Hartelijk dank voor uw aankoop van dit TS-2000(X)/ TS-B2000zendontvangtoestel van KENWOOD. Het apparaat werd
ontwikkeld door een team van ingenieurs die zich volledig
inzetten voor het uitstekende prestatievermogen en de
innovatie waar zendontvangtoestellen van KENWOOD om
bekend staan.
Dit zendontvangtoestel heeft digitale signaalverwerkings
(DSP) units voor de verwerking van IF- en AF-signalen.
Dankzij deze DSP-technologie zorgt de TS-2000(X)/
TS-B2000 voor een betere ruisreductie en wordt de kwaliteit
van het geluid dat u uitzendt zonder bijkomende analoge
filters verbeterd. U merkt het verschil wanneer u QRM en
QRN probeert tegen te gaan. Wanneer u dit zendontvangtoestel leert te gebruiken, zult u merken dat KENWOOD
probeert om haar producten gebruikersvriendelijk te maken.
Telkens wanneer u bijvoorbeeld het Menunummer in de
Menustand wijzigt, ziet u scrollende berichten op het display,
die u over uw selectie informeren.
Ook al is dit apparaat gebruikersvriendelijk, toch is het een
technisch geavanceerd toestel, en het kan zijn dat het functies
heeft die u niet eerder heeft gebruikt. Beschouw deze
handleiding als een persoonlijke instructiecursus door de
ontwerpers. Leer het apparaat aan de hand van de
handleiding te gebruiken en gebruik de handleiding daarna
als referentiemateriaal.
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES
Nadat u het zendontvangtoestel zorgvuldig heeft uitgepakt,
moet u de voorwerpen identificeren die in de tabel staan
beschreven. Wij raden u aan om de doos en het verpakkingsmateriaal te bewaren, in geval u het zendontvangtoestel ooit
opnieuw moet inpakken.
KENMERKEN
•Werking in alle standen, van HF tot 1,2 GHz (TS-2000/
TS-B2000 apart verkrijgbaar) amateurradioband met
DSP-functies.
•Dubbele digitale signaalverwerkings (DSP) units op hoge
snelheid.
•Instelbare DSP-filterfrequenties.
•Snelle automatische gevoeligheidsregeling (AGC).
•Een secundaire onafhankelijke ontvanger voor de 144 MHz
en 430 (440) MHz banden (alleen in de FM- en AM-stand).
•Een ingebouwde antennetuner voor de HF/ 50 MHz band.
•Een ingebouwde 9600/ 1200 bps TNC voor DX
pakketclusters toon (P.C.T.) en Sky Command II+.
•DX-pakketclusters toon (P.C.T.) voor
gegevensuitwisselingsschommelingen.
•Communicatietoets voor Instant Satelliet.
•Een vlijmscherp DSP-filter voor max. 50 Hz voor de
CW-functie.
1
Alleen E- en E2-types
GEBRUIKTE CONVENTIES
De onderstaande conventies worden gebruikt om de
instructies te vereenvoudigen en om onnodige herhalingen te
voorkomen.
N-i
MODELLEN DIE IN DEZE HANDLEIDING ST AAN
BESCHREVEN
De onderstaande modellen staan in deze handleiding
beschreven.
Voor de TS-B2000 kunt u on-line hulp raadplegen over de
werking en besturing van het zendontvangtoestel. Lees
pagina’s 2, 3 en 13 voor de installatie en voor informatie over
de contacten.
voor alle standen
zendontvangtoestel voor alle standen
voor alle standen
MARKTCODES
K-type:Amerika
E-type:Europa
E2-type: Spanje
De marktcode staat op de verpakking.
Lees de specificaties {pagina 105} voor informatie over de
beschikbare werkingsfrequenties.
N-ii
VOORZORGSMAA TREGELEN
De volgende voorzorgsmaatregelen voorkomen brand,
persoonlijk letsel en schade aan het zendontvangtoestel:
•Het zendontvangtoestel alleen aansluiten op een
stroombron die in deze handleiding staat beschreven, of
die op het apparaat zelf staat genoteerd.
•Routeer de stroomkabels op een veilige manier. Zorg
ervoor dat niemand over de snoeren kan lopen en dat er
geen voorwerpen op of tegen de snoeren drukken. Wees
vooral voorzichtig op plaatsen vlakbij contactdozen,
liggende stopcontacten en de invoercontacten van het
apparaat.
•Zorg er voor dat er geen voorwerpen of vloeistoffen via de
openingen in het zendontvangtoestel terechtkomen.
Metalen voorwerpen, zoals haarspelden of naalden, die in
het apparaat terechtkomen, kunnen de voltagespanning
raken en ernstige elektrische schokken veroorzaken. Laat
kinderen nooit voorwerpen in het zendontvangtoestel
steken.
•Zorg ervoor dat er nooit met de aardverbinding en met de
elektrische polarisatie van het apparaat geknoeid wordt;
blijf vooral van het stroomsnoer af.
•Alle buitenantennes voor dit apparaat moeten op een
goedgekeurde manier geaard worden. Een
aardverbinding biedt bescherming tegen spanningstoten
die door bliksem worden veroorzaakt. De verbinding
vermindert ook het risico van te veel statische elektriciteit.
VOORBEELD V AN ANTENNE-AARDING
INGANGSSNOER
VOOR DE ANTENNE
AARDVERBINDINGSKLEM
UITGANGSTOESTEL
VOOR DE ANTENNE
AARDINGSGELEIDERS
•Plaats het zendontvangtoestel niet in de buurt van
warmtebronnen, zoals een verwarming, gastoestel,
versterker of andere apparaten die grote hoeveelheden
warmte produceren.
•Gebruik geen vluchtige oplosmiddelen zoals alcohol,
verfverdunner, benzine of benzeen om de buitenkant van
het zendontvangtoestel schoon te maken. Gebruik een
schone doek met warm water of een zachte
zeepoplossing.
•Haal de stekker uit het stopcontact wanneer het
zendontvangtoestel langere tijd niet wordt gebruikt.
•Verwijder de omkasting van het zendontvangtoestel alleen
om accessoires te installeren, zoals dat in deze
handleiding of in de handleiding van de accessoires staat
beschreven. Volg de instructies zorgvuldig op om
elektrische schokken te vermijden. Als u dit soort werk niet
vaak doet, vraag dan of een ervaren persoon u kan
helpen, of laat een professionele reparateur de taak
verrichten.
•Ga naar een erkende reparateur indien:
a) Het stroomsnoer of de stekker is beschadigd.
b) Voorwerpen of vloeistof fen in het zendontvangtoestel
zijn terechtgekomen.
c) Het zendontvangtoestel aan regen heeft blootgestaan.
d) Het zendontvangtoestel niet goed werkt of de werking
ernstig is verslechterd.
e) Het zendontvangtoestel is gevallen of de behuizing is
beschadigd.
ELEKTRISCHE
SERVICEAPPARATUUR
AARDVERBINDINGSKLEM
ELEKTRODESYSTEEM
VOOR STROOMAARDING
•De minimum aanbevolen afstand tussen een
buitenantenne en spanningskabels is anderhalf maal de
verticale lengte van de constructie waar de antenne op
vast zit. Deze afstand zorgt er voor dat er genoeg afstand
tussen de antenne en de spanningskabels is, mocht de
steunconstructie falen.
•Plaats het zendontvangtoestel zo, dat de ventilatie niet
wordt gestoord. Plaats geen boeken of andere apparaten
op het zendontvangtoestel, waardoor de luchtstroom
wordt geblokkeerd. Laat een afstand van minstens 10 cm
tussen de achterkant van het apparaat en de muur of de
bureauplank.
•Het zendontvangtoestel niet in de buurt van water of in
vochtige ruimtes gebruiken. Gebruik het niet naast een
bad, wasbak, zwembad of in een vochtige kelder of zolder.
•Vaak betekent een vreemde geur of rook dat er problemen
zijn. Zet het toestel onmiddellijk UIT en trek het
stroomsnoer eruit. Neem voor advies contact op met een
reparatiedienst van KENWOOD of met uw dealer.
N-iii
INHOUDSOPGA VE
HARTELIJK DANK ............................................................. i
Een antennesysteem installeren en verbinden
{pagina 1}.
Een aardverbindingsysteem installeren dat
voldoet aan DC- en RF-aardingsvereisten
{pagina 1}.
Een bliksemafleider installeren om het
antennesysteem, uw persoonlijke veiligheid
en uw eigendom te beschermen {pagina 1}.
ANTENNE AANSLUITEN
Een antennesysteem bestaat uit een antenne, een
voedingslijn en een aardverbinding. Het zendontvangtoestel
functioneert uitstekend indien het antennesysteem zorgvuldig
wordt geïnstalleerd. Gebruik een juist ingestelde 50Ω antenne
van goede kwaliteit, een 50Ω coaxiale kabel van goede
kwaliteit en contacten van goede kwaliteit. Alle verbindingen
moeten schoon zijn en goed vast zitten.
Nadat de verbindingen tot stand zijn gekomen, moet de
impedantie van de coaxiale kabel en de antenne gelijk zijn,
zodat de staandegolfverhouding 1,5:1 of minder is. Een hoge
staandegolfverhouding heeft als gevolg dat het uitzendsignaal
verslechtert en kan leiden tot radiofrequentiestoring van
andere apparaten, zoals stereo-ontvangers en televisies. Het
kan zelfs uw eigen zendontvangtoestel verstoren. Als blijkt dat
uw signaal vervormd wordt, dan kan dit betekenen dat uw
antennesysteem de energie van het zendontvangtoestel niet
efficiënt genoeg uitstraalt.
Verbind uw primaire HF/ 50 MHz antennevoedingslijn aan
ANT 1 aan de achterkant van het toestel. Als u twee
HF/ 50 MHz antennes gebruikt, dan verbindt u de
secundaire antenne aan ANT 2. Verbind VHF (144MHz),
UHF (430/ 440 MHz) en 1,2 GHz (TS-2000/ TS-B2000
optioneel) antennes aan hun respectievelijke antennecontacten aan de achterkant van het zendontvangtoestel.
Lees pagina 13 voor de locatie van de antennecontacten.
Een gelijkstroomtoevoerbron installeren en verbinden
{pagina 2}.
Alle accessoires op het zendontvangtoestel aansluiten
{pagina’s 3, 94}. De accessoires zijn o.m.:
• Microfoon
• Antennetuner
• CW-toets
• Computer
• TNC/ Multistand
communicatieprocessor
• Koptelefoon
• Externe luidspreker
• RTTY-apparatuur
• Lineaire versterker
• Remote Paneel
AARDVERBINDING
Er is minimaal een goede gelijkstroom-aardverbinding nodig
om de kans op elektrische schokken te reduceren. Voor
betere communicatieresultaten is een goede RFaardverbinding voor het antennesysteem nodig. Er kan aan
deze twee voorwaarden worden voldaan d.m.v . een goede
aardverbinding van uw station. Begraaf één of meer
aardstaven of een grote koperen plaat onder de grond en
verbind dit aan de GND-terminal van het zendontvangtoestel.
Gebruik voor deze verbinding een zware meetdraad of een
koperen riem, die zo kort mogelijk afgesneden is. Gebruik
geen gaspijpen, elektriciteitsbuizen of plastic waterpijpen als
aardverbinding.
BESCHERMING TEGEN BLIKSEM
Zelfs in gebieden waar onweer niet vaak voorkomt, zijn er
momenten waarop het bliksemt. Denk goed na over hoe u uw
apparatuur en uw huis tegen blikseminslag kunt beschermen.
De installatie van een bliksemafleider is een begin, maar daar
houdt het niet mee op. U kunt bijvoorbeeld de uitzendlijnen
van uw antennesysteem afsluiten op een ingangspaneel dat u
buiten uw huis installeert. Aard dit ingangspaneel met een
goede externe aardverbinding, en verbind daarna de juiste
voedingslijnen tussen het ingangspaneel en uw zendontvangtoestel. Wanneer het bliksemt, haalt u de voedingslijnen uit
uw zendontvangtoestel voor extra bescherming.
◆
Uitzenden zonder een antenne of een andere aangepaste
belasting kan het zendontvangtoestel beschadigen. Altijd
eerst de antenne aan het zendontvangtoestel verbinden,
voordat u met uitzenden begint.
◆
Alle vaste stations moeten uitgerust zijn met een
bliksemafleider om de kans op brand, elektrische schok en
schade aan het zendontvangtoestel te verkleinen.
Opmerking: Het beschermingscircuit van het zendontvangtoestel
wordt actief wanneer de signaalgolfverhouding groter is dan 2,5:1;
reken echter niet op deze bescherming als compensatie voor een
slecht functionerend antennesysteem.
N-1
1 INSTALLATIE
eitacolgnirekeZ
ednavnegomrevmoortS
gnirekez
0002B-ST/)X(0002-ST
A4
)renutennetnaenretxeneerooV(
edreveleG
lebakmoortskjileg
A52
GELIJKSTROOMVERBINDING
Om dit zendontvangtoestel te kunnen gebruiken, heeft u een
aparte gelijkstroomverbinding van 13,8 V nodig, die apart
verkrijgbaar is. Het zendontvangtoestel niet direct op een
wisselstroomstekker aansluiten. Gebruik de bijgeleverde
gelijkstroomkabel om het toestel aan een gereguleerde
stroombron te verbinden. Vervang geen kabels met kleinere
meetdraden. De stroombron moet een piekstroom van 20,5 A
of meer hebben.
Zekeringhouders
Zekering (25 A)
Zwart
Verbind eerst de gelijkstroomkabel aan de gereguleerde
gelijkstroombron; de rode kabel naar het positieve contact en
de zwarte kabel naar het negatieve contact. Verbind daarna
de gelijkstroomkabel aan het gelijkstroomcontact van het
zendontvangtoestel. Knijp de contacten krachtig samen,
totdat de vergrendeling vastklikt.
Rood
TS-2000/ TS-2000X
TS-B2000
gelijkstroomverbinding
van 13,8 V
ZEKERINGEN VERVANGEN
Als de zekering doorslaat, moet u bepalen wat de oorzaak is
en het probleem verhelpen. Vervang de doorgeslagen
zekering met een zekering met de juiste classificatie pas
nadat het probleem is verholpen. Als een pas geïnstalleerde
zekering ook doorslaat, dan moet u de stekker uit het
stopcontact halen en de reparatiedienst van KENWOOD of
uw dealer voor advies bellen.
Zekering (4 A)
Opmerkingen:
◆
Voordat u de gelijkstroombron aan het zendontvangtoestel
verbindt, moet u de gelijkstroombron en het zendontvangtoestel
UIT zetten.
◆
Steek de gelijkstroombron niet in een wisselstroomcontact totdat
alle verbindingen gemaakt zijn.
AFSLUITBOOM GEBRUIKEN (ALLEEN TS-2000(X))
Dit zendontvangtoestel heeft een afsluitboom, zodat u het
toestel kunt kantelen. De afsluitboom bevindt zich onderaan
het toestel. Trek de afsluitboom voorwaarts, totdat het niet
verder gaat, zoals is afgebeeld.
Trek aan de afsluitboom
N-2
VERBINDING VAN DE ACCESSOIRES
VOORPANEEL
■ Koptelefoon (PHONES)
Verbind een monaurale of stereo koptelefoon met een
4 tot 32Ω impedantie. Dit contact is geschikt voor een
stekker van 6,3 mm met 2 geleiders (mono) of 3 geleiders
(stereo). Nadat de koptelefoon is aangesloten, komt er
geen geluid uit de interne (of apart verkrijgbare externe)
luidspreker.
■ Microfoon (MIC)
Verbind een microfoon met een impedantie van 250 tot
600Ω. Steek de stekker volledig in het toestel en schroef
de borgring naar rechts, totdat hij vast zit. Dit zijn de
compatibele microfoons: the MC-43S, MC-47, MC-52DM,
MC-60A, MC-80, MC-85, en MC-90. De volgende
microfoons niet gebruiken: MC-44, MC-44DM, MC-45,
MC-45E, MC-45DM, MC-45DME, of MC-53DM.
ACHTERPANEEL
■ Externe luidsprekers (EXT .SP1/ EXT.SP2)
Dit zendontvangtoestel heeft 2 onafhankelijke
ontvangtoestellen. Zodoende kan het 2 aparte
audiosignalen versturen. Als standaard, vermengt het
zendontvangtoestel beide audiosignalen intern en zendt
ze via de interne luidspreker uit. Op het achterpaneel van
het zendontvangtoestel zitten 2 contacten voor externe
luidsprekers. Als een externe luidspreker aan EXT.SP1
wordt verbonden, is de interne luidspreker stil. Als de
luidspreker aan EXT.SP2 wordt verbonden, dan
functioneren zowel de externe als de interne luidspreker.
Gebruik alleen externe luidsprekers met een impedantie
van 4 tot 8Ω (8Ω nominaal). Deze contacten zijn alleen
geschikt voor stekkers van 3,5 mm met 2 geleiders
(mono).
Koptelefoon
OMLAAG
OMHOOG
Microfoon
Externe luidspreker
1 INSTALLATIE
TS-2000
TS-2000X
TS-B2000
MIC
q
PTT
w
e
r
MIC-contact (vanaf de voorkant)
AARD (STBY)
i
AARD (MIC)
u
NC
y
8 V (10 mA max)
t
Geen koptelefoon op dit contact aansluiten. Het luide
audiosignaal dat uit dit contact komt, kan uw oren beschadigen.
■ CW-toetsen (PADDLE en KEY)
Voor de CW -werking met het interne elektronische
toetsenblok, moet u een toetsenblokpaddle aan het
P ADDLE-contact aansluiten. Voor de CW-werking zonder
het interne elektronische toetsenblok, moet u een rechte
toets, een semi-automatische toets (bug), een
elektronische toets of de CW-output met toetsen van een
Multistand communicatieprocessor (MCP) op het KEY contact aansluiten. De PADDLE- en KEY-contacten zijn
respectievelijk geschikt voor een stekker van 6,3 mm met
3 geleiders en een stekker van 3,5 mm met 2 geleiders.
Externe elektronische toetsenblokken of MCP’s moeten
voor dit zendontvangtoestel een positieve toets hebben.
Gebruik een afgeschermde kabel tussen de toets en het
zendontvangtoestel.
Opmerking: Gezien de functie van het interne elektronische
toetsenblok, is het waarschijnlijk niet nodig om zowel een paddle
als een ander soort toetsenblok aan te sluiten, tenzij u een op
een PC gebaseerde toetsenblok voor CW wilt gebruiken. Lees
het onderdeel “ELEKTRONISCH TOETSENBLOK” {pagina 42}
voor meer informatie over het interne toetsenblok.
TS-2000
TS-2000X
TS-B2000
AARDAARD Streepje Stip
• Rechte toets• Paddle
• Bug-toets
• Elektronisch toetsenblok
• MCP CW-signaal
+
N-3
EERSTE QSO (HF/ 50 MHz BAND)
Bent u klaar om uw TS-2000(X) eens uit te proberen? Wanneer u deze twee bladzijden gelezen heeft, moet het mogelijk zijn om
binnenkort uw stem in uw eerste QSO op de HF/ 50MHz band te horen. De onderstaande instructies zijn bedoeld als een snelle
richtlijn. Als u problemen ondervindt of als er iets is wat u niet begrijpt, lees dan de gedetailleerde uitleg die verderop in deze
handleiding staat.
ONTVANGEN
62
CON
9.6k STA
PF
ATT
LEVEL
VOX
SEND
F LOCK
PHONES
MIC
A
PRE
LEVEL
PROC
ANT1/2
AT
MANUAL
LEVEL
LEVEL
WIDTH
HF/VHF/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
C
H
1/R
E
C
C
H
2/R
E
C
C
N.R.
A.N.
B.C.
LO/
H
1
2
TO
N
E
/S
E
L
M
E
TE
R
C
TC
4
5
N
B/LE
VE
L
A
G
C
/O
F
F
F
IN
7
8
D
C
S
/S
E
L
S
H
IF
T
/O
F
F
S
E
T
.
0
HI/
SHIFT
MAIN
C
N
U
F
CAR
MIC
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
CLR
SEL
1MHz
DISP
3/R
EC
3
S
S
/SE
L
6
E
/ST
E
P
9
E
N
T
CTRL
MENU
MAINSUB
SUB
SG.SEL
SCAN
QUICK MEMO
M.IN
CALL
C.IN
MR
TFSET
VFO/CH
VFO/M
MG.SEL
M VFO
L
T
A
S
EV
R
/S
M
SPLIT
/B
A
TRACE
A=B
M.IN
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
CLEAR
P.C .T
SET
AIN
M
BC
UAL
AN
M
AIN
G
RF
AIN
M
AF
L
Q
S
MULTI
+
CH
B
SU
18531 7 1 4
Opmerking: In dit onderdeel staan alleen de toetsen en
knoppen beschreven die nodig zijn als u het zendontvangtoestel
wilt uitproberen.
q De volgende instellingen volgen:
•MAIN AF:Helemaal naar links draaien
•MAIN RF GAIN: Helemaal naar rechts draaien
•MAIN SQL:Helemaal naar links draaien
w De gelijkstroom aanzetten en daarna even [
]
(STROOM) op het toestel ingedrukt houden.
•De schakelaar niet langer dan ca. 2 seconden lang
ingedrukt houden, anders gaan het toestel weer
uit.
•Wanneer het toestel aan is, ziet u “HELLO”,
gevolgd door de gekozen frequentie en andere
indicatoren.
d
9
7
2
0
5
4
0
3
1
S
R
W
P
C
L
A
e Bevestig dat VFO A voor communicatie werd gekozen;
“tA” verschijnt op het display. Gebeurt dit niet, druk
dan op [A/B] om VFO A te kiezen.
r Draai de MAIN AF-regelknop langzaam naar rechts
totdat het achtergrondgeluid een acceptabel niveau
heeft bereikt.
t Druk op [+]/ [–] om een HF/ 50 MHz
amateurradioband te kiezen.
6
0
d
B
5
0
5
2
0
1
1
0
0
W
T
L
E
I
R
F
y Druk op [LSB/ USB/ AUTO] of op [FM/ AM/ NAR] om
een werkingstand te kiezen.
•Om de tweede stand van elke knop te kiezen,
moet u dezelfde knop opnieuw indrukken.
Bijvoorbeeld, telkens wanneer u op
[LSB/ USB/ AUTO] drukt, schakelt u over van de
LSB- op de USB-stand en vice versa.
u Als u FM heeft gekozen, draai de MAIN SQL-
regelknop naar rechts totdat u haast geen
achtergrondgeluid meer hoort; de LED van de MAIN
band (boven de [MIC/ CAR] toets) gaat uit.
•Als u LSB of USB heeft gekozen, slaat u deze stap
over.
i Stel de Afstemknop af op een station.
•Als u geen stations hoort, dan kan het zijn dat u
het foute antennecontact heeft gekozen. Druk op
[FUNC], [AT/ ANT1/2] om van antenne 1 op
antenne 2 over te schakelen.
N-4
2 EERSTE QSO (HF/ 50 MHz BAND)
P
W
R
1
0
2
5
5
0
1
0
0
W
F
I
L
T
E
R
S
1
3
5
7
9
2
0
4
0
6
0
d
B
A
L
C
UITZENDEN
4 9
CON
9.6k STA
PF
F LOCK
A
ATT
PRE
LEVEL
LEVEL
VOX
85
32
SEND
PHONES
PROC
ANT1/2
AT
LEVEL
C
H
1/R
EC
C
H
2
/R
E
C
C
N.R.
LEVEL
A.N.
MANUAL
MIC
B.C
.
LO/
WIDTH
H
1
2
T
O
N
E/S
E
L
M
E
TER
C
TC
4
5
N
B
/LEV
E
L
A
G
C
/O
FF
FIN
7
8
D
C
S
/S
E
L
S
H
IF
T
/O
F
F
S
E
T
.
0
HI/
SHIFT
MAIN
N
U
F
C
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
CAR
MIC
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
CLR
SEL
1MHz
DISP
3/R
EC
3
S
S
/S
EL
6
E
/S
TE
P
9
E
N
T
HF/VHF/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
SUB
MENU
CTRL
TFSET
MAINSUB
SG.SEL
SCAN
CALL
C.IN
VFO/CH
VFO/M
MG.SEL
M VFO
MR
/S
M
/B
A
QUICK MEMO
L
T
A
S
SPLIT
A=B
M.IN
M.IN
REV
TRACE
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
CLEAR
P.C .T
SET
AIN
M
BC
AL
ANU
M
AIN
G
F
R
AIN
M
F
A
L
Q
S
MULTI
+
H
C
B
SU
71
q Draai de Afstemknop naar een gewenst station of kies
een ongebruikte frequentie.
w Druk even op [A T/ ANT1/2].
3
1
S
0
1
R
W
P
C
L
A
” verschijnt.
9
7
2
0
5
4
0
5
0
5
2
1
0
T
E
L
I
R
F
6
0
d
B
0
W
•“AT
e Druk op [A T/ ANT1/2] en houd de knop ingedrukt om de
ingebouwde antennetuner te activeren.
•“AT
” begint te knipperen en de LED van de MAIN
band boven de [MIC/ CAR] toets wordt rood.
9
7
2
0
5
3
1
S
0
1
R
W
P
C
L
A
4
0
6
0
d
5
5
2
T
E
L
I
F
B
0
1
0
0
W
R
•Het toestel moet binnen de 20 seconden met de
afstelling klaar zijn, waarna “AT
” niet langer
knippert.
•Als de afstelling niet binnen 20 seconden klaar is,
dan hoort u een foutsignaal. Druk op [AT/ ANT1/2]
om het foutsignaal en de afstelling te stoppen.
Controleer uw antennesysteem voordat u verdergaat.
Als u niet op [AT/ ANT1/2] drukt, zal het toestel nog
ca. 60 seconden lang afstellen.
Opmerking: U hoort een aantal klikgeluiden van het
zendontvangtoestel terwijl de antennetuner de antenne probeert
af te stellen. Dit zijn de relaisschakelaars die AAN en UIT gaan.
r Wanneer u LSB, USB of AM heeft gekozen, drukt u op
[MIC/ CAR] om de Microphone Gain Adjust te activeren.
•“MIC GAIN 50” verschijnt.
t Druk op [SEND].
•De LED van de MAIN band wordt rood.
y Begin met uw normale stem in de microfoon te spreken.
u LSB/ USB: Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de
MULTI/ CH -regelknop in, zodat de ALC-meter uw
stemniveau weergeeft.
AM: Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de
MULTI/ CH -regelknop in, zodat de geijkte stroommeter uw
stemniveau enigszins weergeeft.
FM: Sla deze stap over.
i Wanneer u stopt met spreken, drukt u op [SEND] om naar
de ontvang-stand terug te keren.
o Druk op [MIC/ CAR] om de microfoon sterkteregeling te
verlaten.
Opmerking: Als u dat wilt, kunt u naar Menu Nr. 41 {pagina 28}
gaan om de microfoon sterkteregeling voor FM uit te proberen.
Hiermee is de introductie van de TS-2000(X) voltooid, maar u
kunt nog veel meer te weten komen. In “BASISWERKING”
{pagina 18} en de daaropvolgende hoofdstukken staan alle
functies van dit zendontvangtoestel uitgelegd, beginnend met
de meest gebruikte basisfuncties.
•Als u FM heeft gekozen, slaat u deze stap over.
N-5
EERSTE QSO (VHF/ UHF BAND)
Als uw primaire werkingsband VHF (144 MHz) of UHF (430/ 440 MHz) is, dan kan de TS-2000(X) ook gebruikt worden als een
krachtig VHF/ UHF zendontvangtoestel voor alle standen. De onderstaande instructies zijn bedoeld als een snelle richtlijn voor
het gebruik van de VHF/ UHF-band. Als u problemen ondervindt of als er iets is wat u niet begrijpt, lees dan de gedetailleerde
uitleg die verderop in deze handleiding staat.
ONTVANGEN
62
9.6k STA
PF
ATT
LEVEL
VOX
SEND
F LOCK
PHONES
MIC
A
PRE
LEVEL
PROC
ANT1/2
AT
MANUAL
LEVEL
LEVEL
WIDTH
HF/VHF/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
C
H
1/R
E
C
C
H
2/R
E
C
C
N
.R
.
A
.N
.
B
.C
.
LO/
H
1
2
TO
N
E/S
EL
M
ET
ER
C
T
C
4
5
N
B
/LE
VE
L
AG
C
/O
FF
F
IN
7
8
D
C
S
/S
E
L
S
H
IF
T
/O
F
F
S
E
T
.
0
HI/
SHIFT
MAIN
C
N
U
F
CAR
MIC
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
CLR
SEL
1MHz
DISP
3/R
EC
3
SS
/S
EL
6
E/S
TE
P
9
EN
T
CTRL
MENU
MAINSUB
SUB
SG.SEL
SCAN
QUICK MEMO
M.IN
CALL
C.IN
MR
TFSET
VFO/CH
VFO/M
MG.SEL
M VFO
L
T
A
S
EV
R
/S
M
SPLIT
/B
A
TRACE
A=B
M.IN
CW TUNE
RIT
ALT
XIT
CLEAR
P.C.T
SET
M
C
B
L
A
NU
A
M
G
RF
IN
A
M
CON
RIT/SUB
_
IN
A
AIN
AF
L
SQ
MULTI
+
H
C
UB
S
18531 7 1 4
Opmerking: In dit onderdeel staan alleen de toetsen en
knoppen beschreven die nodig zijn als u het zendontvangtoestel
wilt uitproberen.
q De volgende instellingen volgen:
•MAIN AF:Helemaal naar links draaien
•MAIN RF GAIN: Helemaal naar rechts draaien
•MAIN SQL:Helemaal naar links draaien
w De gelijkstroom aanzetten en daarna even [
]
(STROOM) op het toestel ingedrukt houden.
•De schakelaar niet langer dan ca. 2 seconden lang
ingedrukt houden, anders gaan het toestel weer
uit.
•Wanneer het toestel aan is, ziet u “HELLO”,
gevolgd door de gekozen frequentie en andere
indicatoren.
9
7
2
0
5
4
0
3
1
S
1
R
W
P
C
L
A
6
0
d
B
5
0
5
2
0
1
0
0
W
T
E
L
I
R
F
e Druk op [MAIN] en bevestig dat VFO A voor
communicatie werd gekozen; “tA” verschijnt op het
display . Gebeurt dit niet, druk dan op [A/B] om VFO A
te kiezen.
r Draai de MAIN AF regelknop langzaam naar rechts
totdat het achtergrondgeluid een acceptabel niveau
heeft bereikt.
t Druk op [+]/ [–] om naar de VHF (144 MHz) of naar de
UHF (430/ 440 MHz) amateurradioband te gaan.
9
7
2
0
5
4
0
3
1
S
1
R
W
P
C
L
A
6
0
d
B
5
0
5
2
0
1
0
0
W
T
E
L
I
R
F
u Draai de SQL-regelknop naar rechts totdat het
achtergrondgeluid niet meer gehoord kan worden; de
LED van de MAIN band gaat uit.
i Stel de Afstemknop af op een station.
•U kunt de MULTI/ CH-regelknop gebruiken om
sneller van frequentie te veranderen. Als u geen
stations hoort, dan kan het zijn dat de antenne niet
juist is geïnstalleerd of aangesloten. Controleer het
antennecontact aan de achterkant van het toestel
{pagina 13}.
y Bevestig dat de werkingstand FM is. Is dit niet het
geval, druk dan op [FM/ AM/ NAR] om FM te kiezen.
N-6
PF
F LOCK
A
ATT
PRE
LEVEL
LEVEL
VOX
PROC
ANT1/2
SEND
PHONES
MIC
AT
LEVEL
LEVEL
MANUAL
W
N.R.
LO/
IDTH
CH1/REC
CH2/REC
CH3/REC
1
2
TO
NE/S
EL
METER
CTCSS/SEL
4
A.N.
B.C.
NB/LEVEL
7
D
C
S
/S
.
5
AGC/O
FF
FINE/STEP
8
E
L
S
H
IF
T/O
F
F
SE
T
0
HI/
SHIFT
MAIN
AUTO
CAR
C
N
U
F
MIC
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
CLR
SEL
1MHz
DISP
3
6
9
ENT
123 5
q Bevestig dat de werkingstand FM is. Is dit niet het geval,
druk dan op [FM/ AM/ NAR] om FM te kiezen.
w Draai de Afstemknop of de MULTI/ CH-regelknop naar
een gewenst station of kies een ongebruikte frequentie.
e Druk op [SEND].
•De LED van de MAIN band wordt rood.
r Begin met uw normale stem in de microfoon te spreken.
9
7
2
0
5
3
1
S
0
1
R
W
P
C
L
A
4
0
6
0
d
5
5
2
T
E
L
I
F
B
0
1
0
0
W
R
UITZENDEN
HF/VHF/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
MENU
CTRL
SUB
TFSET
MAINSUB
SG.SEL
SCAN
CALL
C.IN
M
VFO/CH
VFO/M
MG.SEL
M VFO
MR
/S
/B
A
3 EERSTE QSO (HF/ UHF BAND)
CON
9.6k STA
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
QUICK MEMO
SATL
SPLIT
A=B
M.IN
M.IN
R
TRACE
_
CLEAR
P.C.T
SET
IN
A
M
C
B
L
A
U
N
A
M
V
E
IN
A
G
F
R
IN
A
M
F
A
L
Q
S
MULTI
+
H
C
B
U
S
t Wanneer u stopt met spreken, drukt u op [SEND] om naar
de ontvang-stand terug te keren.
Hiermee is de introductie van de TS-2000(X) voltooid: hoe u
op de VHF/ UHF-band kunt ontvangen en uitzenden. In
“BASISWERKING” {pagina 18} en de daaropvolgende
hoofdstukken staan alle functies van dit zendontvangtoestel
beschreven.
N-7
UW TOESTEL LEREN KENNEN
VOORPANEEL
2
1
PF
F LOCK
3
4
5
6
7
8
9
10
ATT
LEVEL
VOX
SEND
PHONES
MIC
PRE
LEVEL
PROC
ANT1/2
11
A
AT
LEVEL
LEVEL
MANUAL
12
N
A
B
LO/
WIDTH
13
C
H1/R
E
C
CH
2/REC
CH
1
.R
2
.
TON
E
/SEL
M
ETE
R
C
TC
4
5
.N
.
N
B/LEVE
L
AG
C/OFF
FINE/STEP
7
.C
8
D
C
S
/S
E
L
.
S
H
IF
T
/O
F
F
S
E
T
.
0
HI/
SHIFT
3/REC
3
SS/SEL
6
9
EN
MAIN
CAR
C
N
MIC
U
F
REV
TX MONI
CW
PWR
FSK
DELAY
NAR
FM
KEY
T
AM
CLR
DISP
AUTO
LSB
USB
9.6k STA
HF/VHF/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
SUB
MENU
TF-
SET
MAINSUB
SEL
1MHz
CTRL
SG.SEL
SCAN
C
A
L
L
M VFO
C
.IN
M
VFO/CH
VFO/M
MG.SEL
MR
/S
/B
A
QUICK MEMO
L
T
A
S
SPLIT
A=B
M.IN
M.IN
R
TRACE
CW TUNE
RIT
ALT
XIT
CLEAR
P.C.T
SET
M
C
B
L
A
U
N
A
M
F
R
V
E
IN
A
M
CON
RIT/SUB
_
AIN
IN
A
G
F
A
L
Q
S
MULTI
+
H
C
B
U
S
q PF-toets
U kunt een functie aan deze programmeerbare functietoets
toekennen. De standaardfunctie is VOICE 1 {pagina 77}.
] (STROOM) schakelaar
w [
Indrukken en momenteel ingedrukt houden om het
zendontvangtoestel AAN te zetten. Nogmaals indrukken om
het toestel UIT te zetten.
e ATT/ F LOCK-toets
Indrukken om de ontvangstverzwakker AAN of UIT te zetten
{pagina 57}. Druk op [FUNC], [ATT/ F LOCK] om de
frequentievergrendelingsfunctie AAN of UIT te zetten
{pagina 77}.
r PRE/ LOCK A-toets
Indrukken om de voorversterker van het ontvangtoestel AAN of
UIT te zetten {pagina 57}. Druk op [FUNC], [PRE/ LOCK A]
om alle toetsen van het zendontvangtoestel te vergrendelen
{pagina 77}.
t VOX/ LEVEL-toets
In de stemstand, drukt u op deze toets om de met de stem
bediende uitzendingfunctie AAN of UIT te zetten {pagina 39}.
In de CW-stand, drukt u op deze toets om de CW
onderbremkingstijd AAN of UIT te zetten {pagina 42}. Druk op
[FUNC], [VOX/ LEVEL] om het microfoonsignaalniveau voor
de VOX-werking bij te stellen. Het VOX-LED licht oranje op
wanneer de VOX-functie actief is.
y PROC/ LEVEL-toets
Indrukken om de stemverwerker voor de uitzendfunctie AAN of
UIT te zetten {pagina 40}. Druk op [FUNC], [PROC/ LEVEL] om
het stemverwerkingsinputniveau bij te stellen. Het PROC-LED licht
oranje op wanneer de stemverwerkings-functie actief is.
u SEND-toets
Indrukken om het toestel op de ontvangst- of op de uitzend-
stand over te schakelen en vice versa {pagina’s 5, 7}.
i AT/ ANT1/2-toets
Indrukken om de interne antennetuner {pagina 72} of een
externe antennetuner te activeren. Druk op [FUNC],
[AT/ ANT1/2] om ofwel Antenne 1 of Antenne 2 voor de HF/
50 MHz band te kiezen {pagina 72}.
o PHONES-contact
U kunt een koptelefoon op dit contact aansluiten. Wanneer u
een stekker in het contact steekt, dan komt er geen geluid
meer uit de luidspreker {pagina’s 3, 78}.
!0 MIC-contact
U kunt een compatibele microfoon op dit contact aansluiten
en daarna de borgring voorzichtig aandraaien {pagina 3}.
!1 N.R./ LEVEL-toets
Indrukken om de DSP ruisreductiefunctie AAN of UIT te
zetten. Druk op [FUNC], [N.R./ LEVEL] om het
ruisreductieniveau bij te stellen. Druk nogmaals op [FUNC],
[N.R./ LEVEL] om de bijstelling te verlaten {pagina 56}.
!2 A.N./ LEVEL-toets
Indrukken om de DSP Auto Notch-functie AAN of UIT te
zetten. Druk op [FUNC], [A.N./ LEVEL] om het DSP
automatische scherpstellingniveau bij te stellen. Druk
nogmaals op [FUNC], [A.N./ LEVEL] om de bijstelling te
verlaten {pagina 56}.
!3 B.C./ MANUAL-toets
Indrukken om de DSP automatische zwexvingsannulering-
functie AAN of UIT te zetten. Druk op [FUNC],
[B.C./ MANUAL] om de slagannulatiefrequentie met de hand
bij te stellen. Druk nogmaals op [FUNC], [B.C./ MANUAL] om
de handmatige bijstelling te verlaten {pagina 56}.
N-8
PF
ATT
LEVEL
VOX
SEND
F LOCK
PHONES
MIC
A
PRE
LEVEL
PROC
ANT1/2
AT
LEVEL
LEVEL
MANUAL
WIDTH
4 UW TOESTEL LEREN KENNEN
16
CON
9.6k STA
MANU
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
CLEAR
P.C .T
SET
AIN
M
BC
AL
GAIN
RF
MAIN
AF
SQL
MULTI
SUB
+
CH
HF/VHF/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
CTRL
MENU
MAINSUB
SUB
SET
SG.SEL
SCAN
QUICK MEMO
M.IN
CALL
C.IN
MR
TF-
L
T
A
S
REV
M/S
SPLIT
/B
A
TRACE
/CH
VFO
A=B
VFO/M
MG.SEL
M.IN
M VFO
C
H
1/R
E
C
C
H
2/R
E
C
N.R.
A.N.
B.C.
LO/
C
1
2
TO
N
E
/S
E
L
M
E
T
E
R
C
T
4
5
N
B
/LE
V
E
L
A
G
C
/O
F
F
FIN
7
8
D
C
S
/S
E
L
S
H
IF
T
/O
F
F
S
E
T
.
0
HI/
SHIFT
MAIN
U
F
C
N
CAR
MIC
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
CLR
DISP
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
AUTO
LSB
USB
SEL
1MHz
H
3
/R
E
C
3
C
S
S
/S
E
L
6
E
/S
T
E
P
9
E
N
T
14
15
18
17
!4 Het veelzijdige keypad
Het keypad bestaat uit 10 toetsen die worden gebruikt om
numerieke gegevens in te voeren. Het keypad wordt ook voor
de volgende functies gebruikt:
•1/ CH1/REC, 2/ CH2/REC en 3/ CH3/REC-toetsen
Indrukken om de CW- of voice-berichten te horen of op
te nemen die bij de DRU-3A Digitale opnameeenheid
{pagina 89} en het interne elektronische toetsenblok
{pagina 43} horen.
•4/ TONE/SEL-toets
Indrukken om de “sub-audible” toonfunctie te activeren
voor toegang tot de lijnversterkers van de FM-stand. Om
de toonfrequentie te kiezen, drukt u op [FUNC],
[4/ TONE/SEL] en daarna kiest u de gewenste
toonfrequentie met de MULTI/ CH-regelknop {pagina 33}.
•5/ METER-toets
Indrukken om de meterbalans te kiezen {pagina 19}.
•6/ CTCSS/SEL-toets
Indrukken om de voortdurend toongecodeerd ruisonder-
drukkingsysteem (CTCSS)-functie van de FM-stand te
activeren. Om de CTCSS-toonfrequentie te kiezen, drukt u
op [FUNC], [5/ CTCSS/SEL] en daarna kiest u de
gewenste CTCSS-toonfrequentie met de MULTI/ CH regelknop {pagina 35}.
•7/ NB/LEVEL-toets
Indrukken om de analoge ruisblankerfunctie AAN of UIT te
zetten. Druk op [FUNC], [7/ NB/LEVEL] om het
ruisonderdrukkingsniveau bij te stellen {pagina 57}.
•8/ AGC/OFF-toets
Indrukken om de responstijd van de automatische
toenameregeling bij te stellen. Om AGC UIT te zetten,
drukt u op [FUNC], [8/ AGC/OFF] {pagina 38}.
•9/ FINE/STEP-toets
Indrukken om de fijnafstellingsstand te activeren voor een
nauwkeurigere afstelling {pagina 38}.
••/ DCS/SEL-toets
Indrukken om de ruisonderdrukking met digitale
codefunctie van de FM-stand te activeren. Om de DCScode te kiezen, drukt u op [FUNC], [•/ DCS/SEL] en
daarna kiest u de gewenste code met de MUL TI/ CHregelknop {pagina 36}.
•0/ SHIFT/OFFSET-toets
Indrukken om de Shift-functie van de FM-stand AAN of
UIT te zetten wanneer toegang wordt verkregen tot de
lijnversterkers. De Shift-frequentie kan met de hand
worden ingesteld door op [FUNC], [0/ SHIFT/OFFSET] te
drukken en daarna de shift-frequentiewaarde bij te stellen
met de MUL TI/ CH-regelknop {pagina 32}.
•ENT-toets
Indrukken om de door u gewenste frequentie met het
keypad in te voeren {pagina 37}.
!5 FUNC-toets
Indrukken om de secundaire functies van de toetsen te
gebruiken. Als de FUNC-toets is geactiveerd, licht het FUNCLED oranje op.
!6 MIC/ CAR-toets
Indrukken om de microfoonversterking bij te stellen {pagina 20}.
Wanneer de stemverwerkingsfunctie AAN staat, wordt dit de
toets waarmee het signaalniveau van de stemverwerker wordt
bijgesteld {pagina 40}.
Druk op [FUNC], [MIC/ CAR] om het ladingsniveau voor de
CW-, FSK- en AM-standen bij te stellen {pagina 20}.
!7 PWR/ TX MONI-toets
Indrukken om het uitgangsvermogen bij te stellen {pagina 20}.
Druk op [FUNC], [PWR/ TX MONI], om uw uitzendsignaal te
controleren {pagina 79}.
!8 KEY/ DELA Y-toets
Indrukken om de snelheid van het interne elektronische
toetsenblok bij te stellen. Druk op [FUNC], [KEY/ DELAY], om
de VOX-vertragingstijd of onderbrekingstijd (volledige
onderbrekingstijd/ semi-onderbrekingstijd) van de CW-stand
in te stellen {pagina 42}.
N-9
4 UW TOESTEL LEREN KENNEN
19
20
PF
F LOCK
A
ATT
PRE
LEVEL
LEVEL
VOX
PROC
ANT1/2
SEND
PHONES
MIC
AT
LEVEL
LEVEL
MANUAL
WIDTH
C
H
1/R
E
C
C
H
2/R
E
C
C
N.R.
TO
A.N.
B.C.
LO/
H
1
2
N
E
/S
E
L
M
E
T
E
R
C
TC
4
5
N
B
/LE
V
E
L
A
G
C
/O
F
F
F
IN
7
8
D
C
S
/S
E
L
S
H
IF
T
/O
F
F
S
E
T
.
0
HI/
SHIFT
MAIN
FU
21
C
N
CAR
MIC
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
CLR
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
SEL
1MHz
DISP
23
2426
3
/R
E
C
3
S
S
/S
E
L
6
E
/S
T
E
P
9
E
N
T
22
!9 LSB/ USB/ AUTO-toets
Indrukken om een lagere zijband (LSB) of hogere zijband
(USB)-stand voor de stem- of digitale werking te kiezen. Druk
op [FUNC], [LSB/ USB/ AUTO] om naar de automatische
standselectie over te schakelen en vice versa {pagina 73}.
@0 CW/ FSK/ REV-toets
Indrukken om de CW- of FSK (Frequentieverschuiving
invoeren)-stand te kiezen {pagina’s 30, 51}. Druk op [FUNC],
[CW/ FSK/ REV] om de toon van de zijband te keren.
@1 FM/ AM/ NAR-toets
Indrukken om de FM- of AM-stand te kiezen {pagina’s 28, 29}.
Druk op [FUNC], [FM/ AM/ NAR] om de uitzendstand voor de
smalle bandbreedte te kiezen {pagina 29}.
@2 CLR-toets
Indrukken om de verschillende functies te verlaten, te
beëindigen of opnieuw te stellen. Wordt ook gebruikt om de
geheugenkanalen te wissen {pagina 62} of om de
geheugenkanalen uit de scanlijst te blokkeren {pagina 62}.
@3 DISP-toets
Indrukken om van de normale werkingstand over te schakelen
op de displaystand met DSP-filtersetting en vice versa
{pagina 55}. Ingedrukt houden om de Visuele Scanfunctie te
starten {pagina 70}.
@4 1MHz/ SEL-toets
Indrukken om de MHz omhoog/ omlaag-functie met de
MULTI/ CH-regelknop AAN of UIT te zetten. Druk op [FUNC],
[1MHz/ SEL] om de verhogings- of verlagingsstap te wijzigen
{pagina 37}. Ingedrukt houden om de MHz Scanfunctie te
starten {pagina 68}.
@5 Afstemknop
Met de knop de gewenste frequentie kiezen {pagina 37}.
Gebruik de handige vingertop-uitholling om voortdurend af te
stemmen.
De handel achter deze knop regelt het torsieniveau van de
knop; helemaal naar rechts draaien voor een lichte torsie en
helemaal naar links voor een zware torsie.
@6 CTRL-toets
Indrukken om de bedieningsknoppen van het
hoofdontvangtoestel over te schakelen op de secundaire
ontvanger en vice versa. De uitzendband wordt niet door deze
toets gewijzigd.
25
HF/VHF/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
CTRL
27
MENU
MAINSUB
2833
SUB
TFSET
SG.SEL
SCAN
CALL
M VFO
C.IN
/S
M
A
VFO/CH
VFO/M
MG.SEL
QUICK MEMO
MR
S
/B
9.6k STA
CW TUNE
RIT
ALT
XIT
CLEAR
P.C.T
SET
MAIN
BC
AL
MANU
M.IN
L
T
A
REV
SPLIT
TRACE
A=B
M.IN
G
RF
AIN
M
CON
RIT/SUB
_
AIN
AF
SQL
MULTI
SUB
+
CH
32
29
30
31
@7 MENU-toets
Indrukken om de Menustand te kiezen of te annuleren die
wordt gebruik om de functies te activeren en te configureren
{pagina 21}.
@8 TF-SET-toets
Indrukken, terwijl de gesplitste frequentie wordt gebruikt, om
de uitzendfrequentie te controleren of te wijzigen {pagina 31}.
@9 +/ – (Omhoog/ Omlaag)-toetsen
Indrukken om alle amateurradiobanden achter elkaar te
beluisteren {pagina 18}. Wordt ook gebruikt om selecties uit het
Menu te maken {pagina 21} en om de start- en eindfrequenties
van de Scanfunctie te controleren {pagina 62}.
#0 MAIN-toets
Indrukken om de bedieningsknoppen naar het hoofdontvang-
toestel over te schakelen. Deze toets verplaatst ook de
uitzendband naar de frequentie van het hoofdontvangtoestel.
#1 SUB-toets
Indrukken om de bedieningsknoppen naar de secundaire
ontvanger over te schakelen. Deze toets verplaatst ook de
uitzendband naar de frequentie van de secundaire ontvanger.
#2 SCAN/ SG.SEL-toets
Indrukken om de Scanfunctie te starten of te stoppen
{page 66}. Druk op [FUNC], [SCAN/ SG.SEL] om een
scangroep te kiezen {pagina 69}.
#3 CALL/ C.IN-toets
Indrukken om een oproepkanaal voor de gekozen band (HF/
50 MHz/ 144 MHz/ 430 (440) MHz/ 1,2 GHz (TS-2000/
TS-B2000 optioneel)) terug te halen. Druk op [FUNC],
[CALL/ C.IN] om een nieuw oproepkanaal in het geheugen te
laden {page 75}.
N-10
PF
ATT
LEVEL
VOX
SEND
F LOCK
PHONES
MIC
A
PRE
LEVEL
PROC
ANT1/2
AT
LEVEL
LEVEL
MANUAL
WIDTH
4 UW TOESTEL LEREN KENNEN
4041
36 35
HF/VHF/UHF ALL MODE MULTIBANDER TS-2000
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
C
H1/R
EC
C
H
2/R
EC
C
N
.R
.
