Kenwood TM-V7E, TM-V7A User Manual [de]

Page 1
144/440 MHz FM DUBBELBANDER
TM-V7A
144/430 MHz FM DUBBELBANDER
TM-V7A
144/430 MHz FM DUBBELBANDER
TM-V7E
GEBRUIKSAANWIJZING
KENWOOD CORPORATION
© B62-1508-00 (E) 09 08 07 06 05 04 03 02 01 00
Page 2
WELBEDANKT
Wij zijn u zeer erkentelijk voor de keuze van deze KENWOOD FM zendontvanger. Deze compacte, mobiele. Zendontuangers zijn speciaal ontworpen om een gemakkelijke en eenvoudige bediening te koppelen aan prima prestaties. De dualband voorziening is vooral waardevol voor zendamateurs die met een kleine transceiver, kleiner dan bepaalde modellen met een enkele band, over de VHF en UHF banden willen beschikken.
KENWOOD is ervan overtuigd dat de compacte uitvoering van het toestel in combinatie met de gunstige prijs, u zeer tevreden zullen stellen met dit produkt.
MODELLEN DIE IN DEZE GEBRUIKSAANWIJZING BESCHREVEN WORDEN
Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op de volgende modellen:
TM-V7A: 144/440 MHz FM Dubbelbander
(V.S./ Canada)
TM-V7A: 144/430 MHz FM Dubbelbander
(Algemene markt)
TM-V7E: 144/430 MHz FM Dubbelbander
(Europa)
KENMERKEN
Vier PM (programma-geheugen) kanalen waarin u praktisch
alle huidige instellingen van de zendontvanger kunt vastleggen zodat deze steeds snel beschikbaar zijn.
280 geheugenkanalen, 140 voor VHF en 140 voor UHF.
Indien u de geheugenkanalen van een naam voorziet, heeft u de beschikking over in totaal 180 kanalen.
"Visuele scan" waarmee de toestand van maximaal
147 frequentie-kanalen gelijktijdig in grafisch formaat kan worden weergegeven.
Dubbelbands ontvangst voor gelijktijdige ontvangst van twee
frequenties. U heeft de keuze uit drie configuraties: VHF/UHF, VHF/VHF en UHF/UHF.
Bedieningsgids die u op het display het gebruik van de
basisfuncties toont.
Groot uitgevoerd, alfanumeriek puntraster-display (LCD) met
keuze uit een positief of negatief displaybeeld.
Compact voorpaneel dat van het apparaat kan worden
losgemaakt en op een andere plaats kan worden aangebracht om ruimte te besparen of de bediening te vergemakkelijken.
Speciale DATA aansluiting voor 1200 bps of 9600 bps Packet-
communicatie.
Gebruik van verschillende banden voor gegevensoverdracht
en spraak-communicatie.
Page 3
VOORZORGSMAATREGELEN
INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om brand, lichamelijk letsel of beschadiging van de zendontvanger te voorkomen:
Voer bij mobiel gebruik van de zendontvanger geen
afstellingen aan het toestel uit terwijl u rijdt, aangezien u dan niet voldoende aandacht voor de weg meer heeft.
Neem tijdens het rijden alle wettelijke bepalingen in acht
betreffende het gebruik van hoofdtelefoons/headsets. Bent u hiervan niet op de hoogte, vermijd dan het gebruik van een hoofdtelefoon tijdens het rijden.
Zend niet langdurig met hoog uitgangsvermogen. De
zendontvanger kan hierdoor oververhit raken.
Breng geen veranderingen aan in de zendontvanger tenzij
deze specifiek in deze gebruiksaanwijzing of op andere wijze door KENWOOD zijn aangegeven.
Stel de zendontvanger niet voor langere tijd bloot aan
direct zonlicht en houd het toestel uit de buurt van verwarmingselementen.
Vermijd uitermate stoffige of vochtige plaatsen, of plaatsen
waar de zendontvanger nat kan worden, en zet het toestel ook niet op een wankel oppervlak.
Schakel de zendontvanger onmiddellijk uit als een
vreemde geur of rook wordt waargenomen. Neem vervolgens zo spoedig mogelijk contact op met een
KENWOOD service-centrum of uw dealer.
De zendontvanger is ontworpen voor gebruik op een 13,8 V
voedingsbron. Gebruik nooit een 24 V accu als voedingsbron voor de zendontvanger.
Bij dit produkt zijn batterijen geleverd. Wanneer deze leeg zijn, moet u ze niet weggooien maar inleveren als KCA
Breng deze zender/ontvanger terug naar uw KENWOOD dealer, zodat de lege lithium battery kan worden vervangen. Wanneer de zender/ontvanger niet langer nodig is, breng deze dan terug naar uw dealer zodat deze battery veilig kan opruimen.
In geval van condensvocht in de zendontvanger:
Als de temperatuur in de ruimte waarin de zendontvanger gebruikt wordt plotseling wordt verhoogd of als de zendontvanger van een koude ruimte naar een warme ruimte wordt gebracht, kan zich condensvocht in het inwendige van het apparaat afzetten. Mocht dit gebeuren, dan is het mogelijk dat de microcomputer en/of de zend/ ontvangst-circuits niet meer normaal werken, met een foutieve werking van het apparaat in zijn geheel als gevolg. In dit geval schakelt u het apparaat uit en laat het een tijdje ongebruikt staan. Zodra het condensvocht is verdampt, zal de zendontvanger weer normaal werken.
N-i
Page 4
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
1
2
3
4
5
6
7
8
9
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES ................................................ 1
TOELICHTING BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING ...... 1
1 VOORBEREIDING VOOR MOBIEL EN VAST STATION GEBRUIK
MOBIELE INSTALLATIE ............................................................ 2
INSTALLATIEVOORBEELD .................................................. 2
INSTALLATIESTAPPEN ....................................................... 2
AANSLUITEN VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL ......... 3
MOBIEL GEBRUIK .............................................................. 3
GEBRUIK ALS VAST STATION............................................. 4
VERVANGEN VAN ZEKERINGEN ......................................... 5
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE............................................... 5
AANSLUITEN VAN ACCESSOIRES ............................................ 6
EXTERNE LUIDSPREKERS ................................................. 6
MICROFOON ...................................................................... 6
AANSLUITEN VAN DE APPARATUUR VOOR
PACKET-COMMUNICATIE ......................................................... 6
2 UW EERSTE QSO 3 EERSTE KENNISMAKING
BASISFUNCTIES ....................................................................... 8
DISPLAY-AANDUIDING VAN DE TOETSFUNCTIES ..................... 9
VOORPANEEL ........................................................................ 10
ACHTERPANEEL..................................................................... 12
MICROFOON .......................................................................... 13
AANDUIDINGEN OP HET DISPLAY ......................................... 14
BEDIENINGSGIDS .................................................................. 15
4 BASISBEDIENING
IN/UITSCHAKELEN VAN DE ZENDONTVANGER ...................... 16
INSTELLEN VAN DE GELUIDSSTERKTE .................................. 16
SQUELCH INSTELLING........................................................... 16
KIEZEN VAN DE AFSTEMBAND ............................................... 16
N-ii
INHOUDSOPGAVE
KIEZEN VAN FREQUENTIES .................................................... 17
AFSTEMKNOP .................................................................. 17
[UP]/[DWN] TOETSEN VAN DE MICROFOON .................... 17
ZENDEN ................................................................................. 18
KIEZEN VAN HET ZENDVERMOGEN.................................. 18
5 MENU-INSTELLINGEN
WAARVOOR DIENEN DE MENU’S? ......................................... 19
TOEGANG TOT DE MENU’S .................................................... 19
MENU-CONFIGURATIE ........................................................... 20
6 BEDIENING VOOR REPEATER-TOEPASSINGEN
TOEGANG TOT REPEATERS ................................................... 22
KIEZEN VAN DE VERSCHUIVINGSRICHTING .................... 23
KIEZEN VAN DE WAARDE VAN DE
FREQUENTIEVERSCHUIVING ........................................... 24
INSCHAKELEN VAN DE TOONFUNCTIE ............................. 24
KIEZEN VAN DE TOONFREQUENTIE .................................. 25
AUTOMATISCHE FREQUENTIEVERSCHUIVING VOOR REPETEER-TOEPASSINGEN
(ALLEEN VOOR V.S./ CANADA/ EUROPA)....................... 26
OMWISSELEN VAN DE ZEND-/ONTVANGSTFREQUENTIE ....... 27
AUTOMATISCHE SIMPLEX CONTROLE (ASC)................... 27
7 GEHEUGENKANALEN
SIMPLEX OF DUPLEX GEHEUGENKANAAL? ........................... 28
VHF/UHF GEHEUGENKANAAL-VERHOUDING ......................... 29
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN SIMPLEX KANALEN ........... 30
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DUPLEX KANALEN............. 30
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN ..... 31
WISSEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN .......... 31
BENAMING VAN DE GEHEUGENKANALEN .............................. 32
“CALL” OPROEPKANAAL ....................................................... 33
Page 5
INSCHAKELEN VAN HET OPROEPKANAAL ....................... 33
WIJZIGEN VAN DE INHOUD VAN HET OPROEPKANAAL
(SIMPLEX) ....................................................................... 33
