KENNISGEVING BEGRENSDE EN BEPERKTE RECHTEN: als gegevens of software word(t)(en) geleverd conform een
'GSA'-contract (General Services Administration), zijn gebruik, vermenigvuldiging en openbaarmaking onderhevig aan
beperkingen zoals beschreven in Contractnr. GS-35F-05925.
Inhoud
Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie. . . . . . . . . . . v
Voordat u deze handleiding gaat gebruiken . . . . . v
Service en upgrades . . . . . . . . . . . . . . v
Netsnoeren en voedingsadapters . . . . . . . . . vi
Kennisgeving voor het netsnoer . . . . . . . . . vi
Verlengsnoeren en vergelijkbare accessoires . . . . vii
Stekkers en stopcontacten . . . . . . . . . . viii
Dit hoofdstuk bevat de veiligheidsvoorschriften die u moet kennen.
Voordat u deze handleiding gaat gebruiken
WAARSCHUWING:
Zorg ervoor dat u, voordat u deze handleiding gaat gebruiken, kennis neemt van de
veiligheidsvoorschriften voor dit product. Raadpleeg de informatie in deze sectie en de bij dit product
geleverde handleiding Veiligheid en garantie. Door de veiligheidsvoorschriften goed in u op te nemen
verkleint u de kans op persoonlijk letsel en op schade aan het product.
Als u geen exemplaar meer hebt van de handleiding Veiligheid en garantie, kunt u een Portable Document
Format (PDF)-versie downloaden van de Lenovo Support-website op
Support-website biedt de handleiding Veiligheid en garantie en deze Gebruikershandleiding ook in andere
talen.
Service en upgrades
Probeer niet zelf onderhoud aan het product uit te voeren, tenzij u hiertoe instructies hebt gekregen van het
Klantsupportcentrum of van de documentatie. Schakel alleen een serviceprovider in die goedkeuring heeft
voor het repareren van het desbetreffende product.
Opmerking: Sommige onderdelen van de computer kunnen door de gebruiker worden uitgebreid of
vervangen. Upgrades worden meestal 'opties' genoemd. Vervangende onderdelen die zijn goedgekeurd om
door de klant zelf te worden geïnstalleerd, worden Customer Replaceable Units of CRU's genoemd. CRU's
zijn door Lenovo voorzien van documentatie met instructies voor vervanging van deze onderdelen door de
klant. Volg bij het installeren of vervangen van dergelijke onderdelen steeds de instructies. Dat het aan/uitlampje niet brandt, betekent niet noodzakelijkerwijs dat het spanningsniveau binnenin een product nul is.
Voordat u de kap opent van een product dat is uitgerust met een netsnoer, dient u altijd te controleren of het
apparaat uit staat en of de stekker van het product uit het stopcontact is gehaald. Bij vragen neemt u contact
op met het Klantsupportcentrum.
https://support.lenovo.com. De Lenovo
Hoewel er geen bewegende onderdelen in de computer zitten als het netsnoer uit het stopcontact is gehaald,
is het goed om de volgende waarschuwingen, omwille van uw veiligheid, ter harte te nemen.
Bewegende onderdelen:
Houd vingers en andere lichaamsdelen uit de buurt van gevaarlijke, bewegende onderdelen. Stel uzelf direct
onder medische behandeling als u gewond raakt.
Heet oppervlak:
Vermijd contact met hete componenten in de computer. Tijdens het gebruik worden sommige componenten
zo heet dat ze brandwonden aan de huid kunnen veroorzaken. Zet de computer uit, ontkoppel de
voedingskabels en laat de componenten ongeveer tien minuten afkoelen voordat u de computerkap opent.
Plaats, nadat u een CRU hebt vervangen, alle beschermende kappen, inclusief de computerkap, terug
voordat u de voeding aansluit en de computer gebruikt. Dat is belangrijk om een elektrische schok te helpen
voorkomen en om te zorgen dat als onverwacht brand uitbreekt, wat in zeer zeldzame omstandigheden kan
gebeuren, het effect hiervan wordt beperkt.
Scherpe randen:
Wees wanneer u CRU's vervangt voorzichtig met scherpe randen of hoekpunten die verwonding kunnen
veroorzaken. Stel uzelf direct onder medische behandeling als u gewond raakt.
Netsnoeren en voedingsadapters
Gebruik uitsluitend netsnoeren en voedingsadapters die door de fabrikant van het product zijn geleverd.
Gebruik het netsnoer niet voor andere apparaten.
Netsnoeren dienen goedgekeurd te zijn voor veiligheid. Voor Duitsland moet dit H05VV-F, 3G, 0,75 mm
beter zijn. In andere landen moet aan overeenkomstige veiligheidseisen zijn voldaan.
Wind een netsnoer nooit om een voedingsadapter of een ander voorwerp. Hierdoor kan er een mechanische
spanning op het snoer komen te staan, waardoor het kan rafelen of scheuren. Dit kan gevaar opleveren.
Plaats netsnoeren altijd zo, dat niemand er op kan gaan staan of over kan vallen en dat er geen voorwerpen
op kunnen worden gezet.
Voorkom dat snoeren en voedingsadapters in aanraking komen met vloeistof. Laat een netsnoer of
voedingsadapter bijvoorbeeld niet liggen bij een wasbak of toilet, of op een vloer die wordt schoongemaakt
met een vloeibaar reinigingsmiddel. Vloeistoffen kunnen kortsluiting veroorzaken, met name als het netsnoer
of de voedingsadapter slijtage vertoont ten gevolge van verkeerd gebruik. Bovendien kan vloeistof corrosie
van de stekkers en/of aansluitpunten veroorzaken, hetgeen uiteindelijk kan leiden tot oververhitting.
Zorg ervoor dat de netstroomstekkers helemaal in het stopcontact zijn gestoken.
Gebruik geen voedingsadapter die sporen vertoont van corrosie aan de invoerpennen of sporen van
oververhitting (zoals vervormd plastic) bij de aansluiting of op een ander deel van de voedingsadapter.
Maak nooit gebruik van een netsnoer waarvan de contactpunten sporen van roest, corrosie of oververhitting
vertonen of waarvan het snoer of de stekker op welke manier dan ook beschadigd is.
2
of
Kennisgeving voor het netsnoer
Opmerking: Het netsnoer en de adapter die bij dit product zijn geleverd, zijn uitsluitend bedoeld voor
gebruik met dit product. Gebruik ze niet met andere producten.
Voor uw veiligheid levert Lenovo bij dit product een netsnoer voorzien van een stekker met randaarde. Ter
voorkoming van een elektrische schok dient u dit netsnoer altijd alleen te gebruiken in combinatie met een
stopcontact met randaarde.
vi
P330 Gebruikershandleiding
Netsnoeren die door Lenovo in de Verenigde Staten en Canada worden geleverd, zijn geregistreerd door
Underwriters Laboratories (UL) en gecertificeerd door de Canadian Standards Association (CSA).
Voor units die bedoeld zijn om te worden gebruikt op 115 volt: gebruik een UL-gecertificeerde en CSAgecertificeerde kabelset bestaande uit minimaal 18 AWG, Type SVT of SJT, drie geleiders, maximaal 15 voet
lang en een parallel blad, geaarde stekker geschikt voor 10 ampère, 125 volt.
Voor units die bedoeld zijn om te worden gebruikt op 230 volt (Amerikaans gebruik): gebruik een ULgecertificeerde en CSA-gecertificeerde kabelset bestaande uit minimaal 18 AWG, Type SVT of SJT, drie
geleiders, maximaal 15 voet lang en een tandemblad, geaarde stekker van 10 ampère, 250 volt.
Gebruik bij een netspanning van 230 V (buiten de Verenigde Staten): een netsnoer met een aangepaste,
geaarde stekker. De combinatie van netsnoer en stekker dient goedgekeurd te zijn voor gebruik in het land
waarin de apparatuur wordt geïnstalleerd.
Netsnoeren die door Lenovo zijn geleverd voor een bepaald land of regio, zijn gewoonlijk alleen in dat land
verkrijgbaar.
Voor units die bedoeld zijn om in Duitsland te worden gebruikt: De netsnoeren moeten door de veiligheid zijn
goedgekeurd. Voor Duitsland moet dit H05VV-F, 3G, 0,75 mm2 of beter zijn. Voor andere landen moeten de
geschikte types dienovereenkomstig worden gebruikt.
Voor units die bedoeld zijn om in Denemarken te worden gebruikt: gebruik een kabelset met een geaarde
stekker. De combinatie van netsnoer en stekker dient goedgekeurd te zijn voor gebruik in het land waarin de
apparatuur wordt geïnstalleerd.
Voor apparaten die bedoeld zijn om te worden gebruikt in Noorwegen, Zweden, Finland: gebruik een
kabelset met een tweepolige bevestigingsstekker. De combinatie van netsnoer en stekker dient goedgekeurd
te zijn voor gebruik in het land waarin de apparatuur wordt geïnstalleerd.
Als u de pc wilt gebruiken in een ander land of een andere regio dan uw bestellocatie, moet u een extra
netsnoer van Lenovo aanschaffen voor het land of de regio waar de pc zal worden gebruikt. Raadpleeg de
handleiding voor het netsnoer op onze website
regio's ondersteunen meerdere spanningen. Let dus op dat u het juiste netsnoer voor de bedoelde spanning
bestelt.
https://support.lenovo.com, voor details. Bepaalde landen en
Verlengsnoeren en vergelijkbare accessoires
Controleer of alle verlengsnoeren, piekspanningsbeveiligingen, noodvoedingen en stekkerdozen die u
gebruikt, bestand zijn tegen de elektrische eisen van het product. Overbelast deze apparaten nooit. Als u
stekkerdozen gebruikt, mag de belasting niet hoger zijn dan de invoerspecificatie van die stekkerdoos.
Mocht u vragen hebben over (over)belasting, elektrische eisen en invoerspecificaties, neem dan contact op
met een elektricien.
Als het stopcontact waarop u de computerapparatuur wilt aansluiten, beschadigd of verroest blijkt
te zijn, gebruik het dan niet tot een gekwalificeerde elektricien het heeft vervangen.
Verbuig of verander de stekker niet. Als de stekker beschadigd is, bestel dan een vervangend
exemplaar bij de fabrikant.
Gebruik voor de computer niet hetzelfde stopcontact als voor andere elektrische apparaten die veel
stroom gebruiken. Het voltage kan dan instabiel worden, en dit kan leiden tot schade aan de
computer, de gegevens en/of de aangesloten apparatuur.
Bepaalde producten worden geleverd met een stekker met randaarde. Deze stekker past alleen in
een stopcontact met randaarde. Dit is een veiligheidsvoorziening. Steek dergelijke stekkers alleen
in een geaard stopcontact. Neem, als u de stekker niet in het stopcontact kunt steken, contact op
met een elektricien voor een goedgekeurde stopcontactadapter of vervang het stopcontact door
een exemplaar met deze beveiligingsfunctie. Voorkom overbelasting van het stopcontact. De totale
systeembelasting mag niet hoger zijn dan 80 procent van de specificatie van de groep. Mocht u
vragen hebben over (over)belasting of specificaties van groepen, neem dan contact op met een
elektricien.
Zorg dat het stopcontact dat u gebruikt, correct bedraad is, goed bereikbaar is en zich in de buurt
van de apparatuur bevindt. Zorg dat het netsnoer niet helemaal strak staat, hierdoor kan het slijten.
Controleer of het stopcontact dat u gebruikt, de juiste spanning en stroomsterkte levert voor het
apparaat dat u installeert.
Wees voorzichtig als u de stekker in het stopcontact steekt of eruit haalt.
Kennisgeving voedingseenheid
Verwijder nooit de kap van de voedingseenheid of van enige component waarop het volgende label is
bevestigd.
In componenten met dit label, bevinden zich gevaarlijke spannings-, stroom- of energieniveaus. Er bevinden
zich in deze componenten geen onderdelen die onderhoud vereisen. Als u vermoedt dat er met een van deze
onderdelen een probleem is, neem dan contact op met een onderhoudstechnicus.
Externe apparatuur
WAARSCHUWING:
Sluit geen andere externe kabels of snoeren aan dan USB- en 1394-kabels als de computer is
ingeschakeld. Anders kan de computer beschadigd raken. Om schade aan de aangesloten apparaten
te voorkomen, dient u na het uitschakelen van de computer minimaal vijf seconden te wachten
voordat u de externe apparaten ontkoppelt.
viii
P330 Gebruikershandleiding
Kennisgeving lithium-knoopcelbatterij
GEVAAR
Als de batterij op onjuiste wijze wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar.
Als de knoopcelbatterij geen CRU is, moet u de knoopcelbatterij niet proberen te vervangen. Het
vervangen van de batterij moet worden uitgevoerd door een reparatiebedrijf dat door Lenovo is
geautoriseerd.
Deze door Lenovo geautoriseerde bedrijven recyclen Lenovo-batterijen volgens de plaatselijke weten regelgeving.
Als u de lithium-knoopcelbatterij vervangt, moet u uitsluitend hetzelfde type of een vergelijkbaar type
gebruiken dat wordt aanbevolen door de fabrikant. De batterij bevat lithium en kan bij verkeerd gebruik
exploderen. Inslikken van de lithiumknoopcelbatterij leidt binnen slechts twee uur tot verstikking of interne
brandwonden en kan zelfs de dood tot gevolg hebben.
Houd batterijen buiten bereik van kinderen. Als de lithiumknoopcelbatterij wordt ingeslikt of in een
lichaamsdeel terechtkomt, zorg dan onmiddellijk voor medische behandeling.
Houd u aan het volgende:
• Gooi of dompel de batterij niet in het water
• Let op dat de batterij niet warmer wordt dan 100 °C
• Haal de batterij niet uit elkaar
• Bewaren in een omgeving met extreem lage luchtdruk
• Plaats de batterij niet in een omgeving met zeer hoge luchtdruk
• Verbrijzel, doorboor, snijd en verbrand de batterij niet
Gooi de batterij niet bij het huisvuil weg, maar behandel deze als klein chemisch afval.
De volgende verklaring geldt voor gebruikers in de staat Californië (VS).
Californië: Informatie over perchloraat:
Producten die zijn uitgerust met lithium-knoopcelbatterijen met mangaandioxide, kunnen perchloraat
bevatten.
Perchloraat materiaal - speciale behandeling kan een vereiste zijn. Zie
hazardouswaste/perchlorate/
https://www.dtsc.ca.gov/
Warmte en ventilatie
Computers, voedingsadapters en veel accessoires genereren warmte als ze aan staan en als een batterij
wordt opgeladen. Neem daarom altijd de volgende elementaire voorzorgsmaatregelen:
• Laat uw computer, voedingsadapter of accessoires niet te lang op uw schoot liggen als deze aan staan of
als de batterij wordt opgeladen. Uw computer, voedingsadapter en veel accessoires produceren warmte
tijdens normaal gebruik. Langdurig contact met uw lichaam of kleding kan ongemak en zelfs
brandwonden veroorzaken.
• Laad de batterij niet op en werk niet met uw computer, voedingsadapter of toebehoren in de nabijheid van
ontvlambare materialen of in een omgeving met explosiegevaar.
• Ventilatieopeningen, ventilatoren en koelvinblokken maken deel uit van het product omwille van de
veiligheid, het comfort en een betrouwbare werking. Deze voorzieningen kunnen per ongeluk geblokkeerd
raken als u het product op een bed, zitbank, vloerkleed of andere zachte ondergrond plaatst. Zorg ervoor
dat deze voorzieningen nooit geblokkeerd, bedekt of uitgeschakeld raken.
Controleer minstens eens per drie maanden of er zich geen stof ophoopt in of op uw desktopcomputer.
Schakel de stroom uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u met de controle van uw computer
begint; verwijder alle stof dat zich in openingen in de frontplaat bevindt. Als u van buitenaf ziet dat er zich stof
heeft opgehoopt in de computer, verwijder dat dan en vergeet niet om de inlaat van het koelelement, de
sleuven in de voedingseenheid en de ventilatoren schoon te maken. Zet de computer altijd uit en haal de
stekker uit het stopcontact voordat u de kap opent. Probeer te voorkomen dat uw computer wordt gebruikt
binnen 60 cm van plaatsen waar veel wordt gelopen. Mocht een dergelijke opstelling onvermijdelijk zijn,
controleer dan vaker of de computer niet vuil is en maak de computer indien nodig vaker schoon.
Neem voor uw eigen veiligheid en voor het in stand houden van optimale computerprestaties altijd de
volgende elementaire voorzorgsmaatregelen voor uw desktopcomputer:
• Houd de kap gesloten zolang de stekker in het stopcontact zit.
• Controleer regelmatig of de buitenkant van de computer niet bestoft is.
• Verwijder al het stof uit de ventilatiesleuven en -openingen in de frontplaat. Als de computer in een stoffige
of drukke omgeving staat, kan het nodig zijn de computer vaker schoon te maken.
• Houd de ventilatieopeningen vrij en zorg dat er niets vóór staat.
• Plaats uw computer niet in een kast of ander meubelstuk, want dit vergroot de kans dat de computer
oververhit raakt.
• De lucht die in de computer wordt gezogen, mag niet warmer zijn dan 35 °C.
• Installeer geen apparaten voor het filteren van lucht. Deze kunnen een goede koeling in de weg staan.
x
P330 Gebruikershandleiding
Veiligheidsvoorschriften voor elektriciteit
GEVAAR
Elektrische stroom van lichtnet-, telefoon- en communicatiekabels is gevaarlijk.
Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende:
• Gebruik de computer niet tijdens onweer.
• Sluit tijdens onweer geen kabels aan en ontkoppel ze niet. Voer ook geen installatie-,
onderhouds- of configuratiewerkzaamheden aan dit product uit tijdens onweer.
• Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten.
• Sluit het netsnoer van alle apparaten die op dit product worden aangesloten, aan op een correct
geaard stopcontact.
• Gebruik indien mogelijk slechts één hand bij het aansluiten en loskoppelen van signaalkabels.
• Zet een apparaat nooit aan als dit brand-, water- of structuurschade vertoont.
• Ontkoppel alle netsnoeren, batterijen en snoeren voordat u de kap van een apparaat opent, tenzij
de installatie- of configuratie-instructies expliciet anders voorschrijven.
• Gebruik de computer niet voordat de behuizingen van de interne onderdelen vastzitten. Gebruik
de computer nooit wanneer interne onderdelen en circuits blootliggen.
GEVAAR
Als u dit product of een aangesloten apparaat installeert, verplaatst of opent, houd u dan bij het
aansluiten en loskoppelen van de kabels aan de volgende procedures.
Aansluiten:
1. Zet alles UIT.
2. Sluit eerst alle kabels aan op de apparaten.
3. Sluit de signaalkabels aan.
4. Steek de stekkers in het stopcontact.
5. Zet de apparaten AAN.
Voordat u andere elektrische kabels en snoeren op de computer aansluit, moet u eerst de stekker uit het
stopcontact halen.
De stekker mag pas in het stopcontact worden gestoken nadat u alle andere kabels en snoeren hebt
aangesloten op de computer.
GEVAAR
Tijdens onweer dient u geen vervangingen uit te voeren en dient u het telefoonsnoer niet aan te
sluiten of te ontkoppelen.
WAARSCHUWING:
Als u laserproducten (bijvoorbeeld cd-rom-stations, dvd-stations, glasvezelapparatuur of speciale
zenders) installeert, let dan op het volgende:
• Open de behuizing niet. Als u de kap van het laserproduct opent, kunt u worden blootgesteld aan
gevaarlijke laserstraling. In het apparaat bevinden zich geen onderdelen die kunnen worden
vervangen.
• Het wijzigen van instellingen of het uitvoeren van procedures anders dan hier is beschreven, kan
leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling.
GEVAAR
Sommige laserproducten bevatten een ingebouwde laserdiode van Klasse 3B. Let op het volgende:
Laserstraling indien geopend. Kijk niet in de laserstraal en vermijd direct contact met de laserstraal.
Kennisgeving LCD (liquid crystal display)
GEVAAR
Om schokgevaren te voorkomen:
• Open de behuizing niet.
• Bedien dit product alleen wanneer de standaard is bevestigd.
• U moet dit product niet aansluiten of loskoppelen tijdens onweer.
• De stekker van het netsnoer moet zijn aangesloten op een correct bedraad, geaard stopcontact.
• Apparatuur waarop dit product wordt aangesloten, moet tevens worden aangesloten op correct
bedraad, geaarde stopcontacten.
• Als u het beeldscherm wilt isoleren van het elektriciteitsnet, moet u de stekker uit het
stopcontact halen. Het stopcontact moet eenvoudig toegankelijk zijn.
