitvoeren.
Opmerking: USB-ondersteuning is niet beschikbaar voor Windows NT-besturingssystemen.
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Æ Uitvoeren en typt u D:\Setup.exe (waarbij D de letter van het
10
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
2Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
3Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst.
4Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u
hulpprogramma's wilt installeren, instellingen wilt wijzigen of stuurprogramma's wilt aanpassen, selecteert u
Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
5Selecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de instructies op het scherm. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
6Sluit de installatietoepassing van de cd met stuurprogramma's af.
7Sluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het plug-en-play-scherm wordt weergegeven en er wordt een printerobject gemaakt in de printermap van de
computer.
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) gebruiken
1Schakel de computer in.
2Plaats de cd met stuurprogramma's. Als de cd automatisch wordt gestart, klikt u op Afsluiten om terug te keren
naar de wizard Printer toevoegen.
3Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers en dubbelklik op Printer toevoegen.
Opmerking: Ondersteuning voor USB is niet beschikbaar voor de besturingssystemen Windows 95 en Windows
98 (eerste editie).
4Selecteer Lokale printer wanneer u wordt gevraagd welk type printer u wilt toevoegen.
5Klik op Bladeren.
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
6Zoek het speciale stuurprogramma op de cd.
Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
D:\Drivers\Print\Win_9xMe\<taal>
Hierbij is D de letter van het cd-romstation.
7Klik op OK.
Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
8Sluit de cd met stuurprogramma's.
Windows
11
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Serieel afdrukken
Bij serieel afdrukken worden gegevens met één bit tegelijk overgedragen. Hoewel serieel afdrukken over het algemeen
trager is dan parallel afdrukken, verdient het de voorkeur wanneer er een grote afstand is tussen de printer en de computer
of wanneer er geen parallelle interface beschikbaar is.
Opmerking: Een seriële interfacekaart is vereist. Deze is afzonderlijk verkrijgbaar.
Voordat u afdrukt, moet u de communicatie tussen de printer en de computer tot stand brengen. Dit doet u als volgt:
1Stel seriële parameters in op de printer.
2Installeer een printerstuurprogramma op de aangesloten computer.
3Stel de seriële instellingen van de COM-poort in.
Parameters instellen op de printer
1Druk op op het bedieningspaneel.
2Druk op totdat Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
Opmerking: Raadpleeg de cd met documentatie die bij de printer is geleverd voor meer informatie over menu's en
berichten.
3Druk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt en druk vervolgens op .
De printer keert terug in de werkstand Gereed.
4Druk op .
5Druk op totdat Netwerk/poorten verschijnt en druk vervolgens op .
6Druk op totdat Serieel of Serieel [x] verschijnt en druk vervolgens op . ([x] is het nummer
van de seriële poort.)
7Druk op totdat <Parameter> verschijnt en druk vervolgens op (waarbij <Parameter> de benodigde
parameter is als u een wijziging wilt doorvoeren).
8Druk op totdat <Instelling> verschijnt en druk vervolgens op (waarbij <Instelling> de benodigde
instelling is als u een wijziging wilt doorvoeren).
Houd rekening met de volgende beperkingen:
•De maximale ondersteunde baudsnelheid is 115.200.
•Databits moet op 7 of 8 worden ingesteld.
•Pariteit moet worden ingesteld op Even, Oneven of Geen.
•Stopbits moet op 2 worden ingesteld.
•De aanbevolen instelling voor het protocol is Xon/Xoff.
9Druk op om de instelling te selecteren. De printer keert terug naar Serieel of Serieel [x].
10Druk een pagina met menu-instellingen af en controleer of de seriële parameters correct zijn ingesteld.
Opmerking: Bewaar deze pagina, zodat u deze later kunt gebruiken.
aDruk op op het bedieningspaneel.
bDruk op totdat Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
cDruk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt en druk vervolgens op .
dDe seriële parameters zijn te vinden onder Standaard serieel (of Serieel optie X als een kaart voor een
seriële interface is geïnstalleerd).
Windows
12
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Een printerstuurprogramma installeren
Op de computer die is aangesloten op de printer, moet een printerstuurprogramma worden geïnstalleerd.
Opmerking: Gebruikers van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) dienen de installatie-instructies in Windows 95
en Windows 98 (eerste editie) gebruiken uit te voeren.
1Plaats de cd met stuurprogramma's. De cd wordt automatisch gestart. Als de cd niet automatisch wordt gestart,
klikt u op Start
D:\Setup.exe
Hierbij is D de letter van het cd-romstation.
2Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
3Klik op Accept (Accepteren) nadat u de licentieovereenkomst voor de software hebt gelezen.
4Selecteer Custom (Aangepast) en klik op Next (Volgende).
5Selecteer Components (Componenten) en klik op Next (Volgende).
6Selecteer Local (Lokaal) en klik op Next (Volgende).
7Selecteer de printer uit de lijst en klik op Add Printer (Printer toevoegen).
8Vouw het printeritem onder Selected Components (Geselecteerde onderdelen) uit.
9Klik op PORT: <LPT1> en selecteer vervolgens de benodigde communicatiepoort (COM1 of COM2).
10Klik op Finish (Voltooien) om de installatie van de printersoftware af te ronden.
Æ Uitvoeren en typt u het volgende in het dialoogvenster Uitvoeren:
Parameters instellen voor de communicatiepoort (COM)
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moeten de seriële parameters worden ingesteld voor de
communicatiepoort die is toegewezen aan het printerstuurprogramma.
De seriële parameters van de communicatiepoort moeten exact overeenkomen met de seriële parameters die op de printer
zijn ingesteld.
