LEES DEZE HANDLEIDING ZORGVULDIG DOOR EN HOUD
DE HANDLEIDING ALTIJD IN DE BUURT
GEBRUIKTE AFKORTINGEN
AfkortingenBeschrijving
API
American Petroleum Institute
ASTM
CECE
DIN
EN
Front
ISO
JIS
L
L/min
American Society for Testing and Materials, USA
Commitee for European Construction Machinery
German Institute for Standards, Federal Republic of Germany
(Duits Instituut voor Normalisering en Standaards)
European Standard
(Europese Norm)
"Voor" betekent het vooraanzicht richting de giek en het duwblad
International Standards Organization
Japanese Industrial Standard
Volume (liter)
Liter per minuut
MIL
rpm
SAE
Military Standards
(Militaire standaards)
Toeren per minuut
Society of Automotive Engineering
ALGEMENE SYMBOLEN
Om de bediening van de graafmachine te vereenvoudigen, zijn de instrumenten en
besturingsonderdelen aangegeven met een reeks symbolen. Hieronder vindt u een overzicht van deze
symbolen, samen met een korte beschrijving.
Waarschuwing in verband met veiligheid
Waarschuwingslampje “Brandstofpeil te laag”
Waarschuwingslampje “Motoroliedruk”
Waarschuwingslampje “Accu laden”
Claxon
Diesel
Hydraulische vloeistof
Snel
Langzaam
Graafmachine - Beweging door de lucht
naar voren
Graafmachine - Beweging door de lucht
naar achteren
Zwenken giek (links)
Zwenken giek (rechts)
Duwblad omhoog
Duwblad omlaag
Besturingsrichting bedieningshendel
Besturingsrichting bedieningshendel
Lees de gebruikershandleiding
Vergrendelen
Ontgrendelen
Vergroten/verkleinen spoorbreedte
Giek omhoog
Giek omlaag
Arm naar buiten
Arm naar binnen
Bak graven/intrekken
Bak storten
VOORWOORD
U bent nu de trotse eigenaar van een KUBOTA-graafmachine. Deze
graafmachine is een hoogwaardig technologisch KUBOTA-product. De
machine is vervaardigd met de beste materialen en volgens strenge
kwaliteitsnormen. U zult er ongetwijfeld lang plezier van hebben. Om
optimaal gebruik te maken van uw graafmachine, dient u deze handleiding
zorgvuldig te lezen. Zo raakt u bekend met de bediening van de machine;
bovendien bevat de handleiding veel nuttige aanwijzingen voor onderhoud.
KUBOTA streeft ernaar iedere nieuwe ontwikkeling in zijn onderzoek zo snel
mogelijk te benutten. Omdat nieuwe productiemethoden onmiddellijk in
gebruik worden genomen, kan deze handleiding op enkele punten
verouderde informatie bevatten. U kunt bij uw KUBOTA-distributeur en
-dealer terecht voor de meest actuele informatie. Aarzelt u niet contact met
hen op te nemen.
VEILIGHEID VOOR ALLES
Dit symbool wordt door de hele industrie gebruikt om te wijzen op
veiligheidsaspecten. U zult het in deze handleiding en op stickers op de
machine steeds tegenkomen om u te waarschuwen voor mogelijk letsel.
Leest u deze handleiding zorgvuldig door. Het is van essentieel belang dat u
vóór gebruik of montage de handleiding en veiligheidsvoorschriften leest.
GEVAAR:Waarschuwt voor een situatie die leidt tot
levensgevaar of ernstig persoonlijk letsel.
WAARSCHUWING: Waarschuwt voor een situatie die zou
kunnen leiden tot levensgevaar of ernstig
persoonlijk letsel.
VOORZICHTIG:Waarschuwt voor een situatie die zou
kunnen leiden tot beperkt persoonlijk letsel.
BELANGRIJK:Waarschuwt voor mogelijke schade aan
apparatuur of eigendommen indien
aanwijzingen niet worden gevolgd.
OPMERKING:Geeft nuttige informatie.
INHOUDSOPGAVE
VEILIGE BEDIENINGVEILIGE BEDIENING
VEILIGE BEDIENING
VEILIGE BEDIENINGVEILIGE BEDIENING
DEALERSERVICE ........................... 9
TECHNISCHE GEGEVENS ........... 10
Bedieningshandleiding
BESCHRIJVING VAN
MACHINEONDERDELEN ........... 11
INSTRUMENTENPANEEL EN
BEDIENINGSELEMENTEN......... 12
VOOR DE START .......................... 14
WERKING VAN
DE BEVEILIGINGEN ............... 14
DAGELIJKSE CONTROLES ...... 15
WERKING VAN DE MOTOR.......... 16
DE MOTOR STARTEN .............. 16
DE MOTOR STARTEN BIJ
LAGE TEMPERATUUR ........... 18
DE MOTOR UITZETTEN ........... 19
STARTEN MET EEN
HULPACCU ............................. 20
............
......
............
1 1
1
1 1
BEDIENING VAN
AANGEKOPPELDE
WERKTUIGEN......................... 23
BEDIENING VAN DE GIEK ........ 24
BEDIENING VAN DE ARM ........ 24
BEDIENING VAN DE BAK ......... 25
BEDIENING VOOR DRAAIEN
ZWENKFRAME ....................... 25
BEDIENING ZWENKEN GIEK ... 26
PEDAAL ZWENKEN GIEK ......... 26
INSTELLING VAN DE
SPOORBREEDTE EN
BEDIENING VAN HET
DUWBLAD ............................... 26
RIJDEN....................................... 29
DRAAIEN.................................... 30
HEUVELOP EN -AFRIJDEN ........ 32
PARKEREN OP EEN HELLING ... 32
BEDIENING VAN HET EXTRA
HYDRAULISCHE CIRCUIT ..... 33
VERVOEREN VAN DE
GRAAFMACHINE PER
VRACHTWAGEN......................... 35
OPTILLEN VAN DE
GRAAFMACHINE ........................ 37
BEDIENING VAN DE
GRAAFMACHINE ........................ 21
CONTROLEWAARNEMINGEN
TIJDENS BEDRIJF................ 21
INRIJDEN VAN UW NIEUWE
GRAAFMACHINE .................... 21
STARTEN ................................... 22
Verzorging en onderhoud
ONDERHOUD................................. 39
ONDERHOUDSINTERVALLEN .. 39
ONDER DE MOTORKAP ............ 40
DAGELIJKSE CONTROLES ....... 40
REGELMATIGE CONTROLES EN
ONDERHOUD .............................. 45
IEDERE 50 BEDRIJFSUREN ....... 45
IEDERE 100 BEDRIJFSUREN ..... 47
IEDERE 200 BEDRIJFSUREN ..... 48
IEDERE 500 BEDRIJFSUREN ..... 50
IEDERE 1000 BEDRIJFSUREN ... 50
IEDERE 1000 BEDRIJFSUREN OF
De beste beveiliging tegen ongelukken is het in
acht nemen van de veiligheidsvoorschriften.
Lees dit gedeelte zorgvuldig door en zorg
ervoor dat u de inhoud ervan volledig begrijpt
voordat u de graafmachine in gebruik neemt.
Elke gebruiker, hoe ervaren ook, moet deze
handleiding en die van de aangekoppelde
werktuigen en accessoires zorgvuldig lezen en
tot zich door laten dringen alvorens met de
graafmachine te werken. De eigenaar is verplicht
iedereen die met de machine gaat werken,
volledig op de hoogte te brengen van deze
handleiding.
Bewaar deze handleiding in de gereedschapskist.
1. VOOR GEBRUIK
1. Raak vertrouwd met de functies en houd
rekening met de beperkingen van de
graafmachine. Lees deze gebruikershandleiding zorgvuldig door voordat u de
graafmachine start.
2. Neem de veiligheids- en waarschuwingsstickers op de machine in acht.
3. De spoorbreedte kan worden ingesteld op
smal (700 mm (K008-3), 750 mm (U10-3))
en standaard (860 mm (K008-3), 990 mm
(U10-3)).
(Zie “INSTELLING VAN DE SPOORBREEDTE” voor nadere informatie).
Stel de spoorbreedte onder normale
omstandigheden nooit in op smal (700 mm
(K008-3), 750 mm (U10-3)), omdat de
graafmachine dan zou kunnen kantelen.
Werk altijd met de standaardbreedte (860
mm (K008-3), 990 mm (U10-3)), behalve bij
een smalle doorgang op een vlakke
ondergrond.
4. Gebruik de graafmachine niet wanneer u
onder invloed bent van alcohol, medicijnen
of andere middelen. Vermoeidheid is
eveneens gevaarlijk.
5. Controleer de omgeving zorgvuldig voordat
u met de graafmachine gaat werken of
werktuigen aankoppelt.
•Let op de ruimte tussen de machine en
elektriciteitskabels erboven.
•Ga na of er leidingen of kabels onder de
grond lopen.
•Controleer op verborgen kuilen, zachte
ondergrond en obstakels op de grond of in
de lucht.
•Tijdens bedrijf mag niemand in het
werkgebied van de graafmachine komen.
6. Laat anderen pas met de machine werken
nadat u hen volledig op de hoogte hebt
gebracht van de bediening en werkinstructies, en u zeker weet dat zij de
gebruikershandleiding volledig hebben
gelezen en begrepen.
2
7. Draag tijdens het werken met de
graafmachine geen wijde, gescheurde of te
grote kleding. Kleding kan vast komen te
zitten tussen draaiende delen of bedieningsorganen, hetgeen ongelukken of letsel kan
veroorzaken. Draag de beschermende
kleding, zoals een veiligheidshelm, veiligheidsschoenen, oogbescherming, gehoorbescherming en werkhandschoenen, die
voor de werkomstandigheden en volgens
wettelijke of andere voorschriften vereist zijn.
(1) Helm
(2) Geschikte werkkleding
(3) Goed passende kleding
(4) Schoeisel met antislipzolen
(5) Goed aansluitende manchetten
(6) Werkhandschoenen
(7) Strohoed
(8) Handdoek
(9) Wijde broek
(10) Shirt met loshangende manchetten
(11) Wijd shirt
(12) Rubberen sandalen
8. Laat tijdens bedrijf niemand waar dan ook
op de bestuurdersstoel toe.
9. Controleer mechanische onderdelen op
afstelling en slijtage. Vervang versleten of
beschadigde onderdelen onmiddellijk. Controleer regelmatig of moeren en bouten goed
zijn vastgedraaid. (Raadpleeg “Verzorging
en onderhoud” voor meer informatie).
10. Houd de graafmachine schoon. Ernstige
vervuiling, vet, stof en gras kunnen vlam
vatten en ongelukken of letsel veroorzaken.
11. Gebruik alleen door KUBOTA goedgekeurde werktuigen.
12. Voordat u de motor start, dient u er absoluut
zeker van te zijn dat de tank voldoende
brandstof bevat, de machine is gesmeerd en
geolied, en overig onderhoud is uitgevoerd.
13. Pas de graafmachine niet aan. Doet u dit
wel, dan kan dit leiden tot onvoorziene
veiligheidsproblemen.
2. DE GRAAFMACHINE STARTEN
1. Wees voorzichtig bij het in- en uitklimmen
van de machine. Kijk altijd in de richting van
de machine. Gebruik altijd de handreling en
voetsteunen, en houd uzelf in evenwicht.
Gebruik de bedieningshendels en schakelaars nooit als handgrepen. Spring niet op
of van de machine, ongeacht of deze stil
staat of rijdt.
2. De graafmachine mag alleen worden
gestart en bediend vanuit de bestuurdersstoel. De bestuurder mag nooit uit zijn stoel
leunen wanneer de motor draait.
3. Controleer vóór het starten of alle
bedieningshendels (inclusief hulpbedieningshendels) in de neutrale stand staan.
4. Start de motor niet door het kortsluiten van
de startschakeling. Probeer het gebruik van
de startschakelaar niet te omzeilen, anders
kan de motor ongewild aanslaan en de
graafmachine in beweging komen.
5. Controleer of het duwblad zich aan de
voorzijde bevindt. (Het duwblad moet
omhoog staan). Als het zwenkframe 180° is
gedraaid en het duwblad zich dus “achter”
de bestuurder bevindt, is de rijrichting
tegenovergesteld aan de richting van de
hendels (wanneer met de rijhendel
bijvoorbeeld ‘vooruit’ wordt gekozen, rijdt
de graafmachine vanuit het oogpunt van de
bestuurder achteruit).
3
6. Laat de motor niet draaien in gesloten of
slecht geventileerde ruimten. Koolmonoxide
is een kleurloos, geurloos en dodelijk gas.
7. Controleer of alle veiligheidsvoorzieningen
en beschermkappen goed zijn gemonteerd.
Vervang beschadigde of ontbrekende
veiligheidsvoorzieningen.
8. Voorzorgsmaatregelen tegen omkantelen.
Om veilig te werken dient u uit de buurt te
blijven van steile hellingen en wallen.
Beweeg de bak nooit los langs een helling
omlaag. Laat het duwblad tijdens het
graven zakken. Houd de bak zo laag
mogelijk wanneer u tegen een helling op
rijdt. Draai op hellingen langzaam. Blijf met
de graafmachine uit de buurt van greppels
en bermen, aangezien de aarde onder het
gewicht van de graafmachine kan
wegzakken.
9. Let altijd op waar u de graafmachine heen
rijdt. Let op mogelijke obstakels.
10. Blijf voldoende uit de buurt van greppels en
bermen.