Behandeling:
• Als uw beeldscherm meer dan 18 kg (39,68 lb) weegt, raden we u aan deze met twee mensen te
verplaatsen of te tillen.
Product verwijderen (TFT-schermen):
• De fluorescentielamp in het LCD-scherm bevat kwik; afvoeren volgens lokale, provinciale of federale
wetgeving.
Waarschuwingen batterij:
• Risico op explosie als batterij door een incorrect type wordt vervangen.
• Gooi gebruikte batterijen weg volgens de instructies.
xii
P330 Gebruikershandleiding
Een hoofdtelefoon, oortelefoon of headset gebruiken
• Als uw computer is uitgerust met zowel een hoofdtelefoonaansluiting als een audio-lijnuitgang, sluit uw
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset dan altijd aan op de hoofdtelefoonaansluiting. De
hoofdtelefoonaansluiting biedt echter geen ondersteuning voor de microfoon van de headset.
• Als uw computer is uitgerust met zowel een headsetaansluiting als een audio-lijnuitgang, sluit uw
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset dan altijd aan op de headsetaansluiting.
Een te hoog geluidsvolume van de hoofdtelefoon of oortelefoon kan leiden tot schade aan het gehoor. Als u
de equalizer op het maximumniveau instelt, wordt de uitvoerspanning verhoogd en het volume van de
hoofdtelefoon of oortelefoon. Om uw gehoor te beschermen stelt u de equalizer in op een gepast niveau.
Het overmatige gebruik van hoofd- of oortelefoons gedurende een langere tijd bij een hoog volume kan
gevaarlijk zijn als de uitvoer van de hoofd- of oortelefoonaansluitingen niet voldoet aan de specificaties van
EN 50332-2. De uitvoer die uw computer aan de hoofdtelefoon levert, voldoet aan EN 50332-2 Sub 7. Deze
specificatie beperkt de RMS uitvoerspanning van de computer tot 150 mV. Voorkom gehoorschade en
controleer of de hoofd- of oortelefoon die u gebruikt, eveneens voldoet aan EN 50332-2 (Artikel 7beperkingen) of een spanning van 75 mV. Gebruik van een hoofd- of oortelefoon die niet voldoet aan EN
50332-2 kan, ten gevolge van een te hoog geluidsdrukniveau, schadelijk zijn voor het gehoor.
Als uw Lenovo-computer is geleverd met een hoofdtelefoon of oortelefoon, voldoen de computer met
hoofdtelefoon of oortelefoon als set aan de specificaties van EN 50332-1. Gebruikt u een andere hoofd- of
oortelefoon, controleer dan of die voldoet aan EN 50332-1 (Artikel 6.5). Gebruik van een hoofd- of
oortelefoon die niet voldoet aan EN 50332-1 kan, ten gevolge van een te hoog geluidsdrukniveau, schadelijk
zijn voor het gehoor.
Kennisgeving verstikkingsgevaar
VERSTIKKINGSGEVAAR - product bevat kleine onderdelen.
Houd het product uit de buurt van kinderen onder de drie jaar.
Kennisgeving over plastic zakken
GEVAAR
Plastic zakken kunnen gevaarlijk zijn. Houd plastic zakken uit de buurt van baby's en kinderen om
de kans op verstikking te voorkomen.
WAARSCHUWING:
Bepaalde onderdelen van uw product kunnen van glas zijn gemaakt. Dit glas kan breken als het
product op een harde ondergrond valt of een harde klap krijgt. Als het glas breekt, raak het dan niet
aan en probeer het niet te verwijderen. Gebruik uw product niet meer tot het glas door bevoegd
onderhoudspersoneel is vervangen.
Kennisgevingen over de plaatsing van computers
Onjuiste plaatsing van de computer kan leiden tot verwonding van kinderen.
• Plaats de computer op een stevig, laag meubel of op een meubel dat is verankerd.
• Zet de computer niet aan de rand van het meubel.
• Houd de computerkabels buiten bereik van kinderen.
• Bepaalde voorwerpen, zoals speelgoed, kunnen kinderen aantrekken. Houd dergelijke voorwerpen weg
van de computer.
Houd kinderen in de gaten in ruimten waar de bovenstaande veiligheidsinstructies niet geheel in acht kunnen
worden genomen.
Verklaring over gevaarlijke spanning
GEVAAR
Haal alle netsnoeren uit het stopcontact voordat u de computerkap verwijdert of enig onderdeel
verwijdert waaraan het bovenstaande label is bevestigd.
Haal componenten waaraan het bovenstaande label is bevestigd, NIET uit elkaar. Deze componenten
bevatten geen onderdelen die kunnen worden vervangen of onderhouden.
Uw product is ontworpen voor veilig gebruik. Componenten met dit label bevatten echter gevaarlijke
spannings-, stroom- en energieniveaus. Uit elkaar halen van deze componenten kan leiden tot brand en zelfs
de dood. Als u vermoedt dat er met een van deze onderdelen een probleem is, neem dan contact op met een
onderhoudstechnicus.
WAARSCHUWING:
Fel licht, mogelijk schade aan huid of ogen. Ontkoppel de voeding voordat u onderhoud uitvoert.
WAARSCHUWING:
Infraroodlicht, mogelijk schade aan huid of ogen. Ontkoppel de voeding voordat u onderhoud uitvoert.
xiv
P330 Gebruikershandleiding
Oogcomfort
De eigenschappen van het beeldscherm zorgen in combinatie met de volgende opmerkingen voor minder
vermoeide ogen en meer comfort.
Ga voor tips over het minimaliseren van visuele vermoeidheid naar
en lees 'Minimizing Visual Fatigue'.
https://www.lenovo.com/us/en/safecomp/
Tip over de kennisgeving van de gevaarpreventie
De computer kan leiden tot verwondingen bij kinderen als deze zich niet op een geschikte plaats bevindt.
Volg deze tips om kinderen te beschermen tegen schade veroorzaakt door een vallende computer:
• Plaats de computer of beeldschermen op een stevig, laag meubel of op een meubel dat is verankerd. Zet
de computers of beeldschermen zo ver mogelijk van de rand van het meubel.
• Houd afstandsbedieningen, speelgoed en andere items die de aandacht van kinderen trekken, uit de buurt
van de computers of beeldschermen.
• Houd de computer- of beeldschermkabels buiten het bereik van kinderen.
• Houd kinderen in de gaten in ruimtes waar deze veiligheidstips niet opgevolgd worden.
WAARSCHUWING:
Bepaalde onderdelen van uw product kunnen van glas zijn gemaakt. Dit glas kan breken als het
product op een harde ondergrond valt of een harde klap krijgt. Als het glas breekt, raak het dan niet
aan en probeer het niet te verwijderen. Gebruik uw product niet meer tot het glas door bevoegd
onderhoudspersoneel is vervangen.
Afstandsbediening
WAARSCHUWING:
Gebruik geen oplaadbare batterijen in dit apparaat.
Voorkomen van statische elektriciteit
Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan de computeronderdelen en de opties zwaar
beschadigen. Onjuiste behandeling van onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit kan leiden tot
schade aan die onderdelen. Wanneer u een optie of een CRU uitpakt, open de antistatische verpakking dan
pas wanneer u de instructie krijgt om de desbetreffende optie of CRU te installeren.
Als u werkt met opties of CRU's, of handelingen binnenin de computer uitvoert, neem dan de volgende
voorzorgsmaatregelen om schade ten gevolge van statische elektriciteit te voorkomen:
• Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan.
• Ga voorzichtig met de onderdelen om. Pak adapters, geheugenmodules en andere printplaten bij de rand
beet. Raak nooit onbeschermde elektronische circuits aan.
• Zorg dat ook anderen de componenten niet aanraken.
• Wanneer u een nieuwe optie installeert die gevoelig is voor statische elektriciteit, houd dan de
antistatische verpakking met dat onderdeel minstens 2 seconden tegen een metalen afdekplaatje van een
uitbreidingssleuf of een ander ongeverfd metalen oppervlak op de computer. Hiermee vermindert u de
statische lading van de verpakking en van uw lichaam.
• Installeer het onderdeel dat gevoelig is voor statische elektriciteit zo mogelijk direct vanuit de antistatische
verpakking, zonder het eerst neer te leggen. Als u het onderdeel neer moet leggen nadat u het uit de
verpakking hebt gehaald, leg het dan op de antistatische verpakking op een vlakke ondergrond.
• Leg het onderdeel niet op de computerkap of op een metalen ondergrond.
Gebruiksomgeving
Maximumhoogte (zonder kunstmatige druk)
• In bedrijf: van -15,2 m tot 3.048 m
• Opslag: van -15,2 m tot 10.668 m
Temperatuur
• In bedrijf: van 10 °C tot 35 °C
• Opslag in originele verzendverpakking: van -40 °C tot 60 °C
• Opslag zonder verpakking: van -10 °C tot 60 °C
Opmerking: Als uw computer wordt opgeslagen of vervoerd bij temperaturen onder de 10°C, laat de
computer dan langzaam opwarmen naar een optimale gebruikstemperatuur vóórdat u hem gebruikt. Dit
proces kan maximaal twee uur duren. Het gebruik van de computer bij een lagere temperatuur kan leiden tot
onherstelbare schade aan uw computer.
Relatieve vochtigheid
• In bedrijf: 10% tot 80% (geen condensatie)
• Opslag: 10% tot 90% (geen condensatie)
Reiniging en onderhoud
Met de juiste zorg en het juiste onderhoud kunt u op uw computer vertrouwen. De volgende onderwerpen
bevatten informatie om u te helpen de prestaties van uw computer optimaal te houden.
Basisonderhoudstips
Houd u aan de volgende richtlijnen om uw computer optimaal te laten functioneren:
• Gebruik de computer in een schone, droge omgeving. Plaats de computer op een stevige, horizontale
ondergrond.
• Bedek de ventilatiegaten niet. Deze ventilatiegaten voorkomen oververhitting van de computer.
• Houd elektrische apparaten zoals ventilatoren, radio's, zware luidsprekers, airconditioners en magnetrons
uit de buurt van de computer, want het sterke magnetische veld dat door dergelijke apparaten wordt
veroorzaakt, kan schade toebrengen aan het beeldscherm en aan de gegevens op de vaste schijf.
• Houd etenswaren en dranken uit de buurt van de diverse onderdelen van de computer. Door etensresten
en gemorste dranken kunnen het toetsenbord en de muis plakkerig worden en niet meer functioneren.
• Zorg dat de aan/uit-knop en de andere knoppen niet nat worden. Vocht tast niet alleen de onderdelen
aan, maar leidt ook tot een verhoogde kans op een elektrische schok.
• Haal de stroomkabel altijd aan de stekker uit het stopcontact in plaats van aan de kabel.
• Houd de computersoftware, stuurprogramma's en besturingssysteem up-to-date.
• Leeg de prullenbak regelmatig.
• Schoon in uw e-mailprogramma af en toe de mappen op voor uw Postvak IN, Verzonden items en
Gewiste items.
• Schoon bestanden op en maak ruimte op het opslagstation en in het geheugen vrij om
prestatieproblemen te voorkomen.
xvi
P330 Gebruikershandleiding
• Houd een logboek bij. Noteer daarin bijvoorbeeld belangrijke wijzigingen van de software of de hardware,
updates van stuurprogramma's, incidentele problemen en wat u hebt gedaan om ze op te lossen, en
andere problemen die u bent tegengekomen. De oorzaak van een probleem kan een wijziging in de
hardware zijn, een wijziging in de software of andere acties die kunnen hebben plaatsgevonden. Met
behulp van een logboek kunt u of een Lenovo-technicus de oorzaak van een probleem opsporen.
• Maak regelmatig een back-up van de gegevens op het opslagstation. U kunt het opslagstation vanaf een
back-up herstellen.
• Maak zo snel mogelijk een herstelmedium. U kunt het herstelmedium gebruiken om uw
besturingssysteem te herstellen zelfs als Windows niet start.
• Ontvang de meest recente updatepatches voor het besturingssysteem, softwareprogramma's en
apparaatstuurprogramma's.
Onderhoudstips voor het verplaatsen van de computer
Neem bij het vervoeren van de computer de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
1. Maak een back-up van de gegevens op het opslagstation.
2. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit en zet vervolgens de
computer uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de
computer zijn aangesloten.
3. Als u het originele verpakkingsmateriaal hebt bewaard, kunt u de onderdelen hierin verpakken. Als u
gebruikmaakt van andere dozen, moet u de onderdelen eerst afzonderlijk goed inpakken, zodat ze niet
beschadigd raken.
Wanneer u de computer naar een ander land of een andere regio verhuist, moet u rekening houden met de
plaatselijke standaarden voor elektriciteit. Als de plaatselijke stopcontacten verschillen van de soort die u
momenteel gebruikt, neem dan contact op met het klantsupportcentrum van Lenovo om een nieuwe
stekkeradapter of een nieuw netsnoer te kopen.
De computer schoonmaken
WAARSCHUWING:
Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit en zet vervolgens de
computer uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de
computer zijn aangesloten.
Het is een goede gewoonte om de computer regelmatig schoon te maken. Zo beschermt u de oppervlakken
en voorkomt u storingen.
De computer schoonmaken: Maak het oppervlak schoon met een pluisvrije doek die in milde zeep en water
is bevochtigd. Breng geen vloeistoffen rechtstreeks op het oppervlak aan.
Het toetsenbord schoonmaken: Maak de toetsen een voor een schoon met een pluisvrije doek die in milde
zeep en water is bevochtigd. Als u meerdere toetsen tegelijk probeert schoon te maken, kan de doek achter
een aangrenzende toets blijven haken, waardoor de toets beschadigd kan raken. Sproei geen
reinigingsmiddel rechtstreeks op het toetsenbord. Als u stof of kruimels onder de toetsen wilt verwijderen,
kunt u gebruikmaken van een cameraborsteltje met blower of koude lucht van een haardroger.
Het computerbeeldscherm schoonmaken: Krassen, vet, stof, chemische producten en ultraviolet licht
kunnen de prestaties van het beeldscherm negatief beïnvloeden. Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon
met een zachte, pluisvrije doek. Als u een kras op het scherm ziet, kan het een vlek zijn. Wrijf de vlek
voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Als de vlek niet verdwijnt, bevochtigt u een zachte, stofvrije
doek met water of een reinigingsmiddel voor brillen. Breng niet rechtstreeks vloeistoffen op het beeldscherm
aan. Zorg ervoor dat het scherm droog is voordat u het scherm sluit.
10 Uitwerpknop van plat optisch station (beschikbaar op
bepaalde modellen)
1 Aan/uit-knop
Druk op de aan/uit-knop om de computer in te schakelen. Als de computer niet reageert, kunt u de computer
uitzetten door de aan/uit-knop vier of meer seconden ingedrukt te houden.
2 Netvoedingslampje
Wanneer het aan/uit-lampje brandt, is de computer ingeschakeld.
3 Activiteitslampje voor opslagstation
Dit lampje geeft de status van de interne opslagstations (bijvoorbeeld vaste-schijfstations of SSD-stations)
aan.
Aan: de opslagstations zijn actief en er worden gegevens overgedragen.
Uit (wanneer de computer aan staat): de opslagstations worden niet gebruikt of er worden geen gegevens
verzonden.
4 Sleuf voor SD-kaart (beschikbaar op bepaalde modellen)
In bepaalde computermodellen is een SD-kaart geïnstalleerd.
5 Aansluiting voor microfoon
Door deze aansluiting kunt u een microfoon met de computer verbinden voor het opnemen van geluid of het
gebruik van spraakherkenningssoftware.
6 Headsetaansluiting
Gebruik deze aansluiting om een headset aan de computer te koppelen.
7 USB-C-aansluiting
De USB-C-aansluiting ondersteunt de USBT Type-C™-standaard. Als een geschikte USB-C-kabel is
aangesloten, kunt u de aansluiting gebruiken voor gegevensoverdracht of om uw apparaat op te laden.
8 USB 3.1-aansluitingen Gen 1 (2)
Sluit USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis, USB-opslagapparaat of
USB-printer.
9 USB 3.1-aansluitingen Gen 2 (2)
De USB 3.1-aansluiting Gen 2 heeft een hogere gegevensoverdrachtssnelheid en een hogere laadsnelheid
en wordt gebruikt voor het aansluiten van USB-apparaten, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis, USBopslagapparaat of USB-printer.
10 Uitwerpknop van plat optisch station (beschikbaar op bepaalde modellen)
Druk op de knop om de lade van het platte optische station uit te schuiven. U sluit de lade door de lade naar
binnen te duwen totdat u een klik hoort.
11 Flex-compartiment (beschikbaar in bepaalde modellen)
Bepaalde computermodellen worden geleverd met een flex-compartiment. Afhankelijk van uw
computermodel kan een van de volgende apparaten geïnstalleerd zijn in het flex-compartiment:
2
P330 Gebruikershandleiding
• Flex-module
• Flex-opslagbehuizing
• Opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde
Meer informatie vindt u in 'Apparaat in het flex-compartiment' op pagina 79.
Achterkant
Sommige aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voorzien van een kleurcode. Dit
vergemakkelijkt de aansluiting van de kabels.
Opmerking: Mogelijk ziet uw computerhardware er enigszins anders uit dan in deze afbeelding.
Figuur 2. Achterkant
1 Audio lijnuitgang
3 DisplayPort-aansluitingen (2)
5 USB 3.1-aansluiting Gen 16 USB 3.1-aansluiting Gen 1
7 USB 2.0-aansluitingen (2)8 Ethernet-poort
9 Ruimte voor PCIe-kaarten*
11 Sleuf voor veiligheidsslot
13 Oog voor hangslot
15 PS/2-toetsenbordaansluiting (beschikbaar op
sommige modellen)
2 Seriële aansluiting
4 DisplayPort-aansluiting of HDMI™-aansluiting
(beschikbaar op bepaalde modellen)
10 Aansluiting voor netsnoer
12 Kabelsloten
14 Seriële aansluiting (beschikbaar op bepaalde
modellen)
16 PS/2-muisaansluiting (beschikbaar op bepaalde
modellen)
Hoofdstuk 1. Productoverzicht3
Opmerkingen: * Er kan een afzonderlijke grafische kaart of netwerkadapter in de juiste PCIe-kaartsleuf
(Peripheral Component Interconnect) worden geïnstalleerd. Als u een dergelijke kaart installeert, moet u voor
optimale prestaties de aansluitingen op de kaart gebruiken in plaats van de desbetreffende aansluitingen op
de computer. Afhankelijk van het computermodel kunnen verschillende kaarten voorgeïnstalleerd zijn. Een of
meer grafische kaarten kunnen zijn geïnstalleerd voor de volgende aansluitingen:
• DVI-aansluiting (Digital Visual Interface)
• DisplayPort
• Mini DisplayPort
®
-aansluiting
®
-aansluiting
Aansluiting voor DVI-beeldscherm
Gebruik deze aansluiting voor het koppelen van een DVI-beeldscherm of andere compatibele apparaten.
DisplayPort-aansluiting
Gebruik deze aansluiting om een high-performance beeldscherm, een direct-drive beeldscherm of andere
compatibele apparaten te koppelen.
Mini DisplayPort-aansluiting
Gebruik deze aansluiting om een high-performance beeldscherm, een direct-drive beeldscherm of andere
compatibele apparaten te koppelen. De Mini DisplayPort-aansluiting is een verkleinde versie van een
DisplayPort-aansluiting.
1 Audio lijn-uitgang
De audio-lijnuitgang wordt gebruikt voor het verzenden van audiosignalen van de computer naar externe
apparaten, zoals een hoofdtelefoon.
2 Seriële aansluiting
Gebruik deze aansluiting voor het koppelen van een externe modem, een seriële printer of andere apparaten
met een 9-pens seriële aansluiting.
3 DisplayPort-aansluitingen (2)
Gebruik deze aansluiting om een high-performance beeldscherm, een direct-drive beeldscherm of andere
compatibele apparaten te koppelen.
4 DisplayPort-aansluiting of HDMI-aansluiting (beschikbaar op bepaalde modellen)
• DisplayPort-aansluiting
Gebruik deze aansluiting om een high-performance beeldscherm, een direct-drive beeldscherm of andere
compatibele apparaten te koppelen.
• HDMI-poort
De HDMI-aansluiting (High-Definition Multimedia Interface) is een digitale audio/video-interface die het
mogelijk maakt om compatibele digitale audio- of videoapparatuur aan te sluiten, zoals een dvd-speler of
een HDTV (high definition television).
5 USB 3.1-aansluiting Gen 1
Sluit USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis, USB-opslagapparaat of
USB-printer. Deze aansluiting ondersteunt de functie Smart Power On. Als u een ondersteund toetsenbord
op deze aansluiting aansluit, kunt u de computer inschakelen of uit de sluimerstand halen door op Alt+P op
4
P330 Gebruikershandleiding
het toetsenbord te drukken. U kunt de Smart Power On-functie in het programma Setup Utility in- of
uitschakelen.