1Klik op Start Æ Instellingen Æ Configuratiescherm en dubbelklik op Systeem.
2Klik in het tabblad Apparaatbeheer op + om de lijst van beschikbare poorten uit te vouwen.
3Selecteer de communicatiepoort die wordt toegewezen aan de printer (COM1 of COM2).
4Klik op Eigenschappen.
5Stel op het tabblad Poortinstellingen de seriële parameters in op de waarden die u ook hebt ingesteld
op de printer.
De seriële parameters zijn te vinden onder het kopje Standaard serieel (of Serieel optie X) op de pagina
Menu-instellingen die u eerder hebt afgedrukt.
6Klik op OK en sluit alle vensters.
7Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
aKlik op Start
bSelecteer de printer die zojuist is toegevoegd.
cKlik op Bestand
dKlik op Testpagina afdrukken. Wanneer de testpagina goed wordt afgedrukt, is de printerconfiguratie
voltooid.
Æ Instellingen Æ Printers en faxapparaten.
Æ Eigenschappen.
Windows
13
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Macintosh
Voor afdrukken via USB is Mac OS 9.x of een latere versie vereist. Als u lokaal wilt afdrukken op een printer die is
aangesloten op een USB-poort, dient u een printersymbool op het bureaublad te maken (Mac OS 9) of een wachtrij te
maken in Afdrukbeheer / Printerconfiguratie (Mac OS X).
Een wachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie (Macintosh OS X)
1Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
aPlaats de cd met stuurprogramma's.
bDubbelklik op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
cKlik in het welkomstscherm op Continue (Ga door) en klik nogmaals op Ga door nadat u het Leesmij-bestand
hebt gelezen.
dLees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om akkoord te
gaan met de voorwaarden van de licentieovereenkomst.
eKies een bestemming en klik op Continue (Ga door).
fKlik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer).
gVoer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd.
hKlik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
2Open Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's.
3Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
4Voer de volgende stappen uit:
•Als de USB-printer wordt weergegeven in de printerlijst, kunt u Afdrukbeheer of Printerconfiguratie afsluiten.
Er is nu een wachtrij voor de printer gemaakt.
•Als de USB-printer niet wordt weergegeven in de lijst met printers, controleert u of de USB-kabel goed is
aangesloten en de printer is ingeschakeld. Wanneer de printer in de lijst wordt weergegeven, sluit u
Afdrukbeheer of Printerconfiguratie af.
`
Een printersymbool op het bureaublad maken (Mac OS 9.x)
1Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
aPlaats de cd met stuurprogramma's.
bDubbelklik op Classic en vervolgens op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
cKies de benodigde taal en klik vervolgens op Continue (Ga door).
dLees het Leesmij-bestand door en klik op Continue (Ga door).
eLees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om hiermee
akkoord te gaan.
Macintosh
14
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
fKlik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer). Alle benodigde bestanden worden op de
computer geïnstalleerd.
gKlik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
2Voer de volgende stappen uit:
•Voor Mac OS 9.0: Open Apple LaserWriter.
•Voor Mac OS 9.1–9.x: Open Programma's en klik vervolgens op Hulpprogramma's.
3Dubbelklik op Desktop Printer Utility.
4Selecteer Printer (USB) en klik vervolgens op OK.
5Klik bij Selectie USB-printer op Wijzig.
Als de printer niet in de lijst Selectie USB-printer wordt weergegeven, controleert u of de USB-kabel goed is
aangesloten en of de printer is ingeschakeld.
6Selecteer de naam van de printer en klik op OK. De printer wordt weergegeven in het originele printervenster
(USB).
7Klik in het gedeelte PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op Autoconfig. Controleer of het PPD-bestand
overeenkomt met de printer.
8Klik op Maak aan en vervolgens op Bewaar.
9Geef een printernaam op en klik op Bewaar. De printer is nu opgeslagen als bureaubladprinter.
UNIX/Linux
Veel UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat, ondersteunen lokaal afdrukken.
De softwarepakketten voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cd met stuurprogramma's en op de website van
Lexmark op www.lexmark.com. De Gebruikershandleiding voor UNIX/Linux in elk pakket bevat gedetailleerde instructies
voor de installatie en het gebruik van printers van Lexmark in UNIX- en Linux-omgevingen.
Alle pakketten met printerstuurprogramma's ondersteunen lokaal afdrukken via een parallelle aansluiting. Het pakket voor
Sun Solaris ondersteunt bovendien USB-aansluitingen met Sun Ray-apparaten en Sun-werkstations.
Op de website van Lexmark (www.lexmark.com) vindt u een compleet overzicht van ondersteunde UNIX- en Linux-
platforms.
UNIX/Linux
15
3
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken
via het netwerk
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken
Als de printer is aangesloten op een netwerk, kunt u de netwerkaansluiting controleren door een pagina met
netwerkinstellingen af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij het configureren van het
afdrukken in een netwerk.
1Controleer of de printer is ingeschakeld.
2Druk op op het bedieningspaneel.
3Druk op totdat Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
4Druk op totdat Pag. Netwerkinstell. verschijnt en druk vervolgens op .
Opmerking: Als een optionele interne MarkNet™ printerserver (N8000-serie) is geïnstalleerd, verschijnt
Ntwrk 1 afdrukken op het display.
5Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te zien of bij Status wordt aangegeven
dat de printer is aangesloten.
Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet
actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Vraag de systeembeheerder om dit probleem op te lossen
en druk daarna de pagina met netwerkinstellingen opnieuw af om te zien of de status is gewijzigd.