TO
A
.N
.
B
.C
.
LO/
H
1
2
NE
/SEL
M
E
TER
C
TC
4
5
NB
/LEV
EL
A
G
C/O
FF
F
INE/ST
7
8
D
C
S
/S
E
L
S
H
IF
T
/O
F
F
S
E
T
.
0
HI/
SHIFT
MAIN
U
F
C
N
CAR
MIC
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
CLR
DISP
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
AUTO
LSB
USB
SEL
1MHz
3/R
EC
3
S
S/S
E
L
6
EP
9
E
N
T
CTRL
MENU
MAINSUB
SUB
SET
SG.SEL
SCAN
C
C
MR
TF-
A
.IN
LL
/S
M
/B
A
VFO/CH
VFO/M
MG.SEL
M VFO
3738
QUICK MEMO
L
T
A
S
SPLIT
A=B
M.IN
M.IN
R
TRACE
N
A
M
V
E
42344339
CWTUNE
RIT
ALT
XIT
CLEAR
P.C .T
SET
C
B
L
A
U
F
R
IN
A
M
9.6k STA
CON
RIT/SUB
_
IN
A
M
AIN
G
F
A
L
Q
S
MULTI
S
+
H
C
B
U
#4 QUICK MEMO-toestellen
Regelt de snel geheugenfunctie {pagina 64}.
•MR-toets
Indrukken om de gegevens uit de snel geheugen terug te
halen {pagina 65}.
•M.IN-toets
Indrukken om de gegevens in de snel geheugen in te
voeren {pagina 64}.
#5 SATL-toets
Indrukken om de satellietcommunicatiestand te activeren
{pagina 53}.
#6 Frequentieregeltoetsen
Deze toetsen regelen de functies die betrekking hebben op
het kiezen van een frequentie, een VFO of een
geheugenkanaal.
•A/B/M/S-toets
Indrukken om VFO A of VFO B te kiezen {pagina 18}.
Druk op deze toets in de satellietstand, om de hoofd- en
secundaire frequenties om te wisselen, zodat u de
frequenties met een Afstemknop kunt wijzigen
{page 54}.
•SPLIT/ REV-toets
Indrukken om de gesplitste frequentie te kiezen, waardoor
u verschillende frequenties voor uitzending en ontvangst
kunt gebruiken {pagina 31}. Druk op deze toets in de
satellietstand om de Trace Reverse-functie AAN en UIT te
zetten {pagina 54}.
•VFO/M/VFO/CH-toets
Indrukken om de gehugen- of VFO-stand te kiezen
{pagina 59}. Druk op deze toets in de satellietstand om
tussen de VFO- en geheugenkanaalwerking heen en
weer te schakelen {pagina 54}.
•A=B/ TRACE-toets
Indrukken om de gegevens op de momenteel
geselecteerde VFO naar de andere VFO te kopiëren
{pagina 31}. Druk op deze toets in de satellietstand om de
Trace-functie AAN en UIT te zetten {pagina 54}.
ss
#7 M
sVFO/ MG.SEL-toets
ss
Indrukken om de gegevens van een geheugenkanaal op een
VFO over te zetten {pagina 61}. Druk op [FUNC],
ss
[M
sVFO/ MG.SEL] om de een geheugengroep kiezenstand
ss
te activeren {pagina 64}.
#8 M.IN-toets
Hiermee worden gegevens op een geheugenkanaal
geschreven {pagina 58} of wordt de geheugen scrollestand
gekozen {pagina 60}.
#9 RIT/ CW TUNE-toets
Indrukken om de ontvangst incrementele afstemmingfunctie
AAN of UIT te zetten {pagina 38}. Druk op [FUNC],
[RIT/ CW TUNE] om de automatische auto-nulslagfunctie
voor de CW-stand te activeren {pagina 30}.
$0 XIT/ ALT-toets
Indrukken om de incrementele uitzendafstemmingfunctie AAN
of UIT te zetten {pagina 40}. Druk op [FUNC], [XIT/ AL T] om
de ALT (Auto Lock Tuning)-stand voor de 1,2 GHz band (FM)
AAN of UIT te zetten {pagina 72}.
$1 CLEAR-toets
Indrukken om de RIT/XIT-Frequentieof fset terug op nul te
zetten {pagina’s 38, 40}.
$2 SET/ P.C.T.-toets
Indrukken om de ontvangen DX-pakketclusters
frequentiegegevens naar het hoofd zendontvangtoestel te
sturen wanneer de pakketclusters toon-stand geactiveerd is.
Druk op [FUNC], [SET/ P.C.T.] om de pakketclusters toon-
stand AAN of UIT te zetten {pagina 53}.
$3 TNC Statuslichtjes
•9.6k LED
Het lichtje gaat aan wanneer de interne TNC op 9600 bps
functioneert. De standaardstand is 1200 bps {pagina 50}.
•ST A-LED
Het lichtje gaat aan wanneer de interne TNC de gegevens
in de buffer vasthoudt om te verzenden.
•CON-LED
Het lichtje gaat aan wanneer de interne TNC aan een
andere TNC is verbonden.
N-11
4 UW TOESTEL LEREN KENNEN
PF
F LOCK
A
ATT
PRE
LEVEL
LEVEL
VOX
PROC
ANT1/2
SEND
AT
PHONES
LEVEL
C
H
1/R
E
C
C
N
1
.R
.
TO
N
E
/SE
LEVEL
MANUAL
MIC
A
B
LO/
WIDTH
L
4
.N
.
N
B
/LEV
EL
A
7
.C
D
C
S
/S
E
L
.
S
H
.
HF/VHF/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
H
2/R
EC
C
H
2
M
E
TER
C
T
C
5
G
C
/O
FF
FIN
8
IF
T
/O
F
F
S
E
T
0
HI/
SHIFT
MAIN
C
N
U
F
CAR
MIC
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
CLR
SEL
1MHz
DISP
3/R
EC
3
SS
/S
EL
6
E
/STEP
9
EN
T
CTRL
MENU
MAINSUB
SUB
SET
SG.SEL
SCAN
TF-
535251504948
CA
LL
M VFO
C.IN
/S
M
A
VFO
VFO/M
MG.SEL
QUICK MEMO
MR
S
/B
/CH
474654554445
CON
9.6k STA
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
CLEAR
P.C.T
SET
IN
A
M
BC
AL
U
N
A
M
M.IN
L
T
A
EV
R
SPLIT
TRACE
A=B
M.IN
IN
A
G
F
R
IN
A
M
AF
L
Q
S
MULTI
+
H
C
B
U
S
$4 RIT/SUB-regelknop
Nadat de RIT- of XIT-functie is AAN, wordt met deze knop de
gewenste frequentieoffset gekozen {pagina’s 38, 40}.
Draai aan de knop om de frequentie van de secundaire
ontvanger bij te stellen wanneer de RIT- en XIT-functies UIT
zijn en de secundaire ontvanger AAN is {pagina 45}.
$5 MANUAL BC-regelknop
Draai aan de knop om de audioscherptefrequentie bij te
stellen wanneer de DSP slagannulatiefunctie op de met de
hand bediende audioscherptefilterstand is ingesteld
{pagina 56}.
$6 MAIN RF GAIN-regelknop
Draai aan de knop om de radiofrequentietoename voor het
hoofdzendontvangtoestel bij te stellen {pagina 18}.
$7 MULTI/ CH-regelknop
Draai aan de knop in VFO-stand om de werkingsfrequentie
hoger of lager in te stellen {pagina 37}. Draai aan de knop in
de geheugenkanaalstand om een geheugenkanaal te kiezen
{pagina 58}. Deze knop wordt ook gebruikt om de
Menunummers in de Menustand te kiezen {pagina 21} en om
de instellingen voor verschillende functies te kiezen die met
de toetsen op het voorpaneel worden geactiveerd. Het
MULTI/ CH-LED licht op wanneer de instelling met de
MULTI/ CH-regelknop gewijzigd kan worden.
$8 MAIN SQL-regelknop
Deze knop wordt gebruik om de luidspreker, de koptelefoon
en het AF-signaal op ACC2 (13-pen DIN-contact) te
onderdrukken (“ruisblokkeren”) wanneer er geen signaal door
het hoofdzendontvangtoestel wordt ontvangen {pagina 19}.
$9 MAIN AF-regelknop
Draai de knop om het volume van het
hoofdzendontvangtoestel te regelen {pagina 19}.
%0 SUB SQL-regelknop
Deze knop wordt gebruik om de luidspreker, de koptelefoon
en het AF-signaal op ACC2 (13-pen DIN-contact) te
onderdrukken (“ruisblokkeren”) wanneer er geen signaal door
het secundaire ontvangtoestel wordt ontvangen {pagina 46}.
%1 SUB AF-regelknop
Indrukken om de secundaire ontvanger AAN of UIT te zetten.
Wanneer de secundaire ontvanger AAN staat, dan gaat het
oranje LED aan. Draai aan de knop om het volume van de
secundaire ontvanger te regelen.
%2 LO/ WIDTH-regelknop
Naar rechts/ naar links draaien om de waarde van de DSP-
filterfrequentie met lage verbreking of de filterbandbreedte
(CW/ FSK) te verhogen/ verlagen. De gekozen waarde
verschijnt op het hoofd-dot-matrix-display {pagina 55}.
%3 HI/ SHIFT-regelknop
Naar rechts/ naar links draaien om de waarde van de DSP-
filterfrequentie met lage verbreking of de Shiftfrequentie te
verhogen/ verlagen. De gekozen waarde verschijnt op het
secundaire dot-matrix-display {pagina 55}.
%4 MAIN-band LED
Dit lampje licht groen op wanneer de ruisblokkering van het
hoofdzendontvangtoestel open staat. Dit lampje licht rood op
tijdens het uitzenden op de VFO-band van het
hoofdzendontvangtoestel.
%5 SUB-band LED
Dit lampje licht groen op wanneer de ruisblokkering van het
secundaire ontvangtoestel open staat. Dit lampje licht rood op
tijdens het uitzenden op de VFO-band van het secundaire
ontvangtoestel.
N-12
ACHTERPANEEL
4 UW TOESTEL LEREN KENNEN
1
2 1
ANT 2ANT 1
PANELCOM
9
101213141511
7
EXT. SP2
8Ω
GND
EXT. SP1
8Ω
q ANT 1 en ANT 2-contacten
Sluit uw primaire HF/ 50MHz antenne op ANT 1 aan. Als u
2 antennes voor de HF/ 50MHz band gebruikt, dan sluit u de
secundaire antenne op het ANT 2-contact aan.
w GND-paal
Verbind een zware meetdraad of koperen riem tussen de
aardverbindingpaal en de dichtstbijzijnde aardverbinding
{pagina 1}.
e KEY en PADDLE-contacten
Het P ADDLE-contact is voor een stekker met 3 geleiders van
6,3 mm, waarmee een toetsenblokpaddle aan het interne
elektronische toetsenblok wordt aangesloten. Het KEY contact is voor een stekker met 2 geleiders van 3,5 mm, waar
een externe toets mee wordt aangesloten om de CW te
gebruiken. Lees “CW-toetsen (P ADDLE en KEY)” {pagina 3}
voordat u deze contacten gebruikt.
r AT-contact
Dit contact is voor de stekker van de kabel die met de externe
antennetuner is meegeleverd.
Lees de gebruiksaanwijzing van de tuner voor meer
informatie.
t ANT 144
Sluit uw 144 MHz-bandantenne aan op dit contact.
y ANT 430
Sluit uw 430 (440) MHz-bandantenne aan op dit contact.
u ANT 1.2G (TS-2000/ TS-B2000 optioneel)
Sluit uw 1,2 GHz-bandantenne aan op dit contact.
i DC 13.8V spanningsstroomcontact
Sluit een energiebron van 13,8 V gelijkstroon aan op dit
contact {pagina 2}. Gebruik de kabel die samen met de
gereguleerde gelijkstroombron geleverd werd.
324586
PADDLE
KEY
EXT. CONT
ACC2
o COM-contact
Dit contact hoort bij een 9-pen vrouwelijk RS-232C-contact
waarmee een computer via één van de seriële
communicatiepoorten wordt aangesloten {pagina 93}.
Dit wordt ook samen met de snelle gegevensoverdrachtfunctie gebruikt {pagina 93}.
!0 P ANEL -contact
Sluit een kabel van het apart verkrijgbare remote paneel
(RC-2000} op dit contact aan.
!1 EXT.SP1 en EXT.SP2-contacten
Dit contact is voor een stekker met 2 geleiders (mono) van
3,5 mm, waarmee de externe luidsprekers worden
aangesloten {pagina’s 3, 78}.
!2 EXT.CONT-contact
Sluit de bedieningskabel van uw 50 MHz, 144 MHz,
430 (440) MHz of 1,2 GHz lineaire versterker op dit contact
aan {pagina 76}.
!3 ACC2-contact
Dit contact is voor een 13-pen mannelijk DIN-contact, waarmee
verschillende accessoires worden aangesloten, zoals een
externe TNC/ MCP of een RTTY-terminal {pagina 94}.
!4 REMOTE-contact
Dit contact is voor een 7-pen mannelijk DIN-contact, waarmee
een HF lineaire versterker wordt aangesloten {pagina 76}. Uw
50 MHz, 144 MHz, 430 (440) MHz of 1,2 GHz lineaire
versterker niet op dit contact aansluiten; gebruik daarvoor het
EXT.CONT-contact.
!5 HF RX ANT-contact
Sluit een aparte alleen-ontvangst-antenne voor HF-banden op
dit contact aan (RCA-contact) {pagina 76}.
ANT
430
REMOTE
AT
ANT
144
ANT 1.2G
HF
RX ANT
DC
13.8V
N-13
4 UW TOESTEL LEREN KENNEN
DISPLAY
61
9
7
2
5
3
1
S
0
1
R
W
P
C
L
A
0
4
0
6
0
d
5
0
5
2
T
E
L
I
R
F
B
1
0
0
W
%
8
1214 16
11 1315
7
24
10
935
q Meettoestel
Tijdens de ontvangst functioneert dit als een S-meettoestel en
geeft de ontvangen signaalsterkte weer. Het geeft ook de
filterbreedte weer. Tijdens de uitzending, functioneert het als
een krachtmeter plus een ALC-meter, een SWR-meter of een
compressiemeter voor de stemverwerking. De piek-vasthoudfunctie zorgt ervoor dat elke meting ca. een halve seconde
lang zichtbaar blijft.
Opmerking: De SWR-meter werkt alleen voor de HF- en de 50 MHzbanden.
w
Dit verschijnt wanneer de interne antennetuner {pagina 72} of
een externe antennetuner klaar is voor de ontvangst van de
HF/ 50 MHz band.
e AT
Dit verschijnt wanneer de interne antennetuner {pagina 72} of
een externe antennetuner klaar is voor de uitzending van de
HF/ 50 MHz band.
r
Dit verschijnt wanneer het HF RX ANT {pagina 76} -contact
geactiveerd is om HF-bandsignalen te ontvangen. U kunt de
signalen niet via dit contact uitzenden.
t
Er verschijnt “” of “”, wanneer ofwel het Antenne
1- of het Antenne 2-contact voor de FH/ 50 MHz band werd
gekozen {pagina 72}.
y MHz
Dit verschijnt wanneer de MHz omhoog/ omlaag-stand met de
MULTI/ CH-regelknop is AAN {pagina 37}.
u ALT
Dit verschijnt wanneer ALT (Auto Lock Tuning) voor de 1,2 GHz
(FM) band werd geactiveerd {pagina 72}.
i
Dit verschijnt wanneer de geheugen terughalen of geheugen
scrollen wordt gebruikt {pagina 59}.
o
Dit toont het geheugenkanaalnummer voor het
hoofdzendontvangtoestel. Als u een kanaal boven de 99 kiest,
dan verschijnt een eerste cijfer (1 of 2) (de geheugennummers gaan van 00 tot 299}. Het toont ook de
nummerlocatie van de snel geheugen (de snel geheugennummers gaan van “0_” tot “9_”).
!0 AUTO
Dit verschijnt wanneer de auto-standselectie is geactiveerd
{pagina 73}.
!1
Dit verschijnt wanneer het hoofdzendontvangtoestel voor de
uitzendband is geselecteerd.
!2
Dit verschijnt wanneer de functies van het hoofdzendontvangtoestel via de voorpaneeltoetsen geregeld kunnen worden.
!3 ATT
Dit verschijnt wanneer de ontvangstverzwakker (–12 dB) van
het hoofdzendontvangtoestel AAN staat {pagina’s 57, 73}.
!4 TNC
Dit verschijnt wanneer de interne TNC aan het
hoofdzendontvangtoestel is toegewezen {pagina 49}.
!5 PRE
Dit verschijnt wanneer de ontvangstvoorversterker van het
hoofdzendontvangtoestel AAN staat {pagina 57}.
!6 + =
Er verschijnt “+” of “–”, en dit geeft aan welke offset-richting
voor het hoofdzendontvangtoestel werd gekozen. “=” verschijnt
wanneer de –7,6 MHz (430 MHz) of –6,0 MHz (1,2 GHz) offset
werd gekozen (alleen voor alle E-types) (pagina 32}.
N-14
4 UW TOESTEL LEREN KENNEN
3022182420
2117 19232528272629
9
7
2
5
3
1
S
0
1
R
W
P
C
L
A
0
4
0
6
0
d
5
0
5
2
T
E
L
I
R
F
B
1
0
0
W
%
33313234
!7 DCS
Dit verschijnt wanneer de DCS (ruisonderdrukking met
digitale code) van het hoofdzendontvangtoestel AAN staat
{pagina 36}.
!8 [R]
“R” verschijnt wanneer de omdraaifunctie van het
hoofdzendontvangtoestel AAN staat. “[R]” verschijnt wanneer
de ASC (automatische simplexcontrole) van het
hoofdzendontvangtoestel is geactiveerd {pagina 34}.
!9 C T
“T” verschijnt wanneer de toonfunctie van het
hoofdzendontvangtoestel AAN staat {pagina 33}. “C T”
verschijnt wanneer de CTCSS (voortdurend toongecodeerdruisonderdrukkingsysteem) van het hoofdzendontvangtoestel
AAN staat {pagina 35}.
@0 AGC
Dit verschijnt wanneer de AGC (automatische
toenameregeling) van het hoofdzendontvangtoestel AAN
staat {pagina 38}. Het verdwijnt weer wanneer de AGC wordt
uitgezet.
@1 M.B.C.
Er verschijnt “B.C.” wanneer de automatische slagannulering
AAN staat. Er verschijnt “M.B.C.” wanneer de enkele
slagannuleringsfrequentie met de hand wordt geregeld
{pagina 56}.
@2 N.B.
Dit verschijnt wanneer de geluidsonderdrukker AAN staat
{pagina 57}.
@3 FINE
Dit verschijnt wanneer de fijnafstelling voor de
hoofdafstemknop AAN staat {pagina 38}.
@4 A.NOTCH
Dit verschijnt wanneer de DSP Auto Notch-functie van het
hoofdzendontvangtoestel AAN staat {pagina 56}.
@5
“” of “” verschijnt, afhankelijk van het feit of DSP
Ruisreductie 1 (lijnverbetering-methode) of Ruisreductie 2
(SPAC-methode) van het hoofdzendontvangtoestel is
geactiveerd {pagina 56}.
@6
“” verschijnt wanneer de TX Equalizer-functie AAN staat.
” verschijnt wanneer de RX Equalizer-functie van het
“
hoofdzendontvangtoestel AAN staat {pagina’s 41, 78}.
@7
Dit verschijnt wanneer snelmenufunctie van het
zendontvangtoestel AAN staat {pagina 21}. Het verschijnt ook
wanneer het frequentiepunt van de gedeeltelijk vertraagde
programmascan op het hoofdzendontvangtoestel is gekozen
{pagina 67}.
@8
“” verschijnt wanneer de trace-functie in de satellietstand
AAN staat. “
” verschijnt wanneer de Reverse trace-
functie AAN staat {pagina 53}.
@9 P.C.T.
Dit verschijnt wanneer de pakketclusters toonstand is
geactiveerd {pagina 53}.
#0 SPLIT
Dit verschijnt wanneer de uitzendfrequentie verschilt van de
ontvangfrequentie {pagina 31}.
#1 tAs
“tA” of “As” verschijnt terwijl VFO A actief is {pagina 18}.
“A” verschijnt wanneer Menu A wordt gebruikt {pagina 21}.
#2 tBs
“tB” of “Bs” verschijnt wanneer VFO B is geactiveerd
{pagina 18}. “B” verschijnt wanneer Menu B wordt gebruikt
{pagina 21}.
#3 tMs
“tM” of “Ms” verschijnt wanneer een simplex
geheugenkanaal is geactiveerd {pagina 59}. “tMs”
verschijnt wanneer een geheugenkanaal met gesplitste
frequentie is geactiveerd {pagina 60}.
#4
“” verschijnt wanneer de frequentievergrendelingsfunctie AAN staat. “ ” verschijnt wanneer de
vergrendeling van alle toetsfunctie AAN staat {pagina 77}.
N-15
4 UW TOESTEL LEREN KENNEN
9
7
2
5
3
1
S
0
1
R
W
P
C
L
A
0
4
0
6
0
d
5
0
5
2
T
E
L
I
R
F
B
1
0
0
W
%
5755584245 49 4856
#5
Dit verschijnt wanneer het toestel in de satellietstand staat
{pagina 53}.
#6
Dit verschijnt wanneer geheugen terughalen of geheugen
scrollen wordt gebruikt voor het secundaire ontvangtoestel
{pagina 59}.
#7
Dit toont het geheugenkanaalnummer voor het secundaire
ontvangtoestel. Als u een kanaal boven de 99 kiest, dan
verschijnt een eerste cijfer (1 of 2) (de geheugennummers
gaan van 00 tot 299).
#8
Dit verschijnt wanneer het secundaire ontvangtoestel voor de
uitzendband is geselecteerd.
#9
Dit verschijnt wanneer de functies van het secundaire
ontvangtoestel via de voorpaneeltoetsen geregeld kunnen
worden.
$0 ATT
Dit verschijnt wanneer de ontvangstverzwakker (–12 dB) van
het secundaire ontvangtoestel AAN staat {pagina’s 57, 73}.
$1 TNC
Dit verschijnt wanneer de interne TNC aan het secundaire
ontvangtoestel is toegewezen.
$2 XIT
Dit verschijnt wanneer de incrementele uitzendafstemmingfunctie van het hoofdzendontvangtoestel AAN staat
{pagina 40}.
$3 PRE
Dit verschijnt wanneer de ontvangstvoorversterker van het
secundaire ontvangtoestel AAN staat {pagina 57}.
$4 + =
Er verschijnt “+” of “–”, en dit geeft aan welke offset-richting
voor het secundaire ontvangtoestel werd gekozen. “=”
verschijnt wanneer de –7,6 MHz (430 MHz) of –6,0 MHz
(1,2 GHz) offset werd gekozen (alleen voor alle E-types)
{pagina 32}.
3941475452443637
50
38404353463551
$5 RIT
Dit verschijnt wanneer de ontvangst incrementele
afstemming-functie van het hoofdzendontvangtoestel AAN
staat {pagina 38}.
$6 DCS
Dit verschijnt wanneer de DCS (ruisonderdrukking met
digitale code) van het secundaire ontvangtoestel AAN staat
{pagina 36}.
$7 [R]
“R” verschijnt wanneer de omkeringsfunctie van het
secundaire ontvangtoestel AAN staat. “[R]” verschijnt wanneer
de ASC (automatische simplexcontrole) van het secundaire
ontvangtoestel werd geactiveerd {pagina 34}.
$8 S
Dit verschijnt wanneer de meter van het secundaire
ontvangtoestel de signaalsterkte weergeeft {pagina 46}.
$9 PWR
Dit verschijnt wanneer het meettoestel van het secundaire
ontvangtoestel het uitgangsvermogen weergeeft {pagina 20}.
%0
Doet dienst als een S-meter om de ontvangen signaalsterkte
voor het secundaire ontvangtoestel te meten en weer te
geven. Het geeft ook de relatieve outputkracht weer wanneer
de sub-band voor de uitzending is gekozen.
%1 C T
“T” verschijnt wanneer de toonfunctie van het secundaire
ontvangtoestel AAN staat {pagina 33}. “C T” verschijnt
wanneer de CTCSS (Voortdurend toongecodeerdruisonderdrukkingsysteem) van het secundaire ontvangtoestel
AAN staat {pagina 35}.
%2
Dit verschijnt wanneer de DSP ruisvermindering 1 van het
secundaire ontvangtoestel AAN staat {pagina 56}.
%3 PKT
Dit verschijnt wanneer de interne TNC in de pakketstand staat
{pagina 49}.
N-16
%4 PC
Dit verschijnt wanneer de TS-2000(X) door een PC wordt
bediend {pagina 81}.
%5
Dit display geeft de werkingsfrequentie van het
hoofdzendontvangtoestel weer.
%6
Wanneer het secundaire ontvangtoestel AAN staat, dan wordt
op het display de ontvangstfrequentie van het secundaire
ontvangtoestel weergegeven. Als u echter de functies van het
hoofdzendontvangtoestel regelt, zoals RIT, XIT, of SPLIT, dan
wordt het display gebruikt om de frequentie-informatie van
deze functies weer te geven {pagina 45}.
%7 Hoofd-dot-matrix-display
In de normale werkingstand, geeft dit display de werkingstand
van het hoofdzendontvangtoestel weer. Het display wordt ook
gebruikt voor allerlei andere informatie, zoals menunummers
en instellingen en de DSP-filterconfiguratie.
%8 Secundair dot-matrix-display
In de normale werkingstand, geeft dit display de werkingstand
van het secundaire ontvangtoestel weer. Het display wordt
ook gebruikt voor allerlei andere informatie, zoals
menunummers en de DSP-filterfrequentie-configuratie.
4 UW TOESTEL LEREN KENNEN
MICROFOON
q
DWN UP
w
PTT
q UP/ DWN-toetsen
Gebruik deze toetsen om de VFO-frequentie, de
geheugenkanalen of menuselecties hoger of lager in te
stellen. Deze toetsen voortdurend ingedrukt houden om de
instellingen te wijzigen.
w PTT (Push-to-Talk)-schakelaar
Het zendontvangtoestel gaat over op de uitzendstand
wanneer deze niet-vergrendelbare schakelaar langere tijd
ingedrukt wordt. Als de schakelaar wordt losgelaten, dan gaat
het zendontvangtoestel over op de uitzendstand.
N-17
BASISWERKING
N
M
O
U
S
S
S
S
TOESTEL AAN EN UIT ZETTEN
1 De gelijkstroomtoevoer AAN zetten.
] (STROOM) momenteel ingedrukt houden om het
2[
zendontvangtoestel AAN te zetten.
•De schakelaar niet langer dan ca. 2 seconden lang
ingedrukt houden, anders gaan het toestel weer uit.
•Wanneer het toestel aan is, ziet u “HELLO”, gevolgd
door de gekozen frequentie en andere indicatoren.
PF
F LOCK
A
A
T
T
P
R
E
LE
V
EL
L
E
V
E
L
V
O
X
P
R
O
PF
ATT
LEVEL
VOX
SEND
F LOCK
A
PRE
LEVEL
PROC
ANT1/2
AT
C
A
N
T
1
/2
SE
N
D
A
T
P
H
L
E
O
V
N
E
E
C
L
S
H
1
/R
E
C
C
H
2
/R
E
C
C
H
3/R
E
C
N.R.
1
CAR
2
3
C
T
O
N
E/SE
L
E
L
V
E
L
M
ET
N
ER
MIC
C
T
C
SS
/S
EL
4
A.N.
FU
5
TX MONI
6
N
B
/LE
V
E
L
A
G
C
/O
F
F
M
FIN
A
N
E
/S
U
AL
M
IC
T
E
PWR
P
7
8
B.C.
9
DELAY
D
C
S
/
S
E
L
S
H
I
F
T
/O
F
F
S
E
T
.
KEY
0
E
N
T
LO
/
H
I/
W
ID
T
H
S
H
IFT
3 Om het toestel UIT te zetten, drukt u nogmaals op []
(STROOM).
4 De gelijkstroomtoevoer UIT zetten.
•U kunt stap 3 overslaan. Wanneer het toestel AAN
staat, kunt u het weer UIT of AAN zetten door de
gelijkstroomtoevoer te regelen. Het zendontvangtoestel slaat de positie van de STROOM-schakelaar
op wanneer de gelijkstroomtoevoer UIT wordt gezet.
HF/VHE/UHF ALL M
MAIN
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
CLR
SEL
1MHz
DISP
ME
CTRL
RADIO FREQUENTIE (RF)-TOENAME
De MAIN RF GAIN-regelknop helemaal naar rechts draaien.
U kunt het ook iets naar links draaien wanneer u het
gewenste signaal niet goed kunt horen vanwege te veel
atmosferische ruis of storing van andere stations. Noteer eerst
de hoogste S-meter-stand van het gewenste signaal. Draai
daarna de MAIN RF GAIN-regelknop naar links, totdat de
S-meter de door u genoteerde waarde aangeeft. De signalen
die zwakker zijn dat dit niveau worden verder verzwakt en de
ontvangst van het station wordt beter.
9.6k STA
MANUAL
BC
RF
MAIN
GAIN
TO
B
B
EL
1MHz
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
SUB
MENU
CALL
TFSET
MAIN SUB
SG.SEL
M
SCAN
CTRL
M
O
M
E
M
K
IC
U
Q
I
.
M
R
C.IN
M
L
T
A
S
E
R
S
/
M
I
L
P
S
B
/
A
A
R
T
H
/C
O
F
V
B
=
A
/M
O
F
V
L
E
.S
G
N
I
.
M
O
F
V
Afhankelijk van het soort en de versterking van uw antenne
en de conditie van de band, kunt u ook de MAIN RF GAINregelknop net zover naar links gedraaid laten, in plaats van
helemaal naar rechts te draaien. Wanneer het toestel op FM
staat, moet de MAIN RF GAIN-regelknop volledig naar rechts
gedraaid worden.
CON
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
+
CLEAR
P.C. T
SET
H
C
N
I
I
T
L
A
U
M
M
C
B
L
A
U
N
A
N
I
M
A
G
F
R
N
V
IN
T
B
A
U
M
S
E
C
F
A
L
Q
S
VOLUME REGELEN
AUDIO FREQUENTIE (AF)-VERHOGING
Draai de MAIN AF-regelknop naar rechts om het
geluidsniveau te verhogen en naar links om het niveau te
verlagen.
MAIN
AF
SQL
TO
B
B
EL
1MHz
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
SUB
MENU
CALL
C.IN
TFSET
MAIN SUB
V
SG.SEL
M
SCAN
CTRL
M
M
/S
M
B
/
A
/C
O
F
/M
O
F
V
L
E
S
.
G
O
F
V
Opmerkingen:
◆
De stand van de MAIN AF-regelknop heeft geen invloed op het
volume van de alarmsignalen die veroorzaakt worden door de
toetsen, noch op de zijtoon van de CW-uitzending. Het
geluidsniveau van de Packet-werking wordt evenmin met de
MAIN AF-regelknop geregeld.
◆
Wanneer de apart verkrijgbare RC-2000 is geïnstalleerd, dan
kunt u het volume zowel op het zendontvangtoestel als op de
RC-2000 met de AF-knoppen regelen. Als u echter het
zendontvangtoestel aan zet, hebben de volumeinstellingen van
de RC-2000 prioriteit.
9.6k STA
CON
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
CLEAR
P.C.T
SET
C
I
IN
T
L
A
U
M
M
C
B
L
A
U
N
A
IN
M
A
G
F
R
O
M
E
M
K
IC
U
Q
N
I
.
M
R
L
T
A
S
V
E
R
N
I
IT
B
A
L
P
U
M
S
S
E
C
A
R
T
H
F
A
B
=
A
L
Q
S
N
I
.
M
VFO A OF VFO B KIEZEN
Er zijn 2 VFO’s beschikbaar voor de frequentieregeling van
het hoofdzendontvangtoestel. Elke VFO, VFO A en VFO B
functioneert onafhankelijk, zodat een verschillende frequentie
en stand gekozen kunnen worden. Wanneer de SPLIT -functie
aan staat, wordt VFO A gebruikt voor de ontvangst en VFO B
voor de uitzending. De omgekeerde combinatie is ook
mogelijk.
Druk op [A/B] om van VFO A op VFO B over te schakelen en
+
H
vice versa.
•Er verschijnt “tA” of “tB” om aan te geven welke VFO
werd gekozen.
9.6k STA
CON
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
+
CLEAR
P.C. T
SET
H
C
I
IN
T
L
A
U
M
M
C
B
L
A
U
N
A
IN
M
A
G
F
R
O
M
E
M
K
IC
U
Q
N
I
.
M
CALL
R
C.IN
M
L
T
A
S
V
E
R
/S
M
N
I
IT
B
A
L
P
U
M
S
B
/
A
H
/C
O
F
V
M
/
O
F
V
L
E
S
.
G
M
O
F
V
M
S
E
C
A
R
T
F
A
B
=
A
L
Q
S
N
I
.
M
M/S
A/B
VFO/CH
VFO/M
TO
B
B
EL
1MHz
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
SUB
MENU
TFSET
MAIN SUB
SG.SEL
SCAN
CTRL
L
T
A
S
REV
SPLIT
TRACE
A=B
BAND SELECTEREN
Druk op [+]/ [–] om de door u gewenste band te kiezen.
•Als u één van beide toetsen ingedrukt houdt, dan
verandert de band voortdurend.
9.6k STA
CON
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
TO
MAIN
N-18
SUB
B
B
EL
1MHz
SUB
MENU
TFSET
MAIN SUB
SG.SEL
SCAN
CTRL
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
+
CLEAR
P.C. T
SET
H
C
I
IN
T
L
A
U
M
M
C
B
L
A
U
N
A
N
I
M
A
G
F
R
O
M
E
M
K
C
I
U
Q
N
I
.
M
CALL
R
C.IN
M
L
T
A
S
V
E
R
/S
M
N
I
IT
B
A
L
P
U
M
S
B
/
A
H
/C
O
F
V
/M
O
F
V
L
E
S
.
G
M
O
F
V
M
S
E
C
A
R
T
F
A
B
=
A
L
Q
S
N
I
.
M
5 BASISWERKING
N
M
O
S
S
N
M
O
reteM?netemegtdrowtaW
SnelangisnegnavtnoednavthcarK
RWPgnidneztiuednavnegomrevreovtiU
CLAdnatssgnilegeruaevinehcsitamotuA
RWS
tehnavgniduohrevflogednaatS
meetsysennetna
PMOC
ednavkiurbegjibuaevineisserpmocmetS
}04anigap{rekrewrevmetS
RETLIFetdeerbretlif-PSD
ST AND KIEZEN
Druk op [LSB/ USB/ AUTO], [CW/ FSK/ REV] of op
[FM/ AM/ NAR]. Om de tweede stand van elke knop te
kiezen, moet u dezelfde knop opnieuw indrukken.
Bijvoorbeeld, telkens wanneer u op [LSB/ USB/ AUTO] drukt,
schakelt u over van de LSB- op de USB-stand en vice versa.
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
AUTO
LSB
USB
PF
F LOCK
A
A
T
T
P
R
E
L
E
V
E
L
L
E
V
E
L
V
O
X
P
R
O
C
A
N
T
1
/2
S
E
N
D
A
T
P
H
L
E
O
V
N
E
E
CH1/REC
L
S
CH2/REC
CH3/REC
N.R.
1
CAR
2
3
C
TONE/SEL
L
E
V
E
L
METER
N
MIC
CTCSS/SEL
U
4
A.N
F
5
TX MONI
6
.
NB/LEVEL
AGC/OFF
M
FINE/STEP
A
N
U
A
M
L
IC
B.C
LO
W
ID
PWR
7
8
9
DELAY
D
C
S
/
S
E
L
.
S
H
IF
T
/O
F
F
S
E
T
.
KEY
0
ENT
/
H
I/
T
H
S
H
IF
T
Druk op [FUNC], [LSB/ USB/ AUTO] om van de
automatische-standselectie over te schakelen en vice versa.
Wanneer het is geactiveerd, dan verschijnt “AUTO”. Als de
frequentie hoger of lager dan 9,5 MHz is, dan verandert het
zendontvangtoestel automatisch van stand: LSB voor
frequenties lager dan 9,5 MHz en USB voor frequenties
gelijk aan of hoger dan 9,5 MHz (HF/ 50 MHz band). Voor de
144 MHz, 430 (440) MHz en 1,2 GHz banden schakelt het
zendontvangtoestel automatisch over op FM. U kunt de
frequentietabelgegevens uitbreiden om de stand
automatisch te laten veranderen {pagina 73}.
HF/VHE/UHF ALL M
MAIN
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
CLR
SEL
1MHz
DISP
ME
CTRL
FREQUENTIE KIEZEN
Draai de Afstemknop naar rechts of druk op Mic [UP] om de
frequentie te verhogen. Draai de Afstemknop naar links of
druk op Mic [DWN] om de frequentie te verlagen.
9.6k STA
CON
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
TO
B
B
SEL
1MHz
CTRL
EL
1MHz
SUB
MENU
TFSET
MAIN SUB
SG.SEL
SCAN
CTRL
U kunt ook een frequentie direct met de cijfertoetsen
invoeren als de gewenste frequentie ver van de huidige
frequentie af ligt. Druk op [ENT], en druk daarna op de juiste
cijfertoetsen. Voor meer informatie, lees “Directe frequentieinvoer” {pagina 37}.
CH1/REC
CH2/REC
1
TONE/SEL
4
NB/LEVEL
7
DCS/SEL
.
CH3/REC
2
METER
CTCSS/SEL
5
AGC/OFF
FINE/STEP
8
SHIFT/OFFSET
0
3
6
9
ENT
PF
F LOCK
A
ATT
PR
E
L
EVEL
LEV
EL
VO
X
P
RO
C
A
NT1/2
SE
ND
AT
PHONES
LEVEL
C
H
1
/R
EC
C
H
2/R
E
C
C
H3
/R
E
C
N.R.
1
2
3
T
O
N
E
/S
LEVEL
E
L
M
ET
ER
C
T
C
S
S/S
EL
4
A.N.
5
6
N
B/LE
V
EL
AG
C
/O
FF
M
F
INE
ANU
/ST
AL
MIC
E
P
7
8
B.C.
9
D
C
S
/S
E
L
S
H
IF
T
/O
F
F
S
E
T
.
0
E
N
T
LO/
HI/
W
IDTH
SHIFT
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
+
CLEAR
P.C. T
SET
H
C
I
IN
T
L
A
U
M
M
C
B
L
A
U
N
A
N
I
M
A
G
F
R
O
M
E
M
K
IC
U
Q
N
I
.
M
CALL
R
C.IN
M
L
T
A
S
V
E
R
/S
M
IN
IT
B
A
L
P
U
M
S
B
/
A
H
/C
O
F
V
M
/
O
F
V
L
E
S
.
G
M
O
F
V
M
MAIN
CAR
C
N
MIC
U
F
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
CLR
DISP
S
E
C
A
R
T
F
A
B
=
A
L
Q
S
N
I
.
M
HF/VHE/UHF ALL M
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
SEL
1MHz
ME
CTRL
RUISBLOKKERING BIJSTELLEN
De bedoeling van de ruisblokkering is om de luidspreker te
onderdrukken wanneer er geen signalen aanwezig zijn.
Wanneer de ruisblokkering juist is ingesteld, hoort u alleen
geluid wanneer u daadwerkelijk signalen ontvangt. Hoe hoger
het gekozen ruisblokkeringsniveau, des te sterker moeten de
signalen zijn om ontvangen te kunnen worden. Het juiste
ruisblokkeringsniveau hangt af van het RF-geluid in de
omgeving.
Draai aan de MAIN SQL-regelknop wanneer er geen signalen
aanwezig zijn om het ruisblokkeringsniveau te kiezen waarbij
het achtergrondgeluid wordt geëlimineerd; de LED van de
MAIN-band gaat aan. Vele ham-operators laten de
MAIN SQL-regelknop helemaal naar links staan, tenzij ze een
volledige draaggolfstand, zoals FM, gebruiken. Het
ruisblokkeringsniveau voor het hoofdzendontvangtoestel
wordt in de fabriek ingesteld op ca. 9 uur voor FM en op
1 1 uur voor SSB en AM.
MAIN
AF
SQL
TO
B
B
EL
1MHz
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
SUB
MENU
CALL
C.IN
TFSET
MAIN SUB
V
SG.SEL
M
SCAN
CTRL
M
M
/S
M
B
/
A
/C
O
F
/M
O
F
V
L
E
S
.
G
O
F
V
9.6k STA
CON
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
+
CLEAR
P.C.T
SET
H
C
I
IN
T
L
A
U
M
M
C
B
L
A
U
N
A
IN
M
A
G
F
R
O
M
E
M
K
C
I
U
Q
N
I
.
M
R
L
T
A
S
V
E
R
IN
IT
B
A
L
P
U
M
S
S
E
C
A
R
T
H
F
A
B
=
A
L
Q
S
N
I
.
M
Dit zendontvangtoestel heeft vele anderen manieren om snel
een frequentie te kiezen. Voor meer informatie, lees
“FREQUENTIE KIEZEN” {pagina 37}.
VOORPANEELMETER
Het multifunctionele meetapparaat meet de parameters uit
de onderstaande tabel. De S-meter en de FILTER-balans
verschijnen wanneer het toestel op ontvangen staat, en de
PWR-meter verschijnt wanneer het toestel op uitzenden
staat. Telkens waneer u op [5/ METER] drukt, schakelt u
over van de ALC- op de SWR- en op de COMP-meter. De
hoogste standen van de S-meter, de ALC-, SWR, COMP- en
PWR-functies worden wat langer getoond.
Opmerkingen:
◆
De COMP-meter functioneert alleen wanneer de spraakp
processor op AAN staat in de SSB-, FM- of AM-stand.
◆
Het PWR-indicator geeft het uitvoervermogen als een percentage
op de 1,2 GHz band weer.
◆
De SWR-meter werkt alleen voor ANT 1 en ANT 2 (HF/ 50 MHz
band).
◆
De piek-vasthoud metingen kunnen niet gedeactiveerd worden.
N-19
5 BASISWERKING
N
M
O
N
M
O
S
N
M
O
S
UITZENDEN
Voor stemcommunicatie drukt u op [SEND] of houdt u Mic
[PTT] ingedrukt. Vervolgens spreekt u met uw normale stem
in de microfoon. Wanneer u klaar bent met spreken, drukt u
nogmaals op [SEND] of laat Mic [PTT] los.
Om CW uit te zenden, druk op [VOX/ LEVEL] om de
onderbrekingstijdfunctie AAN te zetten. Sluit daarna de toets
of de toetsenblokpaddle. Sluit een toets of toetsenblokpaddle
aan {pagina’s 3, 39}, en kies daarna de CW-stand.
PF
F LOCK
A
A
T
T
P
R
E
L
E
V
EL
LE
V
E
L
V
O
X
P
R
O
C
A
N
T
1
/2
S
E
N
D
A
T
PH
L
E
O
V
N
E
E
C
L
S
H
1/R
E
C
C
H
2/R
E
C
C
H
3/R
E
C
N.R.
1
CAR
2
3
C
T
O
N
E
/S
LE
E
L
V
E
L
M
E
N
T
E
R
MIC
C
T
C
S
S
/S
E
L
4
A.N.
FU
5
TX MONI
6
N
B
/L
EV
E
L
A
G
C
/O
F
F
M
F
IN
A
N
E
/S
U
A
M
IC
TE
L
PWR
P
7
8
B.C.
9
DELAY
D
C
S
/
S
E
L
S
H
I
F
T
/
O
F
F
S
E
T
.
KEY
0
E
N
T
LO
/
H
I/
W
ID
T
H
S
H
IFT
LE
PF
A
V
S
F LOCK
TT
V
EL
O
X
E
N
D
A
P
R
E
LE
V
E
L
P
R
O
C
A
N
T1/2
A
T
Voor meer informatie over uitzenden, zie
“BASISCOMMUNICATIE” vanaf pagina 28.
Opmerking: Wanneer u de AM-, CW- of FSK-stand gebruikt, dan
kunt u het ladingsniveau bijstellen. Over het algemeen stelt u het
niveau zo in dat de ALC-meter een stand aangeeft binnen de limieten
van de ALC-zone. Voor meer informatie over de bijstellingsprocedures, leest u de instructies voor elke stand onder
“UITZENDEN” {pagina’s 28, 29, 30}.
UITZENDVERMOGEN KIEZEN
Het is verstandig om een lager uitzendvermogen te kiezen
wanneer de communicatie nog steeds goed is. Dit vermindert
de kans op storing van anderen op de band. Als u batterijen
gebruikt, gaat de batterij langer mee als u een lager
uitzendvermogen kiest. Met dit zendontvangtoestel kunt u het
uitzendvermogen tijdens de uitzending veranderen.
1 Druk op [PWR/ TX MONI].
•Het huidige uitzendvermogen verschijnt.
CAR
MIC
TX MONI
PWR
DELAY
KEY
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop naar links om het
vermogen te verminderen of naar rechts om het vermogen
te versterken.
CH
MULTI
TO
B
B
EL
1MHz
PF
F LOCK
A
A
T
T
P
R
E
L
E
V
E
L
L
E
V
E
L
V
O
X
P
R
O
C
A
N
T
1
/2
S
E
N
D
A
T
P
H
LE
O
V
N
E
E
C
L
S
N.R.
T
O
L
E
V
E
L
A.N.
N
M
A
N
U
A
M
L
IC
B.C.
L
O
/
W
ID
T
H
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
CTRL
H
1
/R
E
C
C
H
2
/R
E
C
C
H
3
/R
E
C
1
CAR
2
3
C
N
E
/S
E
L
M
E
N
T
E
R
MIC
C
T
C
S
S
/S
E
L
4
FU
5
TX MONI
6
B
/L
E
V
E
L
A
G
C
/O
F
F
F
IN
E
/S
T
E
PWR
P
7
8
9
DELAY
D
C
S
/
S
E
L
S
H
I
F
T
/
O
F
F
S
E
T
.
KEY
0
E
N
T
H
I/
S
H
IF
T
SUB
MENU
CALL
C.IN
M
TFSET
/S
M
B
/
A
MAIN SUB
/C
O
F
V
/M
O
F
V
SG.SEL
L
E
S
.
G
M
SCAN
O
F
V
M
HF/VHE/UHF ALL M
MAIN
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
CLR
SEL
1MHz
DISP
MAIN
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
CLR
SEL
1MHz
DISP
A
U
N
A
M
O
M
E
M
K
IC
U
Q
N
I
.
M
R
L
T
A
S
V
E
R
IT
L
P
S
E
C
A
R
T
H
B
=
A
N
I
.
M
ME
CTRL
HF/VHE/UHF ALL M
ME
CTRL
9.6k STA
CON
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
+
CLEAR
P.C. T
SET
H
C
I
IN
T
L
A
U
M
M
C
B
L
IN
A
G
F
R
IN
B
A
U
M
S
F
A
L
Q
S
3 Druk op [PWR/ TX MONI] om de instelling te voltooien.
Opmerking: U kunt Menu Nr. 23 “VERMOGENSAFSTEMMING
VOOR FIJNUITZENDING” en daarna “AAN” kiezen (druk op [+]) om
de afstellingstap van 5 W tot 1 W te reduceren {pagina 79}.
MICROFOONVERSTERKING
De microfoonversterking moet worden bijgesteld wanneer de
SSB- of AM-stand zonder stemverwerking wordt gebruikt
{pagina’s 28, 29}.
1 Druk op [MIC/ CAR].
•Het huidige microfoonversterkingsniveau verschijnt.
De standaardinstelling is 50; het bereik gaat van 0 tot
100.
CAR
MIC
TX MONI
PWR
DELAY
PF
FLOCK
A
A
T
T
P
R
E
L
E
V
E
L
L
E
V
E
L
V
O
X
P
R
O
C
A
N
T
1
/2
S
E
N
D
A
T
P
H
L
E
O
V
N
E
E
L
S
N.R.
L
E
V
E
L
A.N.
M
A
N
U
A
M
L
IC
B.C
.
L
O
/
W
ID
T
H
MAIN
CH1/REC
CH2/REC
CH3/REC
1
CAR
2
3
C
TONE/SEL
METER
N
MIC
CTCSS/SEL
U
4
F
5
TX MONI
6
NB/LEVEL
AGC/OFF
FINE/STEP
PWR
7
8
9
DELAY
D
C
S
/S
E
L
S
H
IF
T
/
O
F
F
S
E
T
.
KEY
0
ENT
H
I/
S
H
IF
T
CLR
KEY
2 Druk op [SEND] en houdt Mic [PTT] ingedrukt.
•De LED van de MAIN band wordt rood.
3 SSB: Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de
MULTI/ CH -regelknop in, zodat de ALC-meter uw
stemniveau weergeeft, maar de ALC-limiet niet
overschrijdt.
AM: Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de
MULTI/ CH -regelknop in, zodat de geijkte stroommeter uw
stemniveau enigszins weergeeft.
CW, FSK: Tijdens de uitzending stelt u de
MULTI/ CH -regelknop in, zodat de ALC-meter het
ladingsniveau binnen de ALC-zone aangeeft.
MULTI
CH
TO
B
B
EL
1MHz
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
SUB
MENU
CALL
TFSET
MAIN SUB
SG.SEL
M
SCAN
CTRL
M
Q
R
C.IN
M
S
/
M
B
/
A
H
/C
O
F
V
/M
O
F
V
L
E
S
.
G
O
F
V
4 Druk op [SEND] of laat Mic [PTT] los.
•Het LED van de MAIN-band wordt groen of gaat uit,
afhankelijk van de instelling van de MAIN SQLregelknop.
5 Druk op [MIC/ CAR].
Voor de FM-stand, ga naar Menu Nr. 41 {pagina 28} en kies
“LOW (laag)”, “MID (medium)” of “HIGH (hoog)”.