WIJZIGEN VAN DE INHOUD VAN HET OPROEPKANAAL
(DUPLEX) ......................................................................... 34
GEGEVENSOVERDRACHT GEHEUGEN ➡ VFO ........................ 34
AANGEVEN VAN DE GEHEUGENKANAALNUMMERS............... 34
TERUGSTELLEN VAN HET GEHEUGEN (RESET) ..................... 35
DEELS TERUGSTELLEN (VFO) .......................................... 35
VOLLEDIG TERUGSTELLEN (GEHEUGEN) ........................ 35
8 PROGRAMMA-GEHEUGEN (PM)
INFORMATIE DIE GEPROGRAMMEERD KAN WORDEN........... 36
TOEPASSINGSVOORBEELDEN ............................................... 37
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE PM KANALEN ............... 38
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT DE PM KANALEN................. 38
AUTOMATISCH VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE PM
KANALEN ............................................................................... 39
TERUGSTELLEN VAN HET PROGRAMMA-GEHEUGEN ............ 39
9 “SCAN” ZOEKFUNCTIES
VISUELE SCANFUNCTIE ......................................................... 41
KIEZEN VAN HET AANTAL KANALEN ................................ 41
GEBRUIK VAN DE VISUELE SCANFUNCTIE ....................... 42
HERVATTINGSMETHODEN VOOR DE SCANFUNCTIES ............ 43
KIEZEN VAN DE SCAN-HERVATTINGSMETHODE .............. 43
VFO SCANFUNCTIE ................................................................ 44
GEHEUGEN-SCANFUNCTIE..................................................... 44
OVERSLAAN VAN GEHEUGENKANALEN (LOCKOUT) ........ 45
PROGRAMMA-SCANFUNCTIE ................................................ 46
INSTELLEN VAN DE GRENSFREQUENTIES VOOR HET
SCANNEN ........................................................................ 46
GEBRUIK VAN DE PROGRAMMA-SCANFUNCTIE .............. 47
MHz SCANFUNCTIE ................................................................ 47
CALL/VFO SCANFUNCTIE ....................................................... 48
CALL/GEHEUGEN SCANFUNCTIE ............................................ 48
10 CTCSS (CONTINUOUS TONE CODED SQUELCH SYSTEM)
GEBRUIK VAN DE CTCSS ....................................................... 49
AUTOMATISCHE TOONFREQUENTIE-IDENTIFICATIE ........ 49
11 DTSS (DUAL TONE SQUELCH SYSTEM)
VASTLEGGEN VAN DTSS CODES ............................................ 50
GEBRUIK VAN DE DTSS ......................................................... 51
DTSS FUNCTIE MET REPEATERS ..................................... 52
12 “PAGE” OPROEPFUNCTIE
PAGE-CODE GEHEUGEN......................................................... 53
VASTLEGGEN VAN PAGE-CODES ........................................... 54
PLAATSEN VAN EEN PAGE-OPROEP ...................................... 55
ONTVANGST VAN EEN PAGE-OPROEP ................................... 55
PAGE-FUNCTIE MET REPEATERS ..................................... 56
BLOKKEREN VAN BEPAALDE PAGE-CODES ............................ 56
AUTOMATISCHE PAGE-FUNCTIE ANNULERING ...................... 57
PAGE-OPROEP BEANTWOORDINGSFUNCTIE
(SOLO PER U.S.A./ CANADA) ................................................. 57
13 DTMF (DUAL TONE MULTI-FREQUENCY) FUNCTIES
UITZENDEN VAN EEN DTMF OPROEP .................................... 58
AUTOPATCH (V.S. EN CANADA) ........................................ 58
BEVESTIGINGSTONEN BIJ INDRUKKEN VAN DE TOETSEN
OP HET TOETSENPANEEL ................................................ 58
VASTLEGGEN VAN DTMF NUMMERS VOOR DE
AUTOMATISCHE NUMMERKIESFUNCTIE ............................... 59
CONTROLEREN VAN VASTGELEGDE DTMF NUMMERS .......... 60
UITZENDEN VAN VASTGELEGDE DTMF NUMMERS................ 60
14 AANVULLENDE FUNCTIES
“TOT” (TIME-OUT TIMER) UITSCHAKELKLOK ........................ 61
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-iii
Page 6
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
1
2
3
4
5
6
7
8
9
AUTOMATISCHE ZENDONTVANGER-UITSCHAKELFUNCTIE (APO) .. 61
AUTOMATISCHE BANDWISSELFUNCTIE (A.B.C.) ................... 62
AIP GEVOELIGHEIDSREGELING (ADVANCED INTERCEPT POINT) .. 62
DUBBELBAND ONTVANGST ................................................... 63
UITSCHAKELEN VAN DE FREQUENTIE-AANDUIDING VAN EEN
BAND ..................................................................................... 63
PROGRAMMEERBARE VFO FREQUENTIEKEUZE .................... 64
OMSCHAKELEN TUSSEN AM/FM MODE (ALLEEN SOMMIGE MODELVERSIES)
(*Roadpleeg uw lokale wetgeving) .......................................... 64
KIEZEN VAN DE WAARDE VOOR DE FREQUENTIESTAP .......... 65
WIJZIGEN VAN DE OPSCHRIFTEN VAN DE MULTIFUNCTIE
TOETSEN ............................................................................... 66
WIJZIGEN VAN HET VOLUME VAN
DE BEDIENINGSPIEPTOON .................................................... 66
“LOCK” VERGRENDELINGSFUNCTIE ...................................... 67
ZENDONTVANGER-VERGRENDELING .............................. 67
TOTAALVERGRENDELING ................................................ 67
S-METER SQUELCH ............................................................... 68
SQUELCH-AANHOUDTIJD ................................................ 68
BERICHT BIJ INSCHAKELEN .................................................. 69
DISPLAY-DEMONSTRATIEFUNCTIE ........................................ 69
WIJZIGEN VAN DE DISPLAY-CONDITIES ................................ 70
DISPLAY-DIMMER ........................................................... 70
AUTOMATISCHE DISPLAY-DIMMER ................................. 70
DISPLAY-CONTRAST ........................................................ 71
POSITIEF/NEGATIEF DISPLAY-OMKERING ........................ 71
TOEWIJZEN VAN ANDERE FUNCTIES AAN DE
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN ................................ 72
RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUMMERS VIA HET
INTOETSEN VAN EEN TOONFREQUENTIE ......................... 75
WIJZIGEN VAN DE LUIDSPREKER-CONFIGURATIE ................. 76
15 AFSTANDSBEDIENING MET BEHULP VAN DE MICROFOON
INSCHAKELEN VAN DE MICROFOON-AFSTANDSBEDIENING .. 78
16 PACKET-COMMUNICATI
ACTIVEREN VAN DE ZEND/ONTVANGST-BAND VOOR
GEGEVENSTRANSMISSIE ...................................................... 79
1200/ 9600 bps COMMUNICATIE ........................................... 79
PEN-OPSTELLING VAN DE DATA AANSLUITING ............... 80
17 REPETEERFUNCTIE (ALLEEN V.S./ CANADA)
BAND-GEBLOKKEERD REPETEERFUNCTIE ............................. 81
KRUISING-REPETEERFUNCTIE ............................................... 81
ZEND-AANHOUDFUNCTIE ...................................................... 81
18 VS-3 STEMSYNTHESIZER (LOS VERKRIJGBAAR) 19 LOS VERKRIJGBARE ACCESSOIRES 20 INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES
AANBRENGEN VAN DE VS-3 STEMSYNTHESIZER-EENHEID... 84 AANBRENGEN VAN EEN AFNEEMBAAR VOORPANEEL
(DFK-3C/ DFK-4C/ DFK-7C) ..................................................... 84
INSTALLATIEVOORBEELDEN ............................................ 86
21 ONDERHOUD
ALGEMENE INFORMATIE ....................................................... 87
REPARATIE ............................................................................ 87
BIJ TECHNISCHE VRAGEN ..................................................... 87
REINIGEN ............................................................................... 87
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN ................................................ 88
SPECIFICATIES
INDEX
TOETSENPANEEL ................................................................... 74
INTOETSEN VAN EEN AFSTEMFREQUENTIE ..................... 74
INTOETSEN VAN EEN GEHEUGENKANAALNUMMER ........ 75
N-iv
Page 7
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES
Accessoires
Microfoon
V.S./ Canada/ Algemene markt (sommige gebieden): MC-53DM Europa/ Algemene markt (sommige gebieden): MC-45
Gelijkstroomvoedingskabel
Zendontvanger zekering (15 A)
Montagebeugel
Schroeven van montagebeugel
Garantiebewijs (Alleen V.S./ Canada/ Europa)
Gebruiksaanwijzing
1
De MC-53DM en MC-45 microfoons zijn tevens los verkrijgbaar {blz. 83}.
1
1
Onderdeelnummer
T91-0568-XX
T91-0396-XX
E30-3452-XX
F52-0017-XX
J29-0632-XX
N99-0331-XX

B62-1508-XX
Aantal
1 set
TOELICHTING BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
Om de aanwijzingen in deze handleiding zo eenvoudig mogelijk te houden en onnodige herhalingen te voorkomen, is gekozen voor de hieronder aangegeven beknopte schrijfstijl.
LET OP:
1
1
DAT U DE TOETS IN IEDERE BEDIENINGSAANWIJZING BINNEN ONGEVEER 10 SECONDEN INDRUKT. INDIEN DIT NIET WORDT GEDAAN, WORDT DE VORIGE GEBRUIKSTOESTAND WEER INGENOMEN.
1
1
1
BIJ DE MEESTE PROCEDURES WORDT VERONDERSTELD
Ga als volgt te werkAanwijzing
Druk op [TOETS].
Druk op [TOETS] (1 s).
Druk op de TOETS en laat deze los.
Druk op de TOETS en houd deze ingedrukt totdat de functie geactiveerd wordt.
1
Druk op [TOETS1], [TOETS2].