3. NA GEBRUIK
Voordat u de machine verlaat, moet u:
•De graafmachine parkeren op een vlakke,
harde ondergrond.
•De aangekoppelde werktuigen en het
duwblad op de grond laten zakken.
om de machine de vrachtwagen op te
rijden. (Raadpleeg “VERVOEREN VAN DE
GRAAFMACHINE PER VRACHTWAGEN”
voor meer informatie).
3. Rijd de machine in rechte lijn de vrachtwagen
op; om kantelen te voorkomen mag de
graafarm niet dwars ten opzichte van de
oprijplaten staan.
4. Nadat de machine op de vrachtwagen is
geladen, moet de zwenkvergrendelingspen
worden aangebracht.
Laat de bak op de laadvloer zakken en laat
de druk van het hydraulische systeem.
Blokkeer de rupsbanden met blokken en
zet de graafmachine met kabels vast.
Nadat de graafmachine op de vrachtwagen
is geladen, bevestigt u het onderstel van de
graafmachine aan de vrachtwagen met een
sterke staalkabel.
(1) Zwenkvergrendelingspen(A) “Ontgrendelen”
(B) “Vergrendelen”
5. Rem nooit plotseling met de vrachtwagen
waarop de graafmachine is geladen. Dit
kan leiden tot dodelijke ongevallen.
6. Wanneer de graafmachine een andere
machine sleept, moet het gewicht daarvan
lager zijn dan de sterkte van de trekhaak.
Max. trekbelasting haak
Max. hijsbelasting haak
35,3 kN
4,1 kN
5. ONDERHOUD
Rijd de machine voor onderhoudswerkzaamheden op een stevige, vlakke
ondergrond, laat de werktuigen op de grond
zakken, zet de motor uit en laat de cilinderdruk
ontsnappen door de hendels te verzetten. Laat
vóór het demonteren van hydraulische
onderdelen de hydrauliekolie voldoende
afkoelen om brandwonden te voorkomen.
Ga voorzichtig te werk: draai schroeven
bijvoorbeeld langzaam los zodat olie niet naar
buiten spuit.
1. Alvorens werkzaamheden aan de motor,
het uitlaatsysteem, de radiateur en het
hydraulische systeem uit te voeren, dient u
de graafmachine voldoende te laten
afkoelen.
2. Schakel voor het tanken van brandstof altijd
eerst de motor uit. Voorkom het morsen van
brandstof en overlopen van de tank.
3. Roken is verboden tijdens het tanken en het
uitvoeren van werkzaamheden aan de
accu. Houd open vuur en vonken altijd uit
de buurt van de accu en brandstoftank. Uit
de accu ontsnappen ontvlambare gassen,
met name tijdens het opladen.
4. Indien u de motor met een hulpaccu start,
dient u de aanwijzingen te volgen die zijn
opgenomen in “WERKING VAN DE
MOTOR”, onder “STARTEN MET EEN
HULPACCU”.
5. Om kortsluiting te voorkomen, moet de
minkabel als eerste worden losgemaakt en
de pluskabel als eerste worden aangesloten.
6. Houd altijd een verbandtrommel en een
brandblusser bij de hand.
7. Draai de radiateurdop niet los voordat de
radiateur voldoende is afgekoeld.
Draai de dop eerst los tot aan de eerste
aanslag en wacht tot alle druk van het
systeem is. Draai de dop vervolgens
helemaal los.
5
8. Lekkende hydrauliekvloeistof heeft voldoende druk om door de huid te dringen en
ernstig letsel te veroorzaken. Lekkages uit
zeer kleine openingen kunnen volledig
onzichtbaar zijn. Gebruik nooit uw handen
voor het opsporen van mogelijke lekken.
Gebruik altijd een stuk hout of karton. Draag
altijd gezichtsbescherming of een
veiligheidsbril.
Ga in geval van verwonding door lekkende
hydrauliekvloeistof direct naar een dokter.
Deze vloeistof kan koudvuur of ernstige
allergische reacties veroorzaken.
9. Ter voorkoming van lekkage van accuzuur,
dat zware metalen bevat, mag de accu niet
zomaar worden weggegooid.
10. Houd u aan alle wet- en regelgeving voor
het afvoeren van gebruikte olie, koel- en
oplosmiddelen, hydrauliekvloeistof, accuzuur en accu’s.
11. Ter voorkoming van brand mogen de
hydraulische onderdelen (tanks, leidingen,
slangen, cilinders) niet worden verhit
voordat zij leeg zijn en grondig zijn
gereinigd.
12. Gebruik een masker of veiligheidsbril om
uw ogen en luchtwegen te beschermen
tegen stof en andere vreemde deeltjes.
13. Kruip nooit onder de graafmachine
wanneer deze alleen wordt ondersteund
door de giek en arm of het duwblad. De
graafmachine kan omkantelen of omlaag
komen door drukverlies in het hydraulisch
systeem. Gebruik altijd veiligheidsstutten of
andere geschikte steunen.
14. KUBOTA gebruikt geen onderdelen die
asbest bevatten. Gebruik nooit onderdelen
met asbest, ook al kunnen ze geïnstalleerd
worden.
6
6. VEILIGHEIDS- EN WAARSCHUWINGSSTICKERS
Onderdeelnr. 69198-5739-1
Start de motor alleen vanuit de bestuurdersstoel.
Start de motor niet door het kortsluiten van de startschakeling.
Onderdeelnr. 69198-5723-1
Zet de motor uit voordat u de motorkap
opent.
Onderdeelnr. R2401-5736-1
Uitsluitend diesel Vuur verboden
Onderdeelnr. RA028-5727-1
Laat niemand toe in het werkgebied.
7
Onderdeelnr. 69198-5722-1
Kom niet binnen het zwenkbereik.
Onderdeelnr. 69198-5784-1
Neem de gebruikershandleiding grondig door voordat
u de graafmachine start of bedient.
Onderdeelnr. RA118-5776-1
Houd uw voeten binnen de
voetsteunen.
8
Stickers: binnenzijde motorkap
Onderdeelnr. TA040-4958-1
Raak geen hete onderdelen
aan (uitlaat, enz.).
Onderdeelnr. RA028-5724-1
Radiateur: Pas op dat u zich
niet brandt.
Onderdeelnr. RA128-5776-1
Blijf uit de buurt van de
ventilator en de ventilatorriem.
7. ONDERHOUD VAN VEILIGHEIDS- EN WAARSCHUWINGSSTICKERS
(1) Zorg ervoor dat de veiligheids- en waarschuwingsstickers altijd schoon en duidelijk zichtbaar zijn.
(2) Maak de veiligheids- en waarschuwingsstickers schoon met water en zeep, en droog ze af met een
zachte doek.
(3) Vervang beschadigde of ontbrekende veiligheids- en waarschuwingsstickers. Nieuwe stickers zijn
verkrijgbaar bij uw KUBOTA-dealer.
(4) Als een onderdeel met veiligheids- en waarschuwingsstickers wordt vervangen door een nieuw
onderdeel, bevestig de nieuwe stickers dan op dezelfde plaats.
(5) Breng nieuwe veiligheids- en waarschuwingsstickers aan op een droge, schone ondergrond en
wrijf eventuele luchtbellen naar buiten weg.
DEALERSERVICE
Uw KUBOTA-dealer staat altijd voor u klaar om
ervoor te zorgen dat uw graafmachine optimaal
presteert. Nadat u deze handleiding zorgvuldig
hebt gelezen, zult u beseffen dat u veel van de
routinewerkzaamheden zelf kunt uitvoeren. Uw
KUBOTA-dealer is verantwoordelijk voor het
onderhoud en de levering van reserveonderdelen.
Vermeld bij het bestellen van reserveonderdelen
van uw KUBOTA-dealer altijd het serienummer
van de graafmachine en de motor.
Noteer deze nummers direct op de daarvoor
bestemde regels.
ModelSerienr.
Graafmachine
Motor
Naam van de dealer
(In te vullen door de eigenaar)
9
(1) Serienummer
(2) Motorserienummer
10
TECHNISCHE GEGEVENS
KUBOTA GRAAFMACHINE
ModelU10-3
TypeRubberen rupsbanden
Gewicht machinekg980
3
Standaardbreedte
bak
Motor
Inhoud (cc)(CECE)0,024
Breedtemm380
TypeWatergekoeld, 3-cilinder, diesel
ModelKUBOTA D722-BH-4
Volledige slagcm
MotorvermogenkW (PS)7,4 (10,2)
Nominaal toerentalrpm2050
Zwenksnelheidrpm8,3
m
3
K008-3
850
0,022
350
KUBOTA D722-BH-3
719
Prestaties
Duwblad (breedte & hoogte)mm750 x 200, 990 x 200
Zwenkhoek giek
Druk koppeling
werktuigen
Inhoud brandstoftank l12
Rijsnelheidkm/h2,0
Bodemdruk
kPa (kgf/cm
Klimhoek % (graden)27 (15)
Links
Rechts rad (graden)0,96 (55)
Verplaatsing l/min.21,0
Max. druk MPa
rad (graden)
(kgf/cm
2
)
2
)
22,5 (0,23)
700 x 200, 860 x 200
0,96 (55)
1,05 (60)
16,7 (170)
24,5 (0,25)
17,7 (180)
OPMERKING:
•De bovenstaande afmetingen zijn gebaseerd op de machine met JPN-bak.
JPN = gemaakt in Japan
11
BESCHRIJVING VAN MACHINEONDERDELEN
AFGEBEELDE ONDERDELEN
(1) Arm
(2) Bakcilinder
(3) Verbindingsstang bak
(4) Graafbak
(5) Zwenkbeugel
(6) Duwbladcilinder
(7) Duwblad
(8) Armcilinder
(9) Giek
(10) Bestuurdersstoel
(11) Giekcilinder
(12) Aandrijftandwiel
(13) Spanwiel voor
(1) Gashendel
(2) Rijhendel (links)
(3) Rijhendel (rechts)
(4) Bedieningshendel voor aan de voorzijde
aangekoppelde werktuigen (links)
(5) Bedieningshendel voor aan de voorzijde
aangekoppelde werktuigen (rechts)
(6) Bedieningshendel voor duwblad of spoorbreedte
(7) Zwenkpedaal
(8) Pedaal extra hydraulisch circuit
(9) Keuzehendel spoorbreedte/duwblad
(10) Vergrendeling van de bedieningshendels
14
VOOR DE START
Zwenkvergrendelingspen
WERKING VAN DE BEVEILIGINGEN
VOORZICHTIG
••
• Voor besturing dient u de ma-
••
chine eerst te starten en te
wachten tot het hydraulische
pilot-systeem actief is. Let op
dat u de bak slechts bij een
laag toerental van de motor op
de grond laat zakken. (U10-3)
Vergrendeling van de
bedieningshendels
VOORZICHTIG
••
• Wanneer de graafmachine niet in
••
gebruik of onbeheerd is, moet de
bak op de grond zijn geplaatst en
alle bedieningshendels zijn vergrendeld. Het werktuig aan de
voorzijde zou anders plotseling
kunnen zakken, hetgeen gevaarlijk is. Haal ook de sleutel uit het
contact.
De vergrendeling van de bedieningshendels
voor werktuigen bevindt zich aan de linkerkant.
Met deze pen vergrendelt u het zwenkframe.
Door de pen in de stand “Vergrendelen” te
zetten, vergrendelt u het zwenkframe op het
onderframe.
BELANGRIJK
•Zorg ervoor dat het zwenkframe en het
onderframe parallel staan alvorens te
vergrendelen
(1) Zwenkvergrendelingspen(A) “Ontgrendelen”
(B) “Vergrendelen”
(1) Vergrendeling(A) “Vergrendelen”
(B) “Ontgrendelen”
DAGELIJKSE CONTROLES
Ter voorkoming van schade is het belangrijk
vóór gebruik de staat van de graafmachine te
controleren.
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Voer alleen onderhouds-
••
werkzaamheden aan de graafmachine uit wanneer deze op
een vlakke ondergrond staat
met de motor uitgeschakeld,
en de beveiligingen in de positie “Vergrendelen”.
Controles
Loop rond de graafmachine en controleer op
zichtbare schade en slijtage.
Controleer het koelmiddelniveau. (Zie de
regelmatig te controleren punten in “ONDERHOUD”).
Controleer het brandstofpeil.
Controleer het motoroliepeil.
Controleer het peil van de hydrauliekvloeistof.
Controleer of het luchtfilter niet verstopt is.
Controleer alle waarschuwingslampjes en de
urenteller.
Controleer het verlichtingssysteem.
Controleer de conditie van de veiligheids- en
waarschuwingsstickers. (Zie “VEILIGHEIDSEN WAARSCHUWINGSSTICKERS” in het
gedeelte “VEILIGE BEDIENING”).
15
16
WERKING VAN DE MOTOR
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Lees “VEILIGE BEDIENING”
••
voorin deze gebruikershandleiding door.
••
• Neem de veiligheids- en
••
waarschuwingsstickers op de
machine in acht.
••
• Uitlaatgassen zijn giftig. Laat
••
de motor niet draaien in ruimten zonder voldoende ventilatie.
••
• Start de motor alleen vanuit de
••
bestuurdersstoel. Start de motor nooit terwijl u naast de
graafmachine staat. Gebruik
voor het starten van de motor
de claxon om omstanders
hierop opmerkzaam te maken.
DE MOTOR STARTEN
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• U mag niet alleen op de
••
waarschuwingslampjes afgaan: de routinecontroles zijn
altijd nodig (zie “ONDERHOUD”).
