Wij zijn u zeer erkentelijk voor de keuze van deze KENWOOD
FM zendontvanger. Deze compacte, mobiele. Zendontuangers
zijn speciaal ontworpen om een gemakkelijke en eenvoudige
bediening te koppelen aan prima prestaties. De dualband
voorziening is vooral waardevol voor zendamateurs die met een
kleine transceiver, kleiner dan bepaalde modellen met een enkele
band, over de VHF en UHF banden willen beschikken.
KENWOOD is ervan overtuigd dat de compacte uitvoering van
het toestel in combinatie met de gunstige prijs, u zeer tevreden
zullen stellen met dit produkt.
MODELLEN DIE IN DEZE GEBRUIKSAANWIJZING
BESCHREVEN WORDEN
Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op de volgende
modellen:
TM-V7A: 144/440 MHz FM Dubbelbander
(V.S./ Canada)
TM-V7A: 144/430 MHz FM Dubbelbander
(Algemene markt)
TM-V7E: 144/430 MHz FM Dubbelbander
(Europa)
KENMERKEN
•Vier PM (programma-geheugen) kanalen waarin u praktisch
alle huidige instellingen van de zendontvanger kunt
vastleggen zodat deze steeds snel beschikbaar zijn.
•280 geheugenkanalen, 140 voor VHF en 140 voor UHF.
Indien u de geheugenkanalen van een naam voorziet, heeft u
de beschikking over in totaal 180 kanalen.
•"Visuele scan" waarmee de toestand van maximaal
147 frequentie-kanalen gelijktijdig in grafisch formaat kan
worden weergegeven.
•Dubbelbands ontvangst voor gelijktijdige ontvangst van twee
frequenties. U heeft de keuze uit drie configuraties: VHF/UHF,
VHF/VHF en UHF/UHF.
•Bedieningsgids die u op het display het gebruik van de
basisfuncties toont.
•Groot uitgevoerd, alfanumeriek puntraster-display (LCD) met
keuze uit een positief of negatief displaybeeld.
•Compact voorpaneel dat van het apparaat kan worden
losgemaakt en op een andere plaats kan worden aangebracht
om ruimte te besparen of de bediening te vergemakkelijken.
•Speciale DATA aansluiting voor 1200 bps of 9600 bps Packet-
communicatie.
•Gebruik van verschillende banden voor gegevensoverdracht
en spraak-communicatie.
Page 3
VOORZORGSMAATREGELEN
INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om brand,
lichamelijk letsel of beschadiging van de zendontvanger te
voorkomen:
•Voer bij mobiel gebruik van de zendontvanger geen
afstellingen aan het toestel uit terwijl u rijdt, aangezien u
dan niet voldoende aandacht voor de weg meer heeft.
•Neem tijdens het rijden alle wettelijke bepalingen in acht
betreffende het gebruik van hoofdtelefoons/headsets. Bent
u hiervan niet op de hoogte, vermijd dan het gebruik van
een hoofdtelefoon tijdens het rijden.
•Zend niet langdurig met hoog uitgangsvermogen. De
zendontvanger kan hierdoor oververhit raken.
•Breng geen veranderingen aan in de zendontvanger tenzij
deze specifiek in deze gebruiksaanwijzing of op andere
wijze door KENWOOD zijn aangegeven.
•Stel de zendontvanger niet voor langere tijd bloot aan
direct zonlicht en houd het toestel uit de buurt van
verwarmingselementen.
•Vermijd uitermate stoffige of vochtige plaatsen, of plaatsen
waar de zendontvanger nat kan worden, en zet het toestel
ook niet op een wankel oppervlak.
•Schakel de zendontvanger onmiddellijk uit als een
vreemde geur of rook wordt waargenomen. Neem
vervolgens zo spoedig mogelijk contact op met een
KENWOOD service-centrum of uw dealer.
•De zendontvanger is ontworpen voor gebruik op een 13,8 V
voedingsbron. Gebruik nooit een 24 V accu als
voedingsbron voor de zendontvanger.
Bij dit produkt zijn batterijen geleverd.
Wanneer deze leeg zijn, moet u ze niet
weggooien maar inleveren als KCA
Breng deze zender/ontvanger terug naar uw KENWOOD dealer,
zodat de lege lithium battery kan worden vervangen.
Wanneer de zender/ontvanger niet langer nodig is, breng deze
dan terug naar uw dealer zodat deze battery veilig kan opruimen.
In geval van condensvocht in de zendontvanger:
Als de temperatuur in de ruimte waarin de zendontvanger gebruikt
wordt plotseling wordt verhoogd of als de zendontvanger van een
koude ruimte naar een warme ruimte wordt gebracht, kan zich
condensvocht in het inwendige van het apparaat afzetten. Mocht dit
gebeuren, dan is het mogelijk dat de microcomputer en/of de zend/
ontvangst-circuits niet meer normaal werken, met een foutieve
werking van het apparaat in zijn geheel als gevolg. In dit geval
schakelt u het apparaat uit en laat het een tijdje ongebruikt staan.
Zodra het condensvocht is verdampt, zal de zendontvanger weer
normaal werken.
De MC-53DM en MC-45 microfoons zijn tevens los verkrijgbaar
{blz. 83}.
1
1
Onderdeelnummer
T91-0568-XX
T91-0396-XX
E30-3452-XX
F52-0017-XX
J29-0632-XX
N99-0331-XX
—
B62-1508-XX
Aantal
1 set
TOELICHTING BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
Om de aanwijzingen in deze handleiding zo eenvoudig mogelijk
te houden en onnodige herhalingen te voorkomen, is gekozen
voor de hieronder aangegeven beknopte schrijfstijl.
LET OP:
1
1
DAT U DE TOETS IN IEDERE BEDIENINGSAANWIJZING BINNEN
ONGEVEER 10 SECONDEN INDRUKT. INDIEN DIT NIET WORDT
GEDAAN, WORDT DE VORIGE GEBRUIKSTOESTAND WEER
INGENOMEN.
1
1
1
BIJ DE MEESTE PROCEDURES WORDT VERONDERSTELD
Ga als volgt te werkAanwijzing
Druk op [TOETS].
Druk op
[TOETS] (1 s).
Druk op de TOETS en laat deze los.
Druk op de TOETS en houd deze
ingedrukt totdat de functie
geactiveerd wordt.
1
Druk op
[TOETS1], [TOETS2].
1
Druk op
[TOETS]+[ ].
Druk TOETS 1 even kort in, laat
TOETS 1 los en druk vervolgens
op TOETS 2.
Met de zendontvanger
uitgeschakeld, houdt u de TOETS
ingedrukt en dan schakelt u de
zendontvanger in met een druk op
de [ ] aan/uit-schakelaar.
Druk op
[F] (1 s), [TOETS].
Houd de [F] functietoets tenminste
1 seconde ingedrukt en druk
vervolgens op de TOETS.
Druk op
[F], [TOETS] (1 s).
Druk de [F] functietoets even kort
in, laat de [F] toets los, en houd
vervolgens de TOETS tenminste
1 seconde ingedrukt.
Druk op
[F] + [TOETS].
Houd de [F] toets ingedrukt en druk
dan gelijktijdig op de TOETS.
N-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 8
VOORBEREIDING VOOR MOBIEL EN VAST STATION GEBRUIK
1
MOBIELE INSTALLATIE
2
Installeer de zendontvanger op een veilige en praktische plaats in
3
de auto waar het toestel geen gevaar oplevert voor de veiligheid
van uw passagiers en uzelf tijdens het rijden. Wanneer u het
4
toestel bijvoorbeeld onder het dashboard aan de passagierszijde
inbouwt, let er dan op dat de passagier niet met de knieën of
5
benen tegen het toestel stoot als er plotseling geremd wordt. Kies
een positie waar het toestel niet blootgesteld staat aan direct
6
zonlicht en waar voldoende ventilatie is.
7
■ INSTALLATIEVOORBEELD
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Gebruik de bijgeleverde montagebeugel om de
zendontvanger in uw auto in te bouwen. U kunt de
zendontvanger in diverse standen in de beugel monteren,
zoals hieronder aangegeven. Kies de stand waarbij de
aanduidingen op het display zo goed mogelijk afleesbaar zijn.
M
4
×
8
M
A
M4×8MAX
X
■ INSTALLATIESTAPPEN
1 Bevestig de montagebeugel met behulp van de
bijgeleverde platte onderlegringen en de zelftappende
schroeven. Er zijn 4 ringen en 4 schroeven bijgeleverd.
•De beugel kan gemonteerd worden met de opening voor
de zendontvanger omlaag gericht voor montage onder
het dashboard, of met de opening omhoog gericht.
•De beugel moet zodanig worden bevestigd dat de
4 schroefgaten aan de rand van iedere beugelzijde aan
de voorzijde zijn.
Platte onderlegring
Zelftappende
schroef
M4
×
8MAX
2 Plaats de zendontvanger en breng vervolgens de
bijgeleverde SEMS zeskantschroeven en de ringen aan.
Voor beide zijden van de beugel zijn 2 schroeven en
2 ringen bijgeleverd.
•Controleer na montage of alles goed vastzit om te
voorkomen dat de beugel of de zendontvanger door
trillingen van het voertuig losraken.
17
18
19
20
21
N-2
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
SEMS schroef
Page 9
AANSLUITEN VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL
PLAATS DE STROOMINVOERCONNECTOR ZO DICHT MOGELIJK
BIJ HET ZENDONTVANGTOESTEL.
■ MOBIEL GEBRUIK
De auto-accu dient een nominale spanning van 12 V te
hebben. Sluit de zendontvanger nooit op een 24 V auto-accu
aan. Let er op dat de 12 V accu van het voertuig voldoende
stroomcapaciteit beschikbaar heeft. Indien de stroomtoevoer
naar de zendontvanger onvoldoende is, zullen de
aanduidingen op het display tijdens het zenden zwakker
worden of zal het zendvermogen sterk afnemen.
1 Leid de bij de zendontvanger geleverde gelijkstroomkabel
via de kortste weg naar de accu van het voertuig.
•Als een ruisfilter wordt gebruikt, dient dit te worden
gemonteerd met een isolator om te voorkomen dat het
met metalen onderdelen van het voertuig in aanraking
komt.
•Het wordt afgeraden het sigaretteaansteker-contact te
gebruiken omdat de spanning die door dit contact wordt
geleverd onderhevig kan zijn aan ontoelaatbare
schommelingen.
•De kabel dient over de gehele lengte te zijn ommanteld
om deze te beschermen tegen hitte en vocht.
2 Wikkel hittebestendige tape om de zekeringhouder nadat
de kabel op z’n plaats is aangebracht, om binnendringen
van vocht te voorkomen. Maak de kabel over de gehele
lengte vast en laat deze nergens loshangen.
3 Om de kans op kortsluiting te voorkomen, dient andere
bedrading van de negatieve (–) accupool te worden
losgemaakt voordat de kabel van de zendontvanger wordt
aangesloten.
4 Bepaal de polariteit van de aansluitingen en verbind de
gelijkstroomkabel met de accupolen: rood met de
positieve (+) accupool en zwart met de negatieve (–)
accupool.
•Gebruik de volledige lengte van de kabel zelfs als deze
langer dan noodzakelijk is. De zekeringhouders mogen
nooit van de kabel worden verwijderd.
Rood
Zekeringhouder
Zwart
5 Sluit eventueel losgemaakte bedrading weer op de
negatieve accupool aan.
6 Sluit de gelijkstroomkabel aan op de voedingsstekker van
de zendontvanger.
•Druk de stekkers in elkaar totdat het vergrendellipje
vastklikt.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Stevig in elkaar
drukken.
Zekeringhouder
17
18
19
20
21
N-3
Page 10
■ GEBRUIK ALS VAST STATION
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Om deze zendontvanger als een vast station te kunnen
gebruiken, dient een los verkrijgbare 13,8 V
gelijkstroomvoedingseenheid te worden aangesloten. De
voedingseenheid dient 12 A te kunnen leveren.
1 Sluit de gelijkstroomvoedingskabel aan op de
gelijkstroomvoedingseenheid; let op de polariteit
(rood naar +, zwart naar –).
•Sluit de zendontvanger NOOIT rechtstreeks op een
stopcontact aan.
•Gebruik uitsluitend de bijgeleverde
gelijkstroomvoedingskabel om de zendontvanger op
de voedingseenheid aan te sluiten.
•Vervang de kabel niet door een snoer met een kleinere
diameter.
Zekeringhouder
Rood (+)
Zwart (–)
Gelijkstroomvoedingseenheid
Naar een
stopcontact
2 Sluit de stekker van de gelijkstroomvoedingskabel aan op
de voedingsstekker van de zendontvanger.
•Druk de stekkers in elkaar totdat het vergrendellipje
vastklikt.
Stevig in elkaar
drukken.
Zekeringhouder
Opmerkingen:
◆
Om een optimale prestatie van uw zendontvanger te verkrijgen,
wordt het gebruik van de volgende los verkrijgbare
voedingseenheid aanbevolen:
PS-33 (20,5 A, 25% werkcyclus).
◆
Schakel de zendontvanger en de gelijkstroomvoedingseenheid
uit alvorens deze op elkaar aan te sluiten.
◆
Steek de stekker van de voedingseenheid pas in het stopcontact
nadat alle andere aansluitingen zijn gemaakt.
18
19
20
21
N-4
Page 11
■ VERVANGEN VAN ZEKERINGEN
Als een zekering doorslaat, dient de oorzaak daarvan te
worden opgespoord en het probleem te worden verholpen.
Pas daarna mag de zekering door een nieuwe worden
vervangen. Wanneer zekeringen herhaaldelijk doorslaan,
maak dan de voedingskabel los en neem contact op met uw
dealer of service-centrum.
Plaats van de zekering
Zendontvanger
Bijgeleverde
gelijkstroomvoedingskabel
LET OP:
VOORGESCHREVEN TYPE EN AMPERAGE.
Opmerking:
niet volledig opgeladen accu wordt gebruikt, of gebruikt wordt terwijl
de motor niet draait, kan de accu uitgeput raken waardoor de motor
niet meer gestart kan worden. Vermijd het gebruik van de
zendontvanger onder deze omstandigheden.
GEBRUIK ENKEL ZEKERINGEN VAN HET
Als de zendontvanger gedurende langere tijd op een
Amperage van de zekering
15 A
20 A
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE
Alvorens het toestel te kunnen gebruiken, dient u een goed
afgestemde antenne met voldoende vermogen te installeren.
Het succes van uw zend- en ontvangstsysteem is grotendeels
afhankelijk van het type antenne en de wijze waarop deze is
aangebracht. De zendontvanger zal uitstekend werken als het
antennesysteem en de installatie daarvan de aandacht krijgt die
het verdient.
Om aan de ingangsimpedantie van de zendontvanger te voldoen,
dient u een antenne met een impedantie van 50 Ω te kiezen.
Gebruik een coaxiaalkabel met laag signaalverlies die eveneens
voldoet aan de 50 Ω impedantiestandaard. Bij aansluiting van de
antenne op de zendontvanger via voedingsleidingen met een
andere impedantie dan 50 Ω neemt de efficiëntie van het systeem
af en kan de ontvangst van TV-toestellen, radio’s en de werking
van andere elektronische apparatuur worden verstoord.
LET OP:
◆
BIJ ZENDEN ZONDER AANSLUITING VAN EEN ANTENNE OF
OVEREENKOMSTIGE BELASTING, KAN DE ZENDONTVANGER
BESCHADIGD RAKEN. SLUIT ALTIJD EERST EEN ANTENNE AAN
ALVORENS MET ZENDEN TE BEGINNEN.
◆
ALS DE ZENDONTVANGER ALS VAST STATION WORDT
GEBRUIKT, DIENT ALTIJD EEN BLIKSEMAFLEIDER TE WORDEN
AANGESLOTEN OM GEVAAR VOOR BRAND OF EEN
ELEKTRISCHE SCHOK, OF BESCHADIGING AAN DE
ZENDONTVANGER, TE VOORKOMEN.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Antenne-aansluiting
Naar antenne
Stekker van antennekabel
16
17
18
19
20
21
N-5
Page 12
AANSLUITEN VAN ACCESSOIRES
1
■ EXTERNE LUIDSPREKERS
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Gebruik indien gewenst externe luidsprekers. Externe
luidsprekers moeten een impedantie van 8 Ω hebben. Op de
luidsprekeraansluiting kan een 3,5 mm mono (2-geleider) plug
worden aangesloten. Geschikte luidsprekers zijn bijvoorbeeld
de SP-50B en SP-41.
■ MICROFOON
Voor gebruik van de stem-communicatiefuncties
(“voice communication”) dient een 600 Ω microfoon met een
8-polige stekker op de aansluiting op het voorpaneel van de
zendontvanger te worden aangesloten. Druk de stekker naar
binnen totdat het vergrendellipje vastklikt.
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
AANSLUITEN VAN DE APPARATUUR VOOR
PACKET-COMMUNICATIE
Als u van plan bent deze zendontvanger te gebruiken voor
packet-communicatie, heeft u de volgende apparatuur nodig:
•Een personal computer met een communicatie-programma
•Een Terminal Node Controller (TNC)
•Een voedingseenheid voor de TNC
•Een RS-232C kabel
•Een 6-polige DIN ministekker (optie PG-5A)
Zie "PACKET-COMMUNICATIE" {blz. 79} voor de pen-opstelling
van de DATA aansluiting.
Opmerkingen:
◆
Gebruik niet dezelfde voedingseenheid voor de stroomvoorziening
van de zendontvanger en de TNC.
◆
Houd de zendontvanger en de personal computer zo ver mogelijk
van elkaar vandaan, om het oppikken van stoorsignalen door de
zendontvanger te voorkomen.
◆
Aan een eind van de los verkrijgbare PG-5A kabel zit nog geen
stekker. Bevestig hier de stekker die past bij de TNC aansluiting.
RS-232C kabel
Voedingseenheid
voor TNC
Voedingseenheid
voor zendontvanger
KENWOOD
FM DUAL
18
19
20
21
N-6
TNC
PG-5A kabel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-000
TM-V7
Page 13
q Schakel de gelijkstroomvoedingseenheid
in en druk vervolgens op de schakelaar.
w Draai de VOL en SQL regelaars naar
ongeveer ‘9 uur’.
e Druk op [BAND SEL] en kies de VHF of UHF
band.
r Stem met de Afstemknop op de gewenste
frequentie af.
t
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon
ingedrukt en spreek met normale stem in de microfoon.
y Laat de [PTT] schakelaar los om op
ontvangst over te schakelen.
UW EERSTE QSO
1
Deze gebruiksaanwijzing is een waardevol document dat u zeker niet
samen met het verpakkingsmateriaal weg moet gooien. Door de
hiernavolgende 6 stappen te volgen, bent u meteen in de lucht met uw
eerste QSO. U kunt dan genieten van de opwinding die gepaard gaat aan
het in gebruik nemen van een nieuwe zendontvanger.
Na een paar tests gaat u in een gemakkelijke stoel zitten met een drankje
erbij en neem dan een uur of twee de tijd om deze gebruiksaanwijzing door
te lezen. Op deze wijze raakt u snel vertrouwd met de bediening en vele
mogelijkheden van het toestel.
q
CALL
r
t
y
e
VOL SQL
w
ew
w
w
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
MC-53DM
20
21
N-7
Page 14
1
CALL
CALL
CALL
CALL
BASISFUNCTIES
2
In dit hoofdstuk worden de basisfuncties van de zendontvanger
3
beschreven en de verschillen tussen de zendband en de
“Control” bedieningsband.
4
VFO frequentiekeuze
5
Druk op de [VFO] toets om deze functie in te schakelen. U kunt
6
nu de actieve frequentie kiezen met de Afstemknop of de
[UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
7
8
CALL
9
10
VOL SQL
11
12
Geheugen-oproepfunctie
Druk op de [MR] toets om deze functie in te schakelen. U kunt nu
13
met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van
14
de microfoon de geheugenkanalen oproepen waarin u de
frequenties en de bijbehorende gegevens heeft vastgelegd. Zie
15
“GEHEUGENKANALEN” {blz. 28} voor nadere bijzonderheden.
16
17
CALL
EERSTE KENNISMAKING
Programma-geheugen (PM)
Druk op de [PM] toets om deze functie in te schakelen. U kunt nu
met behulp van de toetsen
zendontvanger oproepen die u in de PM kanalen heeft
vastgelegd {blz. 36}.
Menufunctie
Druk op de [MNU] toets om deze functie in te schakelen. U kunt
nu met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon het gewenste menu-nummer kiezen.
[1]~[4]
de basisinstellingen voor de
CALL
VOL SQL
CALL
2
VOL SQL
18
19
20
21
VOL SQL
N-8
Page 15
Zendband
CALL
CALL
Druk op de linker [BAND SEL] (VHF) of de rechter [BAND SEL]
(UHF) toets om de zendband te kiezen. De “PTT” aanduiding op
het display toont welke band (VHF of UHF) gekozen is als
zendband. U kunt de zendband gebruiken om signalen uit te
zenden of om instellingen te maken.
CALL
VOL SQL
“Control” bedieningsband
Druk op de [CONT SEL] toets om de bedieningsband te kiezen.
De “Ctrl” aanduiding op het display toont welke band (VHF of UHF)
gekozen is als bedieningsband. Gebruik deze functie voor
bediening van de band die op het moment niet gebruikt wordt voor
zenden. Nadat u de bedieningsband gekozen heeft, kunt u de
zendband niet meer bedienen.
CALL
VOL SQL
DISPLAY-AANDUIDING VAN DE TOETSFUNCTIES
Onderaan op het display staan de opschriften die de huidige
functies van de 4 voorpaneeltoetsen aangeven. Wanneer deze
toetsen in de bedieningsaanwijzingen worden vermeld, zijn ze
met schuin gedrukte letters aangegeven. Als na indrukken van
of
[F] (1 s)
gewacht, zal de basisinstelling worden hersteld.
Opschriften
basisinstelling
Opschriften na
indrukken van
, nogmaals op
Opschriften na
indrukken van
[F]
[F] (1 s)
[F]
wordt gedrukt of 10 seconden wordt
s
s
s
[F]
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Opmerkingen:
◆
Bij het kiezen van de programma-geheugenfunctie verschijnen
andere opschriften. Zie “Programma-geheugen (PM)” {blz. 8}.
◆
U kunt ook andere combinaties van toets-opschriften instellen. Zie
“WIJZIGEN VAN DE OPSCHRIFTEN VAN DE MULTIFUNCTIE
TOETSEN” {blz. 66}.
◆
Na indrukken van
gewenste toets te worden gedrukt. Indien dit niet wordt gedaan, zal
de basisinstelling worden hersteld.
[F]
of
[F] (1 s)
dient binnen 10 seconden op de
17
18
19
20
21
N-9
Page 16
VOORPANEEL
CALL
1
Opmerking:
de regelaars en toetsen op het voorpaneel beschreven. Andere functies
2
van de regelaars en toetsen staan beschreven in de daarvoor voorziene
hoofdstukken.
3
4
5
6
7
8
9
10
qq
q CALL toets
qq
11
Voor het instellen van het “Call” oproepkanaal {blz. 33}. Ook voor
het starten of stoppen van de CALL/VFO SCANFUNCTIE
12
{blz. 48} wanneer de VFO functie is ingeschakeld of de CALL/
GEHEUGEN SCANFUNCTIE {blz. 48} wanneer de geheugen-
13
oproepfunctie is ingeschakeld.
