The following paragraph does not apply to any country where such provisions are inconsistent with local law: LEXMARK
INTERNATIONAL, INC., PROVIDES THIS PUBLICATION “AS IS” WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EITHER EXPRESS OR
IMPLIED, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR A PARTICULAR
PURPOSE. Some states do not allow disclaimer of express or implied warranties in certain transactions; therefore, this statement may not
apply to you.
This publication could include technical inaccuracies or typographical errors. Changes are periodically made to the information herein; these
changes will be incorporated in later editions. Improvements or changes in the products or the programs described may be made at any time.
Comments about this publication may be addressed to Lexmark International, Inc., Department F95/032-2, 740 West New Circle Road,
Lexington, Kentucky 40550, U.S.A. In the United Kingdom and Eire, send to Lexmark International Ltd., Marketing and Services
Department, Westhorpe House, Westhorpe, Marlow Bucks SL7 3RQ. Lexmark may use or distribute any of the information you supply in
any way it believes appropriate without incurring any obligation to you. To obtain additional copies of publications related to this product, visit
the Lexmark Web site at www.lexmark.com.
References in this publication to products, programs, or services do not imply that the manufacturer intends to make these available in all
countries in which it operates. Any reference to a product, program, or service is not intended to state or imply that only that product,
program, or service may be used. Any functionally equivalent product, program, or service that does not infringe any existing intellectual
property right may be used instead. Evaluation and verification of operation in conjunction with other products, programs, or services, except
those expressly designated by the manufacturer, are the user’s responsibility.
This software and any accompanying documentation provided under this agreement are commercial computer software and documentation
developed exclusively at private expense.
Trademarks
OptraImage is a trademark of Lexmark International, Inc.
®
PCL
is a registered trademark of the Hewlett-Packard Company. PCL is Hewlett-Packard Company’s designation of a set of printer
commands (language) and functions included in its printer products. This printer is intended to be compatible with the PCL language.
This means the printer recognizes PCL commands used in various application programs, and that the printer emulates the functions
corresponding to the commands.
Details relating to compatibility are included in the Technical Reference.
All trademarks are the property of their respective owners.
Veiligheidsinformatie
• Het netsnoer moet worden aangesloten op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat eenvoudig
bereikbaar is.
VOORZICHTIG: Schakel dit product tijdens onweer niet in en sluit geen elektrische kabels of stroomkabels aan, zoals het netsnoer
of een telefoonkabel.
• Onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een
professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
• Dit product is samen met specifieke Lexmark-onderdelen ontwikkeld, getest en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd
geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmark is niet
verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
• Dit product gebruikt een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Hierdoor kan het afdrukmateriaal bepaalde stoffen
afgeven. Bestudeer het gedeelte in de bedieningsinstructies waarin de richtlijnen voor het selecteren van afdrukmateriaal worden
besproken om schadelijke emissies te voorkomen.
2
Installatieomgeving
Aangezien de installatieomgeving van invloed is op de printer, kunt u de printer het beste op een montagestandaard of op
een tafel plaatsen op een plek waar de printer goed kan functioneren.
De volgende punten geven de temperatuur- en vochtigheidsbereiken aan die acceptabel zijn voor een goede werking van
de printer.