Start de motor op de volgende manier:
1. Controleer of de brandstofkraan open
staat.
(1) Claxonschakelaar
BELANGRIJK:
•Gebruik geen starthulpspray of dergelijke
vloeistoffen.
•Start niet langer dan 10 seconden
achtereen, dit om de accu en startmotor
niet over te belasten.
•Slaat de motor niet binnen 10 seconden
aan, wacht dan minstens 20 seconden en
probeer het opnieuw.
(1) Brandstofkraan(A) “Open”
(B) “Dicht”
2. Zorg er alvorens de motor te starten voor
dat alle bedieningshendels in de neutrale
stand staan.
(1) Rijhendel (links)
(2) Rijhendel (rechts)
(3) Werktuigbedieningshendel (links)
(4) Werktuigbedieningshendel (rechts)
(5) Gashendel
(6) Bedieningshendel voor duwblad of spoorbreedte
17
3. Trek de gashendel helemaal naar
achteren.
4. Steek de sleutel in het contact en draai de
startschakelaar naar de stand “ON”.
5. Draai de startschakelaar naar de positie
“Preheat” (ongeveer 5 seconden).
6. Draai de sleutel naar “Start” en laat hem
los zodra de motor aanslaat; de sleutel zal
automatisch terugdraaien naar de stand
“ON”.
7. Controleer of alle waarschuwingslampjes
zijn gedoofd. Indien een waarschuwingslampje blijft branden, zet u de motor uit
om de oorzaak te achterhalen.
Waarschuwingslampje “Motoroliedruk”
Dit lampje gaat branden wanneer er een
probleem is met het motoroliecircuit.
Het gaat aan wanneer de startschakelaar op
“ON” staat en gaat uit zodra de motor draait.
Indien het lampje brandt terwijl de motor draait,
moet u het motoroliepeil controleren.
Waarschuwingslampje “Brandstofpeil
te laag”
Dit lampje gaat branden wanneer het
brandstofniveau onder de twee liter komt.
Urenteller
De urenteller geeft het totaal aantal
bedrijfsuren van de machine aan.
Tellerstand
De teller geeft de stand aan in hele
bedrijfsuren. De teller loopt door zolang de
startschakelaar op “ON” staat, ook als de
motor uit is.
Storingsindicator (sneldiagnose)
Waarschuwingslampje “Accu laden”
Dit lampje gaat branden wanneer er een
probleem is met het oplaadsysteem. Het
lampje gaat aan wanneer de startschakelaar
op “ON” staat en gaat uit zodra de motor start.
(1) Urenteller
18
Controles na het starten van de
motor
Nadat u de motor heeft gestart moet u, voordat
u aan het werk gaat, de volgende punten
controleren:
1. Plaats de gashendel in de positie “LOW”
(laag) en laat de motor ongeveer vijf
minuten stationair draaien. Hierdoor kan
de motorolie opwarmen en zich naar alle
delen van de motor verspreiden.
Opmerking:
• Dit stationair draaien wordt meestal
“opwarmen” genoemd.
2. Wanneer de motor is opgewarmd,
controleert u of:
• Het waarschuwingslampje “Motoroliedruk” is uitgegaan.
• Het waarschuwingslampje “Accu laden”
uitgaat bij toenemend toerental.
• De kleur van het uitlaatgas normaal is
en ergeen sprake is van ongebruikelijke
geluiden of trillingen.
• De leidingen en slangen niet lekken.
Doet een van onderstaande situaties
zich voor, zet de motor dan direct uit
•Het motortoerental gaat plotseling omlaag
of omhoog.
•Plotselinge, ongewone geluiden.
•Het uitlaatgas is zwart.
•Het waarschuwingslampje voor de
motorolie gaat tijdens bedrijf aan.
BELANGRIJK:
•In dergelijke gevallen moet u de machine
controleren en onderhoud uitvoeren
conform de aanwijzingen van de
KUBOTA-dealer.
DE MOTOR STARTEN BIJ LAGE
TEMPERATUREN
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Zorg ervoor dat de vergren-
••
delingshendel tijdens het opwarmen in de positie “Vergrendelen” staat.
Start de motor als volgt:
1. Trek de gashendel
helemaal naar achteren.
2. Draai de startschakelaar naar de positie
“PREHEAT” (ongeveer 10 sec.).
3. Draai de sleutel in de stand “START” om
de motor te starten.
4. Laat de sleutel los nadat de motor is
gestart; de sleutel gaat automatisch terug
naar de positie “ON”.
BELANGRIJK:
•Laat de motor na het starten eerst
opwarmen.
•Laat de motor na het starten ongeveer
10 minuten stationair lopen om op te
warmen. Een te koude hydrauliekvloeistof
is nadelig voor de prestaties.
Bedien de graafmachine niet bij volledige
belasting voordat de motor voldoende is
opgewarmd.
DE MOTOR UITZETTEN
Hendel voor uitzetten motor
19
WAARSCHUWING
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel of dodelijke
ongevallen te voorkomen:
••
• Laat de bak of het duwblad niet
••
omhoog staan, aangezien het
onbedoeld aanraken van de
hendels tot ernstige ongevallen zou kunnen leiden.
••
• Om ongevallen te voorkomen
••
moet u alle werktuigen tot op
de grond laten zakken.
Laat de motor ongeveer vijf minuten stationair
draaien om hem geleidelijk te laten afkoelen.
1. Zet de gashendel in de vrijstand.
2. Laat de werktuigen met behulp van de
hendels voorzichtig op de grond zakken.
3. Zet de motor uit door de sleutel naar “OFF”
te draaien en haal de sleutel uit het
contact.
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• In noodgevallen, of als de mo-
••
tor blijft lopen terwijl het gashendel in de vrijstand en het
contact uit (“OFF”) staat, dient
u het volgende te doen.
Maak de motorkap open en duw de stophendel
naar achteren en houd deze vast tot de motor
stopt.
(1) Hendel voor uitzetten motor
BELANGRIJK:
•Als de gashendel niet in de vrijstand staat,
blijft de motor lopen, ook al staat het
contact uit (“OFF”). Controleer dus of het
gashendel in de vrijstand staat alvorens
de sleutel te verdraaien.
•Kunt u de motor niet uitzetten met de
sleutel, neem dan contact op met uw
KUBOTA-dealer.
20
STARTEN MET EEN HULPACCU
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Accugassen kunnen explode-
••
ren.
Rook niet en houd vonken en
vlammen uit de buurt.
••
• De motor mag niet met een
••
hulpaccu worden gestart wanneer de accu van de graafmachine is bevroren.
••
• Sluit de zwarte minkabel niet
••
aan op de minpool van de
graafmachineaccu.
Volg onderstaande richtlijnen bij
het starten met een hulpaccu
1. Rijd de tweede machine met dezelfde
accuspanning zo dicht mogelijk naast de
graafmachine.
DE MACHINES MOGEN NIET MET
ELKAAR IN CONTACT KOMEN.
2. Zet de hendels en pedalen van beide
voertuigen in de neutrale stand en de
vergrendelingshendels in de “Vergrendelen”-stand.
3. Draag oogbescherming en rubberen
handschoenen.
4. Verwijder de doppen van beide accu’s
(indien aanwezig).
5. Dek de openingen van de accu af met een
doek. Zorg ervoor dat de doek niet in
contact komt met de accupolen.
6. Sluit de klem van de rode startkabel aan
op de pluspool van de lege accu en klem
het andere uiteinde van dezelfde kabel op
de pluspool van de hulpaccu.
7. Sluit de zwarte kabel aan op de minpool
van de hulpaccu.
8. Klem het andere einde van de zwarte
kabel (die is aangesloten op de hulpaccu)
op het frame van de graafmachine, zo ver
mogelijk uit de buurt van de lege accu.
9. Start de motor van de tweede machine en
laat deze enige tijd draaien. Start de
graafmachine met de lege accu.
10. Maak de startkabels in omgekeerde
volgorde los (stappen 8, 7 en 6).
11. Verwijder de doek en plaats de doppen
weer op de accu’s.
(1) Doppen van de accu’s verwijderen (indien
aanwezig)
(2) Lege accu
(3) Een doek over de openingen van de accu leggen
(4) Startkabels
(5) Hulpaccu
BELANGRIJK:
•Deze graafmachine heeft een negatief
geaard 12 volt startsysteem.
•Gebruik alleen een hulpaccu met dezelfde
spanning.
•Een hogere spanning kan het elektrische
systeem ernstig beschadigen. Gebruik
daarom uitsluitend een hulpaccu met
dezelfde spanning.
21
BEDIENING VAN DE GRAAFMACHINE
CONTROLEWAARNEMINGEN
Accu laden
TIJDENS BEDRIJF
Zet de motor onmiddellijk uit
indien:
•Het toerental plotseling toe- of afneemt.
•U plotseling vreemde geluiden hoort.
•De uitlaatgassen plotseling erg donker
worden.
Controleer tijdens bedrijf steeds het volgende
om er zeker van te zijn dat alles goed werkt.
Waarschuwingslampjes.
Als tijdens bedrijf een waarschuwingslampje
gaat branden, zet de motor dan direct uit en ga
zoals hieronder aangegeven na wat de oorzaak
is. Gebruik de machine niet als er een
waarschuwingslampje brandt. De betekenis
van de lampjes vindt u in “WERKING VAN DE
MOTOR”, onder “DE MOTOR STARTEN”,
onder het kopje “Storingsindicator (sneldiagnose)”.
INRIJDEN VAN UW NIEUWE
GRAAFMACHINE
Bediening en onderhoud van de graafmachine
beïnvloeden de levensduur van de machine.
Uw nieuwe graafmachine is voor het verlaten
van de fabriek zorgvuldig gecontroleerd en
getest. Desondanks moeten alle bewegende
delen gedurende de eerste 50 bedrijfsuren nog
inlopen. Werk tijdens deze periode niet met het
maximale toerental of onder volledige belasting.
Het is van groot belang dat u uw graafmachine
op de juiste manier inrijdt, want dan bereikt u de
maximale prestaties en levensduur. Tijdens het
inrijden moet u in ieder geval de volgende
punten in acht nemen.
Als de accu niet wordt geladen door de
generator, gaat het waarschuwingslampje
aan. Gebeurt dit tijdens bedrijf, controleer
dan het elektrische systeem of neem
contact op met uw KUBOTA-dealer.
(Zie “PROBLEMEN OPLOSSEN”).
Motoroliedruk
Wanneer de motoroliedruk onder het
voorgeschreven niveau komt, gaat het
waarschuwingslampje aan. Gaat het lampje
aan tijdens bedrijf en blijft het branden als u
het toerental met 1000 rpm opvoert,
controleer dan het oliepeil. (Zie “Motoroliepeil controleren” onder “DAGELIJKSE
CONTROLES” in “ONDERHOUD”).
Werk gedurende de eerste 50
bedrijfsuren niet met het maximale
toerental of onder volle belasting
•Laat de motor bij koud weer voldoende
opwarmen.
•Laat het motortoerental niet onnodig
oplopen.
Olie verversen tijdens de
inloopperiode
De smeerolie speelt een zeer belangrijke rol
tijdens de inloopperiode van de graafmachine.
De vele bewegende delen zijn nog niet
ingelopen, waardoor er vele kleine metaaldeeltjes kunnen vrijkomen die schade kunnen
veroorzaken of de levensduur van veel
onderdelen kunnen verkorten. Houd u aan de
intervallen voor het verversen van de olie en
ververs de olie liever eerder dan te laat. Zie
“Verzorging en onderhoud” voor meer
informatie omtrent de intervallen voor het
verversen van de olie.
22
STARTEN
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Alleen personen die vertrouwd
••
zijn met de graafmachine, mogen de graafmachine gebruiken.
••
• Laat alleen de bestuurder en
••
niemand anders op de graafmachine rijden.
1. Bestuurdersstoel instellen
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Controleer voordat u de
••
bestuurdersstoel instelt, of niemand zijn handen op de motorkap achter de stoel heeft.
••
• Controleer nadat de stoel is in-
••
gesteld, of het stoelverstellingsmechanisme in de juiste
stand is vastgeklikt.
2. De vergrendelingshendel in de
positie “Ontgrendelen” zetten
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Controleer alle veiligheids-
••
aspecten rondom de graafmachine.
Zet de vergrendelingshendel in de stand
“Ontgrendelen” en til de bak 20 tot 40 cm van de
grond.
Vooruit en achteruit: wanneer u de instelhendel
van de stoel omhoog houdt,
kunt u de stoel heen en
weer schuiven.
(1) Instelhendel vooruit/(A) “Omhoog
achteruithouden”
(1) Vergrendelingshendels(A) “Vergrendelen”
(B) “Ontgrendelen”
Schakelaar werklicht
Als de sleutel in de positie “ON” staat, zet u de
lichten aan door de schakelaar om te zetten.
(1) Schakelaar werklicht(A) “AAN”
(B) “UIT”
Werken in het donker
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• In het donker hebt u minder
••
zicht, waardoor alleen het werklicht niet voldoende is. Zorg
voor extra verlichting, houd u
aan de veiligheidsvoorschriften
en aan alle speciale regelgeving voor het uitvoeren van
werkzaamheden in het donker.
23
BEDIENING VAN
AANGEKOPPELDE WERKTUIGEN
Met de hendels kunnen de giek, arm en bak en
tevens het zwenkframe worden bewogen.
Hieronder volgt een beschrijving van de posities
en functies van de hendels:
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Werk in het begin langzaam om
••
vertrouwd te raken met de functies van de bedieningshendels.