14
ww
w VFO toets
ww
Voor het inschakelen van de VFO frequentiekeuze {blz. 8}. U kunt
15
dan de actieve frequentie kiezen met de Afstemknop of de
[UP]/[DWN] toetsen van de microfoon. Deze toets heeft
16
bovendien de volgende functies:
17
•Starten/stoppen van de VFO scan voor het doorzoeken van het
18
19
gehele VFO bereik {blz. 44}.
•Starten/stoppen van de programma-scan voor het doorzoeken
van het geprogrammeerde frequentiebereik {blz. 46}.
In dit hoofdstuk worden enkel de voornaamste functies van
CALL
ee
e MR geheugen-oproeptoets
ee
Voor het inschakelen van de geheugen-oproepfunctie {blz. 31}.
U kunt dan met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon de geheugenkanalen oproepen waarin
u de frequenties en de bijbehorende gegevens heeft vastgelegd.
Deze toets wordt tevens gebruikt voor het starten en stappen van
de geheugen-scanfunctie {blz. 44}.
rr
r Afstemknop
rr
Voor het kiezen van:
•Actieve frequenties wanneer de VFO functie is ingeschakeld.
•Geheugenkanalen wanneer de geheugen-oproepfunctie is
ingeschakeld {blz. 31}.
•Menu-nummers wanneer de menufunctie is ingeschakeld
{blz. 19}.
Deze knop wordt tevens gebruikt voor het maken van diverse
andere instellingen.
tt
t MHz toets
tt
Voor het inschakelen van de MHz functie. In deze stand kunt u de
actieve frequentie met behulp van de Afstemknop of de
[UP]/[DWN] toetsen van de microfoon veranderen in stappen van
1 MHz of 10 MHz {blz. 17}. Deze toets wordt tevens gebruikt voor
het starten en stoppen van de MHz scanfunctie {blz. 47}.
20
21
N-10
Page 17
CALL
yy
y F functietoets
yy
Voor het kiezen van de diverse functies die beschikbaar zijn via
de multifunctie toetsen.
uu
u TONE toontoets
uu
Voor het in- en uitschakelen van de toonfunctie {blz. 24} of de
CTCSS functie {blz. 49}. Deze toets wordt tevens gebruikt voor
het in- en uitschakelen van de automatische toonfrequentieidentificatie {blz. 49}.
ii
i REV omwisseltoets
ii
Voor het omwisselen van de zend- en ontvangstfrequenties
tijdens bediening met zendfrequentie-verschuiving (offset) of
gescheiden (duplex) geheugenkanaal {blz. 27}.
oo
o LOW vermogen-keuzetoets
oo
Voor het kiezen van het uitgangsvermogen bij het zenden: Hoog,
Middelmatig of Laag {blz. 18}.
!0!0
!0 SQL squelch-regelaars
!0!0
Voor het instellen van het drempelniveau van de squelch
{blz. 16}. De squelch zorgt ervoor dat er geen geluid via de
luidspreker wordt weergegeven wanneer er geen station
ontvangen wordt. De linker regelaar is voor de VHF band en de
rechter regelaar is voor de UHF band.
!1!1
!1 VOL volumeregelaars/ BAND SEL afstemband-keuzetoetssen
!1!1
Draai aan deze regelaars voor het instellen van de geluidssterkte
van het geluid dat via de luidspreker wordt weergegeven {blz. 16}.
De linker regelaar is voor de VHF band en de rechter regelaar is
voor de UHF band.
Druk op de toetsen om de gewenste zendband te kiezen. Druk op
de linker toets voor de VHF band en op de rechter toets voor de
UHF band.
!!
!2 CONT SEL bedieningsband-keuzetoets
!!
Voor het kiezen van de band die u met de toetsen op het
voorpaneel of de microfoon wilt bedienen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
N-11
19
20
21
Page 18
1
2
CALL
3
4
5
6
7
!3!3
!3 MNU menutoets
!3!3
8
Voor het inschakelen van de menufunctie {blz. 19}.
9
!4!4
!4 PM programmageheugentoets
!4!4
10
Voor het inschakelen van de programmageheugenfunctie
{blz. 36}.
11
!5!5
aan/uit-schakelaar
!5
!5!5
12
Voor het in- en uitschakelen van de zendontvanger {blz. 16}.
!!
!6 Microfoonaansluiting
!!
13
Steek hierin de 8-polige stekker van de microfoon totdat het
14
vergrendellipje vastklikt.
UP
15
Max. 8 V gelijkstroom, 200 mA
GND
16
STBY (PTT)
GND (MIC)
17
MIC
NC:Niet in gebruik
18
DWN
!7!7
!7 DATA aansluiting
!7!7
19
Sluit hierop de Terminal Node Controller (TNC) voor Packet-
20
communicatie aan. De aansluiting is geschikt voor een 6-polige
DIN ministekker {blz. 6}.
21
N-12
ACHTERPANEEL
qq
q Antenne-aansluiting
qq
Sluit hierop een externe antenne aan {blz. 5}. Bij het maken van
test-uitzendingen sluit u een substituut belasting in plaats van de
antenne aan. Het antennesysteem of de belasting dient een
impedantie van 50 Ω te hebben. De aansluiting op de TM-V7E is
geschikt voor een N-type stekker en de aansluiting op de andere
modeluitvoeringen is geschikt voor een PL-259 mannetjesstekker. Door de voorziening van een ingebouwde duplexer is er
slechts èèn antenne-aansluiting.
ww
w 13,8 V DC gelijkstroomingang-kabel
ww
Sluit hierop een 13,8 V gelijkstroomvoedingsbron aan. Gebruik de
bijgeleverde gelijkstroomvoedingskabel {blz. 3 en 4}.
ee
e Luidsprekeraansluitingen
ee
Indien gewenst, kunt u hierop een los verkrijgbare externe
luidspreker aansluiten om een betere geluidsweergave te
verkrijgen. De aansluitingen zijn geschikt voor een 3,5 mm
(2-geleider) plug. Zie blz. 6 voor nadere bijzonderheden.
Page 19
MICROFOON
MC-53DMMC-45
12
7
3
5
6
qq
q UP omhoog-toets
qq
ww
w DWN omlaag-toets
ww
8
6
Voor het verhogen of verlagen van de actieve frequentie, het
geheugenkanaalnummer, het menu-nummer, etc. Hou de toetsen
ingedrukt om het verhogen of verlagen continu te laten
plaatsvinden. De toetsen worden tevens gebruikt voor het kiezen
van waarden bij functies die meerdere keuzes bieden.
ee
e PTT schakelaar
ee
Indrukken voor zenden; loslaten voor ontvangen. Deze
schakelaar wordt tevens gebruikt voor het uitschakelen van
diverse functies zoals scan {blz. 40} of automatische
bandwisseling {blz. 62}.
rr
r LOCK vergrendelschakelaar
rr
Hiermee worden alle microfoontoetsen, behalve de [PTT] toets
en het DTMF toetsenpaneel (indien aanwezig) geblokkeerd.
21
3
5
6
4
DWN UP
MIC
VFO MR PFCALL
7
8
LOCK
ELECTRET CONDENSER MIC
MADE IN JAPAN
tt
t CALL toets
tt
yy
y VFO toets
yy
uu
u MR geheugen-oproeptoets
uu
Deze toetsen hebben dezelfde functie als de CALL, VFO en MR
1
2
toetsen op het voorpaneel. Indien gewenst, kunt u andere
functies aan de toetsen toewijzen {blz. 72}.
ii
i PF programmeerbare functietoets
ii
De functie van deze toets verschilt afhankelijk van de functie die u
kiest bij “PF1” in menu-nummer 16 {blz. 21}. Zie “TOEWIJZEN
4
VAN ANDERE FUNCTIES AAN DE PROGRAMMEERBARE
FUNCTIETOETSEN” {blz. 72}.
oo
o DTMF toetsenpaneel (alleen MC-53DM)
oo
Deze 16 toetsen worden gebruikt voor de DTMF functies of voor
het rechtstreeks invoeren van een frequentie of
geheugenkanaalnummer.
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
N-13
19
20
21
Page 20
AANDUIDINGEN OP HET DISPLAY
1
Op het display ziet u diverse aanduidingen die aangeven wat u
gekozen heeft. Raadpleeg de onderstaande tabel wanneer u niet
2
weet wat de aanduidingen betekenen of hoe u een bepaalde
instelling kunt annuleren.
3
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
4
5
6
7
8
9
Aanduiding
N-14
Wat u gekozen heeft
Zendband
Bedieningsband
"Call" oproepkanaal
Middelmatig
zendvermogen
Laag zendvermogen
DTSS
Page
Toonfunctie
CTCSS
Omwisselen
Automatische Simplex
Controlefunctie (ASC)
Toets die ingedrukt moet
worden om te annuleren
Altijd zichtbaar bij een van
de banden
[CONT SEL]
[CALL]
[LOW], [LOW]
standaardinstelling (Hoog) te
kiezen
[LOW]
om de
standaardinstelling (Hoog)
te kiezen
[F], [DTSS], [F],
[DTSS]
[F], [DTSS]
[TONE], [TONE]
[TONE]
[REV]
[REV]
om de
Aanduiding
(TM-V7E)
Wat u gekozen heeft
Zendfrequentieverschuiving in plusrichting
Zendfrequentieverschuiving in minrichting
Zendfrequentieverschuiving in minrichting (−7,6 MHz)
Duplex
Toets die ingedrukt moet
worden om te annuleren
[F], [SHIFT], [F],[SHIFT]
(TM-V7E: hierna nogmaalsa
[F], [SHIFT]
[F], [SHIFT]
)
(TM-V7E:
hierna nogmaals
[F],[SHIFT]
)
[F], [SHIFT]
[VFO]
geheugenkanaal
(gescheiden
frequenties)
[F]
Automatische
, [MNU]
bandwisselfunctie
(A.B.C.)
[F],
[MHz]
Zendontvangervergrendeling
Totaalvergrendeling
[MHz]+[ ],
daarna
[F]
, [MHz]
Wanneer u een signaal ontvangt:
•“BUSY” verschijnt als de squelch {blz. 16} open is.
•De S-meter toont de sterkte van het ontvangen signaal.
Page 21
BEDIENINGSGIDS
CALL
CALL
Wanneer u niet meer weet hoe een bepaalde functie werkt en u
deze gebruiksaanwijzing niet bij u heeft, kunt u een beroep doen
op de “bedieningsgids”. Deze gids helpt u bij de bediening van de
meest gebruikte functies.
Opmerking:
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 1 (Guide).
De bedieningsgids is niet voor alle functies beschikbaar.
CALL
De onderstaande tabel toont de functie-index die u op het display
ziet.
Functie-index
VFO Scan
Zie blz.
44
Functie-index
Transmit Stored
Zie blz.
60
DTMF
MHz Scan
Memory Scan
Call Scan
47
44
48
Store Simplex
Memory
Store Split Memory
Store Simplex Call Ch
30
30
33
1
2
3
4
5
6
7
VOL SQL
[SET]
3 Druk op
en kies de gewenste functie met de
Afstemknop.
•U kunt ook de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon
gebruiken om de functie te kiezen.
CALL
2
VOL SQL
1
4 Druk nogmaals op [MNU] om de bedieningsgids te verlaten.
MR Ch Clr
Ch Disp
All Reset
VFO Reset
PM Reset
Repeater
1
Alleen V.S./ Canada
1
31
34
35
35
39
81
Store Split Call Ch
Assign PF1 key
Assign PF2 key
Assign PF3 key
Assign PF4 key
34
72
72
72
72
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-15
Page 22
1
IN/UITSCHAKELEN VAN DE ZENDONTVANGER
2
1 Schakel de gelijkstroomvoedingseenheid in.
3
4
•Bij mobiel gebruik kan deze stap worden overgeslagen.
2 Druk op de aan/uit-schakelaar om de zendontvanger in te
schakelen.
5
6
7
CALL
VOL SQL
8
9
3 Druk nogmaals op de
10
zendontvanger uit te schakelen.
aan/uit-schakelaar om de
•Als de zendontvanger als een vast station wordt gebruikt, kan
11
de zendontvanger na eenmaal te zijn ingeschakeld,
eenvoudigweg met de spanningsschakelaar van de
12
voedingseenheid worden in- en uitgeschakeld.
13
INSTELLEN VAN DE GELUIDSSTERKTE
14
Draai de VOL regelaar naar rechts om de geluidssterkte te
15
verhogen en naar links om de geluidssterkte te verlagen.
16
17
18
CALL
VOL SQL
19
BASISBEDIENING
SQUELCH INSTELLING
De squelch-functie dient om de ruis te onderdrukken die via de
luidspreker hoorbaar wordt wanneer er geen signaal aanwezig is.
Bij een juiste instelling van de squelch hoort u alleen geluid
wanneer er ook werkelijk een zender ontvangen wordt. Het punt
waar de achtergrondruis buiten het gehoorbereik valt, dit wordt de
squelch-drempel genoemd, is afhankelijk van de frequentie.
Draai de SQL regelaar naar rechts totdat de achtergrondruis net
verdwijnt wanneer er geen signaal aanwezig is.
CALL
VOL SQL
KIEZEN VAN DE AFSTEMBAND
Druk op [BAND SEL] om de VHF of UHF band te kiezen.
•De aanduiding “PTT” verschijnt boven de VHF of UHF frequentie
om aan te geven welke band u gekozen heeft.
CALL
VOL SQL
20
21
N-16
Page 23
KIEZEN VAN FREQUENTIES
CALL
CALL
■ AFSTEMKNOP
De Afstemknop is handig voor het kiezen van een frequentie
als u zich binnen handbereik van het voorpaneel van de
zendontvanger bevindt en als de gewenste frequentie in de
buurt ligt van de huidig ingestelde frequentie.
1 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
CALL
VOL SQL
2 Draai aan de Afstemknop om de gewenste
ontvangstfrequentie te kiezen.
CALL
2
•Draai de regelaar naar rechts om de frequentie
stapsgewijs te verhogen.
•Draai de regelaar naar links om de frequentie stapsgewijs
te verlagen.
•Om de frequentie in stappen van 1 MHz te veranderen,
drukt u eerst op [MHz]. Door nogmaals op [MHz] te
drukken, wordt de 1 MHz functie uitgeschakeld.Wilt u de
frequentie in stappen van 10 MHz veranderen, druk dan
eerst op
uit te schakelen; druk op [MHz] om de 1 MHz functie in te
[F]
+ [MHz]. Druk op
schakelen.
VOL SQL
[F]
om de 10 MHz functie
•Als een bepaalde ontvangstfrequentie niet gekozen kan
worden, dient u de frequentiestap te veranderen. Zie
“KIEZEN VAN DE WAARDE VOOR DE
FREQUENTIESTAP” {blz. 65} voor nadere
bijzonderheden.
•U kunt de frequentie ook kiezen met behulp van de
toetsen op de microfoon (alleen MC-53DM). Zie
“RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUMMERS VIA
HET TOETSENPANEEL” {blz. 74}.
■ [UP]/[DWN] TOETSEN VAN DE MICROFOON
De [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon zijn handig voor het
kiezen van een frequentie bij gebruik van de zendontvanger in
een voertuig of in andere situaties waar het toestel niet binnen
handbereik is.
Druk even kort op [UP] of [DWN] om de ontvangstfrequentie
één stap te verhogen of verlagen.
•Als u de toets ingedrukt houdt, verandert de frequentie
continu totdat u de toets loslaat.
•Om de frequentie in stappen van 1 MHz (of 10 MHz) te
veranderen, dient u eerst op [MHz] (of
drukken.
MC-53DM
[F]
+ [MHz]) te
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-17
Page 24
ZENDEN
CALL
(geen aanduiding)
Middelmatig
Laag
("M")
("L")
Hoog
1
1 Als u klaar bent om te gaan zenden, houdt u de [PTT]
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
schakelaar van de microfoon ingedrukt en spreekt dan met
normale stem in de microfoon.
•De aanduiding “ON AIR” en de RF vermogensmeter
verschijnen.
•Als u de microfoon te dicht bij uw mond houdt, of als u te luid
spreekt, is het mogelijk dat het geluid vervormd wordt en het
signaal minder goed verstaanbaar is aan de ontvangstzijde.
•De RF vermogensmeter toont het relatieve zendvermogen.
2 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon los als u klaar
bent met spreken.
MC-53DM
N-18
■ KIEZEN VAN HET ZENDVERMOGEN
Het is verstandig en bovendien bij de wet voorgeschreven,
om het laagste vermogen te kiezen dat nog een betrouwbare
communicatie mogelijk maakt. Hierdoor bespaart u stroom
zodat de accu langer meegaat. Door het beperkt houden van
het vermogen vermindert u bovendien het risico van
interferentie met anderen op dezelfde frequentie.
Druk op
•Bij herhaaldelijk indrukken van
LET OP:
◆
ZEND NIET LANGDURIG MET HOOG UITGANGSVERMOGEN. DE
ZENDONTVANGER KAN HIERDOOR OVERVERHIT RAKEN, MET
EEN DEFECT ALS GEVOLG.
◆
BIJ LANGDURIG ZENDEN KAN DE RADIATOR OVERVERHIT
RAKEN. RAAK DE RADIATOR IN EEN DERGELIJKE SITUATIE
NIET AAN.
Opmerking:
hoge omgevingstemperatuur of langdurig zenden, kan het
beveiligingscircuit in werking treden om het zendvermogen te verlagen.
[LOW]
om het gewenste zendvermogen te kiezen.
CALL
VOL SQL
[LOW]
zendvermogen zoals hieronder aangegeven.
verandert het
Als de zendontvanger oververhit raakt als gevolg van een
Page 25
MENU-INSTELLINGEN
CALL
CALL
WAARVOOR DIENEN DE MENU’S?
Diverse functies van deze zendontvanger worden gekozen of
bijgesteld via een eenvoudige programmering met behulp van
instelmenu’s, in plaats van met toetsen op het paneel van de
zendontvanger. Wanneer u zich eenmaal vertrouwd heeft
gemaakt met de bediening via het menusysteem, zult u de
veelzijdigheid ervan leren waarderen.
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste menu-nummer te kiezen.
•“CLR” en “s” of “SET” verschijnen als opschriften voor de
toetsen.
•Druk op
[CLR]
om de gemaakte selectie te laten vervallen en
de vorige display-weergave weer op te roepen.
CALL
1
2
3
4
5
6
TOEGANG TOT DE MENU’S
1 Kies de gewenste band.
•Bij sommige menu-nummers kunt u voor beide banden een
andere instelling vastleggen.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
•Het laatst gekozen menu-nummer verschijnt.
CALL
VOL SQL
VOL SQL
De hiernavolgende stappen verschillen afhankelijk van het menunummer dat u kiest. Zie voor nadere bijzonderheden de van
toepassing zijnde paragrafen in deze gebruiksaanwijzing.
Opmerkingen:
◆
Bedien de
Afstemknop
of de toetsen in iedere stap binnen ongeveer
10 seconden. Als dit niet wordt gedaan, zal de vorige
bedieningsstand weer worden ingeschakeld.
◆
Nadat u een selectie heeft gemaakt voor een bepaald subnummer,
kunt u op
[t]
drukken om de instelling vast te leggen en vervolgens
doorgaan naar een ander subnummer van het betreffende menunummer.
N-19
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 26
MENU-CONFIGURATIE
1
Opmerking:
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Menu-
nummer
1
2
3
4
5
N-20
Bij de gearceerde functies dient de gewenste band (UHF of VHF) te worden gekozen voordat de menufunctie wordt ingeschakeld.
Subnummer
––
1
2
3
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
BeschrijvingKeuzemogelijkheden
Bedieningsgids voor zendontvanger
Aantal kanalen voor visuele scan
Bericht bij inschakelen
Opschriften voor multifunctie toetsen
Positief/ negatief display-omkering
Display-contrast instellen
Display-dimmer
Automatische dimmer aan/uit
Geheugenkanaal overslaan (Lockout)
VHF/UHF geheugenkanaal-
verhouding
Naam van geheugenkanaal
Automatische geheugenopslag in
PM kanalen
Automatische frequentieverschuiving
voor repeater-toepassingen
(Alleen V.S./ Canada/ Europa)
Waarde van frequentieverschuiving
1750 Hz toon zendsignaal-
vasthoudfunctie (Alleen TM-V7E)
Zie verwijzingsbladzijde
25/ 49/ 73/ 147
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
Positief/ negatief
Niveau 1 (min.) ~ niveau 16 (max.)
Niveau 1 (max.) ~ niveau 4 (min.)/
OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
90:90/ 110:70/ 130:50/ 50:130/
70:110/ 140:140
Zie verwijzingsbladzijde
ON/ OFF
ON/ OFF
00,00 MHz~29,95 MHz,
stappen van 50 kHz
ON/ OFF
Oorspronkelijke
instelling
49
"KENWOOD"
F/TONE/REV/LOW
Negatief
8
1
OFF
OFF
90:90
OFF
ON
Zie verwijzings-
bladzijde
OFF
Zie blz.
15
41
69
66
71
71
70
70
45
29
32
39
26
24
73
Page 27
Menu-
nummer
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Subnummer
––
––
––
––
––
––
1
2
3
1
2
1
2
3
1
2
1
2 ~ 5
6
BeschrijvingKeuzemogelijkheden
Programmeerbare VFO
(Bovengrens/ ondergrens)
Opslag van DTMF nummers
Scan-hervattingsmethode
Advanced Intercept Point (AIP)
Automatische uitschakelfunctie (APO)
Time-Out Timer (TOT)
DTSS/ Page-code zend-vertraging
Automatische Page-functie
annulering
Page-oproep beantwoordingsfunctie
(Alleen V.S./ Canada)
S-meter squelch
Aanhoudtijd van S-meter squelch
Pieptoon-volume
Luidspreker-configuratie
Stemsynthesizer
(Alleen wanneer de los verkrijgbare
VS-3 is aangebracht.)
Snelheid van gegevensoverdracht
Gegevens zend/ ontvangst-band
Microfoon-bediening
Programmeerbare functietoetsen
DTMF monitor
Alle frequenties die op de band
gekozen kunnen worden
Zie verwijzingsbladzijde
Tijdsbepaald/ Draaggolf-bepaald
ON/ OFF
ON/ OFF
3/ 5/ 10 minuten
350 ms/ 550 ms
Automatisch (ON)/
handmatig (OFF)
ON/ OFF
ON/ OFF
125 ms/ 250 ms/ 500 ms/ OFF
Niveau 1 (min.) ~ 7 (max.)/ OFF
Instelling 1/ instelling 2
Engels/ Japans/ OFF
1200 bps/ 9600 bps
ON/ OFF
ON/ OFF
Zie verwijzingsbladzijde
ON/ OFF
Oorspronkelijke
instelling
Bovenste en onderste
ontvangstfrequentie
van de band
Tijdsbepaald
OFF
OFF
10 minuten
350 ms
Handmatig
OFF
OFF
OFF
Niveau 5
Instelling 1
Engels
1200 bps
OFF
OFF
OFF
Zie blz.