6 USB 3.1-aansluiting Gen 1
Sluit USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis, USB-opslagapparaat of
USB-printer.
7 USB 2.0-aansluitingen (2)
Gebruik deze aansluiting voor het koppelen van een USB-compatibel apparaat, zoals een USB-toetsenbord,
-muis, -opslagapparaat of -printer.
8 Ethernetpoort
Sluit een Ethernet-kabel aan voor een LAN (local area network).
Opmerking: Gebruik een Ethernetkabel van categorie 5 om de computer binnen de Klasse B-limieten van
de FCC (Federale Commissie voor Communicatie) te gebruiken.
9 Ruimte voor PCIe-kaarten
U kunt de snelheid van uw computer verder verbeteren door PCIe-kaarten in dit gedeelte te installeren.
Afhankelijk van het computermodel kunnen verschillende kaarten voorgeïnstalleerd zijn.
10 Aansluiting voor netsnoer
Sluit het netsnoer aan op uw computer, zodat de computer van stroom wordt voorzien.
11 Sleuf voor veiligheidsslot
Bevestig een Kensington-kabelslot aan de beveiligingsslotsleuf om uw computer te beveiligen. Meer
informatie vindt u in 'Kensington-kabelslot bevestigen' op pagina 31.
12 Sleuven voor kabelslot
Hierop kunt u een kabelslot bevestigen. Meer informatie vindt u in 'Een kabelslot bevestigen' op pagina 31.
13 Oog voor hangslot
Plaats een hangslot om uw computer te beveiligen. Meer informatie vindt u in 'De computerkap op slot doen'
op pagina 29.
14 Seriële aansluiting (beschikbaar op bepaalde modellen)
Gebruik deze aansluiting voor het koppelen van een externe modem, een seriële printer of andere apparaten
met een 9-pens seriële aansluiting.
15 PS/2-toetsenbordaansluiting (beschikbaar op sommige modellen)
Gebruik deze aansluiting om een PS/2-toetsenbord (Personal System/2) aan te sluiten.
16 PS/2-muisaansluiting (beschikbaar op bepaalde modellen)
Gebruik deze aansluiting voor het koppelen van een PS/2-muis, een trackball of andere aanwijsapparaten.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht5
Componenten van de computer
Opmerkingen:
• Mogelijk ziet uw computer er enigszins anders uit dan op de afbeelding. Dit hangt af van het model.
• Om uw computer voor te bereiden, zie 'UW computer voorbereiden' op pagina 58.
Figuur 3. De plaats van de verschillende componenten
1 Koelvinblok en ventilatoreenheid
3 Knoopcelbatterij
5 Plat optisch station (beschikbaar op bepaalde
modellen)
7 Wi-Fi-kaart (beschikbaar bij bepaalde modellen) 8 M.2 SSD-station (beschikbaar in bepaalde modellen)
2 Geheugenmodules
4 Flex-compartiment (beschikbaar in bepaalde modellen)
6 Ventilator voorkant
6P330 Gebruikershandleiding
9 Frontplaat 10 Opslagcompartiment
11 Type-2-opslagstationhouder (beschikbaar in sommige
modellen)
13 Voedingseenheid
15 Aanwezigheidsschakelaar van de kap
(inbraakverklikker)
12 Type-1-opslagstationshouder (beschikbaar in
sommige modellen)
14 PCIe-kaart (beschikbaar bij bepaalde modellen)
16 Ventilator achterkant
Onderdelen op de systeemplaat
Opmerking: Mogelijk ziet de systeemplaat er enigszins anders uit dan de systeemplaat in deze afbeelding.
Figuur 4. Locatie van onderdelen op de systeemplaat
1 4-pens voedingsaansluiting microprocessor
3 Aansluiting microprocessorventilator
5 Aansluiting frontplaat6 Aansluiting voor interne luidspreker
7 Indicatielampje voor opslagstation8 Ventilatoraansluiting flex-compartiment
9 10-pens voedingsaansluiting van systeemplaat
11 Aansluiting ventilator voorkant
13 SATA 3-aansluiting14 SATA 4-aansluiting of eSATA-aansluiting
15 SATA 2-aansluiting16 SATA 1-aansluiting
17 Sleuf voor M.2 SSD-station
2 Microprocessor
4 Geheugensleuven (DIMM)
10 SATA-voedingsaansluitingen
12 CMOS wissen/ Herstel jumper
18 Wi-Fi-kaartsleuf
Hoofdstuk 1. Productoverzicht7
19 Aansluiting voor thermische sensor
20 ThinkStation
®
LED-aansluiting
21 USB 2.0-aansluitingen voorzijde (op bepaalde
modellen)
23 Aansluiting voor seriële poort (COM)
25 PCIe x16-kaartsleuf (onderhandelbare
verbindingsbreedte x4)
27 PCIe x16-kaartsleuf
29 Aansluiting voor achterste ventilator 30 Aansluiting e-slot
31 DisplayPort-aansluiting
33 Aansluiting voor PS/2-toetsenbord en -muis
22 Parallelle poort
24 Thunderbolt™ controleaansluiting
26 PCIe x1-kaartsleuf
28 Knoopcelbatterij
32 Aansluiting voor aanwezigheidsschakelaar voor kap
(inbraakverklikker)
Interne opslagstations
Interne opslagstations zijn apparaten waarop de computer gegevens opslaat en leest. U kunt extra stations
in de computer installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden of om de computer geschikt te maken voor
het lezen van andere typen media. Interne opslagstations worden geïnstalleerd in compartimenten.
Als u een intern opslagstation verwijdert of installeert, let dan op het type en de afmeting van het station dat
door elk compartiment wordt ondersteund en sluit de vereiste kabels op de juiste manier aan. In de
betreffende paragrafen in Hoofdstuk 7 'Het verwijderen en installeren van hardware' op pagina 57 vindt u
instructies voor het verwijderen of installeren van interne opslagstations in uw computer.
In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de opslagstations.
Opmerking: Mogelijk ziet uw computerhardware er enigszins anders uit dan in deze afbeelding.
8
P330 Gebruikershandleiding
Figuur 5. Locaties van compartimenten voor opslagstations
1 Type-1-opslagstationhouder
3 Flex-compartiment (beschikbaar in bepaalde modellen)
5 Type-2-opslagstationhouder 6 Type-1-compartiment voor opslagstations
7 PCIe-kaartsleuven (3)
1 Type-1-opslagstationhouder
2 Sleuf voor SD-kaart (beschikbaar op bepaalde
modellen)
4 Sleuf voor M.2 SSD-station
U kunt een 3,5-inch opslagstation of een 2,5-inch opslagstation installeren in deze houder.
2 Sleuf voor SD-kaart (beschikbaar op bepaalde modellen)
In bepaalde computermodellen is een SD-kaart geïnstalleerd.
3 Flex-compartiment (beschikbaar in bepaalde modellen)
Hoofdstuk 1. Productoverzicht9
Afhankelijk van uw computermodel kan een van de volgende apparaten geïnstalleerd zijn in het flexcompartiment:
• Flex-module
• Opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde
• Flex-opslagbehuizing
4 Sleuf voor M.2 SSD-station
In bepaalde modellen is een M.2 SSD-station geïnstalleerd.
5 Type-2-opslagstationhouder
U kunt een 2,5-inch opslagstation installeren in deze houder.
6 Type-1-compartiment voor opslagstations
U kunt een 3,5-inch opslagstation of een 2,5-inch opslagstation installeren in het opslagcompartiment.
7 PCIe-kaartsleuven (3)
U kunt compatibele PCIe-kaarten en PCIe-SSD-stations installeren in de PCIe-kaartsleuven.
Machinetype en modelnummer
Het machinetype en modelnummer indentificeert uw computer. Wanneer u Lenovo belt om hulp, kunnen de
ondersteuningstechnici van Lenovo aan de hand van het machinetype en de modelinformatie precies
vaststellen welk type computer u hebt, zodat zij de snelste service kunnen verlenen.
Hier volgt een voorbeeld van een machinetype en modelnummer.
Opmerking: Mogelijk ziet uw computerhardware er enigszins anders uit dan in deze afbeelding.
10
P330 Gebruikershandleiding
Figuur 6. Machinetype en modelnummer
Computerfuncties
Afhankelijk van uw specifieke computermodel zijn sommige functies anders of niet van toepassing.
Informatie over uw computer
• Ga als volgt te werk om de basisinformatie (bijv. informatie over microprocessor en geheugen) over uw
computer te bekijken:
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
2. Klik op Instellingen ➙ Systeem ➙ Info.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht11
• Ga als volgt te werk om gedetailleerde informatie over de apparaten (bijv. netwerkadapters) op uw
computer te bekijken:
1. Klik met de rechtermuisknop op de knop Start om het Start-contextmenu te openen.
2. Klik op Apparaatbeheer.
3. Zoek en dubbelklik op het apparaat in Apparaatbeheer om apparaateigenschappen te bekijken. Typ
het beheerderswachtwoord of geef een bevestiging als daarom wordt gevraagd.
Geheugen
Maximaal vier double data rate 4 (DDR4) error correction code (ECC) unbuffered dual inline memory modules
(UDIMMs) of DDR4 niet-ECC UDIMMs
Interne stations
De computer ondersteunt de volgende opslagstations:
• SD-kaart (beschikbaar op bepaalde modellen)
• Vaste-schijfstation (beschikbaar op bepaalde modellen)
• M.2 SSD-station met Intel Optane-technologie (beschikbaar op bepaalde modellen)
• M.2 SSD-station zonder Intel Optane-technologie (beschikbaar op bepaalde modellen)
• Plat optisch station (beschikbaar op bepaalde modellen)
• SSD-station (beschikbaar in bepaalde modellen)
Ga als volgt te werk om de hoeveelheid ruimte op de opslagstations te bekijken:
1. Klik met de rechtermuisknop op de knop Start om het Start-contextmenu te openen.
2. Klik op Schijfbeheer en volg de instructies op het scherm.
Videovoorzieningen
• Sleuven voor PCIe x16 grafische kaarten op de systeemplaat voor afzonderlijke grafische kaarten
• Videoaansluitingen op een afzonderlijke grafische kaart:
– DVI-aansluiting (beschikbaar op bepaalde modellen)
– DisplayPort-aansluiting (beschikbaar op bepaalde modellen)
– Mini DisplayPort-aansluiting (beschikbaar op bepaalde modellen)
Audiovoorzieningen
De geïntegreerde audiocontroller ondersteunt de volgende aansluitingen en apparaten op uw computer:
• Audio lijnuitgang
• Headsetaansluiting
• Interne luidspreker
• Aansluiting voor microfoon
Invoer/uitvoer-voorzieningen (I/O)
• 100/1000 Mbps Ethernet-poort
• 9-pens seriële aansluiting
• Audioaansluitingen (audio-lijnuitgang, microfoonaansluiting en headsetaansluiting)
• HDMI-aansluiting (beschikbaar op bepaalde modellen)
• Beeldschermaansluitingen (DisplayPort-aansluiting, DVI-aansluiting en Mini DisplayPort-aansluiting)
(verschillen per grafische kaart)
12
P330 Gebruikershandleiding
• PS/2-toetsenbordaansluiting (bepaalde modellen)
• PS/2-muisaansluiting (bepaalde modellen)
• USB-aansluitingen
• USB-C-aansluiting
Uitbreidingsmogelijkheden
• Flex-compartiment (beschikbaar in bepaalde modellen)
• Sleuf voor SD-kaart (beschikbaar op bepaalde modellen)
• Compartiment voor opslagapparaat
• Opslagstationhouders (beschikbaar op bepaalde modellen)
Voedingseenheid
Uw computer heeft een van de volgende voedingseenheden:
• 250 watt voedingseenheid met automatische voltagedetectie
• 400 watt voedingseenheid met automatische voltagedetectie
Draadloze voorzieningen
Afhankelijk van uw computermodel, zijn de volgende functies voor draadloze communicatie ondersteund:
• Draadloos LAN
• Bluetooth (beschikbaar op bepaalde modellen)
Voorzieningen voor systeembeheer
• Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de power-on zelftest (POST) bij opstarten
• Desktop Management Interface (DMI)
Desktop Management Interface biedt gebruikers een algemeen pad voor toegang tot informatie over alle
aspecten van een computer. De informatie omvat het processortype, de installatiedatum, aangesloten
printers en andere randapparatuur, energiebronnen en de onderhoudsgeschiedenis.
• ErP LPS-compliantiemodus
De ErP LPS-compliantiemodus (Energy-related Products Directive en Lowest Power State) verlaagt het
elektriciteitsverbruik wanneer de computer in de slaapstand of uit staat. Meer informatie vindt u in 'De ErP
LPS-compliantiemodus in- of uitschakelen' op pagina 36.
• Intelligent Cooling Engine (ICE)
De ErP LPS-compliantiemodus (Energy-related Products Directive en Lowest Power State) verlaagt het
elektriciteitsverbruik wanneer de computer in de slaapstand of uit staat. Raadpleeg voor meer informatie
'Schakelen tussen betere akoestische en betere thermische prestaties' op pagina 37 en 'De functie voor
het vastleggen van thermische waarschuwingslogboeken in- of uitschakelen' op pagina 37.
• Intel
®
Standard Manageability (ISM)
Intel Standard Manageability bouwt bepaalde functionaliteiten in computerhardware en -firmware in.
Daardoor zijn computers minder kostbaar voor bedrijven en gemakkelijker te bewaken, onderhouden,
bijwerken, upgraden en repareren.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht13
• Intel Active Management Technology (Intel AMT)
Met specifieke Intel-platformmogelijkheden en beheer- en beveiligingstoepassingen van derden, stelt Intel
Active Management Technology IT-beheerders of providers van beheerde services in staat gemakkelijk op
afstand hun in een netwerk opgenomen computermiddelen te detecteren, repareren en beschermen.
• Preboot Execution Environment (PXE)
Met Preboot Execution Environment kunt u computers opstarten via een netwerkinterface. Deze aanpak is
onafhankelijk van het opstarten van computers vanaf gegevensopslagapparaten (zoals het vasteschijfstation) of geïnstalleerde besturingssystemen.
• System Management (SM) basisinvoer-/uitvoersysteem (BIOS) en SM-software
De SM BIOS-specificatie definieert gegevensstructuren en toegangsmethoden in een BIOS. Daarom kan
een gebruiker of een toepassing specifieke informatie over de computer in kwestie opslaan en ophalen.
• Wake on LAN (WOL)
Wake on LAN is een ethernet computernetwerkstandaard waarmee een computer kan worden
ingeschakeld of uit de slaapmodus kan worden gehaald via netwerkbericht. Het bericht wordt doorgaans
verzonden door een programma dat op een andere computer op hetzelfde local area network draait.
• Windows Management Instrumentation (WMI)
Windows Management Instrumentation is een set uitbreidingen voor het Windows-
stuurprogrammamodel. Deze bieden een interface voor een besturingssysteem via welke instrumentale
componenten informatie en meldingen geven.
Beveiligingsvoorzieningen
• Mogelijkheid om een apparaat in en uit te schakelen
• Mogelijkheid om afzonderlijke USB-aansluitingen in en uit te schakelen
• Antivirusprogramma
• BIOS-wachtwoorden en Microsoft
®
Windows®-accounts om onbevoegd gebruik van uw computer te
voorkomen
• Computrace Agent-software is in de firmware geïntegreerd (voor bepaalde modellen)
• Aanwezigheidsschakelaar voor de kap (ook wel inbraakverklikker genoemd)
• Firewalls
• De functie Smart USB Protection
• Instelbare opstartvolgorde
• Opstarten zonder een toetsenbord of muis
• Ondersteuning voor een kabelslot
• Mogelijkheid om een Kensington-kabelslot aan te sluiten
• Mogelijkheid om een hangslot aan te brengen
• Trusted Platform Module (TPM)
Vooraf geïnstalleerd besturingssysteem
Bij levering is het besturingssysteem Windows 10 al op de computer geïnstalleerd. Ook kan Lenovo
concluderen dat er nog meer besturingssystemen compatibel zijn met deze computer. Om vast te stellen of
een besturingssysteem gecertificeerd of getest is op compatibiliteit, kijkt u op de website van de leverancier
van het besturingssysteem.
14
P330 Gebruikershandleiding
Verklaring op USB overdrachtssnelheid
Afhankelijk van vele factoren, zoals de verwerkingscapaciteit van de host en randapparaten,
bestandseigenschappen en andere factoren die betrekking hebben op de systeemconfiguratie en
gebruiksomgevingen, kan de feitelijke overdrachtssnelheid met behulp van de verschillende USBaansluitingen op dit apparaat variëren en langzamer zijn dan de opgegeven gegevenssnelheid voor elk
onderstaand overeenkomstig apparaat.
USB-apparaatGegevenssnelheid (Gbit/s)
3,2 Gen 1 / 3,1 Gen 1
3,2 Gen 2 / 3,1 Gen 2
3,2 Gen 2 × 2
5
10
20
Computerspecificaties
In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer.
Afmetingen
• Breedte: 165 mm
• Hoogte: 376 mm
• Diepte: 328 mm
Gewicht
Maximumconfiguratie bij levering: 10,6 kg
Omgeving
• Luchttemperatuur:
In bedrijf: van 10 °C tot 35 °C
Opslag in originele verzendverpakking: van -40 °C tot 60 °C
Opslag zonder verpakking: van -10 °C tot 60 °C
• Luchtvochtigheid:
In bedrijf: 30% tot 90% (geen condensatie)
Opslag: 20% tot 90% (geen condensatie)
• Hoogte:
In bedrijf: van -15,2 m tot 3.048 m
In bedrijf: van -15,2 m tot 10.668 m
Elektrische invoer
• Ingangsspanning: 100 tot 240 V ac
• Invoerfrequentie: 50/60 Hz
Programma´s
In dit gedeelte vindt u informatie over de programma's op de computer.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht15
Een programma op uw computer openen
Ga als volgt te werk om een programma op uw computer te openen:
• Windows Search:
1. Typ de naam van het programma in het zoekveld naast de knop Start.
2. Klik in de zoekresultaten op de naam van het gewenste programma om het programma te openen.
• Menu Start of Configuratiescherm:
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen. Klik vervolgens op de naam van het gewenste
programma om het programma te openen.
2. Als de naam van het programma niet in het menu Start wordt weergegeven, opent u het programma
via Configuratiescherm.
a. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
b. Klik op Windows-systeem ➙ Configuratiescherm.
c. Bekijk Configuratiescherm met grote of kleine pictogrammen en klik vervolgens op de naam van
het gewenste programma om het programma te openen.
Kennismaking met Lenovo-programma's
In dit gedeelte vindt u informatie over de belangrijkste Lenovo-programma's in uw besturingssysteem.
Opmerking: Afhankelijk van uw computermodel zijn sommige van de volgende programma's mogelijk niet
beschikbaar.
• Lenovo Vantage
De beste functies en mogelijkheden van uw computer moeten eenvoudig toegankelijk en makkelijk te
begrijpen zijn. Met Lenovo Vantage zijn ze dat.
Met Lenovo Vantage kunt u het volgende doen:
– Eenvoudig nagaan wat de apparaatstatus is en apparaatinstellingen aanpassen;
– Download en installeer updates voor UEFI BIOS, firmware en stuurprogramma's om uw computer up-
to-date te houden.
– Controleer de status van uw computer en beveilig uw computer tegen externe bedreigingen.
– De garantiestatus van de computer opzoeken (online).
– Toegang krijgen tot de Gebruikershandleiding en nuttige artikelen.
Opmerkingen:
– De beschikbare functies variëren, afhankelijk van het computermodel.
– Lenovo Vantage werkt regelmatig de functies bij om uw ervaring met de computer te verbeteren. De
omschrijving van functies kan afwijken van die in uw eigen gebruikersinterface.
• ThinkStation Diagnostics
Met het nieuwe programma ThinkStation Diagnostics kunt u computerproblemen onderzoeken en
oplossen. Het programma meldt alle problemen die worden gedetecteerd door de realtime
diagnosefunctie voor hardware. Het programma geeft tevens de details van het probleem, analyseert
mogelijke oorzaken en biedt oplossingen.
16
P330 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 2.De computer gebruiken
Dit hoofdstuk biedt informatie om u te helpen bij het gebruik van de diverse functies van uw computer.
De computer registreren
Als u uw computer bij Lenovo registreert, voert u vereiste gegevens in een Lenovo-database in. Aan de hand
van deze informatie kan Lenovo contact met u opnemen als een product wordt teruggenomen of als er zich
andere ernstige problemen hebben voorgedaan en kan Lenovo sneller service verlenen als u Lenovo belt
voor hulp. Ook bieden sommige locaties uitgebreide voordelen en services aan geregistreerde gebruikers.