IP-adres toewijzen aan de printer
Als het netwerk gebruikmaakt van DHCP, wordt automatisch een IP-adres toegewezen nadat de netwerkkabel op de printer
is aangesloten.
1Zoek in dat geval het adres in het gedeelte "TCP/IP" van de pagina met netwerkinstellingen die u hebt afgedrukt in
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken.
2Ga naar IP-instellingen controleren en begin met stap 2.
Als in het netwerk geen gebruik wordt gemaakt van DHCP, wijst u handmatig een IP-adres toe aan de printer. Met het
bedieningspaneel kunt u dit op eenvoudige wijze doen:
1Druk op op het bedieningspaneel.
2Druk op totdat Netwerk/poorten verschijnt en druk vervolgens op .
3Druk op totdat TCP/IP verschijnt en druk vervolgens op .
Standaardnetwerk verschijnt als de printer een netwerkpoort op de systeemkaart bevat. Als een optionele
interne MarkNet printerserver (N8000-serie) is geïnstalleerd in de sleuf voor optionele kaarten, verschijnt
Netwerkoptie 1.
4Druk op totdat Adres verschijnt en druk vervolgens op .
5Voer het IP-adres in met behulp van de pijltjestoetsen. Druk daarna op .
Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
6Druk op totdat Netmasker verschijnt en druk vervolgens op .
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
16
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
7Voer het IP-adres in met behulp van de pijltjestoetsen. Druk daarna op .
Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
8Druk op totdat Gateway verschijnt en druk vervolgens op .
9Voer de IP-gateway in met behulp van de pijltjestoetsen. Druk daarna op .
Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
10Druk op totdat de printer terugkeert in de werkstand Gereed.
IP-instellingen controleren
1Druk opnieuw een pagina met netwerkinstellingen af. Zoek het kopje “TCP/IP” en controleer of bij IP-adres,
Netmasker en Gateway de correcte waarden worden weergegeven. Zie Pagina met netwerkinstellingen
afdrukken op pagina 16 voor ondersteuning.
2Stuur een ping-opdracht naar de printer en controleer of deze reageert. Typ in het opdrachtvenster op een
netwerkcomputer “ping” gevolgd door het nieuwe IP-adres van de printer (bijvoorbeeld 192.168.0.11):
Opmerking: Klik op een Windows-computer op Start
(of Bureau-accessoires Æ Opdrachtprompt als u Windows 2000 gebruikt).
Als de printer actief is in het netwerk, ontvangt u een antwoord.
Nadat u de TCP/IP-instellingen hebt toegewezen en gecontroleerd, installeert u de printer op iedere netwerkcomputer.
Æ Programma's Æ Opdrachtprompt
Windows
In een Windows-omgeving kunt u netwerkprinters configureren voor rechtstreeks afdrukken of voor gedeeld gebruik. Voor
beide manieren van afdrukken via een netwerk is het vereist dat u een printerstuurprogramma installeert en een
printerpoort maakt in het netwerk.
Ondersteunde printerstuurprogramma's
•Systeemstuurprogramma van Windows
•Speciaal printerstuurprogramma van Lexmark
Systeemstuurprogramma's zijn ingebouwd in de Windows-besturingssystemen. De speciale stuurprogramma's staan op
de cd met stuurprogramma's.
De nieuwste versies van de systeemstuurprogramma's en de speciale stuurprogramma's zijn te vinden op de website van
Lexmark op www.lexmark.com.
Ondersteunde printerpoorten
•Microsoft standaard TCP/IP-poort—Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003
•LPR—Windows NT 4.0
•Lexmark verbeterde TCP/IP-netwerkpoort—Windows 98/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP en
Windows Server 2003
Voor de elementaire printerfuncties kunt u een systeemstuurprogramma installeren en een systeempoort gebruiken, zoals
een LPR-poort of een standaard TCP/IP-poort. Met het systeemstuurprogramma hebt u de beschikking over een
consistente gebruikersinterface die kan worden gebruikt voor alle printers in het netwerk. Wanneer u een speciaal
printerstuurprogramma gebruikt in combinatie met een speciale netwerkpoort, beschikt u over extra functionaliteit, zoals
statusmeldingen van de printer.
IP-instellingen controleren
17
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Configureer de netwerkprinter aan de hand van de stappen die van toepassing zijn op de printerconfiguratie en het
besturingsprogramma dat u gebruikt:
Ga naar
PrinterconfiguratieBesturingssysteem
Rechtstreeks
• De printer is rechtstreeks op het netwerk aangesloten via een
netwerkkabel (bijv. Ethernet).
• De printerstuurprogramma's worden op elke netwerkcomputer
geïnstalleerd.
Gedeeld
• De printer wordt via een lokale kabel (bijvoorbeeld Ethernet)
aangesloten op een van de computers in het netwerk.
• De printerstuurprogramma's worden geïnstalleerd op de computer die
is aangesloten op de printer.
• Tijdens de installatie van de stuurprogramma's wordt de computer
ingesteld op “delen”, zodat andere computers in het netwerk hun
afdruktaken via deze computer kunnen leiden.
Windows 98 SE,
Windows NT 4.0, Windows
Me, Windows 2000 en
Windows XP of
Windows Server 2003
Windows NT 4.0,
Windows 2000, Windows XP
of Windows Server 2003
pagina
18
19
Rechtstreeks afdrukken onder Windows 98 SE/Me, Windows NT 4.0,
Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003
U installeert als volgt een aangepast printerstuurprogramma en een speciale netwerkpoort:
Printer
Clients
1Start de cd met stuurprogramma's.
2Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
3Klik op Agree (Accepteren) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst.
4Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik op Next (Volgende).
5Selecteer Network Attach (Aansluiten op netwerk) en klik op Next (Volgende).
6Selecteer het printermodel in de lijst en klik op Next (Volgende).
7Selecteer de printerpoort in de lijst en klik op Finish (Voltooien) om de installatie te voltooien.
Als de printerpoort niet in de lijst staat:
aKlik op Add Port (Poort toevoegen).
bSelecteer Lexmark Enhanced TCP/IP Port (Lexmark verbeterde TCP/IP-netwerkpoort), en voer de
informatie in die nodig is voor het maken van de poort.
cGeef een poortnaam op.
Dit kan elke willekeurige naam zijn waarmee u de printer associeert, bijvoorbeeld Kleur1-lab4. Nadat de
poort is gemaakt, verschijnt deze naam in de lijst van beschikbare poorten.
Windows
18
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
dGeef het IP-adres op in het tekstvak.
Opmerking: Als u het IP-adres niet weet, drukt u een pagina met netwerkinstellingen af en kijkt u in het gedeelte
TCP/IP. Raadpleeg Pagina met netwerkinstellingen afdrukken en IP-instellingen controleren
voor meer informatie.
8Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Gedeeld afdrukken met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of
Windows Server 2003
Opmerking: Installeer de printersoftware alvorens de USB-kabel aan te sluiten.
Sluit de printer aan op een computer met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003 (die
fungeert als server) en voer deze stappen uit om uw netwerkprinter te configureren voor gedeeld afdrukken:
Server
Printer
Clients
1Aangepast printerstuurprogramma installeren
aStart de cd met stuurprogramma's.
bKlik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
cKlik op Agree (Accepteren) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst.
dSelecteer Suggested (Aanbevolen) en klik op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u
hulpprogramma's wilt installeren, instellingen wilt wijzigen of stuurprogramma's wilt aanpassen, selecteert u
Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
eSelecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de instructies op het scherm. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
fSluit de installatietoepassing van de cd met stuurprogramma's af.
gSluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het plug-en-play-scherm wordt weergegeven en er wordt een printerobject gemaakt in de map Printers en
faxapparaten van de computer. De printer wordt gedeeld in stap 2: “Printer delen in het netwerk”.
hDruk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
2Printer delen in het netwerk
aKlik op Start Æ Instellingen Æ Printers en faxapparaten.
bSelecteer de printer die zojuist is toegevoegd.
cKlik op Bestand
dSchakel het selectievakje Gedeeld als in en typ een naam in het tekstvak.
Æ Delen.
Windows
19
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
eSelecteer in het gedeelte Alternatieve stuurprogramma's de besturingssystemen van alle netwerkclients die
naar deze printer gaan afdrukken.
fKlik op OK.
Opmerking: Als er bestanden ontbreken, wordt u mogelijk gevraagd om de cd met het besturingssysteem van de
server te plaatsen.
gControleer op de volgende wijze of de printer correct is gedeeld.
•Het printerpictogram in de map Printers en faxapparaten wordt nu aangegeven als 'gedeeld'. Dit wordt in
Windows NT 4.0 bijvoorbeeld weergegeven met een handje onder het pictogram.
•Ga naar Netwerkomgeving. Zoek de hostnaam van de server en zoek de gedeelde naam die aan de
printer is toegewezen.
Printerstuurprogramma's (of een subset) installeren op netwerkclients
Point-and-print-methode gebruiken
Opmerking: Deze methode is meestal het minst belastend voor de systeembronnen. De server handelt alle
stuurprogrammawijzigingen en de verwerking van de afdruktaken af. Zo kunnen netwerkclients veel
sneller terugkeren naar de toepassingen.
Bij deze methode wordt een gedeelte van de stuurprogramma's van de server naar de client gekopieerd. Dit bevat precies
genoeg informatie voor het versturen van een afdruktaak naar de printer.
1Dubbelklik op het Windows-bureaublad van de clientcomputer op Netwerkomgeving.
2Zoek de hostnaam van de server en dubbelklik daarop.
3Klik met de rechtermuisknop op de naam van de gedeelde printer en klik op Installeren.
Wacht tot de stuurprogramma-informatie van de server naar de client is gekopieerd en een nieuw printerpictogram
is toegevoegd aan de map Printers. Dit kan enkele minuten duren. Hoe lang dit duurt, hangt af van het
netwerkverkeer en andere factoren.
4Sluit Netwerkomgeving.
5Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Peer-to-peer-methode gebruiken
Met deze methode wordt op elke clientcomputer het volledige stuurprogramma geïnstalleerd. De netwerkclients behouden
de controle over wijzigingen in het stuurprogramma. De clientcomputer handelt het verwerken van de afdruktaken af.
1Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers en faxapparaten.
2Klik op Printer toevoegen om de gelijknamige wizard te starten.
3Klik op Vol ge nd e.
4Klik op Netwerkprinter en klik op Volge nde.
5Typ de printernaam of URL (als de printer zich op het internet of op een intranet bevindt) en klik op Vo lg en de .
Als de printernaam of URL onbekend is, laat u het tekstvak leeg en klikt u op Vo lg ende.
Windows
20
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
6Selecteer de netwerkprinter in de lijst met gedeelde printers. Als de printer niet in de lijst staat, geeft u het pad
naar de printer op.
Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
\\<serverhostnaam>\<naam gedeelde printer>
Opmerking: Als dit een nieuwe printer is, wordt u mogelijk gevraagd een printerstuurprogramma te installeren. Als
er geen systeemstuurprogramma beschikbaar is, geeft u het pad naar beschikbare
stuurprogramma's op.