64
59
43
62
61
61
52, 56
57
57
68
68
66
76
82
79
79
77
73
58
N-21
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 28
BEDIENING VOOR REPEATER-TOEPASSINGEN
1
Vergeleken met de gebruikelijke simplex communicatie, zult u via
2
repeaters vaak veel verder komen. Repeaters staan meestal
opgesteld op een berg, een heuvelrug of tenminste op een hoge
3
mast. Ze werken met een hoger ERP vermogen (Effective
Radiated Power) dan het doorsnee amateurstation. Deze
4
combinatie van hoogte en ERP vermogen zorgt voor een veel
5
grotere draag- en reikwijdte van de communicatie.
De repeaters worden meestal geplaatst en onderhouden door
6
radioclubs, al dan niet met steun van bedrijven die betrokken zijn
bij de communicatie-industrie. Tijdens noodsituaties zijn
7
repeaters-netwerken vaak een belangrijke steun gebleken bij het
8
coördineren van de reddings- en hulpwerkzaamheden.
9
10
11
12
13
14
TX: Zenden
15
16
17
18
19
20
21
144,73 MHz
TX tone: Zend-toon
88,5 Hz
RX: Ontvangst
145,33 MHz
N-22
TX: Zenden
144,73 MHz
TX tone: Zend-toon
RX: Ontvangst
88,5 Hz
145,33 MHz
TOEGANG TOT REPEATERS
De meeste amateurradio-repeaters maken gebruik van een
verschillende ontvangst- en zendfrequentie. De zendfrequentie
kan hoger of lager zijn dan de ontvangstfrequentie, maar het
verschil tussen de frequenties is vrijwel altijd een vaste waarde,
de zogenaamde “standard split”. U kunt de gescheiden
ontvangst- en zendfrequentie instellen door de waarde en de
richting van de verschuiving te kiezen in relatie tot de
ontvangstfrequentie.
Bovendien vereisen sommige repeaters dat de zendontvanger
een toon uitzendt voordat de repeater gebruikt kan worden. Om
deze toon uit te zenden, schakelt u de toonfunctie in en kiest dan
een toonfrequentie. De vereiste toonfrequentie wordt bepaald
door de repeater waarmee u contact wilt leggen.
De meeste repeaters vallen in een van de volgende categorieën:
Richting van
verschuiving
+
–
– (" ")
NVT: Niet van toepassing
TM-V7A/ E
VHF
+600 kHz
–600 kHz
NVT
TM-V7A
UHF
+5 MHz
–5 MHz
NVT
TM-V7E
UHF
+1,6 MHz
–1,6 MHz
–7,6 MHz
Page 29
Bedieningsstappen voor toegang tot repeaters
Simplex
+
−
−
−
Simplex
+
−
Kies een band.
Kies de ontvangstfrequentie.
Kies de verschuivingsrichting.
Kies de verschuivingswaarde.
Schakel indien nodig de toonfunctie in.
Kies indien nodig een toonfrequentie.
■ KIEZEN VAN DE VERSCHUIVINGSRICHTING
Volg de onderstaande aanwijzing om te kiezen of u de
zendfrequentie een bepaalde vaste waarde hoger (+) of lager
(–) wilt maken dan de ontvangstfrequentie.
Druk op
•Telkens wanneer u deze bediening uitvoert, verandert de
Als de verschuiving zo gekozen wordt dat de zendfrequentie
buiten het afstembereik valt, zal het zenden onmogelijk zijn,
tot de zendfrequentie op een van de volgende manieren weer
binnen het beschikbare bereik wordt gebracht:
•Aanpassing van de ontvangstfrequentie, dichter naar het
•Omkeren van de richting van de verschuiving.
Opmerking:
gebruik van een duplex geheugenkanaal (gescheiden frequenties) of
tijdens zenden.
[F], [SHIFT]
verschuivingsrichting zoals hieronder aangegeven.
TM-V7A/E
(VHF)
TM-V7A
(UHF)
TM-V7E
(UHF)
midden van het afstembereik.
De verschuivingsrichting kan niet worden veranderd bij
.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon.
17
18
19
20
21
N-23
Page 30
■ KIEZEN VAN DE WAARDE VAN DE
CALL
CALL
CALL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
FREQUENTIEVERSCHUIVING
Volg de onderstaande aanwijzingen om de hoeveelheid van
de frequentieverschuiving in te stellen.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 5 (Repeater).
CALL
2
ss
[
s
]
4 Druk op
Offset).
•De huidige instelling wordt aangegeven.
en kies subnummer 2 (VHF Offset of UHF
ss
CALL
2
5 Druk op
[SET]
en kies de gewenste hoeveelheid.
•Het instelbereik loopt van 00,00 MHz tot 29,95 MHz, in
stappen van 50 kHz.
CALL
VOL SQL
1
6 Druk op
2
[SET]
om de procedure af te sluiten.
7 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
VOL SQL
Alleen TM-7VE:
Als u " " heeft gekozen voor de
verschuivingsrichting, kunt u de instelling voor de hoeveelheid
(7,6 MHz) niet veranderen.
Opmerking:
Nadat u de waarde van de frequentieverschuiving
veranderd heeft, geldt de nieuwe instelling tevens voor de
Automatische Frequentieverschuiving voor Repeater-Toepassingen.
■ INSCHAKELEN VAN DE TOONFUNCTIE
Druk op
VOL SQL
1
•Bij herhaaldelijk indrukken van
[TONE]
om de toonfunctie in te schakelen.
zoals hieronder aangegeven.
Geen aanduiding
Toon
("T")
[TONE]
verandert de instelling
CTCSS
("CT")
17
18
19
20
21
N-24
Page 31
■ KIEZEN VAN DE TOONFREQUENTIE
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
67,0
71,9
74,4
77,0
79,7
82,5
85,4
88,5
91,5
94,8
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
97,4
100,0
103,5
107,2
110,9
114,8
118,8
123,0
127,3
131,8
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
136,5
141,3
146,2
151,4
156,7
162,2
167,9
173,8
179,9
186,2
31
32
33
34
35
36
37
38
192,8
203,5
210,7
218,1
225,7
233,6
241,8
250,3
Frequentie
(Hz)
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
Frequentie
(Hz)
Frequentie
(Hz)
Frequentie
(Hz)
CALL
1 Druk op
2 Druk op
•De ingestelde toonfrequentie verschijnt.
[TONE]
om de toonfunctie in te schakelen.
[F] (1 s), [T.SEL]
CALL
.
1
2
3
4
VOL SQL
21
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om de gewenste toonfrequentie
te kiezen.
[OFF]
4 Druk op
om de procedure af te sluiten.
Opmerking:
toetsenpaneel {blz. 75} gebruikt u de nummers 01 t/m 38 in de
bovenstaande tabel om de corresponderende frequenties te kiezen.
Alleen TM-V7E:
1750 Hz toonfunctie toe aan een van de programmeerbare
functietoetsen van de microfoon {blz. 72}.
Bij rechtstreeks invoeren van toonfrequenties via het
Om een 1750 Hz toon uit te zenden, wijst u de
N-25
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 32
■ AUTOMATISCHE FREQUENTIEVERSCHUIVING VOOR
CALL
CALL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
REPETEER-TOEPASSINGEN
(ALLEEN VOOR V.S./ CANADA/ EUROPA)
Bij gebruik van deze functie wordt automatisch de juiste
verschuivingsrichting gekozen overeenkomstig de frequentie
die u op de VHF band kiest. Zie de onderstaande tabel voor
de verschuivingsrichting die in de zendontvanger is
geprogrammeerd. Neem contact op met de organisatie voor
amateurzenders voor informatie omtrent de meest recente
band-toewijzing.
Modellen voor de V.S. en Canada
De zendverschuiving is voorgeprogrammeerd volgens de
richtlijnen van het standaard ARRL Band Plan.
144,0 145,5 146,4 147,0 147,6
145,1 146,0 146,6 147,4 148,0 MHz
−−
+
SS
S
S: Simplex
Modellen voor Europa
144,0 145,6 145,8 146,0 MHz
S
–
S: Simplex
Opmerking:
De automatische frequentieverschuiving werkt niet
wanneer de omwisselfunctie of de CTCSS is ingeschakeld. Indien u
echter op
[REV]
drukt nadat de automatische
frequentieverschuivingsfunctie een bepaalde frequentieverschuiving
(gescheiden frequenties) heeft gekozen, zullen de ontvangst- en
zendfrequenties worden omgewisseld.
+
S
S
1 Schakel de VHF band in.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 5 (Repeater).
CALL
2
ss
[
s
]
4 Druk op
−
5 Druk op
en kies subnummer 1 (Auto Offset).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en
1
VOL SQL
VOL SQL
(oorspronkelijke instelling) uit te schakelen.
6 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
21
N-26
Page 33
OMWISSELEN VAN DE ZEND-/ONTVANGSTFREQUENTIE
Tijdens het beluisteren van een repeater kunt u de
omwisselfunctie gebruiken om handmatig de signaalsterkte te
controleren van een zender die toegang heeft tot de repeater. Als
het signaal van de zender sterk genoeg is, verdient het
aanbeveling over te gaan op een simplexfrequentie om het
contact te vervolgen en zodoende de repeater vrij te maken.
[REV]
Druk op
schakelen.
•De ontvangst- en zendfrequenties worden omgewisseld.
•De aanduiding “R” verschijnt op het display wanneer de functie
wordt ingeschakeld.
om de omwisselfunctie beurtelings in en uit te
■ AUTOMATISCHE SIMPLEX CONTROLE (ASC)
Deze functie registreert automatisch de sterkte van het
signaal dat u van de repeater ontvangt. Als de signaalsterkte
voldoende is voor rechtstreekse communicatie zonder gebruik
van de repeater, begint op het display een indicator te
knipperen. Het verdient dan aanbeveling op een andere
frequentie over te schakelen voor rechtstreeks contact zodat
de repeater vrij komt voor gebruik door anderen.
1 Druk op
•De ASC aanduiding verschijnt.
[REV] (1 s)
om de functie in te schakelen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Opmerkingen:
◆
Als bij indrukken van
zendbereik terechtkomt, hoort u een pieptoon wanneer de
schakelaar wordt ingedrukt en wordt er niet op zenden
overgeschakeld.
◆
Als door inschakelen van de omwisselfunctie de ontvangstfrequentie
buiten het ontvangstbereik terecht zou komen, zal er bij indrukken
van
[REV]
worden dan niet verwisseld.
◆
De automatische frequentieverschuiving voor repeater-toepassingen
is niet beschikbaar wanneer de omwisselfunctie is ingeschakeld.
◆
De omwisselfunctie kan niet tijdens zenden in- of uitgeschakeld
worden.
ter waarschuwing een pieptoon klinken. De frequenties
[REV]
de zendfrequentie buiten het toegestane
[PTT]
•De ASC aanduiding knippert om u erop attent te maken
dat rechtstreekse communicatie mogelijk is.
2 Druk op
Opmerkingen:
◆
Zodra rechtstreekse communicatie niet meer mogelijk is, stopt de
ASC aanduiding met knipperen.
◆
De ASC functie werkt niet als de zend- en ontvangstfrequenties
hetzelfde zijn (simplex bediening).
◆
De ASC functie werkt niet tijdens scannen.
◆
Als u het “Call” kanaal of een geheugenkanaal oproept waarbij
de omwisselfunctie is ingeschakeld, zal de ASC functie worden
uitgeschakeld.
[REV]
om de ASC functie uit te schakelen.
N-27
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 34
1
In de geheugenkanalen kunt u de frequenties en de bijbehorende
2
gegevens vastleggen die u vaak gebruikt. Er zijn in totaal
280 geheugenkanalen, 140 voor VHF en 140 voor UHF.
3
U kunt tevens voor ieder geheugenkanaal een naam vastleggen.
4
Bij gebruik van deze benamingsfunctie is het totale aantal
geheugenkanalen 180, maar er kan in dit geval een bepaalde
5
verhouding worden gekozen voor de kanalen bestemd voor VHF
en UHF (5 keuzes). Zie de paragraaf “BENAMING VAN DE
6
GEHEUGENKANALEN” {blz. 32} voor nadere bijzonderheden.
7
8
SIMPLEX OF DUPLEX GEHEUGENKANAAL?
Er zijn twee methoden om de zend/ontvangstfrequenties
9
(TX/RX frequenties) en de bijbehorende gegevens in de
10
geheugenkanalen vast te leggen, afhankelijk van of de zend- en
ontvangstfrequenties wel of niet hetzelfde zijn. Ieder
11
geheugenkanaal kan als simplex of duplex geheugenkanaal
worden gebruikt. Bij gebruik als duplex kanaal worden
12
gescheiden ontvangst- en zendfrequenties vastgelegd.
geheugenkanalen worden eventuele reeds aanwezige gegevens
overschreven.
Bij het vastleggen van nieuwe gegevens in de
GEHEUGENKANALEN
In de geheugenkanalen kunnen de onderstaande gegevens
worden vastgelegd:
RX ontvangstfrequentie
TX zendfrequentie
Toonfrequentie
CTCSS frequentie
Toon of CTCSS status
Frequentiestap
Verschuivingsrichting
Omwisselfunctie-status
DTSS code, DTSS status
Geheugenkanaal
overslaan (Lockout)
Naam van geheugenkanaal
Ja: Kan in het geheugen worden vastgelegd.
NVT: Niet van toepassing.
Parameter
Simplex
kanaal
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Duplex
kanaal
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
NVT
NVT
Ja
Ja
Ja
18
19
20
21
N-28
Page 35
VHF/UHF GEHEUGENKANAAL-VERHOUDING
CALL
CALL
CALL
De geheugenkanalen kunnen in verschillende verhoudingen over
de VHF en UHF banden worden verdeeld. De oorspronkelijke
instelling is 90 kanalen voor beide banden. Wanneer de
verhouding wordt veranderd, worden de gegevens in alle
geheugenkanalen gewist. Bepaal daarom de gewenste
verhouding alvorens u begint met het vastleggen van gegevens in
de kanalen.
De mogelijke verhoudingen zijn:
VHF band
90
110
130
50
70
140
UHF band
90
70
50
130
110
140
Ja: Er kan een naam voor het geheugenkanaal worden
vastgelegd.
NVT: Niet van toepassing
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 4 (Memory).
CALL
Naam voor
geheugenkanaal
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
NVT
3 Druk op
4 Druk op
5 Druk nogmaals op
ss
[
s
]
en kies subnummer 2 (Channel Ratio).
ss
CALL
2
[SET]
om de gewenste verhouding te kiezen.
CALL
2
[SET]
1
.
VOL SQL
VOL SQL
1
•Er verschijnt een bevestigingsmelding.
•Druk op
[CLR]
als u besluit om de verhouding niet te
veranderen.
6 Druk vervolgens nogmaals op
[SET]
.
•De geheugenkanalen worden gewist en de verhouding is
veranderd.
•De zendontvanger keert terug naar de eerdere
bedieningsstand.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
2
VOL SQL
19
20
21
N-29
Page 36
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN SIMPLEX KANALEN
1
1 Kies de gewenste band.
2 Kies de gewenste frequentie en de bijbehorende gegevens
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
(Toon, CTCSS, DTSS etc.) met behulp van de VFO functie,
de geheugen-oproepfunctie {blz. 31} of het “Call”
oproepkanaal {blz. 33}.
[F]
3 Druk op
•Er verschijnt een geheugenkanaalnummer en een pijl.
•De pijl geeft aan of het huidige geheugenkanaal wel (“
geen (“
.
uu
u”) gegevens bevat.
uu
4 Kies het gewenste geheugenkanaal met de Afstemknop of
de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
5 Druk op [MR].
•De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens worden
in het geheugenkanaal vastgelegd. De zendfrequentie van
een duplex geheugenkanaal of duplex “Call” oproepkanaal
wordt niet vastgelegd.
•Als het gekozen geheugenkanaal reeds gegevens bevat,
worden deze overschreven door de nieuwe gegevens.
ss
s”) of
ss
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DUPLEX KANALEN
1 Volg de aanwijzingen in stap 1 t/m 4 (stap 5 mag niet worden
uitgevoerd) links hiernaast om de gewenste
ontvangstfrequentie, de bijbehorende gegevens en het
geheugenkanaal te kiezen.
2 Druk op [MR] (1 s).
•“±” verschijnt.
3 Kies de gewenste zendfrequentie.
4 Druk op [MR].
•De gekozen zendfrequentie wordt in het geheugenkanaal
vastgelegd.
Opmerkingen:
◆
Als u in stap 1 een verschuivingsrichting kiest, kunt u in stap 3 ook op
de
[REV]
zendfrequentie wordt dan gekozen overeenkomstig de geldende
verschuivingswaarde en deze frequentie wordt in het geheugen
vastgelegd.
◆
In stap 2 kunt u niet de
[PF]
oproepfunctie is toegewezen.
◆
De zendverschuiving-status en omwisselfunctie-status worden niet in
het duplex geheugenkanaal vastgelegd.
toets drukken om de zendfrequentie te kiezen. De
[MR]
toets van de microfoon indien hieraan de geheugen-
toets van de microfoon gebruiken, of de
18
19
20
21
N-30
Page 37
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen.
•Het laatst gebruikte geheugenkanaal wordt ingesteld.
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste geheugenkanaal te
kiezen.
•Naar rechts draaien of [UP] indrukken:
Voor een hoger kanaalnummer.
•Naar links draaien of [DWN] indrukken:
Voor een lager kanaalnummer.
•Lege geheugenkanalen kunnen niet worden opgeroepen.
•Druk op [VFO] om over te schakelen op VFO
frequentiekeuze.
Opmerkingen:
◆
U kunt de geheugenkanalen ook kiezen via het toetsenpaneel van de
microfoon. Zie “INTOETSEN VAN EEN
GEHEUGENKANAALNUMMER” {blz. 75}.
◆
Als een duplex geheugenkanaal wordt opgeroepen, verschijnt “±” op
het display. Druk op
[REV]
om de zendfrequentie te zien.
WISSEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen.
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste geheugenkanaal te
kiezen.
4 Schakel de zendontvanger uit.
5 Druk op [MHz]+[
•Er verschijnt een bevestigingsmelding.
6 Druk nogmaals op [MR].
•De inhoud van het gekozen geheugenkanaal wordt gewist.
Opmerking:
De inhoud van geheugenkanaal 1 kan niet gewist worden.
].
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
N-31
18
19
20
21
Page 38
BENAMING VAN DE GEHEUGENKANALEN
CALL
CALL
CALL
1
U kunt de geheugenkanalen van een naam voorzien die bestaat
uit maximaal 7 alfanumerieke tekens. Wanneer u een
2
geheugenkanaal oproept waaraan u een naam heeft gegeven,
verschijnt de naam samen met de vastgelegde frequentie op het
3
display. De naam kan bijvoorbeeld een plaatsnaam zijn, de naam
van een persoon, repeater, zendercode, etc.
4
5
Opmerkingen:
◆
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de 140:140
geheugenkanaal-verhouding is ingesteld.
◆
U kunt niet het “Call” oproepkanaal, of de L1 t/m L3 of U1 t/m U3
kanalen van een naam voorzien.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 4 (Memory).
CALL
VOL SQL
4 Druk op
2
ss
[
s
]
en kies vervolgens subnummer 3
ss
(Memory Name).
CALL
2
1
VOL SQL
N-32
5 Druk op
[SET]
.
•Het eerste vakje knippert.
CALL
VOL SQL
1
6 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het eerste teken te kiezen.
•Druk op [MHz] om de tekens in blokken van 4 tekens te
doorlopen. Druk nogmaals op [MHz] om deze functie weer uit
te schakelen.
7 Druk op
ss
[
s
]
.
ss
•Het tweede vakje knippert.
8 Herhaal stap 6 en 7 om in totaal 7 tekens in te voeren.
•Als u na het invoeren van het 7de teken op
ss
[
s
]
drukt, hoort u
ss
een pieptoon die u erop attent maakt dat er geen tekens
meer ingevoerd kunnen worden.
•Druk op
tt
[
t
]
om het voorgaande teken opnieuw in te voeren.
tt
•Druk op [VFO] om alle tekens te wissen en opnieuw te
beginnen bij het eerste teken.
9 Druk op
[SET]
om de procedure af te sluiten.
10 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerkingen:
◆
Er kan alleen een naam worden toegewezen aan de
geheugenkanalen waarin frequenties en bijbehorende gegevens zijn
vastgelegd.
◆
De vastgelegde namen kunnen overschreven worden door de
stappen 1 t/m 10 opnieuw uit te voeren.
◆
De vastgelegde namen worden gewist wanneer de geheugenkanalen
gewist worden.
Page 39
“CALL” OPROEPKANAAL
In het “Call” oproepkanaal kunt u naar keuze een frequentie en
de bijbehorende gegevens vastleggen die u vaak gebruikt. In dit
oproepkanaal kan een simplex of duplex frequentie worden
vastgelegd en tevens de bijbehorende gegevens die ook in de
geheugenkanalen kunnen worden opgeslagen. Ongeacht welke
functie van de zendontvanger is ingeschakeld, de frequentie van
het oproepkanaal zal altijd vlot beschikbaar zijn. Het zou
bijvoorbeeld een goed idee kunnen zijn om het oproepkanaal op
groepsbasis als een prioriteitskanaal te gebruiken, alleen voor de
meest dringende boodschappen. In dat geval zal de Call/VFO
scan {blz. 48} ook goed van pas komen.
Hieronder ziet u de frequentie die oorspronkelijk in het
oproepkanaal is vastgelegd:
ModelUHF
V.S./ Canada
Europa/ Algemene markt
U kunt de inhoud van het oproepkanaal niet wissen. U kunt wel
de gegevens in het oproepkanaal overschrijven door nieuwe
gegevens, zoals hierna wordt beschreven.
VHF
144 MHz
144 MHz
440 MHz
430 MHz
■ INSCHAKELEN VAN HET OPROEPKANAAL
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [CALL] om de inhoud van het oproepkanaal te
verkrijgen.
•De aanduiding “CALL” verschijnt.
•Als u [CALL] nogmaals indrukt, keert de zendontvanger
terug naar de eerdere bedieningsstand.
•Bij instellen op het oproepkanaal worden de Afstemknop
en de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon buiten
werking gesteld.
■ WIJZIGEN VAN DE INHOUD VAN HET OPROEPKANAAL
(SIMPLEX)
1 Kies de gewenste band.
2 Kies de gewenste frequentie en de bijbehorende
gegevens (Toon, CTCSS, DTSS etc.) met behulp van de
VFO functie of de geheugen-oproepfunctie {blz. 31}.
3 Druk op
•De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens
•De zendontvanger keert terug naar de eerdere
Opmerking:
gekopieerd van het geheugenkanaal naar het oproepkanaal.
[F]
, [CALL].
worden in het oproepkanaal vastgelegd. De
zendfrequentie van een duplex kanaal wordt niet
vastgelegd.
bedieningsstand.
De overslaan-instelling (Lockout) wordt niet
N-33
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 40
■ WIJZIGEN VAN DE INHOUD VAN HET OPROEPKANAAL
CALL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
(DUPLEX)
1 Kies de gewenste band.
2 Kies de gewenste ontvangstfrequentie en de bijbehorende
gegevens (Toon, CTCSS, DTSS etc.) met behulp van de
VFO functie of de geheugen-oproepfunctie {blz. 31}.
3 Druk op
•“±” verschijnt.
•Het kanaalnummer wordt aangegeven als in stap 1 de
4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om de gewenste zendfrequentie
te kiezen.
5 Druk nogmaals op [CALL].
•De gekozen zendfrequentie wordt in het oproepkanaal
Opmerkingen:
◆
De zendverschuiving-status en omwisselfunctie-status worden
niet in een duplex oproepkanaal vastgelegd.