Ga naar
computer bij Lenovo te registreren.
https://support.lenovo.com/productregistration en volg de aanwijzingen op het scherm om uw
Aan de slag met Windows 10
Maak kennis met de basisbeginselen van Windows 10 en ga meteen met het besturingssysteem aan de slag.
Raadpleeg de Help-informatie van Windows voor meer informatie over Windows 10.
Windows-account
Een gebruikersaccount is vereist om het Windows-besturingssysteem te gebruiken. Dit kan een Windowsgebruikersaccount of een Microsoft-account zijn.
Windows-gebruikersaccount
Als u Windows voor de eerste keer start, wordt u gevraagd om een Windows-gebruikersaccount aan te
maken. Het eerste account dat u maakt, is van het type 'Beheerder'. U kunt met een beheerdersaccount
extra gebruikersaccounts maken of accounttypen als volgt wijzigen:
1. Open het menu Start en kies Instellingen ➙ Accounts ➙ Family (Familie) en andere gebruikers.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Microsoft-account
U kunt zich ook aanmelden bij het Windows-besturingssysteem met een Microsoft-account.
Als u een Microsoft-account wilt maken, gaat u naar de Microsoft-aanmeldingspagina op
signup.live.com
Een Microsoft-account biedt de volgende voordelen:
• U kunt profiteren van eenmalige aanmelding als u andere services van Microsoft gebruikt, zoals OneDrive,
Skype en Outlook.com.
• U kunt persoonlijke instellingen synchroniseren met andere Windows-apparaten.
9. Windows-systeemvakGeef kennisgevingen en de status van enkele functies weer.
10. Pictogram van de
batterijstatus
11. Netwerkpictogram
Wijzig accountinstellingen, vergrendel de computer of meld u af bij het huidige
account.
Open de map Documenten, een standaardmap om ontvangen bestanden in op te
slaan.
Open de map Afbeeldingen, een standaardmap om ontvangen afbeeldingen in
op te slaan.
Start Instellingen.
Schakel de computer uit, herstart deze of zet de computer in de slaapstand.
Open het menu Start.
Typ wat u zoekt in het zoekveld en haal zoekresultaten op van uw computer en
het internet.
Geef alle geopende apps weer en schakel tussen de apps.
Geef de stroomstatus weer en wijzig de instellingen voor de batterij of de energieinstellingen. Als uw computer niet is aangesloten op netvoeding, verandert het
pictogram in
Maak verbinding met een beschikbaar draadloos netwerk en geef de
netwerkstatus weer. Als de computer is aangesloten op een bekabeld netwerk,
verandert het pictogram in
.
.
12. Actiecentrum
Geef de meest recente kennisgevingen van apps weer en voer snel bepaalde
acties uit.
Het menu Start openen
• Klik op de knop Start.
• Druk op de toets met het Windows-logo op het toetsenbord.
18
P330 Gebruikershandleiding
Het Start-contextmenu openen
Klik met de rechtermuisknop op de Startknop.
Het configuratiescherm openen
• Open het menu Start en klik op Windows-systeem ➙ Configuratiescherm.
• Windows Search gebruiken.
Een app starten
• Open het Startmenu en selecteer de app die u wilt starten.
• Gebruik Windows Search.
Het computervolume instellen
Ga als volgt te werk om het computervolume in te stellen:
1. Klik in het berichtengebied van de taakbalk van Windows op het volumepictogram.
Opmerking: Als het volumepictogram niet in het berichtengebied weergegeven wordt, voegt u het
volumepictogram aan het berichtengebied toe. Zie het Help-systeem van Windows.
2. Volg de instructies op het scherm en de weergegeven tekst om het volume te regelen, de luidspreker uit
te schakelen of de luidspreker in te schakelen.
Een schijf gebruiken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van een schijf en van het optische-schijfstation.
Richtlijnen voor het gebruik van het optische station
Neem de volgende richtlijnen in acht bij het gebruik van het optische station:
• Zet de computer niet op een plaats waar het station wordt blootgesteld aan een van de volgende
omstandigheden:
– Een hoge temperatuur
– Hoge luchtvochtigheid
– Een overmatige hoeveelheid stof
– Sterke trillingen of plotselinge schokken
– Een hellend oppervlak
– Direct zonlicht
• Plaats nooit andere voorwerpen dan schijven in het station.
• Plaats geen beschadigde schijven in het station. Door kromgetrokken, gebroken, bekraste of vuile
schijven kan het station ernstig beschadigd raken.
• Verwijder de schijf uit het station als u de computer gaat verplaatsen.
Behandeling en opslag van een schijf
Houd u bij het omgaan met schijven aan de volgende richtlijnen:
• Houd de schijf aan de rand vast. Raak het oppervlak van de kant zonder opdruk niet aan.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken19
• Voor het verwijderen van stof en vingerafdrukken veegt u de schijf met een schone zachte doek vanuit het
midden naar de rand schoon. Als u de schijf met draaiende bewegingen schoonveegt, kunnen er
gegevens verloren gaan.
• Schrijf niet op de schijf en plak er niets op.
• Maak geen krassen op de schijf en breng er geen markeringen op aan.
• Bewaar de schijf niet op een plek waar hij wordt blootgesteld aan direct zonlicht.
• Gebruik geen wasbenzine, verdunners of andere schoonmaakmiddelen om de schijf schoon te maken.
• Laat de schijf niet vallen en buig hem niet.
Een schijf afspelen of verwijderen
Om een schijf af te spelen, doet u het volgende:
1. Als de computer aan staat, drukt u op de uitwerpknop aan de voorkant van het optische station. De lade
schuift uit het station.
2. Plaats een schijf in de lade. Sommige optische stations hebben een opstaande as in het midden van de
lade. Als uw station een dergelijke as heeft, ondersteunt u met één hand de lade, terwijl u met de andere
hand op het midden van de schijf drukt om deze op zijn plaats vast te klikken.
3. Sluit de lade door opnieuw op de uitwerpknop te drukken of door de lade voorzichtig naar binnen te
schuiven. Het afspeelprogramma van de schijf wordt automatisch gestart. Meer informatie vindt u in het
Help-systeem van het afspeelprogramma van de schijf.
Ga als volgt te werk om een schijf uit het optische station te verwijderen:
1. Als de computer aan staat, drukt u op de uitwerpknop aan de voorkant van het optische station. De lade
schuift uit het station.
2. Haal de schijf voorzichtig uit de lade.
3. Sluit de lade door opnieuw op de uitwerpknop te drukken of door de lade voorzichtig naar binnen te
schuiven.
Opmerking: Als de lade niet opengaat als u op de uitwerpknop drukt, schakelt u uw computer uit.
Vervolgens plaatst u een rechtgebogen paperclip in het kleine daarvoor bestemde gaatje naast de
uitwerpknop. Gebruik deze noodoplossing alleen in geval van nood.
Een schijf opnemen
Als het optische station opnemen ondersteunt, kunt u een schijf opnemen.
Een schijf opnemen met Windows-hulpmiddelen
Ga als volgt te werk om een schijf met Windows-hulpmiddelen op te nemen:
• Brand een schijf via het venster Automatisch afspelen.
1. Controleer of de schijf automatisch wordt afgespeeld.
a. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
b. Klik op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Automatisch afspelen.
c. Selecteer Automatisch afspelen gebruiken voor alle media en apparaten of schakel deze
functie in.
2. Plaats een opneembare schijf in het optische station dat opnemen ondersteunt. Het venster
Automatisch afspelen wordt geopend.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
• Brand een schijf met Windows Media
®
Player.
20
P330 Gebruikershandleiding
1. Plaats een opneembare schijf in het optische station dat opnemen ondersteunt.
2. Open Windows Media Player. Zie 'Een programma op uw computer openen' op pagina 16.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
• Brand een schijf van een ISO-bestand.
1. Plaats een opneembare schijf in het optische station dat opnemen ondersteunt.
2. Dubbelklik op het ISO-bestand.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Een schijf opnemen met vooraf geïnstalleerde programma's
U neemt als volgt een schijf op met vooraf geïnstalleerde programma's:
1. Plaats een opneembare schijf in het optische station dat opnemen ondersteunt.
2. Open het programma PowerDVD Create, PowerProducer of Power2Go. Zie 'Een programma op uw
computer openen' op pagina 16.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Verbinding maken met het netwerk
In dit gedeelte vindt u instructies voor het maken van een netwerkverbinding.
Verbinding maken met een Ethernet LAN
U kunt uw computer met een Ethernet LAN verbinden door een Ethernet-kabel op de Ethernet-poort aan te
sluiten.
GEVAAR
Om te voorkomen dat u een elektrische schok krijgt, dient u de telefoonkabel niet aan te sluiten op
de ethernetpoort.
Verbinding maken met een draadloos LAN
U kunt uw computer aansluiten op een draadloos LAN-netwerk zonder gebruik te maken van een Ethernetkabel, maar alleen via radiogolven.
Opmerking: De voorziening voor een draadloos LAN-netwerk is alleen beschikbaar op bepaalde modellen.
U kunt als volgt een draadloos-LAN-verbinding tot stand brengen:
1. Controleer of er een draadloos LAN-netwerk beschikbaar is en of de draadloos LAN-functie op uw
computer werkt.
2. Klik op het statuspictogram voor de draadloze netwerkverbinding in het systeemvak van Windows om
de beschikbare draadloze netwerken weer te geven.
Opmerking: Als het statuspictogram niet in het systeemvak van Windows weergegeven wordt, voegt u
het pictogram toe aan het systeemvak. Zie het Help-systeem van Windows.
3. Klik op een draadloos LAN-netwerk en vervolgens op Verbinden om uw computer op dit netwerk aan te
sluiten. Verstrek indien nodig de vereiste informatie.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken21
Verbinding maken met een Bluetooth-apparaat
Bluetooth is een draadloze communicatietechnologie met kort bereik. Gebruik Bluetooth om een draadloze
verbinding tussen uw computer en andere Bluetooth-apparaten binnen een straal van ongeveer 10 meter tot
stand te brengen.
Opmerking: De Bluetooth-voorziening is alleen beschikbaar op bepaalde modellen.
U kunt als volgt verbinding maken met een Bluetooth-apparaat:
1. Schakel de Bluetooth-functie van uw computer in. Controleer of het Bluetooth-apparaat zich binnen een
afstand van circa 10 m van uw computer bevindt.
2. Klik in het berichtengebied van de taakbalk van Windows op het Bluetooth-pictogram. Klik vervolgens
op Een apparaat toevoegen en volg de instructies op het scherm.
Opmerking: Als het Bluetooth-pictogram niet in het berichtengebied weergegeven wordt, voegt u het
Bluetooth-pictogram aan het berichtengebied toe. Zie het Help-systeem van Windows.
22
P330 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 3.U en uw computer
In dit hoofdstuk vindt u informatie over toegankelijkheid, ergonomie, schoonmaken en onderhoud.
De werkplek inrichten
Richt uw werkplek zo in dat deze aan uw behoeften voldoet en bij het type werk dat u uitvoert, past. In dit
gedeelte vindt u informatie over de factoren die van invloed zijn op de manier waarop u uw werkplek inricht.
Reflectie en verlichting
Stel het beeldscherm zo op dat u zo min mogelijk last hebt van schittering en weerkaatsing van lampen,
ramen en andere lichtbronnen. Licht dat wordt weerkaatst door glimmende oppervlakken kan hinderlijke
reflecties op uw scherm veroorzaken. Zet het beeldscherm indien mogelijk zo neer dat het loodrecht op de
ramen en andere lichtbronnen staat. Verminder indien nodig de bovenverlichting door lampen uit te doen of
door minder sterke lampen te gebruiken. Als u het beeldscherm in de buurt van een raam neerzet, scherm
het zonlicht dan af met gordijnen of een zonnescherm. Wellicht moet u de helderheid en het contrast van het
beeldscherm in de loop van de dag enkele malen anders instellen. De verlichting is immers niet de hele dag
constant.
Wanneer het niet mogelijk is om reflecties te vermijden of de verlichting aan te passen, kan een antireflectiescherm uitkomst bieden. Een dergelijk scherm kan de duidelijkheid van het beeld echter
verminderen. Het is daarom beter om er pas een te gebruiken wanneer geen van de andere mogelijkheden
soelaas biedt.
Luchtcirculatie
Uw computer produceert warmte. In de computer zit een ventilator die via ventilatiegaten frisse lucht naar
binnen zuigt en warme lucht naar buiten blaast. Wanneer de ventilatiespleten geblokkeerd zijn, kan er
oververhitting ontstaan. Dit kan storingen of beschadigingen tot gevolg hebben. Plaats de computer zodanig
dat de ventilatiespleten niet worden geblokkeerd; 5,1 cm is meestal voldoende. Zorg er voor dat de lucht niet
naar anderen wordt geblazen.
Plaats van stopcontacten en kabellengte
De volgende factoren kunnen van invloed zijn op uiteindelijke plek voor uw computer:
• Plaats van stopcontacten
• Lengte van netsnoeren en voedingsadapters
• Lengte van de kabels die op andere apparaten zijn aangesloten
Meer informatie over netsnoeren of voedingsadapters vindt u onder 'Netsnoeren en voedingsadapters' op
pagina vi.
Comfort
Hoewel er niet één werkhouding bestaat die ideaal is voor iedereen, kunt u met behulp van de volgende
richtlijnen een houding vinden die voor u geschikt is. De volgende afbeelding geeft een voorbeeld ter
referentie.
• Schermpositie: plaats het beeldscherm op een prettige afstand; gewoonlijk is 51 à 61 cm. Pas het
beeldscherm vervolgens zo aan dat de bovenkant van het beeldscherm op of onder ooghoogte is en u
naar het beeldscherm kunt kijken zonder uw lichaam te moeten draaien.
• Stand van de stoel: gebruik een stoel met verstelbare hoogte die voldoende steun voor uw rug geeft. Stel
de stoel in op de door u gewenste houding.
• Stand van het hoofd: houd uw hoofd en nek in een comfortabele en neutrale (verticaal of rechtop) stand.
• De plaats van armen en handen: houd uw onderarmen, polsen en handen in een ontspannen, neutrale
(horizontale) positie. Typ met een zachte aanslag.
• Bovenbenen: houd uw bovenbenen horizontaal en zet uw voeten plat op de grond of op een voetensteun.
Geregeld even gaan verzitten helpt het best tegen het ongemak dat door lang in dezelfde houding werken
wordt veroorzaakt. Vaak even pauzeren is ook heel goed om kleine ongemakken tegen te gaan die met uw
werkhouding te maken hebben.
Uw computer up-to-date houden
Meestal is het een goede zaak om de meest recente systeemupdatepatches, softwareprogramma's en
stuurprogramma's van het besturingssysteem te hebben. In dit gedeelte vindt u instructies voor het ophalen
van de nieuwste updates voor uw computer.
De nieuwste systeemupdates ophalen
Om de nieuwste systeemupdates voor uw computer op te halen, moet uw computer met internet zijn
verbonden. Voer vervolgens het volgende uit:
• Open Lenovo Vantage om de beschikbare updatepakketten te controleren. Als het nieuwste
updatepakket beschikbaar is, volgt u de instructies op het scherm om het pakket te downloaden en te
installeren.
Zie 'Een programma op uw computer openen' op pagina 16 als u het programma Lenovo Vantage wilt
openen.
• Haal met het programma Windows Update systeemupdates op (bijv. oplossingen van
beveiligingsproblemen, nieuwe versies van Windows-componenten en stuurprogrammaupdates).
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
2. Klik op Instellingen ➙ Bijwerken en beveiligen ➙ Windows Update.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking: De stuurprogramma's die door Windows Update worden opgehaald, zijn mogelijk niet door
Lenovo getest. U wordt aangeraden de apparaatstuurprogramma's op te halen door Lenovo-programma's te
gebruiken of ze te downloaden van de Lenovo-website
24
P330 Gebruikershandleiding
https://support.lenovo.com.
Informatie voor gehandicapten
Lenovo wilt gebruikers met een gehoor- of mobiliteitsbeperking of een visuele beperking meer toegang
bieden tot informatie en technologie. In dit gedeelte vindt u informatie over de manier waarop Lenovo deze
gebruikers kan helpen optimaal van hun computerervaring te profiteren. De meest recente informatie over
toegankelijkheid vindt u op de volgende internetpagina:
https://www.lenovo.com/accessibility
Sneltoetsen van het toetsenbord
In de volgende lijst staan sneltoetsen waarmee u uw computer gemakkelijker kunt gebruiken.
Opmerking: Afhankelijk van het toetsenbord zijn sommige van de volgende sneltoetsen mogelijk niet
beschikbaar.
• Toets met Windows-logo+U: Toegankelijkheidscentrum openen
• Acht seconden op rechter Shift-toets drukken: Filtertoetsen in- of uitschakelen
• Shift vijf keer indrukken: Plaknotitietoetsen in- of uitschakelen
• Num Lock vijf seconden indrukken: Wisseltoetsen in- of uitschakelen
• Linker Alt+Linker Shift+Num Lock: Muistoetsen in- of uitschakelen
Ga voor meer informatie naar
volgende trefwoorden: toegangstoetsen, toetsencombinaties, sneltoetsen.
Toegankelijkheidscentrum
Met het Toegankelijkheidscentrum van het Windows-besturingssysteem kunt u uw computer zo configureren
dat deze aan uw fysieke en cognitieve behoeften voldoet.
U kunt het Toegankelijkheidscentrum als volgt gebruiken:
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
2. Klik op Instellingen ➙ Toegankelijkheid.
3. Kies het juiste gereedschap volgens de instructies op het scherm.
Het Toegankelijkheidscentrum bevat doorgaans de volgende hulpprogramma's:
• Vergrootglas
Het Vergrootglas is een handig hulpmiddel dat een deel van of uw gehele scherm vergroot zodat u de
items beter kunt zien.
• Verteller
De Verteller is een schermleesprogramma dat hardop voorleest wat er op het scherm wordt weergegeven
en gebeurtenissen, zoals foutmeldingen, beschrijft.
• Schermtoetsenbord
Als u gegevens wilt invoeren op uw computer met een muis, joystick of ander aanwijsapparaat in plaats
van een echt toetsenbord te gebruiken, kunt u het Schermtoetsenbord gebruiken.
• Hoog contrast
Hoog contrast is een functie waarmee het kleurcontrast van bepaalde tekst en afbeeldingen op het
scherm wordt verhoogd. Hierdoor zijn die items beter te onderscheiden en eenvoudiger te herkennen.
• Gepersonaliseerd toetsenbord
https://windows.microsoft.com/ en voer een zoekopdracht uit met een van de
Hoofdstuk 3. U en uw computer25
Pas de toetsenbordinstellingen aan om het gebruik van het toetsenbord te vereenvoudigen. U kunt het
toetsenbord bijvoorbeeld gebruiken om de aanwijzer te besturen en eenvoudiger bepaalde
toetscombinaties in te voeren.
• Persoonlijke muis
Pas de muisinstellingen aan om het gebruik van de muis te vereenvoudigen. U kunt bijvoorbeeld de
weergave van de aanwijzer wijzigen en het beheer van vensters met uw muis vereenvoudigen.
Spraakherkenning
Met spraakherkenning kunt u uw computer besturen met behulp van uw stem.
Alleen al met uw stem kunt u programma's starten, menu's openen, op voorwerpen op het scherm klikken,
tekst dicteren in documenten, en e-mails schrijven en verzenden. Alles wat u doet met het toetsenbord en de
muis kunt u ook met alleen uw stem doen.
U gebruikt Spraakherkenning als volgt:
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
2. Klik op Windows-systeem ➙ Configuratiescherm.
3. Bekijk Configuratiescherm met grote of kleine pictogrammen en klik vervolgens op Spraakherkenning.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Schermleestechnologie
Schermleestechnologie richt zich in de eerste plaats op programma-interfaces, Help-informatiesystemen en
verschillende onlinedocumenten. Voor aanvullende informatie over schermleesprogramma's raadpleegt u de
onderstaande bronnen:
• PDF-documenten gebruiken met schermleesprogramma's:
U kunt de tekst en afbeeldingen op het scherm leesbaarder maken door de schermresolutie van uw
computer aan te passen.
U past de schermresolutie als volgt aan:
1. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad.
2. Klik op Beeldscherminstellingen ➙ Beeldscherm.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking: Als u een te lage resolutie instelt, passen bepaalde items wellicht niet meer op het scherm.
Aanpasbare itemgrootte
U kunt de items op het scherm leesbaarder maken door de itemgrootte te wijzigen.