De naam van de hostserver is de naam van de server die als host in het netwerk optreedt. De naam van de
gedeelde printer is de naam die tijdens de installatie op de server is toegekend.
7Klik op OK.
8Geef aan of u deze printer als standaardprinter voor de client wilt instellen en klik vervolgens op Voltooien.
9Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Drag‘N’Print configureren
Opmerking: Ondersteuning voor Drag’N’Print™ is niet voor alle printers beschikbaar.
Start de cd met stuurprogramma's, klik op View Documentation (Documentatie weergeven) en klik op Software and utilities (Software en hulpprogramma's) voor gedetailleerde configuratie-instructies.
Macintosh
Opmerking: Een PPD-bestand (PostScript-printerbeschrijvingsbestand) geeft UNIX- of Macintosh-computers
gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van de printer.
Als Macintosh-gebruikers willen afdrukken op een netwerkprinter, moeten zij een speciaal PPD-bestand installeren en een
bureaubladprinter maken op de computer (Mac OS 9.x), of een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer (Mac OS X).
Mac OS X
Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren
1Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
aPlaats de cd met stuurprogramma's.
bDubbelklik op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
cKlik in het welkomstscherm op Continue (Ga door) en klik nogmaals op Ga door nadat u het Leesmij-bestand
hebt gelezen.
dLees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om akkoord te
gaan met de voorwaarden van de licentieovereenkomst.
eKies een bestemming en klik op Continue (Ga door).
fKlik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer).
Macintosh
21
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
gVoer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd.
hKlik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
Stap 2: Afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie
Afdrukken via AppleTalk gebruiken
Voer de volgende stappen uit om een afdrukwachtrij te maken met behulp van Afdrukken via AppleTalk.
1Open Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's.
2Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
3Kies Voeg printer toe in het menu Printers.
4Kies AppleTalk in het pop-upmenu.
Opmerking: Zoek op de pagina met netwerkinstellingen onder het kopje AppleTalk op welke zone of printer moet
worden geselecteerd.
5Selecteer de AppleTalk-zone in de lijst.
6Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voe g t o e.
7Printerinstallatie controleren:
aOpen Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor.
bKies de optie Print in het menu Archief.
cKies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's.
Opmerking: Als u niet weet welke printer u moet selecteren, zoekt u op de pagina met netwerkinstellingen onder
het kopje AppleTalk naar de standaardnaam van de printer.
•Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de
printer, is de installatie voltooid.
•Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor
de printer, verwijdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie en herhaalt u Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren.
Afdrukken via IP gebruiken
Voer de volgende stappen uit om een afdrukwachtrij te maken met behulp van Afdrukken via IP. Raadpleeg Stap 2:
Afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie voor informatie over het maken van een AppleTalk-
afdrukwachtrij.
1Open Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's.
2Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
3Kies Voeg printer toe in het menu Printers.
4Kies Afdrukken via IP in het pop-upmenu.
5Typ in het vak Printeradres het IP-adres of de DNS-naam van de printer.
6Kies Lexmark in het pop-upmenu Printermodel.
7Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voe g t o e.
8Printerinstallatie controleren:
aOpen Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor.
bKies de optie Print in het menu Archief.
Macintosh
22
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
cKies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's.
dVoer de volgende stappen uit:
•Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de
printer, is de installatie voltooid.
•Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor
de printer, verwijdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie en herhaalt u Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren.
Mac OS 9.x
Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren
1Plaats de cd met stuurprogramma's.
aDubbelklik op Classic en vervolgens op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
bKies de benodigde taal en klik vervolgens op Continue (Ga door).
cLees het Leesmij-bestand door en klik op Continue (Ga door).
dLees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om hiermee
akkoord te gaan.
eKlik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer). Alle benodigde bestanden worden op de
computer geïnstalleerd.
fKlik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
Stap 2: Bureaubladprinter maken
1Selecteer in de Kiezer het stuurprogramma voor de LaserWriter 8.
2Als u een netwerk met routers hebt, selecteert u de standaardzone in de lijst. Voor het selecteren van de zone
zoekt u in de pagina met netwerkinstellingen onder AppleTalk naar Zone.
3Selecteer de nieuwe printer.
4Voor het selecteren van de printer zoekt u op de pagina met netwerkinstellingen onder het kopje AppleTalk naar
de standaardnaam van de printer.
5Klik op Maak aan.
6Controleer of er in de Kiezer naast de printernaam een pictogram verschijnt.
7Sluit het venster Kiezer.
8Controleer de printerinstallatie.
aKlik op het pictogram van de bureaubladprinter dat zojuist is toegevoegd.
bKies Afdrukken
–Als in het gedeelte van het menu over het PPD-bestand (PostScript Printer Description) het juiste bestand
voor de printer wordt weergegeven, is de printerinstallatie voltooid.
–Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het gedeelte PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD)
van het menu niet overeenkomt met uw printer, herhaalt u Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren.
Æ Wijzig configuratie.
Macintosh
23
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
UNIX/Linux
De printer ondersteunt vele UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat. Bezoek de website van Lexmark op
www.lexmark.com voor een volledige lijst met ondersteunde UNIX- en Linux-platforms.
Opmerking: De softwarepakketten voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cd met stuurprogramma's en
op de website van Lexmark op www.lexmark.com.
Lexmark levert een pakket met printerstuurprogramma's voor elk ondersteund UNIX- en Linux-platform. Elk pakket bevat
tevens een Gebruikershandleiding met gedetailleerde instructies voor de installatie en het gebruik van Lexmark printers in
UNIX- en Linux-omgevingen.