24
Stand bedieningshendel
Links voor
Werktuig
Bedieningshendel
Rechts voor
Werktuig
Bedieningshendel
Zwenkpedaal*
*OPMERKING:
•Zie “BEDIENING ZWENKEN GIEK”.
A Arm uit
B Arm in
C Zwenkframe linksom
D Zwenkframe rechtsom
1
2
3 Bak graven
4 Bak storten
E Zwenken linksom
F Zwenken rechtsom
Verplaatsing
Giek omlaag
Giek omhoog
BEDIENING VAN DE GIEK
Om de giek omhoog te bewegen trekt u de
rechterbedieningshendel naar achteren. Om de
giek omlaag te bewegen duwt u de
rechterbedieningshendel naar voren.
BELANGRIJK:
•Let op dat bij het omlaag bewegen de giek
en de tanden van de bak niet tegen het
duwblad komen.
BEDIENING VAN DE ARM
Trek de linkerbedieningshendel naar achteren
om de arm in te trekken. Om de arm naar buiten
te bewegen duwt u de bedieningshendel naar
voren.
BELANGRIJK:
•Wanneer de arm bij het intrekken de
verticale positie bereikt kan de beweging
even stoppen. Dat komt doordat in die
stand de maximale belasting voor de arm
en bak wordt bereikt en de hydraulische
druk in de cilinder niet hoog genoeg is. Dit is
een typisch verschijnsel van het hydraulische systeem en duidt niet op een storing.
25
BEDIENING VAN DE BAK
Om met de bak te graven beweegt u de
rechterbedieningshendel vanuit de neutrale positie
naar links. Wanneer u de bedieningshendel naar
rechts beweegt, beweegt de bak naar buiten en
wordt de inhoud gedumpt.
BEDIENING VOOR DRAAIEN
ZWENKFRAME
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Wanneer u met meerdere per-
••
sonen werkt, dient u de anderen
altijd te laten weten wat u gaat
doen.
••
• Let op dat niemand in het werk-
••
gebied komt.
BELANGRIJK:
•Beweeg de linkerbedieningshendel voor
werktuigen niet abrupt van rechts naar links
(of omgekeerd). Vanwege de wetten van de
traagheid zal er een stootbelasting ontstaan
op het zwenkmechanisme en de zwenkmotor. Dit zal de levensduur van de graafmachine verkorten.
•Zet voordat u met de zwenkbediening
begint de zwenkvergrendelingspen in de
stand “Ontgrendelen”.
1. Beweeg de bedieningshendel naar links om
het zwenkframe linksom te laten draaien.
2. Beweeg de bedieningshendel naar rechts
om het zwenkframe naar rechts te laten
draaien.
26
BEDIENING ZWENKEN GIEK
1. Trap het voorste gedeelte van het pedaal in
om de giek naar links te draaien.
2. Trap het achterste gedeelte van het pedaal
in om de giek naar rechts te draaien.
PEDAAL ZWENKEN GIEK
WAARSCHUWING
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel of dodelijke ongevallen te
voorkomen:
••
• Houd uw voeten altijd binnen de
••
voetsteunen, om te voorkomen
dat u met uw tenen tussen het
zwenkframe en de giek of
giekcilinder komt.
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Wanneer u de giekzwenkfunctie
••
niet gebruikt, moet u het pedaal
in de voorste stand vastzetten
om onverwachte bewegingen te
voorkomen.
(1) Pedaal voor het(A) Naar links
zwenken van de giekzwenken
(B) Naar rechts
zwenken
(A) “Vastzetten”
INSTELLING VAN DE
SPOORBREEDTE EN BEDIENING
VAN HET DUWBLAD
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Stel de spoorbreedte onder nor-
••
male omstandigheden nooit in
op smal (700 mm (K008-3),
750 mm (U10-3)), omdat de
graafmachine dan zou kunnen
kantelen. Gebruik altijd de
standaardbreedte (860 mm
(K008-3), 990 mm (U10-3)), behalve bij een smalle doorgang
op een vlakke ondergrond
••
• Om de spoorbreedte te wijzigen
••
of het duwblad te gebruiken,
dient u de hendel volledig over
te halen.
Doet u dit niet, dan kan de machine onbedoeld in beweging
komen.
Instellen van de spoorbreedte
1. Zet de keuzehendel spoorbreedte/duwblad
op “Instellen spoorbreedte” (B).
(1) Keuzehendel spoorbreedte/ (A) “Duwblad”
duwblad(B) “Instellen
spoorbreedte”
2. Duw de bedieningshendel naar voren.
... De spoorbreedte wordt kleiner [was
860mm (K008-3), 990mm (U10-3), wordt
700mm (K008-3), 750mm (U10-3)].
Trek de bedieningshendel naar achteren.
... De spoorbreedte wordt groter (was
700mm (K008-3), 750mm (U10-3), wordt
860mm (K008-3), 990mm (U10-3)].
27
3. Let op dat u na het instellen van de
spoorbreedte de hendel in de “Duwblad”stand zet (A).
(1) Bedieningshendel(A) “Verkleinen”
(B) “Vergroten”
28
Wijziging van de duwbladbreedte
Ga als volgt te werk om de standaardbreedte te
versmallen:
1. Trek de vergrendelingspen los en
verwijder het duwbladverlengstuk .
2. Zet het verlengstuk in de juiste stand
vast met de vergrendelingspen (zie
afbeelding).
3. De handelingen zijn voor beide zijden (links
en rechts) gelijk, en in omgekeerde
volgorde ook voor het wijzigen van de
kleine naar de standaardbreedte.
Bediening van het duwblad
OPMERKING:
•Let op dat als u met het duwblad werkt, de
keuzehendel spoorbreedte/duwblad in stand
(A) moet staan.
(1) Keuzehendel(A) “Duwblad”
spoorbreedte/duwblad(B) “Instellen
spoorbreedte”
1. Om het duwblad omhoog te bewegen trekt
u de bedieningshendel naar achteren. Door
de bedieningshendel naar voren te duwen
laat u het duwblad zakken.
(1) Duwbladverlengstuk
(2) Vergrendelingspen
(1) Bedieningshendel(A) “Omhoog”
(B) “Omlaag”
2. Bij grondverzetwerkzaamheden moeten
beide rijhendels met de linkerhand en de
bedieningshendel met de rechterhand
worden bediend.
RIJDEN
Rijhendels (rechts, links)
29
WAARSCHUWING
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel of dodelijke ongevallen te
voorkomen:
••
• Controleer voordat u de motor
••
start of er niemand anders in de
buurt van de graafmachine is.
••
• Voordat u met de graafmachine
••
aan de slag gaat, dient u de
richting van de rupsbanden te
controleren (spanwiel en duwblad aan de voorzijde van de
graafmachine).
WAARSCHUWING
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel of dodelijke ongevallen te
voorkomen:
••
• Als het zwenkframe 180° is ge-
••
draaid en het duwblad zich dus
“achter” de bestuurder bevindt,
is de rijrichting tegenovergesteld aan de richting van de
hendels (wanneer met de rijhendel bijvoorbeeld ‘vooruit’
wordt gekozen, rijdt de graafmachine vanuit het oogpunt
van de bestuurder achteruit).
5. Wanneer u de rijhendel naar voren duwt,
beweegt de graafmachine naar voren, en
omgekeerd. De voorzijde van de graafmachine is de zijde met het duwblad.
(A) “Voorzijde”
••
• Rijd of werk niet dwars op een
••
helling.
1. Zet met de zwenkvergrendelingspen het
zwenkframe vast op het onderframe.
2. Verhoog het motortoerental van stationair
tot gemiddeld.
3. Beweeg het duwblad omhoog en houd de
bak 20 tot 40 cm boven de grond.
•Als de rupsbanden vol met zand of
steentjes zitten door het werken op een
zachte ondergrond, tilt u met behulp van de
giek, arm en bak één rupsband omhoog en
laat u de rupsband draaien om het zand en
de steentjes eraf te schudden.
(A) “Draaien om zand en
steentjes” af te schudden”
DRAAIEN
Veranderen van richting in stilstand
1. Duw de linkerrijhendel (rechter-) naar
voren; de graafmachine draait naar rechts
(links).
2. Trek de linkerrijhendel (rechter-) naar
achteren; de graafmachine draait naar links
(rechts).
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Verander op steile hellingen
••
niet van rijrichting, anders kantelt de graafmachine mogelijk
om.
••
• Kijk voordat u van rijrichting
••
verandert of er iemand in het
werkgebied is.
Draaien om de as
OPMERKING:
•In de afbeeldingen bevindt het duwblad
zich vóór de bestuurder.
Bevindt het duwblad zich achter de bestuurder,
dan is de stuurrichting omgekeerd.
(Duwt u in dat geval bijvoorbeeld de linkerrijhendel
naar voren, dan beweegt de rupsband aan uw
rechterzijde naar achteren).
31
Veranderen van richting onder het rijden
1. Terwijl u vooruit rijdt, brengt u de
linkerrijhendel (rechter-) naar de neutrale
positie; de graafmachine draait naar links
(rechts).
(A) “Naar voren rijden”
(C) “Neutrale positie”
2. Terwijl u achteruit rijdt, brengt u de
linkerrijhendel (rechter-) naar de neutrale
positie; de graafmachine draait naar rechts
(links).
Draaien om het middelpunt
Wanneer beide rijhendels in tegenovergestelde
richting worden geduwd, draaien beide
rupsbanden met dezelfde snelheid maar in
tegengestelde richting. De graafmachine draait
dan om zijn middelpunt.
(A) “Linksom”
(B) “Achteruit rijden”
(C) “Neutrale positie”
(B) “Rechtsom”
32
HEUVELOP EN -AFRIJDEN
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Controleer alvorens een helling
••
op of af te rijden of de standaardspoorbreedte is ingesteld (860
(K008-3) of 990 (U10-3) mm).
••
• Wanneer u lang achter elkaar
••
op een helling rijdt, moet u
eerst de zwenkvergrendelingspen aanbrengen. Hetzelfde
geldt wanneer de graafmachine
langere tijd op een helling staat
of tijdens vervoer.
Bij het omhoog rijden moet de bak 20 tot 40 cm
boven de grond worden gehouden. Hoewel uw
KUBOTA-graafmachine dankzij de rupsbanden
niet snel zal slippen, is het veiliger om bij het
omlaag rijden de bak over de grond te laten
slepen. Rijd altijd langzaam wanneer u
hellingen op en af rijdt.
[HEUVELOP RIJDEN]
PARKEREN OP EEN HELLING
WAARSCHUWING
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel of dodelijke ongevallen te
voorkomen:
••
• Wanneer u de graafmachine op
••
een helling parkeert of er onbewaakt achterlaat, moet u de bak
op de grond plaatsen, alle
bedieningshendels in de neutrale positie zetten en de rupsbanden met blokken ondersteunen.
[HEUVELAF RIJDEN]
(1) Blok
(A) 20 tot 40 cm
Vastzetten van het pedaal voor het extra
BEDIENING VAN HET EXTRA
HYDRAULISCHE CIRCUIT
Dit pedaal is voor de bediening van werktuigen
zoals sloophamers.
Pedaal extra hydraulische circuit
Als u het pedaal indrukt laat poort “P” olie van
de regelklep door. De olie stroomt via poort “T”
terug in de tank.
hydraulische circuit
Om een werktuig zoals een sloophamer of boor
te gebruiken, kunt u het pedaal voor het extra
hydraulische circuit in ingedrukte stand
vastzetten. Daartoe dient u met een mes een
gat in de vloermat te maken om de bout door te
steken. De bout om het pedaal vast te zetten
vindt u in de gereedschapskist. Draai de bout
zover aan dat het pedaal ingedrukt blijft.
33
(1) Pedaal voor extra(A) “Openen”
hydraulische circuit
(1) Poort “P” (druk)
(2) Poort “T” (retour)
OPMERKING:
•Wanneer het extra hydraulisch circuit niet
wordt gebruikt, moet het pedaal zijn
afgedekt. Zo kan het niet bewegen en kan
het dienen als voetsteun.
(1) Pedaal extra hydraulische circuit
(2) Bout
BELANGRIJK:
•Let op dat het pedaal niet ingedrukt mag
blijven wanneer het extra hydraulische
circuit niet in gebruik is.
De hydraulische olie wordt dan te heet,
waardoor problemen met de hydraulische
onderdelen ontstaan.
34
Belangrijke informatie voor het
werken met de graafmachine
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Maak de machine na afloop van
••
het werk schoon en smeer alle
bewegende delen.
••
• Controleer het oliepeil.
••
BELANGRIJK:
•Probeer geen beton of keien te breken door
er met de bak zijdelings tegen te slaan. Ook
mag de zijkant van de bak niet worden
gebruikt voor het verplaatsen van bergen
aarde.
•In geen geval mag op de volgende
manieren te werk worden gegaan:
• Graven door gebruik te maken van het
eigen gewicht (zwaartekracht) van de
machine.
• Aandrukken van grond met steentjes of
aarde door gebruik te maken van de
valkracht van de bak.
• Graven door gebruik te maken van het
rijvermogen van de machine.
•Probeer niet vastklevende aarde van de
bak te schudden zoals hieronder is
aangegeven. De machine kan dan
beschadigen.
Aanklevende aarde kan worden losgeschud door de bak tijdens het legen zo ver
mogelijk naar buiten te bewegen. Is dit niet
voldoende, dan draait u de arm zo ver
mogelijk naar buiten en beweegt u de bak
heen en weer.