•Geschikte omgeving
•Temperatuur: 10 °C tot 32,5 °C
•Vochtigheidsgraad: 15% tot 80%
•Aanbevolen omgeving
•Temperatuur: 17,5 °C tot 27 °C
•Vochtigheidsgraad: 15% tot 80%
Plaats de printer niet op de volgende plekken:
•Op een plek in het directe zonlicht
•Naast de airconditioning of op een plek waar de printer direct wordt blootgesteld aan koude of warme
luchtstromen, of aan stralingshitte
•Op een plek waar de printer wordt blootgesteld aan uitstoot die direct afkomstig is van een andere printer
•Op een plek waar de temperatuur- of de vochtigheidsgraadverschillen aanzienlijk zijn (zorg ervoor dat de printer
niet wordt blootgesteld aan condens)
•Op een plek waar de printer wordt blootgesteld aan een buitensporige hoeveelheid stof of aan bijtende stoffen
•Op een plek zoals een laboratorium, waar chemische reacties kunnen plaatsvinden
•Op een plek waar een ultrasoon bevochtigingsapparaat wordt gebruikt
•In een slecht geventileerde ruimte
•Naast apparatuur die elektrische ruis of sterke magnetische velden genereert
•Op een plek waar de printer wordt blootgesteld aan trillingen of schokken
•Op alle plekken die het gewicht van de printer niet kunnen dragen (ongeveer 29 kg voor de printer met
printerbenodigdheden en ongeveer 35 kg voor de totale printerconfiguratie, inclusief opties)
•Op een plek die niet vlak of niet waterpas is
•Op een plek waar de printer kan gaan schuiven of kan vallen
Geconfigureerd model .....................................................................................................................................6
Hoofdstuk 2: Opties installeren en verwijderen ............................................................... 9
Lader voor 530 vel installeren ........................................................................................................................ 10
Lader aan printer bevestigen .................................................................................................................. 11
Tips voor het afdrukken ................................................................................................................................. 17
Tips voor het bewaren van afdrukmateriaal ........................................................................................... 17
Voorkomen van papierstoringen .............................................................................................................17
Afdruktaak naar de printer versturen .............................................................................................................17
Een afdruktaak annuleren .............................................................................................................................. 17
Afdruktaken annuleren via het bedieningspaneel van de printer ............................................................18
Afdruktaken annuleren via een Windows-computer ............................................................................... 18
Een afdruktaak annuleren vanaf een Macintosh-computer ....................................................................18
De statuspagina afdrukken ............................................................................................................................ 19
Hoofdstuk 4: Specificaties voor afdrukmateriaal .......................................................... 20
Richtlijnen voor afdrukmateriaal .....................................................................................................................20
Bronnen en specificaties voor afdrukmateriaal vaststellen ............................................................................27
De uitvoerlade gebruiken ...............................................................................................................................32
Afdrukmateriaal in de laden plaatsen ............................................................................................................32
De standaardlade vullen met enveloppen .....................................................................................................36
Gebruik van de papiersteun in de uitvoerlade ...............................................................................................39
De printer onderhouden .................................................................................................................................40
Status van supplies vaststellen ...................................................................................................................... 40
Supplies en printeronderdelen bestellen .......................................................................................................40
Lens van de printkop reinigen ........................................................................................................................55
Problemen met het display ............................................................................................................................ 69
Index .................................................................................................................................... 84
5
1
Overzicht
Basismodel
Op de volgende afbeelding ziet u het basismodel en de kenmerken van de Lexmark™ C500n printer.
Bedieningspaneel
Uitvoerlade
Standaardlade
(lade voor 250 vel)
Geconfigureerd model
De volgende afbeelding toont de optionele lader voor 530 vel die beschikbaar is voor de Lexmark C500n. Raadpleeg
Opties installeren en verwijderen voor meer informatie.
Optionele lader voor 530 vel
Overzicht
6
Overzicht
Bedieningspaneel
Het display van het bedieningspaneel is een 2-regelig display waarop tekst in grijstinten wordt weergegeven. De knoppen
Start en Stop bevinden zich onder het display van het bedieningspaneel. De navigatieknoppen en de knoppen Terug en
Selecteren bevinden zich onder de knoppen Start en Stop.
Display van het
bedieningspaneel
ERROR
Foutlampje
Stop
Te r ug
Navigatieknoppen
Het gebruik van de knoppen en de indeling van het bedieningspaneel worden in de volgende tabel beschreven.
KnopFunctie
Start (met
indicatielampje)
Op het bedieningspaneel bevindt zich een groen indicatielampje. Het lampje geeft aan of
de printer is ingeschakeld, bezig is, niet actief is, off line is, of bezig is met de verwerking
van een taak.
Door op Start te drukken kunt u schakelen tussen de on line en de off line status van de
printer. Ook kunt u via deze knop de menu's openen.
StatusBetekenis
UitPrinter is off line en de menu's zijn beschikbaar.
Brandt groenDe printer staat aan, maar is niet actief.
Knippert groenDe printer is bezig met opwarmen, het verwerken van
gegevens of het afdrukken van gegevens.
Start (met
indicatielampje)
Selecteren
Stop Druk op de knop Stop om de mechanische werking van de printer te stoppen. Nadat u op
Terug Druk op de knop Teru g om terug te gaan naar het scherm dat als laatste is bekeken.
Stop hebt gedrukt, wordt het bericht Stopping (Stoppen) weergegeven. Nadat de printer
is gestopt, wordt Stopped (Gestopt) weergegeven op de statusregel van het
bedieningspaneel en verschijnt er een lijst met opties.
Opmerking: Wijzigingen die zijn aangebracht op een scherm worden niet toegepast als u
op de knop Terug drukt.
Bedieningspaneel
7
KnopFunctie
Overzicht
NavigatieknoppenDe knoppen Links en Rechts worden gebruikt om binnen een scherm te
navigeren, bijvoorbeeld om van het ene item in het menuoverzicht naar het
andere te gaan.