Opmerking: Wanneer u de apart verkrijgbare MC-90-microfoon in
de FM-stand gebruikt, kies dan “HIGH (hoog)” voor de
microfoonversterking. De gevoeligheid van de microfoon is laag in de
FM-stand. Hierdoor kan onvoldoende modulatie ontstaan. Kies voor
andere microfoons ofwel “LOW (laag)” of “MID (medium)”.
HF/VHE/UHF ALL M
AUTO
LSB
USB
REV
CW
FSK
NAR
FM
AM
SEL
1MHz
DISP
N
A
M
O
M
E
M
K
IC
U
N
I
.
M
L
T
A
S
V
E
R
IT
L
P
S
E
C
A
R
T
B
=
A
N
I
.
M
ME
CTRL
9.6k STA
CON
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
+
CLEAR
P.C. T
SET
H
C
I
IN
T
L
A
U
M
M
C
B
L
A
U
IN
A
G
F
R
N
I
B
A
U
M
S
F
A
L
Q
S
•Het selectiebereik verschilt, afhankelijk van de
gebruikte band en stand.
N-20
MENU-INSTELLING
WA T IS EEN MENU?
Vele functies van dit zendontvangtoestel worden gekozen of
geconfigureerd via een door software gecontroleerd menu, in
plaats van door de fysieke regelknoppen van het toestel.
Wanneer u het menusysteem eenmaal kent, dan zult u
verbaasd staan over de veelzijdigheid ervan. U kunt de
verschillende timings, instellingen en programmafuncties van
dit zendontvangtoestel precies instellen zoals u dat wilt,
zonder dat daar veel knoppen of schakelaars voor gebruikt
hoeven te worden.
MENU A/ MENU B
Dit zendontvangtoestel heeft twee menu’s: Menu A en Menu
B. Deze menu’s bevatten identieke functies en kunnen apart
geconfigureerd worden. Met dit zendontvangtoestel kunt u
dus snel en gemakkelijk van de ene naar de andere instelling
overschakelen. Bijvoorbeeld, u kunt Menu A voor Dxing en
wedstrijden gebruiken en Menu B is voor als u ontspannen en
plaatselijk wilt “ragchewen”. Door van Menu A op Menu B over
te schakelen, kunt u onmiddellijk de Menuconfiguratie
veranderen alsook de toetsfuncties, al naar gelang de door u
gewenste werking. Of twee operators kunnen hetzelfde
zendontvangtoestel gebruiken door aan elk één Menu toe te
wijzen. Beide operators kunnen dan altijd met hun eigen
configuratie werken.
TOEGANG TOT HET MENU
1 Druk op [MENU].
•Het menunummer en de instelling verschijnen op het
hoofd-dot-matrix-display en de uitleg over het menu
verschijnt op het secundaire dot-matrix-display.
SNELMENU
Aangezien dit zendontvangtoestel een enorm aantal functies
kan uitvoeren, bevat elk menu vele items. Als het opzoeken
van het gewenste menunummer teveel tijd in beslag neemt,
dan kunt u het snelmenu gebruiken om uw eigen aangepaste,
verkorte menu samen te stellen. U kunt de menunummers die
u vaak gebruikt aan uw snelmenu toevoegen. Als u
menunummers in het snelmenu overneemt, dan heeft dat
geen effect of het Menu.
SNELMENU PROGRAMMEREN
1 Druk op [MENU].
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop om het gewenste
menunummer te kiezen.
3 Druk op QUICK MEMO [M.IN].
•Er verschijnt een ster, hetgeen aangeeft dat het
menuitem aan het snelmenu is toegevoegd.
•Om het item uit het snelmenu te verwijderen, drukt u
nogmaals op QUICK MEMO [M.IN].
4 Druk op [MENU] om de menustand te verlaten.
Opmerking: U kunt geen secundair menunummer aan het
snelmenu toevoegen. Druk op [MAIN] om naar het
hoofdmenunummer terug te keren, druk daarna op
QUICK MEMO [M.IN] om het menunummer aan het snelstand toe te
voegen.
2 Druk op [A/B] om Menu A of Menu B te kiezen.
•Er verschijnt een “A” of een “B”, hetgeen aangeeft
welk menu werd gekozen.
3 Draai de MULTI/ CH-regelknop om het gewenste
menunummer te kiezen.
•Telkens wanneer u het menunummer verandert,
verschijnt een scrollend bericht op het secundaire
dot-matrix-display, met een beschrijving van het
menunummer.
•U ziet “PUSH SUB” staan als het menunummer
secundaire menu’s heeft. Druk op [SUB] om de
secundaire menu’s te kiezen. Druk op [MAIN] om de
secundaire menuselectie te verlaten.
4 Druk op [+], [–], Mic [UP]/ [DWN] om een parameter te
kiezen.
5 Druk op [MENU] om de menustand te verlaten.
SNELMENU GEBRUIKEN
1 Druk op [MENU].
2 Druk op [1MHz/ SEL].
•Er verschijnt “MHz”.
3 Draai de MULTI/ CH-regelknop om het gewenste
snelmenunummer te kiezen.
4 Druk op [+], [–], Mic [UP]/ [DWN] om de huidige instelling
voor het geselecteerde menunummer te wijzigen.
5 Druk op [MENU] om de snelmenu-stand te verlaten.
Opmerking: Als het snelmenu niet is geprogrammeerd, dan zorgt
draaien aan de MULTI/ CH-regelknop bij stap 2 ervoor dat “CHECK”
in morsecode wordt uitgezonden.
SSB is de meest gebruikte stand voor HF-amateurbanden.
Vergeleken met andere stemstanden is voor SSB slechts een
smalle bandbreedte voor communicatiedoeleinden nodig.
SSB verzorgt ook communicatie op afstand met een minimum
aan uitzendvermogen.
Zo nodig, kunt u “BASISWERKING” vanaf pagina 18
doorlezen voor informatie over het ontvangen van signalen.
1 Kies een werkingsfrequentie.
2 Druk op [LSB/ USB/ AUTO] om ofwel de lagere of hogere
zijbandstand te kiezen.
•Er verschijnt “LSB” of “USB” om aan te geven welke
zijband werd geselecteerd.
3 Druk op [MIC/ CAR] om de microfoon sterkteregeling te
activeren.
•Het huidige versterkingsniveau verschijnt.
FM-UITZENDING
FM is een gewone stand voor communicatie op VHF of UHF
frequenties. Vele amateurradio-operators gebruiken hun
draagbare radio’s en mobiele zendontvangtoestellen in de
FM-stand. U kunt ook lijnversterkers gebruiken om uw
vrienden te bereiken wanneer zij zich buiten uw
antennebereik bevinden. Ook al wordt voor FM een bredere
bandbreedte gebruikt vergeleken met de SSB- of AM-stand,
toch heeft dit de beste geluidskwaliteit van alle standen.
Gecombineerd met de functie van FM-signalen die het
achtergrondgeluid op de frequentie onderdrukt, is FM de
beste keuze als u regelmatig contact met plaatselijke vrienden
wilt onderhouden.
Zo nodig, kunt u “BASISWERKING” vanaf pagina 18
doorlezen voor informatie over het ontvangen van signalen.
1 Kies een werkingsfrequentie.
2 Druk op [FM/ AM/ NAR] om de FM-stand te kiezen.
•“FM” verschijnt.
4 Druk op [SEND] of houdt Mic [PTT] ingedrukt.
•De LED van de MAIN-band wordt rood.
•Lees “VOX” {pagina 39} voor informatie over
automatische TX/RX overschakeling.
5 T erwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de MULTI/ CH-
regelknop in, zodat de ALC-meter uw stemniveau
weergeeft, maar de ALC-limiet niet overschrijdt.
•Spreek met uw normale stemvolume op een normale
toonhoogte. Als u te dicht in de microfoon of te hard
praat, dan wordt het geluid meer vervormd en de
begrijpelijkheid aan de ontvangende zijde wordt
verminderd.
•U kunt een stemverwerker gebruiken. Lees het
onderdeel “STEMVERWERKER” {pagina 40} voor
meer informatie hierover.
6 Druk op [SEND] of laat Mic [PTT] los om naar de
ontvangstand terug te keren.
•Het LED van de MAIN-band wordt groen of gaat uit,
afhankelijk van de instelling van MAIN SQL.
7 Druk op [MIC/ CAR] om de microfoon sterkteregeling te
verlaten.
Lees “COMMUNICATIEHULPMIDDELEN” vanaf pagina 37
voor informatie over bijkomende nuttige functies.
3 Druk op [SEND] of houdt Mic [PTT] ingedrukt.
•De LED van de MAIN-band wordt rood.
•Lees “VOX” {pagina 39} voor informatie over
automatische TX/RX overschakeling.
4 Spreek met uw normale stemvolume op een normale
toonhoogte in de microfoon.
•Als u te dicht in de microfoon of te hard praat, dan
wordt het geluid meer vervormd en de begrijpelijkheid
aan de ontvangende zijde wordt verminderd.
•U kunt de microfoonversterking voor FM van laag naar
medium of hoog overschakelen door Menu Nr. 41 te
gebruiken. Laag is gewoonlijk juist, maar u kunt op
hoog overstappen als andere stations melden dat u
modulatie te zwak is. De MUL TI/ CH-regelknop heeft
geen effect in de FM-stand.
5 Druk op [SEND] of laat Mic [PTT] los om naar de
ontvangstand terug te keren.
•Het LED van de MAIN-band wordt groen of gaat uit,
afhankelijk van de instelling van de MAIN SQLregelknop.
Lees “COMMUNICA TIEHULPMIDDELEN” vanaf pagina 37
voor informatie over bijkomende nuttige functies.
N-28
7 BASISCOMMUNICA TIE
dnatSretlif-FIXReitaived-XT
MFdeerBdeerB
NMFlamS
1
lamS
AM-UITZENDING
Elke stand die op de HF amateurbanden wordt gebruikt, heeft
zijn eigen voordelen. Ook al zijn DX-contacten over lange
afstanden minder populair bij het gebruik van AM, toch
prefereren sommigen de AM-stand vanwege de superieure
geluidskwaliteit.
Wanneer u anderen zoekt die AM gebruiken, dan moet u
eerst de volgende frequenties afzoeken:
Zo nodig, kunt u “BASISWERKING” vanaf pagina 18
doorlezen voor informatie over het ontvangen van signalen.
1 Kies een werkingsfrequentie.
2 Druk op [FM/ AM/ NAR] om de AM-stand te kiezen.
•“AM” verschijnt.
3 Druk op [MIC/ CAR] om de microfoon sterkteregeling te
activeren.
•Het huidige versterkingsniveau verschijnt.
4 Druk op [SEND] of houdt Mic [PTT] ingedrukt.
•De LED van de MAIN-band wordt rood.
•Lees “VOX” {pagina 39} voor informatie over
automatische TX/RX overschakeling.
5 T erwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de MULTI/ CH-
regelknop in, zodat de geijkte stroommeter uw stemniveau
enigszins weergeeft.
•Spreek met uw normale stemvolume op een normale
toonhoogte. Als u te dicht in de microfoon of te hard
praat, dan wordt het geluid meer vervormd en de
begrijpelijkheid aan de ontvangende zijde wordt
verminderd.
•U kunt een stemverwerker gebruiken. Lees het
onderdeel “STEMVERWERKER” {pagina 40} voor
meer informatie hierover.
6 Druk op [SEND] of laat Mic [PTT] los om naar de
ontvangstand terug te keren.
•Het LED van de MAIN-band wordt groen of gaat uit,
afhankelijk van de instelling van MAIN SQL.
7 Druk op [MIC/ CAR] om de microfoon sterkteregeling te
verlaten.
Lees “COMMUNICA TIEHULPMIDDELEN” vanaf pagina 37
voor informatie over bijkomende nuttige functies.
SMALLE BANDBREEDTE VOOR FM
In de FM-stand kunt u een brede of smalle bandbreedte
kiezen. In de onderstaande tabel staan de RX
IF-filterbandbreedte en de TX-deviatie voor elke
werkingsstand weergegeven. De bandbreedteselectie is van
essentieel belang om geluidsvervorming of onvoldoende
begrijpelijkheid voor het andere station te vermijden.
1
K-type: Alleen voor het hoofdzendontvangtoestel.
Alle E-types: Hoofdzendontvangtoestel en secundair ontvangtoestel.
1 Druk op [FM/ AM/ NAR] om de FM-stand te kiezen.
2 Druk op [FUNC], [FM/ AM/ NAR] om van breed naar smal
en vice versa over te schakelen.
•Er verschijnt “FM” of “FMN” om aan te geven welke
bandbreedte werd geselecteerd.
SMALLE BANDBREEDTE VOOR AM
Wanneer AM met het hoofdzendontvangtoestel wordt
ontvangen, dan kunt u de bandbreedte nog verder verbreden
om storing te elimineren. De TX-deviatie van AM wordt echter
niet door deze keuze gewijzigd.
1 Druk op [FM/ AM/ NAR] om de AM-stand op het
hoofdontvangtoestel te kiezen.
2 Druk op [FUNC], [FM/ AM/ NAR] om van normaal naar
smal en vice versa over te schakelen.
•Er verschijnt “AM” of “AMN” om aan te geven welke
IF-bandbreedte op het hoofdzendontvangtoestel werd
geselecteerd.
Opmerking: Zo nodig kunt u het ladingsniveau bijstellen voordat u in
de microfoon begint te praten. Druk op [FUNC], [MIC/ CAR] voor de
bijstellingsstand. Wanneer alleen ladingsignalen worden
uitgezonden, draait u de MULTI/ CH-regelknop zo dat de ALC-meter
net een waarde begint aan te geven. Druk nogmaals op [FUNC],
[MIC/ CAR] om de bijstelling te voltooien.
N-29
7 BASISCOMMUNICATIE
CW-UITZENDING
CW-operators weten dat deze stand erg betrouwbaar is voor
communicatie onder de slechtste omstandigheden. Het is
waarschijnlijk zo dat de nieuwere digitale standen onder
slechte omstandigheden net zo goed zijn als CW. Deze
standen hebben echter niet de lange traditie, noch de
eenvoud van CW.
Dit zendontvangtoestel heeft een ingebouwd elektronisch
toetsenblok dat verschillende functies ondersteunt. Meer
informatie over deze functies vindt u in “ELEKTRONISCH
TOETSENBLOK” {pagina 42}.
Zo nodig, kunt u “BASISWERKING” vanaf pagina 18
doorlezen voor informatie over het ontvangen van signalen.
1 Kies de werkingsfrequentie.
2 Druk op [CW/ FSK/ REV] om de CW-stand te kiezen.
•“CW” verschijnt.
•Om een ander station precies af te stemmen, gebruikt
u de auto-nulslagfunctie. Lees het deel “AUTONULSLAGFUNCTIE” {hieronder}.
3 Druk op [SEND].
•De LED van de MAIN-band wordt rood.
•Lees “CW ONDERBREKINGSTIJD” {pagina 42} voor
informatie over automatische TX/ RX overschakeling.
4 Begin uit te zenden.
•Tijdens de uitzending hoort u een zijtoon waarmee u
uw eigen uitzendingen kunt controleren. Lees “TX
ZIJTOON/ RX PITCH-FREQUENTIE” {hieronder}.
5 Druk op [SEND] om naar de ontvangstand terug te keren.
•Het LED van de MAIN-band wordt groen of gaat uit,
afhankelijk van de instelling van de MAIN SQLregelknop.
Opmerking: U kunt wanneer dat nodig is het ladingsniveau
bijstellen. Druk op [FUNC], [MIC/ CAR] voor de bijstellingsstand.
Houd de toets ingedrukt en draai de MULTI/ CH-regelknop totdat de
ALC-meter een waarde binnen de ALC-zone aangeeft, die de
bovenste ALC-zonelimiet niet overschrijdt. Druk nogmaals op
[FUNC], [MIC/ CAR] om de bijstelling te voltooien.
AUTO-NULSLAGFUNCTIE
Gebruik de auto nulslagfunctie voordat u uitzendt om op een
CW-station af te stemmen. De auto-nulslagfunctie past uw
uitzendfrequentie automatisch en precies aan het station dat
u ontvangt aan. Als u dit niet doet, dan loopt u de kans dat u
niet door het andere station wordt gehoord.
1 Druk op [FUNC], [RIT/ CW TUNE] om de autonulslag-
functie te activeren.
•“CW TUNE” verschijnt.
•Uw uitzendfrequentie verandert automatisch, zodat de
hoogte van het ontvangen signaal precies
overeenkomt met de TX-zijtoon/ RX pitchfrequentie die
u heeft gekozen. Lees “TX ZIJTOON/ RX PITCHFREQUENTIE” {hieronder}.
•Wanneer de aanpassing voltooid is, verdwijnt
“CW TUNE” van het display.
•Als de frequenties niet aan elkaar aangepast kunnen
worden, dan wordt de vorige frequentie gekozen.
2 Om de Auto-nulslag te verlaten drukt u op [FUNC],
[RIT/ CW TUNE] of op [CLR].
Opmerkingen:
◆
U kunt de auto-nulslagfunctie niet activeren wanneer u 1,0 kHz of
breder voor de DSP-filterbandbreedte heeft gekozen.
◆
Wanneer u de auto-nulslagfunctie gebruikt, is de foutmarge in de
meeste gevallen ca. ±50 Hz.
◆
De auto-nulslagfunctie kan mislukken indien de toetssnelheid van
het doelstation te langzaam is, of wanneer er een storing
optreedt.
◆
Wanneer de RIT-functie AAN staat, dan veranderen alleen
RIT-frequenties wanneer de auto-nulslagfunctie is geactiveerd.
TX ZIJTOON/ RX PITCH-FREQUENTIE
Wanneer u CW uitzendt, hoort u tonen uit de luidspreker van
het zendontvangtoestel. Deze geluiden heten uitzend (TX)zijtonen. Als u naar deze tonen luistert, dan kunt u controleren
wat u aan het uitzenden bent. U kunt de tonen gebruiken om
ervoor te zorgen dat uw belangrijkste contacten in de buurt
komen, dat het toetsenblok functioneert of dat u een
proefuitzending maakt zonder een signaal in de ether te
sturen.
Ontvangsttoonhoogte slaat op de CW-frequentie die u hoort
nadat u op een CW-station hebt afgestemd.
Bij dit zendontvangtoestel zijn de frequentie van de zijtoon en
de ontvangtoonhoogte gelijk en selecteerbaar. Ga naar
Menu Nr. 31 om de frequentie te kiezen die u het beste schikt.
Het selecteerbare bereik gaat van 400 Hz tot 1000 Hz met
stappen van 50 Hz.
Om het volume van de TX-zijtoon te wijzigen, gaat u naar
Menu Nr. 13. Het selectiebereik gaat van 1 tot 9 en UIT.
N-30
Opmerking: De positie van de MAIN AF- en SUB AF-regelknop is
niet van invloed op het volume van de TX-zijtoon.
BETERE COMMUNICA TIE
GESPLITSTE FREQUENTIE
Gewoonlijk kunt u met andere stations communiceren door
één enkele frequentie voor ontvangst en transmissie te
gebruiken. In dit geval kiest u één frequentie op ofwel VFO A
ofwel VFO B. Er zijn echter situaties waarbij u één frequentie
voor ontvangstsignalen en een andere frequentie voor
uitzendsignalen moet gebruiken. Hiervoor moet u twee
VFO’s gebruiken. Dit heet ook wel de “gesplitste frequentie”.
Een typische situatie waar een gesplitste frequentie voor
nodig is, komt voor wanneer u een FM-lijnversterker gebruikt
{pagina 32}. Een ander typisch geval is wanneer u een
ongebruikelijk DX-station oproept.
Wanneer een zeldzaam of gewild DX-station wordt gehoord,
dan kan het zijn dat die operator onmiddellijk vele antwoorden
tegelijkertijd ontvangt. Vaak gaat een dergelijk station verloren
in het geluid en de verwarring van vele stations die contact
opnemen. Als u merkt dat u plotseling door vele operators
wordt opgeroepen, dan is het uw verantwoordelijkheid om de
situatie onder controle te houden. U kunt aankondigen dat u
“op 5 (kHz, vanaf uw huidige uitzendfrequentie) hoger zult
luisteren” of “tussen 5 en 10 (kHz) lager zult luisteren”.
1 Druk op [MAIN], [A/B] om VFO A of VFO B op het
hoofdzendontvangtoestel te kiezen.
•Er verschijnt “tA” of “tB” om aan te geven welke
VFO werd gekozen.
2 Kies een frequentie.
•De frequentie die u op dit moment kiest, wordt voor de
uitzending gebruikt.
•Om de geselecteerde VFO-frequentie op de andere
VFO te kopiëren, druk op [A=B].
3 Druk op [A/B] om de andere VFO te kiezen.
4 Kies een frequentie.
•De frequentie die u op dit moment kiest, wordt voor de
ontvangst gebruikt.
5 Druk op [SPLIT].
•Er verschijnt “SPLIT”.
•Telkens wanneer u op [A/B] drukt, worden de
ontvangst- en uitzendfrequenties omgewisseld.
6 Om met de gesplitste frequentie te stoppen, drukt u
nogmaals op [SPLIT].
•“SPLIT” verdwijnt.
Als u Menu Nr. 06A opent en “AAN” kiest, dan kunt u een
geheugenkanaal terughalen dat voor ofwel de ontvangst ofwel
voor de uitzending gebruikt kan worden. Voor meer
informatie, lees “VFO GESPLITSTE GEHEUGENFUNCTIE”
{pagina 60} onder “GEHEUGENFUNCTIES”.
TF-SET (INSTELLING UITZENDFREQUENTIE)
TF-SET staat u toe om tijdelijk uw uitzendfrequentie en
ontvangstfrequentie om te wisselen. Als deze functie wordt
geannuleerd, worden de oorspronkelijke uitzend- en
ontvangstfrequenties onmiddellijk teruggezet. Door TF-SET te
activeren, kunt u op uw uitzendfrequentie luisteren en de
frequentie tijdens het luisteren veranderen. U kunt dan
controleren of de pas geselecteerde frequentie storingvrij is.
1 De gesplitste frequentie configureren, zoals dat hierboven
staat uitgelegd.
2 Houd [TF-SET] ingedrukt.
3 Terwijl u [TF-SET] ingedrukt houdt, verandert u de
frequentie door aan de Afstemknop te draaien of door op
Mic [UP]/ [DWN] te drukken.
•Het zendontvangtoestel ontvangt op de frequentie die
u kiest, maar de frequentie die op het sub-display
wordt weergegeven, blijft ongewijzigd.
4 Laat [TF-SET] los.
•U ontvangt nu opnieuw op uw oorspronkelijke
ontvangstfrequentie.
Om met succes een DX-station bij druk verkeer te
contacteren, moet u een goed getimede oproep op een vrije
frequentie maken. Dit betekent dat het belangrijk is om een
relatief vrije uitzendfrequentie te kiezen en om op het precieze
moment uit te zenden wanneer het DX-station aan het
luisteren is, maar de meerderheid van de groep niet uitzendt.
Verwissel uw ontvangst- en uitzendfrequenties door TF-SET
te gebruiken en te luisteren. Al gauw leert u het ritme van het
DX-station en het drukke verkeer kennen. Hoe beter u deze
functie leert te gebruiken, des te meer DX-stations zult u
kunnen bereiken.
Opmerkingen:
◆
Als u op [FUNC], [A TT/ F LOCK] heeft gedrukt om de frequentie
te vergrendelen voordat u TF-SET gebruikt, en als u per ongeluk
op een onjuiste toets drukt, dan wordt de oorspronkelijke
ontvangstfrequentie opnieuw gebruikt.
◆
TF-SET wordt tijdens de uitzending uitgezet.
◆
Als u een geheugenkanaal heeft teruggehaald (behalve kanalen
290 t/m 299), dan kunt u de teruggehaalde frequentie met de
Afstemknop veranderen.
◆
Om de Afstemknop te activeren, gaat u naar Menu Nr. 06B en
kiest “AAN”. Als u op Mic [UP]/ [DWN] drukt nadat u een
geheugenkanaal heeft teruggehaald, dan worden de
geheugenkanalen veranderd.
◆
Een RIT-frequentiewisseling is niet toegevoegd; een
XIT-frequentiewisseling is echter wel aan de uitzendfrequentie
toegevoegd.
Opmerking: U kunt geen SPLIT -functie op het secundaire
ontvangtoestel uitvoeren. Dit toestel heeft slechts één VFO.
N-31
8 BETERE COMMUNICATIE
FM-LIJNVERSTERKER
Wanneer u de FM-stand gebruikt, dan kunt u een
lijnversterker gebruiken om communicatie over lange
afstanden mogelijk te maken. Lijnversterkers, die vaak door
radioclubs worden geïnstalleerd en onderhouden, bevinden
zich gewoonlijk op heuveltoppen of andere hoger gelegen
locaties. Gewoonlijk maken zij gebruik van een hogere ERP
(Effectief uitgestraald vermogen) dan een typisch radiostation.
Deze combinatie van een hoge locatie en een hoge ERP
maakt communicatie via FM over veel grotere afstanden
mogelijk dan FM-communicatie zonder de hulp van
lijnversterkers.
De meeste lijnversterkers maken gebruik van een ontvangsten uitzendfrequentiepaar met een offset. Daarnaast moeten
sommige lijnversterkers een toon van het zendontvangtoestel
ontvangen, voordat toegang mogelijk is. Er zijn lijnversterkers
beschikbaar op de 29, 50, 144, 430 (440) MHz en 1,2 GHz
banden (TS-2000/ TS-B2000 optioneel). Voor meer
informatie, inclusief de lijnversterkerfrequenties, moet u uw
plaatselijke lijnversterkerdocumentatie raadplegen.
Dit zendontvangtoestel biedt de volgende drie manieren om
twee aparte frequenties te programmeren:
Wanneer twee aparte frequenties met twee VFO’s worden
geprogrammeerd, dan moet u ervoor zorgen dan de FM-stand
voor beide VFO’s wordt gekozen.
◆
Wanneer u via een lijnversterker werkt, dan kan een te grote
afwijking als gevolg van te hard in de microfoon spreken ervoor
zorgen dat uw signaal door de lijnversterker verbroken wordt
(“talk-off”).
29,520 MHz
88,5 Hz
29,620 MHz
■ Offset-richting kiezen
1 Kies een ontvangstfrequentie.
2 Druk op [0/ SHIFT/OFFSET] om de offset-richting te
wisselen.
•Bepaal of de uitzendfrequentie hoger (+) of lager (–)
is dan de ontvangstfrequentie.
•Er verschijnt “+” of “–”, en dit geeft aan welke
offset-richting werd gekozen.
•Om –7,6 MHz (430MHz) of –6,0 MHz (1,2 GHz)
offset op alle E-types te programmeren, drukt u
herhaaldelijk op [0/ SHIFT/OFFSET] totdat “=”
verschijnt.
Als de offset uitzendfrequentie buiten het toegestane
bereik valt, dan wordt de uitzending onmogelijk gemaakt.
Gebruik één van de volgende methodes om de
uitzendfrequentie weer binnen de bandlimieten te
brengen:
•Verplaats de ontvangstfrequentie binnen de band.
•Verander de offset-richting.
Opmerkingen:
◆
U kunt alleen de offset-richting veranderen wanneer het
toestel in de FM-stand staat.
◆
Wanneer u een niet-standaard gesplitst geheugenkanaal
voor het uitzendsignaal gebruikt, kunt u de offset-richting niet
veranderen.
■ Offset-frequentie kiezen
Om een lijnversterker te bereiken waar een niet-standaard
gesplitst frequentiepaar voor nodig is, dan moet u de
standaard offset-frequentie veranderen die door de
meeste lijnversterkers wordt gebruikt. De standaard offsetfrequenties zijn als volgt:
29,620 MHz
29,520 MHz
88,5 Hz
OFFSET PROGRAMMEREN
Wanneer u de 29, 50, 144, 430 (440) MHz of 1,2 GHz band
gebruikt (TS-2000/ TS-B2000 optioneel), dan is het kiezen
van een enkele frequentie en een offset nog een manier om
twee aparte frequenties te programmeren. Anders dan de
gesplitste frequentie-functie, is voor deze methode slechts
één VFO nodig.
Opmerking: Als u de offsetinstellingen in een geheugenkanaal
opslaat, dan hoeft u ze niet telkens weer te programmeren. Lees het
onderdeel “GEHEUGENFUNCTIES” {pagina 58} voor meer
informatie hierover.
dnaBepyT-Ksepyt-EellA
zHM441±zHk006
zHM)044(034±zHM0,5
zHG2,1±zHM0,21
Voor de 29 en 50 MHz banden is de standaard offset
ingesteld op 0 MHz (Simplex). Programmeer de gewenste
offset-frequentie voor deze banden.
1 Druk op [FUNC], [0/ SHIFT/OFFSET].
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop om de juiste offset-
frequentie te kiezen.
•Het selecteerbare bereik gaat van 0,00 Hz tot
59,95 Hz met stappen van 50 kHz.
3 Druk nogmaals op [FUNC], [0/ SHIFT/OFFSET] om
de instelling te voltooien.
Alleen voor alle E-types: Als u “=” voor de offset-richting heeft
gekozen, dan kunt u de standaardinstelling niet veranderen
(–7,6 MHz of –6,0 MHz).
±zHM6,1
zHM6,7–
±zHM0,53
zHM0,6–
N-32
8 BETERE COMMUNICATIE
TOON UITZENDEN
Voor sommige FM-lijnversterkers is het nodig dat het
zendontvangtoestel een niet-hoorbare toon uitzendt om te
voorkomen dat andere lijnversterkers op dezelfde frequentie
elkaar vergrendelen. De benodigde toonfrequentie verschilt
voor elke lijnversterker. De lijnversterkers hebben ook
verschillende vereisten voor ofwel continue of salvotonen.
Voor de juiste keuzes voor de lijnversterker die u kunt
gebruiken, moet u uw plaatselijke lijnversterkerdocumentatie
raadplegen.
Nadat de tooninstellingen zijn voltooid, drukt u op [SEND] of u
houdt Mic [PTT] ingedrukt om het zendontvangtoestel de
geselecteerde toon uit te laten zenden. Als u een 1750 Hz
toon heeft geselecteerd, dan drukt u op [4/ TOON/SEL] om
de toon uit te zenden zonder op Mic [PTT] te drukken.
Opmerking: Als u de tooninstellingen in een geheugenkanaal
opslaat, dan hoeft u ze niet telkens weer te programmeren. Lees het
onderdeel “GEHEUGENFUNCTIES” {pagina 58} voor meer
informatie hierover.
■ Toonfunctie activeren
1 Controleer dat de FM-stand voor de VFO(’s) werd
gekozen.
•Wanneer twee VFO’s worden gebruikt, moet u
voor beide VFO’s de FM-stand kiezen.
2 Druk op [4/ TONE/SEL] om de toonfunctie AAN (of UIT)
Gebruik nummers 01 t/m 39 uit de bovenstaande tabel
wanneer u toonfrequenties via draadloze afstandsbediening
selecteert {pagina 82}.
◆
U kunt een toonfrequentie onafhankelijk van een
CTCSS-frequentie kiezen.
.qerF
.rN
)zH(
.qerF
.rN
)zH(
.qerF
.rN
)zH(
■ Continue of een salvotoon kiezen
Open Menu Nr. 42 en kies “Continu” of “Salvo” Wanneer u
Continu heeft gekozen, zal het zendontvangtoestel de
toon voortdurend tijdens de transmissie uitzenden.
Wanneer u Salvo heeft gekozen, zendt het toestel telkens
wanneer de uitzending begint, een toon van 500 ms.
Wanneer u de 144, 430 (440) MHz of 1,2 GHz band
gebruikt, dan worden de continue tonen altijd uitgezonden,
welke keuze u ook maakt.
.qerF
)zH(
Opmerkingen:
◆
U kunt de toonfunctie niet samen met de CTCSS- of
DCS-functies gebruiken.
◆
U hoeft de toonfunctie alleen te activeren wanneer u één van
de 38 standaardfrequenties kiest. De keuze die u hier maakt,
is niet van invloed op de uitzending van de 1750 Hz toon.
■ Toonfrequentie kiezen
1 Druk op [FUNC], [4/ TONE/SEL].
•De huidige toonfrequentie verschijnt. De
standaardinstelling is 88,5 Hz.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop om de juiste
toonfrequentie te kiezen.
•De beschikbare toonfrequenties staan in de
volgende tabel.
3 Druk nogmaals op [FUNC], [4/ TONE/SEL] om de
instelling te voltooien.
■ 1750 Hz toon uitzenden
De meeste lijnversterkers in Europa vereisen dat
zendontvangtoestellen een 1750 Hz toon uitzenden. Terwijl
de 1750 Hz toon geselecteerd is, drukt u op [4/ TONE/SEL]
om ervoor te zorgen dat het zendontvangtoestel de
1750 Hz toon uitzendt. Wanneer de toets wordt losgelaten,
wordt de code niet langer uitgezonden. Sommige
lijnversterkers in Europa moeten een bepaalde tijd, na een
1750 Hz toon, continue signalen ontvangen. Dit
zendontvangtoestel is in staat om 2 seconden lang na
uitzending van de 1750 Hz toon in de uitzendstand te
blijven. Open Menu Nr. 44 en kies “AAN”.
N-33
8 BETERE COMMUNICATIE
AUTOMATISCHE LIJNVERSTERKER-OFFSET
Deze functie kiest automatisch een offset-richting, op basis
van de frequentie die u op de 144 MHz band heeft
gekozen. Het zendontvangtoestel is geprogrammeerd voor
de offset-richtingen die hieronder staan aangegeven. Om
een up-to-date bandplan voor de offset-richting van de
lijnversterker te verkrijgen, moet u contact opnemen met
uw nationale amateurradiovereniging.
Open Menu Nr. 43 en zet de functie AAN of UIT. De
standaardinstelling is AAN.
K-type (versies voor de USA en Canada)
Dit voldoet aan het standaard ARRL-bandplan.
144,0 145,5 146,4 147,0 147,6
145,1 146,0 146,6 147,4 148,0 MHz
––
+
SS
S: Simplex
Alle E-types (Europese versies)
144,0146,0 MHz145,8145,6
S
S
S: Simplex
Opmerkingen:
◆
De automatische lijnversterker-offset functioneert niet wanneer
de omkeringsfunctie AAN staat. Maar als u op [TF-SET] drukt
nadat de automatische lijnversterker-offset een offset (gesplitste)
status heeft gekozen, worden de ontvangst- en
uitzendfrequenties omgewisseld.
◆
Als u de offset-richting verandert door op [0/ SHIFT/OFFSET] te
drukken wanneer de automatische lijnversterker-offset AAN
staat, dan wordt de wisselrichting op het bovenstaande cijfer
toegepast wanneer u de frequenties verandert.
+
–
–
S
S
AUTOMATISCHE SIMPLEXCONTROLE (ASC)
De ASC functioneert alleen wanneer u een offset op de 29,
50, 144, 430 (440) MHz of de 1,2 GHz (optioneel) band heeft
geprogrammeerd. Terwijl u een lijnversterker gebruikt,
controleert ASC regelmatig de sterkte van het signaal dat u
direct van het andere station ontvangt. Als het signaal van het
station sterk genoeg is voor direct contact zonder een
lijnversterker, dan begint het ASC-lichtje op het display te
knipperen.
Houd [TF-SET] ca. 1 seconde lang ingedrukt om de functie
AAN te zetten.
•“[R]” licht op wanneer de functie AAN staat.
•Wanneer direct contact mogelijk is, begint het “[R]”-lichtje
te knipperen.
•Om de functie te verlaten, drukt u op [TF-SET].
Opmerkingen:
◆
Als u op Mic [PTT] drukt, stopt het ASC-lichtje te knipperen.
◆
ASC functioneert niet wanneer uw uitzend- en
ontvangstfrequenties dezelfde zijn (simplex werking).
◆
ASC functioneert niet tijdens het scannen.
◆
Als u ASC activeert, terwijl u de omkeringsfunctie gebruikt, dan
wordt de omkeringsfunctie UIT gezet.
◆
Als u een geheugenkanaal of het oproepkanaal terughaalt met
de omkeringsfunctie op AAN, dan wordt ASC UIT gezet.
◆
ASC zorgt ervoor dat het ontvangen geluid elke 3 seconden
tijdelijk wordt onderbroken.
OMKERINGSFUNCTIE
Nadat een offset op de 29, 50, 144, 430 (440) MHz of 1,2 GHz
(optioneel) band werd geprogrammeerd, wisselt de
omkeringsfunctie een aparte ontvangst- en uitzendfrequentie.
Dus, terwijl u een lijnversterker gebruikt, kunt u met de hand de
sterkte van een signaal controleren dat u direct van het andere
station ontvangt. Als het signaal van het station sterk is, dan
moeten beide station op een simplex-frequentie overgaan om
de lijnversterker vrij te houden.
Druk op [TF-SET] om de omkeringsfunctie AAN (of UIT) te
zetten, terwijl de wisselfunctie geactiveerd is.
•“R” verschijnt wanneer de omkeringsfunctie AAN staat.
Opmerkingen:
◆
Als u op [TF-SET] drukt en buiten de beschikbare
ontvangstfrequentie probeert uit te zenden, dan staat het
zendontvangtoestel u niet toe om op de frequentie af te
stemmen. De Omkeringsfunctie werkt niet.
◆
De automatische lijnversterker-offset functioneert niet wanneer
Omkering AAN staat.
◆
U kunt de omkeringsfunctie tijdens een uitzending niet AAN of
UIT zetten.
TOONFREQUENTIE ID-SCAN
Deze functie scant alle toonfrequenties om de
binnenkomende toonfrequentie van een ontvangen signaal te
identificeren. U kunt deze functie gebruiken om erachter te
komen welke toonfrequentie door uw plaatselijke lijnversterker
wordt gebruikt.
1 Druk op [FUNC], [4/ TONE/SEL].
•De huidige toonfrequentie verschijnt.
2 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om de toonfrequenentie-ID te
activeren.
•“T” begint te knipperen en elke toonfrequentie wordt
gescand. Wanneer de toonfrequentie is
geïdentificeerd, dan stopt het zendontvangtoestel met
scannen en wordt de geïdentificeerde frequentie
weergegeven.
•Druk op [SCAN/ SG.SEL] om met scannen door te
gaan.
•Druk op [SCAN/ SG.SEL] om met scannen te stoppen
terwijl de toonfrequentie-ID-scan actief is.
N-34
8 BETERE COMMUNICATIE
FM CTCSS
Wellicht wilt u soms alleen oproepen van bepaalde mensen
horen. Wanneer u de FM-stand gebruikt, dan staat het
voortdurend toongecodeerd ruisonderdrukkingsysteem
(CTCSS) u toe om ongewenste oproepen van andere
mensen die dezelfde frequentie gebruiken te negeren (niet te
horen). Een CTCSS-toon is niet hoorbaar en kan gekozen
worden uit de 38 standaardtoonfrequenties. Kies dezelfde
CTCSS-toon als de andere stations in uw groep. U hoort
alleen oproepen van stations die dezelfde CTCSS-toon
gebruiken.
Opmerking: CTCSS zorgt er niet voor dat uw conversatie privé is.
Het zorgt er alleen voor dat u geen ongewenste conversaties hoort.
1 Druk op [A/B] om VFO A of VFO B te kiezen.
•Er verschijnt “tA” of “tB” om aan te geven welke
VFO werd gekozen.
2 Kies een band.
3 Kies een frequentie.
4 Druk op [FM/ AM/ NAR] om de FM-stand te kiezen.
•“FM” verschijnt.
5 Draai aan de SQL-regelknop om de ruisblokkering bij te
U hoort alleen oproepen wanneer de geselecteerde toon
wordt ontvangen. Om de oproep te beantwoorden drukt u op
[SEND] of houdt Mic [PTT] ingedrukt. U kunt dan in de
microfoon spreken.
Sla stappen 7 en 8 over als u het toestel al op de juiste
CTCSS-frequentie geprogrammeerd heeft.
Opmerkingen:
◆
Wanneer u de gesplitste frequentie gebruikt, kiest u de FM-stand
voor beide VFO’s om CTCSS te gebruiken.
◆
Gebruik nummers 01 t/m 38 uit de bovenstaande tabel wanneer u
CTCSS-frequenties via draadloze afstandsbediening {pagina 82}.
◆
U kunt een CTCSS-frequentie onafhankelijk van een
toonfrequentie kiezen.
◆
U kunt de CTCSS-functie niet samen met de toon- of DCSfuncties gebruiken.
.qerF
.rN
)zH(
.qerF
.rN
)zH(
.qerF
.rN
)zH(
.qerF
)zH(
7 Druk op [FUNC], [6/ CTCSS/SEL].
•De huidige CTCSS-frequentie verschijnt. De
standaard CTCSS-frequentie is 88,5 Hz.
8 Draai de MULTI/ CH-regelknop om de juiste
CTCSS-frequentie te kiezen.
•De beschikbare CTCSS-frequenties staan in de
volgende tabel.
9 Druk nogmaals op [FUNC], [6/ CTCSS/SEL] om de
instelling te voltooien.
CTCSS FREQUENTIE ID-SCAN
Deze functie scant alle CTCSS-frequenties om de
binnenkomende CTCSS-frequentie van een ontvangen
signaal te identificeren. Dit is handig wanneer u de
CTCSS-frequentie bent vergeten die door de andere mensen
in uw groep wordt gebruikt.
1 Druk op [FUNC], [6/ CTCSS/SEL].
•De huidige CTCSS-frequentie verschijnt.
2 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om de CTCSS-frequenentie-
ID-scan te activeren.
•“C T” begint te knipperen en elke CTCSStoonfrequentie wordt gescand. Wanneer de CTCSSfrequentie is geïdentificeerd, dan stopt het
zendontvangtoestel met scannen en de
geïdentificeerde frequentie wordt weergegeven.
•Druk op [SCAN/ SG.SEL] om met scannen door te
gaan.
•Druk op [SCAN/ SG.SEL] om met scannen te stoppen
terwijl de CTCSS-toonfrequentie-ID-scan actief is.
Opmerking: De ontvangen signalen zijn hoorbaar terwijl ze worden
gescand.
N-35
8 BETERE COMMUNICATIE
FM DCS
Ruisonderdrukking met digitale code (DCS) in een andere
FM-toepassing waarmee u ongewenste oproepen kunt
negeren (niet horen). Het werkt op dezelfde manier als
CTCSS. Het enige verschil zijn de coderings- en
decoderingsmethode en het aantal selecteerbare codes. Voor
DCS kunt u uit 104 verschillende codes kiezen, die in de
onderstaande tabel staan weergegeven.
1 Druk op [A/B] om VFO A of VFO B te kiezen.
•Er verschijnt “tA” of “tB” om aan te geven welke
VFO werd gekozen.
2 Kies een band.
3 Kies een frequentie.
4 Druk op [FM/ AM/ NAR] om de FM-stand te kiezen.
•“FM” verschijnt.
5 Draai aan de SQL-regelknop om de ruisblokkering bij te
stellen.
6 Druk op [•/ DCS/SEL] om de DCS-functie AAN (of UIT) te
zetten.
•“DCS” verschijnt wanneer de functie AAN staat.
U hoort alleen oproepen wanneer de geselecteerde code
wordt ontvangen. Om de oproep te beantwoorden drukt u op
[SEND] of houdt Mic [PTT] ingedrukt. U kunt dan in de
microfoon spreken.
Sla stappen 7 en 9 over als u het toestel al met de juiste DCScode geprogrammeerd heeft.
Opmerking: U kunt DCS niet samen met de CTCSS- of toonfuncties
gebruiken.
DCS CODE ID-SCAN
Deze functie scant alle DCS-codes om de binnenkomende
DCS-codes van een ontvangen signaal te identificeren. Dit is
handig wanneer u de DCS-code bent vergeten die door de
andere mensen in uw groep wordt gebruikt.
1 Druk op [FUNC], [•/ DCS/SEL].
•De huidige DCS-code verschijnt.
2 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om de DCS-code ID-scan te
activeren.
•“DCS” begint te knipperen en elke DCS-code wordt
gescand. Wanneer de DCS-code is geïdentificeerd,
dan stopt het zendontvangtoestel met scannen en de
geïdentificeerde DCS-ID wordt weergegeven.
7 Druk op [FUNC], [•/ DCS/SEL].
•De huidige DCS-code verschijnt. De standaardinstelling is 023.
8 Draai de MULTI/ CH-regelknop om de juiste DCS-code te
kiezen.
•De beschikbare DCS-codes staan in de volgende
tabel.
•Druk op [SCAN/ SG.SEL] om met scannen door te
gaan.
•Druk op [SCAN/ SG.SEL] om met scannen te stoppen
terwijl de DCS-stand-ID-scan actief is.
Opmerking: De ontvangen signalen zijn hoorbaar terwijl ze worden
gescand.
9 Druk nogmaals op [FUNC], [•/ DCS/SEL] om de instelling
te voltooien.
N-36
COMMUNICA TIEHULPMIDDELEN
ONTVANGEN
FREQUENTIE KIEZEN
Naast het draaien van de Afstemknop of het indrukken van
Mic [UP]/ [DWN], zijn er nog een aantal manieren waarmee u
de frequentie kunt kiezen. In dit onderdeel staan een aantal
extra manieren uitgelegd waarmee u uw frequentie kunt
kiezen en u tijd en moeite kunt besparken.
■ Directe frequentie-invoer
Wanneer de gewenste frequentie ver van de huidige
frequentie verwijderd is, dan is meestal de snelste manier
om een frequentie via het numerieke keypad in te voeren.
1 Druk op [ENT].
•“- - - . - - - . - -” verschijnt.
2 Druk op de numerieke toetsen ([0] t/m [9]) om de door
u gewenste frequentie in te voeren.
•Als u op [ENT] drukt worden de resterende cijfers
(de cijfers die u niet heeft ingevuld) met een 0
opgevuld, waardoor de invoer compleet is.
•Als u bijvoorbeeld 1,85 MHz wilt kiezen, drukt u op
[0], [0], [0], [1], [8], [5] en daarna op [ENT] om de
invoer (7 aanslagen) te voltooien.
•Om de aanslagen te verkorten kunt u ook [•] voor
MHz gebruiken. Druk op [1], [•] (MHz), [8], [5] en
druk daarna op [ENT] om de invoer te voltooien
(5 aanslagen).
•Als u op [CLR] drukt wordt de invoer geannuleerd
en wordt de huidige VFO-frequentie opnieuw
geactiveerd.
Opmerkingen:
◆
U kunt de frequentie binnen het bereik van 30,00 kHz t/m
1299,99999 MHz invoeren. Lees de specificaties voor de
beschikbare frequentiereeks.
◆
Als u probeert om een frequentie in te voeren die buiten het
selecteerbare frequentiebereik ligt, dan krijgt u een
alarmsignaal te horen. De ingevoerde frequentie wordt
afgewezen.
◆
Wanneer de ingevoerde frequentie niet voldoet aan de
vereiste stapgrootte voor de gebruikte VFO-frequentie, dan
wordt automatisch de dichtstbijzijnde frequentie gekozen
(secundair ontvangtoestel). De dichtstbijzijnde beschikbare
frequentie wordt automatisch geselecteerd wanneer de
ingevoerde frequentie wordt veranderd
(hoofdzendontvangtoestel).
◆
Wanneer het 10 Hz cijfer (het laatste weergegeven cijfer)
wordt ingevoerd, dan wordt het cijfer 0 automatisch voor het
1 Hz cijfer ingevoerd, waarna de frequentie-invoer voltooid is.
Het 1 Hz cijfer wordt niet weergegeven.
◆
Wanneer een ingevoerde frequentie is geaccepteerd, wordt
RIT of XIT uitgezet, maar de RIT - of XIT-offset-frequentie
wordt niet gewist.
◆
Wanneer u geheugenkanalen 290 t/m 299 terughaalt met
opgeslagen begin- en eindfrequenties, dan kan de
ontvangstfrequentie gewijzigd worden door middel van een
directe frequentie-invoer binnen het geprogrammeerde
bereik.
■ Stappen van 1 MHz gebruiken
Door op [+]/ [–] op het voorpaneel te drukken, kunt u de
amateurbanden veranderen. U kunt ook de MULTI/ CH-
regelknop gebruiken om de frequentie met stappen van
1 MHz te veranderen.
1 Druk op [1MHz/ SEL].
•Er verschijnt “MHz”.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop.
•Naar rechts om de frequentie te verhogen, naar
links om de frequentie te verlagen.
3 Druk op [1MHz/ SEL] om de functie te verlaten.
•“MHz” verdwijnt.
Als u de frequentie liever met stappen van 100 kHz of
500 kHz verandert dan met stappen van 1 MHz, dan
drukt u op [FUNC], [1MHz/ SEL] en draait vervolgens
aan de MULTI/ CH -regelknop om 100kHz of 500 kHz te
kiezen.
Opmerking: Zelfs wanneer er 100 kHz of 500 kHz voor de
[1MHz/ SEL]-toets is gekozen, verschijnt het MHz-pictogram.
■ Snelle QSY
Om de frequentie snel te verhogen of te verlagen, gebruikt
u de MUL TI/ CH-regelknop. Als u deze regelknop draait,
verandert de frequentie met stappen van 5 kHz voor SSB/
CW/ FSK en met stappen van 10 kHz voor FM/ AM (onder
60 MHz).
•Als u de standaardfrequentiestapgrootte wilt
veranderen, drukt u op [FUNC], [9/ FINE/STEP]. Kies
5 kHz, 6,25 kHz, 10 kHz, 12,5 kHz, 15 kHz, 20 kHz,
25 kHz, 30 kHz, 50 kHz of 100 kHz voor FM/ AM, en
1 kHz, 2,5 kHz, 5 kHz of 10 kHz voor de andere
standen. De standaardstapgrootte is 5 kHz voor SSB/
CW/ FSK/ AM en 10 kHz voor FM (onder 60 MHz).
•Wanneer de frequentie met de MULTI/ CH-regelknop
wordt veranderd, dan worden de frequenties afgerond,
zodat de nieuwe frequenties een veelvoud van de
frequentiestapgrootte zijn. Om deze functie te
annuleren, gaat u naar Menu Nr. 04 en kiest UIT (de
standaardinstelling is AAN).