◆
De overslaan-instelling (Lockout) wordt niet gekopieerd van het
geheugenkanaal naar het oproepkanaal.
[F]
, [CALL] (1 s).
geheugen-oproepfunctie wordt gebruikt.
vastgelegd en de zendontvanger keert terug naar de
eerdere bedieningsstand.
GEGEVENSOVERDRACHT GEHEUGEN a VFO
Het overbrengen van de gegevens uit een geheugenkanaal of het
oproepkanaal naar de VFO kan nuttig zijn wanneer u wilt zoeken
naar een andere zender of een duidelijke frequentie in de
nabijheid van de geheugenkanaal-frequentie of de oproepkanaalfrequentie.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal of het “Call”
oproepkanaal op.
[F]
2 Druk op
•Alle gegevens uit het gekozen geheugenkanaal of het
oproepkanaal worden overgebracht naar de VFO. Nadat dit
gebeurd is, wordt de VFO functie ingesteld.
Opmerking:
, [VFO].
Bij deze gegevensoverdracht wordt de aparte
zendfrequentie van een duplex geheugenkanaal of een duplex
oproepkanaal niet naar de VFO overgebracht. Om de zendfrequentie
over te brengen, drukt u op
[REV]
en vervolgens op
[F], [VFO]
.
AANGEVEN VAN DE GEHEUGENKANAALNUMMERS
Wanneer de aanduidingsfunctie voor de
geheugenkanaalnummers is ingeschakeld, toont de
zendontvanger de geheugenkanaalnummers op het display in
plaats van de frequenties.
[LOW]
Druk op
schakelen.
+[ ] om deze functie beurtelings in en uit te
CALL
VOL SQL
1
2
21
N-34
Page 41
TERUGSTELLEN VAN HET GEHEUGEN (RESET)
Als uw zendontvanger niet goed lijkt te functioneren, kan het
probleem vaak te verhelpen zijn door terugstellen van het
geheugen.
Hou er echter rekening mee dat u na het terugstellen van het
geheugen eerst opnieuw alle gegevens in het geheugen zult
moeten vastleggen voordat u de geheugenkanalen weer kunt
gebruiken. Aan de andere kant is terugstellen van het geheugen
wel de snelste manier om alle gegevens in het geheugen in één
keer volledig te wissen.
Opmerking:
wanneer de aanduidingsfunctie voor de geheugenkanaalnummers of de
Totaalvergrendeling is ingeschakeld.
Oorspronkelijke instellingen voor de VHF band
Model
V.S./ Canada
Europa/
Algemene
markt
Oorspronkelijke instellingen voor de UHF band
Model
V.S./ Canada
Europa/
Algemene
markt
Deels Terugstellen of Volledig Terugstellen is niet mogelijk
VFO frequentie
144 MHz
144 MHz
VFO frequentie
440 MHz
430 MHz
Frequentiestap
5 kHz
12,5 kHz
Frequentiestap
25 kHz
25 kHz
Toonfrequentie
88,5 Hz
88,5 Hz
Toonfrequentie
88,5 Hz
88,5 Hz
■ DEELS TERUGSTELLEN (VFO)
Gebruik deze functie om alle instellingen, behalve de
geheugenkanalen, het “Call” oproepkanaal, de PM kanalen en
de geheugenkanaal-overslaan instelling, terug te stellen.
1 Druk op [VFO]+[
•Er verschijnt een bevestigingsmelding.
(“VFO Reset? Press [VFO]”)
•Druk op een andere toets als [VFO] om de procedure af
te breken.
].
2 Druk nogmaals op [VFO].
■ VOLLEDIG TERUGSTELLEN (GEHEUGEN)
Gebruik deze functie om alle instellingen terug te stellen in de
aanvangstoestand.
1 Druk op [MR]+[ ].
•Er verschijnt een bevestigingsmelding.
(“VFO Reset? Press [MR]”)
•Druk op een andere toets als [MR] om de procedure af te
breken.
2 Druk nogmaals op [MR].
Opmerking:
behulp van de RESET schakelaar van de zendontvanger {blz. 90}.
U kunt ook deels terugstellen of volledig terugstellen met
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
N-35
20
21
Page 42
1
Met behulp van de programma-geheugenfunctie (PM) kunt u
2
praktisch alle instellingen van de zendontvanger in het geheugen
vastleggen. U kunt de betreffende instellingen dan later weer snel
3
oproepen zodat de zendontvanger in precies dezelfde
gebruikstoestand komt te staan als voorheen. Er zijn 4 kanalen
4
voor het programma-geheugen; deze worden de PM kanalen
5
genoemd. Bent u iemand die de vele mogelijkheden en
voorzieningen van de moderne zendontvangers op prijs weet te
6
stellen, maar daar in de praktijk weinig gebruik van maakt
vanwege de ingewikkelde bediening, dan zult u de programma-
7
geheugenfunctie zeer weten te waarderen.
8
9
INFORMATIE DIE GEPROGRAMMEERD KAN WORDEN
De volgende programmeerbare instellingen gelden voor de VHF
De volgende instellingen kunnen afzonderlijk voor de VHF en de
UHF band worden vastgelegd:
VFO frequentie
Geheugen-oproepfunctie
Zendband
Frequentiestap
Toonfrequentie
Toon-status
Richting van
frequentieverschuiving
Automatische
frequentieverschuiving
voor repeatertoepassingen
Bovengrens-frequentie
(voor programmeerbare
VFO)
Scan-hervattingsmethode
Automatische Simplex
Controle-functie
DTSS/Page-status
Page-code
geheugenkanalen
VFO functie
"Call" oproepkanaalfunctie
Bedieningsband
Zendvermogenr
CTCSS frequentie
CTCSS status
Status van
frequentieverschuiving
Omwisselfunctie-status
Ondergrens-frequentie (voor
programmeerbare VFO)
S-meter squelch
Advanced Intercept Point (AIP)
DTSS code
Dubbelbands ontvangst
Page 43
TOEPASSINGSVOORBEELDEN
In de volgende voorbeelden worden een aantal toepassingen van
het programma-geheugen beschreven. Hoewel de voorbeelden
misschien niet specifiek op uw situatie van toepassing zijn, zullen
zij u een idee geven van de mogelijkheden van deze functie.
Situatie 1:
U gebruikt de zendontvanger samen met andere personen in
uw gezin of in een club. Ieder heeft zijn eigen voorkeur
betreffende de diverse instellingen en functies. Telkens wanneer
u de zendontvanger wilt gebruiken, moet u opnieuw de
instellingen veranderen.
Oplossing:
Er zijn vier PM kanalen beschikbaar wat betekent dat vier
personen de gemaakte instellingen in een eigen kanaal kunnen
vastleggen. Wanneer iemand de zendontvanger gaat gebruiken,
hoeft hij slechts zijn eigen PM kanaal op te roepen om in èèn
keer alle gewenste instellingen te maken.
Het is tamelijk tijdrovend om handmatig alle instellingen te
veranderen nadat iemand anders de zendontvanger naar eigen
wens heeft ingesteld. Door gebruik te maken van het
programma-geheugen voorkomt u dat de vele mogelijkheden
van de zendontvanger niet worden ingezet omdat het te veel tijd
zou kosten om steeds opnieuw alle instellingen te maken.
Situatie 2:
U gebruikt de zendontvanger iedere ochtend in de auto op weg
naar uw werk, maar u geeft er de voorkeur aan dat het toestel
zo weinig mogelijk de ochtendrust verstoord. Bovendien vindt u
overdag het heldere display verspilling van energie.
‘s Avonds op weg naar huis wilt u echter een helder display
zodat de aanduidingen duidelijk afleesbaar zijn, terwijl u dan ook
de pieptoonfunctie erg handig vindt.
Oplossing:
U legt in twee PM kanalen dezelfde gegevens voor de
frequentie, verschuiving, DTSS code etc. vast, maar
verschillende instellingen voor de display-dimmer en de
pieptoonfunctie. Op deze wijze zijn de instellingen voor ‘s
morgens of ‘s avonds snel beschikbaar.
Situatie 3:
De zendontvanger is in een bepaalde gebruikstoestand en u
weet niet hoe u deze kunt verlaten.
Oplossing:
Roep PM kanaal 1 op waarin een exacte kopie van de
standaard instellingen van de zendontvanger is vastgelegd. De
inhoud van de geheugenkanalen zal dan niet verloren gaan.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
N-37
17
18
19
20
21
Page 44
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE PM KANALEN
CALL
1
1 Controleer of aan de volgende voorwaarden is voldaan:
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
•Beide banden staan in de ontvangst-stand.
•Op geen van beide banden is een scanfunctie ingeschakeld.
•De microfoon-bediening is uitgeschakeld.
2 Kies de gewenste band.
3 Kies de gewenste frequentie en de bijbehorende gegevens
(Toon, CTCSS, DTSS etc.) met behulp van de VFO functie.
4 Schakel, indien nodig, over op de andere band en kies de
gewenste frequentie en de bijbehorende gegevens.
[F]
5 Druk op
, [PM].
•Het PM kanaalnummer verschijnt en knippert.
CALL
VOL SQL
1
6 Kies met de toetsen
[1] ~ [4]
het gewenste PM kanaal.
•De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens worden
in het PM kanaal vastgelegd.
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT DE PM KANALEN
1 Druk op [PM].
•Het PM kanaalnummer verschijnt.
CALL
VOL SQL
2 Druk op de toets
gewenste PM kanaal.
•De inhoud van het gekozen kanaal wordt opgeroepen.
•Het nummer van het gekozen kanaal verschijnt linksonder
2
op het display.
•Druk op [PM], [VFO] om de PM oproepfunctie te verlaten.
Opmerking:
Tijdens het zenden kan de inhoud van de PM kanalen niet
worden opgeroepen.
[1]
~
[4]
die correspondeert met het
17
18
19
20
21
N-38
Page 45
AUTOMATISCH VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE PM
CALL
CALL
KANALEN
Als u een PM kanaal heeft opgeroepen en de automatische
geheugenopslagfunctie is ingeschakeld, zullen de huidige
instellingen automatisch in het kanaal worden vastgelegd
wanneer:
•Een ander PM kanaal wordt gekozen.
•Op [PM], [VFO] wordt gedrukt.
•De zendontvanger wordt uitgeschakeld.
Gebruik de volgende procedure om de automatische
geheugenopslagfunctie in te schakelen:
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 4 (Memory).
CALL
TERUGSTELLEN VAN HET PROGRAMMA-GEHEUGEN
Gebruik deze procedure om de PM kanalen terug te stellen in de
aanvangstoestand (fabrieksinstellingen).
1 Druk op [CALL]+[ ].
•Er verschijnt een bevestigingsmelding.
(“PM Reset? Press [CALL]”)
•Druk op een andere toets als [CALL] om de procedure af te
breken.
2 Druk normaals op [CALL].
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
VOL SQL
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 4 (PM Auto Store).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te
1
VOL SQL
schakelen (oorspronkelijke instelling).
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-39
Page 46
1
De “scan” zoekfuncties zijn bijzonder handig voor het luisteren of
2
er op uw favoriete frequenties iets wordt uitgezonden. Wanneer u
zich eenmaal vertrouwd heeft gemaakt met de diverse
3
scanfuncties, zult u merken dat deze het bedieningsgemak en uw
efficiëntie enorm ten goede komen.
4
Deze zendontvanger is in aanvulling op de "VISUELE
5
SCANFUNCTIE" {blz. 41}, die misschien nieuw voor u is, tevens
uitgerust met de onderstaande conventionele scanfuncties.
6
7
8
VFO scan
9
Geheugen-scan
10
Programma-scan
11
Alle frequenties die op de band
ontvangen kunnen worden
Frequenties vastgelegd in de
geheugenkanalen
Alle frequenties in het gekozen bereik
Scan-bereikType scanfunctie
van de band
12
MHz scan
13
Call/VFO scan
14
15
Call/geheugen-scan
16
Alle frequenties binnen een bereik
van 1 MHz
"Call" oproepkanaal plus huidige VFO
frequentie
"Call" oproepkanaal plus laatst
gebruikte geheugenkanaal
“SCAN” ZOEKFUNCTIES
Bij gebruik in combinatie met CTCSS en/of DTSS:
•
Bij gebruik van de CTCSS functie zal de scanfunctie alleen
stoppen, en de squelch opengaan, bij signalen die de juiste
CTCSS toon bevatten.
•
Bij gebruik van de DTSS functie zal de scanfunctie stoppen bij elk
ontvangen signaal. Als het signaal echter niet de juiste DTSS
code bevat, zal de squelch niet opengaan.
•
Wanneer zowel de CTCSS functie als de DTSS functie zijn
ingeschakeld, zal de scanfunctie stoppen bij elk signaal dat de
juiste CTCSS toon bevat. Als het signaal echter niet tevens de
juiste DTSS code bevat, zal de squelch niet opengaan.
Opmerkingen:
◆
Vergeet niet het squelch-drempelniveau in te stellen alvorens u
begint met scannen.
◆
Schakel altijd de Monitorfunctie {blz. 73} en de Pagefunctie uit
alvorens te beginnen met scannen.
◆
Bij gebruik van de S-meter squelch zal het scannen stoppen als het
ontvangen signaal van gelijke of grotere sterkte is dan de S-meter
instelling. Het scannen wordt hervat 2 seconden nadat het
signaalniveau weer tot beneden de S-meter instelling is
teruggevallen.
17
18
19
20
21
N-40
Page 47
VISUELE SCANFUNCTIE
CALL
CALL
U kunt de visuele scanfunctie gebruiken om de frequenties te
controleren die in de buurt liggen van de huidige actieve
frequentie. De visuele scan geeft een grafische weergave van de
toestand van alle frequenties in het gekozen bereik. U ziet
maximaal 14 segmenten, voor ieder kanaal, die overeenkomen
met 7 S-meter niveaus (2 segmenten per niveau).
U stelt het scan-bereik in door de centrale frequentie en het
aantal kanalen te kiezen. De oorspronkelijke instelling voor het
aantal kanalen is 49.
S-meter niveau
7
6
5
4
3
2
1
Cursor
Mode 2 (49 ch)
Verplaats de cursor naar
deze positie om dit signaal
te ontvangen.
Frequentie-kanaal
■ KIEZEN VAN HET AANTAL KANALEN
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 2 (Front Panel).
CALL
2
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (Visual Scan).
ss
CALL
2
[SET]
om het aantal kanalen te kiezen
1
(25, 49, 73 of 147).
•De oorspronkelijke instelling is 49.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
VOL SQL
VOL SQL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Mode 4 (147 ch)
7
6
5
4
3
2
1
15
16
17
18
19
20
21
N-41
Page 48
■ GEBRUIK VAN DE VISUELE SCANFUNCTIE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
1 Kies de gewenste band.
2 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om de actieve frequentie te
kiezen.
•Deze frequentie wordt tevens gebruikt als centrale
frequentie.
3 Druk op
[F], [VISUAL]
om de visuele scanfunctie in te
schakelen.
•Druk op
[PAUSE]
om te stoppen met scannen. De
aanduiding “P” verschijnt. Druk nogmaals op
zodra u weer wilt beginnen.
[PAUSE]
Opmerkingen:
◆
Als u de visuele scanfunctie inschakelt terwijl de geheugenoproepfunctie is ingesteld, zullen de frequenties van het
geheugenkanaal gescand worden.
◆
Als u de visuele scanfunctie inschakelt terwijl het “Call” oproepkanaal
is ingesteld, zal de frequentie van het oproepkanaal als centrale
frequentie worden gebruikt.
◆
De visuele scanfunctie stopt tijdens zenden.
◆
Bij het inschakelen van de visuele scanfunctie wordt de automatische
bandwisselfunctie uitgeschakeld.
◆
Als u de visuele scanfunctie inschakelt terwijl een van de
onderstaande condities geldt, kunt u niet op de huidige actieve
frequentie ontvangen. Om die frequentie te kunnen gebruiken, drukt
u op
[PAUSE]
•
Geheugen-oproepfunctie of “Call” oproepkanaal is ingesteld.
•
De VHF band, VFO functie, en een frequentie in het bereik van
118 MHz tot 136 MHz zijn gekozen *Roodpleeg uw lokale
wetgeving.
◆
Afhankelijk van de condities is het mogelijk dat de visuele scanfunctie
en de conventionele S-meter verschillende signaalniveaus aangeven.
zodat het scannen stopt.
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
4 Om de actieve frequentie te veranderen, draait u aan de
Afstemknop of drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon.
•De frequentie die wordt aangegeven verandert en de
cursor beweegt.
•Druk op
centrale frequentie in te stellen.
•Druk op
herstellen.
5 Druk op
[SET]
om de nieuwe actieve frequentie als
[RESET]
[OFF]
om de vorige actieve frequentie te
om de visuele scanfunctie uit te schakelen.
N-42
Page 49
HERVATTINGSMETHODEN VOOR DE SCANFUNCTIES
CALL
Alvorens de scanfuncties te gebruiken, met uitzondering van de
visuele scanfunctie, moet u besluiten onder welke voorwaarde de
zendontvanger het scannen dient te hervatten, nadat er gestopt is
voor een gevonden signaal. Hierbij kunt u kiezen uit de
tijdsbepaalde hervatting of de draaggolf-bepaalde hervatting. De
oorspronkelijke instelling is de tijdsbepaalde hervatting.
•Tijdsbepaalde hervatting
Uw zendontvanger stopt met scannen wanneer er een signaal is
gevonden, wacht vervolgens op dat punt ongeveer 5 seconden
en zal dan het scannen hervatten, ook al is het signaal nog wel
aanwezig.
•Draaggolf-bepaalde hervatting
Uw zendontvanger stopt met scannen wanneer er een signaal is
gevonden en zal dan bij die frequentie blijven wachten tot het
signaal wegvalt. Hierbij wordt een vertraging van 2 seconden
aangehouden voor het scannen hervat wordt, om de betreffende
zender even tijd te geven (weer) in de uitzending te komen.
Opmerkingen:
◆
Door de
Afstemknop
de microfoon te drukken zodra het signaal waar het scannen bij
stopte weer wegvalt, zal het scannen onmiddellijk in opwaartse
richting worden hervat.
◆
Door de
Afstemknop
de microfoon te drukken zodra het signaal waar het scannen bij
stopte weer wegvalt, zal het scannen onmiddellijk in neerwaartse
richting worden hervat.
naar rechts te draaien of op de
naar links te draaien of op de
[UP]
[DWN]
toets van
toets van
■ KIEZEN VAN DE SCAN-HERVATTINGSMETHODE
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 8 (Scan Resume).
CALL
VOL SQL
[SET]
4 Druk op
hervatting op draaggolf-bepaalde hervatting en andersom.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
om over te schakelen van tijdsbepaalde
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-43
Page 50
VFO SCANFUNCTIE
1
Met de VFO scanfunctie kunt u alle frequenties binnen de
afstemband doorzoeken, van de laagste frequentie tot en met de
2
hoogste frequentie. Hierbij wordt de op dat moment geldende
frequentiestap voor de band aangehouden.
3
1 Kies de gewenste band.
4
2 Druk op [VFO] (1 s).
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
•De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
•Het scannen begint bij de frequentie die op het display wordt
aangegeven.
3 Om de scan-richting om te keren, draait u aan de
Afstemknop of drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon.
•Scannen van hogere frequenties:
Draai de Afstemknop naar rechts of druk op [UP] van de
microfoon.
•Scannen van lagere frequenties:
Draai de Afstemknop naar links of druk op [DWN] van de
microfoon.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [VFO] om de VFO scanfunctie uit te schakelen.
•Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT] van
de microfoon drukken om te stoppen met scannen.
Opmerking:
Deze scanfunctie werkt alleen als de squelch gesloten is.
GEHEUGEN-SCANFUNCTIE
Met de geheugen-scanfunctie kunt u alle geheugenkanalen die
gegevens bevatten doorzoeken.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MR] (1 s).
•De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
•Het scannen begint bij het laatst opgeroepen
geheugenkanaal.
3 Om de scan-richting om te keren, draait u aan de
Afstemknop of drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon.
•Scannen van hogere frequenties:
Draai de Afstemknop naar rechts of druk op [UP] van de
microfoon.
•Scannen van lagere frequenties:
Draai de Afstemknop naar links of druk op [DWN] van de
microfoon.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [MR] om de geheugen-scanfunctie uit te
schakelen.
•Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT] van
de microfoon drukken om te stoppen met scannen.
Opmerkingen:
◆
Om de geheugen-scanfunctie te kunnen gebruiken moeten er
tenminste twee geheugenkanalen met gegevens zijn en deze mogen
niet gemarkeerd zijn voor overslaan (Lockout).
◆
Deze scanfunctie werkt alleen als de squelch gesloten is.
◆
De L1 t/m L3 en U1 t/m U3 geheugenkanalen worden niet gescand.
◆
U kunt de geheugen-scanfunctie ook inschakelen wanneer de
kanaalnummer-aanduidingsfunctie is ingesteld. Het kanaalnummer
knippert wanneer het scannen onderbroken wordt.
20
21
N-44
Page 51
■ OVERSLAAN VAN GEHEUGENKANALEN (LOCKOUT)
CALL
CALL
CALL
U kunt de geheugenkanalen die u niet wilt scannen markeren
voor overslaan. Ga hiervoor als volgt te werk:
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te
schakelen.
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om het gewenste
geheugenkanaal te kiezen.
4 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
5 Kies menu-nummer 4 (Memory).
CALL
2
ss
[
s
]
6 Druk op
7 Druk op
en kies subnummer 1 (Lock Out)
ss
CALL
2
[SET]
om de overslaan-instelling beurtelings in en
1
uit te schakelen (oorspronkelijke instelling).
VOL SQL
.
VOL SQL
8 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
•De aanduiding “L” verschijnt naast het
geheugenkanaalnummer waarmee wordt aangegeven
dat het kanaal voortaan bij scannen wordt overgeslagen.
CALL
2
VOL SQL
Om het overslaan van een bepaald geheugenkanaal weer
ongedaan te maken, zodat dit kanaal weer gescand wordt,
herhaalt u de hiervoor beschreven procedure.
Opmerking:
De L1 t/m L3 en U1 t/m U3 geheugenkanalen kunnen
niet gemarkeerd worden voor overslaan.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-45
Page 52
PROGRAMMA-SCANFUNCTIE
1
Deze scanfunctie is vergelijkbaar met de VFO scanfunctie met als
verschil dat u grenzen kunt stellen aan het frequentiebereik dat
2
gescand wordt.
3
■ INSTELLEN VAN DE GRENSFREQUENTIES VOOR HET
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
SCANNEN
In de geheugenkanalen L1/U1, L2/U2 en L3/U3 kunt u drie
scan-bereiken voor iedere band vastleggen.
1 Kies de gewenste band.
2 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon tot de gewenste onderste
grensfrequentie op het display wordt aangegeven.
[F]
3 Druk op
4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om kanaal L1, L2 of L3 te
kiezen.
5 Druk op [MR].
•De onderste grensfrequentie is in het kanaal vastgelegd.
.
6 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon tot de gewenste bovenste
grensfrequentie op het display wordt aangegeven.
7 Druk op
[F]
.
8 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om kanaal U1, U2 of U3 te
kiezen.
•Indien u in stap 4 L1 heeft gekozen, dient u nu U1 te
kiezen.