De knop Selecteren wordt gebruikt om een selectie uit te voeren. Druk op Selecteren om een menu-item te selecteren of om een configuratie-item te
verzenden.
Display van het
bedieningspaneel
Op het bedieningspaneel worden berichten weergegeven over de huidige status van de
printer en mogelijke problemen die moeten worden opgelost.
De bovenste regel van het display is de kopregel.
Tray1:Letter
Ready
ERROR
FoutlampjeHet foutlampje gaat branden als er een onderhoudsbericht wordt weergegeven. Raadpleeg
de Handleiding menu's en berichten voor meer informatie.
Tray1:Letter
Set K Toner CG
ERROR
Bedieningspaneel
8
2
Opties installeren en verwijderen
U kunt de printer aanpassen door optionele invoerapparaten toe te voegen. U kunt deze instructies ook gebruiken om u te
helpen bij het vinden van opties die moeten worden verwijderd. Installeer de printer en alle opties die u hebt aangeschaft in
de volgorde zoals hieronder is aangegeven:
VOORZICHTIG: Als u opties wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de printer
uitzetten en het netsnoer loskoppelen.
•Optionele lader voor 530 vel
•Printer
Opties installeren en verwijderen
9
Opties installeren en verwijderen
Lader voor 530 vel installeren
Als u een locatie hebt uitgezocht en een optionele lader hebt geplaatst, kunt u de printer installeren.
Til de printer op bij de verzonken handgrepen aan beide kanten van de printer en plaats de printer op de optionele lader.
VOORZICHTIG: De printer weegt 29 kg en moet voor de veiligheid door ten minste twee mensen worden opgetild.
Plaats de printer als volgt op de optionele lader:
Sleuf
Connector
1Richt de onderzijde van de printer naar de nokjes, sleuven en de connector van de lader.
2Laat de printer op zijn plaats zakken. Zorg ervoor dat de printer goed op de lader rust.
Staafje
Lader voor 530 vel installeren
10
Opties installeren en verwijderen
Lader aan printer bevestigen
Montagebeugel
Schroef
vastdraaien
1Breng één montagebeugel op gelijke hoogte met de opening aan de rechterzijde van de printer (zie afbeelding).
Druk de beugel plat tegen de printer en draai vervolgens de schroef vast.
2Begin aan de voorkant van de printer en druk de rechterzijklep op de printer, waarbij u elke sleuf van de klep over
het bijbehorende nokje van de optionele lader schuift, zodat de ruimte tussen de printer en de optionele lader
wordt afgedekt.
Let op de stand waarin de zijklep wordt geplaatst. De zijklep is plat aan de onderzijde.
Lader voor 530 vel installeren
11
Opties installeren en verwijderen
Schroef
vastdraaien
Montagebeugel
3Breng de andere montagebeugel op gelijke hoogte met de opening aan de linkerkant van de printer zoals in de
afbeelding wordt weergegeven. Druk de beugel plat tegen de printer en draai vervolgens de schroef vast.
4Begin aan de voorkant van de printer en druk de linkerzijklep op de printer, waarbij u elke sleuf van de klep over
het bijbehorende nokje van de optionele lader schuift, zodat de ruimte tussen de printer en de optionele lader
wordt afgedekt.
Let op de stand waarin de zijklep wordt geplaatst. De zijklep is plat aan de onderzijde.
Lader voor 530 vel installeren
12
Opties installeren en verwijderen
Opties verwijderen
Als u de printer wilt verplaatsen of als de printer of onderdelen voor verwerking van afdrukmateriaal moeten worden
vervoerd naar een nieuwe locatie, moet u alle onderdelen voor de mediaverwerking verwijderen uit de printer. Voorkom
beschadiging tijdens het transport door de printer en de verwerkingsopties voor afdrukmateriaal goed te verpakken.
Printer van de optionele lader voor 530 vel verwijderen
1Schakel de printer uit en koppel het netsnoer los.
2Ontkoppel alle kabels aan de achterzijde van de printer.
3Ga naar de achterzijde van de printer en begin met de rechterzijklep. Trek voorzichtig de vier sleuven uit de
overeenkomstige nokjes en ga verder tot de voorzijde van de printer.
Opties verwijderen
13
Opties installeren en verwijderen
4Ga naar de achterzijde van de printer en begin met de linkerzijklep. Trek voorzichtig de vier sleuven uit de
overeenkomstige nokjes en ga verder tot de voorzijde van de printer.
Opties verwijderen
14
Opties installeren en verwijderen
5Draai de rechterschroef los en verwijder de rechterbeugel.