U kunt deze pakketten downloaden via de website van Lexmark. U kunt het pakket met de benodigde stuurprogramma's
ook vinden op de cd met stuurprogramma's.
NetWare
De printer ondersteunt Novell Distributed Print Services (NDPS/iPrint). De meest recente informatie over het installeren van
een netwerkprinter in een NetWare-omgeving vindt u op de cd met stuurprogramma's. Klik op View Documentation
(Documentatie weergeven).
UNIX/Linux
24
4
Afdrukken
Dit hoofdstuk bevat afdruktips en aanwijzingen voor het afdrukken van bepaalde lijsten met printergegevens, het annuleren
van afdruktaken en het afdrukken van tekst en afbeeldingen in het zwart.
Tips voor succesvol afdrukken
Tips voor het bewaren van afdrukmateriaal
Bewaar het afdrukmateriaal zorgvuldig. Raadpleeg Afdrukmateriaal bewaren voor meer informatie.
Voorkomen van papierstoringen
U kunt de meeste storingen voorkomen door het geschikte papier of speciaal afdrukmateriaal (transparanten, etiketten
en karton) te kiezen en de laden op de juiste manier te vullen. Zie De standaardlade vullen en De optionele lade voor 500 vel vullen voor instructies biij het vullen van de standaardlade en de optionele lade voor 500 vel.
Raadpleeg in geval van storingen Storingen verhelpenvoor meer informatie. Zie Tips voor het voorkomen van
papierstoringen voor tips om storingen te voorkomen.
Opmerking: We raden u aan papier of speciaal afdrukmateriaal in kleine hoeveelheden uit te proberen voordat u
grote hoeveelheden aanschaft.
Afdruktaak naar de printer sturen
Het printerstuurprogramma is een stukje software dat zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer.
Als u in een toepassing de optie Afdrukken kiest, wordt een venster van het printerstuurprogramma geopend. Selecteer
de geschikte instellingen voor de specifieke afdruktaak die u naar de printer wilt sturen. Afdrukinstellingen die in het
printerstuurprogramma worden geselecteerd, schakelen de vanaf het printerbedieningspaneel ingestelde
standaardinstellingen uit.
Klik op Eigenschappen of Instellingen in het venster Afdrukken om alle beschikbare printerinstellingen te zien die u kunt
wijzigen Als u niet vertrouwd bent met een functie in het venster van het printerstuurprogramma, opent u de on line Help
voor meer informatie.
Gebruik de speciale printerstuurprogramma’s van Lexmark, zodat alle printerfuncties worden ondersteund. De nieuwste
versies en de volledige beschrijving van de pakketten met stuurprogramma’s en de bijbehorende ondersteuning van
Lexmark kunt u vinden op de website van Lexmark. U kunt ook de systeemstuurprogramma’s gebruiken die in het
besturingssysteem zijn ingebouwd. Raadpleeg de Installatiekaart voor meer informatie over de keuze en installatie van de
stuurprogramma’s.
Afdrukken vanuit een typische Windows-toepassing
1Open het bestand dat nodig is voor afdrukken.
2Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Afdrukken.
Afdrukken
25
Afdrukken
3Klik op Eigenschappen. (Als er geen knop Eigenschappen is, klikt u op Instellingen, en vervolgens op
Eigenschappen.)
Controleer of in het dialoogvenster de juiste printer is geselecteerd. Wijzig eventueel de printerinstellingen
(het aantal af te drukken pagina's of het aantal exemplaren).
4Klik op OK of Afdrukken om de afdruktaak naar de geselecteerde printer te sturen.
Afdrukken vanuit een typische Macintosh-toepassing
1Open het bestand dat nodig is voor afdrukken.
2Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Archief Æ Druk af.
3In het venstermenu Aantal en pagina's of het venstermenu Algemeen selecteert u de optie voor het doorsturen
van afdruktaken.
aAls u Mac OS 9 gebruikt en het doorsturen van afdruktaken geen optie in het pop-upmenu is, selecteert u
Plugin-voorkeuren
bKijk vervolgens onder de kop Afdruktijdstipfilters, en selecteer de optie voor het doorsturen van
afdruktaken.
cSelecteer de optie voor het doorsturen van afdruktaken in het venstermenu.
4Klik op OK of Druk af om de afdruktaak naar de geselecteerde printer te sturen.
Æ Afdruktijdstipfilters.
Beveiligde taken afdrukken of verwijderen
Als een u een taak naar de printer hebt verzonden, voert u een PIN-code (persoonlijk identificatienummer) in via het
stuurprogramma. De PIN-code moet uit vier cijfers van 0 tot en met 9 bestaan. De afdruktaak wordt vervolgens in het
printergeheugen opgeslagen totdat u dezelfde viercijferige PIN-code invoert via het bedieningspaneel en aangeeft of u de
taak wilt afdrukken of verwijderen. Zo weet u zeker dat de afdruktaak niet wordt uitgevoerd voordat u zelf bij de printer bent
gearriveerd om de afgedrukte exemplaren op te halen. Geen enkele andere gebruiker van de printer kan de taak uitvoeren.
Dit werkt uitsluitend met de speciale stuurprogramma’s van Lexmark op de cd met stuurprogramma’s die bij de printer is
geleverd.
1Selecteer in de tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Afdrukken.
2Klik op Eigenschappen. (Als er geen knop Eigenschappen is, klikt u op Instellingen, en vervolgens op
Eigenschappen.)