1
Druk op [TOETS]+[ ].
Druk TOETS 1 even kort in, laat TOETS 1 los en druk vervolgens op TOETS 2.
Met de zendontvanger uitgeschakeld, houdt u de TOETS ingedrukt en dan schakelt u de zendontvanger in met een druk op de [ ] aan/uit-schakelaar.
Druk op [F] (1 s), [TOETS].
Houd de [F] functietoets tenminste 1 seconde ingedrukt en druk vervolgens op de TOETS.
Druk op [F], [TOETS] (1 s).
Druk de [F] functietoets even kort in, laat de [F] toets los, en houd vervolgens de TOETS tenminste 1 seconde ingedrukt.
Druk op [F] + [TOETS].
Houd de [F] toets ingedrukt en druk dan gelijktijdig op de TOETS.
N-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 8
VOORBEREIDING VOOR MOBIEL EN VAST STATION GEBRUIK
1
MOBIELE INSTALLATIE
2
Installeer de zendontvanger op een veilige en praktische plaats in
3
de auto waar het toestel geen gevaar oplevert voor de veiligheid van uw passagiers en uzelf tijdens het rijden. Wanneer u het
4
toestel bijvoorbeeld onder het dashboard aan de passagierszijde inbouwt, let er dan op dat de passagier niet met de knieën of
5
benen tegen het toestel stoot als er plotseling geremd wordt. Kies een positie waar het toestel niet blootgesteld staat aan direct
6
zonlicht en waar voldoende ventilatie is.
7
INSTALLATIEVOORBEELD
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Gebruik de bijgeleverde montagebeugel om de zendontvanger in uw auto in te bouwen. U kunt de zendontvanger in diverse standen in de beugel monteren, zoals hieronder aangegeven. Kies de stand waarbij de aanduidingen op het display zo goed mogelijk afleesbaar zijn.
M
4
×
8
M
A
M4×8MAX
X
INSTALLATIESTAPPEN
1 Bevestig de montagebeugel met behulp van de
bijgeleverde platte onderlegringen en de zelftappende schroeven. Er zijn 4 ringen en 4 schroeven bijgeleverd.
De beugel kan gemonteerd worden met de opening voor de zendontvanger omlaag gericht voor montage onder het dashboard, of met de opening omhoog gericht.
De beugel moet zodanig worden bevestigd dat de 4 schroefgaten aan de rand van iedere beugelzijde aan de voorzijde zijn.
Platte onderlegring
Zelftappende schroef
M4
×
8MAX
2 Plaats de zendontvanger en breng vervolgens de
bijgeleverde SEMS zeskantschroeven en de ringen aan. Voor beide zijden van de beugel zijn 2 schroeven en 2 ringen bijgeleverd.
Controleer na montage of alles goed vastzit om te voorkomen dat de beugel of de zendontvanger door trillingen van het voertuig losraken.
17
18
19
20
21
N-2
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
SEMS schroef
Page 9
AANSLUITEN VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL
PLAATS DE STROOMINVOERCONNECTOR ZO DICHT MOGELIJK BIJ HET ZENDONTVANGTOESTEL.
MOBIEL GEBRUIK
De auto-accu dient een nominale spanning van 12 V te hebben. Sluit de zendontvanger nooit op een 24 V auto-accu aan. Let er op dat de 12 V accu van het voertuig voldoende stroomcapaciteit beschikbaar heeft. Indien de stroomtoevoer naar de zendontvanger onvoldoende is, zullen de aanduidingen op het display tijdens het zenden zwakker worden of zal het zendvermogen sterk afnemen.
1 Leid de bij de zendontvanger geleverde gelijkstroomkabel
via de kortste weg naar de accu van het voertuig.
Als een ruisfilter wordt gebruikt, dient dit te worden gemonteerd met een isolator om te voorkomen dat het met metalen onderdelen van het voertuig in aanraking komt.
Het wordt afgeraden het sigaretteaansteker-contact te gebruiken omdat de spanning die door dit contact wordt geleverd onderhevig kan zijn aan ontoelaatbare schommelingen.
De kabel dient over de gehele lengte te zijn ommanteld om deze te beschermen tegen hitte en vocht.
2 Wikkel hittebestendige tape om de zekeringhouder nadat
de kabel op z’n plaats is aangebracht, om binnendringen van vocht te voorkomen. Maak de kabel over de gehele lengte vast en laat deze nergens loshangen.
3 Om de kans op kortsluiting te voorkomen, dient andere
bedrading van de negatieve (–) accupool te worden losgemaakt voordat de kabel van de zendontvanger wordt aangesloten.
4 Bepaal de polariteit van de aansluitingen en verbind de
gelijkstroomkabel met de accupolen: rood met de positieve (+) accupool en zwart met de negatieve (–) accupool.
Gebruik de volledige lengte van de kabel zelfs als deze langer dan noodzakelijk is. De zekeringhouders mogen nooit van de kabel worden verwijderd.
Rood
Zekeringhouder
Zwart
5 Sluit eventueel losgemaakte bedrading weer op de
negatieve accupool aan.
6 Sluit de gelijkstroomkabel aan op de voedingsstekker van
de zendontvanger.
Druk de stekkers in elkaar totdat het vergrendellipje vastklikt.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Stevig in elkaar drukken.
Zekeringhouder
17
18
19
20
21
N-3
Page 10
GEBRUIK ALS VAST STATION
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Om deze zendontvanger als een vast station te kunnen gebruiken, dient een los verkrijgbare 13,8 V gelijkstroomvoedingseenheid te worden aangesloten. De voedingseenheid dient 12 A te kunnen leveren.
1 Sluit de gelijkstroomvoedingskabel aan op de
gelijkstroomvoedingseenheid; let op de polariteit (rood naar +, zwart naar –).
Sluit de zendontvanger NOOIT rechtstreeks op een stopcontact aan.
Gebruik uitsluitend de bijgeleverde gelijkstroomvoedingskabel om de zendontvanger op de voedingseenheid aan te sluiten.
Vervang de kabel niet door een snoer met een kleinere diameter.
Zekeringhouder
Rood (+) Zwart (–)
Gelijkstroomvoedingseenheid
Naar een stopcontact
2 Sluit de stekker van de gelijkstroomvoedingskabel aan op
de voedingsstekker van de zendontvanger.
Druk de stekkers in elkaar totdat het vergrendellipje vastklikt.
Stevig in elkaar drukken.
Zekeringhouder
Opmerkingen:
Om een optimale prestatie van uw zendontvanger te verkrijgen, wordt het gebruik van de volgende los verkrijgbare voedingseenheid aanbevolen:
PS-33 (20,5 A, 25% werkcyclus).
Schakel de zendontvanger en de gelijkstroomvoedingseenheid uit alvorens deze op elkaar aan te sluiten.
Steek de stekker van de voedingseenheid pas in het stopcontact nadat alle andere aansluitingen zijn gemaakt.
18
19
20
21
N-4
Page 11
VERVANGEN VAN ZEKERINGEN
Als een zekering doorslaat, dient de oorzaak daarvan te worden opgespoord en het probleem te worden verholpen. Pas daarna mag de zekering door een nieuwe worden vervangen. Wanneer zekeringen herhaaldelijk doorslaan, maak dan de voedingskabel los en neem contact op met uw dealer of service-centrum.
Plaats van de zekering
Zendontvanger
Bijgeleverde
gelijkstroomvoedingskabel
LET OP:
VOORGESCHREVEN TYPE EN AMPERAGE.
Opmerking:
niet volledig opgeladen accu wordt gebruikt, of gebruikt wordt terwijl de motor niet draait, kan de accu uitgeput raken waardoor de motor niet meer gestart kan worden. Vermijd het gebruik van de zendontvanger onder deze omstandigheden.
GEBRUIK ENKEL ZEKERINGEN VAN HET
Als de zendontvanger gedurende langere tijd op een
Amperage van de zekering
15 A
20 A
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE
Alvorens het toestel te kunnen gebruiken, dient u een goed afgestemde antenne met voldoende vermogen te installeren. Het succes van uw zend- en ontvangstsysteem is grotendeels afhankelijk van het type antenne en de wijze waarop deze is aangebracht. De zendontvanger zal uitstekend werken als het antennesysteem en de installatie daarvan de aandacht krijgt die het verdient.
Om aan de ingangsimpedantie van de zendontvanger te voldoen, dient u een antenne met een impedantie van 50 te kiezen. Gebruik een coaxiaalkabel met laag signaalverlies die eveneens voldoet aan de 50 impedantiestandaard. Bij aansluiting van de antenne op de zendontvanger via voedingsleidingen met een andere impedantie dan 50 neemt de efficiëntie van het systeem af en kan de ontvangst van TV-toestellen, radio’s en de werking van andere elektronische apparatuur worden verstoord.
LET OP:
BIJ ZENDEN ZONDER AANSLUITING VAN EEN ANTENNE OF OVEREENKOMSTIGE BELASTING, KAN DE ZENDONTVANGER BESCHADIGD RAKEN. SLUIT ALTIJD EERST EEN ANTENNE AAN ALVORENS MET ZENDEN TE BEGINNEN.