9 Druk op [MR].
•De bovenste grensfrequentie is in het kanaal vastgelegd.
10 Om de vastgelegde grensfrequenties te controleren, drukt
u op [MR] en kiest vervolgens de L en U kanalen.
Opmerkingen:
◆
De onderste grensfrequentie moet lager zijn dan de bovenste
grensfrequentie.
◆
De frequentiestappen voor de onderste en de bovenste
grensfrequentie moeten gelijk zijn.
◆
De onderste en de bovenste grensfrequentie moeten in dezelfde
band vallen.
18
19
20
21
N-46
Page 53
■ GEBRUIK VAN DE PROGRAMMA-SCANFUNCTIE
1 Kies een frequentie die gelijk is aan een van de ingestelde
grensfrequenties of daartussen gelegen is.
2 Druk op [VFO] (1 s).
•De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
•Het scannen begint bij de frequentie die op het display
wordt aangegeven.
3 Om de scan-richting om te keren, draait u aan de
Afstemknop of drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon.
•Scannen van hogere frequenties:
Draai de Afstemknop naar rechts of druk op [UP] van de
microfoon.
•Scannen van lagere frequenties:
Draai de Afstemknop naar links of druk op [DWN] van
de microfoon.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [VFO] om de programma-scanfunctie uit te
schakelen.
•Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT]
van de microfoon drukken om te stoppen met scannen.
Opmerkingen:
◆
Deze scanfunctie werkt alleen als de squelch gesloten is.
◆
Als de frequentiestap van de huidige VFO frequentie verschilt
van de frequentiestap van de geprogrammeerde frequenties,
werkt de programma-scanfunctie niet.
◆
Als de frequentiestap van de onderste grensfrequentie en de
bovenste grensfrequentie niet hetzelfde zijn, werkt de
programma-scanfunctie niet.
◆
Als de huidige VFO frequentie binnen het scan-bereik valt, begint
het scannen in het bereik dat is vastgelegd in het laagste
kanaalnummer.
MHz SCANFUNCTIE
Met de MHz scanfunctie kunt u alle frequenties binnen 1 MHz
doorzoeken. De aangegeven waarde in MHz bepaalt de grenzen
voor deze scanfunctie. Als bijvoorbeeld de gekozen frequentie
438,400 MHz bedraagt, dan zal de MHz scanfunctie het
frequentiebereik van 438,000 MHz tot 438,975 MHz doorzoeken.
De exacte waarde van de bovenste grensfrequentie is afhankelijk
van de gekozen frequentiestap.
1 Kies de gewenste band.
2 Schakel de VFO scanfunctie of programma-scanfunctie in.
3 Druk op [MHz] om de MHz scanfunctie in te schakelen.
4 Druk nogmaals op [MHz] wanneer u de MHz scanfunctie wilt
uitschakelen.
•Als de huidige frequentie binnen het geprogrammeerde scanbereik is wanneer de MHz scanfunctie wordt uitgeschakeld,
zal de programma-scanfunctie hervat worden. Is dit niet het
geval, dan begint de VFO scanfunctie.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
N-47
20
21
Page 54
CALL/VFO SCANFUNCTIE
1
Met de Call/VFO scanfunctie kan zowel het “Call” oproepkanaal
als de huidige VFO frequentie van de ingestelde band worden
2
beluisterd.
3
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
4
3 Druk op [CALL] (1 s) om de Call/VFO scanfunctie in te
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
schakelen.
•Het 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [CALL] om de Call/VFO scanfunctie uit te
schakelen.
•Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT] van
de microfoon drukken om te stoppen met scannen.
CALL/GEHEUGEN SCANFUNCTIE
Met de Call/geheugen scanfunctie kan zowel het “Call”
oproepkanaal als het laatst gebruikte geheugenkanaal worden
doorzocht.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen.
3 Druk op [CALL] (1 s) om de Call/geheugen scanfunctie in te
schakelen.
•Het 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [CALL] om de Call/geheugen scanfunctie uit te
schakelen.
•Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT] van de
microfoon drukken om te stoppen met scannen.
20
21
N-48
Page 55
CTCSS (CONTINUOUS TONE CODED SQUELCH SYSTEM)
De CTCSS functie werkt op basis van een toon onder de
gehoorgrens, om hiermee de squelch van de zendontvanger te
regelen. Veronderstel dat de stations “A”, “B” en “C” zijn
geprogrammeerd met een bepaalde toonfrequentie. De squelch
van station “A” opent dan alleen wanneer station “B” of “C” een
oproep uitzendt. U kunt zo dus op eenvoudige wijze bepalen
welke stations u wel en niet ontvangt.
GEBRUIK VAN DE CTCSS
1 Kies de gewenste band.
2 Druk meermalen op
[TONE]
display verschijnt.
•Bij herhaaldelijk indrukken van
aanduiding op het display als aangegeven.
Geen aanduiding
3 Kies de gewenste CTCSS frequentie.
•Zie stap 2 t/m 4 van “KIEZEN VAN DE TOONFREQUENTIE”
{blz. 25}.
4 Als u een oproep ontvangt:
De squelch in uw zendontvanger opent alleen wanneer de
gekozen toon wordt ontvangen.
Als u zelf een oproep wilt maken:
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt.
tot de aanduiding “CT” op het
[TONE]
verandert de
Toon
("T")
CTCSS
("CT")
Opmerkingen:
◆
U kunt een verschillende toonfrequentie voor de CTCSS en de
toonfunctie instellen.
◆
Bij gebruik van de DTSS of de “Page” oproepfunctie samen met de
CTCSS zal de squelch slechts opengaan als de juiste toon wordt
ontvangen en tevens de ontvangen DTSS of “Page” code
overeenkomt met de code die in uw zendontvanger is vastgelegd.
◆
Als u een hoge toonfrequentie kiest, kan het gebeuren dat de CTCSS
foutief werkt bij ontvangst van geluid of ruis die dezelfde frequentie
bevat. Om dit probleem bij ruis te voorkomen, stelt u met de
regelaar een geschikt squelch-niveau voor de ruis in.
SQL
■ AUTOMATISCHE TOONFREQUENTIE-IDENTIFICATIE
Met behulp van deze functie wordt automatisch de
toonfrequentie van het ontvangen signaal bepaald.
1 Druk op
•De afstemfrequentie-aanduiding wordt vervangen door de
•Bij ontvangst van een signaal begint de zendontvanger
2 Druk op een willekeurige toets om de functie uit te
schakelen.
[TONE] (1 s)
toonfrequentie-aanduiding en het 1 Hz decimaalpunt
knippert.
alle toonfrequenties te doorlopen om de toonfrequentie te
identificeren. Wanneer de toonfrequentie gevonden
wordt, hoort u een alarmtoon en vervolgens wordt de
gevonden frequentie knipperend op het display
aangegeven. De ingestelde CTCSS frequentie wordt dan
vervangen door de geïdentificeerde frequentie.
om de functie in te schakelen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
N-49
20
21
Page 56
DTSS (DUAL TONE SQUELCH SYSTEM)
1
De DTSS biedt een meer verfijnde methode dan de CTCSS voor
2
de selectieve communicatie met een aantal door u gekozen
radiozenders. Bij gebruik van deze functie gaat de squelch van de
3
zendontvanger enkel open wanneer dezelfde drie-cijferige DTMF
(dubbel-toons multi-frequentie) code ontvangen wordt als die in
4
de zendontvanger is geprogrammeerd. Er zijn in totaal 1000 drie-
5
cijferige DTMF codes beschikbaar, van 000 t/m 999.
6
Opmerkingen:
◆
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Houd er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van andere
zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw MC-53DM
of MC-45 microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het geval is, kan
het gebeuren dat de functies die in dit hoofdstuk worden beschreven
niet juist werken.
◆
De DTSS werkt niet tijdens het vastleggen van DTSS codes, ook als
een code wordt ontvangen die overeenkomt met een reeds
vastgelegde code.
VASTLEGGEN VAN DTSS CODES
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op
•De aanduiding “DT” verschijnt.
[F], [DTSS]
om de DTSS functie in te schakelen.
1
3 Druk op
•De huidige DTSS code verschijnt en het eerste cijfer van de
[F] (1 s), [C.SEL]
code knippert. De oorspronkelijke instelling is 000.
1
.
4 Kies het eerste cijfer met de Afstemknop of de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon.
•Bij gebruik van de MC-53DM microfoon kunt u de drie cijfers
achter elkaar invoeren met de cijfertoetsen op de microfoon.
5 Druk op
•Het tweede cijfer begint te knipperen.
ss
[
s
]
.
ss
6 Herhaal stap 4 en 5 om het tweede en derde cijfer te kiezen.
7 Druk tweemaal achter elkaar op
[F], [DTSS]
om de DTSS
functie uit te schakelen.
Opmerking:
of het “Call” oproepkanaal worden opgeslagen.
De gekozen DTSS code kan ook in een geheugenkanaal
17
18
19
20
21
N-50
Page 57
GEBRUIK VAN DE DTSS
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op
•De aanduiding “DT” verschijnt.
[F], [DTSS]
3 Kies de juiste DTSS code {blz. 50}.
4 Als u een oproep ontvangt:
De squelch in uw zendontvanger opent alleen wanneer de
vastgelegde DTSS code wordt ontvangen.
•Als de DTSS de squelch geopend heeft en er dan langer dan
2 seconden geen signaal wordt ontvangen, zal de squelch
weer gesloten worden.
Als u zelf een oproep wilt maken:
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt om uw
DTSS code uit te zenden.
•Telkens wanneer u op de [PTT] schakelaar drukt, wordt de
DTSS code voor ongeveer 0,5 seconde verzonden. Nadat u
contact heeft gelegd, kunt u het verzenden van de code
stoppen door de DTSS functie uit te schakelen.
5 Druk tweemaal achter elkaar op
functie uit te schakelen.
om de DTSS functie in te schakelen.
[F], [DTSS]
om de DTSS
Opmerkingen:
◆
De DTSS kan in de volgende gevallen soms niet goed werken:
•
Als het andere zendstation de accubesparingsfunctie heeft
ingeschakeld.
•
Als er tegelijk een DTSS code en een identificatiecode van een
repeater worden ontvangen.
Als u in dergelijke gevallen moeilijkheden ondervindt, drukt u op
terwijl de zendontvanger in de zend-stand staat. De DTSS code
wordt dan opnieuw verzonden.
◆
De DTSS kan met sommige repeater niet gebruikt worden.
◆
Het is mogelijk dat de DTSS niet goed functioneert als toetsen
worden ingedrukt of de
geldige DTSS code wordt ontvangen.
◆
Zowel de DTSS status, d.w.z. “Aan” of “Uit”, als een DTSS code zijn
in een geheugenkanaal of het “Call” oproepkanaal vast te leggen.
Wanneer een geheugenkanaal of het “Call” oproepkanaal waarvoor
de DTSS status als “Aan” is vastgelegd wordt ingesteld, terwijl op dat
moment de VFO afstemming gebruikt wordt met de “Page”
oproepfunctie ingeschakeld, zal de “Page” oproepfunctie voorrang
hebben wat betekent dat de DTSS functie niet in werking treedt.
VOL
regelaar wordt rondgedraaid terwijl een
[MR]
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
N-51
18
19
20
21
Page 58
■ DTSS FUNCTIE MET REPEATERS
CALL
CALL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bij indrukken van de [PTT] schakelaar van de microfoon
wordt het DTSS signaal verzonden na een korte pauze. Deze
geringe vertraging zorgt ervoor dat er geen DTSS gegevens
verloren kunnen gaan bij gebruik van repeaters met een lange
responstijd, die anders het eerste deel van de DTSS code
zouden kunnen missen. Bij simplex bediening bedraagt deze
vertragingstijd 350 ms.
Bij gebruik van zendfrequentie-verschuiving of duplex
bediening (gescheiden frequenties) kunt u deze vertragingstijd
naar keuze instellen op 350 ms (de oorspronkelijke instelling)
of 550 ms.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 12 (Code Squelch).
CALL
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
2
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (CSQ Delay).
ss
CALL
2
[SET]
om te kiezen uit 350 ms of 550 ms.
1
5 Druk op [MNU] om de procedure af te sluiten.
N-52
VOL SQL
VOL SQL
Page 59
“PAGE” OPROEPFUNCTIE
De “Page” oproepfunctie gebruikt ook DTMF codes om een
bepaald zendstation op te roepen. Als uw zendontvanger een
DTMF code uitzendt, zal alleen de squelch opengaan van de
zendontvangers waarin dezelfde code is geprogrammeerd.
In tegenstelling tot de DTSS, biedt de “Page” oproepfunctie de
mogelijkheid om een enkel zendstation of een aantal zenders als
groep op te roepen. Bovendien kunt u bij gebruik van de “Page”
oproepfunctie direct zien van wie de oproep komt. Wanneer u
wordt opgeroepen met een individuele stationscode, dan
verschijnt de stationscode van de oproepende zender. Wordt de
oproep verzonden met een groepscode, dan verschijnt de
groepscode.
Opmerking:
andere zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw
MC-53DM of MC-45 microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het geval
is, kan het gebeuren dat de functies die in dit hoofdstuk worden
beschreven niet juist werken.
Uw TM-V7
145,020 MHz
Zend-code: 222
Hou er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van
Deelnemer
Ontvangst
7
-V
M
T
R
E
D
N
A
B
L
A
U
D
M
F
D
O
O
W
N
E
K
Geen ontvangst
145,020 MHz
Kan. A: 222
Deelnemer
145,020 MHz
1
2
Kan. A: 333
Geen ontvangst
Deelnemer
145,020 MHz
3
Kan. A: 444
PAGE-CODE GEHEUGEN
Deze zendontvanger beschikt over 7 Page-code
geheugenkanalen voor iedere band. Er zijn in totaal 1000 driecijferige codes beschikbaar, van 000 t/m 999, om in de kanalen te
worden vastgelegd.
Kanaal A
Kanaal 0
Voor het vastleggen van uw eigen stationscode.
Wanneer u wordt opgeroepen, wordt de
stationscode van de oproepende zender of de
groepscode automatisch in dit kanaal vastgelegd.
Kanaal
1~5
Voor het vastleggen van groepscodes of
individuele stationscodes van zenders waarmee u
contact onderhoudt.
Voorbeeld van een communicatienetwerk:
Veronderstel dat de leden van uw groep besloten hebben om 789
als groepscode te gebruiken en dat tevens de volgende
individuele stationscodes worden gebruikt:
Om bijvoorbeeld deelnemer 1 op te roepen, kiest u kanaal 1
zodat code 222 wordt verzonden.
Om de deelnumers 1, 2 en 3 op te roepen, kiest u kanaal 4 zodat
code 789 wordt verzonden.
Deelnemer 1Deelnemer 2Deelnemer 3
N-53
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 60
VASTLEGGEN VAN PAGE-CODES
CALL
CALL
1
Opmerking:
Page-codes, ook als een code wordt ontvangen die overeenkomt met
2
een reeds vastgelegde code.
3
1 Kies de gewenste band.
2 Druk tweemaal op
4
5
6
7
8
9
10
11
3 Druk op
12
13
14
15
4 Kies kanaal A met de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen
16
17
De Page-functie werkt niet tijdens het vastleggen van
[F], [DTSS]
om de Page-functie in te
schakelen.
•De aanduiding “PAG” verschijnt.
•Als de DTSS reeds is ingeschakeld, hoeft u slechts eenmaal
op de toetsen te drukken.
[F] (1 s), [C.SEL]
CALL
.
VOL SQL
12
van de microfoon.
•Druk op
[OFF]
om de procedure af te breken.
5 Druk op
ss
[
s
]
.
ss
•Het eerste cijfer begint te knipperen.
•Druk op
[OFF]
om de procedure af te breken.
6 Kies het eerste cijfer met de Afstemknop of de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon.
•Bij gebruik van de MC-53DM microfoon kunt u de drie cijfers
achter elkaar invoeren met de cijfertoetsen op de microfoon.
7 Druk op
ss
[
s
]
.
ss
•Het tweede cijfer begint te knipperen.
8 Herhaal stap 6 en 7 om het tweede en derde cijfer te kiezen.
9 Volg de aanwijzingen in stap 4 t/m 8 om de gewenste
individuele stationscodes en groepscodes in de kanalen 1 t/m 5
vast te leggen.
[OFF]
10 Druk op
of op de [PTT] schakelaar van de microfoon
om de procedure af te sluiten.
•U kunt de stationscode of de groepscode die u het laatst
heeft vastgelegd meteen gebruiken om een oproep te maken.
11 Druk op
[F], [DTSS]
om de Page-functie uit te schakelen.
18
19
20
21
CALL
VOL SQL
N-54
Page 61
PLAATSEN VAN EEN PAGE-OPROEP
Opmerking:
stationscode vast te leggen in kanaal A en de groepscodes of
stationscodes van de andere deelnemers in kanaal 1 t/m 5.
1 Kies de gewenste band.
2 Stem af op de eerder afgesproken frequentie.
3 Druk tweemaal op
schakelen.
•De aanduiding “PAG” verschijnt.
•Als de DTSS reeds is ingeschakeld, hoeft u slechts eenmaal
4 Druk op
5 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] van de
microfoon om het kanaal te kiezen waarin de gewenste
stationscode of groepscode is vastgelegd.
6 Druk op
om de frequentie weer op het display te laten verschijnen.
7 Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon en houd deze
ingedrukt.
•De gekozen stationscode of groepscode wordt samen met
8 Druk op
Opmerkingen:
◆
Telkens wanneer u op
wordt de Page-code verzonden. Nadat u contact heeft gelegd, kunt u
deze pauze laten vervallen door de Page-functie uit te schakelen.
◆
Wanneer een geheugenkanaal of het “Call” oproepkanaal waarvoor
de DTSS status als “Aan” is vastgelegd wordt ingesteld, terwijl op dat
moment de VFO afstemming gebruikt wordt met de “Page”
oproepfunctie ingeschakeld, zal de “Page” oproepfunctie voorrang
hebben.
Alvorens een oproep uit te zenden, dient u uw eigen
[F], [DTSS]
op de toetsen te drukken.
[F] (1 s), [C.SEL]
[OFF]
of op de [PTT] schakelaar van de microfoon
uw eigen stationscode verzonden.
[F], [DTSS]
om de Page-functie uit te schakelen.
[PTT]
om de Page-functie in te
.
drukt, werkt de microfoon even niet en
ONTVANGST VAN EEN PAGE-OPROEP
1 Kies de gewenste band en stem af op de eerder afgesproken
frequentie.
2 Schakel de Page-functie in.
3 De zendontvanger staat nu gereed voor ontvangst van een
Page-oproep.
•Wanneer de zendontvanger een signaal ontvangt dat uw
stationscode of groepscode bevat, gaat de squelch open,
klinkt er een attentietoon en begint de “PAG” aanduiding te
knipperen.
•Wordt u opgeroepen met uw individuele stationscode, dan
verschijnt de stationscode van de oproepende zender op het
display.
•Wordt u opgeroepen met een groepscode, dan verschijnt de
betreffende groepscode op het display.
4 Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon terwijl de
Page-code op het display wordt aangegeven, om te reageren
op de ontvangen oproep.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
N-55
20
21
Page 62
Opmerkingen:
◆
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Als de Page-functie de squelch geopend heeft en er dan langer dan
2 seconden geen signaal wordt ontvangen, zal de squelch weer
gesloten worden.
◆
Indien uw toestel de Page-code niet juist ontvangt, verschijnt op het
display de aanduiding “Err”.
◆
De Page-functie kan in de volgende gevallen soms niet goed werken:
•
Als het andere zendstation de accubesparingsfunctie heeft
ingeschakeld.
•
Als er tegelijk een Page-code en een identificatiecode van een
repeteerzender worden ontvangen.
Als u in dergelijke gevallen moeilijkheden ondervindt, drukt u op
[MR]
terwijl de zendontvanger in de zend-stand staat. De Page-code
wordt dan opnieuw verzonden.
◆
De Page-functie kan met sommige repeaters niet gebruikt worden.
◆
Het is mogelijk dat de Page-functie niet goed werkt als toetsen
worden ingedrukt of de
geldige Page-code wordt ontvangen.
◆
Wanneer de Page-functie is ingeschakeld, kunnen de scanfuncties
niet gebruikt worden.
11
■ PAGE-FUNCTIE MET REPEATERS
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Bij indrukken van de [PTT] schakelaar van de microfoon
wordt de Page-code verzonden na een korte pauze. Deze
geringe vertraging zorgt dat er geen Page-gegevens verloren
kunnen gaan bij gebruik van repeaters met een lange
responstijd, die anders het eerste deel van de Page-code
zouden kunnen missen. Bij simplex bediening bedraagt deze
vertragingstijd 350 ms.
Bij gebruik van zendfrequentie-verschuiving of duplex
bediening (gescheiden frequenties) kunt u deze vertragingstijd
naar keuze instellen op 350 ms (de oorspronkelijke instelling)
of 550 ms.
Volg de procedure in de paragraaf “DTSS FUNCTIE MET
REPEATERS” {blz. 52} om de vertragingstijd te veranderen. De
ingestelde tijd geldt voor zowel de DTSS als de Page-functie.
VOL
regelaar wordt rondgedraaid terwijl een
BLOKKEREN VAN BEPAALDE PAGE-CODES
Deze functie is handig als u wilt voorkomen dat de zendontvanger
reageert op bepaalde groepscodes. De groepscodeblokkeerfunctie heeft geen effect op de ontvangst van oproepen
die zijn gericht aan uw individuele stationscode. Overigens kunt u
zelf nog wel Page-oproepen verzenden via de geblokkeerde
groepscodes; alleen de ontvangst ervan is geblokkeerd.
1 Kies de gewenste band.
2 Schakel de Page-functie in.
3 Druk op
[F] (1 s), [C.SEL]
4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste kanaal te kiezen.
5 Druk op
[L.OUT]
om de code beurtelings te blokkeren en vrij
te geven.
•De aanduiding “L” verschijnt naast de Page-code om aan te
geven dat de code geblokkeerd is.
6 Druk op
[OFF]
of op de [PTT] schakelaar van de microfoon
om de frequentie weer op het display te laten verschijnen.
Herhaal de bovenstaande procedure om de code weer vrij te geven.
Opmerking:
Blokkeren van geheugenkanaal 0 is niet mogelijk.
.
21
N-56
Page 63
AUTOMATISCHE PAGE-FUNCTIE ANNULERING
CALL
CALL
CALL
CALL
Na het succesvol oproepen van een ander zendstation is het in
de meeste gevallen beter om de Page-functie uit te schakelen,
om te voorkomen dat daarna elke uitzending wordt voorafgegaan
door een Page-oproepcode. De automatische Page-functie
annulering zorgt dat dit automatisch gebeurt, telkens wanneer het
zendstation dat u heeft opgeroepen reageert met de juiste Pagecode.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 12 (Code Squelch).
CALL
VOL SQL
PAGE-OPROEP BEANTWOORDINGSFUNCTIE
(SOLO PER U.S.A./ CANADA)
Bij gebruik van deze functie wordt het andere station (de
oproepende zender) ervan op de hoogte gebracht dat u de pageoproep ontvangen heeft. Uw zendontvanger stuurt enkel een
oproep-bevestigingssignaal wanneer uw stationscode wordt
ontvangen of de juiste groepscode.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 12 (Code Squelch).