• Om de itemgrootte tijdelijk te wijzigen, gebruikt u het vergrootglashulpmiddel in het
Toegankelijkheidscentrum.
• U kunt de waarde van een item als volgt definitief wijzigen:
– Wijzig de grootte van alle items op het scherm. Doe het volgende:
26
P330 Gebruikershandleiding
1. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad.
2. Klik op Beeldscherminstellingen ➙ Beeldscherm.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om de itemgrootte te wijzigen. Voor sommige toepassingen
wordt uw configuratie mogelijk pas van kracht nadat u zich afmeldt en vervolgens opnieuw
aanmeldt.
– Wijzig de grootte van de items op een webpagina.
Houd Ctrl ingedrukt en druk vervolgens op de plustekentoets (+) om de tekst te vergroten of de
minustekentoets (-) als u de tekst wilt verkleinen.
– Wijzig de grootte van de items op het bureaublad of in een venster.
Opmerking: Deze functie werkt mogelijk niet in alle vensters.
Als uw muis een wiel heeft, houdt u Ctrl ingedrukt en bladert u met het wieltje om de itemgrootte te
wijzigen.
Aansluitingen met industriële standaard
Uw computer beschikt over aansluitingen met industriële standaard waarop u hulpapparaten kunt aansluiten.
Ga voor meer informatie over de locatie en functies van de aansluitingen naar 'Hardwarelocaties' op pagina
1.
TTY/TDD-conversiemodem
Uw computer biedt ondersteuning voor het conversiemodem van de teksttelefoon (TTY) of het
telecommunicatieapparaat voor slechthorenden (TDD). Het modem moet zijn aangesloten op uw computer
en een TTY/TDD-telefoon. Vervolgens kunt u een bericht typen op uw computer en dit naar de telefoon
verzenden.
Documentatie in toegankelijke indelingen
Lenovo biedt elektronische documentatie in toegankelijke indelingen, zoals van tags voorziene PDFbestanden of HTML-bestanden (Hypertext Markup Language). Elektronische documentatie van Lenovo
wordt ontwikkeld om te garanderen dat slechtziende gebruikers de documentatie middels een schermlezer
kunnen lezen. Elke afbeelding in de documentatie beschikt ook over voldoende alternatieve tekst zodat
slechtziende gebruikers de afbeelding kunnen begrijpen als ze een schermlezer gebruiken.
Hoofdstuk 3. U en uw computer27
28P330 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 4.Beveiliging
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u uw computer beschermt tegen gebruik door onbevoegden.
De computer vergrendelen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vergrendelen van de computer met sloten om de computer veilig te
houden.
Het e-slot in- of uitschakelen
Uw computer is mogelijk voorzien van een beveiligingsslot dat is geïnstalleerd om de computer te
beschermen tegen beschadiging van de interne componenten. Met behulp van het e-slot kunt u de
computerkap mechanisch vergrendelen of ontgrendelen.
Doe het volgende om het e-slot in of uit te schakelen:
1. Zet de computer aan of start opnieuw op.
2. Voordat Windows opstart, drukt u meerdere keren op de toets F1 of Fn+F1 totdat het programma Setup
Utility wordt geopend.
3. Klik op Security ➙ Electronic Lock om het e-slot in of uit te schakelen.
4. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en de computer opnieuw op te starten.
Opmerking: De wijzigingen worden pas van kracht wanneer de instelling is opgeslagen en het systeem
opnieuw is opgestart.
Figuur 7. Het e-slot in- of uitschakelen
De computerkap op slot doen
Door de kap van de computer af te sluiten voorkomt u dat onbevoegden toegang krijgen tot onderdelen in
uw computer. De computer is opgeleverd met een oog voor een hangslot. Met een dergelijk slot kan worden
voorkomen dat de kap wordt geopend.
Opmerking: Mogelijk ziet uw computerhardware er enigszins anders uit dan in deze afbeelding.
Met een Kensington-kabelslot kunt u de computer vastmaken aan bijvoorbeeld een bureau of een tafel. Het
kabelslot kan worden vastgezet in beveiligingsslotsleuven op de achterkant van de computer. Afhankelijk
van het geselecteerde type kan het kabelslot met een toets of een combinatie worden bediend. Een
geïntegreerd kabelslot kunt u rechtstreeks bij Lenovo bestellen. Zoek met het trefwoord Kensington op:
https://support.lenovo.com
Figuur 9. Kensington-kabelslot
Een kabelslot bevestigen
U kunt een kabelslot gebruiken voor het beveiligen van apparaten, zoals een toetsenbord of een muis, door
de apparaatkabels die op de computer aangesloten zijn, te vergrendelen. Het kabelslot kan worden
vastgezet in kabelslotsleuven op de achterkant van de computer.
Ga als volgt te werk om een kabelslot te bevestigen:
1. Steek het klemmetje
2. Trek de kabels die u vergrendelen wilt, door de openingen in het kabelslot.
3. Duw het klemmetje
1 in de kabelslotsleuf 3 .
2 in de kabelslotsleuf 4 tot deze vastklikt.
Hoofdstuk 4. Beveiliging31
Figuur 10. Een kabelslot bevestigen
De beveiligingsinstellingen in het programma Setup Utility bekijken en
wijzigen
Ga als volgt te werk om de beveiligingsinstellingen in het programma Setup Utility te bekijken en te wijzigen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Security.
3. Volg de instructies aan de rechterkant van het scherm om de beveiligingsinstellingen te bekijken en te
wijzigen. Raadpleeg 'Het programma Setup Utility gebruiken' op pagina 35 voor basisinformatie over
enkele belangrijke beveiligingsinstellingen.
4. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
Wachtwoorden en Windows-accounts gebruiken
Met BIOS-wachtwoorden en Windows-accounts kunt u onbevoegde toegang tot uw computer en gegevens
voorkomen. Ga als volgt te werk om de BIOS-wachtwoorden en de Windows-accounts te gebruiken:
32
P330 Gebruikershandleiding
• Raadpleeg 'BIOS-wachtwoorden gebruiken' op pagina 38 voor informatie over het gebruik van BIOSwachtwoorden.
• Ga als volgt te werk om Windows-accounts te gebruiken:
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
2. Klik op Instellingen ➙ Accounts.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
De aanwezigheidsschakelaar voor de kap gebruiken
De schakelaar op de deksel voorkomt dat uw computer inlogt in het besturingssysteem, wanneer de
computerdeksel niet naar behoren is geïnstalleerd of gesloten.
Om de aanwezigheidsschakelaar voor de kap te gebruiken, schakelt u eerst de aansluiting van de
aanwezigheidsschakelaar voor de kap op de systeemplaat in. U bereikt dit als volgt:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Security ➙ Chassis Intrusion Detection en druk op Enter.
3. Selecteer Enabled en druk op Enter.
4. Om de instellingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten, drukt u op F10 of Fn+F10
(afhankelijk van de toetsenbordinstellingen), selecteert u Yes in het venster dat wordt geopend en drukt
u op Enter. De schakelaar van het computerdeksel op de systeemplaat is ingeschakeld.
De aanwezigheidsschakelaar van de kap wordt hiermee actief. Als de schakelaar detecteert dat de
computerkap niet correct is geïnstalleerd of gesloten, wordt er een foutbericht weergegeven zodra u de
computer aanzet. Ga als volgt te werk om de foutmelding op te lossen en in te loggen op het
besturingssysteem:
1. Verwijder of installeer uw computerkap naar behoren. Zie Hoofdstuk 7 'Het verwijderen en installeren
van hardware' op pagina 57.
2. Start het programma Setup Utility en sluit het vervolgens af. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op
pagina 35 en 'Setup Utility afsluiten' op pagina 41.
Firewalls gebruiken
Een firewall kan hardware, software of een combinatie van beide zijn afhankelijk van het vereiste
veiligheidsniveau. Firewalls werken volgens een set regels om te bepalen welke inkomende en uitgaande
verbindingen zijn toegelaten. Als uw computer met een vooraf geïnstalleerd firewall-programma wordt
geleverd, helpt dit uw computer te beschermen tegen gevaren van internet, tegen ongeoorloofde toegang,
tegen inbraak en tegen aanvallen via het internet. Deze beschermt ook uw privacy. Meer informatie over het
gebruik van de firewall-programma vindt u in het Help-systeem van uw firewall-programma.
Ga als volgt te werk om Windows Firewall te gebruiken:
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
2. Klik op Windows-systeem ➙ Configuratiescherm.
3. Geef het Configuratiescherm met grote of kleine pictogrammen weer en klik vervolgens op Windows Defender Firewall.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Hoofdstuk 4. Beveiliging33
Gegevens beschermen tegen virussen
Op uw computer is vooraf al een antivirusprogramma geïnstalleerd voor het beschermen tegen, detecteren
en verwijderen van virussen.
Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op uw computer geplaatst en biedt u een gratis
abonnement van 30 dagen aan. Na die 30 dagen moet u de licentie vernieuwen om updates voor de
antivirussoftware te blijven ontvangen.
Opmerking: Virusdefinitiebestanden moeten worden geactualiseerd om beveiligd te zijn tegen nieuwe
virussen.
Meer informatie over het werken met de antivirussoftware vindt u in het Help-systeem van die software.
De functie Smart USB Protection gebruiken
De functie Smart USB Protection is een beveiligingsfunctie waarmee u kunt voorkomen dat gegevens van de
computer worden gekopieerd naar USB-opslagapparaten die op de computer zijn aangesloten. U kunt de
functie Smart USB Protection instellen op een van de volgende werkstanden:
• Disabled (standaardinstelling): u kunt USB-opslagapparaten gebruiken zonder beperking.
• Read Only: u kunt geen gegevens van de computer naar USB-opslagapparaten kopiëren. U hebt echter
wel toegang tot gegevens op de USB-opslagapparaten en kunt deze wijzigen.
• No Access: u hebt geen toegang tot USB-opslagapparaten vanaf de computer.
Ga als volgt te werk om de functie Smart USB Protection te configureren:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Security ➙ Smart USB Protection en druk op Enter.
3. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
4. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
Computrace Agent-software is in de firmware geïntegreerd (voor
bepaalde modellen)
Computrace Agent-software is een oplossing voor IT-eigendomsbeheer en het herstellen van uw computer
na diefstal. De software detecteert de wijzigingen die mogelijk op de computer zijn aangebracht, zoals in de
hardware, software of inbellocatie van de computer. Mogelijk dient u een abonnement te kopen om de
software Computrace Agent te kunnen activeren.
Trusted Platform Module (TPM)
TPM is een beveiligde processorversleuteling die cryptografische toetsen kan opslaan om de in uw computer
opgeslagen informatie te beveiligen.
34
P330 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 5.Geavanceerde configuratie
In dit hoofdstuk vindt u informatie voor het verder configureren van de computer.
Het programma Setup Utility gebruiken
Het programma Setup Utility wordt gebruikt om de configuratie-instellingen van uw computer te bekijken en
te wijzigen. In dit gedeelte vindt u alleen informatie over de belangrijkste configuratie-instellingen in het
programma.
Opmerking: De instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen eventuele vergelijkbare instellingen
in het programma Setup Utility overschrijven.
Het programma Setup Utility starten
Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende:
1. Zet de computer aan of start opnieuw op.
2. Druk voordat het besturingssysteem opstart herhaaldelijk op F1 of Fn+F1 (afhankelijk van de
toetsenbordinstellingen). Afhankelijk van de weergavemodus van de Setup Utility komt een van de
volgende situaties voor:
• Tekstmodus: het programma Setup Utility wordt geopend.
• Grafische modus (beschikbaar op bepaalde modellen): het startscherm wordt weergegeven.
Selecteer vervolgens Setup en druk op Enter om het programma Setup Utility te starten.
Opmerking: Als een BIOS-wachtwoord is ingesteld, wordt het programma Setup Utility pas geopend
nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd. Meer informatie vindt u in 'BIOS-wachtwoorden
gebruiken' op pagina 38.
Volg de instructies op het scherm om de configuratie-instellingen te bekijken en te wijzigen.
De weergavetaal van het programma Setup Utility wijzigen
Het programma Setup Utility ondersteunt drie weergavetalen: Engels, Frans en Vereenvoudigd Chinees.
U kunt de weergavetaal van het programma Setup Utility als volgt wijzigen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer in de hoofdinterface System Language en druk op Enter.
3. Selecteer de gewenste weergavetaal.
Een apparaat in- of uitschakelen
In dit gedeelte vindt u informatie over het in- en uitschakelen van de gebruikerstoegang tot
hardwareapparaten (zoals USB-aansluitingen of opslagstations).
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Devices.
3. Selecteer het apparaat dat u wilt in- of uitschakelen en druk u op Enter.
5. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
De Automatic Power On-functies van de computer in- of uitschakelen
De functie Automatic Power On in het programma Setup Utility biedt u verschillende opties waarmee u de
computer automatisch kunt laten opstarten.
Voer een van de volgende handelingen uit om de Automatic Power On-functies in- of uit te schakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Power ➙ Automatic Power On en druk op Enter.
3. Selecteer de functie die u wilt in- of uitschakelen en druk u op Enter.
4. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
5. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
De ErP LPS-compliantiemodus in- of uitschakelen
Lenovo-computers voldoen aan de eco-designvereisten van de ErP Lot 3-regelgeving. Ga voor meer
informatie naar:
https://www.lenovo.com/ecodeclaration
U kunt de ErP LPS-compliantiemodus in het programma Setup Utility inschakelen om het
elektriciteitsverbruik te verlagen wanneer de computer uit of in slaapstand staat.
Ga als volgt te werk om de ErP LPS-compliantiemodus in of uit te schakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Power ➙ Enhanced Power Saving Mode en druk op Enter.
3. Selecteer Enabled of Disabled afhankelijk van uw behoeften, en druk op Enter. Als u Enabled
selecteert, moet u ook de Wake on LAN-functie uitschakelen. Zie 'De Automatic Power On-functies van
de computer in- of uitschakelen' op pagina 36.
4. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
Wanneer de ErP LPS-compliantiemodus is ingeschakeld, kunt u als volgt de computer uit de slaapstand
halen:
• Druk op de aan/uit-knop.
• Schakel de functie Wake Up on Alarm in om uw computer op de ingestelde tijd te activeren. Zie 'De
Automatic Power On-functies van de computer in- of uitschakelen' op pagina 36.
• Schakel de functie After Power Loss in om de computer te activeren wanneer de voeding na
elektriciteitsuitval weer wordt ingeschakeld.
Ga als volgt te werk om de functie After power loss in te schakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Power ➙ After Power Loss en druk op Enter.
3. Selecteer Power On en druk op Enter.
36
P330 Gebruikershandleiding
4. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10
of Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
In- of uitschakelen van de eSATA-modus voor SATA 4-aansluiting
De SATA 4-aansluiting ondersteunt de eSATA-modus. Voordat u de opslagbehuizing met toegang aan de
voorzijde gebruikt moet u controleren of de eSATA-modus is ingeschakeld en de SATA-kabel van de
opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde is aangesloten op de SATA 4-aansluiting op de systeemplaat.
Als u de kabelaansluiting wilt controleren, raadpleegt u 'UW computer voorbereiden' op pagina 58 en
'Onderdelen op de systeemplaat' op pagina 7 voor meer informatie.
Doe het volgende om de eSATA-modus in- of uit te schakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Devices ➙ ATA Drive Setup en druk op Enter.
3. Selecteer SATA Drive 4 Hot-Plug Support en druk op Enter.
4. Selecteer Enabled of Disabled zoals gewenst en druk op Enter.
5. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
Schakelen tussen betere akoestische en betere thermische prestaties
Met de functie ICE Performance Mode kunt u uw computer laten werken met betere akoestische of betere
thermische prestaties. Er zijn twee opties beschikbaar:
• Better Acoustic Performance (standaardinstelling): deze computer werkt met minder lawaai op een
normaal warmteniveau.
• Better Thermal Performance: de computer werkt op een beter warmteniveau bij normale akoestische
prestaties.
Ga als volgt te werk om te schakelen tussen betere akoestische en betere thermische prestaties:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Power ➙ Intelligent Cooling Engine (ICE) en druk op Enter.
3. Selecteer ICE Performance Mode en druk op Enter.
4. Selecteer naar wens Better Acoustic Performance of Better Thermal Performance en druk op Enter.
5. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
De functie voor het vastleggen van thermische
waarschuwingslogboeken in- of uitschakelen
Als u de ICE-functie voor thermische waarschuwingen hebt ingeschakeld, wordt er een
waarschuwingslogboek naar het systeemlogboek van Windows geschreven als er zich een kritieke
thermische situatie voordoet. Met behulp van het waarschuwingenlogboek kunt u thermische problemen
onderzoeken, zoals ventilatorstoringen, abnormaal hoge temperaturen of slechte koelingsprestaties.
U kunt de functie voor het in- of uitschakelen van thermische waarschuwingslogboeken als volgt instellen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Power ➙ Intelligent Cooling Engine (ICE) en druk op Enter.
Hoofdstuk 5. Geavanceerde configuratie37
3. Selecteer ICE Thermal Alert en druk op Enter.
4. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
5. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
De functie Configuration Change Detection in- of uitschakelen
Als u de functie Configuration Change Detection inschakelt en de POST gewijzigde configuraties van
sommige hardwareapparaten (zoals opslagstations of geheugenmodules) detecteert, wordt een foutmelding
weergegeven.
Ga als volgt te werk om de functie Configuration Change Detection in of uit te schakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Security ➙ Configuration Change Detection en druk op Enter.
3. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
4. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
Ga als volgt te werk om het foutbericht te omzeilen en in te loggen op het besturingssysteem:
• Druk op F2 of Fn+F2 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen).
• Start het programma Setup Utility en sluit het vervolgens af. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op
pagina 35 en 'Setup Utility afsluiten' op pagina 41.
De BIOS-instellingen wijzigen voordat u een nieuw besturingssysteem
installeert
De BIOS-instellingen verschillen per besturingssysteem. Wijzig de BIOS-instellingen voordat u een nieuw
besturingssysteem installeert.
U kunt de BIOS-instellingen als volgt wijzigen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Kies in de hoofdinterface Exit ➙ OS Optimized Defaults en druk op Enter.
3. Afhankelijk van het besturingssysteem dat u wilt installeren, voert u een van de volgende stappen uit:
• Als u het besturingssysteem Windows 10 (64-bits) wilt installeren, selecteert u Enabled en drukt u op
Enter.
• Als u een ander besturingssysteem dan Windows 10 (64-bits) wilt installeren, selecteert u Disabled
en drukt u op Enter.
4. Selecteer Yes in het weergegeven venster en druk op Enter om uw selectie te bevestigen.
5. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
BIOS-wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om onbevoegde toegang tot uw computer
en gegevens te voorkomen.
38
P330 Gebruikershandleiding
Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wachtwoord instelt. Het gebruik van
wachtwoorden vergroot echter de veiligheid van de computer. Lees de volgende onderwerpen als u besluit
een wachtwoord in te stellen.
Wachtwoordtypen
De volgende wachtwoordtypen zijn beschikbaar in het programma Setup Utility:
• Systeemwachtwoord
Als er een systeemwachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u de computer inschakelt, gevraagd dat
wachtwoord in te voeren. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
• Beheerderswachtwoord
Als u een beheerderswachtwoord instelt, voorkomt u dat de instellingen in het programma Setup Utility
door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de configuratie-instellingen van
diverse computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u de probeert naar het programma
Setup Utility te gaan, gevraagd dat wachtwoord in te voeren. Het programma Setup Utility kan pas
worden gebruikt als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
Als u zowel een systeemwachtwoord als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van beide
wachtwoorden invoeren. Als u uw configuratie-instellingen wilt wijzigen, moet u echter het
beheerderswachtwoord opgeven.
• Vaste-schijfwachtwoord
Door een vaste-schijfwachtwoord in te stellen, voorkomt u dat er onbevoegd gebruik wordt gemaakt van
de gegevens op het interne opslagstation (zoals een vaste-schijfstation). Als er een vasteschijfwachtwoord is ingesteld, wordt u bij het opstarten gevraagd een geldig wachtwoord voor toegang
tot het opslagstation in te voeren.
Opmerkingen:
– Zelfs als het opslagstation uit uw computer wordt gehaald en in een andere computer wordt
geïnstalleerd, is het vaste-schijfwachtwoord nog steeds geldig.
– Als u uw vaste-schijfwachtwoord bent vergeten, is het niet mogelijk het wachtwoord opnieuw in te
stellen of gegevens op het opslagstation te herstellen.
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 64 alfabetische en numerieke tekens gebruiken. Omwille van de
veiligheid verdient het aanbeveling om een sterk wachtwoord te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden
geraden.
Opmerking: Wachtwoorden in het programma Setup Utility zijn hoofdlettergevoelig.