ALS DE ZENDONTVANGER ALS VAST STATION WORDT GEBRUIKT, DIENT ALTIJD EEN BLIKSEMAFLEIDER TE WORDEN AANGESLOTEN OM GEVAAR VOOR BRAND OF EEN ELEKTRISCHE SCHOK, OF BESCHADIGING AAN DE ZENDONTVANGER, TE VOORKOMEN.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Antenne-aansluiting
Naar antenne
Stekker van antennekabel
16
17
18
19
20
21
N-5
Page 12
AANSLUITEN VAN ACCESSOIRES
1
EXTERNE LUIDSPREKERS
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Gebruik indien gewenst externe luidsprekers. Externe luidsprekers moeten een impedantie van 8 hebben. Op de luidsprekeraansluiting kan een 3,5 mm mono (2-geleider) plug worden aangesloten. Geschikte luidsprekers zijn bijvoorbeeld de SP-50B en SP-41.
MICROFOON
Voor gebruik van de stem-communicatiefuncties (“voice communication”) dient een 600 microfoon met een 8-polige stekker op de aansluiting op het voorpaneel van de zendontvanger te worden aangesloten. Druk de stekker naar binnen totdat het vergrendellipje vastklikt.
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
AANSLUITEN VAN DE APPARATUUR VOOR PACKET-COMMUNICATIE
Als u van plan bent deze zendontvanger te gebruiken voor packet-communicatie, heeft u de volgende apparatuur nodig:
Een personal computer met een communicatie-programma
Een Terminal Node Controller (TNC)
Een voedingseenheid voor de TNC
Een RS-232C kabel
Een 6-polige DIN ministekker (optie PG-5A)
Zie "PACKET-COMMUNICATIE" {blz. 79} voor de pen-opstelling van de DATA aansluiting.
Opmerkingen:
Gebruik niet dezelfde voedingseenheid voor de stroomvoorziening van de zendontvanger en de TNC.
Houd de zendontvanger en de personal computer zo ver mogelijk van elkaar vandaan, om het oppikken van stoorsignalen door de zendontvanger te voorkomen.
Aan een eind van de los verkrijgbare PG-5A kabel zit nog geen stekker. Bevestig hier de stekker die past bij de TNC aansluiting.
RS-232C kabel
Voedings­eenheid voor TNC
Voedings­eenheid voor zend­ontvanger
KENWOOD
FM DUAL
18
19
20
21
N-6
TNC
PG-5A kabel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-000
TM-V7
Page 13
q Schakel de gelijkstroomvoedingseenheid in en druk vervolgens op de schakelaar.
w Draai de VOL en SQL regelaars naar ongeveer ‘9 uur’.
e Druk op [BAND SEL] en kies de VHF of UHF band.
r Stem met de Afstemknop op de gewenste frequentie af.
t
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon
ingedrukt en spreek met normale stem in de microfoon.
y Laat de [PTT] schakelaar los om op ontvangst over te schakelen.
UW EERSTE QSO
1
Deze gebruiksaanwijzing is een waardevol document dat u zeker niet samen met het verpakkingsmateriaal weg moet gooien. Door de hiernavolgende 6 stappen te volgen, bent u meteen in de lucht met uw eerste QSO. U kunt dan genieten van de opwinding die gepaard gaat aan het in gebruik nemen van een nieuwe zendontvanger.
Na een paar tests gaat u in een gemakkelijke stoel zitten met een drankje erbij en neem dan een uur of twee de tijd om deze gebruiksaanwijzing door te lezen. Op deze wijze raakt u snel vertrouwd met de bediening en vele mogelijkheden van het toestel.
q
CALL
r
t y
e
VOL SQL
w
ew
w
w
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
MC-53DM
20
21
N-7
Page 14
1
CALL
CALL
CALL
CALL
BASISFUNCTIES
2
In dit hoofdstuk worden de basisfuncties van de zendontvanger
3
beschreven en de verschillen tussen de zendband en de “Control” bedieningsband.
4
VFO frequentiekeuze
5
Druk op de [VFO] toets om deze functie in te schakelen. U kunt
6
nu de actieve frequentie kiezen met de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
7
8
CALL
9
10
VOL SQL
11
12
Geheugen-oproepfunctie
Druk op de [MR] toets om deze functie in te schakelen. U kunt nu
13
met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van
14
de microfoon de geheugenkanalen oproepen waarin u de frequenties en de bijbehorende gegevens heeft vastgelegd. Zie
15
“GEHEUGENKANALEN” {blz. 28} voor nadere bijzonderheden.
16
17
CALL
EERSTE KENNISMAKING
Programma-geheugen (PM)
Druk op de [PM] toets om deze functie in te schakelen. U kunt nu met behulp van de toetsen zendontvanger oproepen die u in de PM kanalen heeft vastgelegd {blz. 36}.
Menufunctie
Druk op de [MNU] toets om deze functie in te schakelen. U kunt nu met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon het gewenste menu-nummer kiezen.
[1]~[4]
de basisinstellingen voor de
CALL
VOL SQL
CALL
2
VOL SQL
18
19
20
21
VOL SQL
N-8
Page 15
Zendband
CALL
CALL
Druk op de linker [BAND SEL] (VHF) of de rechter [BAND SEL] (UHF) toets om de zendband te kiezen. De “PTT” aanduiding op het display toont welke band (VHF of UHF) gekozen is als zendband. U kunt de zendband gebruiken om signalen uit te zenden of om instellingen te maken.
CALL
VOL SQL
“Control” bedieningsband
Druk op de [CONT SEL] toets om de bedieningsband te kiezen. De “Ctrl” aanduiding op het display toont welke band (VHF of UHF) gekozen is als bedieningsband. Gebruik deze functie voor bediening van de band die op het moment niet gebruikt wordt voor zenden. Nadat u de bedieningsband gekozen heeft, kunt u de zendband niet meer bedienen.
CALL
VOL SQL
DISPLAY-AANDUIDING VAN DE TOETSFUNCTIES
Onderaan op het display staan de opschriften die de huidige functies van de 4 voorpaneeltoetsen aangeven. Wanneer deze toetsen in de bedieningsaanwijzingen worden vermeld, zijn ze met schuin gedrukte letters aangegeven. Als na indrukken van of
[F] (1 s)
gewacht, zal de basisinstelling worden hersteld.
Opschriften basisinstelling
Opschriften na indrukken van
, nogmaals op
Opschriften na indrukken van
[F]
[F] (1 s)
[F]
wordt gedrukt of 10 seconden wordt
s
s
s
[F]
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Opmerkingen:
Bij het kiezen van de programma-geheugenfunctie verschijnen andere opschriften. Zie “Programma-geheugen (PM)” {blz. 8}.
U kunt ook andere combinaties van toets-opschriften instellen. Zie “WIJZIGEN VAN DE OPSCHRIFTEN VAN DE MULTIFUNCTIE TOETSEN” {blz. 66}.
Na indrukken van gewenste toets te worden gedrukt. Indien dit niet wordt gedaan, zal de basisinstelling worden hersteld.
[F]
of
[F] (1 s)
dient binnen 10 seconden op de
17
18
19
20
21
N-9
Page 16
VOORPANEEL
CALL
1
Opmerking:
de regelaars en toetsen op het voorpaneel beschreven. Andere functies
2
van de regelaars en toetsen staan beschreven in de daarvoor voorziene hoofdstukken.
3
4
5
6
7
8
9
10
qq
q CALL toets
qq
11
Voor het instellen van het “Call” oproepkanaal {blz. 33}. Ook voor het starten of stoppen van de CALL/VFO SCANFUNCTIE
12
{blz. 48} wanneer de VFO functie is ingeschakeld of de CALL/ GEHEUGEN SCANFUNCTIE {blz. 48} wanneer de geheugen-
13
oproepfunctie is ingeschakeld.
14
ww
w VFO toets
ww
Voor het inschakelen van de VFO frequentiekeuze {blz. 8}. U kunt
15
dan de actieve frequentie kiezen met de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon. Deze toets heeft
16
bovendien de volgende functies:
17
Starten/stoppen van de VFO scan voor het doorzoeken van het
18
19
gehele VFO bereik {blz. 44}.
Starten/stoppen van de programma-scan voor het doorzoeken van het geprogrammeerde frequentiebereik {blz. 46}.
In dit hoofdstuk worden enkel de voornaamste functies van
CALL
ee
e MR geheugen-oproeptoets
ee
Voor het inschakelen van de geheugen-oproepfunctie {blz. 31}. U kunt dan met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon de geheugenkanalen oproepen waarin u de frequenties en de bijbehorende gegevens heeft vastgelegd. Deze toets wordt tevens gebruikt voor het starten en stappen van de geheugen-scanfunctie {blz. 44}.
rr
r Afstemknop
rr
Voor het kiezen van:
Actieve frequenties wanneer de VFO functie is ingeschakeld.
Geheugenkanalen wanneer de geheugen-oproepfunctie is ingeschakeld {blz. 31}.
Menu-nummers wanneer de menufunctie is ingeschakeld {blz. 19}.
Deze knop wordt tevens gebruikt voor het maken van diverse andere instellingen.
tt
t MHz toets
tt
Voor het inschakelen van de MHz functie. In deze stand kunt u de actieve frequentie met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon veranderen in stappen van 1 MHz of 10 MHz {blz. 17}. Deze toets wordt tevens gebruikt voor het starten en stoppen van de MHz scanfunctie {blz. 47}.
20
21
N-10
Page 17
CALL
yy
y F functietoets
yy
Voor het kiezen van de diverse functies die beschikbaar zijn via de multifunctie toetsen.
uu
u TONE toontoets
uu
Voor het in- en uitschakelen van de toonfunctie {blz. 24} of de CTCSS functie {blz. 49}. Deze toets wordt tevens gebruikt voor het in- en uitschakelen van de automatische toonfrequentie­identificatie {blz. 49}.
ii
i REV omwisseltoets
ii
Voor het omwisselen van de zend- en ontvangstfrequenties tijdens bediening met zendfrequentie-verschuiving (offset) of gescheiden (duplex) geheugenkanaal {blz. 27}.
oo
o LOW vermogen-keuzetoets
oo
Voor het kiezen van het uitgangsvermogen bij het zenden: Hoog, Middelmatig of Laag {blz. 18}.