CALL
VOL SQL
2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 2 (PAG Cancel).
ss
CALL
2
[SET]
om te kiezen uit Handmatig (oorspronkelijke
1
VOL SQL
instelling) of Automatisch.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 3 (Answer Back).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
1
VOL SQL
(oorspronkelijke instelling).
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerking:
Nadat de zendontvanger een oproep-bevestigingssignaal
heeft verzonden, wordt de functie automatisch uitgeschakeld.
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-57
Page 64
DTMF (DUAL TONE MULTI-FREQUENCY) FUNCTIES
CALL
1
Voor de hierna beschreven DTMF functies heeft u de MC-53DM
2
of MC-45DM (los verkrijgbaar) microfoon nodig. Op het
toetsenpaneel van de microfoon bevinden zich de 12 normale
3
telefoontoetsen plus 4 extra toetsen (A, B, C, D). De extra toetsen
zijn voor de bediening van sommige repeatersystemen.
4
5
UITZENDEN VAN EEN DTMF OPROEP
6
1 Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon en houd deze
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
ingedrukt.
2 Druk de toetsen op het toetsenpaneel achter elkaar in voor
het uitzenden van de DTMF tonen.
•De gekozen DTMF tonen worden uitgezonden.
•Na het indrukken en loslaten van een toets blijft de
zendontvanger nog 2 seconden in de zend-stand staan. U
kunt de [PTT] schakelaar dus loslaten nadat u begonnen
bent met het indrukken van de toetsen.
1209
697
770
852
1
4
7
941
1336Frequentie (Hz)
2
5
8
0
1477
3
6
9
#
1633
A
B
C
D
■ AUTOPATCH (V.S. EN CANADA)
Sommige repeteerzenders in de V.S. en Canada bieden een
service die Autopatch heet. Met Autopatch kunt u door het
uitzenden van DTMF tonen toegang krijgen tot het
telefoonnet. Er zijn sommige repeaters die het invoeren van
een speciale code vereisen voor het inschakelen van de
Autopatch functie. Raadpleeg voor nadere informatie de
operator van de repeater.
■ BEVESTIGINGSTONEN BIJ INDRUKKEN VAN DE
TOETSEN OP HET TOETSENPANEEL
Als de bevestigingstoonfunctie is ingeschakeld, hoort u bij het
indrukken van de toetsen op het microfoon-toetsenpaneel de
bijbehorende bevestigingstoon die aangeeft dat de toets juist
is ingedrukt.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om menu-nummer 16
(Microphone) te kiezen.
3 Druk op
4 Druk op
schakelen (oorspronkelijke instelling).
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
ss
[
s
]
en kies subnummer 6 (DTMF Monitor).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te
1
VOL SQL
21
N-58
Page 65
VASTLEGGEN VAN DTMF NUMMERS VOOR DE
CALL
CALL
AUTOMATISCHE NUMMERKIESFUNCTIE
DTMF nummers bestaande uit maximaal 16 cijfers kunnen aan
de hand van de onderstaande procedure in een van de 10
speciaal daarvoor bestemde DTMF geheugenkanalen worden
vastgelegd.
Opmerkingen:
◆
Hou er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van andere
zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw MC-53DM
of MC-45 microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het geval is, kan
het gebeuren dat de functie die in deze paragraaf wordt beschreven
niet juist werkt.
◆
De DTSS of Page-functie werkt niet tijdens het vastleggen van een
DTMF nummer, ook als een DTSS of Page-code wordt ontvangen
die overeenkomt met een reeds vastgelegde code.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 7 (DTMF Memory).
CALL
VOL SQL
ss
[
s
]
3 Druk op
•Het laatst gebruikte geheugenkanaal verschijnt.
ss
.
CALL
4 Druk op een van de cijfertoetsen, 0 t/m 9, van het microfoon-
toetsenpaneel om het gewenste kanaal te kiezen.
5 Druk op
[SET]
.
•Het display waarop het DTMF nummer kan worden ingevoerd
verschijnt.
CALL
VOL SQL
6 Gebruik het toetsenpaneel om de cijfers van het nummer in te
voeren dat u wilt vastleggen.
•U hoort de bijbehorende DTMF tonen.
•Als u een verkeerd cijfer invoert, druk dan op [VFO] om alle
ingevoerde cijfers te wissen.
7 Druk op
[SET]
om de procedure af te sluiten.
•Het ingevoerde DTMF nummer verschijnt samen met het
kanaalnummer op het display.
8 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
VOL SQL
19
20
21
N-59
18
Page 66
CONTROLEREN VAN VASTGELEGDE DTMF NUMMERS
CALL
CALL
1
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 7 (DTMF Memory).
2
3
4
5
6
3 Druk op
7
•Het laatst gebruikte geheugenkanaal verschijnt.
8
9
10
11
12
4 Druk op [0]~[9] van de microfoon om het gewenste kanaal te
13
14
kiezen.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
15
16
CALL
VOL SQL
ss
[
s
]
.
ss
CALL
VOL SQL
UITZENDEN VAN VASTGELEGDE DTMF NUMMERS
Volg de onderstaande procedure om een vastgelegd DTMF
nummer uit te zenden.
1 Druk op [PTT] + [PF] van de microfoon.
•Het display voor het kiezen van een DTMF geheugenkanaal
verschijnt.
2 Druk op [0]~[9] van de microfoon om het gewenste kanaal te
kiezen.
•Het nummer dat in het kanaal is vastgelegd wordt op het
display aangegeven en u hoort de DTMF tonen via de
luidspreker.
•Nadat het nummer is uitgezonden, wordt weer de frequentie
op het display aangegeven.
•Als een geheugenkanaal wordt gekozen waarin geen DTMF
nummer is vastgelegd, hoort u een waarschuwingstoon.
Opmerking:
kunt u geen vastgelegde DTMF nummers uitzenden.
Als de bedieningsband en de zendband verschillend zijn,
17
18
19
20
21
N-60
Page 67
AANVULLENDE FUNCTIES
CALL
CALL
“TOT” (TIME-OUT TIMER) UITSCHAKELKLOK
Soms zal het nodig of gewenst zijn de tijdsduur van een
uitzending tot een vast aantal minuten te beperken. Deze functie
kan nuttig zijn voor repeater-toepassingen, om het wegvallen
(time-out) van de repeater te voorkomen, of wanneer het speciaal
van belang is zoveel mogelijk accuspanning te besparen.
Wanneer de vastgestelde tijdsduur van de “TOT” uitschakelklok is
verstreken, hoort u een pieptoon en schakelt het toestel over op
ontvangst. Wilt u weer gaan zenden, laat dan de Mic [PTT]
schakelaar los en druk hem vervolgens weer in.
Indien gewenst, kunt u de tijdsduur (oorspronkelijke instelling:
10 minuten) van de “TOT” uitschakelklok veranderen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 11 (TOT).
De APO is een functie die als doel heeft stroom te besparen
wanneer het toestel is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt. De
functie registreert het gebruik van de Afstemknop en de andere
bedieningsorganen en schakelt het toestel automatisch uit als er
gedurende 3 uur geen bediening wordt verricht. Ter
waarschuwing zal echter 1 minuut voor het toestel wordt
uitgeschakeld de “APO” aanduiding gaan knipperen en een serie
waarschuwingstonen klinken.
Opmerking:
gaat bijvoorbeeld de squelch van de zendontvanger open of u drukt een
toets in, zal de tijdteller voor de automatische uitschakelfunctie weer op
nul komen te staan. Wanneer de squelch dan weer dichtgaat of het
gebruik van de toetsen stopt, zal de teller weer in werking treden en gaan
tellen vanaf 0.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 10 (APO).
3 Druk op
(oorspronkelijke instelling).
4 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Als er al een tijdlang geen toets is ingedrukt, maar dan
CALL
VOL SQL
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-61
Page 68
AUTOMATISCHE BANDWISSELFUNCTIE (A.B.C.)
CALL
1
De A.B.C. bandwisselfunctie wisselt tijdelijk de uitsluitendontvangst band met de zendband meteen nadat op de uitsluitend-
2
ontvangst band een signaal is ontvangen. Op deze wijze kunt u
een oproep beantwoorden zonder dat u daarvoor met de hand de
3
juiste band hoeft te kiezen.
4
Druk op
schakelen.
5
•De aanduiding “A.B.C.” verschijnt wanneer de functie wordt
6
7
8
9
10
•Bij indrukken van [BAND SEL] of de [PTT] schakelaar van de
11
•2 seconden nadat het signaal wegvalt, wordt de oorspronkelijke
12
13
Opmerkingen:
◆
14
15
◆
16
17
[F]
, [MNU] om de functie beurtelings in en uit te
ingeschakeld.
1
microfoon wordt de A.B.C. functie ook uitgeschakeld.
zendband hersteld.
De A.B.C. functie werkt enkel bij dubbelbands-gebruik. Als u de
A.B.C. functie inschakelt en dan overschakelt op enkelbands-gebruik,
komt de A.B.C. functie te vervallen. Bij terugschakelen naar
dubbelbands-gebruik wordt de A.B.C. functie weer geactiveerd.
Als u de A.B.C. functie inschakelt en dan de visuele scanfunctie
activeert, komt de A.B.C. functie te vervallen. Bij uitschakelen van de
visuele scanfunctie wordt de A.B.C. functie weer geactiveerd.
De AIP zorgt voor het onderdrukken van de interferentie en de
vervorming van het geluidssignaal, die soms een ongewenst
bijverschijnsel kunnen zijn bij ontvangst in een dichtbevolkt
gebied waar de ontvangstband erg druk bezet is.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 9 (AIP).
CALL
VOL SQL
•De aanduiding “VHF AIP” of “UHF AIP” verschijnt afhankelijk
van de gekozen band.
4 Druk op
(oorspronkelijke instelling).
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerking:
instelling van de AIP functie (Aan/Uit) voor de hoofd-band tevens gelden
voor de sub-band.
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
Bij VHF/VHF ontvangstof UHF/UHF ontvangst zal de
18
19
20
21
N-62
Page 69
DUBBELBAND ONTVANGST
CALL
CALL
Er zijn drie configuraties mogelijk voor gelijktijdige ontvangst van
twee frequenties. Configuratie 1 is de oorspronkelijke instelling.
Configuratie
1
2
3
1 Druk op de rechter [BAND SEL] toets om VHF/VHF
ontvangst te kiezen of op de linker [BAND SEL] toets om
UHF/UHF ontvangst te kiezen.
[F]
2 Druk op
, [CONT SEL] om de functie beurtelings in en uit
schakelen.
CALL
•De bovenstaande weergave verschijnt op het display
wanneer u VHF/VHF ontvangst kiest.
•U kunt beide banden gebruiken om te zenden, maar het is
niet mogelijk om beide banden gelijktijdig voor zenden te
gebruiken.
•Tijdens het zenden op een band in de VHF/VHF of UHF/UHF
mode, is de ontvangsfunctie voor de andere band
uitgeschakeld.
Ontvangst
VHF en UHF
VHF en VHF
UHF en UHF
1
Zenden
VHF of UHF
VHF
UHF
VOL SQL
2
Opmerking:
De prestaties van de zendontvanger, waaronder de
spiegelonderdrukking en gevoeligheid, zijn misschien minder goed
wanneer de VHF/VHF of UHF/UHF mode wordt gebruikt. Als u op beide
banden dezelfde frequentie kiest, kan de indicatie van de S-meter
mogelijk worden beïnvloed. Ook kan de ontvangst-geluidssterkte lager
zijn afhankelijk van de stand van de
VOL
regelaar.
UITSCHAKELEN VAN DE FREQUENTIE-AANDUIDING VAN
EEN BAND
Als u niet van plan bent om een bepaalde band te gebruiken, kunt
u de frequentie-aanduiding van die band laten vervallen. Dit geeft
u een meer overzichtelijk display.
[F]
Druk op
schakelen.
•Druk op de linker [BAND SEL] toets om de frequentie-
Opmerking:
vervallen kunt u niet bedienen of gebruiken voor zenden of ontvangst.
, [BAND SEL] om de functie beurtelings in en uit te
aanduiding van de VHF band te laten vervallen of op de rechter
[BAND SEL] toets om de frequentie-aanduiding van de UHF
band te laten vervallen.
CALL
VOL SQL
122
De band waarvan u de frequentie-aanduiding heeft laten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-63
Page 70
PROGRAMMEERBARE VFO FREQUENTIEKEUZE
CALL
1
Met deze functie kunt u de ondergrens en de bovengrens
instellen van het frequentiebereik dat met de Afstemknop of de
2
[UP]/[DWN] toetsen van de microfoon bestreken kan worden.
3
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
4
3 Kies menu-nummer 6 (Program VFO).
5
6
7
8
9
4 Druk op
5 Druk op
10
6 Druk op
11
7 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
12
13
14
15
16
CALL
[SET]
en kies de ondergrens-frequentie.
[SET]
en kies de bovengrens-frequentie.
[SET]
om de procedure af te sluiten.
VOL SQL
OMSCHAKELEN TUSSEN AM/FM MODE
(ALLEEN SOMMIGE MODELVERSIES)
(*Roadpleeg uw lokale wetgeving)
Bij sommige modelversies is tevens ontvangst in de AM mode
mogelijk. De AM mode wordt automatisch ingesteld wanneer een
frequentie in het bereik van 118,000 tot 135,995 MHz (AIR band)
wordt gekozen. Buiten dit bereik is de standaardinstelling FM. Op
iedere VHF frequentie kunt u de gewenste mode echter ook
handmatig kiezen. Bij overschrijding van de 135,995 MHz grens
wordt de standaardinstelling hersteld.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MHz] (1 s) om FM of AM te kiezen.
•Als AM wordt gekozen, wordt het 1 MHz decimaalpunt
vervangen door een streep.
17
18
19
20
21
N-64
Page 71
KIEZEN VAN DE WAARDE VOOR DE FREQUENTIESTAP
CALL
Het kiezen van de juiste waarde voor de frequentiestap is van
essentieel belang om de ontvangstfrequentie nauwkeurig met de
Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon te
kunnen instellen. De oorspronkelijke instelling op de VHF band is
5 kHz (V.S./ Canada) of 12,5 kHz (Europa/ Algemene markt). De
oorspronkelijke instelling op de UHF band is 25 kHz, ongeacht de
modelversie.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op
[F] (1 s), [STEP]
CALL
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om de gewenste frequentiestap te kiezen.
4 Druk op
[OFF]
om de procedure af te sluiten.
Bij het wijzigen van de waarde voor de frequentiestap kunnen er
veranderingen optreden in de aangegeven frequenties. Stel dat
bijvoorbeeld 144,995 MHz op het display wordt aangegeven en
de frequentiestap 5 kHz bedraagt. Wanneer nu een 12,5 kHz
frequentiestap wordt ingesteld, zal tevens de frequentie op het
display veranderen. De nevenstaande tabellen tonen de
veranderingen die zich kunnen voordoen en wanneer.
.
VOL SQL
12
5, 10, 15, 20 of 50 kHz
frequentiestap
Getoonde frequentie
(10 kHz/ 1 kHz)
00, 05, 10, 15
20, 25, 30, 35
40, 45, 50, 55
60, 65, 70, 75,
80, 85, 90, 95
6,25, 12,5 of 25 kHz
frequentiestap
Getoonde frequentie
(10 kHz/ 1 kHz)
00, 6,25
12,5, 18,75
25
31,25, 37,5
43,75
50, 56,25
62,5, 68,75
75
81,25, 87,5
93,75
6,25, 12,5 of 25 kHz
➡
frequentiestap
Getoonde frequentie
(10 kHz/ 1 kHz)
5, 10, 15, 20 of 50 kHz
➡
frequentiestap
Getoonde frequentie
(10 kHz/ 1 kHz)
00
25
50
75
00
10
20
30
40
50
60
70
80
90
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-65
Page 72
WIJZIGEN VAN DE OPSCHRIFTEN VAN DE MULTIFUNCTIE TOETSEN
CALL
CALL
CALL
CALL
1
Onderaan op het display worden de opschriften
(d.w.z. de functies) van de multifunctie toetsen aangegeven.
2
U kunt de basisinstelling voor de opschriften wijzigen zoals
hieronder aangegeven. Kies de gewenste basisinstelling
3
overeenkomstig de functies die u het meest gebruikt.
4
Opschriften basisinstelling Opschriften na indrukken van
Indien u de F/TONE/DTSS/LOW basisinstelling heeft gekozen, dient
u op
[F], [REV] (1 s)
en op
◆
[F], [REV]
Indien u de F/VISUAL/REV/LOW basisinstelling heeft gekozen, dient
u op
[F], [TONE] (1 s)
om deze functie weer uit te schakelen.
toonfrequentie-identificatie {blz. 49} in te schakelen en op een
willekeurig andere toets om deze functie weer uit te schakelen.
13
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
14
2 Kies menu-nummer 2 (Front Panel).
ss
[
s
]
15
16
3 Druk op
en kies subnummer 3.
ss
CALL
17
18
19
4 Druk herhaaldelijk op
20
21
verschijnt.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
2
N-66
of
[F] (1 s)
te drukken om de ASC {blz. 27} in te schakelen
te drukken om de automatische
VOL SQL
1
[SET]
tot de gewenste basisinstelling
[F]
[F]
zijn identiek,
WIJZIGEN VAN HET VOLUME VAN DE BEDIENINGSPIEPTOON
De zendontvanger zal telkens bij het indrukken van een toets op
de zendontvanger of de microfoon een pieptoon laten horen. U
kunt de geluidssterkte van deze pieptoon wijzigen of de pieptoon
uitschakelen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 14 (Audio).
CALL
2
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 1 (Beep Volume).
ss
CALL
2
[SET]
om het volume van de pieptoon in te stellen op
1
niveau 1 (min.) ~ niveau 7 (max.), of om de pieptoon uit te
schakelen (OFF). De oorspronkelijke instelling is niveau 5.
CALL
2
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
VOL SQL
VOL SQL
VOL SQL
1
Page 73
“LOCK” VERGRENDELINGSFUNCTIE
In een aantal gevallen kan het nuttig zijn de toetsen en regelaars
te blokkeren, om de instellingen van de zendontvanger te
beveiligen tegen per ongeluk indrukken van een toets of
bediening van een regelaar.
■ ZENDONTVANGER-VERGRENDELING
Deze vergrendelingsfunctie is handig wanneer u voornamelijk
de microfoontoetsen gebruikt voor de bediening van de
zendontvanger, zoals bij gebruik van het toestel in de auto. In
dit geval worden alle bedieningsorganen vergrendeld, met
uitzondering van:
• aan/uit-schakelaar•
•
[F],
[MHz]• SQL regelaars
•VOL regelaars• Microfoontoetsen
Druk op
beurtelings in en uit te schakelen.
•De aanduiding “LOCK” verschijnt wanneer de functie wordt
[F]
, [MHz] om de zendontvanger-vergrendeling
ingeschakeld.
[F]
■ TOTAALVERGRENDELING
De totaalvergrendeling komt van pas als u alleen naar een
bepaald kanaal wilt luisteren en niet van plan bent om te
zenden. In dit geval worden alle bedieningsorganen
vergrendeld, met uitzondering van:
• aan/uit-schakelaar • [MHz]+[ ]
1 Schakel de zendontvanger-vergrendelingsfunctie in.
2 Druk op [MHz]+[
beurtelings in en uit te schakelen.
•De aanduiding “A.LOCK” verschijnt wanneer de functie
wordt ingeschakeld.
] om de totaalvergrendelingsfunctie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
N-67
17
18
19
20
21
Page 74
S-METER SQUELCH
CALL
CALL
CALL
1
Als de S-meter squelch wordt ingeschakeld, zal de squelch pas
opengaan wanneer een signaal met dezelfde of grotere sterkte
2
dan de S-meter instelling wordt ontvangen. Deze functie is handig
om te voorkomen dat u de squelch steeds opnieuw moet
3
bijstellen om ontvangst van zwakke zenders die u niet interessant
vindt te vermijden. U kunt voor beide banden een andere S-meter
4
waarde instellen.
5
1 Kies de gewenste band.
6
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 13 (S-meter).
7
8
9
10
11
4 Druk op
12
13
CALL
VOL SQL
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (S-meter SQL).
ss
CALL
7 Draai aan de linker (VHF) of rechter (UHF) SQL regelaar,
afhankelijk van de band die u gekozen heeft, om de gewenste
S-meter instelling te kiezen.
■ SQUELCH-AANHOUDTIJD
Bij gebruik van de S-meter squelch kunt u de tijdsduur
wijzigen dat er na het wegvallen van de ontvangen signalen
gewacht wordt met het sluiten van de squelch.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 13 (S-meter).
ss
[
s
]
3 Druk op
en kies subnummer 2 (Hang Time).
ss
CALL
14
15
16
17
5 Druk op
(oorspronkelijke instelling).
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
1
6 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
18
19
•De schaal voor de S-meter instelling verschijnt.
20
21
N-68
VOL SQL
VOL SQL
4 Druk op
2
[SET]
om in te stellen op OFF, 125 ms, 250 ms of
1
500 ms. De oospronkelijke instelling is OFF.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerking:
U kunt subnummer 2 (Hang Time) alleen kiezen
wanneer u de S-meter squelch heeft ingeschakeld.
Page 75
BERICHT BIJ INSCHAKELEN
CALL
CALL
Bij het inschakelen van de zendontvanger verschijnt als
begroeting het woord “KENWOOD” en dit blijft ongeveer 2
seconden oplichten. Indien gewenst, kunt u deze begroeting
veranderen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 2 (Front Panel).
CALL
VOL SQL
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
•De laatste letter knippert.
5 Druk op
•De cursor komt bij de eerste letter te staan.
6 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het eerste teken te kiezen.
en kies subnummer 2 (Power On Msg).
ss
CALL
2
[SET]
[VFO]
1
.
.
VOL SQL
•Druk op [MHz] om de tekens in blokken van 4 tekens te
doorlopen. Druk nogmaals op [MHz] om deze functie weer uit
te schakelen.
7 Druk op
•De tweede letter knippert.
ss
[
s
]
.
ss
8 Herhaal stap 6 en 7 om in totaal 7 tekens in te voeren.
•Als u na het invoeren van het 7de teken op
een pieptoon die u erop attent maakt dat er geen tekens
meer ingevoerd kunnen worden.
•Druk op
•Druk op [VFO] om alle tekens te wissen en opnieuw te
beginnen bij het eerste teken.
9 Druk op
tt
[
t
]
om het voorgaande teken opnieuw in te voeren.
tt
[SET]
om de procedure af te sluiten.
ss
[
s
]
drukt, hoort u
ss
10 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
DISPLAY-DEMONSTRATIEFUNCTIE
Bij inschakelen van deze functie laat de zendontvanger een
aantal voorgeprogrammeerde demonstraties op het display zien.
De zendontvanger is normaal bruikbaar tijdens de demonstraties.
Wanneer u een toets op de zendontvanger of microfoon indrukt of
aan de Afstemknop draait, wordt meteen de normale displayaanduidingsfunctie ingeschakeld. Wordt hierna gedurende
12 seconden geen nieuwe bediening uitgevoerd, dan schakelt de
zendontvanger weer over op de demonstratiefunctie.
[F]
Druk op
te schakelen.
+[ ] om de demonstratiefunctie beurtelings in en uit
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-69
Page 76
WIJZIGEN VAN DE DISPLAY-CONDITIES
CALL
CALL
CALL
CALL
CALL
1
■ DISPLAY-DIMMER
2
3
4
5
6
U kunt de display-verlichting afstellen zodat overeenkomstig
de situatie een optimaal zicht wordt verkregen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 3 (Display).