U stelt als volgt een sterk wachtwoord in:
• Ze zijn minstens acht tekens lang
• Ze bevatten minimaal één letter en één cijfer
• Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
• Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
• Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
Hoofdstuk 5. Geavanceerde configuratie39
2. Selecteer Security.
3. Selecteer, afhankelijk van het type wachtwoord, Set Power-On Password, Set Administrator Password of Hard Disk Password en druk op Enter.
4. Volg de instructies aan de rechterkant van het scherm om het gewenste wachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te wissen.
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 64 alfabetische en numerieke tekens gebruiken.
Meer informatie vindt u in 'Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden' op pagina 39.
5. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
Vergeten wachtwoorden wissen (CMOS wissen)
Als u uw gebruikerswachtwoord of een ander wachtwoord vergeten bent, kunt u in dit gedeelte lezen wat u
moet doen om dat wachtwoord te wissen.
Opmerking: De instructies in dit gedeelte gelden niet voor het wachtwoord van de vaste schijf.
U kunt een vergeten wachtwoord als volgt wissen:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit en zet vervolgens de
computer uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de
computer zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie Hoofdstuk 7 'Het verwijderen en installeren van hardware' op
pagina 57.
3. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS (Clear Complementary Metal Oxide Semiconductor)/Herstel
op de systeemplaat. Zie 'Hardwarelocaties' op pagina 1.
4. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de onderhoudspositie (pennetje 2 en 3).
5. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie Hoofdstuk 7 'Het verwijderen en
installeren van hardware' op pagina 57.
6. Zet de computer aan en wacht ongeveer tien seconden. Zet de computer weer uit door de aan/uit-knop
ongeveer vijf seconden ingedrukt te houden.
7. Herhaal stap 1 en stap 2.
8. Zet de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
9. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan.
10. Zet het beeldscherm en de computer aan. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
11. Om gegevensverlies te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de BIOS-instellingen worden hersteld naar
een eerder punt.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet vanaf het verwachte apparaat opstart, kunt u de opstartvolgorde van de apparaten
permanent wijzigen of een tijdelijk opstartapparaat selecteren.
De opstartvolgorde van apparaten permanent wijzigen
Ga als volgt te werk om de opstartvolgorde van apparaten permanent te wijzigen:
1. Afhankelijk van het type opslagapparaat doet u een van de volgende dingen:
• Als het opslagapparaat een intern apparaat is, gaat u naar stap 2.
40
P330 Gebruikershandleiding
• Als het opslagapparaat een schijf is, controleert u of uw computer is ingeschakeld. Plaats vervolgens
de schijf in het optische station.
• Als het opslagapparaat een ander extern apparaat is dan een schijf, sluit u het opslagapparaat aan op
de computer.
2. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
3. Selecteer Startup.
4. Volg de instructies aan de rechterkant van het scherm om de opstartvolgorde van de apparaten te
wijzigen.
5. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten, drukt u op F10 of
Fn+F10 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven
venster en druk op Enter.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
Opmerking: Niet alle schijven en opslagstations zijn opstartbaar.
U selecteert als volgt een tijdelijk opstartapparaat:
1. Afhankelijk van het type opslagapparaat doet u een van de volgende dingen:
• Als het opslagapparaat een intern apparaat is, gaat u naar stap 2.
• Als het opslagapparaat een schijf is, controleert u of uw computer is ingeschakeld. Plaats vervolgens
de schijf in het optische station.
• Als het opslagapparaat een ander extern apparaat is dan een schijf, sluit u het opslagapparaat aan op
de computer.
2. Zet de computer aan of start opnieuw op. Voordat Windows opstart, drukt u herhaaldelijk op de toets
F12 of Fn+F12 (afhankelijk van de toetsenbordinstellingen) totdat het venster Startup Device Menu
wordt weergegeven.
3. Selecteer het gewenste opslagapparaat en druk op Enter. De computer start nu op vanaf het apparaat
dat u hebt geselecteerd.
Als u een permanent opstartapparaat wilt selecteren, selecteert u Enter Setup in Startup Device Menu en
druk op Enter om het programma Setup Utility te openen. Meer informatie over het selecteren van een
permanent opstartapparaat vindt u in 'De opstartvolgorde van apparaten permanent wijzigen' op pagina 40.
Setup Utility afsluiten
Ga als volgt te werk om het programma Setup Utility af te sluiten:
• Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan, drukt u op F10 of Fn+F10 (afhankelijk van de
toetsenbordinstellingen). Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven venster en druk op Enter.
• Als u de nieuwe instellingen niet wilt opslaan, selecteert u Exit ➙ Discard Changes and Exit en drukt u
op Enter. Selecteer vervolgens Yes in het weergegeven venster en druk op Enter.
Het BIOS bijwerken en herstellen
Het BIOS is het eerste programma dat de computer uitvoert wanneer u de computer aanzet. Het BIOS
initialiseert de hardwarecomponenten en laadt het besturingssysteem en andere programma's.
Het BIOS bijwerken
Als u een nieuw programma, hardwareapparaat of stuurprogramma installeert, krijgt u mogelijk te horen dat u
het BIOS moet bijwerken. U kunt het BIOS vanaf uw besturingssysteem of een flashupdate-schijf (alleen
beschikbaar op bepaalde modellen) bijwerken.
Hoofdstuk 5. Geavanceerde configuratie41
Ga als volgt te werk om het BIOS bij te werken:
1. Ga naar
2. Om het BIOS vanuit het besturingssysteem bij te werken, downloadt u het stuurprogramma van de
BIOS-flashupdate voor de versie van uw besturingssysteem. Om het BIOS bij te werken vanaf een
flashupdateschijf, downloadt u de ISO-imageversie (die wordt gebruikt om een flashupdateschijf te
maken). Download vervolgens de installatie-instructies voor het stuurprogramma van de BIOSflashupdate.
3. Druk de gedownloade installatie-instructies af en volg de instructies voor het bijwerken van het BIOS.
Opmerking: Als u het BIOS vanaf een flashupdateschijf wilt bijwerken, is het mogelijk dat de installatieinstructies geen instructies voor het opnemen van de updateschijf bevatten. Zie 'Een schijf opnemen' op
pagina 20.
Herstellen van een BIOS-bijwerkfout
Ga als volgt te werk om update-fouten in BIOS te herstellen:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit en zet vervolgens de
computer uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de
computer zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie Hoofdstuk 7 'Het verwijderen en installeren van hardware' op
pagina 57.
3. Zoek de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel op de systeemplaat. Zie 'Hardwarelocaties' op pagina
1.
4. Verwijder alle onderdelen en kabels om bij de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel te kunnen komen.
5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de onderhoudspositie (pennetje 2 en 3).
6. Installeer de verwijderde onderdelen en kabels opnieuw.
7. Breng de kap van de computer weer aan en sluit kabels die u hebt losgekoppeld weer aan. Zie
Hoofdstuk 7 'Het verwijderen en installeren van hardware' op pagina 57.
8. Zet de computer aan en plaats de schijf met de BIOS-update in het optische station. Wacht een paar
minuten. Het herstelproces start. Na het voltooien van het herstelproces wordt uw computer
automatisch uitgeschakeld.
https://support.lenovo.com.
Opmerking: Als de computer niet vanaf de schijf opstart, selecteert u de schijf als opstartapparaat. Zie
'Een tijdelijk opstartapparaat kiezen' op pagina 41.
9. Herhaal stap 1 t/m 4.
10. Zet de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
11. Herhaal stap 6 en stap 7.
12. Zet het beeldscherm en de computer aan. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
13. Om gegevensverlies te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de BIOS-instellingen worden hersteld naar
een eerder punt.
RAID configureren
Dit hoofdstuk biedt informatie over het configureren van RAID (Redundant Array of Independent Disks) voor
uw computer.
Kennismaking met RAID
RAID is een technologie waarmee door redundantie betere opslagfuncties en betrouwbaarheid worden
geleverd.
42
P330 Gebruikershandleiding
Als een groep onafhankelijke fysieke opslagstations is ingesteld op het gebruik van RAID-technologie, zijn
deze in een RAID-array geplaatst. Via deze array worden gegevens over meerdere opslagstations verdeeld,
maar de array verschijnt op de hostcomputer als een enkele opslageenheid. RAID-arrays creëren en
gebruiken biedt hoge prestaties, zoals betere I/O-prestaties, omdat verschillende stations tegelijk kunnen
worden gebruikt.
Ook de betrouwbaarheid van de gegevensopslag en de fouttolerantie van RAID-stationsgroepen die zijn
geconfigureerd voor bepaalde RAID-niveaus, zijn beter dan die van opslagsystemen met maar één station.
Gegevensverlies als gevolg van een stationsfout kan worden voorkomen door de ontbrekende gegevens met
behulp van de overgebleven stations opnieuw samen te stellen.
Opmerking: Voor RAID 0 kunnen de ontbrekende gegevens die het resultaat zijn van een stationsfout, niet
worden gereconstrueerd.
RAID-niveau
Uw computer moet minimaal beschikken over het vermelde aantal geïnstalleerde SATA-opslagstations voor
ondersteuning van het RAID-niveau hieronder:
• RAID 0: gestreepte schijvenreeks
– Bestaat uit tenminste twee SATA-opslagstations
– Ondersteunde stripgrootte: 4 KB, 8 KB, 16 KB, 32 KB, 64 KB of 128 KB
– Betere prestaties zonder fouttolerantie
• RAID 1: gespiegelde schijvenreeks
– Bestaat uit twee SATA-opslagstations
– Verbeterde leessnelheid en 100% redundantie
Als u een extra opslagstation wilt installeren, raadpleegt u 'Type-1-opslagstationhouder' op pagina 110.
Het systeem-BIOS configureren om SATA RAID-functionaliteit in te
schakelen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het systeem-BIOS om de SATA RAID-functie in te schakelen.
Opmerking: Gebruik de cursortoetsen van het toetsenbord om te selecteren.
Om SATA RAID-functionaliteit in te schakelen, doet u het volgende:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Devices ➙ ATA Drive Setup en druk op Enter.
3. Selecteer Configure SATA as en druk op Enter.
4. Selecteer RAID en druk op Enter.
5. Druk op F10 of Fn+F10 (afhankelijk van het toetsenbord) om de nieuwe instellingen op te slaan en het
programma Setup Utility af te sluiten.
RAID configureren in de UEFI-modus
In dit gedeelte vindt u instructies voor het configureren van RAID in UEFI-modus.
RAID-volumes maken in de UEFI-modus
Attentie: Tijdens het maken van het RAID-volume worden alle bestaande gegevens op de geselecteerde
stations gewist.
Hoofdstuk 5. Geavanceerde configuratie43
U maakt de RAID-volumes als volgt:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Devices ➙ ATA Drive Setup en druk op Enter.
3. Selecteer Intel (R) Rapid Storage Technology en druk op Enter.
4. Selecteer Create RAID Volume en druk op Enter.
5. Selecteer Name en druk op Enter. Typ desgevraagd een juiste naam voor het RAID-volume in het veld.
6. Selecteer RAID Level en druk op Enter. Als het wordt gevraagd, selecteert u een RAID-niveau in het
veld.
7. Selecteer met de cursortoetsen en de spatiebalk afzonderlijke fysieke opslagstations om in het RAIDvolume toe te voegen.
8. Selecteer Strip Size en druk op Enter. Selecteer een stripgrootte in het veld wanneer daarnaar wordt
gevraagd.
9. Selecteer Capacity en typ een volumegrootte in het veld.
10. Selecteer Create Volume en druk op Enter om volumecreatie te starten.
RAID-volumes verwijderen in de UEFI-modus
Attentie: Wanneer u een RAID-volume verwijdert, worden alle bestaande gegevens op de geselecteerde
stations gewist.
U wist de RAID-volumes als volgt:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Devices ➙ ATA Drive Setup en druk op Enter.
3. Selecteer Intel (R) Rapid Storage Technology en druk op Enter.
4. Selecteer het RAID-volume dat moet worden verwijderd en druk op Enter.
5. Selecteer Delete en druk op Enter.
6. Selecteer Yes om de verwijdering van het geselecteerde RAID-volume te bevestigen. Als u een RAID-
volume wist, worden de opslagstations weer ingesteld op niet-RAID.
Opslagstations resetten naar niet-RAID in UEFI-modus
U reset uw opslagstations als volgt naar niet-RAID:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. Selecteer Devices ➙ ATA Drive Setup en druk op Enter.
3. Selecteer Intel (R) Rapid Storage Technology en druk op Enter.
4. Selecteer de RAID-volumes en druk op Enter om gedetailleerde informatie op te roepen. Selecteer de
opslagstations die u wilt resetten naar niet-RAID en druk op Enter.
5. Selecteer Reset to Non-RAID en druk op Enter.
6. Selecteer Yes voor het resetten van de opslag-schijfstations naar niet-RAID.
RAID configureren in de legacy-modus
In dit gedeelte vindt u instructies voor het configureren van RAID in de legacy-modus.
RAID-volumes maken in de legacy-modus
U maakt de RAID-volumes als volgt:
1. Druk desgevraagd op Ctrl+I om naar de Intel (R) Rapid Storage Technology-configuratie te gaan tijdens
het opstarten van de computer.
44
P330 Gebruikershandleiding
2. Selecteer met de cursortoetsen de optie Create RAID Volume en druk op Enter.
3. Typ de naam voor het RAID-volume in het veld Name en druk op de tabtoets.
4. Selecteer met behulp van de cursortoetsen een RAID-niveau in het veld RAID Level en druk op de
tabtoets.
5. Ga indien nodig naar het veld Stripe Size, selecteer de gewenste stripegrootte en druk op de tabtoets.
6. Typ de grootte van het volume in het veld Capacity en druk op de tabtoets.
7. Druk op Enter om het volume te maken.
8. Als erom wordt gevraagd, drukt u op Y om het waarschuwingsbericht te accepteren en het volume te
maken.
9. Als u nog meer RAID-volumes wilt maken, gaat u terug naar stap 2. Anders selecteert u Exit en drukt u
op Enter.
10. Druk op Y als om bevestiging van het afsluiten wordt gevraagd.
RAID-volumes verwijderen in de legacy-modus
U wist de RAID-volumes als volgt:
1. Druk desgevraagd op Ctrl+I om naar de Intel (R) Rapid Storage Technology-configuratie te gaan tijdens
het opstarten van de computer.
2. Selecteer met de cursortoetsen de optie Delete RAID Volume en druk op Enter.
3. Ga met de cursortoetsen naar het RAID-volume dat u wilt wissen en druk op Delete.
4. Als erom wordt gevraagd, drukt u op Y om het wissen van het geselecteerde RAID-volume te
bevestigen. Als u een RAID-volume wist, worden de opslagstations weer ingesteld op niet-RAID.
Opslagstations resetten naar niet-RAID in legacy-modus
U reset uw opslagstations als volgt naar niet-RAID:
1. Druk desgevraagd op Ctrl+I om naar de Intel (R) Rapid Storage Technology-configuratie te gaan tijdens
het opstarten van de computer.
2. Selecteer met de cursortoetsen de optie Reset Disks to Non-RAID en druk op Enter.
3. Selecteer met de cursortoetsen en de spatiebalk de fysieke opslagstations die u wilt resetten en druk
daarna op Enter om de selectie te voltooien.
4. Als erom wordt gevraagd, drukt u op Y om de nieuwe instelling te bevestigen.
Hoofdstuk 5. Geavanceerde configuratie45
46P330 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 6.Diagnose, probleemoplossing en herstel
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het verhelpen van computerproblemen. Volg de stappen in de
standaardprocedure voor het verhelpen van computerproblemen om goed gebruik te maken van de
informatie over probleemoplossing, diagnose en herstel.
Basisprocedure voor verhelpen van computerproblemen
U wordt aangeraden de volgende procedure te gebruiken voor het verhelpen van computerproblemen:
1. Controleer of:
a. De kabels van alle aangesloten apparatuur zijn correct en stevig bevestigd.
b. Alle netsnoeren van apparatuur met een eigen netvoeding zijn geplaatst in geaarde, goed werkende
stopcontacten.
c. Alle aangesloten apparaten zijn ingeschakeld in de BIOS-instellingen van uw computer. Zie 'Een
apparaat in- of uitschakelen' op pagina 35.
Als na deze handelingen het probleem niet verholpen is, gaat u door met de volgende stap.
2. Gebruik een antivirusprogramma om te controleren of uw computer is besmet met een virus. Als het
programma een virus ontdekt, verwijdert u dat virus. Als het antivirusprogramma het probleem niet
verholpen heeft, gaat u door met de volgende stap.
3. Ga naar 'Problemen oplossen' op pagina 47 en volg de instructies voor het type probleem dat u
ondervindt. Als deze probleemoplossingsinstructies het probleem niet verhelpen, gaat u door met de
volgende stap.
4. Voer het diagnoseprogramma uit. Zie 'De oorzaak van een probleem opsporen' op pagina 55. Als het
diagnoseprogramma het probleem niet verholpen heeft, gaat u door met de volgende stap.
5. Herstel het besturingssysteem. Zie 'Informatie over systeemherstel' op pagina 55.
6. Als geen van deze acties het probleem verhelpen, neem dan contact op met het klantsupportcentrum
van Lenovo. Voor een lijst met telefoonnummers van ondersteuning van Lenovo gaat u naar
pcsupport.lenovo.com/supportphonelist
129 voor meer informatie over hulp, service en technische assistentie.
. Raadpleeg Hoofdstuk 8 'Informatie, hulp en service' op pagina
https://
Problemen oplossen
Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de 'Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie' op pagina v hebt gelezen en begrepen.
Gebruik deze informatie voor het oplossen van probleem om oplossingen voor problemen te vinden die
duidelijke dymptomen hebben.
• Als de externe luidsprekers een volumeregeling hebben, controleer
dan of het volume niet te laag is ingesteld.
• Klik in het berichtengebied van de taakbalk van Windows op het
volumepictogram. Controleer de instellingen van de luidspreker en
het volume. Demp de luidspreker niet en stel het volume niet op
een zeer laag niveau in.
• Als uw computer een audiopaneel aan de voorzijde heeft,
controleert u of het volume niet te laag is ingesteld.
• Controleer of de externe luidsprekers (of de hoofdtelefoon) zijn
aangesloten op de juiste audio-aansluiting van de computer. De
meeste luidsprekerkabels hebben een kleurcode die overeenkomt
met de audioaansluiting.
Opmerking: Wanneer u kabels voor externe luidsprekers of
koptelefoons aansluit op de audiopoort, wordt de eventueel
aanwezige interne luidspreker daardoor uitgeschakeld. In de
meeste gevallen wordt door het installeren van een geluidskaart, in
een van de uitbreidingssleuven, de op de systeemplaat
ingebouwde audiofunctie uitgeschakeld. U dient dan gebruik te
maken van de audio-aansluitingen van de adapter.
• Controleer of het programma dat u gebruikt, is bedoeld voor
gebruik onder het besturingssysteem Microsoft Windows. Indien
het programma zo is ontworpen dat het in DOS wordt uitgevoerd,
wordt de geluidfunctie van Windows niet gebruikt. Het programma
moet worden geconfigureerd voor gebruik van SoundBlaster Pro of
SoundBlaster-emulatie.
• Controleer of de audiostuurprogramma's goed zijn geïnstalleerd.
Het geluid komt niet uit de hoofdtelefoon of
hoofdtelefoon.
Het geluid komt uit een van de externe
luidsprekers.
1. Sluit het programma af dat gebruikmaakt van het
geluidsapparaat (bijv. Windows Media Player).
2. Klik met de rechtermuisknop in het berichtengebied van de
taakbalk van Windows op het volumepictogram.
3. Klik op Afspeelapparaten.
4. Selecteer de headset of hoofdtelefoon en klik dan op Als standaard instellen.
5. Klik op OK.
• Zorg dat de luidsprekerkabel correct en stevig is aangesloten in de
poort van de computer.
• Controleer of de kabel die de luidsprekers met elkaar verbindt,
goed is bevestigd.
• Controleer of de balans-instellingen goed zijn ingesteld.
1. Klik met de rechtermuisknop in het berichtengebied van de
taakbalk van Windows op het volumepictogram. Klik
Hoofdstuk 6. Diagnose, probleemoplossing en herstel49
Probleem
Oplossing
vervolgens op Volumemixer openen en selecteer de
gewenste luidspreker.
2. Klik op het luidsprekerpictogram boven de volumeregeling en
klik vervolgens op het tabblad Niveaus.
Netwerkproblemen
Opmerking: De Wi-Fi en Bluetooth-functies zijn optioneel.
Probleem
De computer kan geen verbinding maken met
een Ethernet LAN.