!0!0
!0 SQL squelch-regelaars
!0!0
Voor het instellen van het drempelniveau van de squelch {blz. 16}. De squelch zorgt ervoor dat er geen geluid via de luidspreker wordt weergegeven wanneer er geen station ontvangen wordt. De linker regelaar is voor de VHF band en de rechter regelaar is voor de UHF band.
!1!1
!1 VOL volumeregelaars/ BAND SEL afstemband-keuzetoetssen
!1!1
Draai aan deze regelaars voor het instellen van de geluidssterkte van het geluid dat via de luidspreker wordt weergegeven {blz. 16}. De linker regelaar is voor de VHF band en de rechter regelaar is voor de UHF band.
Druk op de toetsen om de gewenste zendband te kiezen. Druk op de linker toets voor de VHF band en op de rechter toets voor de UHF band.
!!
!2 CONT SEL bedieningsband-keuzetoets
!!
Voor het kiezen van de band die u met de toetsen op het voorpaneel of de microfoon wilt bedienen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
N-11
19
20
21
Page 18
1
2
CALL
3
4
5
6
7
!3!3
!3 MNU menutoets
!3!3
8
Voor het inschakelen van de menufunctie {blz. 19}.
9
!4!4
!4 PM programmageheugentoets
!4!4
10
Voor het inschakelen van de programmageheugenfunctie {blz. 36}.
11
!5!5
aan/uit-schakelaar
!5
!5!5
12
Voor het in- en uitschakelen van de zendontvanger {blz. 16}.
!!
!6 Microfoonaansluiting
!!
13
Steek hierin de 8-polige stekker van de microfoon totdat het
14
vergrendellipje vastklikt.
UP
15
Max. 8 V gelijkstroom, 200 mA GND
16
STBY (PTT) GND (MIC)
17
MIC NCNiet in gebruik
18
DWN
!7!7
!7 DATA aansluiting
!7!7
19
Sluit hierop de Terminal Node Controller (TNC) voor Packet-
20
communicatie aan. De aansluiting is geschikt voor een 6-polige DIN ministekker {blz. 6}.
21
N-12
ACHTERPANEEL
qq
q Antenne-aansluiting
qq
Sluit hierop een externe antenne aan {blz. 5}. Bij het maken van test-uitzendingen sluit u een substituut belasting in plaats van de antenne aan. Het antennesysteem of de belasting dient een impedantie van 50 te hebben. De aansluiting op de TM-V7E is geschikt voor een N-type stekker en de aansluiting op de andere modeluitvoeringen is geschikt voor een PL-259 mannetjes­stekker. Door de voorziening van een ingebouwde duplexer is er slechts èèn antenne-aansluiting.
ww
w 13,8 V DC gelijkstroomingang-kabel
ww
Sluit hierop een 13,8 V gelijkstroomvoedingsbron aan. Gebruik de bijgeleverde gelijkstroomvoedingskabel {blz. 3 en 4}.
ee
e Luidsprekeraansluitingen
ee
Indien gewenst, kunt u hierop een los verkrijgbare externe luidspreker aansluiten om een betere geluidsweergave te verkrijgen. De aansluitingen zijn geschikt voor een 3,5 mm (2-geleider) plug. Zie blz. 6 voor nadere bijzonderheden.
Page 19
MICROFOON
MC-53DM MC-45
12
7
3
5
6
qq
q UP omhoog-toets
qq ww
w DWN omlaag-toets
ww
8
6
Voor het verhogen of verlagen van de actieve frequentie, het geheugenkanaalnummer, het menu-nummer, etc. Hou de toetsen ingedrukt om het verhogen of verlagen continu te laten plaatsvinden. De toetsen worden tevens gebruikt voor het kiezen van waarden bij functies die meerdere keuzes bieden.
ee
e PTT schakelaar
ee
Indrukken voor zenden; loslaten voor ontvangen. Deze schakelaar wordt tevens gebruikt voor het uitschakelen van diverse functies zoals scan {blz. 40} of automatische bandwisseling {blz. 62}.
rr
r LOCK vergrendelschakelaar
rr
Hiermee worden alle microfoontoetsen, behalve de [PTT] toets en het DTMF toetsenpaneel (indien aanwezig) geblokkeerd.
2 1
3
5
6
4
DWN UP
MIC
VFO MR PFCALL
7
8
LOCK
ELECTRET CONDENSER MIC
MADE IN JAPAN
tt
t CALL toets
tt yy
y VFO toets
yy uu
u MR geheugen-oproeptoets
uu
Deze toetsen hebben dezelfde functie als de CALL, VFO en MR
1
2
toetsen op het voorpaneel. Indien gewenst, kunt u andere functies aan de toetsen toewijzen {blz. 72}.
ii
i PF programmeerbare functietoets
ii
De functie van deze toets verschilt afhankelijk van de functie die u kiest bij “PF1” in menu-nummer 16 {blz. 21}. Zie “TOEWIJZEN
4
VAN ANDERE FUNCTIES AAN DE PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN” {blz. 72}.
oo
o DTMF toetsenpaneel (alleen MC-53DM)
oo
Deze 16 toetsen worden gebruikt voor de DTMF functies of voor het rechtstreeks invoeren van een frequentie of geheugenkanaalnummer.
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
N-13
19
20
21
Page 20
AANDUIDINGEN OP HET DISPLAY
1
Op het display ziet u diverse aanduidingen die aangeven wat u gekozen heeft. Raadpleeg de onderstaande tabel wanneer u niet
2
weet wat de aanduidingen betekenen of hoe u een bepaalde instelling kunt annuleren.
3
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
4
5
6
7
8
9
Aanduiding
N-14
Wat u gekozen heeft
Zendband
Bedieningsband
"Call" oproepkanaal
Middelmatig zendvermogen
Laag zendvermogen
DTSS
Page
Toonfunctie
CTCSS
Omwisselen
Automatische Simplex Controlefunctie (ASC)
Toets die ingedrukt moet worden om te annuleren
Altijd zichtbaar bij een van de banden
[CONT SEL]
[CALL]
[LOW], [LOW]
standaardinstelling (Hoog) te kiezen
[LOW]
om de standaardinstelling (Hoog) te kiezen
[F], [DTSS], [F], [DTSS]
[F], [DTSS]
[TONE], [TONE]
[TONE]
[REV]
[REV]
om de
Aanduiding
(TM-V7E)
Wat u gekozen heeft
Zendfrequentie­verschuiving in plus­richting
Zendfrequentie­verschuiving in min­richting
Zendfrequentie­verschuiving in min­richting (−7,6 MHz)
Duplex
Toets die ingedrukt moet worden om te annuleren
[F], [SHIFT], [F], [SHIFT]
(TM-V7E: hierna nogmaalsa
[F], [SHIFT]
[F], [SHIFT]
)
(TM-V7E:
hierna nogmaals
[F], [SHIFT]
)
[F], [SHIFT]
[VFO]
geheugenkanaal (gescheiden frequenties)
[F]
Automatische
, [MNU]
bandwisselfunctie (A.B.C.)
[F],
[MHz]
Zendontvanger­vergrendeling
Totaalvergrendeling
[MHz]+[ ], daarna
[F]
, [MHz]
Wanneer u een signaal ontvangt:
“BUSY” verschijnt als de squelch {blz. 16} open is.
De S-meter toont de sterkte van het ontvangen signaal.
Page 21
BEDIENINGSGIDS
CALL
CALL
Wanneer u niet meer weet hoe een bepaalde functie werkt en u deze gebruiksaanwijzing niet bij u heeft, kunt u een beroep doen op de “bedieningsgids”. Deze gids helpt u bij de bediening van de meest gebruikte functies.
Opmerking:
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 1 (Guide).
De bedieningsgids is niet voor alle functies beschikbaar.
CALL
De onderstaande tabel toont de functie-index die u op het display ziet.
Functie-index
VFO Scan
Zie blz.
44
Functie-index
Transmit Stored
Zie blz.
60
DTMF
MHz Scan
Memory Scan
Call Scan
47
44
48
Store Simplex Memory
Store Split Memory
Store Simplex Call Ch
30
30
33
1
2
3
4
5
6
7
VOL SQL
[SET]
3 Druk op
en kies de gewenste functie met de
Afstemknop.
•U kunt ook de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon
gebruiken om de functie te kiezen.
CALL
2
VOL SQL
1
4 Druk nogmaals op [MNU] om de bedieningsgids te verlaten.
MR Ch Clr
Ch Disp
All Reset
VFO Reset
PM Reset
Repeater
1
Alleen V.S./ Canada
1
31
34
35
35
39
81
Store Split Call Ch
Assign PF1 key
Assign PF2 key
Assign PF3 key
Assign PF4 key
34
72
72
72
72
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-15
Page 22
1
IN/UITSCHAKELEN VAN DE ZENDONTVANGER
2
1 Schakel de gelijkstroomvoedingseenheid in.
3
4
Bij mobiel gebruik kan deze stap worden overgeslagen.
2 Druk op de aan/uit-schakelaar om de zendontvanger in te
schakelen.
5
6
7
CALL

VOL SQL
8
9
3 Druk nogmaals op de
10
zendontvanger uit te schakelen.
aan/uit-schakelaar om de
Als de zendontvanger als een vast station wordt gebruikt, kan
11
de zendontvanger na eenmaal te zijn ingeschakeld, eenvoudigweg met de spanningsschakelaar van de
12
voedingseenheid worden in- en uitgeschakeld.