•Binnen de AM-uitzendband wordt de stapgrootte
automatisch ingesteld op de frequentiestapgrootte van
Menu Nr. 05. Deze stapgrootte kan via Menu Nr. 05
veranderd worden in een instelling tussen 9 kHz
(alle E-types: AAN) en 5 kHz (K-Type: UIT).
Opmerking: De geprogrammeerde frequentiestapgrootte
voor de MULTI/ CH-regelknop wordt onafhankelijk voor de
HF/ 50 MHz, 144 MHz, 430 (440) MHz en 1,2 GHz banden
opgeslagen (hoofdzendontvangtoestel). U kunt ook een
verschillende frequentiestapgrootte voor de SSB-, CW-, FSK-,
AM- en FM-standen instellen. De secundaire ontvanger slaat ook
de onafhankelijke frequentiestapgrootte voor de 118 MHz
(alleen K-type), 144 MHz, 300 MHz (alleen K-type) en
430 (440) MHz banden op. U kunt ook een verschillende
frequentiestepgrootte voor FM en AM instellen.
N-37
9 COMMUNICATIEHULPMIDDELEN
■ Fijnafstelling
De standaardstapgrootte wanneer u de Afstemknop
draait om de frequentie te veranderen, is 10 Hz voor de
SSB-, CW- en FSK-standen en 100 Hz voor de FM- en
AM-standen. U kunt de stapgrootte echter veranderen tot
1 Hz voor de SSB-, CW- en FSK-standen en 10 Hz voor
de FM- en AM-standen.
1 Druk op [9/ FINE/STEP].
•“FINE” verschijnt.
2 Draai aan de Afstemknop om de precieze frequentie
te kiezen.
3 Om de functie te verlaten, drukt u nogmaals op
[9/ FINE/STEP].
•“FINE” verdwijnt.
Opmerkingen:
◆
De fijnafstemming werkt alleen voor het hoofdzendontvangtoestel.
◆
Als Menu Nr. 03 AAN staat, dan kunt u de fijnafstemming in
de FM-stand niet voor alle banden uitvoeren, noch in de
AM-stand voor de 144 MHz/ 430 (440) MHz/ 1,2 GHz
(TS-2000 optioneel) banden.
■ Vereffening van de VFO-frequenties (A=B)
Met deze functie kunt u de frequentie en de
modulatiestand van de actieve VFO op de inactieve VFO
kopiëren.
1 Kies de frequentie en de stand van VFO A of VFO B.
2 Druk op [A=B].
•De frequentie en de stand die bij stap 1 zijn
gekozen, worden op de inactieve VFO gekopieerd.
3 Druk op [A/B] om te bevestigen dat de frequentie werd
gekopieerd.
RIT (ONTVANGST INCREMENTELE AFSTEMMING)
RIT stelt u in staat om de ontvangstfrequentie ±20,00 kHz met
stappen van 10 Hz te veranderen, zonder uw
uitzendfrequentie te wijzigen. Als de fijnafstemming AAN staat
([9/ FINE/STEP]), dan wordt de stapgrootte 1 Hz. RIT werkt
even goed bij alle modulatiestanden en wanneer de VFO- of
geheugenoproepstand wordt gebruikt.
1 Druk op [RIT/ CW TUNE].
•“RIT” en de RIT-offset verschijnen.
3 Draai aan de RIT/ SUB-regelknop om uw
ontvangstfrequentie te veranderen.
4 Om RIT uit te zetten, drukt u op [RIT/ CW TUNE].
•De ontvangstfrequentie wordt teruggezet op de
frequentie die vóór stap 1 was ingesteld.
Opmerkingen:
◆
RIT werkt alleen voor het hoofdzendontvangtoestel.
◆
Wanneer de frequentie in het geheugenkanaal wordt opgeslagen
terwijl de RIT -functie AAN staat, dan wordt de RIT-offset-frequentie
bij de VFO-frequentie opgeteld of ervan afgetrokken. Daarna
worden de berekende gegevens in het geheugenkanaal
opgeslaten.
AGC (AUTOMATISCHE GEVOELIGHEIDTIJDINSTELLING)
Wanneer u een andere stand dan FM gebruikt, dan selecteert
AGC de tijdconstante voor het automatische versterkingscontrolecircuit.
Als u een langzame tijdconstante kiest, zullen de
ontvangstversterker en de S-meetresultaten langzaam op grote
invoerveranderingen reageren. Een snelle tijdconstante zorgt
ervoor dat de ontvangstversterker en de S-meetresultaten snel
op veranderingen in het invoersignaal reageren. Een snelle
AGC-instelling is vooral handig in de volgende situaties:
•Snel afstemmen
•Zwakke signalen ontvangen
•Hoge-snelheid CW ontvangen
Anders dan andere zendontvangtoestellen, staat het
digitale AGC-cicuit van de TS-2000 u toe om de
tijdconstante in 20 stappen van langzaam op snel over te
zetten, waarbij 1 de langzaamste instelling is en 20 de
snelste. Verder kunt u de AGC UIT zetten als u dat wilt.
Voor uw gemak werden de volgende standaard AGCtijdconstanten al voorgeprogrammeerd:
SSB: Niveau 7
FSK: Niveau 14AM: Niveau 5
Om de standaardtijdconstante te wijzigen:
1 Druk op [8/ AGC/OFF].
•De schaal met AGC-tijdconstanten verschijnt op het
sub-dot-matrix-display.
2 Om een langzamere tijdconstante te kiezen, draait u de
MULTI/ CH -regelknop naar links. De staafindicator
verandert van F (snel) naar S (langzaam). Om een snellere
tijdconstante te kiezen, draait u de MULTI/ CH -regelknop
naar rechts. De staafindicator verandert van S (langzaam)
naar F (snel).
3 Als u de AGC-functie wilt UIT zetten, drukt u op [FUNC],
[8/ AGC/OFF].
CW: Niveau 12
2 Indien nodig, kunt u op [CLEAR] drukken om de RIT-
offset weer op 0 te zetten.
N-38
Opmerking: U kunt de AGC-tijdconstante van het secundaire
ontvangtoestel niet veranderen.
9 COMMUNICA TIEHULPMIDDELEN
UITZENDEN
VOX (MET DE STEM BEDIENDE UITZENDING)
VOX elimineert de noodzaak om telkens wanneer u wilt
uitzenden, met de hand naar de uitzendstand over te
schakelen. Het zendontvangtoestel schakelt automatisch over
op de uitzendstand, wanneer het VOX-circuit merkt dat u in
de microfoon bent gaan spreken.
Wanneer u VOX gebruikt, moet u de gewoonte aanleren om
tussen uw gedachten in even te pauzeren, zodat het
zendontvangtoestel tijdelijk in de ontvangststand over kan
gaan. U hoort dan of iemand u wil onderbreken, en u krijgt
ook een ogenblik om uw gedachten op een rijtje te zetten
voordat u opnieuw gaat spreken. Uw luisteraars waarderen
uw consideratie en zullen uw beter gearticuleerde conversatie
respecteren.
VOX kan in de CW en de andere standen onafhankelijk
worden AAN en UIT gezet, maar niet in FSK.
Druk op [VOX/ LEVEL] om VOX AAN of UIT te zetten.
•Het VOX-LED gaat branden.
■ Microfoon-inputniveau
Om de VOX-functie goed te benutten, moet u de
versterking van het VOX-circuit goed afstellen. Dit niveau
regelt de functie van het VOX-circuit om de aanwezigheid
of afwezigheid van uw stem op te merken. In de CW-stand
kan dit niveau niet worden bijgesteld.
1 Kies de USB-, LSB-, FM- of AM-stand.
2 Druk op [VOX/ LEVEL] om de VOX-functie AAN te
zetten.
•Het VOX-LED gaat branden.
3 Druk op [FUNC], [VOX/ LEVEL].
•De gebruikte VOX-versterking verschijnt op het
sub-dot-matrix-display.
4 Wanneer u met uw normale stem in de microfoon
spreekt, regelt u de instelling door middel van de
MULTI/ CH-regelknop (standaardwaarde = 4), totdat
het zendontvangtoestel op betrouwbare wijze telkens
wanneer u spreekt op de uitzendstand overschakelt.
•Het selecteerbare versterkingsbereik gaat van
0 t/m 9.
•De instelling moet er voor zorgen het zendontvangtoestel niet door achtergrondgeluid op de
uitzendstand overschakelt.
■ Vertragingstijd
Als het zendontvangtoestel te snel nadat u met spreken
bent gestopt op de ontvangststand overschakelt, dan kan
het zijn dat uw laatste woorden niet worden uitgezonden.
Om dit te vermijden kunt u een vertragingstijd kiezen,
waardoor uw woorden worden uitgezonden zonder een al
te lange vertraging nadat u met spreken bent gestopt.
1 Kies de USB-, LSB-, FM- of AM-stand.
2 Druk op [VOX/ LEVEL] om de VOX-functie AAN te
zetten.
3 Druk op [FUNC], [KEY/ DELAY].
•De huidige instelling verschijnt op het sub-dotmatrix-display . De standaardinstelling is 50.
4 T erwijl u met uw normale stem in de microfoon
spreekt, stel u de MUL TI/ CH-regelknop zo in dat het
zendontvangtoestel op de ontvangststand
overschakelt nadat u met spreken bent gestopt.
•Het selecteerbare bereik is 5 t/m 100 (150 ms t/m
3000 ms) met stappen van 5, of UIT.
5 Druk op [FUNC], [KEY/ DELAY] om de VOX-vertraging
in te stellen.
Opmerking: Het VOX-versterkingsniveau kan worden bijgesteld
zelfs wanneer VOX UIT staat of wanneer u met een uitzending
bezig bent.
N-39
9 COMMUNICATIEHULPMIDDELEN
STEMVERWERKER
De stemverwerking vereffent grote stemfluctuaties wanneer u
aan het spreken bent. Wanneer u de SSB-, FM- of AM-stand
gebruikt, dan verhoogt deze vereffeningsactie de gemiddelde
uitvoerkracht van de uitzending, waardoor een beter
verstaanbaar signaal ontstaat. Het stemcompressie-niveau
kan volledig ingesteld worden. U merkt dat wanneer u de
stemverwerker gebruikt, ver afgelegen stations u beter zullen
horen.
Uitzendvermogen
Stemverwerker
UIT
Uitzendvermogen
Stemverwerker
AAN
1 Kies de USB-, LSB-, FM- of AM-stand.
2 Druk op [PROC/ LEVEL] om de stemverwerker AAN te
zetten.
•Het PROC-LED gaat branden.
3 Druk op [FUNC], [PROC/ LEVEL] om het
stemverwerkingsinputniveau bij te kunnen stellen.
4 Wanneer u in de microfoon spreekt, draait u de
MULTI/ CH-regelknop zo om dat de compressiemeter
10 dB aangeeft terwijl u spreekt.
•Met een hogere compressie wordt de signaalduidelijkheid of de schijnbare signaalsterkte niet verbeterd.
Signalen die teveel gecomprimeerd zijn, zijn moeilijk te
verstaan vanwege de verstoring en zijn minder prettig
om aan te horen dan signalen met minder compressie.
5 Druk op [FUNC], [PROC/ LEVEL] om de bijstelling van
het stemverwerkingsinputniveau te verlaten.
6 Druk op [MIC/ CAR] om naar de spraakprocessor
uitvoerniveaubijstelling te gaan.
•Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de
MULTI/ CH -regelknop in, zodat het ALC-meetapparaat
uw stemniveau weergeeft, maar de ALC-limiet niet
overschrijdt. Druk op [MIC/ CAR] om deze functie na
de instelling te verlaten.
Tijd
Tijd
XIT (INCREMENTELE UITZENDAFSTEMMING)
Net als RIT, stelt XIT u in staat om de uitzendfrequentie
±20,00 kHz met stappen van 10 Hz te veranderen, zonder uw
ontvangstfrequentie te wijzigen. Als de fijnafstemming AAN
staat, dan is de stapgrootte 1 Hz.
1 Druk op [XIT/ ALT].
•“XIT” en de XIT-offset verschijnen.
2 Indien nodig, kunt u op [CLEAR] drukken om de XIT-offset
weer op 0 te zetten.
3 Draai aan de RIT/ SUB-regelknop om uw uitzendfrequentie
te veranderen.
4 Om XIT UIT te zetten, drukt u op [XIT/ AL T].
•De uitzendfrequentie wordt teruggezet op de frequentie
die vóór stap 1 was ingesteld.
Opmerkingen:
◆
XIT werkt alleen voor het hoofdzendontvangtoestel.
◆
De frequentiewisseling die door de RIT/ SUB-regelknop werd
ingesteld, wordt ook door de RIT-functie gebruikt. Dus, als u de
XIT-offset verandert of wist, dan is dit ook van invloed op de
RIT-offset.
◆
Wanneer de XIT-frequentie de limiet van de beschikbare
uitzendfrequentie overschrijdt, dan stopt het zendontvangtoestel
automatisch met de uitzending.
N-40
9 COMMUNICA TIEHULPMIDDELEN
0.7
2.2
Amplitude
Geluidsfrequentie
(kHz)
Versterking lage tonen
Versterking hoge tonen
Uit
Conventioneel
Formaatdoorgang
UITZENDSIGNAALFUNCTIES INSTELLEN
De kwaliteit van het door u uitgezonden signaal is belangrijk,
ongeacht het doel van de uitzending. Het is echter
gemakkelijk om nonchalant te zijn en dit feit uit het oog te
verliezen, aangezien u niet naar uw eigen signaal luistert. De
volgende onderafdelingen geven u informatie waarmee u uw
uitgezonden signaal kunt instellen.
■ TX-filterbandbreedte (SSB/ AM)
Gebruik Menu Nr. 22 om één van de volgende
uitzendbandbreedtes te kiezen: 2,0 kHz, 2,2 kHz, 2,4 kHz
(standaard), 2,6 kHz, 2,8 kHz of 3,0 kHz.
Als de stemverwerker AAN staat, dan staat het laag afgestelde
filter op 200 Hz voor 2,8 kHz en 3,0 kHz.
■ TX-equalizer (SSB/ FM/ AM)
Gebruik Menu Nr. 21 om de uitzendfrequentie-instellingen
van uw signaal te veranderen. U kunt uit één van de zes
verschillende uitzendprofielen kiezen, inclusief de
standaard platte respons. Als u één van de volgende
items via het Menu kiest, dan verschijnt “
display .
•Uit (OFF):
De standaardfrequentierespons voor SSB, FM en AM.
•Versterking van hoge tonen (H BOOST):
Benadrukt de hogere geluidsfrequenties; effectief bijl
een lage stem.
•Doorlaatformaat (F PASS):
Verbetert de helderheid door de geluidsfrequenties
buiten het normale stemfrequentiebereik te
onderdrukken.
•Versterking van lage tonen (B BOOST):
Benadrukt de lagere geluidsfrequenties; effectief bij
een stem met hogere frequentie-elementen.
•Conventioneel (CONVEN):
Benadrukt 3 dB-frequenties bij 600 Hz en hoger.
•Gebruiker (USER):
Gereserveerd voor het apart verkrijgbare ARCPsoftware. In de fabriek wordt dit standaard op uit
geprogrammeerd.
1
1
” op het
Frequentieresponscurves
UITZENDBLOKKERING
De uitzendblokkering voorkomt dat het zendontvangtoestel in
de uitzendstand komt te staan. Geen enkel signaal kan
worden uitgezonden en het ontvangen geluid wordt
onderdrukt, wanneer deze functie AAN staat, zelfs wanneer
PTT of [SEND] worden ingedrukt.
•TX Inhibit UIT:De uitzending wordt toegestaan.
•TX Inhibit AAN: De uitzending wordt niet toegestaan.
U kunt via Menu Nr. 54 deze functie AAN en UIT zetten. De
standaardinstelling is UIT.
TIJDENS DE UITZENDING VAN FREQUENTIE WISSELEN
Het is gewoonlijk niet verstandig om uw frequentie tijdens een
uitzending te wisselen, aangezien de kans bestaat dat u
andere stations daarmee stoort. Maar, als het nodig is, dan
kunt u tijdens een uitzending de frequentie met de
Afstemknop veranderen. U kunt ook de XIT-of fset-frequentie
veranderen wanneer u aan het uitzenden bent.
Als u tijdens de uitzending een frequentie buiten het
uitzendfrequentiebereik kiest, dan wordt het
zendontvangtoestel automatisch in de ontvangststand gezet.
Als u de uitzendstand koos door op [SEND] te drukken, dan
zal de uitzending niet opnieuw beginnen totdat u een
frequentie binnen het uitzendfrequentiebereik kiest, waarna u
opnieuw op [SEND] moet drukken.
N-41
9 COMMUNICATIEHULPMIDDELEN
CW ONDERBREKIINGSTIJD
De onderbrekingstijdfunctie staat u toe om CW uit te zenden
zonder met de hand van de uitzend- naar de ontvangststand
over te schakelen. Er zijn twee soorten onderbrekingstijdfuncties beschikbaar. Semi-onderbrekingstijd en volledige
onderbrekingstijd.
Semi-onderbrekingstijd:
Wanneer de sleutelcontacten open gaan, wacht het zendontvangtoestel automatisch totdat de tijdsperiode die u heeft
gekozen, is verlopen. Het zendontvangtoestel gaat dan terug
in de ontvangststand.
Volledige onderbrekingstijd:
Zodra de sleutelcontacten open gaan, gaat het
zendontvangtoestel terug in de ontvangststand.
SEMI-ONDERBREKINGSTIJD EN VOLLEDIGE
ONDERBREKINGSTIJD GEBRUIKEN
1 Druk op [CW/ FSK/ REV] om de CW-stand te kiezen.
•“CW” verschijnt.
2 Druk op [VOX/ LEVEL].
•Het VOX-LED gaat aan.
3 Druk op [FUNC], [KEY/ DELAY].
•De huidige instelling (full of vertragingstijd) verschijnt.
De standaardinstelling is volledige onderbrekingstijd.
INTOETSSNELHEID VERANDEREN
De intoetssnelheid van het elektronische toetsenblok kan
ingesteld worden. Het is belangrijk dat de juiste snelheid
wordt gekozen, om foutloze CW uit te zenden die andere
operators ongewijzigd over kunnen nemen. Als u een snelheid
kiest die te snel is voor uw vaardigheid, dan leidt dit alleen tot
fouten. U krijgt de beste resultaten als u een snelheid kiest die
in de buurt ligt van de snelheid die door de andere stations
wordt gebruikt.
1 Druk op [CW/ FSK/ REV] om de CW-stand te kiezen.
•“CW” verschijnt.
2 Druk op [KEY/ DELAY].
•De huidige intoetssnelheid verschijnt. De
standaardinstelling is 20 (WPM).
3 T erwijl u de paddle intoetst en luistert naar de zijtoon van
de uitzending, draait u aan de MULTI/ CH-regelknop om
de juiste snelheid te kiezen.
•Kies de gewenste snelheid tussen 10 (WPM) en
60 (WPM), met stappen van 1. Hoe groter het cijfer,
des te groter de snelheid.
4 Druk nogmaals op [KEY/ DELAY] om de instelling te
voltooien.
4 Draai aan de MULTI/ CH-regelknop om volledige
onderbrekingstijd of een vertragingstijd voor
semi-onderbrekingstijd te kiezen.
•De vertragingstijd varieert van 5 t/m 100 (50 ms t/m
1000 ms) met stappen van 5.
5 Begin uit te zenden.
•Het zendontvangtoestel schakelt automatisch over in
de uitzendstand.
•Wanneer FBK (volledige onderbrekingstijd) is gekozen:
Het zendontvangtoestel schakelt onmiddellijk over op
de ontvangststand wanneer de sleutel open gaat.
•Wanneer een vertragingstijd is gekozen:
Het zendontvangtoestel schakelt over op de
ontvangststand wanneer de vertragingstijd die u heeft
gekozen, is verlopen.
6 Druk nogmaals op [FUNC], [KEY/ DELAY].
Opmerking: Volledige onderbrekingstijd kan niet gebruikt worden
met de TL-922/922A lineaire versterker.
ELEKTRONISCH TOETSENBLOK
Dit zendontvangtoestel heeft in ingebouwd elektronisch
toetsenblok dat gebruikt kan worden door een toetsenblokpaddel aan het achterpaneel van het toestel aan te sluiten.
Lees “CW-toetsen (PADDLE en KEY)” {pagina 3} voor
informatie over deze aansluiting. Het ingebouwde
toetsenblok ondersteunt de lambische functie.
Opmerking: Wanneer u de semi-automatische “Bug”-functie
gebruikt, dan is de gekozen snelheid alleen van toepassing op de
snelheid waarmee stippen worden uitgezonden.
AUTOMATISCHE WEGING
Het elektronische toetsenblok kan automatisch de stip/streepweging veranderen. De weging is de verhouding van de
streeplengte tot de stiplengte. De weging verandert al naar
gelang uw intoetssnelheid, waardoor het gemakkelijker voor
anderen is om uw intoetsing te kopiëren.
Ga naar Menu Nr. 33 en kies AUTO, of een vaste
wegingverhouding van 2,5 – 4,0 (met stappen van 0,1).
De standaardinstelling is AUTO. Wanneer de vaste
wegingverhouding wordt gekozen, wordt de stip-streepwegingverhouding geblokkeerd, ongeacht de toetssnelheid.
■ Omgedraaide intoetswegingsverhouding
Met automatische weging wordt de weging vergroot
wanneer u de intoetssnelheid verhoogt. Maar het
elektronische toetsenblok kan de weging ook verlagen
wanneer u uw intoetssnelheid verhoogt.
Om deze functie AAN te zetten, gaat u naar Menu Nr. 34
en kiest AAN. De standaardinstelling is UIT.
gnirekmO
thciwegsteot
FFO8,2:10,3:12,3:1
NO2,3:10,3:18,2:1
52–0154–6206–64
)MPW(diehlenssteoT
N-42
BUG-INTOETSFUNCTIE
Het ingebouwde elektronische toetsenblok kan ook gebruikt
worden als een semi-automatische toets. Semi-automatische
toetsen heten ook wel “Bugs”. Wanneer deze functie AAN
staat, dan worden er op de normale manier door het
elektronische toetsenblok stippen geproduceerd. De strepen
worden echter met de hand door de operator geproduceerd
door de paddle van het toetsenblok de benodigde tijd lang
gesloten te houden.
Om deze functie AAN te zetten, gaat u naar Menu Nr. 35 en
kiest AAN. De standaardinstelling is UIT.
Opmerking: Wanneer de Bug-toetsfunctie AAN staat, kan het CW
berichtgeheugen (zie hieronder) niet worden gebruikt.
CW-BERICHTGEHEUGEN
Dit zendontvangtoestel heeft drie geheugenkanalen waar
CW-berichten in opgeslagen kunnen worden. Elk
geheugenkanaal kan ca. 50 tekens bevatten. Deze
geheugenkanalen zijn ideaal voor het opslaan van berichten
die u herhaaldelijk wilt uitzenden. De opgeslagen berichten
kunnen afgespeeld worden om de inhoud te controleren of uit
te zenden.
Het elektronische toetsenblok heeft een functie waarmee u de
weergave kunt onderbreken en met de hand uw eigen tekst
kunt toevoegen. Om deze functie AAN te zetten, gaat u naar
Menu Nr. 30 en kiest AAN. De standaardinstelling is UIT.
Het elektronische toetsenblok kan de berichten die u heeft
opgeslagen ook herhaaldelijk weergegeven. Om deze functie
AAN te zetten, gaat u naar Menu Nr. 29A en kiest AAN.
De standaardinstelling is UIT.
Om berichten herhaaldelijk weer te geven, kunt u een pauze
tussen elke serie berichten instellen. Gebruik Menu Nr. 29B
en stel de tijd in tussen 0 en 60 seconden.
Opmerkingen:
◆
Deze functie werkt niet wanneer de Bug-toetsfunctie AAN staat.
◆
Als u de paddle van het toetsenblok gebruikt terwijl Menu Nr. 30
UIT staat, dan wordt de weergave van het bericht geannuleerd.
Zelfs wanneer de weergave van het bericht niet stopt vanwege
uw intoetsstarttijd, kunt u de weergave annuleren door op [CLR]
te drukken.
■ CW-berichten opslaan
1 Druk op [CW/ FSK/ REV] om de CW-stand te kiezen.
•“CW” verschijnt.
2 Als VOX AAN staat, druk op [VOX/ LEVEL].
•Het VOX LED gaat uit.
3 Druk op [FUNC] en op [1/ CH1/REC], [2/ CH2/REC]
of [3/ CH3/REC] om een geheugenkanaal te kiezen
dat opgenomen moet worden.
9 COMMUNICA TIEHULPMIDDELEN
4 Begin met de uitzending door middel van de
toetsenblok-paddle.
•Het bericht dat u verstuurt, wordt in het geheugen
opgeslagen.
5 Om de berichtopslag te voltooien, drukt u op [CLR].
•Wanneer het geheugen vol raakt, stopt de opslag
automatisch.
Opmerking: Als u de toetsenblok-paddle niet gebruikt nadat u
de opname van een bericht bent begonnen, wordt een pauze in
het kanaal opgeslagen.
■ Naar CW-berichten luisteren zonder uitzenden
1 Druk op [CW/ FSK/ REV] om de CW-stand te kiezen.
•“CW” verschijnt.
2 Als VOX AAN staat, druk op [VOX/ LEVEL] om het
UIT te zetten.
3 Druk op [1/ CH1/REC], [2/ CH2/REC] of [3/ CH3/REC]
om een kanaal te kiezen dat weergegeven moet
worden.
•Het bericht wordt weergegeven.
•Om de berichten die op andere kanalen zijn
opgeslagen in volgorde weer te geven, drukt u
tijdens de weergave op de overeenkomstige
kanaaltoetsen. Maximaal drie kanalen kunnen
tegelijkertijd achter elkaar geplaatst worden.
•Wanneer u de berichten weergeeft, kunt u ook de
toetsenbloksnelheid bijstellen door op [KEY/ DELA Y]
te drukken en de MUL TI/ CH-regelknop te draaien.
•Om de weergave te onderbreken, drukt u op [CLR].
■ CW-berichten uitzenden
De berichten kunnen uitgezonden worden met semionderbrekingstijd/ volledige onderbrekingstijd of met de
hand bediende TX/RX-overschakeling.
1 Druk op [CW/ FSK/ REV] om de CW-stand te kiezen.
•“CW” verschijnt.
2 Om semi-onderbrekingstijd/ volledige onderbrekingstijd
te gebruikt, drukt u op [VOX/ LEVEL]. Het VOX-LED
gaat aan. Druk anders op [SEND].
3 Druk op [1/ CH1/REC], [2/ CH2/REC] of [3/ CH3/REC]
om het kanaal te kiezen dat weergegeven moet
worden.
•Het bericht wordt weergegeven en automatisch
uitgezonden.
•Om de berichten die op andere kanalen zijn
opgeslagen in volgorde uit te zenden, drukt u
tijdens de weergave op de overeenkomstige
kanaaltoetsen. Maximaal drie kanalen kunnen
tegelijkertijd achter elkaar geplaatst worden.
N-43
9 COMMUNICATIEHULPMIDDELEN
•Wanneer u de berichten weergeeft, kunt u ook de
toetsenbloksnelheid bijstellen door op [KEY/ DELA Y]
te drukken en de MUL TI/ CH-regelknop te draaien.
•Om de uitzending te onderbreken, drukt u op [CLR].
4 Als u bij stap 2 op [SEND] heeft gedrukt, drukt u
nogmaals op [SEND] om naar de ontvangststand
terug te keren.
■ Pauzetijd tussen de berichten veranderen
Om het bericht nogmaals weer te geven, kiest u Menu
Nr. 29A en zet het op AAN. U kunt ook de pauzetijd tussen
de weergaven van het bericht veranderen. Gebruik Menu
Nr. 29B en stel de tijd in tussen 0 en 60 seconden, met
stappen van 1 seconde.
Opmerking: De instellingen van Menu Nrs. 29A en 29B worden
gedeeld met de stemcommunicatiestanden, indien de apart
verkrijgbare DRU-3A is geïnstalleerd.
■ Zijtoonvolume regelen
Als u aan de MAIN AF- of de SUB AF-regelknop draait,
dan verandert het volume van de CW-zijtoonweergave
niet. Om het CW-zijtoonvolume te veranderen, gaat u naar
Menu Nr. 13 en zet het op UIT, of op 1 tot 9.
■ Toetsaanslagen invoegen
Als u een met de hand bediend CW-toetsenblok tijdens de
weergave van een opgenomen CW-bericht gebruikt, stopt
het zendontvangtoestel met de weergave van het bericht.
Het kan zijn dat u tijdens wedstrijden of gewone QSO’s
een verschillend cijfer of bericht op een bepaald punt in
het opgenomen bericht wilt invoegen.
In dit geval neemt u het CW-bericht zoals normaal op
{pagina 43}, zonder het cijfer of het bericht dat u wilt
invoegen. Open Menu Nr. 30 en kies “AAN”.
Als u nu een CW-toetsenblok tijdens de weergave van
een opgenomen bericht gebruikt, zal het zendontvangtoestel de weergave van het opgenomen bericht pauzeren
in plaats van stoppen. Wanneer u klaar bent met de
uitzending van het cijfer of het bericht met het toetsenblok,
zal het zendontvangtoestel het bericht opnieuw
weergeven.
2 Druk op [+] om AAN te kiezen.
3 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan en het
Menu te verlaten.
AUTOMATISCHE CW TX IN DE SSB-STAND
Als u zowel de SSB- als CW-stand gebruikt, dan kunt u het
zendontvangtoestel zo configureren dat de stand van SSB
(USB of LSB) naar CW wordt overgezet, zodat u in de CWstand uitzendt wanneer u de CW-toetsenblokken gebruikt.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 36 te openen.
2 Druk op [+] om AAN te kiezen.
3 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan en het
Menu te verlaten.
Opmerking: U moet de CW onderbrekingstijdfunctie op AAN zetten
om de stand te veranderen en om in de CW-stand uit te zenden
{pagina 42}.
FREQUENTIECORRECTIE VOOR CW
Als u zowel de SSB- als CW-standen gebruikt, gebruikt u
soms de SSB-stand (USB of LSB) om alleen CW-signalen te
zoeken of naar CW-signalen te luisteren. Alles gaat goed als u
deze CW-signalen in de gaten houdt, maar u merkt dat
wanneer u de stand van SSB op CW zet, u het gevonden
CW-signaal verliest. Dit komt omdat de frequentie op het
display altijd de ware ladingsfrequentie voor alle standen
weergeeft. Als u wilt dat het zendontvangtoestel de
ontvangende frequentie verandert om het ontvangen CWsignaal te volgen wanneer u de stand van SSB (USB of LSB)
op CW overschakelt, dan zet u deze functie AAN. Het
zendontvangtoestel verandert de ontvangstfrequentie
wanneer de stand van SSB op CW overgaat. Zodoende kunt
u het doelsignaal nog steeds horen en onmiddellijk het
signaal in CW uitzenden, zonder dat u de frequentie hoeft bij
te stellen.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 37 te openen.
N-44
SECUNDAIR ONTV ANGTOESTEL
SECUNDAIR ONTVANGTOESTEL
Het TS-2000(X) zendontvangtoestel is uitgerust met
2 onafhankelijke ontvangers. Het hoofdzendontvangtoestel
kan vanaf 30 kHz tot de UHF-band ontvangen (of 1,2 GHz
band indien de apart verkrijgbare UT-20 is geïnstalleerd),
terwijl het secundaire ontvangtoestel signalen in de FM- of
AM-stand op de VHF (144 MHz) of UHF (430/ 440 MHz) band
kan ontvangen.
U kunt het secundaire ontvangtoestel gebruiken om naar de
plaatselijke lijnversterkingsactiviteiten of uw clubkanaal te
luisteren, terwijl u met het hoofdzendontvangtoestel de
HF/ 50MHz of VHF/ UHF/ (optioneel 1,2 GHz) banden
gebruikt.
Aangezien de TS-2000 ook een ingebouwde TNC heeft, kunt
u het secundaire ontvangtoestel gebruiken om de plaatselijke
DX-pakketclusters-kanaalactiviteiten te controleren, zonder
een externe TNC te gebruiken. Indien een nieuw DX-station
bij de DX-pakketclusters wordt gemeld, dan geeft het
zendontvangtoestel automatisch de gegevens van dat
DX-station weer. Als u dat wilt, kunt u de informatie over de
DX-frequentie verder naar het hoofdzendontvangtoestel
sturen om het station op te vangen en om onmiddellijk contact
met dat DX-station te maken {pagina 53}.
TX- EN CONTROLE BAND
In deze handleiding wordt de frequentie aan de linkerkant van
het display de MAIN-band genoemd en de frequentie aan de
rechterkant de SUB-band.
Om te begrijpen hoe de MAIN-band en de SUB-band
frequenties en functies worden geregeld, moet u de
verschillen kennen tussen de TX- en de Controle band, die
hieronder staan uitgelegd.
TX-BAND
Druk op [MAIN] om de “” en “”-pictogrammen op de
MAIN-band weer te geven. Wanneer “” op het display van
de MAIN-band staat weergegeven, dan is de MAIN-band de
gebruikte uitzendband. U kunt de MAIN-band frequentie
gebruiken om signalen uit te zenden of om de functies van het
hoofdzendontvangtoestel te regelen.
Als u op [SUB] drukt, dan gaan de “
pictogrammen naar het display van de SUB-band. Dit
betekent dat de SUB-band nu de uitzendband is en de
functies regelt. U kunt de SUB-band frequentie gebruiken om
signalen uit te zenden of om de functies van het secundaire
ontvangtoestel te regelen.
CONTROLE BAND
Soms is het nodig om de frequentie en/of de functies van de
band waar u niet op uitzendt, aan te passen. Om dit te doen,
drukt u op [CTRL]. Bijvoorbeeld, als zowel “
het display van de MAIN-band staan, en u drukt op [CTRL]
dan wordt “
” blijft op het display van de MAIN-band staan. Hierdoor
“
kunt u op de MAIN-band blijven uitzenden, terwijl u de
functies van het secundaire ontvangtoestel bijstelt.
” naar het display van de SUB-band verplaatst.
”- en “”-
” en “” op
ONTVANGEN
SECUNDAIRE ONTVANGTOESTEL ACTIVEREN
Druk op de SUB AF-regelknop om de secundaire ontvanger
AAN of UIT te zetten. Het oranje LED boven de SUB AF/ SQL-
regelknop gaat aan wanneer het secundaire ontvangtoestel
AAN staat.
Opmerking: Wanneer u het secundaire ontvangtoestel AAN of UIT
zet, kunt u een plofgeluid via de luidspreker horen. Dit betekent niet
dat het toestel defect is.
SECUNDAIRE ONTVANGTOESTEL REGELEN
Om de beschikbare functies van het secundaire
ontvangtoestel te regelen, drukt u op [SUB] om de bediening
en de uitzendingstand op het secundaire ontvangtoestel over
te zetten. De “
hoofzendontvangtoestel naar het secundaire ontvangtoestel
verplaatst. Wanneer u op [SEND] of op Mic [PTT] drukt, dan
zendt het zendontvangtoestel op de SUB-band frequentie uit.
Of, als u signalen op de MAIN-band wilt blijven uitzenden en
ontvangen, terwijl u de functies van het secundaire
ontvangtoestel instelt, dan drukt u gewoon op [CTRL]. Alleen
het “
hoofdzendontvangtoestel naar het secundaire display
verplaatst. Het “
hoofdzendontvangtoestel staan. Met deze instelling kunt u
signalen op de VFO-frequenties van het hoofdzendontvangtoestel blijven ontvangen en uitzenden, terwijl u de functies
van het secundaire ontvangtoestel instelt.
Als u alleen de frequentie van het secundaire ontvangtoestel
moet instellen, kunt u gewoon de RIT/ SUB-regelknop
draaien. Dit werkt echter alleen wanneer u met het
hoofdzendontvangtoestel werkt, zonder dat de RIT/ XITfuncties aan staan. Wanneer u met het hoofdzendontvangtoestel werkt terwijl de RIT/ XIT-functies aan staan, moet
u eerst de RIT/ XIT-functie UIT zetten door op
[RIT/ CW TUNE] en/of [XIT/ AL T] te drukken of door op
[CTRL] te drukken om de bediening op de SUB-BAND overte zetten. Draai daarna aan de MAIN-regelknop, aan de
MULTI/ CH -regelknop of aan de RIT/ SUB-regelknop om de
SUB-band-frequentie bij te stellen.
”-pictogram wordt van het display van het
BAND SELECTEREN
Druk op [SUB] of op [CTRL] om de functiebediening op het
secundaire ontvangtoestel over te zetten.
Druk op [+]/ [–] om de 144 MHz of de 430 (440) MHz band te
kiezen.
”- en “”-pictogrammen worden van het
”-pictogram blijft op het display van het
N-45
10 SECUNDAIR ONTVANGTOESTEL
S
laahcSyalpsiDtaatseitcnuF
SetkretslaangisnegnavtnOnegnavtnO
RWP
ednavnegomrevreovtiU
gnidneztiu
nedneztiU
•Als u de toets ingedrukt houdt, dan verandert de band
voortdurend.
•Als “MHz” op het display zichtbaar is, drukt u eerst op
[1MHz/ SEL] om de stand voor 1 MHz stappen naar
boven of naar beneden te verlaten.
AUDIO FREQUENTIE (AF)-VERSTERKING INSTELLEN
Draai de SUB AF-regelknop naar rechts om het geluidsniveau
te verhogen en naar links om het niveau te verlagen.
De “
”- en “”-pictogrammen bevinden zich allebei op
het display van het secundaire ontvangtoestel:
•U kunt alle bovenstaande functies uitvoeren én op de
SUB-band frequentie uitzenden.
Dit zendontvangtoestel heeft vele anderen manieren om snel
een frequentie te kiezen. Voor meer informatie, lees
“FREQUENTIE KIEZEN” {pagina 37}.
PANEELMEETAPPARAAT VAN HET SECUNDAIRE
ONTVANGTOESTEL
Het multifunctionele meetapparaat meet de parameters die in
de onderstaande tabel staan beschreven. Het S-meetapparaat
verschijnt wanneer de ontvangststand aan staat en het
PWR-meetapparaat verschijnt wanneer de uitzendstand aan
staat. De hoogste standen van het S-meetapparaat en de
PWR-functies worden tijdelijk vastgehouden.
AF
SQL
SUB
TO
B
B
EL
1MHz
HF/VHE/UHF ALL MODE MULTI BANDER TS-2000
SUB
MENU
CALL
C.IN
TFSET
MAIN SUB
V
SG.SEL
M
SCAN
CTRL
M
M
S
/
M
B
/
A
/C
O
F
/M
O
F
V
L
E
S
.
G
O
F
V
9.6k STA
CON
CW TUNE
RIT
RIT/SUB
ALT
XIT
_
+
CLEAR
P.C.T
SET
H
C
I
IN
T
L
A
U
M
M
C
B
L
A
U
N
A
IN
M
A
G
F
R
O
M
E
M
K
IC
U
Q
N
I
.
M
R
L
T
A
S
V
E
R
IN
IT
B
A
L
P
U
M
S
S
E
C
A
R
T
H
F
A
B
=
A
L
Q
S
N
I
.
M
Opmerking: De positie van de SUB AF-regelknop heeft geen effect
op het volume van de piepsignalen die u hoort wanneer u de
knoppen indrukt. Het geluidsniveau van de Pakket-werking is ook
onafhankelijk van de instelling van de SUB AF-regelknop.
RUISBLOKKERING INSTELLEN
Draai de SUB SQL-regelknop naar rechts wanneer er geen
signalen zijn, om het ruisblokkeringsniveau te kiezen waarbij
de achtergrondgeluiden net geëlimineerd zijn. Het LED van
de SUB-band gaat uit wanneer de ruisblokkering AAN staat.
FREQUENTIE KIEZEN
Wanneer u zowel het hoofdzendontvangtoestel als het
secundaire ontvangtoestel tegelijkertijd gebruikt, dan bevindt
u zich in één van de volgende omstandigheden. Controleer
allereerst waar de “
weergegeven zijn, en volg de onderstaande aanwijzingen.
De “”- en “”-pictogrammen bevinden zich allebei op
het display van de MAIN-band:
•Draai aan de RIT/ SUB-regelknop om de frequentie van
het secundaire ontvangtoestel te veranderen.
Nu wordt “
” op het display van de SUB-band
weergegeven en “
•Draai aan de RIT/ SUB-regelknop om de frequentie van
het secundaire ontvangtoestel te veranderen.
Nu wordt “” op het display van de MAIN-band
weergegeven en “
•Draai aan de RIT/ SUB-regelknop, aan de MULTI/ CHregelknop of aan de MAIN-regelknop om de frequentie bij
te stellen. U kunt de frequentie ook direct door middel van
het numerieke keypad invoeren {paigna 37}. De invoerfrequentie moet echter binnen het frequentiebereik van
het secundaire ontvangtoestel liggen. De frequentie die u
heeft gekozen kan worden afgerond naar de
dichtstbijzijnde functionerende frequentiestapgrootte
{pagina 37}. U kunt niet op de frequentie van de sub-band
uitzenden.
”- en “”-pictogrammen
” op het display van de MAIN-band.
” op het display van de SUB-band.
Opmerking: De piek-vasthoud metingen kunnen niet gedeactiveerd
worden.
STAND VOOR HET SECUNDAIRE ONTVANGTOESTEL
KIEZEN
Controleer allereerst of het “”-pictogram op het display van
de SUB-band staat weergegeven. Zo niet, druk op [SUB] of
op [CTRL] om de functiebediening op de SUB-band over te
zetten.
De SUB-band kan alleen gebruikt worden om in de
FM-stand uit te zenden en om in de FM- of AM-stand te
ontvangen. Druk op [FM/ AM/ NAR] om de werkingstand
voor het secundaire ontvangtoestel te veranderen. De
smalle bandbreedte van AM is niet beschikbaar voor de
SUB-Band-frequentie. Lees “SMALLE BANDBREEDTE
VOOR FM” {pagina 29} voor de FM-werking.
FM CTCSS
U kunt een onafhankelijke CTCSS-toon aan het secundaire
ontvangtoestel toewijzen. Lees “FM CTCSS” {pagina 35} voor
informatie over deze functie en de bediening ervan.
FM DCS
U kunt een onafhankelijke DCS-code aan het secundaire
ontvangtoestel toewijzen. Lees “FM DCS” {pagina 36} voor
informatie over deze functie en de bediening ervan.
TOONFREQUENTIE ID-SCAN
Deze functie scant alle toonfrequenties om de
binnenkomende toonfrequentie van het ontangen signaal op
het secundaire ontvangtoestel te identificeren. Lees
“TOONFREQUENTIE ID-SCAN” {pagina 34} voor informatie
over deze functie en de bediening ervan.
DCS CODE ID-SCAN
Deze functie scant alle DCS-codes om de binnenkomende
DCS-code van het ontangen signaal op het secundaire
ontvangtoestel te identificeren. Lees “DCS CODE ID SCAN”
{pagina 36} voor informatie over deze functie en de bediening
ervan.
N-46
10 SECUNDAIR ONTVANGTOESTEL
VERZWAKKER
De verzwakker reduceert het niveau van de ontvangen signalen.
Het is handig wanneer u zware storing van een nabij gelegen
frequentie ontvangt. Aangezien het hoofdzendontvangtoestel en het secundaire ontvangtoestel dezelfde antenne voor
de 144 MHz en 430 (440) MHz banden gebruiken, zal het
activeren van de verzwakker voor het secundaire ontvangtoestel
ervoor zorgen dat de functie ook voor dezelfde band van het
hoofdzendontvangtoestel geactiveerd wordt.
VOORVERSTERKER
De voorversterker versterkt het niveau van de ontvangen
signalen. Dit is handig wanneer het ontvangen signaal zwak
is. Als er geen sterke storing van nabij gelegen frequenties
voorkomt, dan kunt u de voorversterker op AAN zetten om het
binnenkomende signaalniveau te versterken. Aangezien het
hoofdzendontvangtoestel en het secundaire ontvangtoestel
dezelfde antenne voor de 144 MHz en 430 (440) MHz banden
gebruiken, zal het activeren van de voorversterker voor het
secundaire ontvangtoestel ervoor zorgen dat de functie ook
voor dezelfde band van het hoofdzendontvangtoestel
geactiveerd wordt.
DUBBELE BANDBEWAKING
Ook al worden verschillende frequentiebanden voor het
hoofdzendontvangtoestel en het secundaire ontvangtoestel
ingesteld, toch kunt u de andere bandactiviteiten controleren
terwijl u op de TX-band uitzendt. Het is handig dat u de
plaatselijke lijnversterkingsfrequentie (VHF of UHF-band) nog
steeds kunt horen, terwijl u bezig bent met een DX-station op
de HF-band van het hoofdzendontvangtoestel.
Als u dezelfde frequentieband (VHF of UHF band) voor het
hoofdzendontvangtoestel als voor het secundaire
ontvangtoestel gebruikt, dan kunt u beide frequenties
onafhankelijk van elkaar tegelijkertijd controleren. Beide
ontvangers zullen echter tijdelijk stilvallen wanneer u uitzendt,
aangezien het hoofdzendontvangtoestel en het secundaire
ontvangtoestel dezelfde antenne voor de 144 MHz en
430 (440) MHz band gebruiken.
UITZENDEN
Controleer allereerst dat het “”-pictogram op het display
van de SUB-Band staat weergegeven. Druk op [SEND] of
houd Mic [PTT] ingedrukt en spreek met uw normale stem in
de microfoon. Wanneer u klaar bent met spreken, drukt u
nogmaals op [SEND] of laat Mic [PTT] los.
UITZENDVERMOGEN KIEZEN
U kunt ook het uitvoervermogen voor de FM-stand op de
144 MHz en 430 (440) MHz banden instellen wanneer u het
secundaire ontvangtoestel gebruikt.
1 Druk op [PWR].
•Het huidige uitzendvermogen verschijnt.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop naar links om het
vermogen te verminderen of naar rechts om het vermogen
te versterken.
Opmerkingen:
◆
Het selectiebereik verschilt, afhankelijk van de gebruikte band en
stand {pagina 79}.
◆
De configuratie van het uitvoervermogen geldt ook voor het
hoofdzendontvangtoestel.
SCANNEN
Alle soorten scanfuncties zijn beschikbaar op het secundaire
ontvangtoestel. Het frequentiebereik is echter beperkt tot de
frequentiedekking van het secundaire ontvangtoestel. Lees
“SCANNEN” {pagina 66} voor meer informatie over de
scanfunctie.
RUISVERMINDERING
Aangezien het secundaire ontvangtoestel alleen in de FM- of
AM-stand kan ontvangen, is DSP-ruisvermindering 1
(lijnverbetering) beschikbaar om de ruis van de ontvangen
signalen te verminderen. Lees “RUISVERMINDERING”
{pagina 56} voor meer informatie over hoe de functie wordt
gebruikt en ingesteld.
MICROFOONVERSTERKING
Ga naar Menu Nr. 41 en kies “LOW (laag)”, “MID (medium)” of
“HIGH (hoog)”.
Opmerking: Wanneer u de apart verkrijgbare MC-90-microfoon in
de FM-stand gebruikt, kies dan “HIGH (hoog)” voor de
microfoonversterking. De microfoongevoeligheid is laag in de
FM-stand; hierdoor kan onvoldoende modulatie onstaan. Kies voor
andere microfoons ofwel “LOW (laag)” of “MID (medium)”.
FM-LIJNVERSTERKER
U kunt ook, zo nodig, een onafhankelijke lijnversterker-offsetfrequentie voor het secundaire ontvangtoestel configureren.
Lees het “FM-LIJNVERSTERKER” {pagina 32} voor meer
informatie hierover.
OMKERINGSFUNCTIE
Druk op [TF-SET] om de omkeringsfunctie van het
secundaire ontvangtoestel AAN (of UIT) te zetten. “R”
verschijnt wanneer de omkeringsfunctie van het secundaire
ontvangtoestel AAN staat. Lees “OMKERINGSFUNCTIE”
{pagina 34} voor meer informatie hierover.
N-47
10 SECUNDAIR ONTVANGTOESTEL
AUTOMATISCHE SIMPLEXCONTROLE (ASC)
U kunt ook de ASC-functies op de 144 MHz en 430 (440) MHz
banden van het secundaire ontvangtoestel gebruiken. Wanneer
u een lijnversterker gebruikt, meet ASC regelmatig de kracht
van de uplink-frequentie om de signalen te controleren. Houd
[TF-SET] ingedrukt totdat “[R]” op het display van de
SUB-Band verschijnt. Lees “AUTOMA TISCHE SIMPLEXCONTROLE (ASC)” {pagina 34} voor informatie over deze
functie en de bediening ervan.
TOON UITZENDEN
U kunt een een andere toon aan het secundaire
ontvangtoestel toewijzen. Lees “TOON UITZENDEN” {pagina
33} voor informatie over deze functie en de bediening ervan.
GEHEUGEN
U kunt ook alle geheugenfuncties {pagina 58}, inclusief snel
geheugen {pagina 64} voor het secundaire ontvangtoestel
gebruiken. Het frequentiebereik is echter beperkt tot de
frequentiedekking van het secundaire ontvangtoestel. U kunt
geen geheugenkanalen terughalen die buiten het frequentiebereik van het secundaire ontvangtoestel liggen. Deze
kanalen worden automatisch overgeslagen wanneer ze door
het secundaire ontvangtoestel worden teruggehaald.
N-48
SPECIALE COMMUNICA TIE
PAKKET-RADIO
Een pakket is een gegevenseenheid die in zijn geheel via een
netwerk van de ene computer naar de andere wordt
verstuurd. Pakketten kunnen behalve via
communicatieverbindingen ook via radiogolven verstuurd
worden. Behalve een zendontvangtoestel en een computer
heeft u alleen een Eindpuntregelaar (TNC) of een
Meervoudige communicatieprocessor (MCP) nodig. Eén van
de taken van de TNC’s en MCP’s is om de gegevenspakketten in geluidstonen om te zetten en vice versa. Dit
zendontvangtoestel heeft een ingebouwde TNC, waardoor u
de basispakkettoepassingen (niet het volledige assortiment)
kunt gebruiken.