CALL
■ AUTOMATISCHE DISPLAY-DIMMER
Als deze functie is ingeschakeld, wordt de helderheid van het
display voor ongeveer 5 seconden een stapje versterkt bij de
bediening van een voorpaneeltoets, een microfoontoets of de
Afstemknop. De display-verlichting verandert niet wanneer
de meest heldere instelling (niveau 1) is gekozen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 3 (Display).
CALL
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
7
8
9
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 3 (Dimmer).
ss
CALL
2
[SET]
om in te stellen op niveau 1 (meest helder)
1
~ niveau 4 (minst helder), of om deze functie uit te
schakelen (OFF). De oorspronkelijke instelling is niveau 1.
VOL SQL
VOL SQL
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 4 (Auto Dimmer).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te
1
schakelen (oorspronkelijke instelling).
VOL SQL
VOL SQL
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
CALL
2
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
VOL SQL
1
N-70
Page 77
■ DISPLAY-CONTRAST
CALL
CALL
CALL
CALL
CALL
Kies het display-contrast waarbij de aflezing zo goed mogelijk is.
De afleesbaarheid van de aanduidingen op het display
verschilt afhankelijk van de hoek waaronder het voorpaneel is
gemonteerd, de gekozen display-aanduidingsfunctie (positief/
negatief) en de omgevingstemperatuur.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 3 (Display).
CALL
VOL SQL
3 Druk op
4 Druk op
niveau 16. De oorspronkelijke instelling is niveau 8.
ss
[
s
]
en kies subnummer 2 (Contrast).
ss
CALL
2
[SET]
om het contrast in te stellen op niveau 1 ~
CALL
1
VOL SQL
■ POSITIEF/NEGATIEF DISPLAY-OMKERING
U kunt kiezen of u een positief of een negatief beeld op het
display wilt hebben.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 3 (Display).
CALL
VOL SQL
3 Druk op
4 Druk op
(oorspronkelijke instelling) of positief beeld.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (Reverse Mode).
ss
CALL
2
[SET]
om te kiezen voor een negatief beeld
1
VOL SQL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
2
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
1
VOL SQL
17
18
19
20
21
N-71
Page 78
TOEWIJZEN VAN ANDERE FUNCTIES AAN DE
1
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN
De programmeerbare functietoetsen zijn [PF], [MR], [VFO] en
2
[CALL] en deze bevinden zich op de voorzijde van de microfoon.
3
Indien gewenst, kunt u de functies die aan deze toetsen zijn
toegewezen wijzigen.
4
5
6
7
8
9
Programmeerbare functietoets
[PF]
[MR]
[VFO]
[CALL]
Toewijzen van de functie van een voorpaneeltoets aan de
10
programmeerbare functietoetsen:
1 Druk op een van de volgende toetscombinaties afhankelijk
2 Druk op de voorpaneeltoets (of toetscombinatie) waarvan u
de functie wilt toewijzen aan de gekozen programmeerbare
functietoets.
Oorspronkelijke functie
Keuze van zendband
Kanaalgeheugen
VFO frequentiekeuze
"Call" oproepkanaal
•
De volgende typen functies kunnen geprogrammeerd worden:
[F],
[TOETS]
•De volgende functies kunnen niet geprogrammeerd worden:
[F]
[TOETS]+[ ]
[F]
+ Microfoon [TOETS]
VOL regelaars
•De voorpaneeltoets blijft normaal bruikbaar nadat de functie
hiervan aan de programmeerbare functietoets is toegewezen.
•Om de oorspronkelijke functies aangegeven in de
bovenstaande tabel weer in te stellen, dient u de
aanwijzingen voor Volledig Terugstellen uit te voeren
{blz. 35}.
Opmerkingen:
◆
Als de
LOCK
“aan” staat, kunt u geen nieuwe functies aan de
programmeerbare functietoetsen toewijzen.
◆
Als in stap 2 de
van de VFO/MR schakelaar geprogrammeerd.
schakelaar aan de achterzijde van de microfoon op
PTT
aan/uit-schakelaar
SQL regelaars
schakelaar wordt ingedrukt, wordt de functie
[F] (1 s)
, [ T OETS][TOETS] [TOETS] (1 s)
[F] (1 s)
Afstemknop
17
18
19
20
21
N-72
Page 79
Toewijzen van een functie die niet beschikbaar is met de
CALL
CALL
voorpaneeltoetsen:
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 16 (Microphone).
Voor het instellen van de voorpaneeltoets-functie die u heeft
toegewezen {blz. 72}.
Monitor:
Met deze functie wordt de squelch geopend en kunt u luisteren of
er activiteit is op de huidige frequentie. De monitorfunctie is
handig bij het instellen van de geluidssterkte of bij ontvangst van
zwakke signalen.
•De monitorfunctie wordt beurtelings in- en uitgeschakeld bij
indrukken van de microfoontoets waaraan deze functie wordt
toegewezen.
•De scanfuncties werken niet als de monitorfunctie is
ingeschakeld (squelch is geopend).
Intoetsfunctie (Enter):
Als deze functie aan een toets wordt toegewezen, kunt u
rechtstreeks nummers invoeren met het toetsenpaneel van de
MC-53DM microfoon. Zie “RECHTSTREEKS INVOEREN VAN
NUMMERS VIA HET TOETSENPANEEL” {blz. 74}.
Spraak (Voice):
Als deze functie wordt toegewezen, kunt u met de toets de
pieptoonfunctie in- en uitschakelen die de frequentie van de huidige
bedieningsband via pieptonen van verschillende toonhoogte aangeeft.
Druk op een willekeurige toets om de pieptonen te stoppen.
aan/uit-schakelaar:
Als deze functie wordt toegewezen, werkt de toets als aan/uitschakelaar. Deze functie kan enkel aan PF 1 worden toegewezen.
1750 Hz toon (alleen TM-V7E):
Na het loslaten van de omgeprogrammeerde microfoontoets bij
ingeschakelde zendsignaal-vasthoudfunctie zal de zendontvanger
nog 2 seconden in de zend-stand blijven; de 1750 Hz toon wordt
echter alleen continu uitgezonden zolang de omgeprogrammeerde
microfoontoets ingedrukt wordt gehouden.
•U kunt ook de zendsignaal-vasthoudfunctie gebruiken om voor
2 seconden continu een 1750 Hz toon uit te zenden na het
loslaten van de omgeprogrammeerde microfoontoets. Om deze
functie in te schakelen, roept u subnummer 3 (1750 Hz Timer)
van menu-nummer 5 (Repeater) op.
N-73
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 80
RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUMMERS VIA HET
1
TOETSENPANEEL
U kunt de cijfertoetsen op de MC-53DM microfoon gebruiken voor
2
het rechtstreeks invoeren van de afstemfrequentie, het
3
geheugenkanaalnummer of de toonfrequentie. U dient wel eerst
de “Enter” intoetsfunctie aan een van de programmeerbare
4
functietoetsen toe te wijzen {blz. 72}.
5
■ INTOETSEN VAN EEN AFSTEMFREQUENTIE
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
3 Druk op de microfoontoets waaraan de intoetsfunctie is
toegewezen.
•Het display verandert. U kunt op dit display rechtstreeks
frequenties invoeren.
4 Voer de gewenste frequentie in met de cijfertoetsen van
de microfoon.
•Voer de cijfers van de frequentie in van hoog naar laag
(links naar rechts).
•Als de geldende frequentiestap 5 kHz, 10 kHz, 15 kHz,
20 kHz, 25 kHz, of 50 kHz bedraagt, dient u de waarde
van de frequentie tot en met de 1 kHz eenheden in te
voeren. Voer hierbij voor de 1 kHz eenheden de 0 of de 5
in.
•Bij modellen waar het ontvangstbereik meer bedraagt
dan 10 MHz, zult u als eerste cijfer de 10 MHz tientallen
moeten invoeren. Bij de andere modellen begint u met
het cijfer voor de 1 MHz eenheden.
N-74
Opmerkingen:
◆
Als u op een andere toets dan
langer dan 10 seconden geen toets indrukt, komt de
rechtstreekse invoerfunctie te vervallen en wordt de VFO
frequentiekeuze hersteld.
◆
Als u tijdens het invoeren van de frequentie op de
van de microfoon drukt, gelden de nieuw ingevoerde cijfers, maar
voor de nog niet gekozen cijfers zullen de eerdere gegevens
ongewijzigd blijven.
◆
Met uitzondering van de 1 kHz eenheden zal bij invoeren van
een cijfer dat buiten het afstembereik valt, in plaats daarvan het
dichtstbijzijnde cijfer binnen het afstembereik worden
aangegeven. Voor de 1 kHz eenheden zal bij indrukken van toets
[0] ~ [4]
[5] ~ [9]
◆
Als de geldende frequentiestap 6,25 kHz, 12,5 kHz, of 25 kHz
bedraagt, kunt u volstaan met het invoeren van het cijfer voor de
10 kHz tientallen. Het 10 kHz cijfer en de volgende cijfers worden
automatisch ingesteld op de dichtstbijzijnde waarde voor de
ingedrukte toets, zoals in de onderstaande tabel is aangegeven.
10 kHz toets
worden ingesteld op “0” en bij indrukken van toets
wordt er ingesteld op “5”.
Frequentie
(kHz)
0
1
2
3
4
00
12,5
25
37,5
37,5
[0] ~ [9]
of
10 kHz toets
5
6
7
8
9
[Enter]
drukt, of als u
[Enter]
toets
Frequentie
(kHz)
50
62,5
75
87,5
87,5
Page 81
■ INTOETSEN VAN EEN GEHEUGENKANAALNUMMER
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te
schakelen.
3 Druk op de microfoontoets waaraan de intoetsfunctie is
toegewezen.
•“– –” of “– – –” verschijnt afhankelijk van het aantal
geheugenkanalen dat beschikbaar is op de gekozen
band.
4 Voer 2 of 3 cijfers in met de cijfertoetsen van de
microfoon.
•Om bijvoorbeeld kanaal 3 op te roepen, voert u “03” of
“003” in.
•Als u op een andere toets dan [0] ~ [9] drukt, of als u
langer dan 10 seconden geen toets indrukt, verschijnt de
laatst getoonde frequentie weer op het display.
•Als u een nummer invoert van een geheugenkanaal
waarin geen gegevens zijn vastgelegd, klinkt er een
waarschuwingspieptoon.
■ INTOETSEN VAN EEN TOONFREQUENTIE
1 Kies de gewenste band.
[TONE]
2 Druk op
3 Druk op
•De ingestelde toonfrequentie verschijnt.
[F] (1 s), [T.SEL]
4 Druk op de microfoontoets waaraan de intoetsfunctie is
toegewezen.
•“– –” verschijnt.
5 Voer met de cijfertoetsen van de microfoon het nummer in
dat correspondeert met de gewenste toonfrequentie.
•Zie de tabel in de paragraaf “KIEZEN VAN DE
TOONFREQUENTIE” {blz. 25} voor de nummers die bij
de toonfrequenties horen.
•Om bijvoorbeeld toonnummer 3 (74,4 Hz) te kiezen, voert
u “03” in.
•Als u op een andere toets dan [0] ~ [9] drukt, of als u
langer dan 10 seconden geen toets indrukt, verschijnt de
laatst getoonde frequentie weer op het display.
om de toonfunctie in te schakelen.
.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
N-75
17
18
19
20
21
Page 82
WIJZIGEN VAN DE LUIDSPREKER-CONFIGURATIE
CALL
1
Bij gebruik van een of twee externe luidsprekers kunt u kiezen uit
diverse luidspreker-configuraties. Kies instelling 1 of 2 afhankelijk
2
van de band waarbij de interne luidspreker en/of de externe
luidsprekers moeten functioneren.
3
Bij gebruik van één externe luidspreker aangesloten op
4
luidsprekeraansluiting 1:
Instelling 1: VHF band (externe luidspreker)/ UHF band
5
(externe luidspreker)
6
Instelling 2: VHF band (externe luidspreker)/ UHF band
(externe luidspreker)
7
Bij gebruik van één externe luidspreker aangesloten op
8
luidsprekeraansluiting 2:
9
Instelling 1: VHF band (interne luidspreker)/ UHF band
(externe luidspreker)
10
Instelling 2: VHF band (externe luidspreker)/ UHF band
(interne luidspreker)
11
Bij gebruik van twee externe luidsprekers:
12
Instelling 1: VHF band (externe luidspreker 1)/ UHF band
(externe luidspreker 2)
13
Instelling 2: VHF band (externe luidspreker 2)/ UHF band
(externe luidspreker 1)
14
15
16
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 14 (Audio).
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 2 (Speaker).
ss
CALL
2
[SET]
om instelling 1 (oorspronkelijke instelling) of 2
1
VOL SQL
te kiezen.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
17
18
19
20
21
N-76
Page 83
AFSTANDSBEDIENING MET BEHULP VAN DE MICROFOON
U kunt veel instellingen van de zendontvanger wijzigen met
behulp van de toetsen op de MC-53DM of MC-45DM microfoon,
in plaats van met de toetsen en regelaars op de zendontvanger
zelf. In dit geval worden de DTMF tonen gebruikt voor het maken
van de gewenste instellingen. Schakel voor het gebruik van deze
functie eerst de microfoon-afstandsbediening in op het instelmenu
{blz. 78}.
Opmerking:
andere zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw
MC-53DM of MC-45DM microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het
geval is, kan het gebeuren dat de afstandsbedieningsfunctie die in dit
hoofdstuk wordt beschreven niet juist werkt.
Zie de onderstaande tabel voor de functies die in- en
uitgeschakeld worden, of de instellingen die gewijzigd worden, bij
het indrukken van de DTMF toetsen.
Toets
1
2
3
4
5
6
7
1
Bij zendontvangers voorzien van de los verkrijgbare VS-3 eenheid
wordt de weergegeven informatie aangekondigd {blz. 82}.
2
Na indrukken van de toets, drukt u op [ ] om het niveau te
verlagen en op [#] om het niveau te verhogen.
Houd er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van
Functie
Visuele scanfunctie
Toon/ CTCSS
Omwisselfunctie
Wijzigen 1 MHz
frequentiestap
Monitor
Frequentie-aanduiding
d.m.v. pieptonen
1
Geluidssterkte instelling
2
Toets
8
Dubbelbands ontvangst
9
Squelch instelling
0
Zendvermogen instelling
A
Intoetsfunctie
B
Bedieningsband selectie
C
—
D
[F]
Frequentie verlagen
#
Frequentie verhogen
Functie
toets
2
U kunt tevens de volgende instellingen maken door eerst op
te drukken (bijv.
ToetsToets
2
Toon selectie
Verschuivingsrichting
3
selectie
Vergrendelen DTMF
5
[F]
, microfoontoets [2]).
Functie
1
6
Vrijgeven DTMF
toetsenpaneel
C
Repeteerfunctie
Functie
2
toetsenpaneel
1
Na het inschakelen van de toonfunctie, drukt u op
microfoontoets [2] en vervolgens op [
toonfrequentie te wijzigen.
2
Alleen V.S./ Canada
Opmerkingen:
◆
Alleen V.S.:
Het is niet toegestaan bedieningscodes over de VHF
] of [#] om de
[F]
, dan
band te zenden. Bedieningscodes mogen alleen over de UHF band
worden gezonden.
◆
U kunt niet gelijktijdig de Geluidssterkte Instelling en de Squelch
Instelling functie activeren.
◆
Als u na het activeren van de microfoon-afstandsbediening een
geheugenkanaal oproept waarvoor de DTSS of Page status als
"Aan" is vastgelegd, zal de DTSS of Page-functie niet werken.
[F]
N-77
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 84
INSCHAKELEN VAN DE MICROFOON-AFSTANDSBEDIENING
CALL
CALL
1
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 16 (Microphone).
2
3
CALL
4
5
2
VOL SQL
6
7
3 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (Mic Control).
ss
8
9
CALL
10
11
12
4 Druk op
13
14
(oorspronkelijke instelling).
5 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
1
VOL SQL
15
16
17
18
19
20
21
N-78
Page 85
PACKET-COMMUNICATI
CALL
CALL
Door de zendontvanger via een Terminal Node Controller (TNC)
{blz. 6} op een personal computer aan te sluiten, kunt u e-mail
sturen naar verafgelegen stations of informatie ontvangen vanaf
uw plaatselijke bulletin board. Bovendien heeft u de beschikking
over diverse andere Packet-toepassingen. Neem contact op met
uw amateurradio speciaalzaak voor nadere bijzonderheden
betreffende het gebruik van uw zendontvanger voor Packetcommunicatie.
ACTIVEREN VAN DE ZEND/ONTVANGST-BAND
VOOR GEGEVENSTRANSMISSIE
Indien u wenst, kunt u gegevens versturen en ontvangen via een
uitsluitend-ontvangst band waarbij de "PTT" aanduiding niet
oplicht. De band met "PTT" is de band die gebruikt wordt voor
spraak-communicatie.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 15 (Data Transfer).
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
schakelen (oorspronkelijke instelling).
5 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
•De aanduiding "-Data-" verschijnt bij de zend/ontvangst-band
die gebruikt wordt voor gegevenstransmissie.
en kies subnummer 2 (Data Band).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te
1
VOL SQL
1200/ 9600 bps COMMUNICATIE
Kies, afhankelijk van uw type TNC, 1200 of 9600 bps voor de
gegevensoverdracht-snelheid.
1200 bps:
De gevoeligheid van de zendgegevens-ingang (PKD) is 40 mV
en de ingangsimpedantie is 10 kΩ. Deze specificaties zijn
geschikt voor een doorsnee 1200 bps TNC.
9600 bps:
De gevoeligheid van de zendgegevens-ingang (PKD) is 2 V
de ingangsimpedantie is 10 kΩ. Deze specificaties zijn geschikt
voor de meeste 9600 bps TNC's. Kies 9600 bps bij gebruik van
een dubbele snelheid TNC die enkel een 2 V
uitgang heeft.
P-P
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 15 (Data Transfer).
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 1 (Data Speed).
ss
CALL
2
[SET]
om beurtelings om te schakelen tussen 1200 bps
1
VOL SQL
(oorspronkelijke instelling) en 9600 bps.
5 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
P-P
N-79
P-P
en
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 86
Opmerkingen:
Packet zendgegevens-ingang
Voor de zendgegevens vanaf de TNC
naar de zendontvanger
Aarde voor PKD
Packet standby
De TNC kan deze pen gebruiken voor
het uitschakelen van de
microfooningang van de zendontvanger
tijdens het zenden van packet-signalen.
Uitgang geregistreerde 9600 bps gegevens
(500 mV
P-P, 10 kΩ)
Werkt tevens als een
gemeenschappelijke pen voor de 1200
bps en 9600 bps gegevens-uitgang.
Uitgang geregistreerde 1200 bps gegevens.
(500 mV
P-P, 10 kΩ)
Squelch-regeluitgang
Blokkeert het zenden van gegevens
door de TNC wanneer de squelch van
de zendontvanger geopend is.
Voorkomt interferentie in
spraakcommunicatie op dezelfde
frequentie. Voorkomt tevens nieuwe
pogingen.
Uitgangsniveau
Squelch opent: +5 V (hoog)
Squelch sluit: 0 V (laag)
Be-
naming
Pen
nr.
Functie
PKD
DE
PKS
PR9
PR1
SQC
1
2
3
4
5
6
•
•
•
•
•
•
◆
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Als de zendvertragingstijd van uw TNC niet lang genoeg is, kunnen
er communicatiefouten optreden. Mochten deze fouten vaak
optreden, stel dan de zendvertragingstijd-parameter op uw TNC met
behulp van uw computer in op 300 ms.
◆
Het gebruik van een modulatie-ingangsniveau dat aanzienlijk afwijkt
van de optimale 40 mV
p-p
of 2 V
p-p
specificatie kan resulteren in een
minder gunstige signaal/ruisverhouding of dit leidt tot
signaalvervorming. Als gevolg hiervan zal de communicatie met
andere stations mogelijk door veel "errors" worden gestoord of het
kan zelfs geheel onmogelijk zijn om een contact tot stand te brengen.
◆
Als het modulatie-ingangsniveau ongeveer 3 V
het begrenzingscircuit in werking. Dit circuit zorgt ervoor dat dezelfde
zend-bandbreedte gehandhaafd wordt als bij 3 V
◆
Bij Packet-communicatie zijn de omstandigheden tijdens het zenden
en ontvangen van groot belang waardoor het gebruik van een
volschalige S-meter aanduiding essentieel is voor een betrouwbare
werking. Als de S-meter aanduiding niet tot de maximumwaarde loopt
tijdens 9600 bps communicatie, zullen er veel communicatiefouten
optreden.
◆
Invoeren van 9600 bps GMSK signalen met een te hoog niveau of
invoeren van sterk vervormde signalen kan leiden tot fouten en een
te brede zend-bandbreedte waardoor andere zenders zullen worden
gestoord.
■ PEN-OPSTELLING VAN DE DATA AANSLUITING
In deze paragraaf wordt de functie van iedere pen van de
DATA aansluiting beschreven.
DATA aansluiting
N-80
p-p
overschrijdt, treedt
p-p
.
E (GND)
Opmerkingen:
◆
Als uw TNC een gemeenschappelijke pen voor de 1200 bps en 9600
bps gegevens-ingang heeft, dient u deze pen te verbinden met de
PR9 pen van de DATA aansluiting. Kortsluiten van de PR9 en PR1
pen resulteert in een foutieve werking van de TNC.
◆
Als gelijkspanning op de PR1 pen wordt gezet, is het mogelijk dat de
TNC niet werkt. Mocht dit voorkomen, sluit dan een 10 µF
condensator aan tussen de PR1 pen en de TNC. Let goed op de
polariteit van de condensator.
Page 87
REPETEERFUNCTIE (ALLEEN V.S./ CANADA)
CALL
Deze zendontvanger biedt de mogelijkheid om signalen die
ontvangen worden op de VHF of de UHF band te repeteren,
d.w.z. opnieuw uit te zenden. Zo kunt u bijvoorbeeld een signaal
dat ontvangen wordt op de VHF band, weer uitzenden op de UHF
band. Op dezelfde wijze kunt u een signaal dat ontvangen wordt
op de UHF band, weer uitzenden op de VHF band. Bij gebruik
van deze functie heeft u de keuze tussen de band-geblokkeerd
repeteerfunctie of de kruising-repeteerfunctie.
Opmerkingen:
◆
U kunt de repeteerfunctie niet activeren nadat u de DTSS of Pagefunctie heeft ingeschakeld, nadat u de VHF/VHF of UHF/UHF
mode heeft gekozen, of wanneer u de frequentie-aanduiding van
een bepaalde band heeft uitgeschakeld.
◆
Bij inschakelen van de repeteerfunctie wordt de automatische
bandwisselfunctie (A.B.C.) of de Automatische Simplex
Controlefunctie (ASC) uitgeschakeld.
◆
De "TOT" uitschakelklok wordt vast ingesteld op 3 minuten.
BAND-GEBLOKKEERD REPETEERFUNCTIE
Bij gebruik van deze repeteerfunctie gebruikt de zendontvanger
dezelfde band voor ontvangst en zenden van het signaal.