Schroef losdraaien
Montagebeugel
6Draai de linkerschroef los en verwijder de linkerbeugel.
Schroef losdraaien
Opties verwijderen
15
Opties installeren en verwijderen
7Til de printer uit de optionele lader en zet het apparaat weg.
VOORZICHTIG: De printer weegt 29 kg en moet voor de veiligheid door ten minste twee mensen worden opgetild.
Let erop dat uw vingers zich niet onder de printer bevinden wanneer u het apparaat neerzet.
Opties verwijderen
16
3
Afdrukken
Dit hoofdstuk bevat afdruktips, instructies voor het afdrukken van lijsten met gegevens over de printer en informatie over het
annuleren van een taak.
Tips voor het afdrukken
Tips voor het bewaren van afdrukmateriaal
Bewaar het afdrukmateriaal zorgvuldig. Raadpleeg Afdrukmateriaal bewaren voor meer informatie.
Voorkomen van papierstoringen
Als u geschikt papier of afdrukmateriaal (transparanten, etiketten en karton) gebruikt, helpt u afdrukproblemen voorkomen.
Raadpleeg Tips voor het voorkomen van papierstoringen voor meer informatie.
Opmerking: We raden aan dat u een proefafdruk maakt op het gewenste papier of het speciale afdrukmateriaal
voordat u grote hoeveelheden aankoopt.
U kunt de meeste storingen voorkomen door het geschikte papier of speciaal afdrukmateriaal te kiezen en de laden op de
juiste manier te vullen. Zie Afdrukmateriaal in de laden plaatsen voor meer informatie over het vullen van de
standaardlade, de optionele lade voor 250 vel van Legal-formaat en de optionele lade voor 530 vel.
Raadpleeg in geval van storingen Papierstoringen verhelpenvoor meer informatie. Zie Tips voor het voorkomen van papierstoringen voor tips om storingen te voorkomen.
Afdruktaak naar de printer versturen
Vanuit een normale Windows-toepassing drukt u als volgt een afdruktaak af:
1Open het bestand dat u wilt afdrukken.
2Selecteer in het menu Bestand de optie Afdrukken.
3Controleer of in het dialoogvenster de juiste printer is geselecteerd.
4Wijzig eventueel de printerinstellingen (het aantal af te drukken pagina's of het aantal exemplaren).
Opmerking: Klik op Eigenschappen of Instellingen om printerinstellingen aan te passen die niet op het eerste
scherm beschikbaar zijn, en klik op OK.
5Klik op OK of Afdrukken om de afdruktaak naar de geselecteerde printer te sturen.
Een afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak op verschillende manieren annuleren.
Afdrukken
17
Afdrukken
Afdruktaken annuleren via het bedieningspaneel van de printer
Een afdruktaak annuleren die wordt afgedrukt:
1Druk op om de printer in te stellen op off line.
2Druk op om de afdruktaak te annuleren.
Afdruktaken annuleren via een Windows-computer
Een afdruktaak annuleren via de taakbalk
Voor elke afdruktaak die u naar de printer stuurt, wordt rechts in de taakbalk een klein pictogram in de vorm van een printer
weergegeven.
1Dubbelklik op dit pictogram.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
2Selecteer de taak die u wilt annuleren.
3Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Een afdruktaak annuleren via het bureaublad
1Minimaliseer alle programma's, zodat het bureaublad wordt weergegeven.
2Dubbelklik op Deze computer.
3Dubbelklik op het pictogram Printers.
Er wordt nu een lijst met beschikbare printers weergegeven.
4Dubbelklik op de printer waarnaar u de afdruktaak hebt verstuurd.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
5Selecteer de taak die u wilt annuleren.
6Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Een afdruktaak annuleren vanaf een Macintosh-computer
Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS 9.x
Als u een afdruktaak naar de printer stuurt, wordt op het bureaublad een pictogram weergegeven dat de geselecteerde
printer aangeeft.
1Dubbelklik op dit pictogram op het bureaublad.
In het printervenster wordt een lijst met afdruktaken weergegeven.
2Selecteer de taak die u wilt annuleren.
3Klik op het pictogram Prullenmand.
Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS X.
1Open Programma's Æ Hulpprogramma's en dubbelklik vervolgens op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
Opmerking: U kunt een afdruktaak ook annuleren door te klikken op de printerconfiguratie in het basisstation.
Een afdruktaak annuleren
18
Afdrukken
2Dubbelklik op de printer waarnaar u de afdruktaak hebt verstuurd.