De pakkettoepassingen die door hams werden ontwikkeld,
omvatten ook pakket-bulletin-board systemen (PBBS’en).
PBBS’en worden opgezet en bijgehouden door vrijwilligers die
Systeem Operators (SysOps) heten. U kunt contact opnemen
met één van uw plaatselijke PBBS’en en e-mails versturen,
bestanden downloaden en andere nuttige informatie
inzamelen. Duizenden PBBS’en, die een wereldwijd netwerk
hebben gevormd, sturen e-mailberichten naar
eindbestemmingen overal ter wereld.
PBBS
Wanneer u voor het eerst contact opneemt met een plaatselijk
PBBS, dan moet u zich vaak als een nieuwe gebruiker
aanmelden. Eenmaal aangemeld, kunt u dat systeem als uw
thuis-PBBS gebruiken. De e-mailberichten die voor u bestemd
zijn, worden voor u vastgehouden in een directory van uw
thuis-PBBS, die een mailbox heet.
Om e-mailberichten te versturen moet u eerst het adres van
een ontvanger doorgeven, door zijn of haar oproepteken en
het oproepteken van zijn of haar thuis-PBBS te gebruiken;
bijv . KD6NUH@KJ6HC. In dit voorbeeld is het e-mailbericht
gericht aan KD6NUH, wiens thuis-PBBS KJ6HC is. Als uw
thuis-PBBS KJ6HC niet in het adressenbestand kan vinden
om uw bericht te versturen, dan moet u meer informatie over
het adres indienen. Zo nodig is dat:
“KD6NUH@KJ6HC.#ABC.CA”, of
“KD6NUH@KJ6HC.#ABC.CA.USA”, of zelfs
“KD6NUH@KJ6HC.#ABC.CA.USA.NA”. Het volledige adres
van een ontvanger die bijv. in de V.S. woont, moet de juiste
regiocode bevatten (voorafgegaan door een #), de staat, het
land, en de afkorting van het continent, zoals hierboven staat
aangegeven.
Meer informatie hierover vindt u in elke winkel die
amateurradio-apparatuur verkoopt. Ook kunt u informatie
vinden op de websites die het onderwerp “Packet”
behandelen. Als u een zoekfunctie op het Internet gebruikt,
voer dan de zoekwoorden “Packet Radio” in om de juiste
webpagina’s te vinden.
Opmerkingen:
◆
Anders dan een TNC, dient een multistand communicatieprocessor (MCP) als een communicatie-interface voor een aantal
digitale standen, zoals pakket, RTTY en AMTOR. U kunt de
stand verwisselen door een enkele opdracht via uw computer te
sturen.
◆
Als er een amateurradioclub in uw buurt is, dan is het een goed
idee om daar lid van te worden. Vaak komt u meer te weten
tijdens een gesprek van één uur met een ervaren hobbyist, dan
na een maand van eigen onderzoek. Stel vragen via de
plaatselijke lijnversterkers of neem contact op met uw nationale
amateurradioverenigingen (in de V .S. is dat de ARRL) voor
informatie over plaatselijke amateurradioverenigingen. U zult er
geen spijt van krijgen.
INGEBOUWDE TNC
Dit zendontvangtoestel heeft een ingebouwde TNC die
voldoet aan het AX.25-protocol. Aangezien de ingebouwde
TNC ontwikkeld is om samen met de pakketclustertoon
{pagina 53} en Sky Command II+ {pagina 83} te werken, is
het mogelijk dat sommige geavanceerde TNC-opdrachten niet
beschikbaar zijn. Voor de opdrachten die door de ingebouwde
TNC worden gesteund, leest u “LIJST MET OPDRACHTEN
VOOR DE INGEBOUWDE TNC” die begint op pagina 110
van het Engelse deel. Het AX-25-protocol wordt gebruikt voor
communicatie tussen TNC’s. De TNC accepteert gegevens
van uw PC en vormt het om tot pakketten. Daarna worden
deze pakketten in geluidstonen omgevormd, die het
zendontvangtoestel kan uitzenden. De TNC ontvangt ook
geluidstonen van het zendontvangtoestel, vormt ze om tot
gegevens voor de computer en controleert of de gegevens
fouten bevatten.
Om de ingebouwde TNC te activeren, gaat u naar Menu
Nr. 55 en kiest AAN. De standaardinstelling is UIT. “PKT”
verschijnt op het display , om aan te geven dat de ingebouwde
TNC AAN staat.
De TNC functioneert voornamelijk in de Command- of
Converse-stand. Allereerst moet u het verschil tussen deze
twee standen kennen.
•Command-stand
Wanneer u de pakket-stand kiest, gaan de TNC over op
de Command-stand. Een “cmd:”- prompt verschijnt op het
computerscherm. U kunt opdrachten via het computerkeyboard invoeren om de instellingen van de TNC te
wijzigen. Wanneer de Converse-stand actief is, dan drukt
u [Ctrl]+[C] op het toetsenbord om naar de Commandstand terug te keren.
•Converse-stand
De TNC gaat op deze stand over wanneer een verbinding
met het doelstation is gemaakt. Op het computerkeyboard
toetst u een opdracht en zo nodig een bericht in, en
daarna drukt u op [Enter] of [Return]. Wat u invoert wordt
tot pakketten omgevormd en via de ether verstuurd.
Wanneer de Command-stand actief is, voert u
CONVERSE, CONV of K in om naar de Converse-stand
te gaan.
Opmerking: De ingebouwde TNC start automatisch opnieuw
wanneer een defect wordt opgemerkt; dit betekent niet dat het
zendontvangtoestel defect is.
4 Druk op [A/B] om VFO A of VFO B te kiezen.
5 Ga naar Menu Nr. 46 en kies de hoofdband of de sub-
band (standaard) als de gegevensband.
•“TNC” verschijnt op de gegevensband.
•Als u een externe TNC of MCP gebruikt, ga dan naar
Menu Nr. 50E om deze keuze te maken. De
standaardinstelling is de hoofdband.
6 Ga naar Menu Nr. 47 en kies 1200 bps (standaard) of
9600 bps voor de overdrachtssnelheid tussen de TNC’s.
•U moet dezelfde overdrachtssnelheid als het
doelstation kiezen.
•Als u een externe TNC of MCP gebruikt, ga dan naar
Menu Nr. 50F om deze keuze te maken. De
standaardinstelling is 1200 bps.
7 Kies een frequentie.
8 Druk op [LSB/ USB/ AUTO] of op [FM/ AM/ NAR] om de
LSB-, USB- of FM-stand te kiezen.
9 Ga naar Menu Nr. 50A en kies AAN om het DSP-
pakketfilter voor het hoofdzendontvangtoestel te activeren.
10 Draai aan de HI/ SHIFT-regelknop om de middenfrequentie
van de pakketstand te kiezen. U kunt ook “NAR” (smal) of
“WID” (breed) voor het filterbreedte van het ontvangtoestel
kiezen, door aan de LO/ WIDTH-regelknop te draaien.
De werking van het pakket (9600 bps) wordt niet beïnvloed
door de instellingen van het DSP-pakketfilter.
◆
Het DSP-pakketfilter werkt alleen voor het
hoofdzendontvangtoestel.
Als u een externe TNC of MCP gebruikt, gaat u met de
volgende stappen door.
11 Volg de instructies van uw TNC of MCP op en voer de
ijkstand in, zodat u de situatie kunt markeren.
•De LED van de MAIN-band verandert van groen (RX)
naar rood (TX).
12 Ga naar Menu Nr. 50B om het juiste AF-invoerniveau te
kiezen.
•Kies een geschikt invoerniveau, zodat de ALC-meter
een waarde binnen de ALC-zone aangeeft.
13 De ijkstand verlaten
•De LED van de MAIN-band verandert van rood (TX)
naar groen (RX).
14 Ga naar Menu Nr. 50C om het juiste AF-uitvoerniveau te
kiezen.
•U kunt de AF-regelknop niet voor deze instelling
gebruiken.
•Als u bij stap 5 de sub-band heeft gekozen, gaat u in
plaats daarvan naar Menu Nr. 50D.
De frequenties (gemeten in kHz) die gewoonlijk voor Pakket
worden gebuikt staan hieronder:
DCD-AFTASTING
U kunt ook de manier kiezen waarop de ingebouwde TNC
verhinderd wordt om uit te zenden. Ga naar Menu Nr. 48 en
kies één van de twee methodes. De standaardinstelling is
“TNC BAND”.
TNC BAND:
De TNC zendt niet uit wanneer er signalen op de TNC
(gegevens) band aanwezig zijn.
MAIN & SUB:
De TNC zendt niet uit wanneer er signalen op de MAIN- of
RTTY is de oudste gegevenscommunicatiestand. Het was
oorspronkelijk bedoeld voor gebruik met de mechanische
schrijfmachines die werden gebruikt voordat PC’s op de markt
kwamen. Nu kunt u gemakkelijk RTTY samen met een PC en
MCP gebruiken. Anders dan Pakket, wordt meteen nadat u
een letter invoert, deze letter uitgezonden. Wat u invoert wordt
uitgezonden en op het computerscherm van de ontvangende
partij weergegeven.
De RTTY-functie maakt gebruik van frequentiewisseltoets
(FSK) en de 5-bit Baudot-code of de 7-bit ASCII-code om
informatie uit te zenden.
Voor informatie over de kabelverbindingen, zie “RTTY”
{pagina 95}.
Voor meer informatie raden wij u aan om referentiemateriaal
over amateurradio te lezen.
1 Open Menu Nr. 38 en kies een FSK-wisseling.
•Een FSK-wisseling is het verschil van frequentie
tussen een teken en een spatie.
•170 Hz is de standaard die voor amateurbanden wordt
gebruikt.
2 Ga naar Menu Nr. 39 en kies een intoetspolariteit.
•Kies “NORMAL” om een teken uit te zenden wanneer
u intoetst of “INVERS” om een spatie uit te zenden. De
standaardinstelling is “NORMAL”.
3 Ga naar Menu Nr. 40 en kies een hoge toon (2125 Hz) of
lage toon (1275 Hz) voor het teken.
•Een hoge toon (standaardinstelling) wordt
tegenwoordig veel gebruikt.
4 Kies een frequentie.
5 Druk op [CW/ FSK/ REV] om FSK te kiezen.
•“FSK” verschijnt.
11 SPECIALE COMMUNICA TIE
7 Volg de instructies die met uw MCP zijn meegeleverd en
voer een opdracht via uw computer in om een
uitzendstand te kiezen.
•Het LED van de MAIN-band verandert van groen (RX)
naar rood (TX).
•U kunt ook op [SEND] drukken om de uitzendstand
met de hand te kiezen.
8 Begin gegevens vanuit uw computer te sturen.
•Ga naar Menu Nr. 50C om het juiste AF-uitvoerniveau
te kiezen. De AF-regelknop kan niet voor deze
instelling gebruikt worden.
•Druk op [FUNC], [PWR/ TX MONI] om uw signalen
te controleren. Druk nogmaals op [FUNC],
[PWR/ TX MONI] om de functie te verlaten.
9 Wanneer u klaar bent met uitzenden, voert u via uw
computer een opdracht in om naar de ontvangststand
terug te keren.
•Het LED van de MAIN-band verandert van rood (TX)
naar groen (RX).
•Als u bij stap 7 op [SEND] gedrukt heeft, drukt u
nogmaals op [SEND].
De frequenties (gemeten in kHz) die gewoonlijk voor RTTY
worden gebuikt staan hieronder:
6 Indien nodig om compatibel te zijn met het andere station,
drukt u op [FUNC], [CW/ FSK/ REV] om het
zendontvangtoestel op de bovenste zijband om te keren.
•“FSR” verschijnt.
•Gewoonlijk wordt de lagere zijband voor FSK gebruikt.
•Druk op [FUNC], [CW/ FSK/ REV] om naar de lagere
zijband terug te keren.
Opmerking: U kunt wanneer dat nodig is het ladingsniveau
bijstellen. Druk op [FUNC], [MIC/ CAR] voor de bijstellingsstand.
Houd de toets ingedrukt en draai de MULTI/ CH-regelknop totdat het
ALC-meetapparaat een waarde binnen de ALC-zone aangeeft, die
de bovenste ALC-zonelimiet niet overschrijdt.
Naast Packet en RTTY bestaan er nog andere digitale
standen die door hams gebruikt worden, zoals AMTOR,
PacTOR, CLOVER, G-TOR en PSK31. In deze handleiding
staat weinig informatie over deze standen. Voor meer
informatie raden wij u aan om referentiemateriaal over
amateurradio te lezen.
AMTOR (AMateur Teleprinting Over Radio) heeft de amateur
HF-digitale communicatie aan het computertijdperk
aangepast. Het is de eerste foutvrije HF-digitale stand waarbij
gegevenssalvo’s (en niet een voortdurende gegevensstroom)
worden uitgezonden.
PacTOR (Packet Teleprinting On Radio) maakt gebruik van
de beste kenmerken van AMTOR en Packet om de ef ficiency
van HF-digitale communicatie te verbeteren. Net als Packet
en AMTOR, verstuurt PacT OR foutvrije gegevens volgens de
handje-klap-methode.
Van alle HF-digitale standen voor amateurradio, biedt
CLOVER de beste algemene prestatie door middel van een
gecompliceerde modulatietechniek, automatische
vermogensbijstelling en andere geavanceerde functies.
Hierdoor kan onder de slechtste omstandigheden
communicatie plaatsvinden.
G-TOR (Golay-coded Teleprinting Over Radio) is een
betrekkelijk nieuwe digitale stand voor amateurradio die
momenteel wordt gebruikt. G-TOR werd speciaal ontwikkeld
voor ruimteschepen tijdens hun missies om ook onder slechte
omstandigheden goed in het zonnestelsel te communiceren.
PSK31 werd ontwikkeld door een RTTY-amateur, G3PLX, in
het Verenigd Koninkrijk (UK). De werkingstechniek lijkt erg op
die van de traditionele Baudot-RTTY, maar met een meer
gevoelige fijnafstelling, aangezien voor PSK31-signalen een
afstemmingsnauwkeurigheid van enkele Hertz nodig is. Een
speciaal kenmerk van PSK31 is dat het gehele assortiment
ASCII-tekens gebruikt kan worden, inclusief het
terugstelteken.
Uw MCP moet alle bovenstaande standen of een aantal
daarvan kunnen gebruiken. Voor meer informatie over de
beschikbare standen van uw MCP, moet u de handleiding van
de MCP raadpelgen. Voor informatie over de
kabelverbindingen, zie “MCP EN TNC” {pagina 95}.
Op de meeste HF-banden wordt Audio Frequency Shift
Keying (AFSK) voor de bovenstaande standen gebruikt. Deze
modulatiemethode maakt gebruik van geluidstonen en
daarom moet de LSB- of de USB-stand gekozen worden.
Gewoonlijk wordt LSB gebruikt, net als bij RTTY, met
uitzondering van AMTOR, die gewoonlijk met USB wordt
gebruikt.
De AMTOR-activiteit kan op of in de buurt van 14075 en
3637,5 kHz gevonden worden. Dit zijn ook goede beginpunten
voor het opzoeken van PacTOR-, CLOVER-, G-TOR- en
PSK31-stations.
Opmerking: Wanneer u de SSB-stand voor de digitale werking
gebruikt, stel dan de AGC in op een snelle stand en zet uw
stemverwerker UIT .
SLOW-SCAN/ TV/ FACSIMILE
Slow Scan televisie (SSTV) is een populaire applicatie voor
het uitzenden van beeldmateriaal via de ether, van het ene
station naar het andere. In plaats van uw station te
beschrijven is het veel sneller om er een afbeelding van te
laten zien. Om beeldmateriaal via de ether te kunnen
uitzenden heeft u naast een zendontvangtoestel een
scanconverter nodig. Een scanconverter transformeert
beelden die met een videocamera zijn genomen in
geluidssignalen, die in uw zendontvangtoestel gevoerd
kunnen worden. De scanconverter van de ontvangende partij
transformeert de geluidssignalen weer terug in videobeelden,
zodat hij of zij de beelden op een televisiescherm kan
bekijken.
Tegenwoordig gebruiken vele hams een PC, een softwareapplicatie en een interface die aan het zendontvangtoestel is
aangesloten, in plaats van een scanconverter. Dit is veel
goedkoper, veel flexibeler en er is geen televisie voor nodig.
Tijdens de afgelopen paar jaar zijn er vele goedkope digitale
camera’s op de markt gekomen. U kunt beelden van deze
camera’s in uw computer laden.
Voor meer informatie raden wij u aan om referentiemateriaal
over amateurradio te lezen. De frequenties (gemeten in kHz)
die gewoonlijk voor SSTV worden gebuikt, staan hieronder:
Fax (facsimile) is één van de originele beeldtransmissiestanden. Met deze stand kunt u veel gedetailleerder
beeldmateriaal uitwisselen dan met SSTV. Amateurradio fax
werkt op bijna dezelfde manier als de oude analoge
faxsystemen. Het scant papier en transformeert de
beeldgegevens in een aantal tonen die witte en zwarte delen
van het beeld vertegenwoordigen. Aangezien er voor een fax
langere uitzendtijden nodig zijn, moet u deze stand alleen
gebruiken wanneer de bandcondities stabiel zijn, met
krachtige signalen.
Populaire faxfrequenties zijn o.m.:
•7245, 14245, 21345 (International Net) en 28945 kHz
Voor het gebruik van SSTV of fax hoeft u alleen de functies
van uw computerapplicatie of van de randapparatuur te leren,
die deze standen ondersteunen. Raadpleeg de handleiding
van uw software of van uw randapparatuur.
Opmerking: Wanneer u SSTV of fax gebruikt, krijgt u de beste
resultaten met AGC op een snelle stand en uw stemverwerker op
UIT .
N-52
11 SPECIALE COMMUNICA TIE
KNILPU
NWOD
KNIL
dnaB
–FH
zHM05
zHM441
/034
zHM044
zHG2,1
–FH
zHM05
√√√
zHM441
√√√
/034
zHM044
√√√
zHG2,1
√√√
DX-PAKKETCLUSTERS TOON
DX-pakketclusters is een pakketnetwerk dat bestaat uit
knooppunten en stations die geïnteresseerd zijn in DX-ing en
in wedstrijden. Als één station een DX-station in de ether
vindt, dan stuurt hij of zij een bericht naar zijn of haar
knooppunt. Dit knooppunt geeft de informatie door aan alle
plaatselijke stations en aan een volgend knooppunt. Dit
zendontvangtoestel kan de ontvangen DX-informatie
weergeven en de meest recente informatie over max.
10 DX-stations vasthouden.
Node
Node
Node
Station
Dit zendontvangtoestel is ook in staat om automatisch op een
gevonden DX-station af te stemmen. Om deze automatische
afstemming te gebruiken, gaat u naar Menu Nr. 49A en kiest
AUTO; de standaardinstelling is MANUAL.
1 Druk op [A/B] om VFO A of VFO B te kiezen.
2 Druk de SUB AF-regelknop om het secundaire
ontvangtoestel te activeren.
3 Het LED van de SUB band licht.
4 Stem op de frequentie van het doel-DX-pakketclusters-
knooppunt op het secundaire ontvangtoestel af.
5 Druk op [FUNC], [SET/ P.C.T.] voor de pakketclusters
monitorstand.
•Telkens wanneer nieuwe DX-pakketcluster gegevens
worden ontvangen, hoort u het oproepsignaal van het
DX-station in morsecode en wordt de informatie als
volgt op het secundaire ontvangtoestel weergegeven:
•Druk nogmaals op [FUNC], [SET/ P.C.T.] om deze
stand te verlaten.
6 Als u de automatische afstemming gebruikt, drukt u op
[SET/ P.C.T.].
•De hoofdband wordt op de frequentie van het
gevonden DX-station op de sub-band afgestemd.
•Wanneer u op de afgestemde frequentie uitzendt, dan
wordt de automatische afstemming uitgezet. Druk
nogmaals op [SET/ P.C.T.] om de functie zo nodig
weer aan te zetten.
Om de gewenste DX-informatie uit het geheugen te laden,
drukt u op QUICK MEMO [MR] en draait vervolgens aan de
MULTI/ CH -regelknop. Druk op [SET/ P.C.T.] om de hoofdband
op het gewenste station af te stemmen. Druk nogmaals op
QUICK MEMO [MR] om het DX-informatiedisplay te verlaten.
Het zendontvangtoestel kan worden ingesteld om een
piepsignaal in plaats van een morsecodesignaal uit te zenden
wanneer nieuwe DX-pakketcluster gegevens worden
ontvangen. Open Menu Nr. 49B en kies UIT. Ook VOICE kan
ingesteld worden.
SA TELLIETFUNCTIE
Amateursatellieten ontvangen (downlink) op één band en
zenden (uplink) op een andere. Deze zendontvanger kan
uplink/ downlink frequentie-combinaties verwerken als
onderstaand is afgebeeld.
Sommige satelieten hebben een rotor nodig die azimut en
elevatieregeling toestaat, plus een high-gain directionale
antenne. De antenne moet de satelliet,
die van horizon tot horizon reist, volgen. Vele hams zijn ook
geslaagd met gebruik van vaste omnidirectionale antennes.
Als u een directionale antenne gebruikt is het verstandig een
“pass prediction program” (voorspellingsprogramma) aan te
schaffen.
Doppler Shift is een ander aspect dat in overweging dient te
worden genomen als men met satellieten werkt. Als een
doelsatelliet wegreist, zullen frequenties waarop u ontvangt,
veranderen. Deze zendontvanger heeft een functie die
automatisch de som of het verschil tussen de twee
frequenties identiek houdt als u de ontvangfrequentie
verandert.
Voor meer informatie, raadpleeg Internet Web pagina’s in
relatie tot Amateursatellieten. Op Internet search engines,
gebruik “AMSA T” als sleutelwoord om die W eb pagina’ s te
vinden. Of, u kunt direkt naar de AMSAT (de Radio Amateur
Satellite Corporation) homepage gaan op
http://www.amsat.org. Van AMSAT Web pagina’s kunt u
verschillende utiliteiten binnenhalen, waaronder “pass
prediction programs”, die het bewerken van uw satelliet
kunnen vereenvoudigen.
HOOFDBEWERKING
Als u in Satellietmodus gaat, regelt u altijd één van de
10 Satellietgeheugenkanalen met de afstelbare
frequentiefunctie. Het Satellietgeheugenkanaalnummer
(0 – 9) verschijnt op het display van de hoofdzendontvanger
als u in de modus gaat.
•“TRACE”, “ ”, en “ ” verschijnen om de huidige
selecties aan te geven.
Opmerkingen:
◆
◆
U kunt met deze functie geen DX-informatie naar een knooppunt
sturen.
De DX-informatie wordt uit het geheugen gewist wanneer het
zendontvangtoestel UIT wordt gezet.
2 Op VFO A, stel in op de downlink (RX) frequentie van de
satelliet.
N-53
11 SPECIALE COMMUNICATIE
3 Druk op [LSB/ USB/ AUTO] of [CW/ FSK/ REV] om
LSB,USB of CW modus te selecteren,.
4 Als de Satelliet verplaatst, stel in op de downlink (RX)
frequentie van de satelliet die verandert met gebruik van
de Afstemknop (door het bijstellen van het Doppler
effect).
•Als u de downlink (RX) frequentie bijstelt, zal de
tracefunctie automatisch de uplink frequentie
veranderen zodat de som van de twee frequenties
hetzelfde wordt gehouden (Reverse Trace).
•Indien noodzakelijk, druk op [A=B / TRACE] om de
Trace-functie te verlaten. “TRACE” verdwijnt.
•De trace-functie kan ook de uplink (TX) frequentie
zodanig veranderen dat het verschil tussen de twee
frequenties hetzelfde wordt gehouden (Normal Trace).
5 Als u naar de normale trace-modus wilt schakelen, druk
op [SPLIT / REV]. “
6 Om de frequentie op het sub-band display (gewoonlijk de
uplink frequentie) zonder tracing bij te stellen, draai de
RIT/ SUB regelaar. Om het bij te stellen met de
tracefunctie, druk op [A/B / M/S] om de hoofdbandfrequentie en de sub-bandfrequentie om te wisselen en
draai vervolgens de Afstemknop of MULTI/ CH regelknop. De volgende tabel beeldt af welke regelaar te
gebruiken voor het bijstellen van frequenties met tracing
ON en OFF.
NIAMponkleger-
)njiF(
ponkleger
-HC/ITLUM
-BUS/TIR
” verdwijnt.
)forG(ponkleger
/ECART
RECARTNO
buSneNIAMNIAM
buSneNIAMNIAM
buSbuS
/ECART
RECARTFFO
SATELLIETKANAALNAAM
U kunt elk satellietgeheugenkanaal een naam van maximaal
8 alfanumerieke karakters geven. Sla eerst de instellingen op
in het Satellietgeheugenkanaal {als hierboven}. Om een
Satellietkanaalnaam op te slaan:
1 Druk op [M.IN] en draai vervolgens de MULTI/ CH-
regelknop om het satellietgeheugenkanaal te selecteren.
2 Druk op [DISP].
3 Een begincursor verschijnt. Selecteer een karakter door
de MUL TI/ CH-regelknop te draaien, en verplaats
vervolgens de cursor met gebruik van [SUB] of [MAIN].
U kunt ook op andere wijzen de karakters invoeren,
verwijs voor gegevens hierover naar pagina 63.
4 Druk op [M.IN] om de naam in het satellietgeheugen-
kanaal op te slaan. Druk op [CLR] om het te verlaten.
5 De opgeslagen satellietgeheugennaam verschijnt op het
hoofd dot-matrix display.
SNELGEHEUGEN IN SA TELLIETMODUS
Terwijl U in de Satellietmodus bent, is slechts 1 snelgeheugenkanaal beschikbaar. Het gebruikt satellietgeheugenkanaal 9 om
de instellingen op te slaan. Om de instellingen in
Satellietmodus in het snelgeheugen op te slaan, druk op
QUICK MEMO [M.IN]. De instellingen zijn opgeslagen in
satellietgeheugenkanaal 9.
Druk op QUICK MEMO [MR] of selecteer
satellietgeheugenkanaal 9 met gebruik van de MUL TI/ CHregelknop, om het Snelgeheugen op te roepen.
Satellietgeheugenkanaal 9 wordt herroepen.
UPLINK FREQUENTIE CONTROLEREN
Als u de uplink (TX) frequentie moet controleren, druk op
[TF-SET]. Telkens als u op [TF-SET] drukt, worden de uplink
(TX) frequentie en de downlink (RX) frequentie gewisseld.
SATELLIETGEHEUGENKANALEN OPSLAAN
U kunt alle bovengenoemde instellingen in één van de
10 Satellietgeheugenkanalen opslaan voor toekomstige
bewerkingen.
1 Druk op [M.IN], en draai vervolgens de MULTI/ CH-
regelknop om een kanaal van 0 tot 9 te selecteren.
2 Selecteer uw gewenste instellingen.
3 Druk nogmaals op [M.IN] om de selectie in het
geheugenkanaal op te slaan. Om het te verlaten, druk op
[CLR].
Opmerking: Het Satellietgeheugenkanaal houdt geen
frequentiebijstelwaarden als het kanaal wordt veranderd.
Daarom, als u het kanaalnummer verandert of de zendontvanger
naar OFF schakelt, worden de frequentiebijstelwaarden gewist als ze
niet zijn opgeslagen door op [M.IN] te drukken.
SATELLIETGEHEUGENKANAAL HERROEPEN
1 Druk op [VFO/M / VFO/CH].
•Het MULTI/ CH lampje brandt.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop om het gewenste
Satellietgeheugenkanaal te selecteren.
3 Druk op [VFO/M / VFO/CH] om naar de
frequentiebijstellingsmodus terug te keren.
GEBRUIK VAN XIT/ RIT IN SATELLIETMODUS
U kunt,terwijl in de satellietmodus, ook de RIT of XIT functie
gebruiken. Druk op [RIT/ CW TUNE] of [XIT/ AL T] om de
functie te activeren. Als de RIT of XIT functie ON staat, beeldt
het sub-bandfrequentie display de huidige RIT of XIT
offsetfrequentie af, in plaats van de bewerkingsfrequentie.
Druk op [CLEAR] om de RIT of XIT offsetfrequentie te
wissen.
Opmerking: U kunt in satellietmodus de RIT en XIT functies niet
tegelijkertijd activeren.
FREQUENTIEBAND VERANDEREN
Als u de uplink en/of downlink frequentieband moet
veranderen, druk op [CTRL] om de “CTRL” icon naar de
frequentieband die u wilt veranderen, te verplaatsen. Druk
vervolgens op [+]/ [–] om de band die u wilt bewerken te
selecteren.
N-54
STORING AFSTOTEN
Stoor-
signaal
Gewenst
signaal
Stoor-
signaal
DSP-FIL TERS
De digitale signaalverwerking (DSP)-technologie van
KENWOOD wordt gebruikt voor de functies die in dit deel
staan beschreven. Als u een DSP-filter voor de TS-2000
gebruikt, hoeft u geen analoge filters voor elke stand te
installeren. Daarnaast kunt u met de DSP-filtertechnologie de
bandbreedte regelen, de meervoudige jamming-beat
annuleren en het ruisniveau reduceren.
ONTVANGSTBANDBREEDTE VERANDEREN
Om de storingsreductiefunctie te verbeteren, gebruikt dit
zendontvangtoestel ook IF-filters die gemaakt zijn op basis
van DSP-technologie. Wanneer u de SSB-, FM- of AM-stand
gebruikt, dan kunt u de filterbandbreedte veranderen door de
lage en/of hoge afsnijfrequentie te wijzigen. Voor de CW- en
FSK-standen kunt u de filterbandbreedte veranderen door
direct een bandbreedte te specificeren. Als u de
filterbandbreedte verandert, dan heeft dit geen effect op de
huidige ontvangstfrequentie.
Opmerkingen:
◆
De ontvangstfilterbandbreedte kan alleen op het
hoofdzendontvangtoestel veranderd worden.
◆
Het IF DSP-filter is niet beschikbaar in de FM-stand.
■ SSB/ FM/ AM-standen
1 Kies de SSB-, FM- of AM-stand.
2 Druk op [DISP].
•De huidige filterkeuze verschijnt.
3 Draai de LO/ WIDTH-regelknop naar rechts om de
lage afsnijfrequentie te verhogen of naar links om de
lage afsnijfrequentie te verlagen.
draadnatS
dnatS
tuc-wol
)zH(eitneuqerf
MF/BSS0030062
MA0010005
4 Om de huidige werkingstand opnieuw weer te geven,
drukt u op [DISP].
Opmerkingen:
◆
De afsnijfrequenties kunnen apart voor elke stand ingesteld
worden. Wanneer u van stand verandert, wordt voor elke
stand de vorige instelling teruggebracht.
◆
Wanneer het pakketfilter (Menu Nr. 50A) AAN is, kunt u de
DSP-filterbandbreedte niet veranderen. Zet het pakketfilter
op UIT om de DSP-filterbandbreedte bij te stellen.
■ CW/ FSK-standen
1 Druk op [CW/ FSK/ REV] om de CW- of FSK-stand te
kiezen.
2 Druk op [DISP].
•De huidige filterkeuze verschijnt.
3 Draai de LO/ WIDTH-regelknop naar rechts om de
bandbreedte te vergroten (verbeden) of naar links om
de bandbreedte te verkleinen (versmallen).
draadnatS
tuc-hgih
)zH(eitneuqerf
LO/ WIDTH
f
f
Draai de HI/ SHIFT-regelknop naar rechts om de hoge
afsnijfrequentie te verhogen of naar links om de hoge
afsnijfrequentie te verlagen.
HI/ SHIFT
f
f
gnilletsjiB)zH(seitceleseitneuqerF
,004,003,002,001,05,0
HTDIW/OL
0001
TFIHS/IH
,009,008,007,006,005
,0002,0081,0061,0041
,0082,0062,0042,0022
0005,0004,0043,0003
dnatS)zH(eitcelesetdeerbdnaB
WC
KSF0051,0001,005,0520051
4 In de CW-stand kunt u de shift-frequentie voor de
doorlaatband verder instellen. Draai de HI/ SHIFTregelknop om de shift-frequentie van 400 tot 1000 Hz
met stappen van 50 Hz te veranderen. De standaard
shift-frequentie is 800 Hz.
5 Om de huidige werkingstand opnieuw weer te geven,
drukt u op [DISP].
0002,0001,006,005
,004,003,002,051,001,08,05
)zH(
006
draadnatS
N-55
12 STORING AFSTOTEN
NOTCH FIL TER (SSB)
Het Auto Notch-filter vindt en verzwakt automatisch elke
storingstoon binnen de ontvangstdoorlaatband. Deze functie
werkt digitaal op het IF-filterniveau, vandaar dat het van
invloed kan zijn op de aflezing van uw S-meetapparaat en
ook uw gewenste signaal kan verstoren (enigszins
verzwakken). Maar als u het AGC-niveau regelt door de
krachtige storingsslagsignalen af te ketsen, kunt u het
gewenste SSB-signaal horen dat door het storende
zwevingsignaal wordt teruggedrongen. Als de storingstoon
zwak is, dan kan het zijn dat de zwevingsannuleringfunctie
deze tonen beter elimineert.
Storende
tonen
Doorlaatband ontvangen
Vooraf
Na afloop
Gewenst
signaal
Druk op [A.N./ LEVEL] om het Auto Notch-filter AAN of UIT te
zetten.
•“A.N.” verschijnt wanneer de functie AAN staat.
•De storende zwevingsignalen worden weggewerkt.
Indien de storende zwevingsignalen de toonfrequentie
willekeurig veranderen, dan kunt u het Auto Notch-niveau
bijstellen.
Druk op [FUNC], [A.N./ LEVEL] om het Auto Notch-niveau bij
te kunnen stellen, en draai dan aan de MULTI/ CH-regelknop
om het niveau tussen FIX, 1 en 4 in te stellen. Niveau 1 de
langzaamste zoeksnelheid voor de zwevingstonen en niveau 4
is de snelste. FX beëindigt de zoekfunctie naar de
zwevingstoon. Stel deze papameter zo nodig met de hand in
om de zwevingstoon te verwijderen.
AUTOMATISCHE ZWEVINGSANNULERING (SSB/ AM)
De automatische zwevingsannuleringfunctie maakt gebruik
van een instelbaar filter en verzwakt meer dan één cyclische
storing binnen de ontvangstdoorlaatband. Het instelbare filter
verandert al naar gelang de aard van het signaal dat op elk
moment wordt onvangen. U kunt de automatische
zwevingsannulering-functie in de SSB- of AM-stand
gebruiken.
Storende
tonen
Druk op [B.C./ MANUAL] om de automatische
zwevingsannulering-functie AAN of UIT te zetten.
•“B.C.” verschijnt wanneer de functie AAN staat.
•Zo nodig kunt u de zwevingsannulatiefrequentie met de
hand regelen.
Doorlaatband ontvangen
Vooraf
Na afloop
Gewenst
signaal
MET DE HAND BEDIENDE ZWEVINGSANNULERING
(ALLE STANDEN)
Druk op [FUNC], [B.C./ MANUAL] en draai daarna aan de
MANUAL BC-regelknop om de enkele
zwevingsannulatiefrequentie met de hand te kiezen. U kunt de
zwevingsannulatiefrequentie tussen ca. 300 Hz tot 3000 Hz
kiezen door aan de knop te draaien. Draai de knop naar rechts
om een hogere frequentie te kiezen en naar links voor een
lagere frequentie.
Aangezien de DSP-automatische zwevingsannulering de
binnenkomende signalen in de AF-fase verwerkt, kunnen
sterke zwevingssignalen van invloed zijn op het AGC-niveau.
In dit geval gebruikt u in plaats daarvan het Auto Notch-filter
om het zwevingssignaal uit het IF-doorlaatbandfilter te
verwijderen.
Opmerking: Wanneer u de MANUAL BC-regelknop afstelt, klikt het
zendontvangtoestel.
Dit zendontvangtoestel heeft twee soorten ruisverminderingsfuncties (1 en 2) voor het reduceren van willekeurige
ruisgeluiden die het gewenste signaal verstoren.
Door ze allebei uit te proberen kunt u erachter komen welke
functie het beste in de bestaande situatie werkt. Gewoonlijk
kiest u ruisvermindering 1 (lijnverbetering) in de SSB-stand en
ruisvermindering 2 (SPAC) in de CW-stand.
Druk op [N.R./ LEVEL] om van ruisvermindering 1 op
ruisvermindering 2 of op UIT over te schakelen.
•“
■ N.R. 1 niveaubijstelling instellen
■ N.R. 2 tijdconstante instellen
” of “” verschijnt, afhankelijk van welke
functie werd gekozen.
ruisvermindering 1 (lijnverbeteringsmethode) maakt
gebruik van een instelbaar filter om het ruiselement uit de
ontvangen signalen te verwijderen. Wanneer de S/Nverhouding in SSB redelijk goed is, zal N.R. 1 de S/N
verder verbeteren.
Wanneer N.R. 1 AAN staat, kunt u het ruisverminderingsniveau verder bijstellen door op [FUNC], [N.R./ LEVEL] te
drukken en daarna de MULTI/ CH-regelknop te draaien
om het niveau van 1 tot 9 of AUT O te kiezen. De
standaardinstelling is AUT O.
U kunt de correlatietijd voor ruisvermindering 2 (SP AC)
veranderen. In de SSB-stand kiest u de correlatietijd die u
in staat stelt om de signalen duidelijker te horen. Bij
ontvangst van CW-signalen is het het beste om de langste
correlatietijd te kiezen die een betrouwbare ontvangst
mogelijk maakt. Hoe langer de correlatietijd, des te beter
is de S/N-verhouding.
Wanneer ruisvermindering 2 AAN staat, drukt u op
[FUNC], [N.R./ LEVEL] en draait de MULTI/ CHregelknop om de correlatietijd tussen 2 ms en 20 ms in te
stellen. De standaardinstelling is 20 ms.
Opmerkingen:
◆
Als u ruisvermindering 2 in de SSB-stand gebuikt, dan kan
de duidelijkheid van de signalen verslechteren, of pulsgeluid
veroorzaken, al naar gelang de omstandigheden.
◆
Alleen N.R. 1 is voor het secundaire ontvangtoestel
beschikbaar. Maar het niveau kan niet worden bijgesteld.
Ruisblanker werd ontwikkeld om het pulsgeluid, zoals het
geluid dat door automobielontstekingen wordt voortgebracht,
te verminderen. Ruisblanker functioneert niet in de FM-stand.
Druk op [7/ NB/LEVEL] om de Ruisblanker AAN of UIT te
zetten.
•“NB” verschijnt wanneer de functie AAN staat.
U kunt het niveau van de ruisblanker tussen 1 en 10 instellen.
De standaardinstelling is 6.
Druk op [FUNC], [7/ NB/LEVEL] en draai dan aan de
MULTI/ CH-regelknop om het niveau van de Noise Blanker bij
te stellen.
•“NB LEVEL” en het huidige niveau verschijnen op het
sub-dot-matrix-display.
Opmerking: Noise Blanker is alleen beschikbaar voor het
hoofdzendontvangtoestel in de SSB-, CW-, FSK- en AM-standen.
VERZWAKKER
De verzwakker reduceert het niveau van de ontvangen
signalen. Deze functie is handig wanneer u zware storing van
een nabijgelegen frequentie ontvangt.
Druk op [A TT/ F LOCK] om de verzwakker AAN of UIT te
zetten.
•“ATT” verschijnt wanneer de functie AAN staat.
De AAN/UIT-stand wordt automatisch op de huidige band
opgeslagen. Telkens wanneer u dezelfde frequentieband
kiest, wordt automatisch dezelfde instelling gekozen.
Het frequentiebereik voor elke band staat hieronder
weergegeven.
VOORVERSTERKER
Door de voorversterker UIT te zetten, kan de storing van
nabijgelegen frequenties verminderd worden.
Druk op [PRE/ LOCK A] om de voorversterker AAN of UIT te
zetten.
•“PRE” verschijnt wanneer de functie AAN staat.
De AAN/UIT-stand wordt automatisch op de huidige band
opgeslagen. Telkens wanneer u dezelfde band kiest, wordt
automatisch dezelfde instelling gekozen.
Het frequentiebereik van elke band staat in de volgende tabel
(onder “VERZWAKKER”).
Opmerking: Als op zowel het hoofdzendontvangtoestel als het
secundaire ontvangtoestel dezelfde frequentieband is gekozen
(144 MHz of 430 (440) MHz), dan kan de voorversterker voor
beide ontvangers AAN of UIT gezet worden. Dit komt omdat het
hoofdzendontvangtoestel en het secundaire ontvangtoestel
dezelfde antenne gebruiken.
Opmerkingen:
◆
Als op zowel het hoofdzendontvangtoestel als het secundaire
ontvangtoestel dezelfde frequentieband is gekozen (144 MHz of
430 (440) MHz), dan kan de verzwakker voor beide ontvangers
AAN of UIT gezet worden. Dit komt omdat het hoofdzendontvangtoestel en het secundaire ontvangtoestel dezelfde antenne
gebruiken.
◆
Beschikbare ontvangfrequenties in de bovenstaande
frequentiebanden verschillen, afhankelijk van de marktcode.
Verwijs naar de Specificaties {pagina 106} voor gegevens.
◆
Als 118 – 135,995 MHz, 115 – 173,995 MHz of 220 – 229,995 MHz
op het secundaire ontvangtoestel is gekozen, kan de voorversterker
niet AAN gezet worden (alleen K-types).
N-57
GEHEUGENFUNCTIES
GEHEUGENKANALEN
De TS-2000(X) heeft 300 geheugenkanalen, genummerd
van 00 tot 299, voor het opslaan van frequentiegegevens,
standen en andere informatie. De geheugenkanalen met
nummers 00 tot 289 heten conventionele geheugenkanalen.
Geheugenkanalen 290 tot 299 zijn bedoeld voor het
programmeren van VFO-afstemmings- en scangegevens.
De gegevens die u kunt opslaan staan hieronder
weergegeven.
Conventioneel geheugen wordt gebruikt voor het opslaan van
gegevens die u vaak wilt gebruiken. U kunt bijv. de frequentie
opslaan waarop u vaak uw medeclubleden ontmoet.
retemaraP
eitneuqerf-XRaJ
eitneuqerf-XTaJ
dnats-XRaJ
dnats-XTaJ
seitneuqerfdniene-nigeBeeNaJ
eitneuqerftesffOaJaJ
gnithcir-tfihSaJaJ
dnatsreekmOaJaJ
eitneuqerf-XRettoorgpatSaJ
eitneuqerf-XTetroorgpatSaJ
eitneuqerfnooTaJaJ
eitneuqerf-SSCTCaJaJ
edoc-CSDaJaJ
TIU/NAA
maannegueheGaJaJ
1
Als u de gegevens verandert nadat u een geheugenkanaal heeft
teruggehaald, dan wordt de inhoud van het kanaal gewijzigd.
TIU/NAA
dnats-SCD/SSCTC/nooT
gnilednergrevlaanaknegueheG
laanaK
982–00
aJaJ
1
aJ
laanaK
992–092
1
aJ
)xelpmis(
1
aJ
)xelpmis(
aJ
)xelpmis(
1
aJ
GEGEVENS IN HET GEHEUGEN OPSLAAN
Er zijn twee manieren voor het opslaan van uitzend- en
ontvangstfrequenties en de bijbehorende gegevens in
geheugenkanalen 00 tot 289. U kunt beide methodes
gebruiken, afhankelijk van de relatie van de ontvangst- en
uitzendfrequenties die u opslaat:
•Simplex-kanalen:
RX-frequentie = TX-frequentie
•Kanalen met gesplitste frequenties:
RX-frequentie ≠ TX-frequentie
Geheugenkanalen 290 tot 299 kunnen ook als simplex-kanalen
gebruikt worden.
Opmerking: Wanneer RIT of XIT AAN staat, dan wordt de
frequentie met de RIT - of XIT-offset opgeslagen.
■ Simplex-kanalen
1 Druk op [A/B] om VFO A of VFO B te kiezen.
•Er verschijnt “tA” of “tB” om aan te geven welke
VFO werd gekozen.
2 Kies de frequentie, de stand, enz. die opgeslagen
moeten worden.
3 Druk op [M.IN] voor de geheugen scrollen-stand.
•Om de geheugen scrollen-stand te verlaten en om
het opslagproces te stoppen, drukt u op [CLR].
4 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om een geheugenkanaal te kiezen.
•U kunt een kanaal kiezen door een nummer van
3 cijfers, zoals 012 met de cijfertoetsen in te
voeren.
5 Druk nogmaals op [M.IN] om de gegevens op te
slaan.
•De gegevens die eerder in het kanaal waren
opgeslagen worden overschreven.
N-58
13 GEHEUGENFUNCTIES
■ Kanalen met gesplitste frequenties
1 Druk op [A/B] om VFO A of VFO B te kiezen.
•Er verschijnt “tA” of “tB” om aan te geven welke
VFO werd gekozen.
2 Kies de frequentie, de stand, enz. die opgeslagen
moeten worden.
•Deze frequentie en deze stand worden voor de
uitzending gebruikt.
3 Druk op [A/B] om de andere VFO te kiezen.
4 Kies de ontvangstfrequentie en -stand.
5 Druk op [SPLIT].
•“SPLIT” verschijnt.
6 Druk op [M.IN] voor de geheugen scrollen-stand.
•Om de geheugen scrollen-stand te verlaten en om
het opslagproces te stoppen, drukt u op [CLR].
7 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om een geheugenkanaal te kiezen.
•U kunt een kanaal kiezen door een nummer van
3 cijfers, zoals 012 met de cijfertoetsen in te
voeren.
8 Druk nogmaals op [M.IN] om de gegevens op te
slaan.
•De gegevens die eerder in het kanaal waren
opgeslagen worden overschreven.
GEHEUGEN TERUGHALEN EN SCROLLEN
Er zijn twee modellen waarmee u frequenties en bijbehorende
gegevens terug kunt halen die u in een geheugenkanaal heeft
opgeslagen: geheugen terughalen en geheugen scrollen.
Geheugen terughalen:
In deze stand gebruikt het zendontvangtoestel een frequentie
die u terughaalt. U kunt de frequentie en de bijbehorende
gegevens veranderen zonder de inhoud van het
geheugenkanaal te overschrijven wanneer Menu Nr. 06B op
AAN staat.
Geheugen scrollen:
Gebruik deze stand om de inhoud van de geheugenkanalen
te controleren zonder de huidige ontvangstfrequentie te
wijzigen. In deze stand worden de frequenties die u terughaalt
niet voor ontvangst en uitzending gebruikt.
■ Geheugen terughalen
1 Druk op [VFO/M] voor de geheugen terughalen-stand.
•U ziet het geheugenkanaal dat het laatst werd
gekozen.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om een geheugenkanaal te kiezen.
•Als u de Mic [UP]/ [DWN] ingedrukt houdt, dan
gaat het zendontvangtoestel alle geheugenkanalen
af, totdat de toets wordt losgelaten.
•De geheugenkanalen die geen gegevens bevatten,
worden overgeslagen.
•U kunt de geheugenkanalen tijdens een uitzending
niet veranderen.
3 Om de geheugen terughalen-stand te verlaten, drukt u
op [VFO/M].
Opmerking: De geheugenkanalen kunnen ook veranderd
worden wanneer de TF-SET-functie wordt gebruikt.
Opmerking: Wanneer de sub-toonfrequenties van TX en RX
verschillen, terwijl u een VFO gesplitste geheugenfunctie uitvoert,
wordt de sub-toonfrequentie voor TX in het geheugenkanaal
opgeslagen.
N-59
13 GEHEUGENFUNCTIES
■ Geheugen scrollen
1 Druk op [M.IN] voor de geheugen scrollen-stand.
•U ziet het geheugenkanaal dat het laatst werd
gekozen.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om de geheugenkanalen te zien.
•U kunt een kanaal ook veranderen door een
nummer van 3 cijfers, zoals 012 met de
cijfertoetsen in te voeren en daarna op [ENT] te
drukken.
3 Om de geheugen scrollen-stand te verlaten, drukt u op
[CLR].
•Het zendontvangtoestel toont opnieuw het
geheugenkanaal of de VFO-frequentie die werd
gekozen voordat u de geheugen scrollen-functie
activeerde.
Opmerking: Druk niet nogmaals op [M.IN] nadat u de
geheugen scrollen-stand heeft geactiveerd. Als u [M.IN] toch
indrukt, dan zullen de huidige VFO-gegevens in het
geheugenkanaal dat u heeft gekozen, worden overschreven.
■ Tijdelijke frequentiewijzigingen
Nadat u de frequenties en de bijbehorende gegevens in
de geheugen terughalen-stand heeft teruggehaald, kunt u
de gegevens tijdelijk wijzigen, zonder dat de inhoud van
het geheugenkanaal wordt overschreven.
1 Open Menu Nr. 06B en kies AAN.
•Sla deze stap over wanneer u alleen de
bijbehorende gegevens verandert (en niet de
frequentie).
2 Open een geheugenkanaal met gegevens.
3 Verander de frequenties en de bijbehorende
gegevens.
•Gebruik alleen de Afstemknop om een frequentie
te kiezen.
4 Zo nodig voor later gebruik, kunt u de gewijzigde
gegevens in een ander geheugenkanaal opslaan.
Lees “Kanaal ➡ kanaal-overdracht” {pagina 61}.
Opmerking: De gegevens van de geheugenkanalen kunnen
ook veranderd worden wanneer de TF-SET -functie wordt
gebruikt.
VFO GESPLITSTE GEHEUGENFUNCTIE
In “BETERE COMMUNICATIE” {pagina 31} staat informatie
over gesplitste frequenties met gebruik van twee VFO’s.
Door een kanaal met een gesplitste frequentie terug te
halen, kunt u ook een gesplitste-frequentie-functie uitvoeren.
Als u Menu Nr. 06A opent en AAN kiest, dan kunt u ook een
geheugenkanaal plus een VFO voor deze functie gebruiken.
•RX: Geheugenkanaal
TX: VFO A of VFO B
•RX: VFO A of VFO B
TX: Geheugenkanaal
Een geheugenkanaal voor de ontvangst gebruiken:
1 Open Menu Nr. 06A en kies AAN.
2 Druk op [A/B] om de VFO te kiezen die u voor de
uitzending wilt gebruiken.