13
INSTELLEN VAN DE GELUIDSSTERKTE
14
Draai de VOL regelaar naar rechts om de geluidssterkte te
15
verhogen en naar links om de geluidssterkte te verlagen.
16
17
18
CALL

VOL SQL
19
BASISBEDIENING
SQUELCH INSTELLING
De squelch-functie dient om de ruis te onderdrukken die via de luidspreker hoorbaar wordt wanneer er geen signaal aanwezig is. Bij een juiste instelling van de squelch hoort u alleen geluid wanneer er ook werkelijk een zender ontvangen wordt. Het punt waar de achtergrondruis buiten het gehoorbereik valt, dit wordt de squelch-drempel genoemd, is afhankelijk van de frequentie.
Draai de SQL regelaar naar rechts totdat de achtergrondruis net verdwijnt wanneer er geen signaal aanwezig is.
CALL

VOL SQL
KIEZEN VAN DE AFSTEMBAND
Druk op [BAND SEL] om de VHF of UHF band te kiezen.
De aanduiding “PTT” verschijnt boven de VHF of UHF frequentie om aan te geven welke band u gekozen heeft.
CALL
VOL SQL
20
21
N-16
Page 23
KIEZEN VAN FREQUENTIES
CALL
CALL
AFSTEMKNOP
De Afstemknop is handig voor het kiezen van een frequentie als u zich binnen handbereik van het voorpaneel van de zendontvanger bevindt en als de gewenste frequentie in de buurt ligt van de huidig ingestelde frequentie.
1 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
CALL
VOL SQL
2 Draai aan de Afstemknop om de gewenste
ontvangstfrequentie te kiezen.
CALL
2
Draai de regelaar naar rechts om de frequentie stapsgewijs te verhogen.
Draai de regelaar naar links om de frequentie stapsgewijs te verlagen.
Om de frequentie in stappen van 1 MHz te veranderen, drukt u eerst op [MHz]. Door nogmaals op [MHz] te drukken, wordt de 1 MHz functie uitgeschakeld.Wilt u de frequentie in stappen van 10 MHz veranderen, druk dan eerst op uit te schakelen; druk op [MHz] om de 1 MHz functie in te
[F]
+ [MHz]. Druk op
schakelen.
VOL SQL
[F]
om de 10 MHz functie
Als een bepaalde ontvangstfrequentie niet gekozen kan worden, dient u de frequentiestap te veranderen. Zie “KIEZEN VAN DE WAARDE VOOR DE FREQUENTIESTAP” {blz. 65} voor nadere bijzonderheden.
•U kunt de frequentie ook kiezen met behulp van de toetsen op de microfoon (alleen MC-53DM). Zie “RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUMMERS VIA HET TOETSENPANEEL” {blz. 74}.
[UP]/[DWN] TOETSEN VAN DE MICROFOON
De [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon zijn handig voor het kiezen van een frequentie bij gebruik van de zendontvanger in een voertuig of in andere situaties waar het toestel niet binnen handbereik is.
Druk even kort op [UP] of [DWN] om de ontvangstfrequentie één stap te verhogen of verlagen.
Als u de toets ingedrukt houdt, verandert de frequentie continu totdat u de toets loslaat.
Om de frequentie in stappen van 1 MHz (of 10 MHz) te veranderen, dient u eerst op [MHz] (of drukken.
MC-53DM
[F]
+ [MHz]) te
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-17
Page 24
ZENDEN
CALL
(geen aanduiding)
Middelmatig
Laag
("M")
("L")
Hoog
1
1 Als u klaar bent om te gaan zenden, houdt u de [PTT]
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
schakelaar van de microfoon ingedrukt en spreekt dan met normale stem in de microfoon.
De aanduiding “ON AIR” en de RF vermogensmeter verschijnen.
Als u de microfoon te dicht bij uw mond houdt, of als u te luid spreekt, is het mogelijk dat het geluid vervormd wordt en het signaal minder goed verstaanbaar is aan de ontvangstzijde.
De RF vermogensmeter toont het relatieve zendvermogen.
2 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon los als u klaar
bent met spreken.
MC-53DM
N-18
KIEZEN VAN HET ZENDVERMOGEN
Het is verstandig en bovendien bij de wet voorgeschreven, om het laagste vermogen te kiezen dat nog een betrouwbare communicatie mogelijk maakt. Hierdoor bespaart u stroom zodat de accu langer meegaat. Door het beperkt houden van het vermogen vermindert u bovendien het risico van interferentie met anderen op dezelfde frequentie.
Druk op
Bij herhaaldelijk indrukken van
LET OP:
ZEND NIET LANGDURIG MET HOOG UITGANGSVERMOGEN. DE ZENDONTVANGER KAN HIERDOOR OVERVERHIT RAKEN, MET EEN DEFECT ALS GEVOLG.
BIJ LANGDURIG ZENDEN KAN DE RADIATOR OVERVERHIT RAKEN. RAAK DE RADIATOR IN EEN DERGELIJKE SITUATIE NIET AAN.
Opmerking:
hoge omgevingstemperatuur of langdurig zenden, kan het beveiligingscircuit in werking treden om het zendvermogen te verlagen.
[LOW]
om het gewenste zendvermogen te kiezen.
CALL
VOL SQL
[LOW]
zendvermogen zoals hieronder aangegeven.
verandert het
Als de zendontvanger oververhit raakt als gevolg van een
Page 25
MENU-INSTELLINGEN
CALL
CALL
WAARVOOR DIENEN DE MENU’S?
Diverse functies van deze zendontvanger worden gekozen of bijgesteld via een eenvoudige programmering met behulp van instelmenu’s, in plaats van met toetsen op het paneel van de zendontvanger. Wanneer u zich eenmaal vertrouwd heeft gemaakt met de bediening via het menusysteem, zult u de veelzijdigheid ervan leren waarderen.
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste menu-nummer te kiezen.
“CLR” en “s” of “SET” verschijnen als opschriften voor de
toetsen.
Druk op
[CLR]
om de gemaakte selectie te laten vervallen en
de vorige display-weergave weer op te roepen.
CALL
1
2
3
4
5
6
TOEGANG TOT DE MENU’S
1 Kies de gewenste band.
Bij sommige menu-nummers kunt u voor beide banden een andere instelling vastleggen.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
Het laatst gekozen menu-nummer verschijnt.
CALL
VOL SQL
VOL SQL
De hiernavolgende stappen verschillen afhankelijk van het menu­nummer dat u kiest. Zie voor nadere bijzonderheden de van toepassing zijnde paragrafen in deze gebruiksaanwijzing.
Opmerkingen:
Bedien de
Afstemknop
of de toetsen in iedere stap binnen ongeveer 10 seconden. Als dit niet wordt gedaan, zal de vorige bedieningsstand weer worden ingeschakeld.
Nadat u een selectie heeft gemaakt voor een bepaald subnummer, kunt u op
[t]
drukken om de instelling vast te leggen en vervolgens doorgaan naar een ander subnummer van het betreffende menu­nummer.
N-19
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 26
MENU-CONFIGURATIE
1
Opmerking:
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Menu-
nummer
1
2
3
4
5
N-20
Bij de gearceerde functies dient de gewenste band (UHF of VHF) te worden gekozen voordat de menufunctie wordt ingeschakeld.
Subnummer
––
1
2
3
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
Beschrijving Keuzemogelijkheden
Bedieningsgids voor zendontvanger
Aantal kanalen voor visuele scan
Bericht bij inschakelen
Opschriften voor multifunctie toetsen
Positief/ negatief display-omkering
Display-contrast instellen
Display-dimmer
Automatische dimmer aan/uit
Geheugenkanaal overslaan (Lockout)
VHF/UHF geheugenkanaal-
verhouding
Naam van geheugenkanaal
Automatische geheugenopslag in
PM kanalen
Automatische frequentieverschuiving
voor repeater-toepassingen
(Alleen V.S./ Canada/ Europa)
Waarde van frequentieverschuiving
1750 Hz toon zendsignaal-
vasthoudfunctie (Alleen TM-V7E)
Zie verwijzingsbladzijde
25/ 49/ 73/ 147
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
Positief/ negatief
Niveau 1 (min.) ~ niveau 16 (max.)
Niveau 1 (max.) ~ niveau 4 (min.)/
OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
90:90/ 110:70/ 130:50/ 50:130/
70:110/ 140:140
Zie verwijzingsbladzijde
ON/ OFF
ON/ OFF
00,00 MHz~29,95 MHz,
stappen van 50 kHz
ON/ OFF
Oorspronkelijke
instelling
49
"KENWOOD"
F/TONE/REV/LOW
Negatief
8
1
OFF
OFF
90:90
OFF
ON
Zie verwijzings-
bladzijde
OFF
Zie blz.
15
41
69
66
71
71
70
70
45
29
32
39
26
24
73
Page 27
Menu-
nummer
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Subnummer
––
––
––
––
––
––
1
2
3
1
2
1
2
3
1
2
1
2 ~ 5
6
Beschrijving Keuzemogelijkheden
Programmeerbare VFO
(Bovengrens/ ondergrens)
Opslag van DTMF nummers
Scan-hervattingsmethode
Advanced Intercept Point (AIP)
Automatische uitschakelfunctie (APO)
Time-Out Timer (TOT)
DTSS/ Page-code zend-vertraging
Automatische Page-functie
annulering
Page-oproep beantwoordingsfunctie
(Alleen V.S./ Canada)
S-meter squelch
Aanhoudtijd van S-meter squelch
Pieptoon-volume
Luidspreker-configuratie
Stemsynthesizer
(Alleen wanneer de los verkrijgbare
VS-3 is aangebracht.)