3Klik op Help en zoek het onderdeel over beveiligde afdruktaken en afdruktaken in wacht. Volg de instructies voor
het afdrukken van een beveiligde taak.
Ga naar de printer om de afgedrukte beveiligde taak op te halen en volg deze stappen, of zie Toegang tot taken
in de wachtstand via het bedieningspaneel voor meer informatie.
4Druk bij Gereed op totdat Wachttaken verschijnt en druk vervolgens op .
5Druk op totdat gebruikersnaam wordt weergegeven. Gebruikersnaam is hier de naam van de gebruiker
en de naam die is opgegeven toen de taak naar de printer werd verzonden. Gebruikersnaam is eigenlijk een map,
aangezien de subselecties afdruktaken bevatten.
6Druk op .
7Druk nogmaals op nu Beveiligde taken wordt weergegeven op de eerste regel van het display.
De prompt Voer PIN in wordt weergegeven.
8Zie Persoonlijk identificatienummer invoeren (PIN) als volgt. Ga verder met stap 1 op pagina 27 om de
beveiligde taak af te drukken.
Beveiligde taken afdrukken of verwijderen
26
Afdrukken
Persoonlijk identificatienummer invoeren (PIN)
Wanneer een beveiligde taak wordt geselecteerd, wordt de volgende prompt weergegeven:
Enter PIN
____
0
1Gebruik de pijltjestoetsen op het bedieningspaneel om de getallen van de
viercijferige PIN-code in te voeren die aan de beveiligde taak is gekoppeld.
aGa naar het eerste van de vier velden en druk op of op om zo naar het eerste cijfer van de
weergegeven PIN-code te gaan. Vervolgens drukt u op . Het cijfer verandert in een sterretje. Het volgende
veld aan de rechterkant wordt het huidige veld.
Enter PIN
___
0
*
Geef het tweede cijfer op van de PIN-code door op of op te drukken om zo naar het juiste cijfer te
b
gaan en druk op . Geef op deze manier ook het derde en het vierde cijfer op van de PIN-code.
Wanneer er op wordt gedrukt, verschijnt er iedere keer een sterretje zodat niemand de code kan lezen.
Enter PIN
****
cAls u een fout hebt gemaakt, drukt u op om terug te gaan naar het veld met het onjuiste cijfer en de PIN-
code opnieuw in te voeren.
Zodra de PIN-code is ingevoerd, wordt het bericht Ongeldige PIN-code weergegeven als de pincode
ongeldig is. Als dit bericht wordt weergegeven, drukt u op totdat Probeer het opnieuw of
Annuleren wordt weergegeven. Druk vervolgens op .
2Wanneer de volledige, juiste PIN-code wordt ingevoerd, drukt u op . Er wordt een complete lijst weergegeven
met beveiligde taken die met de opgegeven PIN-code zijn beveiligd. Alle beveiligde taken afdrukken wordt
ook in de lijst weergegeven als er meer dan een taak is.
3Druk op totdat wordt weergegeven naast de taak die u wilt afdrukken of druk op totdat Alle
beveiligde taken afdrukken of Alle beveiligde taken verwijderen wordt weergegeven en druk
vervolgens op .
4Druk op totdat wordt weergegeven naast 1 exemplaar afdrukken, Exemplaren afdrukken,
Verwijderen of Alle beveiligde taken verwijderen, afhankelijk van wat u met de afdruktaak wilt doen.
Druk vervolgens op . Afhankelijk van wat u uit deze lijst hebt gekozen, gebeurt het volgende:
•1 exemplaar afdrukken: er wordt één exemplaar afgedrukt.
•Exemplaren afdrukken: er wordt een tweede menu weergegeven. Druk op of om naar het
gewenste aantal exemplaren te bladeren en druk vervolgens op .
•Verwijderen: alleen de geselecteerde taak wordt verwijderd.
•Alle beveiligde taken verwijderen: alle wachttaken die aan de gebruikersnaam zijn gekoppeld worden
verwijderd.
Opmerking: Wanneer een of meer taken worden afgedrukt, wordt de taak/worden de taken verwijderd uit het
printergeheugen.
Raadpleeg Afdruk- en wachttaken voor meer informatie over beveiligde (vertrouwelijke) taken en afdruk- en wachttaken.
Beveiligde taken afdrukken of verwijderen
27
Afdrukken
Afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak op verschillende manieren annuleren.
Annuleren via het bedieningspaneel van de printer
Als de taak wordt geformatteerd of al wordt afgedrukt en Taak annuleren wordt weergegeven op de eerste regel van het
beeldscherm:
1Druk op .
Er wordt nu een lijst van afdruktaken weergegeven.
2Druk op totdat verschijnt naast de taak die u wilt annuleren en druk vervolgens op .
Het bericht <bestandsnaam> annuleren wordt weergegeven.
Opmerking: Zodra een afdruktaak wordt verzonden, drukt u op om op gemakkelijke wijze de taak te
annuleren. Het scherm Gestopt wordt weergegeven. Druk op totdat Taak annuleren
verschijnt. Vervolgens drukt u op .
Afdruktaken annuleren via een Windows-computer
Taak annuleren via de taakbalk
Als u een taak naar de printer verstuurt, wordt er een klein printerpictogram weergegeven in de rechterhoek van de
taakbalk.
1Dubbelklik op dit pictogram.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
2Selecteer de taak die u wilt annuleren..
3Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Taak annuleren via het bureaublad
1Minimaliseer alle programma's, zodat het bureaublad wordt weergegeven.
2Dubbelklik op Deze computer.