3Selecteer in het printervenster de afdruktaak die u wilt annuleren.
4Druk op Delete.
De statuspagina afdrukken
De statuspagina toont informatie over de levensduur van de onderdelen en informatie over het afdrukken. U kunt deze
pagina gebruiken om de status van de supplies vast te stellen.
1Controleer of de printer is ingeschakeld en of het bericht Ready (Gereed) op het display wordt weergegeven.
2Druk op .
3Druk op totdat Test Menu (Testmenu) wordt weergegeven en druk vervolgens op .
4Druk op totdat StatusPage (Statuspagina) wordt weergegeven en druk vervolgens op .
Het bericht Please Wait (Een ogenblik geduld) wordt even weergegeven. Vervolgens knippert het bericht StatusPage
(Statuspagina) terwijl de pagina wordt afgedrukt. Druk na het afdrukken van de pagina op om terug te keren naar
de stand Ready (Gereed).
De statuspagina afdrukken
19
4
Specificaties voor afdrukmateriaal
Er bestaan verschillende soorten afdrukmateriaal, zoals papier, karton, transparanten, etiketten en enveloppen. De laatste
vier soorten afdrukmateriaal worden soms speciaal afdrukmateriaal genoemd. De printer kan kwalitatief hoogwaardige
afdrukken maken op allerlei afdrukmateriaal. Er zijn diverse aspecten van afdrukmateriaal die u moet overwegen voordat u
gaat afdrukken. In dit hoofdstuk vindt u informatie over het kiezen en bewaren van afdrukmateriaal.
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
U voorkomt problemen bij het afdrukken door geschikt afdrukmateriaal voor de printer te kiezen.
In de volgende paragrafen vindt u richtlijnen voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal voor de printer.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie over de eigenschappen van afdrukmateriaal. U vindt deze
publicatie op de website van Lexmark op www.lexmark.com/publications.
Papier
Voor een optimale afdrukkwaliteit en betrouwbare invoer, moet u kopieerpapier van 90 g/m2 met vezels in de lengterichting
gebruiken. Ook als u normaal bedrijfspapier gebruikt, is de afdrukkwaliteit aanvaardbaar.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden van een bepaald soort afdrukmateriaal aanschaft.
Houd bij het kiezen van afdrukmateriaal rekening met het gewicht, het vezelgehalte en de kleur.
Tijdens het afdrukproces van de laserprinter wordt het papier verhit tot temperaturen van 170 °C voor niet-MICRtoepassingen. Gebruik uitsluitend papier dat deze temperaturen kan weerstaan zonder dat het verkleurt, doorloopt of
gevaarlijke stoffen afgeeft. Informeer bij de fabrikant of leverancier van het papier of het geschikt is voor laserprinters.
Let bij het plaatsen van papier op de aanbevolen afdrukzijde op de verpakking en plaats het papier dienovereenkomstig.
Raadpleeg Afdrukmateriaal in de laden plaatsen voor meer informatie.
Papiereigenschappen
De volgende papiereigenschappen zijn van invloed op de afdrukkwaliteit en de betrouwbaarheid van de printer. Wij
adviseren u deze richtlijnen te volgen wanneer u een nieuw type papier overweegt.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark op
www.lexmark.com/publications.
Specificaties voor afdrukmateriaal
20
Specificaties voor afdrukmateriaal
Gewicht
De printer kan automatisch papier met een gewicht van 60 tot 90 g/m
minder dan 60 g/m
optreden. Gebruik voor de beste prestaties papier van 90 g/m
2
is mogelijk niet stevig genoeg om correct te worden ingevoerd, waardoor papierstoringen kunnen
2
dat kleiner is dan 182 x 257 mm, moet het gewicht ten minste 90 g/m
Krullen
Krullen is de neiging van afdrukmateriaal om aan de randen om te buigen. Dit kan invoerproblemen veroorzaken. Papier
kan omkrullen nadat het door de printer is gevoerd en daarbij is blootgesteld aan hoge temperaturen. Als u papier in hete,
vochtige, koude of droge omstandigheden buiten de verpakking of in de laden bewaart, kan het papier omkrullen voordat
erop wordt afgedrukt. Dit kan invoerproblemen veroorzaken.
Gladheid
De mate van gladheid van het papier is direct van invloed op de afdrukkwaliteit. Als het papier te ruw is, wordt de toner niet
goed op het papier gefixeerd. Hierdoor krijgt u een slechte afdrukkwaliteit. Te glad papier kan invoerproblemen of
problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken. De gladheid dient tussen de 100 en 300 Sheffield-punten te liggen.