•Zorg ervoor dat u met de giekcilinder het
duwblad niet raakt!
De giekcilinder mag bij diepe uitgravingen
het duwblad niet raken. Zo nodig kunt u het
zwenkframe draaien, zodat het duwblad
zich achter u bevindt.
•Let op bij het intrekken van de bak!
De bak mag het duwblad niet raken
wanneer u hem intrekt (voor rijden of
transport).
•Niet botsen!
Let er bij het verplaatsen van de
graafmachine op dat het duwblad niet
tegen grote stenen of andere obstakels
botst.
Dat verkort de levensduur van het duwblad
en de cilinder aanzienlijk.
•Ondersteun de machine op de juiste wijze!
Als u het duwblad gebruikt om de machine
in evenwicht te houden, moet u het gehele
duwblad op de grond laten zakken.
•Bij werkzaamheden in het water dient u zich
ervan te verzekeren dat alle pluggen zijn
aangebracht en alle kranen zijn gesloten.
Het water mag nooit hoger komen dan de
middellijn van het spanwiel.
35
VERVOEREN VAN DE GRAAFMACHINE PER VRACHTWAGEN
GEVAAR
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel of dodelijke ongevallen te
voorkomen:
••
• Op de oprijplaten mag de graaf-
••
machine niet van richting veranderen. Is draaien toch noodzakelijk, rijd de machine dan
eerst helemaal van de
oprijplaten af.
••
• Zorg ervoor dat de cabine en
••
zijwanden van de vrachtwagen
niet worden beschadigd wanneer u voor- of achteruit de
vrachtwagen op rijdt, of wanneer u het zwenkframe draait.
••
• Wanneer de graafmachine het
••
punt tussen de oprijplaten en
de laadvloer van de vrachtwagen bereikt, stop dan en rij
daarna uiterst langzaam verder
tot de graafmachine horizontaal
staat.
••
• Rijd de machine alleen de
••
vrachtwagen op met volledig ingetrokken arm. Anders kan bij
het draaien van het zwenkframe
de vrachtwagencabine beschadigen.
••
• De machine mag niet met de
••
giek worden opgekrikt om de
graafmachine op of van de
vrachtwagen te laden. Hierdoor
kunnen gevaarlijke situaties
ontstaan.
Vervoer per vrachtwagen
WAARSCHUWING
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel of dodelijke ongevallen te
voorkomen:
••
• Nadat de machine op de vracht-
••
wagen is geladen, laat u de bak
en het duwblad op de laadvloer
zakken. Vergrendel het zwenkframe met de zwenkvergrendelingspen.
Maak een platform klaar om de graafmachine
op of af te laden. Neem bij het gebruik van
oprijplaten de volgende maatregelen.
1. Zet de vrachtwagen op de handrem en leg
blokken voor en achter de aangedreven
wielen.
2. Gebruik bevestigingsplaten om de oprijpla-
ten goed vast te zetten. Bevestig de
oprijplaten direct aan de laadvloer van de
vrachtwagen.
36
3. Voor extra veiligheid plaatst u blokken of
steunen onder de oprijplaten en de
laadvloer.
4. Rijd de graafmachine, met het duwblad aan
de voorzijde, recht voor de oprijplaten en
langzaam de vrachtwagen op. Controleer of
de rupsbanden volledig op de laadvloer
staan, en draai vervolgens het zwenkframe
180 graden.
5. Blokkeer de rupsbanden en maak de
machine met kabels vast.
6. Voordat u de machine uitlaadt, moet u het
zwenkframe ontgrendelen en het duwblad
en de bak optillen.
37
OPTILLEN VAN DE GRAAFMACHINE
GEVAAR
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel of dodelijke ongevallen te
voorkomen:
••
• Dit gedeelte beschrijft wat u
••
moet doen om de machine op
een veilige manier op te tillen.
Lees deze instructies zorgvuldig voordat u de machine verplaatst. Zorg ervoor dat ook iedereen die meewerkt deze aanwijzingen eerst zorgvuldig
doorneemt.
Basisvoorwaarden voor het tillen
met kettingen/banden
1. Het optillen en hijsen mag alleen worden
uitgevoerd volgens de beschreven richtlijnen.
2. De voor het optillen benodigde accessoires
worden in deze instructies alleen genoemd
als referentie, zodat voor de sterkte, de
besturing en andere details de normen van
de betreffende richtlijnen gelden.
Veiligheidsaspecten voor het
tillen met kettingen/banden
Neem bij het optillen de volgende voorschriften
in acht:
1. Til geen lasten die het maximale lastvermogen
van de kraan overschrijden.
2. Gebruik hijsmiddelen die geschikt zijn voor
het gewicht, het formaat en de vorm van de
last.
3. Bepaal eerst het zwaartepunt van de last.
Plaats de haak recht boven de last en til
zodanig dat het zwaartepunt van de last zo
laag mogelijk ligt.
4. De staalkabels moeten in het midden van
de haak worden bevestigd.
5. De last moet verticaal worden opgetild.
6. Begeef u nooit onder een hangende last en
beweeg de last nooit over anderen heen.
De last mag alleen worden verplaatst in een
gebied waar hij gemakkelijk in evenwicht
kan worden gehouden.
38
Het ophijsen van de graafmachine
WAARSCHUWING
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel of dodelijke ongevallen te
voorkomen:
••
• Gebruik voor het optillen uit-
••
sluitend de afgebeelde drie
bevestigingspunten.
Algemene aanwijzingen voor het hijsen
1. Voorbereidingen (zie eerste afbeelding)
1) Trek de giek volledig in.
2) Trek de arm volledig in.
3) Trek de bak volledig in.
4) Draai de giek vanuit verticale stand 10 tot
15 graden naar rechts.
5) Breng de zwenkvergrendelingspen aan.
2. Vastmaken van de kettingen/banden
1) Haak de graafmachine altijd op drie
punten vast (aan de giek en rechts en
links aan het duwblad).
2) Gebruik voor het vastmaken van de
kabels aan de hefogen steeds een
harpsluiting.
3) Gebruik opvulmateriaal om contact
tussen de kabels en de machine te
voorkomen.
3. Takel
Kies onderdelen die sterk genoeg zijn.
4. Optillen
1) Til de machine langzaam en veilig
omhoog.
2) Blijf tijdens het hijsen uit de buurt van de
graafmachine.
3) Houd de graafmachine tijdens het hijsen
horizontaal. (Pas de kabelverbindingen
zo nodig aan).
• * In stoffige omgevingen moet u het luchtfilter vaker schoonmaken. Vervang het filter bij sterke
vervuiling.
** Bij gebruik van een hydraulische sloophamer moet u de hydrauliekolie en het retourfilter
vervangen volgens de tabel “Hydrauliekolie verversen” (inclusief vervangen van het
aanzuigfilter in de hydraulische tank) onder “IEDERE 1000 BEDRIJFSUREN” in
“REGELMATIGE CONTROLES EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN”.
40
ONDER DE MOTORKAP
Motorkap openen en sluiten
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Zet de motor uit voordat u de
••
motorkap opent.
••
• Raak de demper en uitlaat niet
••
aan; dit kan leiden tot ernstige
verbrandingen.
Trek de hendel omhoog en open de motorkap.
DAGELIJKSE CONTROLES
Voor uw eigen veiligheid en een lange
levensduur van de machine moet u vóór gebruik
altijd een zorgvuldige controle uitvoeren.
Koelmiddel controleren
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Rijd de machine naar vlak ter-
••
rein.
••
• Zorg ervoor dat de motor is uit-
••
geschakeld.
••
• Open de radiateurdop niet on-
••
middellijk nadat u de motor
hebt uitgezet. Doordat dan hete
koelvloeistof naar buiten spuit,
kunt u brandwonden oplopen.
••
• Controleer het koelmiddel-
••
niveau in de reservetank pas
nadat de motor is afgekoeld.
••
• Verwijder de radiateurdop al-
••
leen wanneer dat absoluut
noodzakelijk is.
(1) Hendel(A) “Openen”
(2) Motorkap
Bewaar het gereedschap en de
handleiding in de gereedschapskist
(1) Gereedschapskist
(2) Bestuurdersstoel
De radiateur heeft een reservetank. Als het
koelmiddelniveau in de radiateur daalt, stroomt
het water automatisch uit de tank naar de
radiateur.
Controleer het koelmiddelniveau in de
reservetank en vul dit indien nodig bij. Het
koelmiddelniveau moet tussen “FULL” (vol) en
“LOW” (laag) liggen.
(1) Reservetank
BELANGRIJK:
•Bij aflevering is de reservetank gevuld met
50 % water en 50 % antivries.
•Vul niet bij met vuil of zout water.
Brandstofpeil controleren
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Zet de motor uit alvorens bij te
••
tanken.
••
• Tijdens het tanken mag niet
••
worden gerookt.
BELANGRIJK:
•Bij temperaturen boven -5°C gebruikt u
diesel Nr .2-D; onder -5°C gebruikt u diesel
Nr.1-D.
•Let op dat u de tank niet leegrijdt. Dan moet
u het brandstofsysteem namelijk vóór het
starten ontluchten.
1. Controleer het brandstofniveau in de tank.
2. Draai de dop los en tank bij.
41
Inhoud brandstoftank
BELANGRIJK:
•Vul de tank na afloop van het werk altijd
opnieuw.
•Zie “HET BRANDSTOFSYSTEEM ONTLUCHTEN” in “OVERIGE AFSTELLINGEN
EN VERVANGINGEN”.
•In de dop zit een luchtopening. Controleer
bij het tanken of die opening niet verstopt is.
Is dat wel het geval, dan ontstaat er onderdruk
in de brandstoftank.
12 L
(1) Tankdop
(1) Luchtopening
42
Motoroliepeil controleren
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Zet de motor uit voordat u het
••
oliepeil controleert.
Steek de peilstok volledig in de hiervoor
bedoelde opening, trek hem naar buiten en lees
het oliepeil af. Vul zo nodig bij. De machine
moet tijdens het controleren van het oliepeil op
een vlakke ondergrond staan.
(1) Oliepeilstok(A) Vereist peil
(2) Vulopening
BELANGRIJK:
•Gebruik motorolie met de juiste viscositeit
(afhankelijk van de buitentemperatuur).
•Wacht nadat u de motor heeft gezet vijf
minuten voordat u het oliepeil controleert.
(De graafmachine moet op een vlakke
ondergrond staan).
Niveau hydrauliekolie controleren
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Laat alle werktuigen op de
••
grond zakken en zet vervolgens
de motor uit.
BELANGRIJK:
•Veeg voordat u olie bijvult alle zand en stof
rond de vulopening weg. Zorg ervoor dat u
hetzelfde type hydrauliekvloeistof gebruikt.
•Bij aflevering is de graafmachine gevuld
met hydrauliekvloeistof. Zie “AANBEVOLEN SMEERMIDDELEN”. (Meng geen
verschillende merken olie!).
1. Plaats de graafmachine op een vlakke
ondergrond.
Schuif elke cilinder half uit, kies de
standaardspoorbreedte (860 (K008-3) of
990 (U10-3) mm) en laat de bak op de
grond zakken.
2. Controleer of het oliepeil bij normale
temperatuur (tussen 10 en 30°C) tussen de
streepjes ligt.
3. Als het oliepeil tussen de streepjes ligt, is
bijvullen niet nodig.
4. Is het peil te laag, vul dan olie bij voordat u
de motor start. Dat is belangrijk om het
hydraulische systeem te beschermen.
(1) Opgegeven oliepeil
(2) Tankdop
Smeerpunten
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Laat alle werktuigen op de grond
••
zakken en zet de motor uit.
••
• Let er onder het smeren op dat
••
u niet op de baktanden stapt.
••
• Bij graafwerkzaamheden in het
••
water moet u de volgende punten overvloedig smeren. Smeer
na afloop van het werk opnieuw.
Gebruik voor het smeren de hieronder
genoemde en afgebeelde smeernippels.
1. Onderste giekophanging ............... 1 plaats
2. Onderste armophanging ............... 1 plaats
3. Bakverbindingspen ................... 2 plaatsen
4. Giekcilindernaaf ........................ 2 plaatsen
5. Armcilindernaaf ......................... 2 plaatsen
6. Bakcilinderpen .............................. 1 plaats
7. Zwenkdraaipunt giek ................. 2 plaatsen
8. Zwenkcilindernaaf ......................... 1 plaats
9. Bevestigingspen duwblad ......... 2 plaatsen
10. Cilindernaaf duwblad .................... 1 plaats
43
Controleren van de radiateur
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Zet altijd de motor uit voordat u
••
de radiateur controleert.
••
• Draag tijdens het reinigen met
••
perslucht oogbescherming.
1. Controleer of de vinnen en ribben niet
verstopt zijn. Is dit het geval, dan moet u ze
met perslucht of stoom schoonmaken.
2. Vervang de rubberen slangen die
gebarsten of oud zijn. Controleer of de
slangklemmen goed vast zitten.
moeten schoon zijn, anders kan de lucht
niet vrij door de koelelementen stromen en
raakt de motor oververhit.
44
Elektrische bedrading en motor
schoonmaken
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Zet altijd de motor uit voordat u
••
de bedrading, kabels en motor
schoonmaakt.
Controleer voordat u begint of er zich op de accu,
kabels en bedrading, de uitlaatdemper of motor
ontvlambare substanties hebben verzameld.
Maak grondig schoon.
Elektrisch circuit controleren
Controleer het elektrische circuit op losse bedrading,
kortsluiting of losse aansluitingen.