3Dubbelklik op het pictogram Printers.
Er wordt nu een lijst van beschikbare printers weergegeven.
4Dubbelklik op de printer die u hebt geselecteerd bij het versturen van de taak.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
5Selecteer de taak die u wilt annuleren..
6Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Afdruktaak annuleren
28
Afdrukken
Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS 9.x
Als u een afdruktaak naar de printer verstuurt, wordt op het bureaublad een pictogram weergegeven dat de geselecteerde
printer aangeeft.
1Dubbelklik op dit pictogram op het bureaublad.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
2Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren.
3Druk op de knop met de prullenbak
Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS X
1Open Programma's Æ Hulpprogramma's, en dubbelklik vervolgens op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
2Dubbelklik op de printer waar de afdruktaak naartoe is verzonden
3Selecteer in het printervenster de afdruktaak die u wilt annuleren.
4Druk op Verwijder.
Pagina met menu-instellingen afdrukken
De pagina met menu-instellingen bevat de huidige instellingen (standaardinstellingen van de gebruiker) voor de menu’s,
een lijst met de geïnstalleerde opties en het beschikbare printergeheugen. Met behulp van deze pagina kunt u controleren
of alle printeropties juist zijn geïnstalleerd en de printerinstellingen correct zijn.
Raadpleeg Informatie over het bedieningspaneel voor informatie over het display en de knoppen van het
bedieningspaneel.
1Controleer of de printer is ingeschakeld en of het bericht Gereed verschijnt.
2Druk kort op .
3Druk op tot Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
4Druk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt en druk vervolgens op .
5Het bericht Menu-instellingen worden afgedrukt wordt weergegeven terwijl de pagina wordt afgedrukt.
De printer keert terug in de werkstand Gereed nadat de pagina met menu-instellingen is afgedrukt.
Als er een ander bericht wordt weergegeven wanneer deze pagina wordt afgedrukt, raadpleegt u de Handleiding menu's en berichten op de cd met documentatie voor meer informatie.
Directorylijst afdrukken
Een directorylijst is een overzicht van alle bronnen die zijn opgeslagen in het flashgeheugen of op de vaste schijf.
Directorylijst afdrukken:
1Controleer of de printer is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display verschijnt.
2Druk kort op .
3Druk op totdat Instellingen verschijnt en druk vervolgens op .
4Druk op tot Rapporten verschijnt en druk vervolgens op.
Pagina met menu-instellingen afdrukken
29
Afdrukken
5Druk op totdat Directory afdrukken verschijnt en druk vervolgens op .
Het bericht Directorylijst wordt afgedrukt wordt weergegeven op het display totdat de pagina is afgedrukt.
De printer keert terug in de werkstand Gereed nadat de directory is afgedrukt.
Voorbeeldlettertypen afdrukken
Voorbeelden van alle beschikbare lettertypen voor de printer afdrukken:
1Controleer of de printer is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display verschijnt.
2Druk kort op .
3Druk op totdat Rapporten verschijnt en druk vervolgens op .
4Druk op totdat Lettertypen afdr verschijnt en druk vervolgens op .
5Druk op totdat òf PCL-lettertypen òf PostScript-lettertypen het huidige item, afhankelijk van
de benodigde lettertypelijst. Het is het huidige item wanneer de voor het item wordt weergegeven.
•Selecteer PCL-lettertypen om de lijst met voor de PCL-emulator beschikbare lettertypen af te drukken.
•Selecteer PS-lettertypen om de lijst met voor de PostScript3-emulator beschikbare lettertypen af te
drukken.
6Wanneer het benodigde item wordt geselecteerd, drukt u op .
Het bericht PCL-lettertypen afdr of PS-lettertypen afdr wordt weergegeven terwijl de pagina's worden afgedrukt
afhankelijk van welke werd geselecteerd. De printer keert terug naar het bericht Gereed nadat de pagina's met
voorbeelden van lettertypen zijn afgedrukt.
Als er een ander bericht wordt weergegeven wanneer deze pagina wordt afgedrukt, raadpleegt u de Handleiding menu's en berichten op de cd met documentatie voor meer informatie.
Testpagina’s voor de afdrukkwaliteit afdrukken
U kunt testpagina’s afdrukken om problemen met de afdrukkwaliteit op te sporen.
1Zet de printer uit.
2Houd en ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3Laat de knoppen los zodra de klok verschijnt.
Op de eerste regel van het display verschijnt het MENU CONFIG.
4Druk op tot Testpags afdr. verschijnt en druk vervolgens op.
De pagina’s worden opgemaakt. Het bericht Testpagina's worden afgedrukt verschijnt en vervolgens worden
de pagina's afgedrukt. Het bericht blijft zichtbaar op het display tot alle pagina’s zijn afgedrukt.
Er zijn verschillende testpagina’s voor de afdrukkwaliteit. De eerste pagina, die alleen wordt afgedrukt in het
Engels, bevat een combinatie van tekst en afbeeldingen. De informatie bestaat uit de waarden van de instellingen
van het menu Kwaliteit in Instellingen, en informatie over de configuratie van de printer- en tonercartridge.
De overige pagina's bevatten alleen afbeeldingen.
Nadat u de testpagina's voor de afdrukkwaliteit hebt afgedrukt, kunt u het MENU CONFIG verlaten.
5Druk op totdat Config afsluiten verschijnt en druk vervolgens op .
6Het bericht Printer wordt opnieuw ingesteld en de klok worden weergegeven en de printer keert terug naar
Gereed.
Voorbeeldlettertypen afdrukken
30
Loading...
+ 120 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.