Een gladheid tussen de 150 en 250 Sheffield-punten geeft echter de beste afdrukkwaliteit.
Vochtgehalte
Het vochtgehalte van het papier is van invloed op de afdrukkwaliteit en het vermogen van de printer om het papier goed in
te voeren. Laat het papier in de originele verpakking zitten tot u het gaat gebruiken. Hierdoor wordt het papier in mindere
mate blootgesteld aan veranderingen in luchtvochtigheid, die nadelig kunnen zijn voor de prestaties.
Laat het papier acclimatiseren terwijl het nog in de originele verpakking zit. U doen dit door het papier 24 tot 48 uur lang in
dezelfde omgeving als de printer te bewaren, waardoor het zich aan de eigenschappen van de nieuwe omgeving kan
aanpassen. Verleng de acclimatiseringsperiode met enkele dagen als de opslag- of transportomgeving erg afwijkt van de
printeromgeving. Vanwege het gewicht van het materiaal kan voor dik papier mogelijk ook een langere
acclimatiseringsperiode nodig zijn.
Vezelrichting
De vezelrichting heeft betrekking op de uitlijning van de papiervezels in een vel papier. De vezels kunnen in de
lengterichting of in de breedterichting lopen.
2
Voor papier van 60 tot 90 g/m
worden vezels in de lengterichting aanbevolen.
Vezelgeh alte
Het meeste hoogwaardige kopieerpapier wordt gemaakt van 100% houtcellulose. Dit gehalte aan houtcellulose voorziet het
papier van een grote mate van stabiliteit, waardoor er minder invoerproblemen optreden en de afdrukkwaliteit verbetert.
Als papier bijvoorbeeld katoenvezels bevat, kan de papierverwerking verslechteren.
2
met vezels in lengterichting invoeren. Papier van
met vezels in de lengterichting. Als u papier wilt gebruiken
2
zijn.
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
21
Specificaties voor afdrukmateriaal
Ongeschikt papier
Het volgende papier wordt niet aanbevolen voor gebruik met de printer:
•chemisch behandeld papier dat wordt gebruikt om kopieën te maken zonder carbonpapier, ook bekend als
CCP-papier (zelfkopiërend papier zonder carbon) of NCR-papier (doordrukpapier zonder carbon);
•voorbedrukt papier dat chemische stoffen bevat die schadelijk zijn voor de printer;
•voorbedrukt papier dat kan worden aangetast door de temperatuur in het verhittingsstation van de printer;
•voorbedrukte papiersoorten waarvoor een registrering (nauwkeurige positionering van de afdruk) van meer dan
±0,23 mm is vereist, zoals OCR-formulieren (optical character recognition);
In sommige gevallen kunt u de registratie aanpassen vanuit de softwaretoepassing, zodat u deze formulieren
zonder problemen kunt afdrukken.
•structuurpapier, papier met een ruw of sterk vezelig oppervlak, of gekruld papier;
•kringlooppapier dat meer dan 25% afvalstoffen bevat en niet voldoet aan de norm DIN 19 309;
•kringlooppapier lichter dan 60 g/m
•formulieren of documenten die uit verschillende onderdelen bestaan.
2
;
Papier selecteren
Als u papier op de juiste manier plaatst, voorkomt dit papierstoringen en kunt u probleemloos afdrukken.
U kunt als volgt papierstoringen of een slechte afdrukkwaliteit voorkomen:
•Gebruik altijd nieuw, onbeschadigd papier.
•Zorg dat u weet wat de aanbevolen afdrukzijde is van het papier dat u gebruikt, voordat u het in de papierlade
plaatst. Deze informatie staat meestal op de verpakking.
•Gebruik geen papier dat u zelf hebt gesneden of bijgeknipt.
•Gebruik nooit afdrukmateriaal van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde invoerlade. Er kunnen anders
papierstoringen optreden.
•Gebruik geen coated papier.
•Vergeet niet de instelling Papierformaat te veranderen wanneer u een invoerlade gebruikt die automatische
formaatdetectie niet ondersteunt.
•Verwijder laden niet tijdens het uitvoeren van een afdruktaak of wanneer het bericht Busy (Bezig) wordt
weergegeven op het display van het bedieningspaneel.
•Controleer of de instellingen voor de papiersoort in het stuurprogramma juist zijn.
•Controleer of het papier goed in de lade is geplaatst.
•Buig het papier enkele malen. Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
22
Specificaties voor afdrukmateriaal
Papier bewaren
Houd de volgende richtlijnen aan om een regelmatige afdrukkwaliteit te garanderen en te voorkomen dat er problemen met
papierinvoer ontstaan.