Wassen van de hele machine
BELANGRIJK:
•Was de machine niet als de motor draait.
Dan kan er water in het luchtfilter komen en
de motor beschadigen.
Zorg dat het luchtfilter droog blijft.
45
REGELMATIGE CONTROLES EN ONDERHOUD
Onderhoud van de accu
IEDERE 50 BEDRIJFSUREN
De brandstoftank aftappen
Draai de aftapplug onderaan de brandstoftank
los en tap al het vocht en bezinksel af. Draai
de plug weer vast.
Aftappen van het brandstoffilter
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Zet de motor uit voordat u het
••
brandstoffilter aftapt.
••
• Tijdens de werkzaamheden
••
mag niet worden gerookt.
Controleer het brandstoffilter op vocht of
bezinksel en reinig zo nodig met lichte olie.
Zie voor nadere gegevens “Brandstoffilter
vervangen”.
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Accu’s bevatten zwavelzuur, dat
••
ernstige brandwonden kan veroorzaken. Voorkom contact met
de huid, ogen of kleding. Remedie - uitwendig: Spoelen met
veel water. Inwendig: Veel water
of melk drinken.
Onmiddellijk de hulp van een
arts inroepen. Ogen: Uitspoelen
met veel water gedurende 15 minuten en onmiddellijk medische
hulp inroepen. Houd accu’s buiten het bereik van kinderen.
••
• Voor controle of demontage van
••
de accu moet u de motor uitzetten en de startschakelaar in de
stand “OFF” zetten.
••
• Bij demontage van de accu,
••
moet u altijd de minkabel eerst
losmaken. Bij installatie van een
accu gaat u omgekeerd te werk
en sluit u de aardingskabel als
laatste aan. Hierdoor voorkomt
u een eventuele explosie door
vonken.
••
• Draag altijd oogbescherming tij-
••
dens werkzaamheden aan de
accu.
1. Controleer het niveau van de accuvloeistof
en vul indien nodig gedestilleerd water bij.
2. Wanneer er accuvloeistof wordt gemorst,
moet u bijvullen met een zwavelzuuroplossing met dezelfde concentratie.
3. Maak ook de (luchtopeningen in de)
accudoppen schoon.
(1) Brandstoffilter
46
(1) Accu(A) Accuvloeistofniveau
(B) “Te laag”
(C) “Goed”
(D) “Te hoog”
Accu opladen
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Als de accu functioneert, zijn
••
de waterstof- en zuurstofgassen in de accu zeer explosief. Houd open vuur en vonken
altijd uit de buurt van de accu,
met name tijdens het opladen.
••
• Verwijder tijdens het opladen
••
de ventilatiedoppen.
••
• Bij het losmaken van de kabels
••
van de accu moet u de minpool als eerste loskoppelen.
Bij het aansluiten van de kabels op de accu moet u de
pluspool als eerste verbinden.
••
• Controleer de accuspanning niet
••
door de polen kort te sluiten.
Gebruik hiervoor een spanningsmeter of hydrometer.
3. Om de accu langzaam op te laden sluit u
de pluspool van de accu aan op de
pluspool van de lader en de minpool van
de accu op de minpool van de lader.
Vervolgens laadt u op de gebruikelijke
manier de accu op.
4. Snel opladen mag alleen in noodgevallen
plaatsvinden. Hierdoor wordt de accu
versneld gedeeltelijk geladen.
Een snel opgeladen accu moet zo snel
mogelijk opnieuw worden opgeladen.
Doet u dit niet, dan wordt de levensduur
van de accu verkort.
5. Bij een soortelijk gewicht van het
accuzuur tussen 1,27 en 1,29 is het laden
voltooid.
6. Bij vervanging moet de nieuwe accu
dezelfde specificaties hebben als de
oude.
Smeren van de draaikrans van het
zwenkframe
1. Gebruik voor het smeren de vetnippel (aan
de rechterzijde).
2. Verdraai het zwenkframe steeds 90°
(1,58 rad.) en smeer opnieuw.
3. Gebruik ongeveer 50 gram vet (ongeveer
20 keer pompen met de vetspuit). Verdeel
het vet over de draaikrans.
1. Controleer of het accuzuur in elke cel tot
aan de ontluchtingsruimte komt. Vul zo
nodig, in een goed geventileerde ruimte,
bij met gedestilleerd water.
2. Het water in het accuzuur verdampt
tijdens het opladen. Door een tekort aan
vloeistof raakt de accu beschadigd. Een
teveel aan vloeistof kan overlopen,
waardoor het chassis beschadigd kan
raken.
(1) Smeernippel (voor draaikrans)
47
IEDERE 100 BEDRIJFSUREN
Voer tevens al het onderhoud na 50
bedrijfsuren uit.
Motorolie verversen (eerste
verversing na 50 bedrijfsuren)
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Zet de motor uit en wacht tot
••
de olie is afgekoeld.
1. Draai de aftapplug onderaan de motor los
en tap alle oude olie af.
2. Draai de aftapplug weer vast.
BELANGRIJK:
•Ongeacht het aantal bedrijfsuren moet de
Smering van de pennen voor de bak
Gebruik voor het smeren de in onderstaande
afbeelding aangegeven smeernippels
1. Bakverbindingspen................... 2 plaatsen
motorolie elk halfjaar worden ververst.
Hoeveelheid motorolieongeveer 2,2 l
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Laat alle werktuigen op de
••
grond zakken en zet de motor
uit.
••
• Pas tijdens het smeren op dat
••
u niet op de tanden van de bak
gaat staan.
••
• Bij graafwerkzaamheden in het
••
water moeten de volgende
punten overvloedig worden
gesmeerd. Smeer na afloop
van het werk opnieuw.
(1) Aftapplug
3. Vul tot het juiste niveau met nieuwe olie.
(1) Vulopening olie(A) Vereist niveau
4. Laat de motor ongeveer 5 minuten
stationair draaien. Controleer het motoroliepeil. Om het peil te controleren steekt
u de peilstok helemaal in de betreffende
vulopening en trekt u hem vervolgens
weer naar buiten. Als het oliepeil tussen
de twee streepjes ligt, is bijvulling niet
nodig.
48
De slangen van de radiateur
IEDERE 200 BEDRIJFSUREN
Voer tevens al het onderhoud na 50
bedrijfsuren uit.
Spanning ventilatorriem controleren
Controleren en afstellen van de
spanning van de ventilatorriem
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Zet eerst de motor uit.
••
••
• Na het onderhoud moet de
••
beschermkap van de riem worden teruggeplaatst.
1. Druk de ventilatorriem D in het midden
omlaag met een kracht van circa 10 kg.
De riemspanning is correct bij een
doorbuiging van ongeveer 7 mm. Draai
anders de bouten A en B los en verschuif
de dynamo C in de richting van de pijl.
2. Vervang de ventilatorriem als deze is
versleten, gebarsten of gescheurd.
Controleer of de waterslangen goed vastzitten.
Deze controle moet iedere 200 bedrijfsuren of,
als dat eerder is, ieder halfjaar worden
uitgevoerd.
1. Zet eventuele loszittende of lekkende
2. Vervang gezwollen, verouderde of
controleren
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Wacht tot de koelvloeistof in
••
de radiateur is afgekoeld.
slangklemmen goed vast.
gebarsten radiateurslangen en zet de
slangklemmen vervolgens weer goed
vast.
BELANGRIJK:
•Als de riem te slap gespannen is, kan hij
slippen en oververhitting van de motor of
een onvoldoende opgeladen accu veroorzaken. Controleer de ventilatorriemspanning regelmatig.
•Als de ventilatorriem breekt of van de
geleiders springt, gaat het lampje voor het
opladen van de accu branden. Zet de
motor dan direct uit.
(1) Radiateurslangen
(2) Slangklemmen
Het oliefilter van de motor vervangen
(eerste vervanging na 50 bedrijfsuren)
1. Verwijder het patroon met de
meegeleverde filtersleutel.
(1) Oliefilterpatroon
49
2. Smeer de O-ring van het nieuwe
oliefilterpatroon licht in met olie. Draai het
oliefilterpatroon vervolgens met de hand vast.
3. Vul tot het juiste niveau met motorolie.
4. Laat de motor gedurende ongeveer 5
minuten draaien en kijk of het
controlelampje voor de motorolie niet gaat
branden. Zet vervolgens de motor uit.
5. Nadat u de motor hebt gestart, zal het
motoroliepeil overeenkomstig de oliefiltercapaciteit zakken. U moet olie bijvullen.
BELANGRIJK:
•Controleer bij vervanging van het filter
altijd het oliepeil.
Het luchtfilterelement controleren
en reinigen
Open de motorkap en verwijder de stofkap.
Verwijder alleen het buitenste element. Maak
het element en de binnenzijde van de
behuizing schoon en monteer het geheel weer.
Let er bij het terugplaatsen op dat u de stofkap
met de markering voor de bovenzijde (pijl) naar
boven monteert. Het binnenste element mag
niet worden verwijderd.
Onderhoud luchtfilter
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk
letsel te voorkomen:
••
• Draag oogbescherming.
••
Schoonmaken met perslucht
De maximumdruk van de perslucht is 5 bar
(5 MPa) en het patroon moet van binnen naar
buiten worden schoongeblazen tot alle stof is
verwijderd.
BELANGRIJK:
•Wanneer de machine in extreem stoffige
omgevingen wordt gebruikt, moet het
luchtfilterelement vaker worden gecontroleerd en schoongemaakt dan de
opgegeven onderhoudsintervallen.
•Het luchtfilter heeft een droog element;
houd dit vrij van olie.
•Laat de motor niet draaien zonder
luchtfilter.
(1) Buitenste element
(2) Binnenste element
(4) Behuizing
(4) Stofkap
(5) Klemmen
BELANGRIJK:
•Is de luchtaanzuiging nog steeds
onvoldoende, of is de kleur van de
uitlaatgassen na het schoonmaken nog
steeds niet normaal, vervang dan het
luchtfilterelement.
50
De draaikrans van het zwenkframe
2. Draai de ringmoer los en verwijder het
smeren
1. Gebruik voor het smeren de smeernippels.
2. Verdraai het zwenkframe steeds 90°
(1,58 rad.) en smeer opnieuw
(1) Smeernippel
IEDERE 500 BEDRIJFSUREN
Voer tevens al het onderhoud na 50
bedrijfsuren uit.
3. Vervang het oude door een nieuw element
4. Monteer het reservoir en de ringmoer.
5. Zet de brandstofkraan weer open.
(1) O-ring
(2) Element
(3) Reservoir
(4) Ringmoer
reservoir. Reinig het reservoir aan de
binnenzijde met lichte olie.
en zet het op de juiste plaats vast met de
hand.
Het brandstoffilterelement vervangen
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Blijf uit de buurt van vuur.
••
1. Zet de brandstofkraan dicht.
(1) Brandstofkraan(A) “Open”
(B) “Dicht”
BELANGRIJK:
•Na vervanging van het element moet u
het brandstofsysteem ontluchten.
IEDERE 1000 BEDRIJFSUREN
Voer tevens al het onderhoud na 50, 200 en
500 bedrijfsuren uit.
Hydrauliekolie verversen (inclusief
vervangen van het aanzuigfilter en
het retourfilter in de hydraulische
tank)
OPMERKING:
Neem voor nadere gegevens contact op met
uw KUBOTA-dealer.
51
Hoeveelheid hydraulische olie ongeveer 12,5 l
Hydrauliekolie controleren
bij gebruik hydraulische sloophamers
De in de gebruikershandleiding aangegeven
verversing van de hydrauliekolie na 1000
bedrijfsuren is gebaseerd op normale
graafwerkzaamheden. De volgende controlemaatregelen zijn van toepassing bij gebruik
van hydraulische sloophamers.
1. Hydrauliekolie verversen en bijvullen
1) De hydrauliekolie moet bij gebruik van
sloophamers vaker worden ververst,
omdat de omstandigheden dan zwaarder zijn dan bij normaal graafwerk.
2) Gebruik alleen de in de gebruikershandleiding aanbevolen typen olie bij het
verversen of bijvullen van olie.
3) Meng voor het bijvullen geen
verschillende merken olie.
2. Filter vervangen en olie verversen in
retourleiding
1) Het filter moet vaker worden vervangen
in verband met vervuiling door het
regelmatig monteren en demonteren
van de slangen.
2) Gebruik een nieuw filter van het juiste
type.
3) Ververs de olie overeenkomstig het
aantal bedrijfsuren.
(1) Aanzuigfilter
(2) Retourfilter
(3) Aftapplug
Normaal graafwerk
20%
Bij %
sloopwerk
als volgt
40%
60%
meer
Retourfilter
hydraulische olie
iedere
1000 uur
iedere 800 uur
iedere 400 uur
iedere 300 uur
iedere 200 uur
Aanzuigfilter
uur
1000
52
IEDERE 1000 BEDRIJFSUREN OF
ÉÉN KEER PER JAAR
Luchtfilterelement vervangen
Open de motorkap en verwijder de stofkap.
Vervang het buitenste en het binnenste
element door nieuwe elementen.
Plaats de stofkap zodanig terug dat de
markering voor de bovenzijde (pijl) naar boven
wijst.