•Er verschijnt “tA” of “tB” om aan te geven welke
VFO werd gekozen.
3 Kies de uitzendfrequentie.
4 Een geheugenkanaal terughalen door op [VFO/M] te
drukken.
5 Draai de MULTI/ CH-regelknop om een geheugenkanaal
voor de ontvangst te kiezen.
6 Druk op [SPLIT].
7 De VFO A-frequentie verschijnt op het sub-display. Als u
de VFO B-frequentie voor de uitzending wilt gebruiken,
drukt u nogmaals op [SPLIT].
8 Druk op [SEND] of Mic [PTT] om op de frequenties die op
het sub-display staat weergegeven, uit te zenden.
9 Druk op [SPLIT] om de SPLIT-functie te verlaten.
•Indien de Split-functie nog steeds actief is terwijl VFO
A of VFO B wordt gebruikt, druk dan nogmaals op
[SPLIT] om de Split-functie te verlaten.
Een geheugenkanaal voor de uitzending gebruiken:
1 Open Menu Nr. 06A en kies AAN.
2 Een geheugenkanaal terughalen door op [VFO/M] te
drukken.
3 Draai de MULTI/ CH-regelknop om een geheugenkanaal
voor de uitzending te kiezen.
4 Druk op [VFO/M] voor de VFO-stand.
5 Druk op [SPLIT]. De andere VFO-frequentie verschijnt op
het sub-display voor de uitzending (normale SPLIT-functie).
6 Druk nogmaals op [SPLIT]. Het geheugenkanaal dat u in
stap 3 koos, verschijnt op het sub-display voor de
uitzending.
7 Druk op [SEND] of Mic [PTT] om op de frequentie in het
geheugenkanaal uit te zenden.
8 Druk op [SPLIT] om de SPLIT-functie te verlaten.
N-60
13 GEHEUGENFUNCTIES
GEHEUGENOVERDRACHT
■ Geheugen \ VFO-overdracht
Nadat de frequenties en de bijbehorende gegevens uit de
geheugen terughalen-stand zijn teruggehaald, kunt u de
gegevens op de VFO kopiëren. Deze functie is bijv.
handig wanneer de frequentie die u wilt controleren vlakbij
de frequentie ligt die in een geheugenkanaal is
opgeslagen.
1 Haal het gewenste geheugenkanaal terug.
2 Druk op [M
•Wanneer een simplex-kanaal wordt teruggehaald,
•Wanneer een gesplitst kanaal wordt teruggehaald,
Opmerkingen:
◆
De blokkeringstand voor geheugenkanalen en de
subtoonfrequentie worden niet gekopieerd.
◆
Wanneer u op [M
teruggehaalde gegevens heeft veranderd, dan zullen de
nieuwe gegevens op de VFO worden gekopieerd.
■ Kanaal \ kanaal-overdracht
U kunt ook kanaalinformatie van het ene geheugenkanaal
naar het andere kopiëren. Deze functie is handig wanneer
u frequenties en de bijbehorende gegevens die u tijdelijk
wijzigt, in de geheugen terughalen-stand opslaat.
1 Haal het gewenste geheugenkanaal terug {pagina 59}.
2 Druk op [M.IN] voor de geheugen scrollen-stand.
•Om de geheugen scrollen-stand te verlaten, drukt
3 Kies het geheugenkanaal waar u de gegevens op wilt
kopiëren, door middel van de MULTI/ CH-regelknop.
4 Druk nogmaals op [M.IN].
ss
sVFO/ MG.SEL].
ss
dan worden de gegevens op VFO A of VFO B
gekopieerd, al naar gelang welk VFO werd
gebruikt om het kanaal terug te halen.
dan worden de RX-gegevens op VFO A
gekopieerd en de TX-gegevens op VFO B.
ss
s
VFO/ MG.SEL] drukt nadat u tijdelijk de
ss
u op [CLR].
982–00laanaKa982–00laanaK
eitneuqerf-XR
eitneuqerf-XT
XRroovdnatS
XTroovdnatS
eitneuqerftesffO
gnithcir-tfihS
eitneuqerfnooT
edoc-CSD
TIU/NAA
maannegueheG
a
a
a
a
a
a
TIU/NAAgnirekmO
a
patseitneuqerf-XR
a
patseitneuqerf-XT
a
a
eitneuqerf-SSCTC
a
a
SCD/SSCTC/nooT
a
a
-laanaknegueheG
a
TIU/NAAgnilednergrev
982–00laanaKa992–092laanaK
eitneuqerf-XR
eitneuqerf-XT
XRroovdnatS
XTroovdnatS
eitneuqerftesffO
gnithcir-tfihS
eitneuqerfnooT
edoc-CSD
TIU/NAA
maannegueheG
a
a
a
a
a
a
TIU/NAAgnirekmO
a
patseitneuqerf-XR
a
patseitneuqerf-XT
a
a
eitneuqerf-SSCTC
a
a
SCD/SSCTC/nooT
a
a
-laanaknegueheG
a
TIU/NAAgnilednergrev
eitneuqerf-XR/XT
)xelpmis(
XR/XTroovdnatS
)xelpmis(
eitneuqerftesffO
gnithcir-tfihS
TIU/NAAgnirekmO
patseitneuqerf-XR/XT
)xelpmis(
eitneuqerfnooT
eitneuqerf-SSCTC
edoc-CSD
SCD/SSCTC/nooT
TIU/NAA
maannegueheG
-laanaknegueheG
TIUgnilednergrev
992–092laanaKa982–00laanaK
a
eitneuqerf-XR/XT
a
a
XR/XTroovdnatS
a
eitneuqerftesffO
gnithcir-tfihS
)xelpmis(
eitneuqerfnooT
eitneuqerf-XR
eitneuqerf-XT
XRroovdnatS
XTroovdnatS
edoc-CSD
TIU/NAA
maannegueheG
eitneuqerftesffO
gnithcir-tfihS
TIU/NAAgnirekmO
patseitneuqerf-XR
patseitneuqerf-XT
eitneuqerfnooT
Bij het copieëren van een geheugenkanaal 290 – 299 \
kanaal 290 – 299, verandert Geheugenkanaalblokkering
status naar OFF, ongeacht de originele kanaalinstelling.
De bovenstaande tabellen illustreren hoe gegevens
tussen geheugenkanalen worden overgezet.
Geheugenkanalen 290 tot 299 staan u toe om het
frequentiebereik voor VFO-afstemming en de programmascanfunctie op te slaan. De programma-scanfunctie wordt in
het volgende hoofdstuk uitgelegd. Om frequenties binnen een
bepaald bereik af te stemmen of te scannen, slaat u van
tevoren de begin- en eindfrequenties voor dat bereik op.
1 Druk op [A/B] om VFO A of VFO B te kiezen.
2 Kies de gewenste startfrequentie.
3 Druk op [M.IN] voor de geheugen scrollen-stand.
•Om de geheugen scrollen-stand te verlaten en om het
opslagproces te stoppen, drukt u op [CLR].
4 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om een geheugenkanaal binnen het bereik 290 tot
299 te kiezen.
•U kunt een kanaal kiezen door een nummer van 3 cijfers,
zoals 290 met de cijfertoetsen in te voeren.
5 Druk op [M.IN] om de startfrequentie in het geheugen-
kanaal op te slaan.
•“CLOSE INPUT” verschijnt op het sub-dot-matrixdisplay .
1 Druk op [VFO/M] voor de geheugen terughalen-stand.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om een geheugenkanaal van 290 tot 299 te
kiezen.
Nu kunt u met de MAIN-regelknop alleen van de beginnaar de eindfrequentie afstemmen.
Opmerking: Als u op Mic [UP]/ [DWN] drukt of de MULTI/ CH-
regelknop draait, dan wordt het geheugenkanaalnummer in de
programmeerbare VFO-stand veranderd.
GEHEUGENKANAAL BLOKKEREN
U kunt geheugenkanalen blokkeren die u liever niet tijdens de
geheugen-scanfuncties controleert. Geheugen-scanfuncties
wordt in het volgende hoofdstuk uitgelegd {pagina 68}.
1 Druk op [VFO/M] voor de geheugen terughalen-stand.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om het geheugenkanaal te kiezen.
3 Druk eventjes op [CLR].
•Als u meer dan ca. 2 seconden op [CLR] drukt, dan
wordt de inhoud van het geheugenkanaal uitgewist.
•Er verschijnt een stip naast het meest rechtse cijfer
van het geheugenkanaalnummer om aan te geven dat
het kanaal is geblokkeerd.
6 Draai de MAIN-regelknop of de MULTI/ CH-regelknop om
de eindfrequentie te kiezen.
7 Druk op [M.IN] om de eindfrequentie in het geheugen-
kanaal op te slaan.
•De gegevens die eerder in het kanaal waren
opgeslagen worden overschreven.
■ Begin- en eindfrequenties bevestigen
Gebruik deze procedure om de begin- en eindfrequenties
te controleren die u in kanalen 290 tot 299 heeft
opgeslagen.
1 Druk op [VFO/M] voor de geheugen terughalen-stand.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om een geheugenkanaal van 290 tot 299 te
kiezen.
3 Druk op [–] om de startfrequentie te controleren en op
[+] voor de eindfrequentie.
■ Programmeerbare VFO
Met gebruik van de begin- en eindfrequenties die u in
kanalen 290 tot 299 heeft opgeslagen, beperkt de
programmeerbare VFO-functie het frequentiebereik dat u
met de Afstemknop kunt afstemmen. Eén manier waarop
deze functie u kan helpen is om ervoor te zorgen dat u
binnen de goedgekeurde frequentielimieten van uw
vergunning werkt.
•Door herhaaldelijk op [CLR] te drukken kunt u het
kanaal op de scanlijst zetten of van de lijst afhalen.
GEHEUGENKANALEN WISSEN
Als er geheugenkanalen zijn die u niet langer wilt terughalen,
dan kunt u de inhoud van die kanalen wissen.
1 Druk op [VFO/M] voor de geheugen terughalen-stand.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om een geheugenkanaal te kiezen.
•U kunt een kanaal kiezen door een nummer van 3 cijfers,
zoals 012 met de cijfertoetsen in te voeren.
3 Houd [CLR] ca. 2 seconden lang ingedrukt.
•Een lange piep bevestigt dat het kanaal is gewist.
N-62
13 GEHEUGENFUNCTIES
АБВГДЕЖЗИЙ
КЛМНОПÑÒÓ
ÔÕÖШЩЪЫЬ
ЯŒабвгдеж
зийклмноп
стуфхцœшщъ
ыьŸÿ
´
y
ˆ
S
´
Y
ˆ
s
Bijkomende tekens voor alle E-types
Beschikbare tekens
ABCDEFGHI J
KLMNOPQRST
UVWXYZ [ \ ] ^
_`abcdefgh
i jklmnopqr
stuvwxyz{ |
}~PS!"#$%&’
()*+,–./01
23456789: ;
<=>?@
-FMTD
steot
sneketerabkihcseB
1qz1QZ
2abc2ABC
3def3DEF
4ghi4GHI
5jkl5JKL
6mno6MNO
7 p r s7PRS
8 tuv8TUV
9wxy9WXY
0eitaps0
U kunt elk geheugenkanaal een naam geven. Deze naam
bestaat uit maximaal 7 alfanumerieke tekens.
1 Druk op [M.IN] voor de geheugen scrollen-stand.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop of druk op Mic [UP]/
[DWN] om een geheugenkanaal te kiezen.
3 Druk op [DISP].
4 Druk op [+]/ [–] of draai de MULTI/ CH-regelknop om het
alfanumerieke karakter te selecteren. U kunt de cursor
naar links verplaatsen door op [MAIN] te drukken of naar
rechts door op [SUB] te drukken. Of, u kunt een apart
verkrijgbare DTMF-microfoon gebruiken om de
alfanumerieke tekens in te voeren.
Opmerking: Alfanumerieke invoeringen zijn als u een DTMF Mic
gebruikt, beperkt tot karakters afgebeeldt in de volgende DTMF
karaktertabel.
5 Nadat u alle nodige tekens voor de naam van het
geheugenkanaal heeft gekozen, drukt u op [M.IN] om de
naam op te slaan, of u drukt op [DISP] om een
geheugengroep te kiezen. U kunt slechts 1 van de
10 groepen kiezen (0 tot 9). Voer het gewenste
groepsnummer in door een cijfertoets in te drukken. De
gewenste groep wordt in een groter lettertype
weergegeven. Nadat u de groep heeft geselecteerd, drukt
u op [M.IN] om de naam en het groepsnummer in het
geheugenkanaal op te slaan.
6 Wanneer u een geheugenkanaal met een naam
terughaalt, wordt de naam op het dot-matrix-display
weergegeven, samen met het geheugenkanaalnummer
en het groepsnummer {pagina 64}.
Alfanumerieke karakters
Beschikbare tekens met gebruik van een DTMFmicrofoon
N-63
13 GEHEUGENFUNCTIES
neeitneuqerf-AOFV
dnatsgnikrew
neeitneuqerf-BOFV
dnatsgnikrew
letseotgnavtnoriadnuceS
TIU/NAA
dnatsgnikrewneeitneuqerF
riadnucestehnav
letseotgnavtno
TIU/NAATIRTIU/NAATIX
eitneuqerftesffo-TIX/TIR
tehnavetdeerbdnabretliF
letseotgnavtno
TIU/NAAreknalBesioNTIU/NAAENIF
noitcudeResioN-PSD
2/1/TIU
lecnaCtaeB-PSD
TIU/NAA
TIU/NAAhctoNotuA-PSDseitcnuf-XR/XT
24,911
Geheugen0
144,005
Geheugen1
14,235
Geheugen2
441,250
Geheugen3
18,111
Geheugen4
50,015
Geheugen5
7,082
Geheugen6
29,610
Geheugen7
3,545
Geheugen8
145,250
Geheugen9
21,005
Geheugen0
24,911
Geheugen1
144,005
Geheugen2
14,235
Geheugen3
441,250
Geheugen4
18,111
Geheugen5
50,015
Geheugen6
7,082
Geheugen7
29,610
Geheugen8
3,545
Geheugen9
14,085
Geheugen0
21,005
Geheugen1
24,911
Geheugen2
144,005
Geheugen3
14,235
Geheugen4
441,250
Geheugen5
18,111
Geheugen6
50,015
Geheugen7
7,082
Geheugen8
29,610
Geheugen9
Nieuwedata
Nieuwedata
Nieuwedata
GEHEUGENGROEP
Om de 300 geheugenkanalen beter te beheren, kunt u ze in
maximaal 10 groepen onderverdelen (groep 0 tot 9). Nadat u
een geheugengroep heeft geconfigureerd, kunt u één of meer
geheugengroepen in de geheugen terughalen-stand terughalen.
Volgens de standaardinstelling zijn alle geheugenkanalen in
groep 0 opgeslagen.
Om de geheugenkanaalgroep te wijzigen:
1 Druk op [M.IN] voor de geheugen scrollen-stand.
2 Kies het gewenste geheugenkanaal dat u in een andere
geheugengroep wilt plaatsen, door aan de MULTI/ CHregelknop te draaien.
3 Druk op [DISP].
•De prompt voor de invoer van de geheugennaam
verschijnt.
4 Druk nogmaals op [DISP] om de invoer over te slaan of
voer een geheugennaam is door middel van [+]/ [–] en
[MAIN] of [SUB] {pagina 63}.
•De huidige geheugengroep verschijnt in een groter
lettertype.
5 Druk op een cijfertoets om het gekozen groepnummer te
veranderen. Het pas gekozen groepnummer verschijnt in
een groter lettertype.
6 Druk op [M.IN] om de instellingen op te slaan.
■ Geheugengroep kiezen
Nadat u de geheugenkanalen in geheugengroepen heeft
geplaatst, kunt u in de geheugen terughalen-stand één of
meer van de groepen terughalen.
Om de geheugengroepen te kiezen:
1 Druk op [FUNC], [M
geheugengroepp kiezen-stand te activeren.
2 Nummer 0 – 9 verschijnt op het hoofd-dot-matrix-display.
De gekozen geheugengroepsnummers worden in een
groter lettertype weergegeven. Om de keuze te
veranderen, drukt u op een cijfertoets. Om alle
geheugengroepen te kiezen, drukt u op [•/ DCS/SEL]. Er
moet minstens één geheugengroep gekozen worden.
ss
sVFO/ MG.SEL] om de
ss
SNEL GEHEUGEN
Snel geheugen werd ontwikkeld om gegevens snel en tijdelijk
op te slaan, zonder een specifiek geheugenkanaal aan te
wijzen. Gebruik snel geheugen om de gegevens op te slaan
die u niet in de toekomst wilt gebruiken. Bijvoorbeeld, als u de
band naar een DX afzoekt, dan is het gemakkelijk om stations
op te slaan die u wilt oproepen. U kunt snel tussen
verschillende geheugenkanalen springen terwijl u ze
controleert.
Dit zendontvangtoestel heeft tien snel geheugen-kanalen
(“0_” t/m “9_”) die de volgende gegevens kunnen opslaan:
GEGEVENS IN SNEL GEHEUGEN OPSLAAN
Telkens wanneer u een nieuwe frequentie opslaat, worden
alle eerder opgeslagen frequenties naar het volgende snel
geheugen-kanaal doorgestuurd. Wanneer de tien
geheugenkanalen allemaal frequenties bevatten en u nóg een
frequentie opslaat, dan wordt de inhoud van geheugenkanaal
9 afgestoten (de gegevens gaan verloren).
Op het volgende diagram staat aangegeven hoe snel
geheugen de gegevens in het geheugen opslaat telkens
wanneer u op QUICK MEMO [M.IN] drukt.
3 Druk op [M.IN] om de instelling op te slaan en de functie
4 U kunt nu alleen de geselecteerde geheugengroepen in
N-64
te verlaten.
de geheugen terughalen-stand terughalen.
U kunt alleen gegevens in snel geheugen opslaan wanneer u
VFO-frequenties voor zowel uitzending als ontvangst gebruikt.
1 Kies de frequentie, de stand, enz. op de VFO van het
hoofdzendontvangtoestel of van het secundaire
ontvangtoestel.
2 Druk op QUICK MEMO [M.IN].
•Telkens wanneer u op QUICK MEMO [M.IN] drukt,
worden de huidige VFO-gegevens op snel geheugen
opgeslagen.
Opmerking: Wanneer RIT of XIT AAN staat, dan worden deze
AAN-stand en de offset ook opgeslagen.
SNEL GEHEUGEN-KANALEN TERUGHALEN
U kunt alleen gegevens uit snel geheugen terughalen
wanneer u VFO-frequenties voor zowel uitzending als
ontvangst gebruikt.
1 Druk op QUICK MEMO [MR].
•Het huidige geheugenkanaalnummer verschijnt.
13 GEHEUGENFUNCTIES
SNEL GEHEUGEN ➡ VFO-OVERDRACHT
Deze functie kopieert de inhoud van het teruggehaalde
geheugenkanaal naar de VFO.
1 Een snel geheugen-kanaal terughalen.
2 Druk op [M
Opmerking: Wanneer u op [M
tijdelijk de teruggehaalde gegevens heeft veranderd, dan zullen de
nieuwe gegevens op de VFO worden gekopieerd.
ss
sVFO/ MG.SEL].
ss
ss
s
VFO/ MG.SEL] drukt nadat u
ss
•Als er geen gegevens in de snel geheugen-kanalen
zijn opgeslagen of als er geen gegevens naar de
huidige VFO teruggehaald kunnen worden, dan hoort
u een foutsignaal.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop om een snel geheugen-
kanaal (0 tot 9) te kiezen.
•U kunt de geheugenkanalen tijdens een uitzending
niet veranderen.
3 Om deze functie te verlaten, drukt u nogmaals op
QUICK MEMO [MR].
Opmerking: De geheugenkanalen kunnen niet veranderd
worden wanneer de TF-SET-functie wordt gebruikt.
TIJDELIJKE FREQUENTIEWIJZIGINGEN
Nadat u een snel geheugen-kanaal heeft teruggehaald, kunt u
de gegevens tijdelijk veranderen, zonder de inhoud van het
kanaal te overschrijven. U kunt de frequentie veranderen,
zelfs wanneer u UIT in Menu Nr. 06B heeft gekozen.
1 Druk op QUICK MEMO [MR].
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop om een snel geheugen-
kanaal (0 tot 9) te kiezen.
3 Verander de frequenties en de bijbehorende gegevens.
4 Om de gewijzigde gegevens in snel geheugen op te
slaan, drukt u op QUICK MEMO [M.IN].
•Hierdoor worden de nieuwe gegevens in het huidige
kanaal opgeslagen en wordt de oude frequentie naar
het volgende snel geheugen-kanaal doorgestuurd.
5 Om deze functie te verlaten, drukt u nogmaals op
QUICK MEMO [MR].
Opmerking: De gegevens van de geheugenkanalen kunnen
ook veranderd worden wanneer de TF-SET-functie wordt
gebruikt.
N-65
SCANFUNCTIE
De scanfunctie is handig voor het automatisch controleren
van uw favoriete frequenties. Door alle verschillende
scanfuncties te leren gebruiken, kunt u veel efficiënter te werk
gaan.
Dit zendontvangtoestel heeft de volgende scanfuncties.
epytnacSleoD
nacs-OFV
elamroN
nacs
-ammargorP
nacs
nacs-zHM
zHM1navkiereb
nelanakellA
negueheG
nacs
-peorpO
nacs
nennacs
nacspeorG
OFV
-negueheG
992tot00nav
ekeificepsedtnacS
laanak
egidiuhedtnacS
OFV
-eleusiV
*nacs
nevegegreew
-negueheG
laanak
* Visuele scanfunctie geeft grafisch weer op welke manier
frequenties binnen een bepaald bereik worden gebruikt.
Opmerkingen:
◆
Als u CTCSS of DCS gebruikt, dan stopt de scanfunctie alleen
voor de signalen die dezelfde CTCSS-toon of DCS-code hebben
die u heeft geselecteerd.
◆
Als u de ruisblokkeringsfunctie van de S-meter gebruikt, dan
stopt de scanfunctie wanneer de ontvangen signaalsterkte net zo
groot of groter is dan de instelling van de S-meter. 2 seconden
nadat het signaalniveau onder de instelling van de S-meter zakt,
begint de scanfunctie opnieuw.
◆
Als u Mic [PTT] ingedrukt houdt, zal de scanfunctie stoppen als
het op een niet-TX-band actief is. Als u op Mic [PTT] op de scanband drukt, stopt de scanfunctie.
◆
Wanneer de scanfunctie wordt aangezet, gaat de automatische
simplex-controle UIT .
Wanneer u het zendontvangtoestel in de VFO-stand gebruikt,
dan kunt u 2 scanfuncties gebruiken.
•VFO-scanfunctie
Het zendontvangtoestel scant de gehele band van de
frequentie die u heeft geselecteerd. Bijvoorbeeld: als u
aan het uitzenden en ontvangen bent op 14,195,00 MHz
op VFO A van het hoofdzendontvangtoestel, dan zal het
alle frequenties binnen het bereik van 30,00 kHz tot aan
60,00000 MHz scannen. (Zie het VFO-frequentiebereik in
Specificaties.)
•Programma-scan
Door de begin- en eindfrequentie in geheugenkanalen
290 – 299 te programmeren {pagina 62}, kunt u het
scanfrequentiebereik beperken. Aangezien er
10 geheugenkanalen (290 – 299) beschikbaar zijn om de
begin- en eindfrequentie te bepalen, kunt u één of meer
(maximaal 10) bereiken kiezen die gescand moeten
worden. Dit is handig wanneer u op een bepaalde
frequentie op een DX-station wacht, maar het station ook
op een iets hogere of lagere frequentie kan verschijnen.
VFO-SCANFUNCTIE
De VFO-scanfunctie scant het gehele frequentiebereik dat
voor de VFO gebruikt kan worden. Wanneer het programmascanfrequentiebereik niet geprogrammeerd is, of als er geen
scangroep voor de programma-scanfunctie is geselecteerd,
dan scant het zendontvangtoestel ook het gehele
frequentiebereik dat voor de huidige VFO gebruikt kan
worden.
Indien één of meer programma-scanfrequentiebereiken in
geheugenkanalen 290 t/m 299 geprogrammeerd zijn:
1 Druk op [FUNC], [SCAN/ SG.SEL].
2 Indien één of meer geheugenkanalen voor de
programma-scanfunctie zijn geselecteerd, dan worden de
regohseitneuqerflatnaadlaapeb
reewmargaidfaatsneenilaanak
geselecteerde kanalen in een groter lettertype op het
hoofd-dot-matrix-display weergegeven.
In dit geval drukt u op [•/ DCS/SEL] om tijdelijk alle
kanalen te deselecteren. Als er geen scangroepkanalen
geselecteerd zijn, verschijnt “VFO SCN MODE” op het
sub-dot-matrix-display.
3 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om naar de gebruikte VFO-
stand terug te keren.
4 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om de VFO-scanfunctie te
activeren.
Opmerkingen:
◆
Tijdens de scanfunctie kunt u de scansnelheid veranderen door
aan de RIT/ SUB-regelknop te draaien. Draai de knop naar
rechts of naar links om de scansnelheid te verlagen of te
verhogen. De snelheidsmeter verschijnt op het hoofd-dot-matrixdisplay, waarbij P1 de hoogste snelheid en P9 de laagste
snelheid is.
◆
U kunt de VFO-scansnelheid niet in de FM-stand veranderen.
◆
U kunt de VFO-scansnelheid van het secundaire ontvangtoestel
niet veranderen.
N-66
PROGRAMMA-SCANFUNCTIE
De programma-scanfunctie controleert het bereik tussen de
begin- en eindfrequenties die u in de conventionele
geheugenkanalen 290 t/m 299 heeft opgeslagen. Lees
“FREQUENTIEBEREIK OPSLAAN” {pagina 62} voor
informatie over hoe de begin- en eindfrequenties opgeslagen
worden.
U kunt maximaal 10 geheugenkanalen (geheugenkanalen
290 t/m 299) kiezen en de bereiken die u in deze kanalen
heeft opgeslagen, op volgorde scannen. De programmascanfunctie begint met het kleinste kanaalnummer en herhaalt
de volgorde, zoals hieronder staan beschreven.
1 Druk op [A/B] om VFO A of VFO B te kiezen.
•Als u het secundaire ontvangtoestel gebruikt, drukt u
op [VFO/M] om de VFO-stand te kiezen.
2 Druk op [FUNC], [SCAN/ SG.SEL].
3 Als er geen programma-scankanaal is gekozen, dan
worden alle geheugenkanaalnummers (van 290 t/m 299)
in een klein lettertype weergegeven. Alleen het
eenheidcijfer van elk geheugenkanaal wordt op het hoofddot-matrix-display weergegeven. 0 staat voor kanaal 290,
1 staat voor kanaal 291, 2 staat voor kanaal 292, enz.
4 Om het programma-scanfrequentiebereik te selecteren,
drukt u een cijfertoets van 0 tot 9. Bijvoorbeeld, druk op [3]
om kanaal 293 te kiezen, of druk op [3], [5], [7] om
kanalen 293, 295 en 297 te kiezen. Wanneer een kanaal
voor de programma-scanfunctie is gekozen, wordt het
nummer in een groter lettertype weergegeven.
Om tijdelijk alle kanalen (290 t/m 299) te deselecteren,
zodat u de VFO-scanfunctie kunt uitvoeren, drukt u op
[•/ DCS/SEL]. (Lees “VFO-SCANFUNCTIE” op
pagina 66)
Opmerkingen:
◆
Minstens één van de geldige programma-scankanalan
(290 t/m 299) moet geprogrammeerd en geselecteerd zijn om de
programma-scanfunctie uit te kunnen voeren. Indien er geen
programmakanaal voor de programma-scanfunctie is gekozen of
beschikbaar is, dan voert het zendontvangtoestel de VFOscanfunctie uit.
◆
Wanneer de programma-scanfunctie op het secundaire
ontvangtoestel wordt uitgevoerd, moeten de frequenties binnen
de beperkingen van het frequentiebereik van het secundaire
ontvangtoestel liggen. Anders kan de programma-scanfunctie
niet worden uitgevoerd. Dezelfde voorwaarde geldt voor het
hoofdzendontvangtoestel.
5 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om de programma-scanfunctie
te activeren.
•Om tijdens de scanfunctie snel naar een gewenste
frequentie te gaan, draait u aan de Afstemknop of aan
de MULTI/ CH-regelknop of u drukt Mic [UP]/ [DWN].
•Wanneer u een andere stand dan de FM-stand
gebruikt, draait u de RTI/ SUB-regelknop naar rechts
om de scansnelheid te verlagen en naar links om de
snelheid te verhogen. De huidige scansnelheid wordt
op het display weergegeven; P1 is de hoogste
snelheid en P9 is de laagste.
14 SCANFUNCTIE
•In de FM-stand stopt de scanfunctie automatisch op
een frequentie waar een signaal aanwezig is. Het
zendontvangtoestel blijft ofwel korte tijd op dat kanaal
hangen (tijd-stand) ofwel totdat het signaal wegvalt
(draaggolf-stand), al naar gelang de stand die u via
Menu Nr. 10 heeft gekozen {pagina 68}.
6 Om de scanfunctie te stoppen, drukt u op [SCAN/ SG.SEL]
of op [CLR].
Opmerkingen:
◆
Als u de programma-scanfunctie op het secundaire
ontvangtoestel uitvoert, dan slaat het toestel automatisch de
geheugenkanalen over die niet op het secundaire ontvangtoestel
gescand kunnen worden. Dezelfde voorwaarde geldt voor het
hoofdzendontvangtoestel.
◆
Als u de MAIN SQL- of SUB SQL-regelknop in de FM-stand naar
rechts heeft gedraaid, tot een stuk verder dan de
ruisblokkeringsdrempel, dan kan het zijn dat de scanfunctie niet
op een kanaal stopt waar een signaal aanwezig is. Als dit
gebeurt, draait u de MAIN SQL- of SUB SQL-regelknop een
beetje naar links.
◆
Als u op [SCAN/ SG.SEL] drukt voordat u een frequentiebereik
voor geheugenkanalen 290 t/m 299 heeft opgeslagen, dan begint
het zendontvangtoestel de VFO-scanfunctie.
◆
Wanneer de huidige ontvangstfrequentie binnen één van de
bereiken ligt die u met de kanaalnummers heeft gekozen, dan zal
de scanfunctie automatisch met de huidige frequentie beginnen.
De werkingsstand wordt gebruikt die in het geheugenkanaal is
opgeslagen.
◆
Wanneer de huidige ontvangstfrequentie buiten alle bereiken ligt
die u met de kanaalnummers heeft geselecteerd, dan begint de
scanfunctie met de startfrequentie die in het kleinste
kanaalnummer is opgeslagen.
◆
De werkingsstand kan tijdens de scanfunctie worden gewijzigd,
maar het geheugenkanaal wordt met de gewijzigde stand
overschreven.
◆
Wanneer het huidige scanfunctiebereik kleiner is dan een enkele
stap van de MUL TI/ CH-regelknop, en u draait de knop naar
rechts, dan zal de scanfunctie naar de startfrequentie
overspringen, en als u de knop naar links draait, naar de
eindfrequentie.
◆
Wanneer u de programma-scanfunctie activeert, gaan de RIT- en
XIT-functies UIT.
◆
In de FM-stand rondden de programma-scanmonitors de
frequenties af, ongeacht de instelling van Menu Nr. 04.
◆
U kunt de scansnelheid niet via het secundaire ontvangtoestel
veranderen.
GEDEELTELIJK VERTRAAGDE PROGRAMMASCANFUNCTIE
U kunt maximaal 5 frequentiepunten voor elk geheugenkanaal
van 290 tot 299 kiezen, zodat de programma-scanfunctie de
scansnelheid vertraagt. Om de vertragingsfrequentiepunten te
kiezen, moet u eerst de begin- en eindfrequenties in een
geheugenkanaal opslaan (290 – 299) {pagina 62}.
1 Ga naar Menu Nr. 07 en zet de functie AAN
(de standaardinstelling is AAN).
2 U kunt de vertragingsfrequentiebreedte verder instellen.
Ga naar Menu Nr. 08 om het bereik van 100 Hz tot 500 Hz
te selecteren (de standaardinstelling is 300 Hz).
Opmerking: Als u bijvoorbeeld 500 Hz in Menu Nr. 8 kiest, zal
de programma-scanfunctie tot een breedte van ±500 Hz
vertragen, met de frequentie die u hieronder heeft gemarkeerd in
het midden.
3 Druk op [VFO/M] om het geheugenkanaal (290 – 299)
terug te halen waarvoor u de scanvertragingsfrequenties
wilt specificeren.
4 Druk op [–]/ [+] om de begin- of eindfrequentie ([–] of [+])
te bevestigen.
5 Draai aan de Afstemknop om het frequentiepunt waar u
de programma-scanfunctie wilt laten vertragen in het
midden te plaatsen. Druk op QUICK MEMO [M.IN] om het
vertragingsfrequentiepunt te markeren. Het “
verschijnt.
”-pictogram
N-67
14 SCANFUNCTIE
6 Herhaal stap 5 om de centrale vertragingsfrequentiepunten
te specificeren. U kunt voor elk kanaal maximaal
5 frequentiepunten specificeren.
7 Als u de vertragingsfrequentiepunten die u eerder heeft
opgeslagen, wilt wissen, dan houdt u QUICK MEMO [M.IN]
1 seconde lang ingedrukt. U hoort een bevestigingspiep en
het zendontvangtoestel wist alle vertragingsfrequentiepunten
die u in het geheugenkanaal heeft gespecificeerd.
Opmerking: U moet alle eerdere vertragingsfrequentiepunten
wissen; u kunt niet slechts bepaalde punten wissen.
8 Druk op [VFO/M] om naar de VFO-stand terug te keren.
9 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om de programma-scanfunctie
met de vertragingsfrequentiepunt(en) te activeren.
Opmerkingen:
◆
Tijdens de programma-scanfunctie kunt u aan de RIT/ SUBregelknop draaien om de scansnelheid te regelen. Draai de knop
naar rechts of naar links om de scanfunctie te vertragen of te
versnellen. De snelheid van de programma-scanfunctie verschijnt
tijdens de functie op het hoofd-dot-matrix-display, waarbij P1 de
hoogste snelheid en P9 de laagste snelheid is.
◆
U kunt de programma-scansnelheid niet in de FM-stand
veranderen.
◆
U kunt de scansnelheid niet via het secundaire ontvangtoestel
veranderen.
◆
U kunt de vertragingsfrequentiepunten voor programmascanfunctie in de FM-stand niet specificeren.
SCANFUNCTIE PAUZEREN
Met deze functie wordt de programma-scanfunctie
ca. 5 seconden lang gepauzeert, en weer gestart wanneer u
naar ge gewenste frequentie overspringt door aan de
Afstemknop of aan de MULTI/ CH-regelknop te draaien of
door op Mic [UP]/ [DWN] te drukken.
Om deze functie te gebruiken, gaat u naar Menu Nr. 09 en
kiest AAN. De standaardinstelling is UIT.
MHz-SCANFUNCTIE
Wanneer u het hoofdzendontvangtoestel of het secundaire
ontvangtoestel in de VFO-stand gebruikt, dan kunt u een heel
frequentiebereik van 1 MHz binnen de gebruikte VFOfrequentie scannen.
1 Druk op [VFO/M] voor de VFO-stand.
2 Kies de gewenste frequentie waar u de MHz-scanfunctie
voor wilt uitvoeren. Als u, bijvoorbeeld, de gehele 145 MHz
frequentie wilt scannen, dan kiest u 145,650 MHz. De
scanfunctie functioneert tussen 145,00000 MHz en
145,99999 MHz.
3 Houd [1MHz/ SEL] ingedrukt om de MHz-scanfunctie te
activeren.
4 Draai aan de RIT/ SUB-regelknop om de scansnelheid te
regelen.
5 Om de MHz-scanfunctie te stoppen, drukt u op
[SCAN/ SG.SEL] of op [CLR].
Opmerkingen:
◆
U kunt de MHz-scansnelheid niet in de FM-stand veranderen.
◆
U kunt de scansnelheid niet via het secundaire ontvangtoestel
veranderen.
GEHEUGEN-SCANFUNCTIE
De geheugen-scanfunctie controleert alle geheugenkanalen
met frequenties (scanfunctie voor alle kanalen) of slechts een
gewenste groep geheugenkanalen (groep-scanfunctie) heeft
opgeslagen.
De scanfunctie stopt automatisch bij een kanaal waar een
signaal is gevonden, ongeacht de werkingsstand. Het
zendontvangtoestel zal ofwel korte tijd op dat kanaal blijven
staan (tijd-stand) of totdat het signaal wegvalt (draaggolfstand). Gebruik Menu Nr. 10 om één van beide standen te
kiezen. De standaardinstelling is de tijd-stand.
DOORGAAN MET DE SCANFUNCTIE
Het zendontvangtoestel stopt de scanfunctie bij de frequentie
(of het geheugenkanaal) waar een signaal wordt gevonden.
Daarna gaat het met de scanfunctie door, op basis van de
stand die u heeft gekozen. U kunt één van de volgende
standen kiezen. De standaardinstelling is de tijd-stand.
•Tijd-stand
Het zendontvangtoestel blijft ca. 6 seconden lang op een
drukke frequentie (of een druk geheugenkanaal) hangen,
en gaat daarna door met scannen, zelfs als het signaal
nog steeds aanwezig is.
•Draaggolf-stand
Het zendontvangtoestel blijft op de drukke frequentie (of
geheugenkanaal) totdat het signaal wegvalt. Er zit
2 seconden tussen het moment waarop het signaal
wegvalt en het moment waarop de scanfunctie opnieuw
gestart wordt.
1 Druk op [MENU] voor de menustand.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop om het Menu Nr. 10 te
kiezen.
3 Druk op [+]/ [–] om TO (tijd-stand) of CO (draaggolf-stand)
te kiezen.
4 Druk op [MENU] om de instellingen te voltooien en het
Menu te verlaten.
U kunt geheugenkanalen blokkeren die u tijdens de
scanfunctie niet wilt controleren. Voor meer informatie
hierover leest u “GEHEUGENKANALEN WISSEN”
{pagina 62}.
SCANFUNCTIE VOOR ALLE KANALEN
Volg de volgende procedure om alle geheugenkanalen met
frequentiegegevens in volgorde te scannen, zonder op het
geheugengroepsnummer te letten.
1 Kies de tijd- of de draaggolf-stand via Menu Nr. 10.
2 Druk op [VFO/M] voor de geheugen terughalen-stand.
3 Draai aan de MAIN SQL- of SUB SQL-regelknop om de
ruisblokkeringsdrempel te regelen.
4 Druk op [FUNC], [SCAN/ SG.SEL] om een scangroep te
kiezen.
•De gewenste groepen worden in een groter lettertype
weergegeven.
5 Druk op [•/ DCS/SEL] om alle groepen te deselecteren,
zodat het zendontvangtoestel de geheugenkanalen in
volgorde kan scannen, zonder op het geheugengroepsnummer te letten.
N-68
6 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om naar de geheugen
terughalen-stand terug te keren.
7 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om de scanfunctie voor alle
kanalen te activeren.
•De scanfunctie begint bij het gebruikte
geheugenkanaal en gaat omhoog door de
kanaalnummers (de scanrichting kan niet worden
veranderd).
•Om een kanaal tijdens de scanfunctie over te slaan,
draait u aan de MULTI/ CH-regelknop of drukt u op
Mic [UP]/ [DWN].
8 Om de scanfunctie te stoppen, drukt u op [SCAN] of op
[CLR].
Opmerkingen:
◆
Als u de geheugen-scanfunctie op het secundaire ontvangtoestel
uitvoert, dan slaat het toestel automatisch de geheugenkanalen
over die niet door het secundaire ontvangtoestel ontvangen
kunnen worden. Dezelfde voorwaarde geldt voor het
hoofdzendontvangtoestel.
◆
Als u de MAIN SQL- of SUB SQL-regelknop naar rechts heeft
gedraaid, tot een stuk verder dan de ruisblokkeringsdrempel, dan
kan het zijn dat de scanfunctie niet op een kanaal stopt waar een
signaal aanwezig is. Als dit gebeurt, moet u de SQL-regelknop
enigszins naar links draaien.
◆
Wanneer u de geheugen-scanfunctie activeert, gaan de RIT- en
XIT-functies UIT.
14 SCANFUNCTIE
1 Kies de tijd- of de draaggolf-stand via Menu Nr. 10.
2 Druk op [VFO/M] voor de geheugen terughalen-stand.
3 Draai aan de MAIN SQL- of SUB SQL-regelknop om de
ruisblokkeringsdrempel te regelen.
4 Druk op [FUNC], [SCAN/ SG.SEL] om een scangroep te
kiezen. Dan kunt u via de cijfertoetsen de groepnummers
invoeren die u wilt scannen, bijv . druk op [3] voor groep 3,
of druk op [3], [5], [7] voor groepen 3, 5 en 7. De gekozen
geheugengroepen verschijnen in een groter lettertype.
5 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om de scangroepstand te
verlaten.
6 Druk op [SCAN/ SG.SEL] om de geheugengroep-
scanfunctie te activeren.
•De scanfunctie gaat langs de kanaalnummers omhoog
(de scanrichting kan niet worden veranderd).
•Om een kanaal tijdens de scanfunctie over te slaan,
draait u aan de MUL TI/ CH-regelknop of drukt u op
Mic [UP]/ [DWN].
7 Om de scanfunctie te stoppen, drukt u op [SCAN/ SG.SEL]
of op [CLR].
Nadat u de groep-scanfunctie heeft gebruikt, drukt u op
[FUNC], [SCAN/ SG.SEL] en daarna op [•/ DCS/SEL] om
alle groepnummers die u bij stap 4 had gekozen, te
deselecteren. Zodoende gaat u weer terug naar de
scanfunctie voor alle kanalen (de standaardinstelling).
GROEP-SCANFUNCTIE
Voor de groep-scanfunctie kunnen de 300 geheugenkanalen
in 10 groepen onderverdeeld worden, zodat u één of meer
groepen kunt kiezen die gescand moeten worden, afhankelijk
van de situatie.
Wanneer u frequentiegegevens in een geheugenkanaal
opslaat {pagina 58}, voegt het zendontvangtoestel
automatisch de standaardgroep 0 (nul) aan de
geheugenkanaalgegevens toe.
Om de bestaande geheugenkanaalgegevens terug te halen
en het groepnummer te veranderen:
1 Druk op [M.IN] voor de geheugen scrollen-stand.
2 Kies het gewenste geheugenkanaal door aan de
MULTI/ CH-regelknop te draaien.
3 Druk op [DISP].
•De prompt voor de invoer van de geheugennaam
verschijnt. Druk nogmaals op [DISP] om de invoer
over te slaan of voer een geheugennaam in door
middel van [+]/ [–] en [MAIN] of [SUB] {pagina 63}.
4 Druk het gewenste groepnummer ([0] tot [9]) met de
cijfertoetsen in. Het gekozen groepnummer verschijnt in
een groter lettertype.
Opmerking: U kunt voor elk geheugenkanaal slechts 1 van de
10 groepen kiezen (0 tot 9).
5 Druk op [M.IN] om de nieuwe kanaalgegevens in het
geheugenkanaal op te slaan.
6 Herhaal stappen 2 t/m 6 voor elk geheugenkanaal
waaraan u een specifieke groep wilt toewijzen.
U kunt maximaal 10 groepen kiezen en de kanalen die bij
deze groepen horen in volgorde scannen. De groepscanfunctie begint bij het kleinste groepnummer en herhaalt
de volgorde, bijvoorbeeld, groep 3 ➞ groep 5 ➞ groep 7 ➞
groep 3.
Opmerkingen:
◆
Als u de groep-scanfunctie op het secundaire ontvangtoestel
uitvoert, dan slaat het toestel automatisch de geheugenkanalen
over die niet door het secundaire ontvangtoestel ontvangen
kunnen worden. Dezelfde voorwaarde geldt voor het
hoofdzendontvangtoestel.
◆
Als u de MAIN SQL- of SUB SQL-regelknop naar rechts heeft
gedraaid, tot een stuk verder dan de ruisblokkeringsdrempel, dan
kan het zijn dat de scanfunctie niet op een kanaal stopt waar een
signaal aanwezig is. Als dit gebeurt, moet u de SQL-regelknop
enigszins naar links draaien.
◆
Wanneer het huidige kanaal in één van de groepen zit die u heeft
gekozen, dan begint de scanfunctie bij het gebruikte kanaal.
◆
Wanneer het gebruikte kanaal buiten de groepen ligt die u heeft
gekozen, dan begint de scanfunctie bij het groepnummer dat
groter is dan het groepnummer van het huidige kanaal en er het
dichtst bij in de buurt ligt.
◆
Wanneer u de geheugen-scanfunctie activeert, gaan de RIT- en
XIT-functies UIT.
OPROEP-SCANFUNCTIE
Een oproepkanaal kan voor elke werkingsband opgeslagen
worden, zoals de HF, 50 MHz, 144 MHz, 430 (440) MHz en
1,2 GHz (TS-2000 optioneel) banden. U kunt één van deze
oproepkanalen en de gebruikte frequentie om de beurt
controleren.
1 Kies de frequentie die u wilt controleren.
•In de VFO-stand drukt u op [A/B] om VFO A of B voor
het hoofdzendontvangtoestel te kiezen of u drukt op
[SUB] of op [CRL] om de VFO voor het secundaire
ontvangtoestel te kiezen. Draai daarna aan de
Afstemknop of aan de MUL TI/ CH-regelknop om de
gewenste frequentie te kiezen.
•In de geheugen terughalen-stand, drukt u op [VFO/M]
om het geheugenkanaal te kiezen dat u wilt
controleren, door aan de MUL TI/ CH-regelknop te
draaien.
2 Druk op [CALL/ C.IN] om het oproepkanaal voor de
frequentieband terug te halen.
N-69
14 SCANFUNCTIE
3 Druk op [SCAN/ SG.SEL].
4 Het oproepkanaal en de geselecteerde VFO-frequentie of
het geheugenkanaal worden om de beurt gecontroleerd.
5 Om de scanfunctie te stoppen, drukt u op [SCAN/ SG.SEL]
of op [CLR].
VISUELE SCANFUNCTIE
Tijdens de ontvangst kunt u met de visuele scanfunctie de
frequenties in de buurt van de huidige frequentie controleren.
Visuele scanfunctie geeft grafisch weer op welke manier
frequenties binnen een bepaald bereik worden gebruikt. U ziet
maximaal 7 segmenten voor elk frequentie- of kanaalpunt dat
relatieve de S-meterniveaus vertegenwoordigt.
Bepaal het scanfunctiebereik door de middelste frequentie en
het aantal kanalen te kiezen. Het standaard aantal kanalen is
61.
■ Visuele scanfunctie gebruiken (VFO)
1 Kies de gewenste band voor de visuele scanfunctie.
2 Draai aan de Afstemknop of druk op Mic [UP]/ [DWN]
om de frequentie te kiezen.
•Deze frequentie wordt als de centrale frequentie
gebruikt.
3 Houd [DISP] ca. 1 seconde lang ingedrukt om de
visuele scanfunctie (VFO) te activeren.
•De centrale frequentie wordt op het hoofdfrequentiedisplay weergegeven en de huidige scanfrequentie
wordt op het secundaire frequentiedisplay
weergegeven. De werkingsstand en het aantal
kanalen dat gescand moet worden, staan op het
hoofd-dot-matrix-display weergegeven. Op het
secundaire dot-matrix-display staat het relatieve Smeterniveau van elk frequentiepunt verticaal
weergegeven.
•Om de scanfunctie te pauzeren, drukt u op [DISP].
“P” verschijnt op het hoofd-dot-matrix-display . Als
de visuele scanfunctie is gepauzeerd, kunt u de
gepauzeerde frequentie controleren. Druk
nogmaals op [DISP] om de visuele scanfunctie te
hervatten.
4 Om de huidige scanfrequentie te veranderen, draait u
aan de Afstemknop of drukt u op Mic [UP]/ [DWN].
•De weergegeven frequentie verandert en de cursor
wordt verplaatst.
•Druk op [1MHz/ SEL] om van de huidige
scanfrequentie de nieuwe centrale frequentie te
maken.
•U kunt de frequentie verplaatsen door middel van
de MAIN-regelknop. Als u weer naar de originele
centrale frequentie wilt terugkeren, drukt u op
[FM/ AM/ NAR].
5 Om de visuele scanfunctie te stoppen, drukt u op
[CLR] of op [SCAN/ SG.SEL].
■ Verander het aantal kanalen dat u wilt scannen
1 Druk op [MENU] om de menustand te kiezen.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop om Menu Nr. 11 te
kiezen.
3 Druk op [+]/ [–] om 31, 61 (standaard), 91 of 181
kanalen voor de scanfunctie in te voeren.
4 Druk op [MENU] om de menustand te verlaten.
Opmerkingen:
◆
De huidige frequentiestap van de MULTI/ CH-regelknop
wordt voor de visuele scanfunctie gebruikt.
◆
Tijdens de visuele scanfunctie, wordt de DUBBELE
BEWAKINGSFUNCTIE {pagina 47} tijdelijk uitgeschakeld,
tenzij u de 144 MHz of 430 (440) MHz in de FM- of AM-stand
en de controleband voor het hoofdzendontvangtoestel
gebruikt.
◆
Als u de visuele scanfunctie vanaf de frequentie op het
secundaire ontvangtoestel bent begonnen, dan wordt de
frequentie op het hoofddisplay overgezet, waarna de visuele
scanfunctie begint.
◆
Als u de visuele scanfunctie in de geheugen terughalenstand begint, worden de geheugenkanaalfrequenties
gescand.
◆
Als het frequentiebereik voor de programma-scanfunctie of
de programma-VFO smaller is dan het bereik dat voor de
visuele scanfunctie werd ingesteld, dan wordt het bereik van
de programma-scanfunctie of VFO voor de visuele
scanfunctie gebruikt.
◆
De visuele scanfunctie stopt wanneer u begint uit te zenden.
◆
Afhankelijk van de conditie van het zendontvangtoestel,
kunnen de visuele scanfunctie en de S-meterniveau
verschillen.