•Sla papier op in een ruimte waar de temperatuur ongeveer 21 °C is en waar de relatieve vochtigheid
40% bedraagt.
•Bewaar dozen papier liever niet op de vloer, maar plaats ze op een pallet of een plank.
•Als u losse pakken papier niet in de oorspronkelijke doos bewaart, leg de pakken dan op een vlakke ondergrond
zodat de randen niet omkrullen of kreuken.
•Plaats niets op de pakken papier.
Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het pas uit als u het in de printer gaat gebruiken.
Voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier selecteren
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier selecteert voor de printer:
•Gebruik voor de beste resultaten papier met vezels in de lengterichting.
•Gebruik uitsluitend formulieren en briefhoofdpapier dat is bedrukt door middel van een lithografisch of graverend
drukproces.
•Vermijd papier met een ruw of sterk vezelig oppervlak.
Gebruik papier dat is bedrukt met hittebestendige inkt en dat geschikt is voor kopieerapparaten. De inkt moet temperaturen
van 170 °C kunnen weerstaan zonder te smelten of gevaarlijke stoffen af te geven. Gebruik inkt die niet wordt aangetast
door de hars in de toner. Inktsoorten op water- of oliebasis voldoen aan deze vereisten. Latex-inkten kunnen smelten.
Neem bij twijfel contact op met uw papierleverancier.
Voorbedrukt papier, zoals briefhoofdpapier, moet bestand zijn tegen temperaturen tot 170 °C zonder te smelten of
gevaarlijke stoffen af te geven.
Papier bewaren
23
Specificaties voor afdrukmateriaal
Afdrukken op briefhoofdpapier
Vraag de fabrikant of verkoper of het voorbedrukte briefhoofdpapier dat u hebt gekozen geschikt is voor laserprinters.
Wanneer u wilt afdrukken op briefhoofdpapier, is het belangrijk dat u de juiste afdrukstand instelt. Gebruik de volgende
tabel als hulp bij het plaatsen van briefhoofdpapier in de invoerladen.
InvoerladeAfdrukzijdeBovenkant pagina
Lade 1
(standaardlade)
Briefhoofdpapier naar bovenBriefhoofd in de richting van de
achterkant van de invoerlade
Lade 1
(optionele lade voor 250 vel van Legal-formaat)
Lade 2
(optionele lader voor 530 vel)
Briefhoofdpapier naar bovenBriefhoofd in de richting van de
achterkant van de invoerlade
Transparanten
U kunt transparanten invoeren vanuit de standaardlade. Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote
hoeveelheden transparanten aanschaft.
Let bij het afdrukken op transparanten op het volgende:
•Stel de papiersoort in op transparanten in het printerstuurprogramma. Op die manier voorkomt u schade aan
de printer.
•Gebruik transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Transparanten moeten temperaturen van
170 °C kunnen weerstaan zonder te smelten, te verkleuren, te verschuiven of gevaarlijke stoffen af te geven.
•Zorg dat er geen vingerafdrukken op de transparanten komen wanneer u deze vastpakt, zodat er zo min mogelijk
problemen met de afdrukkwaliteit optreden.
•Waaier de stapel uit voordat u de transparanten plaatst, zodat de vellen niet aan elkaar blijven plakken.
Transparanten selecteren
De printer kan direct afdrukken op transparanten die zijn ontworpen voor gebruik in laserprinters. De afdrukkwaliteit en de
duurzaamheid zijn afhankelijk van de soort transparant die wordt gebruikt. Maak altijd eerst een aantal proefafdrukken met
de transparanten die u overweegt te gebruiken voordat u er grote hoeveelheden van aanschaft.
Stel de papiersoort in op transparanten om papierstoringen te voorkomen. Vraag de fabrikant of verkoper of de
transparanten compatibel zijn met laserprinters die transparanten verhitten tot 170 °C. Gebruik alleen transparanten die
deze temperaturen kunnen weerstaan zonder dat ze smelten, verkleuren, verschuiven of gevaarlijke stoffen afgeven.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark op
www.lexmark.com/publications.
Enveloppen
U kunt maximaal 10 enveloppen plaatsen in de standaardlade. Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote
hoeveelheden enveloppen aanschaft. Zie De standaardlade vullen met enveloppen voor instructies voor het plaatsen
van enveloppen.
Let bij het afdrukken op enveloppen op het volgende:
•U bereikt de beste resultaten als u hoogwaardige enveloppen gebruikt die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
•Stel de invoerlade, de papiersoort en het juiste envelopformaat in via het printerstuurprogramma.