JAARLIJKS ONDERHOUD
Elektrische bedrading en zekeringen
Controleer regelmatig of alle aansluitingen
goed vast zitten. Losse of beschadigde
bedrading kan storingen in het elektrische
systeem veroorzaken. Daardoor kunnen
kortsluiting, lekstroom en andere dure
problemen ontstaan. Controleer de bedrading
en vervang beschadigde onderdelen daarom
onmiddellijk. Wanneer een zekering kort na
vervanging doorbrandt, dient u contact op te
nemen met de dichtstbijzijnde KUBOTAdealer. Gebruik alleen zekeringen van het
voorgeschreven type.
TWEEJAARLIJKS ONDERHOUD
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Draai de radiateurdop niet los
(1) Buitenste element
(2) Binnenste element
(3) Behuizing
(4) Stofkap
(5) Klemmen
BELANGRIJK:
•Vervang het element vaker indien u in een
omgeving met veel stof of zand werkt.
IEDERE 2000 BEDRIJFSUREN
Radiateurslangen vervangen
Vervang de radiateurslangen en slangklemmen
iedere twee jaar. Gezwollen, verharde of
gebarsten slangen moeten eerder worden
vervangen.
••
voordat de radiateur voldoende is afgekoeld. Draai de
dop eerst alleen wat losser en
wacht tot de druk van het systeem is. Draai de dop daarna
helemaal los.
Voer tevens al het onderhoud na 50, 200, 500
en 1000 bedrijfsuren uit.
Olie verversen van spanwielen en
steunrollen
OPMERKING:
Neem voor nadere gegevens contact op met
uw KUBOTA-dealer
De dynamo en de startmotor
controleren
OPMERKING:
Neem voor nadere gegevens contact op met
uw KUBOTA-dealer.
(1) Radiateurslangen
(2) Slangklemmen
Koelvloeistof van de radiateur
vervangen
(Bij gebruik van lang bruikbare koelvloeistof).
Zet de motor uit en wacht tot hij volledig is
afgekoeld.
1. Verwijder de aftapplug aan de onderzijde
van de radiateur en tap alle koelvloeistof
af.
2. Spoel de radiateur door met water.
3. Doe de aftapplug terug op zijn plaats en
vul de radiateur met koelvloeistof. Laat de
motor ongeveer 5 minuten stationair
draaien, zet de motor uit en controleer het
peil van de koelvloeistof.
4. Bij aflevering is het systeem gevuld met
een oplossing van 50% antivries.
53
Hoeveelheid koelvloeistofongeveer 3,5 l
BELANGRIJK:
•De motor mag niet worden gebruikt zonder
koelmiddel.
•Gebruik schoon, vers water en antivries
om het radiateursysteem te vullen.
•Een wateroplossing mag niet meer dan
50% antivries bevatten (50/50 wordt
aanbevolen).
•Draai de radiateurdop goed aan. Als de
dop los of niet goed zit, kan dit
oververhitting van de motor veroorzaken
door verlies van koelvloeistof.
(1) Aftapplug
(1) Radiateurdop
(2) Reservetank
54
OVERIG ONDERHOUD
De schuifbalken van het
onderframe schoonmaken
Wanneer de schuifbalken van het onderframe
verstopt zijn of bedekt met aarde of zand, kunt
u de schuifstangen naar behoefte als volgt
schoonmaken.
WAARSCHUWING
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel of dodelijke
ongevallen te voorkomen:
••
• Rijd de machine voor het
••
schoonmaken naar vlak terrein.
1. Til met behulp van de duwblad- en
giekfuncties de machine van de grond.
2. Zet de keuzehendel spoorbreedte/duwblad
in de stand “Spoorbreedte instellen”.
3. Trek de hendel naar achteren en stel de
spoorbreedte in op 860 (K008-3) of 990
(U10-3) mm.
4. Verwijder het zand en de aarde van de
schuifbalken en smeer de schuifstangen
gelijkmatig in met vet. Let op dat u alle vier
de schuifbalken smeert.
5. Maak met de bedieningshendel de
spoorbreedte enkele keren kleiner en
groter om het vet goed uit te smeren.
6. Zet de keuzehendel spoorbreedte/duwblad
in de stand “Duwblad”.
7. Laat de machine voorzichtig op de grond
zakken door het duwblad en de giek te
verplaatsen.
is het systeem onvoldoende ontlucht. In
dat geval moet u stappen 2 en 3 herhalen.
1. Gebruik een dopsleutel om de smeernippel een paar slagen los te draaien.
2. Wanneer er vet langs het schroefdraad
naar buiten komt, verdraait u de rupsband
en stelt u de rupsband in opgetilde positie
minder strak af (zie afbeelding).
Na het afstellen:
Draai de smeernippel vast met de dopsleutel.
Het aanhaalmoment moet tussen 98 en
108 Nm (10 tot 11 kgf·m) liggen.
BELANGRIJK:
•Als de rupsbanden te strak staan, slijten
ze sneller.
•Staan de rupsbanden te slap, dan komen
de rupsbandschoenen mogelijk tegen het
tandwiel, en is de slijtage groter.
De rupsband kan ook verschuiven of
helemaal los raken.
•Maak de rupsbanden na ieder gebruik
schoon.
•Als de rupsband strakker komt te staan
door aanklevende modder, tilt u hem met
behulp van de giek, arm en bak op.
Vervolgens laat u de motor stationair
draaien en maakt u de rupsband grondig
schoon, vooral tussen de schalmplaten.
Span de rupsbanden als volgt:
1. Breng vet (2) aan via de smeernippel (1).
AFSTELLEN VAN DE RUPSBANDEN
Om de rupsbanden minder strak af te
stellen, volgt u de volgende procedure.
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om
lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Draai de smeernippel niet vol-
••
ledig of te snel los. Anders kan
het vet door de hoge druk in de
cilinder naar buiten spuiten.
••
• Kruip nooit onder de graaf-
••
machine.
(1) Smeernippel
(2) Smeerpistool
56
2. Breng de rupsband in opgeheven positie
op de juiste spanning, zodat de afstand
“A” (ruimte tussen de steunrol en de
binnenzijde van de rupsband, zie
afbeelding) 10 tot 15 mm is. (In dit geval
bevindt de naad van de rupsband zich
bovenaan in het midden tussen het
spanwiel en het tandwiel).
GEVAAR
Ga als volgt te werk om ernstig
lichamelijk letsel of dodelijke
ongevallen te voorkomen:
••
• Kom niet onder de schuin
••
staande machine.
••
• Voor uw eigen veiligheid mag
••
u nooit vertrouwen op
hydraulisch ondersteunde
werktuigen, deze kunnen door
lekkage plotseling omlaag komen of per ongeluk omlaag
worden bewogen.
BELANGRIJK:
•Zorg ervoor dat er geen stenen of andere
voorwerpen in de rupsband blijven steken.
Die moet u verwijderen voordat u de
rupsbandspanning aanpast.
•Naad rupsband
De uiteinden van de rubberen rupsband
zijn verbonden door een naad. Bij het
afstellen van de rupsbanden moet de naad
bovenaan in het midden worden geplaatst,
tussen het spanwiel en het tandwiel.
Is de naad onjuist geplaatst, dan komen
de rupsbanden te slap te staan en zal
opnieuw moeten worden afgesteld.
•Draai de rupsband na het afstellen een
keer of twee rond om de spanning te
controleren.
•De volgende punten moeten eveneens in
acht worden genomen bij het afstellen van
rubberen rupsbanden.
1) Bij meer dan 25 mm speling moet u de
rupsband afstellen.
2) Controleer de rupsbandspanning na de
eerste 30 bedrijfsuren en stel zo nodig
af. Daarna is elke 50 bedrijfsuren
controle en afstelling nodig.
(1) Naad (markering “앝”)(A) 10 tot 15 mm
Speciale informatie voor het
gebruik van rubberen rupsbanden
1. Draai bij voorkeur zo langzaam mogelijk.
Draai liever niet om het middelpunt, om
slijtage van de verbindingslippen en het
binnendringen van vuil te voorkomen.
2. De ontlastklep kan worden geactiveerd
wanneer de rupsbanden verstopt raken
met vuil en zand. In dat geval rijdt u de
machine over korte afstand recht achteruit
om de aarde en het zand af te schudden,
vervolgens kunt u een bocht maken.
3. Gebruik geen rubberen rupsbanden bij het
werken in rivierbeddingen, op stenige
ondergronden, gewapend beton en ijzeren
platen. Het rubber kan beschadigd raken
en de rupsband zal sneller slijten.
ZEKERINGEN
Zekeringen vervangen
1. Verwijder het deksel van de zekeringhouder.
2. Vervang de doorgebrande zekering door
een zekering met dezelfde capaciteit.
Zekeringcapaciteiten en circuits
57
Trage smeltzekering
De trage smeltzekering dient ter bescherming
van de elektrische circuits. Wanneer de
zekering doorbrandt, moeten de elektrische
circuits worden gecontroleerd op storingen en
vervolgens moet een nieuwe, compatibele
trage smeltzekering worden aangebracht.
(1) Trage smeltzekering
(1) Zekeringhouder
Nr. HoeveelheidCircuit
115A
210A
35A
45A
15A, 10A, 5A
Elektromagnetische klep brandstof
Werklamp, claxon
Urenteller, brandstofpomp,
waarschuwingslampjes, regulateur
Tijdrelais
Reservezekeringen
58
PROBLEMEN OPLOSSEN
Wanneer de graafmachine niet de gewenste prestaties levert of wanneer problemen ontstaan, kunt
u de onderstaande tabel raadplegen en de nodige maatregelen treffen.
ProbleemOorzaakOplossing
* Controleer brandstoftank en -filter
* Tap water en bezinksel af
* Vervang zo nodig het filter
* Tap water af uit brandstoftank
* Controleer aansluitingen brandstofleidingen op
losse bouten en moeren
* Ontlucht het brandstofsysteem (zie voor
brandstoffilter en injectiepomp "ONTLUCHTEN VAN
HET BRANDSTOFSYSTEEM" in "OVERIGE
AFSTELLINGEN EN VERVANGINGEN")
* Giet heet water over de radiateur
* Gebruik een olie die beter past bij de
omgevingstemperatuur (SAE10W, SAE10W-30
of SAE10W-40)
* Laad accu op
* Controleer brandstofpeil en vul zo nodig bij
* Ontlucht het brandstofsysteem
* Tap motorolie af tot voorgeschreven peil
Startproblemen
Onvoldoende
motorvermogen
Motor slaat af
Uitlaatgas vertoont
Motor
ongewone kleur
Brandstof is te viskeus
Lucht of water in
brandstofsysteem
Olie is te viskeus,
waardoor motor
in de winter
te zwaar loopt
Accu is bijna leeg;
onvoldoende
compressie
Te weinig brandstof* Controleer brandstofpeil en vul zo nodig bij
Verstopt luchtfilter* Maak luchtfilterelement schoon
Te weinig brandstof
Arme brandstof* Gebruik hoogwaardige brandstof
Te veel motorolie
Watertemperatuur
is te hoog
(oververhitting)
Versleten of gescheurde
ventilatorriem
Te weinig koelvloeistof
Vinnen of ribben van de
radiateur zijn verstopt
Koelvloeistof is vervuild
met roest van cilinderkop
of carter
Radiateurdop defect
(waardoor vloeistof
verdampt)
Verroeste koelleidingen
Voortdurend bedrijf bij
volledige belasting
Te laag peil motorolie
Gebruik van arme
brandstof
* Stel de ventilatorriem af of vervang hem
* Vul bij tot voorgeschreven niveau
* Maak radiateur schoon
* Vervang koelvloeistof en voeg antiroestmiddel toe
* Vervang dop
* Maak leidingen schoon
* Verminder belasting
* Vul bij tot voorgeschreven niveau
* Gebruik voorgeschreven brandstof
ProbleemOorzaakOplossing
Vermogen van giek,
arm, bak, aandrijving,
zwenkframe en
duwblad is te laag
Hydraulisch
systeem
Hydraulische olie op te
laag peil
Lekkage via slangen en/of
aansluitingen
* Voeg olie bij
* Vervang slang(en) of aansluiting(en)
59
Zwenkmotor werkt
niet
Afwijkende
rijrichting
Stuur-inrichting
Zwenkvergrendelingspen
in vergrendelde positie
Geblokkeerd door stenen
Rupsband(en) te los of
te strak
* Ontgrendel de pen
* Verwijder stenen
* Stel de rupsband(en) goed af
60
GEBRUIK BIJ LAGE TEMPERATUREN
VOORBEREIDINGEN VOOR GEBRUIK
BIJ LAGE TEMPERATUREN
1. Vervang de motorolie en hydrauliekolie
door oliesoorten met een viscositeit die
geschikt is voor lage temperaturen.
2. Bij lage temperaturen daalt het accuvermogen en kan de accuvloeistof bevriezen
wanneer de accu onvoldoende geladen is.
Om te voorkomen dat de accuvloeistof
bevriest, moet de accu na de
werkzaamheden voor minimaal 75% van
de capaciteit geladen zijn. Om de
volgende start gemakkelijker te maken
raden wij aan de accu op te slaan in een
gesloten of verwarmde ruimte. Bij een te
laag niveau van de accuvloeistof moet
niet na de werkzaamheden worden
bijgevuld maar vóór het volgende gebruik,
bij draaiende motor.
3. Als de omgevingstemperatuur naar
verwachting onder 0°C daalt, voegt u
antivries toe aan de koelvloeistof in de
radiateur en reservetank. De mengverhouding van water en antivries is afhankelijk
van de verwachte omgevingstemperatuur.
Aanbevolen is echter een verhouding 50/50.
•Zie “Koelmiddel controleren” onder
“DAGELIJKSE CONTROLES” in “ONDERHOUD” voor de hoeveelheid koelvloeistof waarmee de radiateur moet
worden gevuld.