■ Met gebruik van visuele scanfunctie
(Geheugenkanaal)
1 Druk op [MENU] om in menumodus te gaan.
2 Draai de MULTI/ CH-regelknop om Menu Nr. 11 te
selecteren.
3 Druk op [+]/ [–] om 31, 61 (standaard), 91 of 181
kanalen te selecteren voor het aantal kanalen dat u
wilt scannen.
4 Druk op [VFO/M] om in geheugen terughalen-stand te
gaan.
5 Druk op [DISP] en houd ingedrukt gedurende
ongeveer 1 seconde om de visuele scanfunctie
(Geheugenkanaal) te starten.
•Het middengeheugenkanaalnummer wordt
afgebeeld op het hoofdfrequentie display en de
huidige scanningfrequentie wordt afgebeeld op het
sub-frequentie display. De bewerkingsmodus van
het middengeheugenkanaal en het aantal kanalen
dat wordt gescanned wordt afgebeeld op het hoofd
dot-matrix display. Het sub dot-matrix display
beeldt het relatieve S-meter niveau van elk
frequentiepunt, verticaal af.
N-70
•Druk op [DISP] om scan te pauzeren. “P”
verschijnt op het hoofd dot-matrix display. U kunt
de gepauzeerde frequentie controleren,terwijl de
visuele scanfunctie is gepauzeerd. Om de visuele
scanfunctie te hervatten, druk op [DISP].
6 Draai de MULTI/ CH-regelknopof druk opMic [UP]/
[DWN] om de huidige scanning frequentie te
veranderen.
•Het afgebeelde geheugenkanaalnummer
verandert en de cursor verplaatst.
•Druk op [1MHz/ SEL] om de huidige
scanningfrequentie het nieuwe
middenscanningkanaal te maken.
7 Druk op [CLR] of [SCAN/ SG.SEL] om visuele
scanfunctie te verlaten.
14 SCANFUNCTIE
N-71
HANDIGE FUNCTIES
F
I
L
T
E
R
S
1
3
5
7
9
2
0
4
0
6
0
d
B
P
W
R
1
0
2
5
5
0
1
0
0
W
%
A
L
C
AL T (AUTO LOCK TUNING)
De ALT (Auto Lock Tuning)-functie staat het zendontvangtoestel toe om de centrale ontvangstfrequentie automatisch bij
te stellen wanneer u de 1,2 GHz-band in de FM-stand
gebruikt. Wanneer het ontvangen geluidssignaal vervormd of
opgebroken wordt, dan zet u deze functie aan om de centrale
ontvangstfrequentie bij te stellen. Sommige oude 1,2 GHz
zendontvangtoestellen hebben geen stabiele en precieze
oscillerende stroomkring en zijn vaak niet exact voor wat
betreft de weergegeven frequentie.
Druk op [FUNC], [XIT/ AL T] om de ALT functie AAN of UIT te
zetten.
•“ALT” verschijnt wanneer de functie AAN staat.
Opmerking: De ALT (Auto Lock Tuning)-functie werkt alleen voor de
1,2 GHz-band in de FM-stand.
ANTENNES
HF/ 50 MHz-band
Er zijn twee antennecontacten voor de HF/ 50 MHz-band op het
achterpaneel {pagina 13}. Wanneer u het hoofdzendontvangtoestel op deze frequenties gebruikt, kunt u één van de twee
antennes kiezen.
Druk op [FUNC], [AT/ ANT1/2] om ofwel ANT 1 of ANT 2 voor
het hoofdzendontvangtoestel te kiezen.
•Er verschijnt “
antenne werd geselecteerd.
De ANT 1/ANT 2-instelling wordt automatisch in het
antennebandgeheugen opgeslagen. Telkens wanneer u
dezelfde band kiest, wordt automatisch dezelfde antenne
gekozen.
Opmerking: Verbind een externe antennetuner alleen aan het
ANT 1-contact en kies ANT 1. De interne tuner wordt automatisch
ontkoppeld wanneer het zendontvangtoestel wordt aangezet.
APO (AUTOMA TISCHE ZENDONTVANGERUITSCHAKELFUNCTIE)
U kunt de TS-2000(X) zo instellen dat hij automatisch UIT
gaat als een bepaalde tijd lang geen toetsen of knoppen
worden ingedrukt of bijgesteld. 1 minuut voordat het
zendontvangtoestel UIT gaat, wordt “CHECK” in morsecode
uitgezonden. U kunt de uitschakelperiode instellen op UIT, 60,
120 en 180 minuten.
Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CHregelknop om Menu Nr. 57 te openen.
U kunt de APO-tijd instellen op UIT, 60, 120 en 180 minuten.
Opmerkingen:
◆
De APO functie werkt zelfs als de zendontvanger bezig is met
scannen.
◆
De APO-timer begint met aftellen wanneer er geen toetsen
worden ingedrukt, geen knoppen worden gedraaid en geen
opdrachten (RS-232C-poort) worden ingevoerd.
AUTOMATISCHE ANTENNETUNER
Zoals in “ANTENNE AANSLUITEN” {pagina 1} is uitgelegd, is
het belangrijk dat de impedantie van de coaxiale kabel en de
antenne overeenkomt. Om de impedantie tussen de antenne
en het zendontvangtoestel bij te stellen, kunt u kiezen uit de
interne of een externe tuner. In dit onderdeel wordt uitgelegd
hoe u de interne tuner kunt gebruiken. Voor de externe tuner
moet u de handleiding die bij de tuner werd bijgeleverd goed
doorlezen.
1 Kies de werkingsfrequentie.
2 Druk op [FUNC], [AT/ ANT1/2] om ANT 1 of ANT 2 te
kiezen.
•Als er een externe tuner op het ANT 1-contact is
aangesloten, kies dan ANT 2 om de interne
antennetuner te gebruiken. De interne antennetuner
wordt automatisch ontkoppeld als een externe
antennetuner op ANT 1 wordt aangesloten.
3 Druk even op [AT/ ANT1/2].
•“AT
” verschijnt, om aan te geven dat de interne
tuner geactiveerd is (niet ontkoppeld).
VHF/ UHF/ 1,2 GHz-band
Wanneer u de VHF-, UHF-, of 1,2 GHz-band (TS-2000/
TS-B2000 optioneel) op het hoofdzendontvangtoestel en/of
op het secundaire ontvangtoestel kiest, dan wordt de
automatisch de volgende antenne op basis van de frequenties
gekozen.
-gnavtnodnezdfooH
)zHM(letseot
441TNA
034TNA
641–441)sepyt-EellA(
044–034)sepyt-EellA(
G2.1TNA
Opmerking: Dezelfde antenne wordt gebruikt wanneer het
hoofdzendontvangtoestel en het secundaire ontvangtoestel op
dezelfde band zitten. De frequentiedekking varieert op basis van de
marktcodes.
N-72
)epyt-K(251–241
)epyt-K(054–024
0031–0421
)sepytellA(
riadnuceS
)zHM(letseotgnavtno
)epyt-K(471–811
)epyt-K(003–022
641–441)sepyt-EellA(
)epyt-K(215–003
044–034)sepyt-EellA(
B/N
4 Druk langer dan 1 seconde op [AT/ ANT1/2].
•De CW-stand wordt gekozen en de afstemming
begint.
•“
” begint te knipperen en het MAIN-band LED wordt
rood.
•Om de afstemming te annuleren, drukt u nogmaals op
[AT/ ANT1/2] .
•Als de SWR of het antennesysteem extreem hoog is
(meer dan 10:1), zal een alarmsignaal klinken (“SWR”
in morsecode) en wordt de interne tuner ontkoppeld.
Voordat u opnieuw met de afstemming begint, stel het
antennesysteem zo in dat de SWR lager is.
5 Controleer op het display of de afstemming met succes
werd afgerond.
•Als de afstemming succesvol was, dan stopt “AT” te
•Als de afstemming niet binnen ca. 20 seconden stopt,
dan hoort u een alarmsignaal (“5” in morsecode). Druk
op [AT/ ANT1/2] om het alarmsignaal en de
afstemming te stoppen.
Als u Menu Nr. 27 opent en op AAN drukt, dan zullen de
ontvangen signalen ook door de interne tuner geleid worden.
Wanneer deze functie AAN staat, verschijnt “
AT”. Hierdoor
kan de storing op de ontvangstfrequentie worden verminderd.
Opmerkingen:
◆
De interne tuner zal niet buiten de beschikbare
zendfrequentielimieten afstemmen.
◆
Als u meer dan 1 seconde lang tijdens de uitzending op
[AT/ ANT1/2] drukt, dan wordt de uitzending onderbroken en
begint de afstemming.
◆
Als u een aparte ontvangstantenne wilt gebruiken, ga dan naar
Menu Nr. 18 en zet de functie op AAN. Wanneer deze functie
AAN staat, gaan de ontvangen signalen de interne antennetuner
voorbij.
◆
Wanneer u de CW volledige onderbrekingstijdfunctie gebruikt,
kan de interne tuner voor zowel de uitzending als de ontvangst
gebruikt worden.
◆
De automatische afstemming schakelt na ca. 60 seconden uit.
“AT” verdwijnt en de foutalarmsignalen stoppen.
◆
De afstemming kan doorgaan wanneer de SWR-meter 1:1
aangeeft. Dit gebeurt vanwege het afstemmingsalgoritme; het is
geen defect.
◆
Ook al vertoont de SWR-meter meer dan 1 segment, toch kan
het zijn dat de interne tuner niet opnieuw afstemt. Dit gebeurt
vanwege een SWR-berekeningsalgoritmetolerantie tussen een
uitzendvermogen van ca. 10 W voor de afstemming en een
uitzendvermogen van 100 W.
◆
Als de afstemming niet stopt, ook al geeft de SWR-meter minder
dan 3:1 aan, dan moet u het antennesysteem bijstellen om de
SWR te verlagen. Probeer daarna opnieuw af te stemmen.
◆
Het kan zijn dat de afstemming geen SWR van 1:1 bereikt,
afhankelijk van de condities van het zendontvangtoestel.
15 HANDIGE FUNCTIES
VERZWAKKER
De verzwakkingsfunctie is handig wanneer uitermate sterke
signalen in de buurt van uw ontvangstfrequentie voorkomen.
Wanneer dit soort signalen in de buurt van uw ontvangstfrequentie voorkomen, dan kan de AGC-functie per abuis door
de sterke signalen, in plaats van het doelontvangstsignaal
worden gecontroleerd. Als dit gebeurt, dan kan het
doelontvangstsignaal bedekt en verdrukt worden door de
stoorsignalen. In dit geval, zet u de verzwakkingsfunctie AAN.
1 Druk op [ATT/ F LOCK].
2 “ATT” verschijnt.
Om naar de normale werking terug te keren, drukt u
nogmaals op [A TT/ F LOCK].
Opmerking: Als dezelfde band voor zowel het hoofdzendontvangtoestel als het secundaire ontvangtoestel is gekozen, staat de
verzwakkingsfunctie voor beide toestellen aan.
■ Vooraf instellen
Na elke succesvolle afstemming, slaat de AT presetgeheugenfunctie de positie van de afstemcondensator in
het geheugen op. De positie van de condensator wordt
voor elke antenneafstemband (zie de onderstaande tabel)
en voor elk antennecontact (ANT 1 en ANT 2) opgeslagen.
Druk even op [A T/ ANT1/2].
•“AT
” verschijnt, om aan te geven dat de interne
tuner geactiveerd is (niet ontkoppeld).
•Telkens wanneer u over de antennetunerband gaat,
wordt het AT Preset-geheugen automatisch
teruggehaald om de afstemcondensator te
positioneren, zonder dat er opnieuw afgestemd hoeft
te worden. Als er geen vooraf ingestelde gegevens
voor een bepaalde band-antennecombinatie bestaan,
dan wordt de standaardinstelling van 50Ω gebruikt.
Opmerking: De afstemming kan hervat worden om de beste
aanpassingsconditie te verkrijgen, ook al bevat de huidige
antennetunerband de vooraf ingestelde gegevens.
AUTO-ST AND
U kunt maximaal 29 punten (HF/ 50 MHz), 9 punten (144 MHz
band), 9 punten (430 (440) MHz band) en 9 punten (1,2 GHz
band) op de VFO-frequenties (VFO A en B) van het
hoofdzendontvangtoestel configureren om de werkingsstand
automatisch te veranderen wanneer u de frequentie wijzigt.
Volgens de standaardinstelling worden de volgende standen
op elke werkingsband geprogrammeerd.
HF/ 50 MHz-band
0,03 – 9,5 MHz: LSB
9,5 MHz – 60 MHz: USB
144 MHz band
142 – 152 MHz: FM
430 (440) MHz band
420 – 450 MHz: FM
1,2 GHz band (optioneel)
1240 – 1300 MHz: FM
Om de frequentiepunten aan de automatische-standselectie
toe te voegen:
N-73
15 HANDIGE FUNCTIES
remmunlaanaKsnevegeGdnatsgnikreW
0
zHM26,1
MA
zHM30,0
≤<MA
zHM26,1
zHM26,1
≤<WC
zHM0,2
zHM0,2
≤<BSL
zHM5,9
zHM5,9
≤<MF
zHM0,35
zHM0,35
≤BSU≤
zHM0,06
1
zHM0,2
WC
2
zHM0,7
BSL
3
zHM5,9
BSL
•
•
•
•
82
zHM0,35
MF
dnatSlaangisedocesroM
BSL··–·)L(
BSU–··)U(
WC·–·–)C(
R-WC·–··–·–)RC(
KSF·–·)R(
R-KSF·–··–·)RR(
NMA/MA–·)A(
NMF/MF·–··)F(
1 Druk op [USB/ LSB/ AUTO]+[ ] (STROOM) en houd
ingedrukt om de zendontvanger AAN te zetten.
2 Druk op [+]/ [–] om de door band voor de extra
frequentiepunten te kiezen.
3 Kies een geheugenkanaalnummer door aan de
MULTI/ CH-regelknop te draaien.
4 Draai aan de MAIN-regelknop om een gewenst
frequentiepunt te kiezen om de werkingsstand te
veranderen. Of, druk op [ENT] om het gewenste
frequentiepunt {pagina 37} met de cijfertoetsen in te
voeren.
5 Druk op één van de standtoetsen om de gewenste
werkingsstand te kiezen.
•De gekozen stand verschijnt op het hoofd-dot-matrixdisplay .
6 Herhaal stappen 4 en 5 totdat u alle gegevens heeft
toegevoegd.
7 Druk op [CLR] om de gegevens op te slaan.
De onderstaande tabel toont de standaard automatische-
stand-frequentiepunten voor de HF/ 50 MHz band. Wanneer u
de automatische-stand-selectie activeert door op [FUNC],
[LSB/ USB/ AUTO] te drukken, dan kiest het hoofdzendontvangtoestel automatisch de stand: LSB voor de
frequenties onder 9,5 MHz en USB voor frequenties groter of
gelijk aan 9,5 MHz.
De volgende tabel is een voorbeeld hoe 4 frequentiepunten
aan het geheugen worden toegevoegd. Met deze instelling
kiest het zendontvangtoestel de AM-stand onder 1,62 MHz,
de CW-stand tussen 1,62 MHz en 2,0 MHz, de LSB-stand
tussen 2,0 MHz en 9,5 MHz, de FM-stand tussen 9,5 MHz en
53,0 MHz en de USB-stand tussen 53,0 MHz en 60,0 MHz.
Indien meerdere gegevens met dezelfde frequentie maar een
andere stand in het geheugen worden opgeslagen, wordt het
laagste genummerde geheugenkanaal als de Auto-stand
gezien.
remmunlaanaKsnevegeGdnatsgnikreW
0
1
2
3
•
•
82
De onderstaande tabel is een voorbeeld van hoe het
frequentiepunt 1,62 MHz/ AM aan het geheugen wordt
toegevoegd. Met deze instelling, kiest het zendontvangtoestel
de AM-stand onder 1,62 MHz, de LSB-stand tussen 1,62 MHz
en 9,5 MHz en de USB-stand van 9,5 MHz tot aan 60,0 MHz.
zHM5,9
BSL
zHM5,9
BSL
zHM5,9
BSL
zHM5,9
BSL
•
•
zHM5,9
BSL
≤<BSL
≤BSU≤
zHM30,0
zHM5,9
zHM5,9
zHM0,06
remmunlaanaKsnevegeGdnatsgnikreW
0
1
2
3
•
•
82
N-74
MA
•
•
BSL
BSL
BSL
BSL
zHM26,1
zHM5,9
zHM5,9
zHM5,9
zHM5,9
zHM30,0
≤<MA
zHM26,1
zHM26,1
≤<BSL
zHM5,9
zHM5,9
≤BSU≤
zHM0,06
Om de Auto-stand-functie te activeren, drukt u op [FUNC],
[LSB/ USB/ AUTO].
PIEPFUNCTIE
De piepfunctie bevestigt de invoer, geeft de foutstatus en
waarschuwt over de defecten van het zendontvangtoestel.
Ook al kunt u de piepfunctie UIT zetten via Menu Nr. 12,
raden wij u aan om het AAN te laten om onverwachte fouten
en defecten op te kunnen sporen.
U kunt ook het geluidsniveau van de pieptonen via Menu
Nr. 12 instellen op 1 t/m 9.
Het zendontvangtoestel produceert morsecode om u te
informeren welke stand is gekozen wanneer u de
werkingsstand wijzigt.
Wanneer u de werkingsstand wijzigt, hoort u de volgende
morsecode:
Het zendontvangtoestel produceert ook de volgende
waarschuwings-, bevestigings- en defectsignalen.
nelangismralAtneketebtehtaW
trokgoohneE
laangismrala
gnalgoohneE
laangismrala
laangismralatrokgaalneE
edocesromni”LU“
edocesromni”S“
edocesromni”5“
edocesromni”RWS“
edocesromni”KCEHC“
edocesromni”TB“
edocesromni”RA“
.tkurdegni
.dreovegtiu
.tkremegpo
.dreovegni
.TIU
.lovsi
drewsteotegidlegneE
sireovnisteotneE
eitcaegidlegnoneedrewrE
-LLPenretnieD
eitneuqerfegidlegnonee
neenennibteinnaknootTA
.nereovtiunennuketenuT
.nemenetpomo
OPROEPKANAAL
Een oproepkanaal is een frequentie die vaak wordt gebruikt
wanneer u een station zoekt waar u mee in contact wilt
komen op de FM-stand. Elke frequentieband (HF, 50 MHz,
144 MHz, 430 (440) MHz en 1,2 GHz) heeft één
oproepkanaal. De standaardoproepfrequenties staan
hieronder weergegeven.
Om het oproepkanaal terug te halen:
1 Druk op [CALL/ C.IN].
2 Druk nogmaals op [CALL/ C.IN] om naar de vorige
frequentie terug te keren.
Om de standaardoproepkanaalfrequentie te wijzigen:
1 Kies een nieuwe oproepfrequentie en werkingsstand op
de VFO.
2 Druk op [FUNC], [CALL/ C.IN] om de nieuwe frequentie
en stand op het oproepkanaal over te nemen.
15 HANDIGE FUNCTIES
DISPLA Y
HELDERHEID
De helderheid van het LCD-display kan via Menu
Nr. 00 ingesteld worden op UIT, en van 1 tot 4.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
fotnigebnacsed,dreetpeccaeg
.diootlovsignimmetsfa-TAed
drewdnatsgnilednergtnotiucric
regelknop om Menu Nr. 00 te openen.
2 Druk op [+]/ [–] om UIT, 1, 2, 3 of 4 te kiezen.
3 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan en het
Menu te verlaten.
CONTRAST
naknootehcsitamotuaWCeD
sirefo,tkaamegfanedrowtein
.diootlovnedrowdjitedlaapeb
etsiennetnaednavRWSeD
TAmo)1:01nadreem(gooh
,eitcnuf-OPAedróóvtuunim1
letseotgnavtnodneztehtaag
thcireb-WCneeponethcaW
neguehegnethcirebegdiuhteH
Het contrast van het LCD-dot-matrix-display kan via Menu
Nr. 59 ingesteld worden tussen 1 en 16.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 59 te openen.
2 Druk op [+]/ [–] om een goed contrast tussen 1 en 16 te
kiezen.
3 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan en het
Menu te verlaten.
TOETSVERLICHTING
De toetsverlichting van het voorpaneel kan AAN of UIT gezet
worden.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 01 te openen.
2 Druk op [+]/ [–] om AAN of UIT te kiezen.
3 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan en het
Menu te verlaten.
DTMF
DTMF MET DE HAND KIEZEN
Als u een apart verkrijgbare MC-52DM microfoon heeft, dan
kunt u tijdens de uitzending DTMF-tonen uitzenden.
Om een serie DTMF-tonen uit te zenden:
1 Druk op Mic [PTT] of op [SEND] op het voorpaneel.
2 Druk op de gewenste DTMF-toetsen om uit te zenden.
•De DTMF-tonen worden via de luidspreker
weergegeven.
3 Laat Mic [PTT] los of druk op [SEND] op het voorpaneel
los om naar de ontvangstand terug te keren.
dnaB
FHMF/zHM6,92
zHM05MF/zHM0,15
zHM441MF/zHM00,441
zHG2,1MF/zHM0421
1
Alle E-types2K-type
zHM)044(034zHM0,034
eitneuqerflaanakpeorpodraadnatS
dnatsne
DTMF-GEHEUGEN
■ DTMF-tonen invoeren
Het zendontvangtoestel heeft 10 DTMF-geheugenkanalen.
Elk kanaal kan 16 DTMF-tonen opslaan. U kunt ook elke
1
2
zHM044,
MF/
DTMF-invoer een naam geven van maximaal 8 alfanumerieke
tekens.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 45 te openen.
2 Druk op [SUB] om Menu Nr. 45A te openen.
3 Druk nogmaals op [SUB] voor de DTMF-
geheugenkanaalstand.
N-75
15 HANDIGE FUNCTIES
4 Kies een DTMF-geheugenkanaal (0 tot 9) door middel van
de MULTI/ CH-regelknop.
5 Druk op [SUB] om de gewenste geheugennaam in te
voeren. Druk op [+]/ [–] om de tekens te kiezen. Druk op
[MAIN] of [SUB] om de cursor naar links of naar rechts te
verplaatsen terwijl u de DTMF-geheugennaam invoert. U
kunt ook de Mic DTMF-toetsen gebruiken om de tekens in
te voeren. Verwijs naar de tabel op pagina 63 voor de
beschikbare karakters en nummers.
6 Druk op [M.IN] om de naam in het geheugen op te slaan.
7 Kies de gewenste DTMF-toon door middel van [+]/ [–] en
druk daarna op [SUB] om de cursor naar rechts te
verplaatsen om de volgende DTMF-toon in te voeren.
8 Herhaal stap 7 totdat u alle gewenste DTMF-tonen heeft
ingevoerd. U kunt maximaal 16 DTMF-tonen in elk DTMFgeheugenkanaal invoeren.
9 Druk op [M.IN] om de gegevens in het geheugen op te
slaan.
■ DTMF-geheugenkanaalgegevens uitzenden
Om de DTMF-geheugenkanaalgegevens tijdens de
uitzending te versturen:
1 Druk tijdens de uitzending op QUICK MEMO [MR].
2 Het DTMF-geheugenkanaalnummer en de
geheugennaam verschijnen op het hoofd-dot-matrixdisplay.
3 Draai aan de MULTI/ CH-regelknop om het DTMF-
geheugenkanaal voor de uitzending te kiezen.
4 Druk op QUICK MEMO [MR] om de DTMF-tonen uit te
zenden.
•De DTMF-tonen worden via de luidspreker
weergegeven terwijl ze uitgezonden worden.
■ Duur van de DTMF-pauzes
In het DTMF-geheugen kunt u leemtes (pauzes) tussen een
serie DTMF-tonen invoeren. De standaardpauze is ingesteld
op 500 ms, maar u kunt deze duur via Menu Nr. 45C
veranderen.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 45C te openen.
2 Druk op [+]/ [–] om de gewenste DTMF-pauzeduur te
kiezen (de standaardinstelling is 500 ms).
3 Druk op [MENU] om de menustand te verlaten.
HF RX ANTENNE
Als u een aparte HF-antenne (onder 30 MHz) alleen voor de
ontvangst heeft, dan verbindt u de coaxiale kabel van de
antenne aan het HF RX ANT-contact op het achterpaneel. Dit
contact is verbonden aan een drankantenne of aan een
richtingslusantenne voor de werking van de lage band.
Om het HF RX ANTENNE-contact te gebruiken, gaat u naar
Menu Nr. 18 en kiest AAN. Wanneer de HF RX ANTENNA
voor de ontvangst wordt gekozen, verschijnt “
display .
” op het
LINEAIRE VERSTERKERCONTROLE
Wanneer u een externe HF-lineaire versterker via het
REMOTE-contact aan het TS-2000(X) zendontvangtoestel
verbindt, kiest u 1 (snelle schakeling/ vertraging van 10ms) of
2 (langzame schakeling/ vertraging van 25 ms) om het interne
relais te activeren, zodat u met de HF-lineaire versterker kunt
communiceren.
Sommige lineaire versterkers hebben een lange
transmissievertragingstijd nodig vanwege de langzame
antennerelais-schakelingstijd. In dit geval kiest u 2 voor de
langzame schakeling.
Als u een lineaire versterker voor de 50 MHz, 144 MHz,
430 (440) MHz of 1,2 GHz band heeft, dan verbindt u de
controlekabel van de lineaire versterker aan het
EXT.CONT-contact voor deze banden {pagina 96}.
1 Druk op [MENU] en draai aan de MULTI/ CH-regelknop
om Menu Nr. 28A (HF), 28B (50 MHz), 28C (144 MHz),
28D (430 (440) MHz) of 28E (1,2 GHz) te kiezen.
2 Druk op [+]/ [–] om UIT, 1 of 2 te kiezen.
•UIT schakelt het TS-2000(X)-relais uit.
•1 is een transmissievertraging van 10 ms.
•2 is een transmissievertraging van 25 ms.
■ Duur van de DTMF-tonen
Wanneer een aantal DTMF-tonen wordt uitgezonden, is de
duur van elke toon ingesteld op het standaardformaat
50 ms (toon)/ 50 ms (stil). Het kan zijn dat sommige
lijnversterkers of automatische verbindingscontrollers langere
DTMF-tonen en stiltes vereisen.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 45B te openen.
2 Druk op [–] om SLOW (langzaam) te kiezen.
3 Druk op [MENU] om de menustand te verlaten.
De DTMF-tonen worden nu uitgezonden op basis van het
100 ms (toon)/ 100 ms (stil)-formaat.
N-76
Opmerking: Als de CW volledige onderbrekingstijd functie actief is,
dan wordt een transmissievertraging van 10 ms toegepast, ongeacht
de instelling van Menu Nr. 28.
De frequentievergrendelingsfunctie deactiveert sommige
toetsen en regelknoppen om te voorkomen dat u per ongeluk
een functie activeert of een instelling wijzigt.
Druk op [FUNC], [ATT/ F LOCK] om de
frequentievergrendeling AAN of UIT te zetten.
•“
De volgende toetsen en regelknoppen worden door de
frequentievergrendeling gedeactiveerd:
” verschijnt wanneer de functie AAN staat.
ponkmetsfA
HC/ITLUM-
ponkleger
B=ALLACRLC
KSF/WCPSIDTNE
MA/MFOTUA/BSU/BSLNI.M
s
OFVM
OMEMKCIUQ
]NI.M[
LTASLES.GS/NACSTILPS
NWOD/PUM/OFVLES/zHM1
CER/1HC/1CER/2HC/2CER/3HC/3
PETS/ENIF/9–/+
B/A
OMEMKCIUQ
]RM[
15 HANDIGE FUNCTIES
•Kies het Menunummer direct zonder op [MENU] te
drukken of aan de MUL TI/ CH-regelknop te draaien.
•Activeer dezelfde functie als één van de voorpaneeltoetsen.
Eén van de volgende functies kan aan elke PF-toets worden
toegewezen. Als u UIT kiest, wordt er geen functie aan de
PF-toets toegewezen.
MONITORFUNCTIE
Wanneer u ontvangt terwijl de ruisblokkeringsfunctie AAN
staat, worden zwakke signalen intermitterend.
Of, als de CTCSS-functie AAN staat, dan is het een goed idee
om de ruisblokkeringsfunctie tijdelijk uit te zetten om de
huidige kanaalactiviteiten te controleren.
In deze gevallen gebruikt u de MONITOR-functie om de
ruisblokkeringsfunctie tijdelijk op te heffen.
De MONITOR-functie aan een [PF]-toets op het voorpaneel
toewijzen:
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu 51A te openen.
2 Druk op [+]/ [–] om RX MONI te selecteren.
3 Druk op [MENU] om de menustand te verlaten.
Opmerking: U kunt de MONITOR-functie aan een
programmeerbare functietoets op een apart verkrijgbare MC-47
microfoon toewijzen.
Opmerkingen:
◆
Wanneer de frequentievergrendeling geactiveerd is, zijn de
MULTI/ CH-regelknop en [+]/ [–] nog steeds in de Menu-stand
beschikbaar.
◆
Wanneer de frequentievergrendeling geactiveerd is, kunt u de
uitzendfrequentie nog steeds met de Afstemknop in de TF-SET stand veranderen.
◆
Wanneer de frequentievergrendeling geactiveerd is, is de
MULTI/ CH-regelknop nog steeds beschikbaar voor andere
selecties dan wijzigingen in de frequentie en het
geheugenkanaal.
◆
Wanneer de frequentievergrendeling geactiveerd is, kan [CLR] in
sommige situaties beschikbaar zijn.
VERGRENDELING VAN ALLE FUNCTIES
De vergrendeling van alle functies deactiveert alle toetsen
en regelknoppen op het TS-2000 zendontvangtoestel,
behalve [FUNC], [PRE/ LOCK A], Mic [PTT] en [FUNC],
[A TT/ F LOCK].
Druk op [FUNC], [PRE/ LOCK A] om vergrendeling van alle
functies AAN of UIT te zetten.
•“
” verschijnt wanneer de functie AAN staat.
Om naar de normale werkingsstand terug te keren, drukt u op
[FUNC], [PRE/ LOCK A].
PF-TOETSEN VOOR DE MICROFOON
Wanneer u de apart verkrijgbare MC-47 of MC52DMmicrofoon gebruikt, kunt u de functies van de Mic [CALL]/
PF1, [VFO]/ PF2, [MR]/ PF3 en [PF]/ PF4-toetsen zelf
instellen. U kunt de volgende functies via Menu Nr. 51B t/m
51E aan deze toetsen toewijzen:
PF-TOETS
U kunt de [PF]-toets op het voorpaneel een functie toewijzen
die u vaak gebruikt. De standaardinstelling is Voice 1 voor de
apart verkrijgbare Voice Synthesizer, VS-3 {pagina 91}. U kunt
één van de functies uit “MICROFOON PF-TOETSEN” aan
deze PF-toets toewijzen, door middel van Menu 51A.
CW-OPLOOPTIJD
De oplooptijd van een CW-signaal is de tijd die het RF-signaal
ervoor nodig heeft om tot het maximum vermogen te stijgen,
nadat de toets is afgesloten. De standaardinstelling, 6 ms, is
geschikt voor een langzame tot gemiddelde toetssnelheid en
normale weging (streep-stip-verhouding). De instellingen op
4, 2 of 1 ms zijn geschikt voor snellere intoetssnelheden.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 32 te openen.
2 Druk op [+]/ [–] om de gewenste oplooptijd te kiezen (de
standaardinstelling is 6 ms).
3 Druk op [MENU] om de instelling op te slaan en het Menu
te verlaten.
N-77
15 HANDIGE FUNCTIES
RX DSP-EQUALIZER
ONTVANGSTGELUIDEN VEREFFENEN (SSB/ FM/ AM)
Gebruik Menu Nr. 20 om de ontvangsfrequentiereacties van
het doelsignaal te veranderen. U kunt uit één van de zes
verschillende ontvangstprofielen kiezen, inclusief de
standaard platte respons. Als u één van de volgende items via
het Menu kiest, dan verschijnt “
•Uit (OFF):
De standaardfrequentierespons voor SSB, FM en AM.
•Versterking van hoge tonen (H BOOST):
Benadrukt de hogere geluidsfrequenties; effectief voor
een lage stem.
•Doorlaatformaat (F PASS):
Verbetert de helderheid door de geluidsfrequenties buiten
het normale stemfrequentiebereik te onderdrukken.
•Versterking van lage tonen (B BOOST):
Benadrukt de lagere geluidsfrequenties; effectief voor een
stem met meer hoge frequentie-elementen.
•Conventioneel (CONVEN):
Benadrukt 3 dB-frequenties bij 600 Hz en hoger.
•Gebruiker (USER):
Gereserveerd voor ARCP-software. In de fabriek is dit
standaard op uit geprogrammeerd.
” op het display .
APART LUIDSPREKERSIGNAAL
De TS-2000(X) heeft 2 onafhankelijke ontvangers en kan
2 verschillende frequenties tegelijkertijd ontvangen. Indien
geen externe luidspreker aan de TS-2000(X) is verbonden,
worden beide geluidssignalen intern gemixt en via de interne
luidspreker uitgezonden.
1 Verbind de externe luidspreker aan het EXT.SP1 en/of
EXT.SP2-contact op het achterpaneel {pagina 2}.
2 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 16 te openen.
3 Druk op [+]/ [–] om 0, 1 of 2 te kiezen.
4 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan.
Als u een externe luidspreker op EXT.SP2 gebruikt, kunt u de
zendontvanger configureren om een afzonderlijke uitvoer voor
elke ontvanger te maken.
REOVTIU
1PS.TXE2PS.TXE
––√A/NA/N
√–tpmeD√A/N
–√√A/N√
√√tpmeD√√
a
a
a
a
enretnI
)L(PS
)L(1PS)R(2PS
Als u het signaal wilt omkeren:
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 17 te openen.
2 Druk op [+] om AAN te kiezen.
3 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan en het
Menu te verlaten.
Het signaal is nu omgekeerd.
Opmerking: Als u een koptelefoon gebruikt, dempt de
zendontvanger. Het linker kanaal vertegenwoordigt de interne SP of
EXT .SP1 en het rechter kanaal vertegenwoordigt de EXT.SP2.
RUISBLOKKERING VAN DE S-METER
De ruisblokkeringsfunctie van de S-meter opent de
ruisblokkering alleen wanneer het ontvangen signaal dezelfde
of een grotere sterkte heeft dan de ruisblokkeringsinstelling
van de S-meter. Deze functie helpt u om de ruisblokkering
niet te openen wanneer u zwakke signalen ontvangt die u niet
wilt horen.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 19A te openen.
2 Druk op [+] om AAN te kiezen.
3 Draai aan de MAIN SQL-regelknop en/of de SUB SQL-
regelknop om het drempelniveau voor de ruisblokkering
van de S-meter te regelen. Wanneer u aan de SQLregelknop draait, dan veranderen de indicatoren op de
S-meter navenant.
4 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan en het
Menu te verlaten.
Opmerking: Het drempelniveau voor de ruisblokkering van de
S-meter (zowel voor de MAIN- als voor de SUB-SQL) bevindt zich
rond de 9 uur-positie voor FM (zowel voor de MAIN- als voor de
SUB-SQL), rond de 11 uur-positie voor de andere standen
(MAIN-SQL) en rond de 9 uur-positie voor AM (SUB-SQL), ongeacht
de positie van de SQL-regelknop.
HANGTIJD VAN DE RUISBLOKKERING
U kunt de hangtijd van de ruisblokkering bijstellen om
voortdurend onstabiele signalen te controleren. Wanneer het
signaal tijdelijk zwakker is dan de drempelwaarde van de
ruisblokkering voor de S-meter, dan zal de ruisblokkering het
signaal korte tijd niet onderdrukken. Zodoende kunt u
voortdurend het onstabiele signaal blijven controleren.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 19B te openen.
2 Druk op [+]/ [–] om UIT , 125 ms, 250 ms of 500 ms te
kiezen.
3 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan en het
Menu te verlaten.
UITSCHAKELKLOK
De uitschakelklol beperkt de duur van elke uitzending. Het is
ook handig om ongewilde lange uitzendingen te voorkomen.
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 24 te openen.
2 Druk op [+]/ [–] om UIT , 3 minuten, 5 minuten,
10 minuten, 20 minuten of 30 minuten te kiezen.
3 Druk op [MENU] om de instellingen op te slaan en het
Menu te verlaten.
N-78
15 HANDIGE FUNCTIES
dnaBsudoM
32.rNuneM
)TIU(FFO
32.rNuneM
)NAA(NO
/zHM05/FH
zHM441
/WC/BSS
KSF/MF
niW001–5
5navneppats
niW001–5
1navneppats
MA
niW52–5
5navneppats
niW52–5
1navneppats
)044(034
zHM
/WC/BSS
KSF/MF
niW05–5
5navneppats
niW05–5
1navneppats
MA1navneppatsniW5,21–5
zHG2,1
/WC/BSS
KSF/MF
1navneppatsniW01–5
MA1navneppatsniW5,2–1
TNC
Dit zendontvangtoestel heeft een ingebouwde TNC die
gewoonlijk wordt gebruikt voor de werking van de
pakketclusters toon {pagina 53} of van Sky Command II+
{pagina 83}. U kunt echter ook de ingebouwde TNC gebruiken
als een hoge snelheid (9600 bps) of normale (1200 bps) TNC
die geregeld wordt door een externe PC welke is aangesloten
op een COM poort aan het achterpaneel {pagina 49}.
Beschikbare TNC opdrachtinstelling is afgedrukt in de Bijlage.
Als u dat wilt, kunt u een externe TNC of een eigen TNC/ MCP
aan het ACC2-contact aansluiten. Om een externe TNC/ MCP
met de TS-2000(X) te laten communiceren, leest u de
informatie over het ACC2-contact {pagina 95}. Open Menu
Nr. 50B – 50F, om de menuparameters te configureren en in te
stellen zodat de externe TNC/ MCP gebruikt kan worden.
Opmerking: U hoeft de ingebouwde TNC niet uit te zetten om met
een externe TNC te kunnen werken. Zowel het hoofdzendontvangtoestel als het secundaire ontvangtoestel werken onafhankelijk van
elkaar, tenzij het zendontvangtoestel op dezelfde band aan het
uitzenden is.
TRANSVERTER
Als u een transverter heeft die de werkingsfrequenties van
de TS-2000 op andere frequenties overzet, dan kunt u dit
TS-2000 zendontvangtoestel als een transverterbekrachtiger
gebruiken. Lees de handleiding van de transverter voor de
verbinding met de TS-2000.
1 Verbind de transverter aan het ANT 1, ANT 2, ANT 144,
ANT 430 of ANT 1.2G (TS-2000 optioneel)-contact aan de
achterkant van het zendontvangtoestel.
2 Kies de werkingsfrequentie van de bekrachtiger op het
hoofdzendontvangtoestel van de TS-2000(X).
•De transverter zal deze frequentie als de referentie
gebruiken bij het overzetten van frequenties.
3 Open Menu Nr. 25 en kies AAN door op [+] te drukken.
•Het uitvoervermogen wordt automatisch op de laagste
spanning voor die frequentie ingesteld. Zie TX
VERMOGEN (onderstaand).
4 Druk op [MENU] om de instelling op te slaan en het Menu
te verlaten.
5 Druk op [ENT], en stel met de cijfertoetsen de
doelfrequentie voor de overzetting in.
6 Druk op [ENT] om de invoer te voltooien.
7 Het zendontvangtoestel geeft de doelfrequentie van de
transverter weer, in plaats van de eigenlijke
werkingsfrequentie.
Opmerking: Wanneer u een transverter gebruikt, kunnen niet alle
functies van dit zendontvangtoestel gebruikt worden.
TX-MONITORFUNCTIE
De TX-monitorfunctie staat u toe om het voortgaande
uitzendgeluid te controleren. Dit is handig wanneer u de
moludatiegeluidskwaliteit van de uitzending wilt controleren.
In de FSK-stand kunt u het FSK-signaal controleren dat de
TS-2000(X) uitzendt.
1 Druk op [FUNC], [PWR/ TX MONI].
2 De huidige TX-monitorinstelling verschijnt.
3 Draai aan de MULTI/ CH-regelknop om het
monitorgeluidsniveau op UIT of van 1 tot 9 in te stellen.
4 Druk op [CLR] om het gekozen TX-monitorniveau op te
slaan.
Opmerkingen:
◆
Wij raden u aan om de koptelefoon te gebruiken wanneer u de
SSB-, AM- of FM-stand controleert, zodat u zingen vermijdt.
◆
Het CW-uitzendsignaal kan niet met de TX-monitorfunctie
gecontroleerd worden. Gebruik de CW-zijtoonfunctie om de
CW-uitzendingen te controleren (Menu’s 13 en 31).
TX VERMOGEN
U kunt het zenduitvoervermogen bijstellen door op
[PWR/ TX MONI] te drukken en de MULTI/ CH-regelknop te
draaien. Als een fijner vermogen nodig is, ga naar Menu
Nr. 23 en selecteer ON. Als dit menu op ON is ingesteld,
veranderen de vermogenbijstelstappen als in onderstaande
tabel afgebeeld.
Opmerkingen:
◆
De uitvoervermogeninstellingen zijn onafhankelijk voor HF,
50 MHz,144 MHz, 430 (440) MHz en 1,2 GHz (TS-2000/
TS-B2000 optioneel) opgeslagen. U kunt ook verschillende
uitvoervermogeninstellingen voor AM en andere modus voor elke
bewerkingsband opslaan.
◆
Voor AM modus in de 430 (440) MHz band en de 1,2 GHz
(TS-2000/ TS-B2000 optioneel) band, is de laatste stap 0,5 W,
in plaats van 1 W.
N-79
15 HANDIGE FUNCTIES
SNELLE GEGEVENSOVERDRACHT
Dit zendontvangtoestel kan de ontvangstfrequentie en stand
snel en gemakkelijk aan een andere compatibel
zenontvangtoestel doorgeven. De compatibele
zendontvangtoestellen zijn:
•TS-2000(X)•TS-570S/ 570D
•TS-850S•TS-870S
•TS-690S•TS-950SDX
•TS-450S
De gegevensoverdracht is handig voor wedstrijden. Een
zoekstation dat nieuwe wedstrijdversterkers zoekt, kan snel
een frequentie aan het hoofdstation doorgeven.
OPZETTEN
■ Benodigde apparatuur
Behalve een compatibel zendontvangtoestel, heeft u de
volgende apparatuur nodig:
Voor overdracht naar TS-2000(X), TS-570 of TS-870S:
•Eén gekruiste kabel.Deze kabel moet aan beide uiteinden
een 9-pin RS-232C-stekker met gaatjes hebben.
Voor overdracht naar een ander zendontvangtoestel dan
TS-2000(X), TS-570 of TS-870S:
•Een KENWOOD IF-232C-interfacetoestel.
•Eén gekruiste kabel. Deze kabel moet aan één uiteinde
een 9-pin RS-232C-stekker met gaatjes en aan het
andere een 25-pin RS-232C-stekker met gaatjes hebben.
•Eén rechte kabel. Deze kabel moet aan beide uiteinden
een 6-pin DIN mannetjesstekker hebben.
■ Verbindingen
Diagrammen over hoe de twee zendontvangtoestellen
worden verbonden staan in het hoofdstuk
“RANDAPPARATUUR AANSLUITEN” {pagina 93}.
Opmerking: Als u een DSP-100-apparaat met het zendontvangtoestel gebruikt, dan zet u eerst het zendontvangtoestel aan en
daarna de DSP-100.
SNELLE GEGEVENSOVERDRACHT GEBRUIKEN
Wanneer u een verbinding maakt met een andere TS-2000(X),
TS-570 of TS-870S, dan gebruikt u dezelfde COM-contactbaudsnelheid voor beide toestellen. Als u gegevens van of naar
andere KENWOOD-zendontvangtoestellen stuurt, kies dan 4800
bps en 2 stop bits. Op de TS-2000(X) stelt u de parameter in
Menu Nr. 56 in op 4800 bps.
Opmerking: Terwijl u gegevens doorstuurt zullen andere functies
langzamer werken.
■ Gegevens doorgeven
De TS-2000(X) functioneert als het bovengeschikte toestel,
dat gegevens naar het ondergeschikte zendontvangtoestel
stuurt.
1 Zet op elk van beide toestellen de overdrachtsfunctie
AAN.
•Open Menu Nr. 52 op de TS-2000(X) en kies AAN.
Voor het compatibel zendontvangtoestel leest u de
handleiding van dat toestel.
2 Op het bovengeschikte toestel en in de VFO-stand, kiest u
een werkingsstand en -frequentie.
3 Op het bovengeschikte toestel drukt u op
QUICK MEMO [M.IN].
•Wanneer u een andere TS-2000(X) als het
ondergeschikte toestel gebruikt, dan verschijnt “PC” op
dat toestel.
•De weergegeven gegevens worden in snel geheugenkanaal 0 op het bovengeschikte toestel opgeslagen en
naar het ondergeschikte toestel gestuurd.
Opmerking: Als RIT van het bovengeschikte toestel AAN staat, dan
wordt de offset-frequentie opgeteld bij de ontvangstfrequentie die
wordt doorgestuurd.
■ Gegevens ontvangen
De TS-2000(X) functioneert als het ondergeschikte toestel,
dat gegevens van het bovengeschikte toestel ontvangt. Het
ondergeschikte toestel kan gegevens ontvangen ofwel op
snel geheugenkanaal 0 of op de VFO.
1 Zet op elk van beide toestellen de overdrachtsfunctie
AAN.
•Open Menu Nr. 52 op de TS-2000(X) en kies AAN.
Voor het compatibel zendontvangtoestel leest u de
handleiding van dat toestel.
2 Op het ondergeschikte toestel opent u Menu Nr. 53 en
kiest ofwel UIT (QUICK MEMO kanaal 0) of AAN (de
VFO).
•De standaardinstelling is UIT (QUICK MEMO).
3 U zet het bovengeschikte toestel in de juiste stand om
gegevens te versturen.
•Voor de juiste instellingen leest u de handleiding van
dat toestel.
Opmerkingen:
◆
Als u altijd de TS-2000(X) gebruikt om te ontvangen, activeert u
de TX-blokkeringsfunctie via Menu Nr. 54 om ongewilde
uitzendingen te vermijden.
◆
Wanneer het ondergeschikte toestel gegevens ontvangt op de
VFO die met een simplex-frequentie is geprogrammeerd, dan
vervangen de ontvangen gegevens de gegevens op beide
VFO’s. Op het ondergeschikte toestel worden RIT en XIT op UIT
gezet.
◆
Wanneer het ondergeschikte toestel gegevens gebruikt op de
VFO’s die met gesplitste frequenties geprogrammeerd zijn, dan
vervangen de ontvangen gegevens alleen de gegevens op de
TX-zijde van de VFO. Op het ondergeschikte toestel wordt XIT
op UIT gezet, maar RIT ongewijzigd gelaten.
N-80
15 HANDIGE FUNCTIES
FMTD
steot
eitcnuF
CNUF
sudom
FMTD
steot
eitcnuF
CNUF
sudom
1nacS–9
-siuR
gnirekkolb
1
reeN/pO
–
2
/enoT
/SSCTC
SCD
edoC
tceleS
0
RWP
1
reeN/pO
–
3VERTFIHSATNE–
4zHM–BLRTC
/NIAM
BUS
5INOM
KCOL
NO
2
CrelahreH–
61ECIOV
KCOL
FFO
2
DCNUF
CNUF
FFO
7
emuloV
1
reeN/pO
–reeNreeN
8
dnaB
1
reeN/PO
–# pOpO
BEDIENING VIA EEN COMPUTER
Door dit zendontvangtoestel aan een computer te verbinden,
kunt u de computer in een elektronische console veranderen,
waarmee u op afstand de functies van het zendontvangtoestel
kunt bedienen. Dit maakt het mogelijk om uw zendontvangtoestel in dezelfde kamer, vanuit een andere kamer op
afstand te bedienen, of indien verbonden aan andere apart
verkrijgbare producten en waar dat wettelijk is toegestaan, via
een telefoonlijn vanuit een andere stad, een andere regio of
een ander land.
Opmerkingen:
◆
U kunt de knoppen op het voorpaneel gebruiken als u het toestel
via de computer bedient. De instellingen via het voorpaneel
worden onmiddellijk actief.
◆
Nadat de computer wordt losgemaakt of uitgezet, gaan alle
instellingen op het voorpaneel terug naar hun oorspronkelijke
posities.
OPZETTEN
■ Benodigde apparatuur
•Een PC met een RS-232C-seriële poort.
•Eén rechte kabel. Deze kabel moet een 9-pin D-Sub
RS-232C stekker met gaatjes aan het ene uiteinde
hebben en aan het andere een 9-pin of een 25-pin
D-Sub RS-232C-stekker met gaatjes dat past op de
RS-232C-aansluiting van uw computer.
•De bedieningsapplicatie van het zendontvangtoestel.
Als u uw programma’s wilt ontwerpen, leest u alle relevante
informatie “APPENDIX”.
AFST ANDS MICROFOON REGELAAR
Als u een DTMF microfoon heeft, kunt u de microfoon als een
geleide afstandsbediening gebruiken zoals onderstaand
beschreven.
1 Steek de DTMF microfoon in de microfoonaansluiting van
de zendontvanger.
2 Druk op [MENU], draai vervolgens de MULTI/ CH-
regelknop om naar Menu Nr. 45D te gaan.
3 Druk op [+] om ON te selecteren.
4 Druk op [MENU] om de instelling op te slaan en verlaat
Menu modus.
De DTMF toetsen werken als volgt:
■ Verbindingen
Het is gemakkelijk om het zendontvangtoestel op de
computer aan te sluiten. Zie het diagram dat in
“RANDAPP ARATUUR AANSLUITEN” {pagina 93} staat.
Opmerking: Voordat het zendontvangtoestel aan de computer
wordt aangesloten, moet u zowel het zendontvangtoestel als de
computer uit zetten.
COMMUNICATIEPARAMETERS
Om het zendontvangtoestel via de computer te besturen,
moet u eerst de communicatieparameters instellen.