Als er een Gigabit Ethernet-computer wordt
gebruikt met een snelheid van 1000 Mbps,
werkt de verbinding niet of treden er fouten
op in de verbinding.
Oplossing
• Sluit de kabel aan op de Ethernet-poort en de RJ45-aansluiting van
de hub.
• Schakel de Ethernet-LAN-functie in UEFI BIOS in.
• Schakel de Ethernet LAN-adapter in.
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in
grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Netwerkcentrum ➙ Adapterinstellingen wijzigen.
3. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de Ethernet
LAN-adapter en klik op Inschakelen.
• Werk de Ethernet LAN-adapter bij of installeer de Ethernet LANadapter opnieuw.
• Installeer alle netwerksoftware die voor uw netwerkomgeving nodig
is. Neem contact op met de netwerkbeheerder voor de benodigde
netwerksoftware.
• Stel dezelfde duplex in voor de switch-poort en de adapter. Als u
de adapter hebt geconfigureerd voor volledig duplex, zorg dan dat
de switch-poort ook hiervoor is geconfigureerd. Het instellen van
een verkeerde duplexmodus kan de prestaties verminderen,
gegevensverlies veroorzaken of leiden tot verbroken verbindingen.
Sluit de netwerkkabel aan op de Ethernet-poort met kabels van
categorie 5 en een 100 BASE-T-hub/switch (niet 100 BASE-X).
De functie Wake on LAN (WOL) werkt niet.
50P330 Gebruikershandleiding
Schakel de Wake on LAN-functie in UEFI BIOS in.
Probleem
De Wi-Fi-functie werkt niet.
De Bluetooth-voorziening werkt niet.
Oplossing
• Schakel de Wi-Fi-functie in UEFI BIOS in.
• Schakel alle Wi-Fi-apparaten in.
1. Klik met de rechtermuisknop op de Startknop om het
contextmenu Start te openen.
2. Klik op Apparaatbeheer. Typ het beheerderswachtwoord of
bevestig dit als daarom wordt gevraagd.
3. Vouw Netwerkadapters uit om alle netwerkapparaten weer te
geven.
4. Klik met de rechtermuisknop op elk Wi-Fi-apparaat en klik op
Apparaat inschakelen.
• Schakel de Wi-Fi-functie onder Instellingen van Windows in.
1. Open het menu Start.
2. Klik op Instellingen ➙ Netwerk en internet ➙ Wi-Fi.
3. Schakel de Wi-Fi-functie in.
• Werk het Wi-Fi-stuurprogramma bij of installeer het opnieuw.
• Schakel de Bluetooth-functie in UEFI BIOS in.
• Schakel alle Bluetooth-apparaten in.
1. Klik met de rechtermuisknop op de Startknop om het
contextmenu Start te openen.
2. Klik op Apparaatbeheer. Typ het beheerderswachtwoord of
geef een bevestiging als daarom wordt gevraagd.
3. Vouw Bluetooth uit om alle Bluetooth-apparaten weer te
geven. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op elk
Bluetooth-apparaat en klik dan op Apparaat inschakelen.
4. Vouw Netwerkadapters uit om alle netwerkapparaten weer te
geven. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op elk
Bluetooth-apparaat en klik dan op Apparaat inschakelen.
• Schakel de Bluetooth-radio in.
1. Open het menu Start.
2. Klik op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Bluetooth- en andere apparaten.
3. Zet de Bluetooth-schakelaar op aan om de Bluetooth-functie
in te schakelen.
• Werk het Bluetooth-stuurprogramma bij of installeer het Bluetoothstuurprogramma opnieuw.
Er komt geen geluid uit de Bluetooth-headset
of -hoofdtelefoon.
1. Sluit het programma af dat gebruikmaakt van het
geluidsapparaat (bijv. Windows Media Player).
2. Klik met de rechtermuisknop in het berichtengebied van de
taakbalk van Windows op het volumepictogram.
3. Klik op Afspeelapparaten.
4. Als u het profiel Headset gebruikt, selecteert u Audio van
Bluetooth handsfree en klikt u vervolgens op Als standaard
instellen. Als u het profiel AV gebruikt, selecteert u Stereo Audio
en klikt u vervolgens op Standaardinstellingen.
5. Klik op OK.
Hoofdstuk 6. Diagnose, probleemoplossing en herstel51
Problemen met de prestaties
Probleem
Er staat een buitensporig aantal nietaaneengesloten bestanden op de
opslagstations.
Er is onvoldoende opslagruimte op het
opslagstation.
Oplossing
Opmerking: Afhankelijk van het volume van de opslagstations en de
hoeveelheid gegevens die op de opslagstations zijn opgeslagen, kan
het defragmentatieproces een aantal uren in beslag nemen.
1. Sluit alle geopende programma's en vensters.
2. Open het menu Start.
3. Klik op Windows-systeem ➙ Bestandenverkenner ➙ Deze pc.
4. Klik met de rechtermuisknop op station C en vervolgens op
Eigenschappen.
5. Klik op de tab Extra.
6. Klik op Optimaliseren. Selecteer het gewenste station en klik
vervolgens op Optimaliseren.
7. Volg de aanwijzingen op het scherm.
• Wis in uw e-mailprogramma de mappen voor uw Postvak IN,
Verzonden items en Gewiste items.
• Schoon station C op.
1. Open het menu Start.
2. Klik op Windows-systeem ➙ Bestandenverkenner ➙ Deze pc.
3. Klik met de rechtermuisknop op station C en vervolgens op
Eigenschappen.
4. Controleer hoeveel vrije ruimte beschikbaar is en klik
vervolgens op Schijfopruiming.
5. Er verschijnt een lijst met een aantal categorieën van
bestanden die doorgaans overbodig zijn. Selecteer de
categorie die u wilt verwijderen en klik op OK.
• Schakel bepaalde Windows-onderdelen uit of verwijder onnodige
programma's.
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in
grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Programma's en onderdelen.
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
– Om bepaalde Windows-onderdelen uit te schakelen, klikt u
op Windows-onderdelen in- of uitschakelen. Volg de
aanwijzingen op het scherm.
– Om onnodige programma's te verwijderen, selecteert u het
programma dat u wilt verwijderen, en klikt u vervolgens op
Verwijderen/Wijzigen of Verwijderen.
Er is onvoldoende vrije geheugenruimte.
52P330 Gebruikershandleiding
• Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte op de taakbalk
en open Taakbeheer. Beëindig vervolgens de taken die u niet
uitvoert.
• Installeer extra geheugenmodules.
Problemen met opslagstations
Probleem
Sommige of alle opslagstations ontbreken in
het BIOS-menu.
Problemen met de cd of dvd
Probleem
Een bepaalde cd of dvd doet het niet.
Oplossing
• Controleer of alle signaal- en voedingskabels van alle
opslagstations op de juiste wijze zijn aangesloten.
• Controleer of de computer juist is geconfigureerd om de
opslagstations te ondersteunen.
– Als de computer over SATA-opslagstations beschikt, controleer
dan of de inschakelingsmodule van het SATA-opslagstation
(één tot vijf opslagstations) is geïnstalleerd.
– Als de computer over vijf SAS-opslagstations beschikt,
controleer dan of de inschakelingsmodule van het SASopslagstation (één tot vijf opslagstations) of de LSI MegaRAID
SAS-adapter is geïnstalleerd.
Oplossing
• Controleer of het optische station de cd of dvd ondersteunt.
• Controleer of de schijf correct is geplaatst, met de labelkant naar
boven.
• Controleer of de cd die u gebruikt, schoon is. Voor het verwijderen
van stof en vingerafdrukken veegt u de schijf met een zachte doek
vanuit het midden naar de rand schoon. Als u de schijf met
draaiende bewegingen schoonveegt, kunnen er gegevens verloren
gaan.
• Zorg er voor dat de voedings- en signaalkabels van het station
stevig zijn aangesloten.
• Controleer of de gebruikte schijf geen krassen of andere
beschadigingen vertoont. Probeer een andere schijf te plaatsen,
waarvan u weet dat hij goed is.
• Als u meerdere cd- of dvd-stations hebt, of een combinatie
daarvan, plaatst u de schijf in een ander station. Soms is slechts
één van de stations verbonden met het audiosubsysteem.
Er kan geen opstartbaar herstelmedium,
zoals de Product Recovery-cd, worden
gebruikt om uw computer op te starten.
Er wordt een zwart scherm weergegeven in
plaats van de dvd.
Een dvd-film kan niet worden afgespeeld.
Zorg ervoor dat het cd- of dvd-station topprioriteit heeft in de
opstartvolgorde in UEFI BIOS.
Opmerking: Bij sommige modellen staat de opstartvolgorde vast en
kan niet worden gewijzigd.
• Start het dvd-afspeelprogramma opnieuw.
• Probeer of het helpt als u de schermresolutie verlaagt of het aantal
kleuren vermindert.
• Sluit alle geopende bestanden en start de computer vervolgens
opnieuw op.
• Controleer of de schijf schoon en onbeschadigd is.
• Controleer of de regiocode van de dvd overeenkomt met die van
uw dvd-station. Mogelijk moet u een dvd kopen met de code voor
de regio waar u de computer gebruikt.
Hoofdstuk 6. Diagnose, probleemoplossing en herstel53
Probleem
Er is geen geluidsweergave of er is alleen een
haperende geluidsweergave bij het afspelen
van een dvd-film.
De weergave is traag of wordt vaak
onderbroken.
Er wordt een bericht weergegeven waarin
staat dat er een ongeldige schijf is gevonden
of dat er geen schijf is gevonden.
Oplossing
• Controleer de instelling voor het volume op de computer en op uw
luidsprekers.
• Controleer of de schijf schoon en onbeschadigd is.
• Controleer alle kabelaansluitingen van en naar de luidsprekers.
• Ga naar het dvd-menu voor de video en selecteer een ander
geluidsspoor.
• Als er programma's op de achtergrond actief zijn (bijvoorbeeld
AntiVirus), beëindigt u die.
• Zorg ervoor dat de beeldschermresolutie minder is dan 1152 x 864
pixels.
• Controleer of er een schijf in het station zit, met de glimmende kant
naar beneden.
• Zorg ervoor dat de beeldschermresolutie minder is dan 1152 x 864
pixels.
• Controleer of de dvd of de cd in een daarvoor bestemd optisch
station is geplaatst. Plaats bijvoorbeeld geen dvd in een station dat
alleen voor cd´s is bedoeld.
Problemen met de seriële aansluiting
Probleem
De seriële aansluiting is niet toegankelijk.
Oplossing
• Sluit de seriële kabel van de seriële aansluiting op de computer
stevig aan op het seriële apparaat. Als het seriële apparaat een
eigen netsnoer heeft, steekt u het netsnoer in een geaard
stopcontact.
• Schakel het seriële apparaat in en houd het apparaat online.
• Installeer alle programma's die bij het seriële apparaat zijn
geleverd. Raadpleeg de documentatie bij het seriële apparaat voor
meer informatie.
• Als u een adapter voor de seriële aansluiting hebt toegevoegd, zorg
er dan voor dat de adapter op de juiste wijze is geïnstalleerd.
Problemen met USB-apparaten
Het USB-apparaat is niet toegankelijk.
Oplossingen:
• Sluit de USB-kabel aan op de USB-aansluiting en het USB-apparaat. Als het USB-apparaat een eigen
netsnoer heeft, steekt u het netsnoer in een geaard stopcontact.
• Schakel het USB-apparaat in en houd het apparaat online.
• Installeer alle stuurprogramma's of programma's die bij het USB-apparaat zijn geleverd. Raadpleeg de
documentatie bij het USB-apparaat voor meer informatie.
• Stel het USB-apparaat opnieuw in door de USB-aansluiting los te koppelen en opnieuw te bevestigen.
• Zorg ervoor dat de functie Smart USB Protection is uitgeschakeld. Zie 'De functie Smart USB Protection
gebruiken' op pagina 34 om de functie Smart USB Protection te configureren.
54
P330 Gebruikershandleiding
Softwareproblemen
Probleem
Bepaalde programma's werken niet zoals
verwacht.
Oplossing
1. Controleer of het probleem worden veroorzaakt door een
programma.
a. Controleer of de software compatibel is met de computer.
Raadpleeg de documentatie bij de software voor meer
informatie.
b. Controleer of de software correct werkt op de computer.
c. Controleer of de software die u gebruikt wel op een andere
computer werkt.
2. Als het probleem wordt veroorzaakt door een programma:
• Raadpleeg de gedrukte documentatie die bij het programma
wordt geleverd of raadpleeg het Help-systeem van het
programma.
• Werk het programma bij.
• Verwijder het programma en installeer het daarna opnieuw. Als
u een programma wilt downloaden dat vooraf op uw computer
is geïnstalleerd, gaat u naar
u de instructies op het scherm.
https://support.lenovo.com en volgt
De oorzaak van een probleem opsporen
Veel computerproblemen kunt u zelf, zonder professionele hulp, oplossen. Als u een probleem ondervindt
met de computer, kunt u het beste eerst het gedeelte over probleemoplossing in de documentatie van de
computer doornemen. Als u vermoedt dat het probleem softwarematig is, raadpleegt u de documentatie, de
leesmij-bestanden en de Help-informatiesystemen die bij het besturingssysteem of het programma zijn
geleverd. Bij ThinkStation-computers wordt het Lenovo Vantage-programma geleverd, waarmee u de
oorzaak van hardwareproblemen kunt opsporen.
Problemen opsporen met Lenovo Vantage
Lenovo Vantage is op uw computer vooraf geïnstalleerd en klaar voor gebruik.
Opmerking: Als u het probleem niet zelf kunt opsporen en verhelpen nadat u Lenovo Vantage hebt
uitgevoerd, slaat u de door het programma gemaakte logboekgegevens op en drukt u deze gegevens af. U
hebt deze logboeken nodig tijdens uw onderhoud met de servicetechnicus van Lenovo.
Lenovo Vantage ondersteunt de hardwarescanfunctie. Met het programma kunt u diagnosetests uitvoeren,
systeeminformatie verzamelen, de beveiligingsstatus controleren en ondersteuningsinformatie bekijken. Het
bevat ook tips en adviezen voor optimale systeemprestaties.
Uit de informatie voor probleemoplossing of de berichten van de diagnoseprogramma's kan blijken dat u
aanvullende of bijgewerkte stuurprogramma's of andere software nodig hebt. U kunt de nieuwste technische
informatie vinden op en stuurprogramma's en updates downloaden vanaf de website van Lenovo Support:
https://support.lenovo.com
Informatie over systeemherstel
In dit gedeelte vindt u instructies over de manier waarop u uw besturingssysteem kunt herstellen.
Opmerking: Als een apparaat niet correct werkt na het herstellen van het besturingssysteem, werkt u het
stuurprogramma bij. Zie 'Uw computer up-to-date houden' op pagina 24.
Hoofdstuk 6. Diagnose, probleemoplossing en herstel55
Om het Windows 10-besturingssysteem te herstellen, doet u het volgende:
• Gebruik de hersteloplossingen van Windows.
– Gebruik de hersteloplossingen in Windows Settings.
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
2. Klik op Instellingen ➙ Bijwerken en beveiligen ➙ Herstel.
3. Kies de juiste hersteloplossing volgens de instructies op het scherm.
– Gebruik Systeemherstel om de systeembestanden en instellingen op een eerder punt te herstellen.
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
2. Klik op Windows-systeem ➙ Configuratiescherm.
3. Bekijk Configuratiescherm met grote of kleine pictogrammen en klik vervolgens op Herstel ➙ Systeemherstel starten.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
– Gebruik het bestandsgeschiedenishulpmiddel om de bestanden vanuit een back-up te herstellen.
Opmerking: Als u het bestandsgeschiedenishulpmiddel gebruikt om de bestanden vanuit een back-up
te herstellen, zorg er dan voor dat u in een eerder stadium met het hulpmiddel een back-up van uw
gegevens gemaakt hebt.
1. Klik op de knop Start om het menu Start te openen.
2. Klik op Windows-systeem ➙ Configuratiescherm.
3. Bekijk Configuratiescherm met grote of kleine pictogrammen en klik vervolgens op
Bestandsgeschiedenis ➙ Persoonlijke bestanden terugzetten.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
– Gebruik de Windows-herstelomgeving op een van de volgende manieren:
– Na enkele achtereenvolgende mislukte pogingen om op te starten, is het mogelijk dat de
herstelomgeving van Windows automatisch wordt gestart. Kies de juiste hersteloplossing volgens
de instructies op het scherm.
– Selecteer het herstelmedium dat u eerder met het Windows-hulpmiddel als opstartapparaat hebt
gemaakt. Zie 'Een tijdelijk opstartapparaat kiezen' op pagina 41. Kies vervolgens de juiste
hersteloplossing volgens de instructies op het scherm.
• Gebruik de door Lenovo verstrekte USB-herstelsleutel om de fabrieksinstellingen van het volledige
opslagstation terug te zetten.
– Als uw computer met USB-herstelsleutel geleverd wordt, volgt u de instructies die met de USB-
herstelsleutel zijn meegeleverd.
– Als uw computer niet met USB-herstelsleutel geleverd wordt, neemt u contact op met het
klantsupportcentrum van Lenovo om een USB-herstelsleutel te bestellen. Zie 'Service aanvragen' op
pagina 130.
56
P330 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 7.Het verwijderen en installeren van hardware
In dit hoofdstuk vindt u instructies voor het verwijderen en installeren van de hardware in uw computer.
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit
Open de antistatische verpakking met het nieuwe onderdeel pas als het beschadigde onderdeel is verwijderd
en u klaar bent om het nieuwe onderdeel te installeren. Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar
kan de computeronderdelen en de opties zwaar beschadigen.
Neem bij het omgaan met opties en computeronderdelen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om
schade door statische elektriciteit te voorkomen:
• Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan.
• Ga altijd voorzichtig om met opties en andere computeronderdelen. Pak PCI- en PCIe-kaarten,
geheugenmodules, systeemplaten en microprocessors aan de rand vast. Raak nooit onbeschermde
elektronische componenten aan.
• Zorg ook dat anderen de opties en andere computercomponenten niet aanraken.
• Houd de antistatische verpakking met dat onderdeel minstens 2 seconden tegen een metalen
afdekplaatje van een uitbreidingssleuf aan, of tegen een ander ongeverfd metalen oppervlak op de
computer. Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van uw lichaam voordat u een
nieuw onderdeel installeert of vervangt.
• Installeer het nieuwe onderdeel zo mogelijk direct in de computer, zonder het eerst neer te leggen. Als u
het onderdeel neer moet leggen nadat u het uit de verpakking hebt gehaald, leg het dan op de
antistatische verpakking op een vlakke ondergrond.
• Leg het onderdeel niet op de computerkap of op een metalen ondergrond.
Customer Replaceable Units
Customer Replaceable Units (CRU's) zijn onderdelen die door de gebruiker zelf kunnen worden bijgewerkt of
vervangen. ThinkStation-computers bevatten de volgende typen CRU’s:
• Self-service CRU's: Verwijzen naar onderdelen die eenvoudig kunnen worden geïnstalleerd of vervangen
door gebruikers zelf of tegen extra kosten door speciaal opgeleide servicemedewerkers.
• Optional-service CRU's: Verwijzen naar onderdelen die kunnen worden geïnstalleerd of vervangen door
meer ervaren gebruikers. Speciaal opgeleide servicemedewerkers kunnen tevens een service bieden om
de onderdelen te installeren of vervangen onder het type garantie dat is vastgesteld voor het apparaat van
de gebruiker.
Als u de CRU zelf wilt installeren, verzendt Lenovo de CRU naar u. Informatie over CRU‘s en
vervangingsinstructies worden bij uw product geleverd en zijn te allen tijde op verzoek bij Lenovo
verkrijgbaar. Mogelijk moet u het defecte onderdeel retourneren dat door de CRU wordt vervangen. Indien
terugzending wordt verlangd: (1) worden bij de vervangende CRU retourzending-instructies, een
voorgefrankeerd retouretiket en een verpakkingsmateriaal geleverd; en (2) kunnen u voor de vervangende
CRU kosten in rekening worden gebracht indien Lenovo de defecte CRU niet ontvangt binnen dertig (30)
dagen nadat u de vervangende CRU hebt ontvangen. Raadpleeg de documentatie bij uw Lenovo Beperkte
Garantie op
Raadpleeg de volgende lijst voor de CRU-gegevens van uw computer.
https://www.lenovo.com/warranty/llw_02 voor de volledige details.