MAATREGELEN NA AFLOOP VAN
HET WERK
Maak de graafmachine na de werkzaamheden
grondig schoon en droog. Anders kunnen bij
temperaturen onder 0°C modder en aarde op
de rupsbanden vastvriezen. De graafmachine
kan dan niet worden gebruikt. Bewaar de
graafmachine op een droge plaats; is dit niet
mogelijk, zet hem dan op houten planken of
matten. Wanneer de graafmachine op een
vochtige of modderige ondergrond wordt
achtergelaten, kunnen de rupsbanden ‘s
nachts bevriezen. De graafmachine kan dan
niet worden gebruikt. Daarnaast kan ook de
tandwielvertraging worden beschadigd.
Wrijf ook de zuigerstangen van de
hydraulische cilinders droog. Anders kan
ernstige schade ontstaan indien vuil water
door de dichtingen sijpelt.
•Mengverhouding tussen water en antivriesmiddel
Omgevingstemperatuur
Antivries %
Water
%70 70 70 65 60 55 50
BELANGRIJK:
•Gebruik permanent antivriesmiddel of lang
bruikbaar koelmiddel.
•Tap al het koelmiddel af en maak de
binnenzijde van de radiateur schoon. Vul
daarna met een mengsel van water en
antivries.
•Aangezien het antivriesmiddel ook
functioneert als antiroestmiddel, is het niet
nodig om nog iets toe te voegen aan het
mengsel van water en antivriesmiddel.
-5 -10 -15 -20 -25 -30 -35
˚C
30 30 30 35 40 45 50
61
LANGDURIGE OPSLAG
VOORZICHTIG
Ga als volgt te werk om lichamelijk letsel te voorkomen:
••
• Maak de graafmachine niet schoon terwijl de motor draait.
••
••
• Om vergiftiging door uitlaatgassen te voorkomen mag de motor niet draaien in
••
een gesloten ruimte zonder afdoende ventilatie.
••
• Bij opslag moet u de sleutel uit het contact halen om te voorkomen dat onbe-
••
voegden de graafmachine bedienen en gewond raken.
Houd u aan de volgende procedures wanneer de graafmachine langdurig wordt
opgeslagen:
1. Maak de gehele graafmachine grondig schoon en stal hem in ieder geval binnen. Moet de
graafmachine toch buiten worden opgeslagen, zet hem dan op houten planken op een vlakke,
horizontale ondergrond en dek hem volledig af.
2. Ververs de olie en smeer de graafmachine.
3. Smeer de zichtbare delen van de zuigerstangen goed in.
4. Verwijder de accu en bewaar deze binnen.
5. Als de temperatuur naar verwachting onder 0°C daalt, voeg dan antivries toe of tap de
koelvloeistof volledig af.
BELANGRIJK:
•Zet de motor uit voordat u de graafmachine wast.
Als u de graafmachine wast terwijl de motor draait, kan er water door de inlaat in het luchtfilter
terechtkomen, hetgeen motorproblemen veroorzaakt.
Was voorzichtig en voorkom dat er water in het luchtfilter terechtkomt.
Houd u aan de volgende procedures wanneer de machine na langdurige opslag
weer wordt gebruikt.
1. Veeg het vet van de hydraulische cilinderstangen af.
2. Start de motor en bedien de aangekoppelde werktuigen en aandrijfmechanismen zonder
belasting, zodat de hydrauliekolie kan circuleren. (Als de machine langer dan een maand wordt
opgeslagen, moeten de stappen (1) en (2) één keer per maand worden uitgevoerd).
62
AANBEVOLEN SMEERMIDDELEN
BELANGRIJK
1. Bij aflevering is de machine voorzien van hydrauliekolie met een viscositeit van ISO 46.
2. Gebruik motorolie CD, CE of CF volgens API-classificatie.
3. Gebruik SAE 90 (API, CLA/GL5) als olie voor de aandrijfeenheid voor alle seizoenen.
Toepassing
Winter / bij lage
temperatuur
Zomer / bij hoge
temperatuur
Motorolie
Alle seizoenen
Winter / bij lage
temperatuur
Zomer / bij hoge
Tandwielolie
temperatuur
Alle seizoenen
Winter / bij lage
temperatuur
Viscositeit
SAE
10W
SAE
20W
SAE
30
SAE
40
SAE
50
Universeel
SAE
75
SAE
80
SAE
90
SAE
140
Universeel
ISO
32
ISO
46
ShellMobilExxon
Shell Rotella T10W
Shell Rimula 10W
Shell Rotella T20W-2
Shell Rimula 20W-20
Shell Rotella T30
Shell Rimula 30
Shell Rotella T40
Shell Rimula 40
Shell Rimula 50
Shell Rotella T15W
Shell oil S8643
Shell Spirax HD80W
Shell Spirax HD90
Shell Spirax HD140
Shell Spirax HD80W
Shell Spirax HD85W
Shell Tellus T32
Shell Tellus T46
MIL-norm
Mobil Delvac 1310
Mobil Delvac 1320
Mobil Delvac 1330
Mobil Delvac 1340
Mobil Delvac 1350
Mobilube HD80W-90
Mobilube HD80W-90
Mobilube 46MIL-L-2105
Mobilube HD80W-90
Mobilube HD85W-140
Mobilube HD80W-140
Mobilube HD80W-90
Mobil DTE-Oil 13
Mobil DTE-Oil 15
XD-3 10W
XD-3 Extra 10W
XD-3 20W-20
XD-3 Extra 20W-20
XD-3 30
XD-3 Extra 30
XD-3 40
XD-3 Extra 40
XD-3 15W-40
XD-3 Extra 15W-40
GX80W-90
NUTO H32
NUTO H46
MIL-L-2104C
MIL-L-2104D
MIL-L-2105C
MIL-L-2105C
Zomer / bij hoge
Hydraulische olie
temperatuur
Vet
Brandstof
Brandstof bij temp. -5˚C
ISO
68
Shell Tellus T68
Shell Alvania EP2Mobilux EP2BEACON Q2
Mobil DTE-Oil 16
Lichte olie Nr. 2-D (ASTM D975)
Lichte olie Nr. 1-D (ASTM D975)
NUTO H68
63
BELANGRIJKSTE AFMETINGEN
A B C D E F G H I J K L M N O
K008-3
245 300
U10-3 355 435
700/
860
750/
990
750 820
500 900
700/
2870 2030 1720 1380 1120 1420 1940
860
750/
3050 2210 1800 1550 1250 1420 2100
990
200 180
215 190
mm
P Q R S T
2000
2310
2750 3020 3070
750
2980 3330 3380
670
64
HEFVERMOGEN
1. Het hefvermogen is gebaseerd op ISO 10567 en is maximaal 75% van de statische
kantelbelasting van de machine of 87% van het hydraulische hefvermogen van de machine.
2. De bewegingen zijn als volgt.
1) Het belastingspunt ligt bij de voorste bout van de arm.
2) De standen zijn (i) boven - voor (blad omhoog), (ii) boven - voor (blad omlaag) en (iii) boven zijkant.
3) De werkcilinder is die van de giek.
3. De bak van de graafmachine, de haak, de strop en andere hefaccessoires maken deel uit van de
totale belasting.
Machinesamenstelling:
Geen bak, overige specificaties volgens de standaardregelgeving.
WAARSCHUWING:
Ga als volgt te werk om lichamelijk letsel of dodelijke ongevallen te voorkomen:
••
• Het is verboden lasten te tillen/verplaatsen die groter zijn dan de waarden in de
••
tabellen met hefcapaciteiten.
••
• De in de tabel genoemde waarden gelden alleen voor vlakke, horizontale en
••
harde ondergronden. Bij het optillen op een zachte ondergrond kan de machine
kantelen doordat de machine slechts aan één kant wordt belast.
••
• De waarden in de tabel zijn berekend aan het uiteinde van de arm, zonder de bak.
••
Om de toegestane belastingen te vinden voor machines met bak, moet het gewicht van de bak worden afgetrokken van de waarden in de tabel.
HEFVERMOGEN
BOVEN VOOR
65
DUWBLAD OMHOOG
MODEL
(i) BOVEN VOOR DUWBLAD OMHOOG
HOOGTE
(mm)
K008-3
0500
SPEC.
WEGRADIUS (mm)
1000 1500 2000 2500 3000
2500
2000
1500
4,5
(0,46)
4,5
(0,46)
4,2
(0,43)
2,7
(0,28)
2,5
(0,26)
2,3
(0,24)
2,3
(0,23)
2,3
(0,24)
GL
1000
500
0
-500
-1000
-1500
(ii)
BOVEN VOOR (DUWBLAD OMLAAG)
HOOGTE
(mm)
2500
2000
1500
1000
GL
500
-500
-1000
-1500
0500
0
WEGRADIUS (mm)
1000 1500 2000 2500 3000
2,8
(0,28)
4,0
(0,40)
7,1
4,0
(0,72)
(0,41)
5,8
3,4
(0,59)
(0,35)
4,2
2,5
(0,43)
(0,26)
1,8
(0,18)
1,8
(0,18)
1,7
(0,18)
1,6
(0,17)
1,6
(0,16)
1,5
(0,16)
1,5
(0,16)
2,3
(0,23)
2,1
(0,22)
2,4
(0,24)
2,7
(0,27)
2,6
(0,27)
2,3
(0,23)
1,5
(0,16)
RUBBER
KN (ton)
1,2
(0,12)
1,2
(0,12)
1,1
(0,12)
KN
2,0
(0,20)
2,0
(0,20)
1,8
(0,19)
(ton)
(iii) BOVEN ZIJKANT (SPOORBREEDTE 860 mm)
HOOGTE
(mm)
2500
2000
1500
1000
GL
500
-500
-1000
-1500
0500
0
WEGRADIUS (mm)
1000 1500 2000 2500 3000
1,5
(0,15)
1,5
(0,15)
2,2
1,4
(0,23)
(0,14)
2,0
1,3
(0,20)
1,9
(0,19)
1,8
(0,18)
1,8
(0,19)
(0,14)
1,3
(0,13)
1,2
(0,12)
1,2
(0,13)
3,4
(0,34)
3,4
(0,34)
3,4
(0,34)
1,0
(0,10)
0,9
(0,10)
0,9
(0,09)
KN
(ton)
66
HEFVERMOGEN
BOVEN VOOR
DUWBLAD OMHOOG
0
U10-3
0500
0500
WEGRADIUS (mm)
1000 1500 2000 2500 3000
3,2
(0,33)
2,9
(0,30)
2,8
(0,28)
5,7
2,8
(0,59)
(0,28)
2,8
(0,28)
WEGRADIUS (mm)
1000 1500 2000 2500 3000
MODELSPEC.
(i) BOVEN VOOR DUWBLAD OMHOOG
HOOGTE
(mm)
3000
2500
2000
1500
1000
GL
500
-500
-1000
-1500
(ii) BOVEN VOOR (DUWBLAD OMLAAG)
HOOGTE
(mm)
3000
2500
2000
1500
7,1
(0,73)
3,6
(0,37)
5,2
(0,53)
4,8
(0,49)
4,0
(0,41)
3,1
(0,31)
1000
GL
500
0
-500
-1000
-1500
2,1
(0,21)
2,1
(0,22)
2,0
(0,21)
1,9
(0,20)
1,8
(0,19)
1,8
(0,18)
1,8
(0,19)
2,1
(0,21)
2,2
(0,23)
2,7
(0,28)
3,2
(0,32)
3,1
(0,32)
2,7
(0,28)
2,1
(0,21)
RUBBER
KN (ton)
1,5
(0,15)
1,4
(0,15)
1,4
(0,14)
1,4
(0,14)
1,3
(0,14)
KN (ton)
2,2
(0,22)
2,2
(0,23)
2,3
(0,24)
2,2
(0,23)
1,9
(0,19)
(iii) BOVEN ZIJKANT (SPOORBREEDTE 990 mm)
HOOGTE
(mm)
3000
2500
2000
1500
1000
GL
500
-500
-1000
-1500
0500
0
WEGRADIUS (mm)
1000 1500 2000 2500 3000
1,9
(0,19)
1,8
(0,19)
2,7
1,7
(0,28)
(0,18)
2,4
1,6
(0,25)
(0,17)
2,3
1,6
(0,24)
2,3
(0,23)
2,3
(0,24)
(0,16)
1,5
(0,15)
1,5
(0,16)
4,5
(0,46)
1,3
(0,13)
1,2
(0,13)
1,2
(0,12)
1,1
(0,12)
1,1
(0,11)
KN (ton)
BIJLAGEN
AANVULLENDE GEGEVENS VOOR DE GEBRUIKERSHANDLEIDING
67
Model
Max. trekbelasting aan trekhaak
Max.verticale belasting op de trekhaak
Lpa ( dB (A) )
Geluid
Lwa (dB (A) )
Vibratie stuurhendel
Vibratie bedieningshendel
(N)
(N)
(m/s2)
(m/s
K008-3
35300
4100
73
9089
4,2
2
)
3,0
U10-3
3,7
3,7
Vibratie stoel
Vibratie trede
(m/s
(m/s
2
)
2
)
Minder dan 0,5
2,0
68
EG-CONFORMITEITSVERKLARING
Fabrikant:
KUBOTA
Model:
K008–3
Serienummer:
10001~19999
Deze machine is ontworpen en gebouwd volgens de gezondheids- en veiligheidseisen van EGrichtlijn 98/37/EG.