1 Op de computer, configureer uw zendontvangerregel-
applicatie voor 8 databits, 1 stopbit en geen pariteit.
2 Op de zendontvanger, selecteer de zelfde transferklasse
en het aantal stopbits via Menu Nr. 56.
•De standaardinstellingen zijn 9600 bps en 1 stop bit.
Opmerking: Om de overdrachtsnelheden van 38400 of 57600 bps
goed te kunnen gebruiken, moet de RS-232C-aansluiting van de
computer deze hoge snelheid communicatieparameters aan kunnen.
1
Gebruik de [#] (UP) en [ ] (DWN) toetsen om de instellingen van
deze functies te veranderen.
2
De LOCK functie is voor de microfoontoetsengroep.
Opmerkingen:
◆
De Microfoonafstandsfunctie werkt niet tijdens zenden.
◆
U kunt de DTMF Geheugenfunctie gebruiken {pagina 75} met de
Microfoon afstandsfunctie.
◆
De Herhalingsfunctie is alleen voor K-type modellen beschikbaar.
◆
Door op [2] te drukken gaat men gewoonlijk door Tone, CTCSS,
DCS, en OFF. Als 1750 Hz echter is geselecteerd voor Tone, zal
door op [2] te drukken alleen de 1750 Hz toon gezonden worden.
Om terug te keren naar de Tone/ CTCSS/ DCS modus, moet u
eerst 1750 Hz selectie voor Tone ongedaan maken.
◆
Druk op [D] om in FUNC modus te gaan, om de 2 de functie van
de DTMF toetsen te gebruiken. Door, terwijl in FUNC modus, op
[D] te drukken wordt de FUNC modus verlaten.
◆
[FUNC] op de zendontvanger werkt onafhankelijk van de
Microfoon Afstand [FUNC] toets.
Als u een KENWOOD TH-D7A handheld zendontvangtoestel
heeft, dan kunt u daarmee de 144 MHz en 440 MHz banden
van het TS-2000(X) zendontvangtoestel in de FM-stand op
afstand regelen. U bedient één band van het TS-2000(X)
zendontvangtoestel, terwijl DTMF-tonen naar de andere band
door het zendontvangtoestel op afstand worden gestuurd.
Deze functie is handig wanneer u bijvoorbeeld de VHF/ UHF
FM-lijnversterkingsfunctie van het TS-2000(X) zendontvangtoestel vanuit een locatie buiten uw huis of transportmiddel
wilt regelen.
Opmerkingen:
◆
Om de TS-2000(X) op afstand te bedienen, kunt u ook een
handheld zendontvangtoestel gebruiken dat geen
afstandsbedieningsfunctie maar een DTMF-functie heeft. U moet
echter wel de DTMF-tonen voor de controlecodesignalen met de
hand versturen. Sla stappen 1 en 3 van de “VOORBEREIDING”
hieronder over.
◆
De FCC-reguleringen staan u alleen toe om controlecodes op de
440 MHz band uit te zenden.
VOORBEREIDING
We nemen aan dat de 144 MHz band van het TS-2000
zendontvangtoestel gecontroleerd wordt.
Op het controlezendontvangtoestel:
1 Programmeer een geheim nummer van 3 cijfers.
•Als u een TH-D7A gebruikt, lees dan “DRAADLOZE
AFST ANDSBEDIENING” in deze handleiding.
2 Kies de uitzendfrequentie op de 440 MHz band.
3 Zet het toestel op afstandsbediening.
Op het TS-2000 zendontvangtoestel:
4 Ga naar Menu Nr. 61C, en kies hetzelfde geheime
nummer dat u bij stap 1 heeft gekozen.
5 Kies de ontvangstfrequentie op de 440 MHz band van het
secundaire ontvangtoestel.
•Koppel deze frequentie aan de uitzendfrequentie van
het controlezendontvangtoestel.
6 Kies de 144 MHz band als de TX-band of de controleband
voor het hoofdzendontvangtoestel.
7 Als u wilt dat het TS-2000(X) zendontvangtoestel een
controlebevestiging naar het handheld toestel stuurt, dan
gaat u naar Menu Nr. 61D en kiest “ON”.
•DTMF-tonen die het geheime nummer weergeven,
worden ter bevestiging gebruikt.
8 Open Menu Nr. 61E en kies “ON”.
•“
” verschijnt wanneer de TS-2000(X) op de
afstandsbedieningsstand staat.
CONTROLEFUNCTIE
In de afstandsbedieningsstand functioneren de DTMF-toetsen
van het controlezendontvangtoestel zoals dat hieronder in de
tabel staat weergegeven. Telkens wanneer u de gewenste
toets indrukt, zal het zendontvangtoestel automatisch op de
uitzendstand gaan staan en de overeenkomstige opdracht
naar het draagbare toestel sturen.
Opmerking: Als u een zendontvangtoestel zonder een
afstandsbedieningsfunctie gebruikt, dan stuurt u met de hand
“AXXX#YA#”, waarbij “XXX” uw geheime nummer van 3 cijfers is en
“Y” een controleopdracht van 1 cijfer. Als u geen “A#” aan het einde
toevoegt, hoeft u de volgende keer geen “AXXX#” meer te sturen;
maar dit betekent wel dat het draagbare toestel per ongeluk door
andere stations bediend kan worden.
Om de uitzend- en ontvangstfrequentie te veranderen:
([VFO]➡[ENTER]➡ [0] – [9] (de benodigde cijfers invoeren)
➡ [ENTER]) of ([VFO] ➡ [UP]/ [DWN])
Om een geheugenkanaal terug te halen:
([MR] ➡ [ENTER] ➡ [0] – [9] (de benodigde cijfers invoeren)
➡ [ENTER]) of ([MR] ➡ [UP]/ [DWN])
Om de toon- (of CTCSS-) frequentie te veranderen:
([TONE SEL] ➡ [0] – [9] (2 cijfers invoeren; bijv. [0], [5]) ➡
[TONE SEL])
•Gebruik nummers 01 t/m 38 die in de tabel op pagina 35
staan.
•Ten eerste activeert u de toon- of CTCSS-functie. U kunt
een aparte toonfrequentie voor de toon- en CTCSSfuncties kiezen.
Opmerking: In de draadloze afstandsbedieningsstand, kunt u alleen
de volgende functies op het TS-2000(X) zendontvangtoestel
uitvoeren.
•
Uitzenden
•
Geheim nummer veranderen•Gedeeltelijke/ volledige reset
•
Bevestig AAN/ UIT
N-82
15 HANDIGE FUNCTIES
SKY COMMAND II+ (ALLEEN K-TYPE)
Sky Command II+ stelt u in staat om het TS-2000(X)
zendontvangtoestel vanuit een aparte locatie te bedienen.
Aangezien het TS-2000(X) zendontvangtoestel een
onafhankelijk VHF- en UHF-secundair ontvangtoestel naast
het hoofdzendontvangtoestel heeft, kan het secundaire
ontvangtoestel dienst doen als een “Transporter”, zonder dat
daar een ander VHF/ UHF-zendontvangtoestel voor nodig is.
Dus, als u al een TH-D7A handheld of TM-D700A draagbaar
zendontvangtoestel van KENWOOD heeft, dan kunt
onmiddellijk gebruik maken van de functie van Sky
Command II+ om de HF/ 50 MHz van uw TS-2000(X) op
afstand te bedienen.
Of, als u een vriend(in) heeft met een andere TS-2000(X), dan
kunt u ook zijn/haar TS-2000(X) als een “Commander” (een
toestel op afstand) gebruiken om de HF/ 50 MHz band van uw
TS-2000(X) thuis te bedienen, door middel van de VHF- en
UHF-banden.
U gebruikt één zendontvangtoestel als het toestel op afstand,
een “Commander” geheten. Het VHF-UHF-secundaire
ontvangtoestel van het TS-2000(X) zendontvangtoestel heet
de “Transporter”. Het werkt als een interface tussen de
Commander en de HF/ 50 MHz band van het TS-2000(X)
hoofdzendontvangtoestel.
Dankzij dit systeem kunt u bijvoorbeeld DX opsporen terwijl u
uw auto aan het wassen bent, of het HF-zendontvangtoestel
gebruiken wanneer u lekker in uw auto, uw voorkamer, uw
terras relaxt, in plaats van achter uw toestel te zitten.
HF/ 50 MHz
VHF
UHF
Uw sharck
TM-D700A/ TH-D7A/
TS-2000(X)
SKY COMMAND II+ DIAGRAM
VHF-freq.
Geluidsignaal
UHF-freq.
Geluidsignaals
Besturingsopdrachts
tAntwoord
CommanderTransporter
Geluidsignaal
Besturingsopdrachts
tAntwoord
PF
POWER
HF TRANSCEIVER TS-570D
ATT PRE-AMP
VOX PROC
SEND
PHONES
MIC
N.R.
B.C.
CW TUNE
AT TUNE
FILTER
RIT/XIT
UP
DOWN
CH22CH3
CH1
MIC
LSB
MR
USB
1
3
+–
M.IN
ANT4REC5FINE
PWR
CW
FSK
6
SPLIT
TF-SET
A/B
RIT
CH
NB7AGC/TONE8REV
KEY
FM
AM
9
M/V
A=B
CLEAR
XIT
F.LOCK
DELAYMENU 1MHz
CLR
ENT
SCAN M>VFO M.IN
0
VOORBEREIDING
Ook al kunt u ofwel een TM-D700A, een TH-D7A of een ander
TS-2000(X) zendontvangtoestel als een “Commander”
gebruiken (een extern toestel met afstandsbediening), geeft
de volgende procedure aan hoe u uw TS-2000 als een
“Transporter” bij een basisstation en de TM-D700A als een
“Commander” kunt opstellen.
Opstelling TS-2000 (T ranspor ter):
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 62A te openen.
2 Druk op [SUB] en voer uw oproepsignaal in (bijv. WD6DJY)
als het oproepsignaal van de “Commander” door middel
van [+]/ [–] of de MULTI/ CH-regelknop. Om de cursor te
verplaatsen, drukt u op [MAIN] of [SUB]. Druk op [M.IN]
om het oproepteken in Menu Nr. 62A op te slaan.
3 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 62B te openen.
4 Druk op [SUB] en voer uw alias oproepsignaal in
(bijv . WD6DJY-1) als het oproepsignaal van de
“Transporter” door middel van [+]/ [–] of de MULTI/ CH-
regelknop. Om de cursor te verplaatsen, drukt u op
[MAIN] of [SUB]. Druk op [M.IN] om het oproepteken in
Menu Nr. 62B op te slaan.
Opmerking: U kunt de alfanumerieke tekens A t/m Z, 0 t/m 9 en
“-” gebruiken. Het oproepsignaal mag niet meer dan 9 tekens
bevatten, inclusief “-”. De volgende oproepsignaalformaten
kunnen niet ingevoerd worden:
•
WD6DJYZ
Als u alleen cijfers en letters voor het oproepsignaal gebruikt,
dan is de maximale lengte 6 tekens.
•
WD6-DJY-1
U kunt niet meer dan 1 “-” binnen een oproepsignaal
gebruiken.
•
-WD6DJY
U kunt geen “-” als het eerste oproepsignaalteken gebruiken.
•
WD6DJY-19
Een SSID moet binnen het bereik van 1 t/m 15 liggen.
5 Ga naar Menu Nr. 62C, en draai daarna aan de
MULTI/ CH-regelknop om een CTCSS-toonfrequentie
voor Sky Command II+ te kiezen (de standaardinstelling is
88,5 Hz).
6 Ga naar Menu Nr. 62D en kies de communicatiesnelheid
voor Sky Command II+. Kies 1200 bps voor TM-D700A
(9600 bps kan alleen worden gebruikt wanneer u een
andere TS-2000(X) als de “Commander” gebruikt).
7 Open Menu Nr. 46 en kies SUB.
8 Kies een 144 MHz bandfrequentie in de FM-stand op het
hoofdzendontvangtoestel en 440 MHz bandfrequentie in
de FM-stand op het secundaire ontvangtoestel voor Sky
Command.
Opstelling TM-D700A (Commander):
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AF RF
46
28
010
IF SHIFT SQL
46
28
010
1 Ga naar menu 4–1 en 4–2 om hetzelfde oproepsignaal in
te voeren dat u in de TS-2000(X) heeft ingevoerd.
2 Ga naar menu 4–3 om dezelfde CTCSS-toonfrequentie te
kiezen die u voor de TS-2000(X) gekozen heeft
(Transporter).
Opmerking: Lees hoofdstuk 17, Sky Command II, in de handleiding
van de TM-D700A voor informatie hoe u het oproepsignaal en de
CTCSS-toonfrequentie invoert.
Nadat u de volgende instellingen heeft uitgevoerd, kunt u Sky
Command II+ gebruiken. Als u deze parameters niet
inprogrammeert, dan kunt u Sky Command II+ niet gebruiken.
Op de TS-2000 (T ransporter):
1 Kies de gewenste HF-frequentie die u op het
hoofdzendontvangtoestel wilt laten controleren.
2 Kies een open VHF-frequentie in de FM-stand op het
hoofdzendontvangtoestel en een andere open UHFfrequentie in de FM-stand voor het secundaire
ontvangtoestel.
3 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 62E te openen.
4 Kies T-PORTER (T ransporter).
5 Druk op [MENU] om de Transporter-stand te kiezen.
Op de TM-D700A (Commander):
1 Kies dezelfde VHF- en UHF-frequenties die u voor de
TS-2000 (Transporter) heeft gekozen.
2 Ga naar Menu 4–4 om COMMANDER te kiezen.
•“PRESS [0] KEY TO START COMMANDER!!”
verschijnt.
3 Druk op [0] op de DTMF Mic van de TM-D700A om Sky
Command II+ te activeren.
CONTROLEFUNCTIE
Nadat zowel de TS-2000 (Transporter) als de TM-D700A
(Commander) voor Sky Command II+ zijn ingesteld, drukt u
op Mic [0] op de Commander. In de Sky Command-stand,
functioneren de Mic-toetsen van de Commander zoals
hieronder staat uitgelegd.
1
“FS” verschijnt wanneer u stappen van 1kHz (LSB/ USB/ CW) of
van 10 kHz (FM/ AM) kiest.
2
Nadat u Mic [#] heeft ingedrukt, drukt u op Mic [0] tot [9] om een
frequentie of geheugenkanaalnummer in te voeren.
Wanneer Mic [0] is ingedrukt, toont de Commander de
huidige instellingen van het HF-zendontvangtoestel.
w
Telkens wanneer u een toets indrukt, zal de Commander
automatisch op de uitzendstand gaan staan en de
overeenkomstige bedieningsopdracht naar de Transporter
sturen.
letseotgnavtnodnez-FHteH
nettezTIU
tehfoeitneuqerfeD
tehnavlaanaknegueheg
letseotgnavtnodnez-FH
nerednarev
neeaivnelangisdiuleG
ciM]TTP[neduohtkurdegni
nedneztiueitneuqerf-FH
neeaivnelagnisdiuleG
negnavtnoeitneuqerf-FH
edpodnab-FHUeD
.nekkurd
ciMeDFPedroovsteot-
ciMpokurD]1[.nekkurd
ciMpokurD]PU[/]NWD[
ciMpokurD]2[.nekkurd
nerelortnocrednammoC
N-84
q
eyr
t
u
q HF-frequentie
w VFO: A, VFO: B,
MR: 00 – 99 (geheugenkanaalnummer)
e RIT, XIT
r UIT, –9,99 – +9,99
t LSB, USB, CW, FM, of AM
y SPLIT–A: VFO A wordt voor de uitzending gebruikt.
SPLIT–B: VFO B wordt voor de uitzending gebruikt.
SPLIT–M: Een geheugenkanaal wordt voor de uitzending
gebruikt.
u “FS” verschijnt wanneer Mic [
Opmerkingen:
◆
Nadat u [MENU] heeft ingedrukt, kunt u alleen Menu 4–4
openen.
◆
De Transporter zendt elke 10 minuten zijn oproepsignaal in
.nekerpsnooforcimednine
.nekkurdnieitcnuf-rotinom
morsecode via de 144 MHz band uit.
◆
De APO-timer werkt niet op het zendontvangtoestel terwijl de
Transporter AAN staat.
◆
U moet VHF frequentie op de hoofdzendontvanger UHF
frequentie op de sub-ontvanger instellen. Anders, kan de Sky
Command II+ niet juist werken.
◆
Als de TS-2000(X) de Sky Command II+ bewerking verlaat,
zullen de bewerkingsfrequenties worden teruggebracht naar hun
originele frequenties (de frequenties voor het ingaan naar Sky
Command II+).
] wordt ingedrukt.
TH-D7A ALS EEN COMMANDER GEBRUIKEN
letseotgnavtnodnez-FHteH
nettezTIU
pokurD]REWOP[.
neeponelangisdiuleG
nedneztiueitneuqerf-FH
edduoHTTPraalekahcs-
ednikeerpsnetkurdegni
.nooforcim
neeaivnelagnisdiuleG
negnavtnoeitneuqerf-FH
pokurD]XR[.
edpodnab-FHUeD
nerelortnocrednammoC
]INOM[.neduohtkurdegni
Om het TH-D7A-zendontvangtoestel als een “Commander”
(een externe afstandsbedieningseenheid) te gebruiken, volgt
u de onderstaande stappen. Eigenlijk is het hetzelfde als
wanneer een TM-D700A als een “Commander” wordt gebruikt
(zoals op de vorige pagina staat uitgelegd).
Opstelling TS-2000(X) (T ransporter):
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 62A te openen.
2 Voer uw oproepsignaal in (bijv. WD6DJY) als het
oproepsignaal van de “Commander” door middel van
[+]/ [–] of de MULTI/ CH-regelknop. Om de cursor te
verplaatsen, drukt u op [MAIN] of [SUB]. Druk op
[M.IN] om het oproepteken in Menu Nr. 62A op te slaan.
3 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 62B te openen.
4 Voer uw alias oproepsignaal in (bijv. WD6DJY-1) als het
oproepsignaal van de “Transporter” door middel van [+]/ [–]
of de MULTI/ CH -regelknop. Om de cursor te verplaatsen,
drukt u op [MAIN] of [SUB]. Druk op [M.IN] om het
oproepteken in Menu Nr. 62B op te slaan.
Opmerking: U kunt de alfanumerieke tekens A t/m Z, 0 t/m 9 en
“-” gebruiken. Het oproepsignaal mag niet meer dan 9 tekens
bevatten, inclusief “-”. De volgende oproepsignaalformaten
kunnen niet gebruikt worden:
•
WD6DJYZ
Als u alleen cijfers en letters voor het oproepsignaal gebruikt,
dan is de maximale lengte 6 tekens.
•
WD6-DJY-1
U kunt niet meer dan 1 “-” binnen een oproepsignaal
gebruiken.
•
-WD6DJY
U kunt geen “-” als het eerste oproepsignaalteken gebruiken.
•
WD6DJY-19
Een SSID moet binnen het bereik van 1 t/m 15 liggen.
5 Ga naar Menu Nr. 62C, en draai daarna aan de
MULTI/ CH-regelknop om een CTCSS-toonfrequentie
voor Sky Command II+ te kiezen (de standaardinstelling is
88,5 Hz).
6 Ga naar Menu Nr. 62D en kies de communicatiesnelheid
voor Sky Command II+. Kies 1200 bps voor de TH-D7A
(9600 bps kan alleen worden gebruikt wanneer u een
andere TS-2000 als de “Commander” gebruikt).
7 Wijs de TNC band toe aan de sub-band door naar Menu
Nr. 46 te gaan en SUB te selecteren.
8 Kies een 144 MHz bandfrequentie in de FM-stand op het
hoofdzendontvangtoestel en 440 MHz bandfrequentie in
de FM-stand op het secundaire ontvangtoestel voor Sky
Command.
15 HANDIGE FUNCTIES
4 Stel dezelfde frequenties in die u voor de “Transporter” op
de VHF- en UHF-banden heeft gebruikt.
Opmerking: Lees hoofdstuk 19, Sky Command II, in de handleiding
van de TH-D7A voor informatie over hoe u het oproepsignaal en de
CTCSS-toonfrequentie invoert.
CONTROLEFUNCTIE
Ten eerste zet u het TS-2000 zendontvangtoestel op AAN en
kiest T -POR TER (Transporter) in Menu Nr. 62E.
Daarna gaat u naar Menu 4–4 op de TH-D7A en kiest
“COMMANDER”. “PUSH [0] KEY TO START
COMMANDER!!” verschijnt.
Druk op [0] op de TH-D7A om de Sky Command-stand te
activeren.
In de Sky Command-stand, functioneren de toetsen van de
TH-D7A (Commander) zoals hieronder staat uitgelegd. Alleen
de functies van de [LAMP], [MONI] en de VOL-regelknop
veranderen niet.
Telkens wanneer u de gewenste toets indrukt, zal de
“Commander” automatisch op de uitzendstand gaan staan en
de overeenkomstige bedieningsopdracht naar de TS-2000
(Transporter) sturen.
Opstelling TM-D7A (Commander):
1 Ga naar Menu 4–1 om hetzelfde oproepteken in te voeren
dat u voor de Commander heeft gebruikt (bijv. WD6DJY).
2 Ga naar Menu 4–2 om hetzelfde oproepteken in te voeren
dat u voor de Transporter heeft gebruikt (bijv. WD6DJY-1).
3 Ga naar menu 4–3 om dezelfde CTCSS-toonfrequentie te
kiezen die u voor de TS-2000(X) gekozen heeft
(Transporter).
N-85
15 HANDIGE FUNCTIES
steoTeitcnuF
ponkmetsfA
trednarev
PU /NWDtrednarevtesffoTIXfotesffoTIR
B/A
gnirednarevneeg
XR
TIR
TIX
RLC
M ➧ V
1
REWOP
1
1
EDOM
1
1
1
1
TILPS
1
TIU/NAAmoortS
raalekahcssudomeitaludoM
TIU/NAATIR
TIU/NAATIX
jirvtesffoTIXfotesffoTIR
TIU/NAAeitneuqerf-tilpS
:sudomWCfo,BSU,BSLnI
TSAF
raalekahcszHk1/zH01
raalekahcs
1
CNYS
nekeozpognilletsniegidiuH
)regnavtnodnezFHnav(
TNE
NAAreovniremmunlaanak
V/M
1
Nadat u [ENT] heeft ingedrukt kunt u deze toetsen als cijfertoetsen
gebruiken om een frequentie- of geheugenkanaalnummer in te
voeren.
negueheG/OFV
raalekahcssudomnepeorreH
Wanneer [0/ SYNC] is ingedrukt, toont de “Commander” de
huidige instellingen van het HF-zendontvangtoestel.
remmunlaanakneguehegfoeitneuqerF
:sudomnepeorreHnegueheGnI
TIU/NAAgnavtnoeitneuqerfFH
OFVraannegueheGnavrefsnarT
zHk01/zHk1:sudomMAfoMFnI
NAAreovni-eitneuqerf:sudomOFVnI
:sudomnepeorreHnegueheGnI
raalekahcsBOFV/AOFV:sudomOFVnI
q
e
w
t
yr u
q HF-frequentie
w A (VFO A), B (VFO B),
00 – 99 (geheugenkanaalnummer)
e RIT, XIT
r UIT, –9,99 – +9,99
t “FS” verschijnt wanneer [FAST] AAN staat.
y LSB, USB, CW, FM of AM
u SPLIT–A: VFO A wordt voor de uitzending gebruikt.
SPLIT–B: VFO B wordt voor de uitzending gebruikt.
SPLIT–M: Een geheugenkanaal wordt voor de uitzending
gebruikt.
Opmerkingen:
◆
Op de “Transporter” functioneren alleen [LAMP], [MONI] en
[MENU]. Als u op een andere toets drukt, dan laat de
“Transporter” alleen een foutsignaal horen.
◆
Nadat u [MENU] heeft ingedrukt, kunt u alleen Menu 4–4
openen.
◆
De Transporter zendt elke 10 minuten zijn oproepsignaal in
morsecode via de 144 MHz band uit.
◆
De APO-timer werkt niet op het zendontvangtoestel terwijl de
“Transporter” AAN staat.
N-86
ANDERE TS-2000 ALS EEN COMMANDER GEBRUIKEN
gnilegeReitcnuF
gnilegeR-dfooh
gnavtnodnez-
letseot
eteitneuqerfsgnikrewedmoneiaarD
.neleger
HC/ITLUMponkleger
nilenseitneuqerfsgnikrewedmoneiaarD
.nelletset
]NIAM[
egidiuhedmonekkurdnI
.nerelortnoceteitneuqerftsgnavtno
]BUS[
ednessuteitamrofniellamonekkurdnI
etwueinporednammocneretropsnart
.neresinorhcnys
]+[ /]–[
dnabsgnikrewedpomonekkurdnI
zHM05/FH(naagetgaalmofogoohmo
.)nednaboidarruetama
]M/OFV[
edpodnats-OFVednavmonekkurdnI
etrevodnats-nelahguretnegueheg
.asrevecivnenelekahcs
]TNE[
eitneuqerfetsnewegedmonekkurdnI
neefodapyekekeiremuntehtem
neguehegedniremmunlaanaknegueheg
.nereovetnidnats-nelahguret
]OFVM[
-laanakneguehegedmonekkurdnI
.nettezetrevoOFVpoeitamrofni
]B/A[.nezeiketBfoAOFVmonekkurdnI
]TILPS[
foNAAeitcnuf-TILPSedmonekkurdnI
.nettezetTIU
]BSU/BSL[.nezeiketBSUfoBSLmonekkurdnI
]KSF/WC[
nakKSF.nezeiketWCmonekkurdnI
.nedrownezokegtein
]MA/MF[.nezeiketMAfoMFmonekkurdnI
]TIR[/]TIX[
eteitcnuf-TIXfo/neTIRedmonekkurdnI
.nerevitca
]RAELC[
rooveitneuqerftesffoedmonekkurdnI
.nenohcsetTIXfo/neTIR
]CORP[
eitcnufrossecorpkaarpsedmonekkurdnI
.nettezetNAA
].N.A[
NAAeitcnuf-hctoNotuAedmonekkurdnI
.nettezetTIUfo
].C.B[
eitcnufeitalunnagalsedmonekkurdnI
.nettezetTIUfoNAA
].R.N[
eitcudersiur,1eitcudersiurmonekkurdnI
.nezeiketTIUfo2
]CNUF[,]TA[
edpo2TNApo1TNAnavmonekkurdnI
nenelekahcsetrevodnabzHM05/FH
.asreveciv
]CNUF[,
]LEVEL/BN/7[
NAAeitcnufreknalbsiuredmonekkurdnI
.nettezetTIUfo
]CNUF[, [].nettezTIUretropsnarteD
s
Om een ander TS-2000(X) zendontvangtoestel als een
“Commander” (een externe afstandsbedieningseenheid) te
gebruiken, volgt u de onderstaande stappen. Eigenlijk is het
hetzelfde als wanneer een TM-D700A als een “Commander”
wordt gebruikt (zoals op pagina’s 83 en 84 staat uitgelegd).
Opstelling TS-2000(X) (T ransporter):
1 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 62A te openen.
2 Voer uw oproepsignaal in (bijv. WD6DJY) als het
oproepsignaal van de “Commander” door middel van
[+]/ [–] of de MULTI/ CH-regelknop. Om de cursor te
verplaatsen, drukt u op [MAIN] of [SUB]. Druk op
[M.IN] om het oproepteken in Menu Nr. 62A op te slaan.
3 Druk op [MENU], en draai daarna aan de MULTI/ CH-
regelknop om Menu Nr. 62B te openen.
4 Voer uw alias oproepsignaal in (bijv. WD6DJY-1) als het
oproepsignaal van de “Transporter” door middel van [+]/ [–]
of de MUL TI/ CH-regelknop. Om de cursor te verplaatsen,
drukt u op [MAIN] of [SUB]. Druk op [M.IN] om het
oproepteken in Menu Nr. 62B op te slaan.
Opmerking: U kunt de alfanumerieke tekens A t/m Z, 0 t/m 9 en
“-” gebruiken. Het oproepsignaal mag niet meer dan 9 tekens
bevatten, inclusief “-”. De volgende oproepsignaalformaten
kunnen niet gebruikt worden:
•
WD6DJYZ
Als u alleen cijfers en letters voor het oproepsignaal gebruikt,
dan is de maximale lengte 6 tekens.
•
WD6-DJY-1
U kunt niet meer dan 1 “-” binnen een oproepsignaal
gebruiken.
•
-WD6DJY
U kunt geen “-” als het eerste oproepsignaalteken gebruiken.
•
WD6DJY-19
Een SSID moet binnen het bereik van 1 t/m 15 liggen.
5 Ga naar Menu Nr. 62C, en draai daarna aan de
MULTI/ CH-regelknop om een CTCSS-toonfrequentie
voor Sky Command II+ te kiezen (de standaardinstelling is
88,5 Hz).
6 Ga naar Menu Nr. 62D en kies de communicatiesnelheid
voor Sky Command II+.
•Kies 1200 bps of 9600 bps.
7 Open Menu Nr. 46 en kies “SUB”.
8 Kies een 144 MHz bandfrequentie in de FM-stand op het
hoofdzendontvangtoestel en 440 MHz bandfrequentie in
de FM-stand op het secundaire ontvangtoestel voor Sky
Command.
Opstelling TS-2000 (Commander):
1 Ga naar Menu Nrs. 62A en 62B om hetzelfde
oproepsignaal in te voeren dat u voor de TS-2000
(Transporter) heeft gebruikt.
2 Ga naar Menu Nr. 62C om dezelfde CTCSS-
toonfrequentie te kiezen die u voor de TS-2000 gekozen
heeft (Transporter).
3 Ga naar Menu Nr. 62D om dezelfde
communicatiesnelheid te kiezen die u voor de TS-2000
gekozen heeft (Transporter).
4 Open Menu Nr. 46 en kies “SUB”.
15 HANDIGE FUNCTIES
5 Stel dezelfde frequenties in die u voor de “Transporter” op
het hoofdzendontvangtoestel en het secundaire
ontvangtoestel heeft gebruikt.
Sky Command II+ gebruiken:
1 Ga naar Menu Nr. 62E op de “Transporter”.
2 Kies T-PORTER (“Transporter”).
3 Ga naar Menu Nr. 62E op de “Commander”.
4 Kies COMMANDER (“Commander”).
5 Druk op [MAIN] om de “Commander” op de werking te
activeren.
N-87
15 HANDIGE FUNCTIES
Deze toetsen en regelknoppen bevinden zich op de
“Commander” om de “Transporter” te bedienen.
Opmerkingen:
◆
Als de synconise bewerking onvolledig is, kan het hoofd display
van de Commander verdwijnen. In dit geval, druk op [SUB] om
de synchronise bewerking te herhalen.
◆
U kunt de geheugenkanalen 100 t/m 299 niet via [ENT] en de
cijfertoetsen terughalen. Om geheugenkanalen 100 – 299 terug
te halen, gebruikt u [+]/ [–].
◆
U kunt alleen de geheugenkanalen terughalen die HF/ 50 MHzfrequenties hebben.
◆
Gebruik geen VHF/ UHF frequenties die lijden onder de
harmonisaties van HF/ 50 Hz zendingen.
◆
De frequentieregelaar bewerkingen, zoals de MAIN-regelknop en
de RIT/ XIT-regelknop, zijn veel langzamer dan het gebruik van
direkte regelaars, omdat elke regelopdracht wordt verzonden (in
stappen van 10 Hz) als pakketdata.
◆
Als u de frequentie doorlopend verandert, met gebruik van de
MAIN-regelknop of de MULTI/ CH-regelknop, wordt de laatste
invoer van de Commander frequentie weergegeven op de HF/
50 MHz zendontvanger.
◆
Daar Sky Command II+ twee VHF/ UHF frequenties nodig heeft,
controleer voorzichtig de bewerkingsfrequenties om interferentie
met anderen te vermijden.
◆
Als de zendontvanger de Sky Command II+ bewerking verlaat,
behoudt de interne TNC de datatransfersnelheid in Menu Nr. 47.
Als een verschillende data transfersnelheid voor
pakketbewerking nodig is, her-configureer het tot de gewenste
waarde.
APARTE TRANSPOR TER GEBRUIKEN
Als u meer dan 2 TH-D7A en/of TM-D700A zendontvangtoestellen heeft, kunt u één van de zendontvangtoestellen als
een “Transporter” gebruiken. Dit zendontvangtoestel is via de
RS-232C-poort, het EXT SP-contact en het Mic-contact van
het basisstation aan de
TS-2000(X) verbonden en het andere TH-D7A of TM-D700A
zendontvangtoestel functioneert als een “Commander”. Met
deze configuratie kunt u de TS-2000(X) via de “Commander”
AAN en UIT zetten. Lees de handleiding voor de TH-D7A of
TM-D700A voor de communicatie van dit zendontvangtoestel
met het TS-2000(X) zendontvangtoestel.
Opstelling van de TS-2000 + TH-D7A/ TM-D700A
(T ransporter):
1 Stel de TH-D7A of TM-D700A in als de “Transporter” en
verbind alle benodigde kabels aan de TS-2000.
2 Kies een frequentie (HF/ 50 MHz band) op het
hoofdzendontvangtoestel van de TS-2000.
3 Druk op [MENU] van de TS-2000, en draai daarna aan de
MULTI/ CH-regelknop om Menu Nr. 62E te openen.
4 Kies een “CLIENT”.
5 Druk op [MENU] om de instelling te voltooien.
6 Activeer de Transporter-stand op de TH-D7A of TM-D700A.
Opstelling TM-D7A/ TM-D700A (Commander):
Stel de TH-D7A of TM-D700A in als de “Commander”. Lees
het hoofdstuk over Sky Command II in de handleiding om het
zendontvangtoestel als een “Commander” in te stellen.
U kunt een “Commander” gebruiken, zoals op pagina’s 84 en
86 staat beschreven.
HERHALINGSFUNCTIE (ALLEEN K-TYPE)
Deze zendontvanger is in staat signalen op één band te
ontvangen en ze op een andere band te herzenden. Bij
voorbeeld, een signaal ontvangen op de sub-ontvanger wordt
herzonden op de hoofszendontvanger. Eveneens, een signaal
ontvangen op de hoofdzendontvanger kan op de subontvanger’s frequentie worden herzonden.
U kunt elke beschikbare frequentie op de hoofdzendontvanger of sub-ontvanger gebruiken om te ontvangen en
zender. U kunt echter niet de ontvangen signalen buiten de
beschikbare zendfrequenties herzenden. U moet ook een
verschillende antenne voor zenden en ontvangen gebruiken.
Bij voorbeeld, als u een VHF signaal op de sub-ontvanger
ontvangt, kunt u herzenden met gebruik van UHF op de
hoofdzendontvanger. U kunt het signaal niet herzenden met
gebruik van VHF van de hoofdzendontvanger.
Opmerking: Om de herhalingsfunctie te bewerken, moeten de
ruisblokkeringsniveaus van de hoofdzendontvanger en de subontvanger zodanig bijgesteld worden dat er geen achtergrond geluid
kan worden gehoord.
LOCKED-BAND HERHALER
De zendontvanger gebruikt altijd dezelfde band om te
ontvangen, en herzend de ontvangen signalen op de andere
band.
1 Selecteer een gewenste ontvangfrequentie op de sub-
ontvanger.
2 Druk op [MAIN] en selecteer een gewenste
zendfrequentie op de hoofdzendontvanger.
3 Stel het ruisblokkerings-drempelniveau zodanig bij dat de
beide ontvangers gedempt worden.
4 Druk op [MENU], en draai vervolgens de MULTI/ CH-
regelknop om in Menu Nr. 61A te gaan.
5 Selecteer LOCKED, met gebruik van [+].
•“
Opmerking: U kunt de ontvangst en zendbanden ook omkeren,
zodat u op de hoofdzendontvanger kunt ontvangen en op de subontvanger’s frequentie kunt zenden.
CROSS-BAND HERHALER
De cross-band herhaler in tegenstelling tot de lock-band
herhaler kan beide banden gebruiken om signalen te
ontvangen. Als een signaal op één band wordt ontvangen,
wordt het herzonden op de andere band. Om cross-band
herhalen te activeren, selecteer CROSS in Menu Nr. 61A
in stap 5.
Opmerkingen:
◆
De Herhalingsfunctie heeft zijn eigen uitschakelklok welke is
ingesteld op 3 minuten. Deze waarde kan niet worden veranderd.
◆
Nadat de Herhalingsfunctie is geactiveerd, kunt u alleen naar
Menu Nrs. 61A en 61B gaan.
HANG TIME HERHALINGSFUNCTIE
Indien noodzakelijk, kunt u ervoor zorgen dat deze
zendontvanger in de zendmodus blijft voor 500 ms nadat
signalen verminderen. Open Menu Nr. 61B en kies “AAN”.
Met het apart verkrijgbare DRU-3A-toetsel kunt u
stemberichten op maximaal 3 kanalen opnemen. Nadat u een
bericht via de microfoon van uw zendontvangtoestel heeft
opgenomen, kunt u dat bericht uitzenden.
De maximale opnametijd voor elk kanaal is als volgt:
Kanaal 1: Ca. 30 seconden
Kanaal 2: Ca. 15 seconden
Kanaal 3: Ca. 15 seconden
De DRU-3A is in vele situaties erg handig:
•DX-opsporen of wedstrijden waarbij herhaalde oproepen
van lange duur nodig zijn.
•Storingsklachten met andere apparatuur onderzoeken (u
kunt op twee plaatsen tegelijkertijd zijn).
•Uw uitzendsignaal of uw antenne(s) controleren of
bijstellen als het niet goed uitkomt om vóór uw microfoon
te zitten.
•Een vriend helpen zijn of haar antenne bij te stellen of
nodig heeft.
Voor informatie over de installering van het DRU-3A-toestel,
leest u “INST ALLATIE-OPTIES” {pagina 97}.
BERICHTEN OPNEMEN
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een enkel bericht kunt
opnemen.
1 Kies SSB, FM of AM.
•Gebruik dezelfde stand voor de uitzending en de
ontvangst.
2 Als VOX AAN staat, druk op [VOX/ LEVEL] om de functie
UIT te zetten.
3 Druk op [FUNC], [1/ CH1/REC] om het bericht voor
kanaal 1 op te nemen.
•“¡|| REC WAIT” en “AP1 –” verschijnen.
15 HANDIGE FUNCTIES
6 Herhaal stappen 3 t/m 5 om een bericht op een ander
kanaal op te nemen.
Opmerking: Als u op de [ ] (STROOM) drukt, wordt de opname
geannuleerd en wordt het geheugenkanaal gewist.
BERICHTEN WEERGEVEN
U kunt het bericht in kanalen 1, 2, of 3 weergeven om het
bericht te controleren of uit te zenden. Het is ook mogelijk om
een langer bericht te maken, door de berichten van meer dan
één kanaal achter elkaar weer te geven, waardoor ze
verbonden worden.
U kunt zelfs een langer, verbonden bericht herhaaldelijk
versturen, door middel van de Herhaal-functie. Om deze functie
AAN te zetten, gaat u naar Menu Nr. 29A en kiest AAN (de
standaardinstelling is UIT). Kies daarna de herhalingspauzetijd
in Menu Nr. 29B (de standaardtijd is 10 seconden).
Opmerkingen:
◆
Als u op de [ ] (STROOM) drukt, annuleert u de weergave.
◆
De instellingen van Menu Nrs. 29A en 29B gelden ook voor CWberichtweergave, beschreven in “CW-BERICHTGEHEUGEN”
{pagina 43}.
■ Berichten controleren
1 Kies SSB, FM of AM.
•Gebruik dezelfde stand voor de uitzending en de
ontvangst.
2 Als VOX AAN staat, druk op [VOX/ LEVEL] om de
functie UIT te zetten.
3 Druk op [1/ CH1/REC], [2/ CH2/REC] of [3/ CH3/REC]
op basis van welk kanaal u wilt controleren.
•Bijv. “s PLAY BACK” en “AP 1– –” verschijnen
wanneer het bericht in kanaal 1 wordt
weergegeven.
•Om de opnamepauzestand te verlaten en uw bericht
niet langer op te nemen, drukt u op [CLR].
4 Houd [1/ CH1/REC] ingedrukt en begin in uw microfoon te
spreken.
•Er zijn drie kanalen beschikbaar om berichten op te
nemen. Druk op een andere kanaaltoets, [2/ CH2/REC]
of [3/ CH3REC], in plaats van [1/ CH1/REC] in stap 3
om het bericht op een ander kanaal op te nemen.
5 Laat de toets die in 4 ingedrukt is los wanneer u klaar bent
met de opname van uw bericht.
•Tevens, wanneer de maximale opnametijd verstrijkt,
stopt opnemen.
•De inhoud van het kanaal wordt overschreven met de
nieuwe boodschap.
•Om de weergave te onderbreken, drukt u op
[CLR].
4 Om een ander bericht op volgorde weer te geven,
drukt u op de overeenkomstige toets ([1/ CH1/REC],
[2/ CH2/REC] of op [3/ CH3/REC]) terwijl het eerste
bericht wordt weergegeven.
•Maximaal drie kanalen kunnen achter elkaar
geplaatst worden.
N-89
15 HANDIGE FUNCTIES
■ Berichten versturen
1 Kies SSB, FM of AM.
•Gebruik dezelfde stand voor de uitzending en de
ontvangst.
2 Druk op [VOX/ LEVEL] om VOX AAN of UIT te zetten.
•Als u VOX AAN gezet heeft, sla stap 3 dan over.
3 Druk op [SEND] of houdt Mic [PTT] ingedrukt.
4 Druk op [1/ CH1/REC], [2/ CH2/REC] of [3/ CH3/REC]
voor het kanaal dat u wilt gebruiken.
•Bijv. “s PLAY BACK” en “AP 1– –” verschijnen
wanneer het bericht in kanaal 1 wordt
weergegeven.
•Om de weergave te onderbreken, drukt u op
[CLR].
5 Om een ander bericht op volgorde weer te geven,
drukt u op de overeenkomstige toets ([1/ CH1/REC],
[2/ CH2/REC] of op [3/ CH3/REC]) terwijl het eerste
bericht wordt weergegeven.
•Maximaal drie kanalen kunnen achter elkaar
geplaatst worden.
6 Als u bij stap 3 op [SEND] of op Mic [PTT] heeft
gedrukt, drukt u nogmaals op [SEND] of u laat Mic
[PTT] los.
■ Opgenomen bericht wissen
1 Druk op [FUNC] en daarna op [1/ CH1/REC],
[2/ CH2/REC] of [3/ CH3/REC] om het kanaal te
kiezen met het bericht dat u wilt wissen.
•“¡|| REC WAIT” en “APn –” verschijnen, waarin
“n” staat voor het kanaalnummer.
2 Om het opgenomen bericht te wissen, houdt u
dezelfde toets als in stap 1 ([1/ CH1/REC],
[2/ CH2/REC] of [3/ CH3/REC]) en [CLR] tegelijkertijd
ingedrukt.
•Er klinkt een piep wanneer het bericht is gewist.
■ Pauzetijd tussen de berichten veranderen
Om berichten herhaaldelijk weer te geven, kunt u de
pauze tussen elke serie berichten veranderen. Gebruik
Menu Nr. 29B en stel de tijd in tussen 0 en 60 seconden.
■ Weergavevolume veranderen
Als u aan de MAIN AF- of de SUB AF-regelknop draait,
dan verandert het volume van de weergave niet. Om het
volume te regelen, gaat u naar Menu Nr. 14 om het
weergavevolume in te stellen op UIT, of van 1 tot 9.
Installeer het apart verkrijgbare VS-3-toestel om deze functie
te gebruiken. Telkens wanneer u de stand van het
zendontvangtoestel, zoals VFO A/B of geheugen terughalen
verandert, zal het toestel automatisch de nieuwe stand
melden. Daarbij kunt u de [PF]-toets op het voorpaneel zo
programmeren, dan als u erop drukt, het zendontvangtoestel
de weergegeven informatie meldt. Als u de apart verkrijgbare
MC-47 microfoon heeft, dan kunt u één van de Mic [PF]toetsen ook voor deze functie programmeren.
Voor informatie over de installatie van het VS-3-toestel, leest
u “INSTALLATIE-OPTIES” {pagina 97}.
De onderstaande tabel geeft aan wat het zendontvangtoestel
automatisch meldt wanneer de instellingen worden gewijzigd.
steoT
tkurdegni
]B/A[
]+[ ,]–[gnigizjiwdnaB
]LLAC[laanakpeorpOeitneuqerf+peorpO
]M/OFV[
]UNEM[
]NI.M[
]TNE[
HC/ITLUM-
ponkleger
ekeiremuN
reovnisteot
[¡]
gnikreWgnigidnoknaA
AOFV
foOFV
negueheg
nelahguret
-remmununeM
eitceles
-negueheG
dnatsllorcs
-eitneuqerF
reovni
navnegnigizjiW
remmununem
navnegnigizjiW
-negueheg
remmunlaanak
sremmuN
nereovni
edsnedjiT
-eitneuqerf
reovni
eitneuqerf+OFVBOFV
foeitneuqerf+OFV
eitneuqerf+
+remmun+uneM
/remmunnezokeg
retemarap
+laanak+RM
remmunnegueheg
nereovnI
+remmun+uneM
/remmunnezokeg
retemarap
+RM
+.rnlaanaknegueheg
eitneuqerf
strehageM
15 HANDIGE FUNCTIES
Voor de [PF]-toets meldt het zendontvangtoestel
verschillende informatie, op basis van de keuze van VOICE1
of VOICE2.
VOICE1:
•De VFO of geheugenkanaalfrequenties worden gemeld,
beginnend met het 10 MHz-cijfer en zo door langs de
10 Hz-cijfers. Als een geheugenkanaal geen gegevens
bevat, dan wordt “open” gemeld. Voor de decimaal van
MHz wordt “punt” gemeld. Voor de decimaal van kHz, wordt
een korte pauze (200 ms) ingelast. Een pauze van 200 ms
wordt ook ingelast tussen het kanaalnummer en de
frequentie.
•Menunummers en hun instellingen worden gemeld met
een korte pauze (200 ms) tussen het menunummer en de
instelling.
Opmerking: Als u via een toets of een regelknop de inhoud van het
display tijdens een melding verandert, dan wordt de melding
onderbroken.
VOICE2:
•De S-meterresultaten op het moment dat u de toets
indrukt, worden gemeld, bijv . “S5” of “20 dB”.
De onderstaande tabel toont de beschikbare meldingen
wanneer op [PF] (VOICE2) wordt gedrukt.
remmunnegueheg+RM
eitneuqerf+)girefjiceird(
remmundreovegniklE
Opmerking: De toewijzingsparameter voor de PF-toets wordt als
het onderstaande nummer weergegeven.
1 Wijs VOICE1 (63) of VOICE2 (64) toe aan de [PF]-toets
op het voorpaneel door Menu Nr. 51A te openen. Of, als u
de apart verkrijgbare MC-47 microfoon gebruikt, dan kunt
u één van de Mic [PF]-toetsen aan ofwel VOICE1 of
VOICE2 toewijzen. Voor het programmeren van de Mic
[PF] toets leest u “PF-TOETS” {pagina 77}.
2 Druk op de [PF]-toets die u heeft geprogrammeerd.
•Een melding wordt gemaakt op basis van uw keuze
van VOICE1 of VOICE2.
•Om de melding te onderbreken, drukt u nogmaals op
de [PF]-toets.
N-91
15 HANDIGE FUNCTIES
MICROPROCESSOR OPNIEUW INSTELLEN
Als uw zendontvangtoestel niet goed lijkt te functioneren, dan
kan het zijn dat een reset van de standaardinstellingen van de
microprocessor het probleem kan oplossen. Er zijn 2 niveaus
voor de reset-functie van de microprocessor van de TS-2000(X):
gedeeltelijke reset en volledige reset.
OORSPRONKELIJKE INSTELLINGEN
Voor elke VFO zijn de standaardinstellingen voor de
werkingsfrequentie en stand als volgt:
•MAIN VFO A:14,000,000 MHz/ USB
•MAIN VFO B:14,000,000 MHz/ USB
•SUB VFO:144,000,00 MHz/ FM
De geheugenkanalen en de snel geheugen kanalen bevatten
geen opgeslagen gegevens.
GEDEEL TELIJKE RESET
Als een toets of een regelknop niet functioneert zoals in deze
handleiding staat aangegeven, dan kunt u een gedeeltelijke
reset uitvoeren. De volgende gegevens worden NIET gewist
als u een gedeeltelijke reset uitvoert.
•Geheugenkanaalgegevens
•Menu-instellingen
•De voorgeprogrammeerde gegevens voor de
antennetuner
•ANT 1/ANT 2-gegevens
U voert een reset op het zendontvangtoestel uit, door op
[A/B]+[
•Een bevestigingsboodschap wordt afgebeeld. Druk op
•“HELLO” wordt afgebeeld op het display en de VFOs stelt
] (STROOM) te drukken.
[A/B] om te vervolgen. Druk anders op een toets van uw
keuze om de gedeeltelijke reset-functie te annuleren en
naar de normale werking terug te gaan.
opnieuw in op de standaardwaarden van de fabrikant.
VOLLEDIGE RESET
Als u alle gegevens van alle geheugenkanalen wilt wissen,
dan voert u een volledige reset uit. Daarnaast worden met
deze functie alle instellingen die u heeft aangepast weer terug
op de standaardinstellingen gezet (zoals de menuinstellingen, de voorgeprogrammeerde gegevens voor de
antennetuner, enz.).
U voert een reset op het zendontvangtoestel uit, door op
[A=B]+[
Een bevestigingsbericht verschijnt wanneer de volledige reset
wordt uitgevoerd. Druk op de [A=B]-toets om door te gaan.
Druk anders op een toets van uw keuze om de volledige
reset-functie te annuleren en naar de normale werking terug
te gaan.
Wanneer u een volledige reset uitvoert:
•“HELLO” verschijnt op het display.
•Alle frequenties, standen, geheugengegevens en
] (STROOM) te drukken.
voorgeprogrammeerde gegevens voor de antennetuner
worden weer terug op de standaardwaarden gezet
(lees “OORSPRONKELIJKE INSTELLINGEN” hierboven).
N-92
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.