• Flex-opslagbehuizing (beschikbaar in bepaalde modellen)
• Opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde (beschikbaar in bepaalde modellen)
• Frontplaat
• Toetsenbord (beschikbaar op bepaalde modellen)
• M.2 SSD-station (beschikbaar op bepaalde modellen)
• Geheugenmodule (verschilt per computermodel)
• Muis (beschikbaar op sommige modellen)
• Kunststof houder (beschikbaar in bepaalde modellen)
• Netsnoer
• Plat optisch station (beschikbaar op bepaalde modellen)
• Opslagstations (verschilt per computermodel)
• Type-1-opslagstationhouder (beschikbaar in sommige modellen)
• Type-2-opslagstationhouder (beschikbaar in sommige modellen)
Optional-service CRU's
• Voedingseenheid
• Koelvinblok en ventilatoreenheid
• PCIe-kaart (varieert per computermodel)
UW computer voorbereiden
Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de 'Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie' op pagina v hebt gelezen en begrepen.
WAARSCHUWING:
Vermijd contact met hete componenten in de computer. Tijdens het gebruik worden sommige
componenten zo heet dat ze brandwonden aan de huid kunnen veroorzaken. Zet de computer uit,
ontkoppel de voedingskabels en laat de componenten ongeveer tien minuten afkoelen voordat u de
computerkap opent.
Voordat u hardware-onderdelen in uw computer gaat installeren of verwijderen, doet u het volgende om uw
computer voor te bereiden:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit.
Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de computer zijn
aangesloten.
2. Ontgrendel eventueel aanwezige sloten waarmee de computerkap is vastgezet. Zie 'De computer
vergrendelen' op pagina 29.
3. Als uw computer is geleverd met een stofrooster, verwijdert u het stofrooster van de frontplaat zoals
afgebeeld.
58
P330 Gebruikershandleiding
Figuur 11. Het stofrooster verwijderen
4. Verwijder de twee schroeven waarmee de computerkap is vastgezet. Schuif vervolgens de kap naar de
achterkant van de computer om de kap te verwijderen.
Figuur 12. De kap van de computer verwijderen
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware59
5. Haal de drie plastics nokjes van de frontplaat los zoals afgebeeld en draai de frontplaat naar buiten om
deze van de computer te verwijderen.
Figuur 13. De frontplaat verwijderen
6. Draai het schijfcompartiment naar buiten.
Figuur 14. De houder van het schijfstation naar buiten draaien
Opmerkingen:
• Afhankelijk van uw computermodel zijn sommige hardwareonderdelen in het gedeelte over verwijderen en
installeren mogelijk niet beschikbaar.
• Gebruik uitsluitend computeronderdelen die door Lenovo zijn verstrekt.
• Raadpleeg bij het verwijderen of installeren van een optie zowel de desbetreffende instructies in dit
gedeelte als de instructies die bij de optie zijn geleverd.
60
P330 Gebruikershandleiding
• In de meeste landen verlangt Lenovo dat de defecte CRU wordt geretourneerd. Informatie hierover vindt u
bij de CRU, of ontvangt u enkele dagen nadat de CRU is afgeleverd.
Hardware verwijderen en installeren
In dit gedeelte vindt u instructies voor het verwijderen en installeren van de hardware in uw computer. Door
hardware te verwijderen of te installeren, kunt u niet alleen onderhoud aan de computer uitvoeren, maar ook
de mogelijkheden van de computer verder uitbreiden.
Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de 'Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie' op pagina v hebt gelezen en begrepen.
Externe opties
U kunt externe opties (randapparatuur) op uw computer aansluiten. Denk daarbij aan zaken als externe
luidsprekers, een printer of een scanner. Voor bepaalde externe apparaten moet u aanvullende software
installeren. Als u een externe optie toevoegt, kunt u in 'Hardwarelocaties' op pagina 1 zien welke aansluiting
u moet gebruiken. Aan de hand van de instructies die bij de externe optie zijn geleverd, kunt u die optie
vervolgens aansluiten en de vereiste software of stuurprogramma's installeren.
Plat optisch station
Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de 'Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie' op pagina v hebt gelezen en begrepen.
Ga als volgt te werk om een plat optisch station te verwijderen of te installeren:
1. Bereid de computer voor. Zie 'UW computer voorbereiden' op pagina 58.
2. Kijk waar het dunne optische station zich bevindt. Zie 'Componenten van de computer' op pagina 6.
3. Ga als volgt te werk om het platte optische station uit het schijfcompartiment te verwijderen:
a. Ontkoppel alle kabels van de achterkant van het platte optische station.
b. Druk op de ontgrendelknop en schuif het platte optische station uit het schijfcompartiment.
Figuur 15. Het platte optische station verwijderen
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware61
c. De beugel van het platte optische station verwijderen.
Figuur 16. De beugel verwijderen
4. U kunt als volgt een nieuw plat optisch station installeren in het schijfcompartiment:
a. Als er een kunststof afdekplaatje in de frontplaat is geïnstalleerd, verwijder het kunststof afdekplaatje
zoals afgebeeld.
Figuur 17. Het kunststof afdekplaatje verwijderen
62P330 Gebruikershandleiding
b. Als zich in het compartiment voor het platte optische station een metalen plaatje bevindt, verwijder
dat dan zoals afgebeeld.
Figuur 18. Het metalen plaatje verwijderen
c. Lijn de twee gaten in de beugel uit met de bijbehorende gaten in het nieuwe platte optische station.
Installeer vervolgens de beugel voor het nieuwe platte optische station.
Figuur 19. De beugel installeren
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware63
d. Plaats het nieuwe platte optische station in het compartiment voor een plat optisch station totdat u
een klik hoort. Het platte optische station is nu op de goede plaats vastgeklikt.
Figuur 20. Het platte optische station installeren
e. Sluit de kabels aan op de achterkant van het nieuwe platte optische station.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar 'Vervangen van de onderdelen voltooien' op
pagina 124.
PCIe-kaart
Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de 'Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie' op pagina v hebt gelezen en begrepen.
De computer is uitgerust met een PCIe x1-kaartsleuf, een PCIe x16-kaartsleuf (onderhandelbare
verbindingsbreedte x4) en een sleuf voor een PCIe x16 grafische kaart (grafische kaart beschikbaar in
bepaalde modellen).
Ga als volgt te werk om een PCIe-kaart te verwijderen of te installeren:
1. Bereid de computer voor. Zie 'UW computer voorbereiden' op pagina 58.
2. Zoek de PCIe-kaartsleuf. Zie 'Componenten van de computer' op pagina 6.
64
P330 Gebruikershandleiding
3. Als de PCIe-kaart vastzit onder een klem, drukt u op de kaartklem a zoals afgebeeld om de
vergrendeling te openen.
Figuur 21. Maak de kaartklem los
4. Als u een PCIe-kaart wilt verwijderen, gaat u als volgt te werk:
a. Draai de PCIe-kaartklem open.
Figuur 22. De PCIe-kaarthouder draaien
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware65
b. Pak de oude kaart vast en trek deze voorzichtig uit de kaartsleuf.
Figuur 23. Een PCIe-kaart verwijderen
5. Ga als volgt te werk om een nieuwe PCIe-kaart te installeren:
a. Haal de nieuwe PCIe-kaart uit de antistatische verpakking.
b. Verwijder indien nodig het metalen afdekplaatje van de sleuf op de achterzijde van het chassis.
c. Installeer de nieuwe kaart in de juiste sleuf op de systeemplaat. Zie 'Onderdelen op de systeemplaat'
op pagina 7.
Opmerking: Als u een PCIe x16 grafische kaart wilt installeren, moet u ervoor zorgen dat de
borgklemmetjes voor de geheugensleuf gesloten zijn voordat u de kaart installeert om storing tijdens
de installatie te voorkomen.
Figuur 24. Een nieuwe PCIe-kaart installeren
66P330 Gebruikershandleiding
d. Draai de klem van de PCIe-kaart weer dicht.
Figuur 25. De PCIe-kaarthouder draaien
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar 'Vervangen van de onderdelen voltooien' op
pagina 124.
PCIe-kaart van volledige lengte
Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de 'Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie' op pagina v hebt gelezen en begrepen.
De computer is uitgerust met een PCIe x1-kaartsleuf, een PCIe x16-kaartsleuf (onderhandelbare
verbindingsbreedte x4) en een sleuf voor een PCIe x16 grafische kaart (grafische kaart beschikbaar in
bepaalde modellen).
Ga als volgt te werk om een PCIe-kaart van volledige lengte te verwijderen of te installeren:
1. Bereid de computer voor. Zie 'UW computer voorbereiden' op pagina 58.
2. Zoek de PCIe-kaartsleuf. Zie 'Componenten van de computer' op pagina 6.
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware67
3. Als de PCIe-kaart vastzit onder een klem, drukt u op de kaartklem a zoals afgebeeld om de
vergrendeling te openen.
Figuur 26. Maak de kaartklem los
4. Als u een PCIe-kaart wilt verwijderen, gaat u als volgt te werk:
a. Draai de PCIe-kaartklem open.
Figuur 27. De PCIe-kaarthouder draaien
b. Pak de oude kaart vast en trek deze voorzichtig uit de kaartsleuf.
68
P330 Gebruikershandleiding
Figuur 28. Een PCIe-kaart van volledige lengte verwijderen
5. Verwijder de drie schroeven waarmee de beugel is bevestigd, om deze los te maken van de PCIe-kaart.
Figuur 29. Een beugel voor een PCIe-kaart van volledige lengte verwijderen
6. Ga als volgt te werk om een nieuwe PCIe-kaart van volledige lengte te installeren:
a. Haal de nieuwe PCIe-kaart uit de antistatische verpakking.
b. Verwijder indien nodig het metalen afdekplaatje van de sleuf op de achterzijde van het chassis.
c. Draai de drie schroeven vast waarmee de beugel aan de nieuwe PCIe-kaart van volledige lengte
wordt bevestigd.
Figuur 30. Een beugel voor een PCIe-kaart van volledige lengte installeren
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware69
d. Installeer de nieuwe kaart in de juiste sleuf op de systeemplaat. Zie 'Onderdelen op de systeemplaat'
op pagina 7.
Opmerking: Als u een PCIe x16 grafische kaart wilt installeren, moet u ervoor zorgen dat de
borgklemmetjes voor de geheugensleuf gesloten zijn voordat u de kaart installeert om storing tijdens
de installatie te voorkomen.
Figuur 31. Een nieuwe PCIe-kaart van volledige lengte installeren
e. Draai de klem van de PCIe-kaart weer dicht.
Figuur 32. De PCIe-kaarthouder draaien
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar 'Vervangen van de onderdelen voltooien' op
pagina 124.
M.2 SSD-station
Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de 'Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie' op pagina v hebt gelezen en begrepen.
De instructies voor het installeren of vervangen van een M.2 SSD-station gelden ook voor het Intel Optanegeheugen. Voordat u het Intel Optane-geheugen vervangt, moet u het Intel Optane-geheugen van de Intel
Rapid Storage Technology (Intel RST) uitschakelen. Als u dat niet doet, gaan alle gegevens op het
70
P330 Gebruikershandleiding
opslagstation verloren. Zie de instructies op https://www.intel.com/content/www/us/en/support/articles/
Een M.2 SSD-station kan worden geïnstalleerd op de systeemplaat of in een PCIe-adapter voor een M.2
SSD-station.
M.2 SSD-station op de systeemplaat
Ga als volgt te werk om een M.2 SSD-station op de systeemplaat te verwijderen of te installeren:
1. Bereid de computer voor. Zie 'UW computer voorbereiden' op pagina 58.
2. Bepaal waar de sleuf voor het M.2 SSD-station is. Zie 'Onderdelen op de systeemplaat' op pagina 7.
3. Maak de kabels die de toegang tot de sleuf voor het M.2 SSD-station verhinderen los van de kabelklem.
4. Ga als volgt te werk om een M.2 SSD-station te verwijderen:
a. Draai de twee grendelschroeven 90 graden naar links om het koelvinblok los te maken. Verwijder
vervolgens het koelvinblok uit de kunststof houder.
Figuur 33. Het koelvinblok uit de kunststof houder verwijderen
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware71
b. Trek de bevestigingshendel naar buiten tot de geopende positie. Het M.2 SSD-station wordt
ontgrendeld uit de vergrendelde positie en omhoog gekanteld. Verwijder het M.2 SSD-station uit de
sleuf.
Figuur 34. De bevestigingshendel openen en het M.2 SSD-station verwijderen
5. Ga als volgt te werk om een nieuw M.2 SSD-station te installeren:
a. Indien nodig brengt u de vier nokjes aan de achterkant van de kunststof houder in lijn met de
overeenkomstige gaatjes in het chassis. Schuif vervolgens de plastic houder naar de systeemplaat
totdat deze vastklikt.
Figuur 35. De kunststof houder installeren
72P330 Gebruikershandleiding
b. Zoek het gat in de kunststof houder voor het installeren van de bevestigingshendel. Lijn pen a met
het overeenkomstige gat
b in de kunststof houder. Druk vervolgens de bevestigingshendel naar
beneden in het gat totdat hij vastklikt.
Figuur 36. De bevestigingshendel installeren
c. Houd het nieuwe M.2-SSD-station vast aan de randen en let erop dat de zijde met de printplaat naar
boven wijst. Lijn de contactrand van het nieuwe station uit met de sleutel in de corresponderende
sleuf. Plaats vervolgens het nieuwe station voorzichtig in de sleuf onder een hoek van ongeveer 20
graden en kantel het nieuwe station omlaag. Plaats vervolgens de plug van de bevestigingshendel in
het gaatje in om het nieuwe station vast te zetten.
Opmerking: Raak nooit de printplaat van het M.2 SSD-station aan.
Figuur 37. Het M.2 SSD-station installeren
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware73
6. Verwijder indien nodig de film die het thermische matje onder op het koelvinblok beschermt. Plaats het
koelvinblok op het M.2 SSD-station. Zorg ervoor dat de twee bevestigingsschroeven op het koelvinblok
in de open positie staan en druk op de schroeven op het koelvinblok in de overeenkomstige gaatjes in
de plastic houder zoals afgebeeld. Draai de bevestigingsschroeven vervolgens 90 graden rechtsom om
het koelvinblok vast te zetten aan de kunststof houder.
Figuur 38. Het koelvinblok in kunststof houder plaatsen
Figuur 39. Het koelvinblok vastmaken aan de kunststof houder
7. Zet de kabels die u hebt losgemaakt weer vast in kabelklem.
Volgende stappen:
74
P330 Gebruikershandleiding
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar 'Vervangen van de onderdelen voltooien' op
pagina 124.
M.2 SSD-station in een PCIe-adapter voor een M.2 SSD-station
Ga als volgt te werk om het M.2 SSD-station uit de PCIe-adapter te verwijderen of erin te installeren:
1. Bereid de computer voor. Zie 'UW computer voorbereiden' op pagina 58.
2. Ga als volgt te werk om het M.2 SSD-station uit de PCIe-adapter te verwijderen:
a. Lokaliseer en verwijder de PCIe-adapter voor het M.2 SSD-station uit de PCIe-kaartsleuf. Zie 'PCIe-
kaart' op pagina 64.
b. Het koelvinblok is bevestigd met twee steunnagels. Knijp de klemmen van de nagels samen
duw de nagels omhoog
van de adapter van het M.2 SSD-station
2 om het koelvinblok los te koppelen. Verwijder het koelvinblok vervolgens
3 .
1 en
Figuur 40. Het koelvinblok van de adapter van het M.2 SSD-station verwijderen
c. Het M.2 SSD-station is bevestigd met een bevestigingshendel. Trek de bevestigingshendel naar
buiten om het M.2 SSD-station los te koppelen. Trek vervolgens het M.2 SSD-station voorzichtig uit
de M.2-sleuf.
Figuur 41. Het M.2 SSD-station verwijderen
3. Ga als volgt te werk om het M.2 SSD-station te installeren:
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware75
a. Zorg ervoor dat u een thermisch matje op de adapter van het M.2 SSD-station legt.
Figuur 42. Het thermische matje plaatsen
b. Trek de bevestigingshendel in de M.2 SSD-stationadapter naar buiten.
c. Plaats het nieuwe M.2 SSD-station in de M.2-sleuf. Plaats vervolgens de aansluiting van de
bevestigingshendel in het gaatje in om het nieuwe station vast te zetten.
Figuur 43. Het M.2 SSD-station installeren
76P330 Gebruikershandleiding
d. Plaats het koelvinblok op de adapter van het M.2 SSD-station. Zorg ervoor dat de twee steunnagels
in het koelvinblok zijn uitgelijnd met de gaten in de adapter van het M.2 SSD-station. Duw de
steunnagels vervolgens omlaag om het koelvinblok vast te zetten op de adapter.
Figuur 44. Installeren van het koelvinblok
e. Installeer de adapter van het M.2 SSD-station in de bijbehorende PCIe-kaartsleuf op de
systeemplaat. Zie 'PCIe-kaart' op pagina 64.
Opmerking: Het wordt aanbevolen de adapter van het M.2 SSD-station in de PCIe x16-kaartsleuf te
installeren. Zie 'Onderdelen op de systeemplaat' op pagina 7.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar 'Vervangen van de onderdelen voltooien' op
pagina 124.
Geheugenmodule
Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de 'Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie' op pagina v hebt gelezen en begrepen.
De computer beschikt over vier geheugencompartimenten voor het installeren of vervangen van DDR4
DIMMs. Houd u bij het installeren of vervangen van geheugenmodules aan de volgende richtlijnen:
• Gebruik DDR4 ECC UDIMM's of DDR4 niet-ECC UDIMM's in uw computer. Installeer niet tegelijk ECC- en
niet-ECC-UDIMM's in dezelfde computer.
• Gebruik niet-ECC UDIMMs van 4 GB, 8 GB, 16 GB of 32 GB in elke willekeurige combinatie, tot een
maximum van 128 GB.
• Gebruik ECC UDIMMs van 8 GB of 16 GB in elke willekeurige combinatie, tot een maximum van 64 GB.
Installeer geheugenmodules in de alfabetische volgorde zoals weergegeven.
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware77
Figuur 45. Volgorde voor installatie geheugenmodule
U kunt als volgt een geheugenmodule installeren of vervangen:
1. Bereid de computer voor. Zie 'UW computer voorbereiden' op pagina 58.
2. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
3. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie 'Onderdelen op de systeemplaat' op pagina 7.
4. Verwijder alle PCIe-kaarten die het moeilijk maken om bij de knoopcelbatterij te komen. Zie 'PCIe-kaart'
op pagina 64.
5. Als u een geheugenmodule verwijdert, opent u de klemmetjes en haalt u de module voorzichtig uit het
geheugencompartiment.
Figuur 46. Een geheugenmodule verwijderen
6. U installeert een geheugenmodule als volgt:
78
P330 Gebruikershandleiding
a. Open de klemmetjes van het geheugencompartiment.
Figuur 47. Klemmetjes openen
b. Houd de nieuwe geheugenmodule boven op de geheugenaansluiting. Zorg ervoor dat uitsparing 1 in
de geheugenmodule op één lijn zit met het nokje
2 in de sleuf. Duw de geheugenmodule voorzichtig
recht naar beneden in de sleuf tot de klemmetjes volledig vastklikken.
Opmerking: Raak de printplaat van de geheugenmodule beslist niet aan.
Figuur 48. Geheugenmodule installeren
7. Installeer alle PCIe-kaarten opnieuw als u deze had verwijderd.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar 'Vervangen van de onderdelen voltooien' op
pagina 124.
Apparaat in het flex-compartiment
Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de 'Lees dit eerst: belangrijke
veiligheidsinformatie' op pagina v hebt gelezen en begrepen.
Bepaalde computermodellen worden geleverd met een flex-compartiment. Afhankelijk van uw
computermodel kan een van de volgende apparaten geïnstalleerd zijn in het flex-compartiment:
• Flex-module
Hoofdstuk 7. Het verwijderen en installeren van hardware79
• Flex-opslagbehuizing
• Opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde
Opmerking: De volgende instructies voor het verwijderen of installeren van een flex-opslagbehuizing gelden
ook voor andere ondersteunde apparaten in het flex-compartiment.
Ga als volgt te werk om een flex-opslagbehuizing te verwijderen of te installeren:
1. Bereid de computer voor. Zie 'UW computer voorbereiden' op pagina 58.
2. Zoek het flex-compartiment. Zie 'Componenten van de computer' op pagina 6.
3. Ga als volgt te werk om de flex-opslagbehuizing te verwijderen:
a. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van de achterkant van de flex-opslagbehuizing.
Opmerking: Als u andere ondersteunde apparaten uit het flex-compartiment verwijdert, koppel dan
eerst eventuele aangesloten kabels los.
b. Druk het lipje omlaag, zoals afgebeeld, en duw tegelijkertijd tegen de achterkant van de flex-
opslagbehuizing om die uit de computer te schuiven.
Figuur 49. Verwijderen van de flex-opslagbehuizing
80P330 Gebruikershandleiding
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.