•Het beste resultaat bereikt u met enveloppen die zijn gemaakt van papier met een gewicht van 90 g/m
standaardlade voor 250 vel mag u maximaal 105 g/m
105 g/m
100% uit katoen bestaan, mogen niet zwaarder zijn dan 90 g/m
2
plaatsen, zolang het katoengehalte van de enveloppen 25% of minder bedraagt. Enveloppen die voor
2
plaatsen. Ook in de lade voor enveloppen mag u maximaal
2
.
Papier bewaren
24
2
. In de
Specificaties voor afdrukmateriaal
•Gebruik alleen nieuwe, onbeschadigde enveloppen.
•Gebruik voor de beste prestaties en de minste papierstoringen geen enveloppen die:
–gemakkelijk krullen;
–aan elkaar kleven of beschadigd zijn;
–vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
–metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
–zijn samengevouwen;
–zijn voorzien van postzegels;
–een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is (af)gesloten;
–gekartelde randen of omgebogen hoeken hebben;
–een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben.
•Gebruik alleen enveloppen die bij blootstelling aan temperaturen van 170 °C niet sluiten, omkrullen, kreuken
of gevaarlijke stoffen afscheiden. Raadpleeg de leverancier van de enveloppen als u niet zeker weet of deze
geschikt zijn.
•Stel de breedtegeleider in op de breedte van de enveloppen.
•Plaats nooit enveloppen van een verschillend formaat tegelijk in de lade. U mag enveloppen alleen in de
standaardlade plaatsen. Leg ze met de klep naar beneden tegen de linkerkant van de lade.
•Door een hoge temperatuur tijdens het afdrukken in combinatie met een hoge vochtigheid (meer dan 60%) kan
het voorkomen dat enveloppen dichtgeplakt worden.
•Gebruik alleen enveloppen met een klep die de naden afdekt waar deze elkaar raken. Hieronder vindt u enkele
voorbeelden.
Envelopklep
Envelopnaad
Ondersteund
Niet-ondersteund
Papier bewaren
25
Specificaties voor afdrukmateriaal
Etiketten
De printer kan afdrukken op de meeste soorten etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters, behalve etiketten
van vinyl. Deze etiketten worden geleverd op vellen met het formaat A4, Letter of Legal. De lijm, de voorzijde (bedrukbaar
materiaal) en de coatings moeten bestand zijn tegen temperaturen van 170 °C en een druk van 25 psi.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden etiketten aanschaft.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken en het ontwerp van
etiketten. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark op www.lexmark.com/publications.
Let bij het afdrukken op etiketten op het volgende:
•Stel de papiersoort in op etiketten. Stel de papiersoort in via het printerstuurprogramma.
•Plaats etiketten nooit samen met papier of transparanten in dezelfde lade. Dit kan invoerproblemen veroorzaken.
•Gebruik geen etiketvellen met glad rugmateriaal.
•Druk niet af binnen 1 mm vanaf de rand van het etiket.
•Gebruik volledige etikettenvellen. Als u etiketvellen gebruikt waarop etiketten ontbreken, kunnen de etiketten
tijdens het afdrukken loslaten van het vel. Hierdoor kunnen papierstoringen optreden. Gedeeltelijke vellen kunnen
tevens uw printer en cartridge verontreinigen met kleefstof. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op uw printer en
cartridge niet langer geldig is.
•Gebruik etiketten die bij blootstelling aan temperaturen van 170 °C niet vastplakken, omkrullen, kreuken of
gevaarlijke stoffen afscheiden.
•Druk niet af binnen 1 mm vanaf de rand van het etiket, vanaf de perforaties of tussen de snijranden van de
etiketten.
•Gebruik geen etiketvellen die lijm bevatten aan de rand van de vellen. Gebruik bij voorkeur vellen waarop de lijm
gericht is aangebracht op minstens 1 mm vanaf de randen. Als er lijm in de printer terechtkomt, kan de printer
beschadigd raken en vervalt mogelijk de garantie.
•Als gericht aangebrachte lijm niet mogelijk is, moet u een strook van 3 mm verwijderen van de voorste (bovenste)
rand en moet u lijm gebruiken die niet lekt.
•Verwijder een strook van 3 mm van de voorste strip vanaf de voorrand om te voorkomen dat etiketten loslaten in
de printer.
•Druk bij voorkeur af in de afdrukstand Staand, vooral bij het afdrukken van streepjescodes.
•Gebruik geen etiketten waarop de lijm zichtbaar is.
Papier bewaren
26
Loading...
+ 60 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.