Snelheid van gegevensoverdracht
Gegevens zend/ ontvangst-band
Microfoon-bediening
Programmeerbare functietoetsen
DTMF monitor
Alle frequenties die op de band
gekozen kunnen worden
Zie verwijzingsbladzijde
Tijdsbepaald/ Draaggolf-bepaald
ON/ OFF
ON/ OFF
3/ 5/ 10 minuten
350 ms/ 550 ms
Automatisch (ON)/
handmatig (OFF)
ON/ OFF
ON/ OFF
125 ms/ 250 ms/ 500 ms/ OFF
Niveau 1 (min.) ~ 7 (max.)/ OFF
Instelling 1/ instelling 2
Engels/ Japans/ OFF
1200 bps/ 9600 bps
ON/ OFF
ON/ OFF
Zie verwijzingsbladzijde
ON/ OFF
Oorspronkelijke
instelling
Bovenste en onderste
ontvangstfrequentie
van de band
Tijdsbepaald
OFF
OFF
10 minuten
350 ms
Handmatig
OFF
OFF
OFF
Niveau 5
Instelling 1
Engels
1200 bps
OFF
OFF
OFF
Zie blz.
64
59
43
62
61
61
52, 56
57
57
68
68
66
76
82
79
79
77
73
58
N-21
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 28
BEDIENING VOOR REPEATER-TOEPASSINGEN
1
Vergeleken met de gebruikelijke simplex communicatie, zult u via
2
repeaters vaak veel verder komen. Repeaters staan meestal opgesteld op een berg, een heuvelrug of tenminste op een hoge
3
mast. Ze werken met een hoger ERP vermogen (Effective Radiated Power) dan het doorsnee amateurstation. Deze
4
combinatie van hoogte en ERP vermogen zorgt voor een veel
5
grotere draag- en reikwijdte van de communicatie.
De repeaters worden meestal geplaatst en onderhouden door
6
radioclubs, al dan niet met steun van bedrijven die betrokken zijn bij de communicatie-industrie. Tijdens noodsituaties zijn
7
repeaters-netwerken vaak een belangrijke steun gebleken bij het
8
coördineren van de reddings- en hulpwerkzaamheden.
9
10
11
12
13
14
TX: Zenden
15
16
17
18
19
20
21
144,73 MHz
TX tone: Zend-toon
88,5 Hz
RX: Ontvangst
145,33 MHz
N-22
TX: Zenden
144,73 MHz
TX tone: Zend-toon
RX: Ontvangst
88,5 Hz
145,33 MHz
TOEGANG TOT REPEATERS
De meeste amateurradio-repeaters maken gebruik van een verschillende ontvangst- en zendfrequentie. De zendfrequentie kan hoger of lager zijn dan de ontvangstfrequentie, maar het verschil tussen de frequenties is vrijwel altijd een vaste waarde, de zogenaamde “standard split”. U kunt de gescheiden ontvangst- en zendfrequentie instellen door de waarde en de richting van de verschuiving te kiezen in relatie tot de ontvangstfrequentie.
Bovendien vereisen sommige repeaters dat de zendontvanger een toon uitzendt voordat de repeater gebruikt kan worden. Om deze toon uit te zenden, schakelt u de toonfunctie in en kiest dan een toonfrequentie. De vereiste toonfrequentie wordt bepaald door de repeater waarmee u contact wilt leggen.
De meeste repeaters vallen in een van de volgende categorieën:
Richting van verschuiving
+
– (" ")
NVT: Niet van toepassing
TM-V7A/ E
VHF
+600 kHz
–600 kHz
NVT
TM-V7A
UHF
+5 MHz
–5 MHz
NVT
TM-V7E
UHF
+1,6 MHz
–1,6 MHz
–7,6 MHz
Page 29
Bedieningsstappen voor toegang tot repeaters
Simplex
+
Simplex
+
Kies een band.
Kies de ontvangstfrequentie.
Kies de verschuivingsrichting.
Kies de verschuivingswaarde.
Schakel indien nodig de toonfunctie in.
Kies indien nodig een toonfrequentie.
KIEZEN VAN DE VERSCHUIVINGSRICHTING
Volg de onderstaande aanwijzing om te kiezen of u de zendfrequentie een bepaalde vaste waarde hoger (+) of lager (–) wilt maken dan de ontvangstfrequentie.
Druk op
•Telkens wanneer u deze bediening uitvoert, verandert de
Als de verschuiving zo gekozen wordt dat de zendfrequentie buiten het afstembereik valt, zal het zenden onmogelijk zijn, tot de zendfrequentie op een van de volgende manieren weer binnen het beschikbare bereik wordt gebracht:
Aanpassing van de ontvangstfrequentie, dichter naar het
Omkeren van de richting van de verschuiving.
Opmerking:
gebruik van een duplex geheugenkanaal (gescheiden frequenties) of tijdens zenden.
[F], [SHIFT]
verschuivingsrichting zoals hieronder aangegeven.
TM-V7A/E (VHF)
TM-V7A (UHF)
TM-V7E (UHF)
midden van het afstembereik.
De verschuivingsrichting kan niet worden veranderd bij
.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon.
17
18
19
20
21
N-23
Page 30
KIEZEN VAN DE WAARDE VAN DE
CALL
CALL
CALL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
FREQUENTIEVERSCHUIVING
Volg de onderstaande aanwijzingen om de hoeveelheid van de frequentieverschuiving in te stellen.
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 3 Kies menu-nummer 5 (Repeater).
CALL
2
ss
[
s
]
4 Druk op
Offset).
De huidige instelling wordt aangegeven.
en kies subnummer 2 (VHF Offset of UHF
ss
CALL
2
5 Druk op
[SET]
en kies de gewenste hoeveelheid.
Het instelbereik loopt van 00,00 MHz tot 29,95 MHz, in stappen van 50 kHz.
CALL
VOL SQL
1
6 Druk op
2
[SET]
om de procedure af te sluiten.
7 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
VOL SQL
Alleen TM-7VE:
Als u " " heeft gekozen voor de verschuivingsrichting, kunt u de instelling voor de hoeveelheid (7,6 MHz) niet veranderen.
Opmerking:
Nadat u de waarde van de frequentieverschuiving veranderd heeft, geldt de nieuwe instelling tevens voor de Automatische Frequentieverschuiving voor Repeater-Toepassingen.
INSCHAKELEN VAN DE TOONFUNCTIE
Druk op
VOL SQL
1
Bij herhaaldelijk indrukken van
[TONE]
om de toonfunctie in te schakelen.
zoals hieronder aangegeven.
Geen aanduiding
Toon
("T")
[TONE]
verandert de instelling
CTCSS
("CT")
17
18
19
20
21
N-24
Page 31
KIEZEN VAN DE TOONFREQUENTIE
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
67,0
71,9
74,4
77,0
79,7
82,5
85,4
88,5
91,5
94,8
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
97,4
100,0
103,5
107,2
110,9
114,8
118,8
123,0
127,3
131,8
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
136,5
141,3
146,2
151,4
156,7
162,2
167,9
173,8
179,9
186,2
31
32
33
34
35
36
37
38
192,8
203,5
210,7
218,1
225,7
233,6
241,8
250,3
Frequentie
(Hz)
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
Frequentie
(Hz)
Frequentie
(Hz)
Frequentie
(Hz)
CALL
1 Druk op 2 Druk op
De ingestelde toonfrequentie verschijnt.
[TONE]
om de toonfunctie in te schakelen.
[F] (1 s), [T.SEL]
CALL
.
1
2
3
4
VOL SQL
21
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om de gewenste toonfrequentie te kiezen.
[OFF]
4 Druk op
om de procedure af te sluiten.
Opmerking:
toetsenpaneel {blz. 75} gebruikt u de nummers 01 t/m 38 in de bovenstaande tabel om de corresponderende frequenties te kiezen.
Alleen TM-V7E:
1750 Hz toonfunctie toe aan een van de programmeerbare functietoetsen van de microfoon {blz. 72}.
Bij rechtstreeks invoeren van toonfrequenties via het
Om een 1750 Hz toon uit te zenden, wijst u de
N-25
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 32
AUTOMATISCHE FREQUENTIEVERSCHUIVING VOOR
CALL
CALL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
REPETEER-TOEPASSINGEN (ALLEEN VOOR V.S./ CANADA/ EUROPA)
Bij gebruik van deze functie wordt automatisch de juiste verschuivingsrichting gekozen overeenkomstig de frequentie die u op de VHF band kiest. Zie de onderstaande tabel voor de verschuivingsrichting die in de zendontvanger is geprogrammeerd. Neem contact op met de organisatie voor amateurzenders voor informatie omtrent de meest recente band-toewijzing.
Modellen voor de V.S. en Canada
De zendverschuiving is voorgeprogrammeerd volgens de richtlijnen van het standaard ARRL Band Plan.
144,0 145,5 146,4 147,0 147,6
145,1 146,0 146,6 147,4 148,0 MHz
+
SS
S
S: Simplex
Modellen voor Europa
144,0 145,6 145,8 146,0 MHz
S
S: Simplex
Opmerking:
De automatische frequentieverschuiving werkt niet wanneer de omwisselfunctie of de CTCSS is ingeschakeld. Indien u echter op
[REV]
drukt nadat de automatische frequentieverschuivingsfunctie een bepaalde frequentieverschuiving (gescheiden frequenties) heeft gekozen, zullen de ontvangst- en zendfrequenties worden omgewisseld.