1 Druk op de rechter of linker [BAND SEL] toets om de band te
kiezen die gebruikt moet worden om te zenden.
2 Druk op de linker [BAND SEL]+[ ] om de band-geblokkeerd
repeteerfunctie in te schakelen.
•De aanduiding "PTT" knippert.
•Herhaal deze stap om de repeteerfunctie uit te schakelen.
KRUISING-REPETEERFUNCTIE
Bij gebruik van deze functie kan de zendontvanger tevens de
huidige uitsluitend-ontvangst band omschakelen naar de
zendband wanneer een signaal ontvangen wordt op de
zendband.
1 Druk op de rechter of linker [BAND SEL] toets.
2 Druk op [CONT SEL].
3 Druk op de rechter [BAND SEL]+[
] om de kruising-
repeteerfunctie in te schakelen.
•De aanduiding "PTT" knippert.
•Herhaal deze stap om de repeteerfunctie uit te schakelen.
ZEND-AANHOUDFUNCTIE
Wanneer deze functie is ingeschakeld, blijft het toestel tot
ongeveer 500 ms nadat het signaal is weggevallen in de zendstand staan.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 17 (Repeater).
CALL
VOL SQL
[SET]
3 Druk op
(de oorspronkelijke instelling) uit te schakelen.
4 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
om de functie beurtelings in en
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
N-81
21
Page 88
VS-3 STEMSYNTHESIZER (LOS VERKRIJGBAAR)
1
Door in uw zendontvanger de VS-3 stemsynthesizer aan te
2
brengen {blz. 84}, zal de zendontvanger telkens wanneer u de
bedrijfsstand van het toestel verandert, zoals VFO of Geheugen-
3
oproep, de nieuwe instelling aankondigen.
4
De onderstaande tabel toont de aankondiging van de
zendontvanger wanneer de nieuwe functie wordt ingeschakeld.
5
Hoorbare aankondiging
“VFO”
“MR”
“Call”
“PM”
“Menu”
Huidige
frequentie
“Enter”
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Toets die wordt ingedrukt
6
[VFO]
7
[MR]
8
9
[CALL]
[PM]
Nieuwe functie
VFO
Geheugenoproepfunctie
"Call" oproepkanaal
Programmageheugen
[MNU]
[BAND SEL]
Menu
Nieuwe zendband/
bedieningsband
PF toets van
microfoon
geprogrammeerd
met Intoetsfunctie
(Enter) {blz. 72}
1
Als de geheugen-oproepfunctie is ingesteld, kondigt de
Rechtstreekse
nummer-invoer
via toetsenpaneel
2
zendontvanger het kanaalnummer, het woord "channel" en de
frequentie aan.
2
Bij indrukken in de VFO of geheugen-oproepstand.
De zendontvanger kondigt bovendien de weergegeven informatie
als volgt aan bij indrukken van microfoontoets [6] in de microfoonafstandsbedieningsstand {blz. 77} of bij indrukken van de PF
toets geprogrammeerd met de spraakfunctie {blz. 72}.
•In de VFO stand wordt de VFO frequentie op de bedieningsband
aangekondigd, met als eerste het 100 MHz cijfer. Om het MHz
decimaalteken aan te kondigen, hoort u "point".
•Als de geheugen-oproepfunctie is ingesteld, hoort u het
kanaalnummer, het woord "channel" en de frequentie. Bij de L of
U kanalen hoort u "low" of "up", het kanaalnummer en de
frequentie.
•Wanneer de aanduidingsfunctie voor de
geheugenkanaalnummers is ingeschakeld, wordt alleen het
kanaalnummer aangekondigd. Bij de L of U kanalen hoort u “low”
of “up” en het kanaalnummer.
•Als het "Call" oproepkanaal is ingesteld, hoort u "call" en de
frequentie.
Opmerkingen:
◆
Om de stemsynthesizer uit te schakelen nadat de los verkrijgbare
1
VS-3 eenheid is aangebracht, roept u menu-nummer 14 (Audio) op,
selecteert dan subnummer 3 (Voice) en kiest vervolgens de instelling
OFF.
◆
Als de zendontvanger-vergrendeling of de totaalvergrendeling is
ingeschakeld, hoort u alleen een aankondiging wanneer in de
microfoon-afstandsbedieningsstand op microfoontoets
gedrukt of wanneer op de PF toets geprogrammeerd met de
spraakfunctie wordt gedrukt.
◆
De stemsynthesizer werkt niet tijdens zenden of scannen.
[6]
wordt
21
N-82
Page 89
MC-45
Multifunctionele
Mikrofoon
MC-45DM
Multifunctionele
Mikrofoon met
DTMF-toetsen
LOS VERKRIJGBARE ACCESSOIRES
MC-53DM
Multifunctionele
Mikrofoon met
DTMF-toetsen
MC-80
Tafelmicrofoon
(MJ-88 vereist)
PS-33
Gestabiliseerde DC
Voeding
DFK-3C
Afneembare
Voorpaneelkabel
(3 m)
1
2
3
4
5
6
7
DFK-4C
Afneembare
Voorpaneelkabel
(4 m)
SP-41
Mobiele luidspreker
DFK-7C
Afneembare
Voorpaneelkabel
(7 m)
SP-50B
Communicatieluidspreker
PG-2N
DC Voedingskabel
PG-5A
Datakabel
PG-3G
Ontstoringsfilter
DC-Lijn
MJ-88
Mikrofoonplugadapter
PG-3B
Ontstoringsfilter
DC-Lijn
MJ-89
Schakelaar Modulaire
Mikrofoonplug
VS-3
Stemsynthesizer
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-83
Page 90
INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES
1
AANBRENGEN VAN DE VS-3 STEMSYNTHESIZER-EENHEID
2
LET OP:
3
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL
ALVORENS U BEGINT.
4
1 Verwijder de 5 schroeven uit het bovenpaneel van de
5
6
7
8
9
10
11
2 Pak de VS-3 eenheid met de componentzijde naar binnen
12
13
14
15
16
SCHAKEL DE ZENDONTVANGER UIT EN VERBREEK DE
zendontvanger.
FM DUAL BANDER TM-V7
KENWOOD
gekeerd vast en steek de aansluitstekker in de
corresponderende aansluiting van de zendontvanger.
Componentzijde
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
AANBRENGEN VAN EEN AFNEEMBAAR VOORPANEEL
(DFK-3C/ DFK-4C/ DFK-7C)
LET OP:
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL
ALVORENS U BEGINT.
1 Druk tegen de ontgrendelschakelaar aan de achterzijde van
2 Hang de stekker van de kabel voor het afneembare
SCHAKEL DE ZENDONTVANGER UIT EN VERBREEK DE
het voorpaneel en neem het voorpaneel van het hoofdtoestel.
•Wees voorzichtig dat u het voorpaneel na het losmaken niet
laat vallen.
Ontgrendelschakelaar
KENWOOD
F
M
D
U
A
L
B
A
N
D
E
R
T
M
-V
7
voorpaneel over de klauw op het hoofdtoestel en maak de
stekker met de bijgeleverde schroef vast.
•Als de schroef loszit, is het mogelijk dat de zendontvanger
niet juist werkt.
17
18
19
3 Breng het bovenpaneel weer aan (5 schroeven).
20
21
N-84
Aanzicht bij verwijderd
voorpaneel
Page 91
3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het one-touch
paneel.
•Steek eerst de open hoeken van de stekker in de opening
zodat deze juist zijn uitgelijnd met het uitlijnlipje.
Uitlijnlipje
Open hoek
Beugel
Schroef
4 Bevestig het voorpaneel op het one-touch paneel door eerst
de linker achterrand van het voorpaneel te plaatsen en dan de
rechterzijde van het voorpaneel stevig tegen het one-touch
paneel te drukken.
•Wanneer de ontgrendelschakelaar vastklikt, is het voorpaneel
juist bevestigd.
5 Zet de montagebeugels in elkaar en installeer het voorpaneel
op de gewenste plaats in het voertuig.
•Bij montage in een voertuig dient u een beschermplaat onder
de beugel aan te brengen om beschadiging aan het voertuig
te voorkomen.
•Bepaal de gewenste inbouwhoek van het voorpaneel voordat
u de twee inbusschroeven vastdraait.
•Leid de kabel zodanig dat de kabel en de aansluitingen niet
geforceerd worden.
Zelftappende schroef
(3 mm × 14 mm)
One-touch paneel
14 mm
Platte onderlegring
Inbusbout
Platte
onderlegring
Beschermplaat
6 mm
Inbussleutel
Inbusbout
Beschermplaat
Zelftappende schroef
(3 mm × 6 mm)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Op een geschikte plaats
in het voertuig
Opmerking:
gevaar oplevert voor de veiligheid van de bestuurder en de passagiers.
Draai alle schroeven stevig vast.
Bevestig het voorpaneel op een plaats waar dit geen
N-85
18
19
20
21
Page 92
■ INSTALLATIEVOORBEELDEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DFK-3C
Voedingseenheid
One-touch paneel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
(3 m)
Gelijkstroomkabel van
hoofdtoestel
Hoofdtoestel
Microfoon
DFK-7C
(6 m)
Voedingseenheid
One-touch paneel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
Gelijkstroomkabel van
hoofdtoestel
Hoofdtoestel
(7 m)
Microfoon
(7 m)
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
DFK-4C
Voedingseenheid
One-touch paneel
N-86
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
(4 m)
Gelijkstroomkabel van
hoofdtoestel
Hoofdtoestel
Microfoon
(4 m)
Monteer het microfoon-aansluitblok van de microfoonkabel die bij
de DFK-4C of DFK-7C is geleverd op de gewenste plaats in het
voertuig met behulp van de lange zelftappende schroef
(3 mm x 25 mm).
Zelftappende schroef
Microfoonkabel
Microfoon-aansluitblok
Page 93
ONDERHOUD
ALGEMENE INFORMATIE
Uw zendontvanger is alvorens verscheping uitvoerig in de fabriek
getest. Alle regelbare trimmers, spoelen en weerstanden zijn in
de fabriek reeds optimaal ingesteld. Bijstellen van deze
onderdelen mag uitsluitend worden gedaan door een erkende
vakman die beschikt over de vereiste test- en meetapparatuur.
Houd er rekening mee dat indien u zelf, zonder toestemming van
de fabrikant, afstellingen of reparaties aan het toestel uitvoert, de
garantie zal komen te vervallen.
REPARATIE
Mocht reparatie noodzakelijk zijn, pak het toestel dan in het
originele verpakkingsmateriaal in en breng het naar uw dealer
of service-centrum. Voeg tevens een volledige beschrijving bij
van de problemen of vermoede defecten. Vermeld uw adres,
telefoonnummer en faxnummer (indien u een fax heeft), zodat
de reparateur indien nodig contact met u op kan nemen voor
nadere uitleg. Houd de accessoires van het toestel thuis, tenzij
u denkt dat ze met de storing verband kunnen houden.
In geval van reparatie kunt u de zendontvanger naar de
officiële KENWOOD dealer brengen waar u het toestel
gekocht heeft, of naar een officieel KENWOOD servicecentrum. Na de reparatie ontvangt u een afschrift van het
reparatierapport. Breng nooit alleen bepaalde onderdelen of
circuitplaten van de zendontvanger voor reparatie. Geef de
hele zendontvanger aan de reparateur.
Breng een label of etiket met uw naam en telefoonnummer
aan op alle voor reparatie aangeboden onderdelen. Mocht u
correspondentie voeren over een bepaald probleem, vermeld
dan altijd het model- en serienummer van de zendontvanger.
BIJ TECHNISCHE VRAGEN
Mocht u schriftelijk vragen willen stellen omtrent een technische
kwestie of bepaald bedieningsprobleem, dan verzoeken wij u zo
bondig, volledig en ter zake mogelijk te zijn. Wij verzoeken u ons
de volgende informatie te verschaffen:
1 Model- en serienummer van het betreffende toestel
2 Het probleem of de vraag waar u mee zit
3 Is er andere apparatuur in uw station die met het probleem
KRANTENPROPPEN! IN DIT GEVAL WORDT BIJ EVENTUELE RUWE
BEHANDELING TIJDENS HET TRANSPORT NIET VOLDOENDE
BESCHERMING GEBODEN EN KAN HET TOESTEL ERNSTIG
BESCHADIGD RAKEN.
Opmerkingen:
◆
◆
◆
VERPAK HET TOESTEL NIET IN EEN DOOS MET
Noteer de datum van aankoop, het serienummer en de dealer
waarvan u het toestel heeft gekocht.
Houd zelf bij hoe vaak en wanneer u de zendontvanger voor
eventuele reparatie heeft weggebracht.
Indien u het toestel onder garantie voor reparatie aanbiedt, voeg dan
een kopie bij van de aankoopbon of een dergelijk document dat de
datum van aankoop toont.
REINIGEN
Maak de regelaars los van het toestel wanneer deze vuil zijn en
reinig ze vervolgens met een mild schoonmaakmiddel en warm
water. De behuizing van het toestel kan met een mild
schoonmaakmiddel (gebruik geen sterke chemische middelen) en
een vochtige doek worden schoongemaakt.
N-87
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 94
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
1
Het overzicht hierna beschrijft een aantal veel voorkomende problemen waar een gebruiker tijdens de bediening mee te maken kan
krijgen. Dit soort problemen vinden vaak hun oorzaak in een onjuiste aansluiting, een per ongeluk verkeerd ingestelde regelaar of toets,
2
of een bedieningsfout tengevolge van een onvolledige programmering. Raadpleeg daarom eerst het overzicht hierna en de aangegeven
gedeelten in de handleiding, in plaats van al te gauw aan te nemen dat het toestel defect is en het voor reparatie weg te brengen.
3
Opmerking:
4
een gelijkwaardige verhouding, zal er mogelijk een intern zwevingssignaal hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een defect van het apparaat.
VHF/UHF mode:
5
(UHF ontvangstfrequentie – 45,05 MHz) x 2 – (VHF ontvangstfrequentie + 38,85 MHz ) x 4 = 38,85 MHz of 45,05 MHz
(UHF ontvangstfrequentie – 45,05 MHz) – (VHF ontvangstfrequentie + 38,85 MHz ) x 2 = 38,85 MHz
6
VHF/VHF mode:
(VHF ontvangstfrequentie op de UHF band + 45,05 MHz) x 5 – (VHF ontvangstfrequentie op de VHF band + 38,85 MHz) x 5 = 38,85 MHz
7
(VHF ontvangstfrequentie op de UHF band + 45,05 MHz) x 4 – (VHF ontvangstfrequentie op de VHF band + 38,85 MHz)
(VHF ontvangstfrequentie op de VHF band + 38,85 MHz) – (VHF ontvangstfrequentie op de UHF band + 45,05 MHz)
8
UHF/UHF mode:
(UHF ontvangstfrequentie op de VHF band – 38,85 MHz) x 3 – (UHF ontvangstfrequentie op de UHF band – 45,05 MHz) x 3 = 38,85 MHz of 45,05 MHz
9
(UHF ontvangstfrequentie op de VHF band – 38,85 MHz) x 4 – (UHF ontvangstfrequentie op de UHF band – 45,05 MHz) x 4 = 38,85 MHz of 45,05 MHz
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
De zendontvanger kan niet
worden ingeschakeld, ook al
is er een 13,8 V
gelijkstroomvoeding
aangesloten en is de
uit-schakelaar ingedrukt. Er
verschijnt niets op het display.
N-88
Als twee frequenties op dezelfde band worden ontvangen en er tussen deze frequenties een zoals hieronder berekende verhouding bestaat, of
x 4
= 38,85 MHz
x 0,75
= 38,85 MHz
Probleem
aan/
Mogelijke oorzaak
1 De voedingskabel is met omgekeerde
polariteit aangesloten.
2 Een of meer zekeringen van de
voedingskabel zijn doorgeslagen.
3 Het voorpaneel van de zendontvanger
is niet stevig op het hoofdtoestel
aangesloten.
4 De kabel van het afneembare
voorpaneel is niet juist aangesloten.
1 Sluit de bijgeleverde gelijkstroomvoedingskabel
juist aan:
Rood ➞ ( + ); Zwart ➞ ( – ).
2 Spoor de oorzaak van de doorgeslagen
zekering(en) op. Pas nadat alle mogelijke
problemen verholpen zijn, plaatst u een nieuwe
zekering(en) met het voorgeschreven
amperage.
3 Scheid het voorpaneel van het toestel met
behulp van de ontgrendelschakelaar aan de
achterzijde van het voorpaneel. Gebruik
vervolgens dezelfde schakelaar om het
voorpaneel weer stevig aan het toestel te
bevestigen.
4 Sluit de kabel op de juiste wijze aan.
Oplossing
of 45,05 MHz
Zie
blz.
3, 4
5
84
3, 4
Wordt vervolgd
Page 95
Probleem
De zendontvanger werkt niet
normaal of de informatie op
het display is vreemd.
Het display is niet helder
genoeg, alhoewel u een hoog
helderheidsniveau heeft
ingesteld.
Kiezen van de frequentie met
de Afstemknop of de
[UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon is niet mogelijk.
De meeste toetsen en de
Afstemknop werken niet.
De geheugen-oproepfunctie
is ingeschakeld, maar er
kunnen geen
geheugenkanalen met de
Afstemknop of de
[UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon worden gekozen.
Mogelijke oorzaak
De elektrische aansluitingen op het
voorpaneel en het hoofdapparaat zijn vuil.
De voedingsspanning is te laag.
Een van de geheugenkanalen of het
"Call" oproepkanaal is gekozen
1 Een van de vergrendelingsfuncties is
ingeschakeld.
2 Het voorpaneel van de
zendontvanger is niet juist aan het
hoofdtoestel bevestigd.
1 In geen enkel geheugenkanaal zijn
gegevens vastgelegd, of de
vastgelegde gegevens zijn gewist
door een Volledige Terugstelling van
het geheugen.
2 Het "Call" oproepkanaal is gekozen.
Oplossing
Reinig de aansluitingen op het voorpaneel en het
hoofdapparaat met een schoon, licht bevochtigd
doekje.
De vereiste voedingsspanning is 13,8 V
gelijkstroom ±15% (11,7 V tot 15,8 V gelijkstroom).
Valt de ingangsspanning buiten dit bereik,
controleer dan de instelling van de
voedingseenheid, laad de auto-accu op en/of
controleer de aansluiting van de stroomkabel.
Druk op [VFO].
1 Ontgrendel alle vergrendelingsfuncties.
2 Scheid het voorpaneel van het toestel met
behulp van de ontgrendelschakelaar aan de
achterzijde van het voorpaneel. Gebruik
vervolgens dezelfde schakelaar om het
voorpaneel weer stevig aan het toestel te
bevestigen.
1 Leg in een aantal geheugenkanalen gegevens
vast.
2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie te
activeren.
Wordt vervolgd
Zie
blz.
—
3, 4
8
67
84
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
N-89
21
Page 96
1
Het zenden begint niet bij
2
indrukken van de [PTT]
3
schakelaar van de microfoon.
4
5
6
Packet-communicatie met
7
andere zenders lukt niet.
8
9
10
11
12
13
14
Opmerking:
15
de schakelaar even in voor Deels Terugstellen of langer dan 1 seconde voor Volledig Terugstellen {blz. 35). Er verschijnt in dit geval geen
bevestigingsmelding. Gebruik deze schakelaar als de microcomputer en/of de geheugenchip niet juist werken als gevolg van invloeden van buitenaf.
16
Probleem
1 De stekker van de microfoon steekt
niet ver genoeg in de aansluiting op
het voorpaneel.
2 U heeft een zendverschuiving (offset)
ingesteld die de zendfrequentie buiten
het toegestane zendbereik heeft
geplaatst.
1 Uw frequentie verschilt van die van de
zender waarmee u contact wilt leggen.
2 Het modulatie-niveau van de TNC is
verkeerd.
3 Er is meerweg-vervorming.
4 De zendvertragingstijd van uw TNC is
misschien niet lang genoeg.
U kunt ook de RESET schakelaar gebruiken om de instellingen van de zendontvanger op de oorspronkelijke waarden terug te stellen. Druk
Mogelijke oorzaak
1 Schakel het toestel uit en steek vervolgens de
stekker van de microfoon in de aansluiting
totdat het vergrendellipje vastklikt.
2 Druk meermalen op
noch. "–" worden getoond.
1 Kies de juiste frequentie met de Afstemknop.
2 Stel het TNC modulatieniveau in
overeenkomstig de aanwijzingen in de
handleiding van de TNC.
3 Draai de antenne in een andere richting of
verplaats de antenne. Het sterkste signaal
betekent niet automatisch optimale Packetcommunicatie.
4 Het verdient aanbeveling de zendvertragingstijd-
parameter op uw TNC met behulp van uw
computer in te stellen op 300 ms.
Oplossing
[F], [SHIFT]
zodat "+"
Zie
blz.
6
23
17
79
—
79
17
18
19
20
21
Aanzicht bij verwijderd
voorpaneel
RESET schakelaar
N-90
Page 97
SPECIFICA TIES
Specificaties wijzigbaar zonder voorafgaande kennisgeving of verplichting om technische veranderingen door te voeren.
Algemeen
FrequentiebereikV.S./ Canada
Algemeen
Europa
Functie
Antenne-impedantie
Toelaatbaar temperatuursbereik
Stroomvoorziening
Aardingsmethode
StroomZenden (max.)
Ontvangst (bij 2 W uitgangsvermogen)
Frequentiestabiliteit (–10°C ~ +50°C)
Afmetingen (B x H x D uitstekende delen mee gerekend)
Gewicht
VHF BandUHF Band
144 ~ 148 MHz438 ~ 450 MHz
144 ~ 148 MHz430 ~ 440 MHz
144 ~ 146 MHz430 ~ 440 MHz
F3E (FM)
50 Ω
–20°C ~ +60°C
13,8 V DC ±15% (11,7 ~ 15,8 V)
Negatieve aarding
11,0 A of minder10,0 A of minder
1,0 A of minder
Binnen ± 3 ppm
140 x 54,5 x 205,5 mm
1,2 kg
N-91
Page 98
Zender
Vermogensuitgang
Modulatie
Valse emissies
Maximale frequentie-afwijking
Geluidsvervorming (bij 60% modulatie)
Mekrofoonimpedantie
Hoog
Midden
Laag
VHF BandUHF Band
50 W35 W
Ca. 10 W
Ca. 5 W
Reactantie
–60 dB of minder
±5 kHz
3% of minder
600 Ω
Ontvanger
Schakelingen
Tussenfrequentie (1ste / 2dee)
Gevoeligheid
(12 dB SINAD)
Selectiviteit (–6 dB)
Selectiviteit (–60 dB)
Squelch-gevoeligheid
Audio-utigang (8 Ω, 5% vervorming)
Audio-uitgangsimpedantie
Opmerking:
VHF of UHF sub-band in de VHF/VHF of UHF/UHF mode.
De technische gegevens voor de ontvanger gelden enkel wanneer de VHF of UHF hoofd-band wordt gebruikt. Ze gelden niet voor de
VHF of UHF band
VHF of UHF sub-band
(in VHF/VHF of UHF/UHF mode)
N-92
VHF BandUHF Band
Dubbele omzetting
38,85 MHz/ 450 kHz45,05 MHz/ 455 kHz
0,16 µV of minder
0,25 µV of minder
12 kHz of meer
28 kHz of minder
0,1 µV of minder
2 W of meer
8 Ω
Page 99
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.