+
S
S
1 Schakel de VHF band in. 2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 3 Kies menu-nummer 5 (Repeater).
CALL
2
ss
[
s
]
4 Druk op
5 Druk op
en kies subnummer 1 (Auto Offset).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en
1
VOL SQL
VOL SQL
(oorspronkelijke instelling) uit te schakelen.
6 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
21
N-26
Page 33
OMWISSELEN VAN DE ZEND-/ONTVANGSTFREQUENTIE
Tijdens het beluisteren van een repeater kunt u de omwisselfunctie gebruiken om handmatig de signaalsterkte te controleren van een zender die toegang heeft tot de repeater. Als het signaal van de zender sterk genoeg is, verdient het aanbeveling over te gaan op een simplexfrequentie om het contact te vervolgen en zodoende de repeater vrij te maken.
[REV]
Druk op schakelen.
De ontvangst- en zendfrequenties worden omgewisseld.
De aanduiding “R” verschijnt op het display wanneer de functie wordt ingeschakeld.
om de omwisselfunctie beurtelings in en uit te
AUTOMATISCHE SIMPLEX CONTROLE (ASC)
Deze functie registreert automatisch de sterkte van het signaal dat u van de repeater ontvangt. Als de signaalsterkte voldoende is voor rechtstreekse communicatie zonder gebruik van de repeater, begint op het display een indicator te knipperen. Het verdient dan aanbeveling op een andere frequentie over te schakelen voor rechtstreeks contact zodat de repeater vrij komt voor gebruik door anderen.
1 Druk op
De ASC aanduiding verschijnt.
[REV] (1 s)
om de functie in te schakelen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Opmerkingen:
Als bij indrukken van zendbereik terechtkomt, hoort u een pieptoon wanneer de schakelaar wordt ingedrukt en wordt er niet op zenden overgeschakeld.
Als door inschakelen van de omwisselfunctie de ontvangstfrequentie buiten het ontvangstbereik terecht zou komen, zal er bij indrukken van
[REV]
worden dan niet verwisseld.
De automatische frequentieverschuiving voor repeater-toepassingen is niet beschikbaar wanneer de omwisselfunctie is ingeschakeld.
De omwisselfunctie kan niet tijdens zenden in- of uitgeschakeld worden.
ter waarschuwing een pieptoon klinken. De frequenties
[REV]
de zendfrequentie buiten het toegestane
[PTT]
De ASC aanduiding knippert om u erop attent te maken dat rechtstreekse communicatie mogelijk is.
2 Druk op
Opmerkingen:
Zodra rechtstreekse communicatie niet meer mogelijk is, stopt de ASC aanduiding met knipperen.
De ASC functie werkt niet als de zend- en ontvangstfrequenties hetzelfde zijn (simplex bediening).
De ASC functie werkt niet tijdens scannen.
Als u het “Call” kanaal of een geheugenkanaal oproept waarbij de omwisselfunctie is ingeschakeld, zal de ASC functie worden uitgeschakeld.
[REV]
om de ASC functie uit te schakelen.
N-27
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 34
1
In de geheugenkanalen kunt u de frequenties en de bijbehorende
2
gegevens vastleggen die u vaak gebruikt. Er zijn in totaal 280 geheugenkanalen, 140 voor VHF en 140 voor UHF.
3
U kunt tevens voor ieder geheugenkanaal een naam vastleggen.
4
Bij gebruik van deze benamingsfunctie is het totale aantal geheugenkanalen 180, maar er kan in dit geval een bepaalde
5
verhouding worden gekozen voor de kanalen bestemd voor VHF en UHF (5 keuzes). Zie de paragraaf “BENAMING VAN DE
6
GEHEUGENKANALEN” {blz. 32} voor nadere bijzonderheden.
7
8
SIMPLEX OF DUPLEX GEHEUGENKANAAL?
Er zijn twee methoden om de zend/ontvangstfrequenties
9
(TX/RX frequenties) en de bijbehorende gegevens in de
10
geheugenkanalen vast te leggen, afhankelijk van of de zend- en ontvangstfrequenties wel of niet hetzelfde zijn. Ieder
11
geheugenkanaal kan als simplex of duplex geheugenkanaal worden gebruikt. Bij gebruik als duplex kanaal worden
12
gescheiden ontvangst- en zendfrequenties vastgelegd.
13
Simplex kanaal:
14
15
16
17
RX ontvangstfrequentie = TX zendfrequentie
Duplex kanalen: RX ontvangstfrequentie TX zendfrequentie
Opmerkingen:
geheugenkanalen worden eventuele reeds aanwezige gegevens overschreven.
Bij het vastleggen van nieuwe gegevens in de
GEHEUGENKANALEN
In de geheugenkanalen kunnen de onderstaande gegevens worden vastgelegd:
RX ontvangstfrequentie
TX zendfrequentie
Toonfrequentie
CTCSS frequentie
Toon of CTCSS status
Frequentiestap
Verschuivingsrichting
Omwisselfunctie-status
DTSS code, DTSS status
Geheugenkanaal overslaan (Lockout)
Naam van geheugenkanaal
Ja: Kan in het geheugen worden vastgelegd.
NVT: Niet van toepassing.
Parameter
Simplex
kanaal
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Duplex
kanaal
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
NVT
NVT
Ja
Ja
Ja
18
19
20
21
N-28
Page 35
VHF/UHF GEHEUGENKANAAL-VERHOUDING
CALL
CALL
CALL
De geheugenkanalen kunnen in verschillende verhoudingen over de VHF en UHF banden worden verdeeld. De oorspronkelijke instelling is 90 kanalen voor beide banden. Wanneer de verhouding wordt veranderd, worden de gegevens in alle geheugenkanalen gewist. Bepaal daarom de gewenste verhouding alvorens u begint met het vastleggen van gegevens in de kanalen.
De mogelijke verhoudingen zijn:
VHF band
90
110
130
50
70
140
UHF band
90
70
50
130
110
140
Ja: Er kan een naam voor het geheugenkanaal worden
vastgelegd.
NVT: Niet van toepassing
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 4 (Memory).
CALL
Naam voor
geheugenkanaal
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
NVT
3 Druk op
4 Druk op
5 Druk nogmaals op
ss
[
s
]
en kies subnummer 2 (Channel Ratio).
ss
CALL
2
[SET]
om de gewenste verhouding te kiezen.
CALL
2
[SET]
1
.
VOL SQL
VOL SQL
1
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
Druk op
[CLR]
als u besluit om de verhouding niet te
veranderen.
6 Druk vervolgens nogmaals op
[SET]
.
De geheugenkanalen worden gewist en de verhouding is veranderd.
De zendontvanger keert terug naar de eerdere bedieningsstand.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
2
VOL SQL
19
20
21
N-29
Page 36
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN SIMPLEX KANALEN
1
1 Kies de gewenste band. 2 Kies de gewenste frequentie en de bijbehorende gegevens
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
(Toon, CTCSS, DTSS etc.) met behulp van de VFO functie, de geheugen-oproepfunctie {blz. 31} of het “Call” oproepkanaal {blz. 33}.
[F]
3 Druk op
Er verschijnt een geheugenkanaalnummer en een pijl.
De pijl geeft aan of het huidige geheugenkanaal wel (“ geen (“
.
uu
u”) gegevens bevat.
uu
4 Kies het gewenste geheugenkanaal met de Afstemknop of
de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
5 Druk op [MR].
De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens worden in het geheugenkanaal vastgelegd. De zendfrequentie van een duplex geheugenkanaal of duplex “Call” oproepkanaal wordt niet vastgelegd.
Als het gekozen geheugenkanaal reeds gegevens bevat, worden deze overschreven door de nieuwe gegevens.
ss
s”) of
ss
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DUPLEX KANALEN
1 Volg de aanwijzingen in stap 1 t/m 4 (stap 5 mag niet worden
uitgevoerd) links hiernaast om de gewenste ontvangstfrequentie, de bijbehorende gegevens en het geheugenkanaal te kiezen.
2 Druk op [MR] (1 s).
•“±” verschijnt.
3 Kies de gewenste zendfrequentie. 4 Druk op [MR].
De gekozen zendfrequentie wordt in het geheugenkanaal vastgelegd.
Opmerkingen:
Als u in stap 1 een verschuivingsrichting kiest, kunt u in stap 3 ook op de
[REV]
zendfrequentie wordt dan gekozen overeenkomstig de geldende verschuivingswaarde en deze frequentie wordt in het geheugen vastgelegd.
In stap 2 kunt u niet de
[PF]
oproepfunctie is toegewezen.
De zendverschuiving-status en omwisselfunctie-status worden niet in het duplex geheugenkanaal vastgelegd.
toets drukken om de zendfrequentie te kiezen. De
[MR]
toets van de microfoon indien hieraan de geheugen-
toets van de microfoon gebruiken, of de
18
19
20
21
N-30
Page 37
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen.
Het laatst gebruikte geheugenkanaal wordt ingesteld.
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste geheugenkanaal te kiezen.
Naar rechts draaien of [UP] indrukken:
Voor een hoger kanaalnummer.
Naar links draaien of [DWN] indrukken:
Voor een lager kanaalnummer.
Lege geheugenkanalen kunnen niet worden opgeroepen.
Druk op [VFO] om over te schakelen op VFO
frequentiekeuze.
Opmerkingen:
U kunt de geheugenkanalen ook kiezen via het toetsenpaneel van de microfoon. Zie “INTOETSEN VAN EEN GEHEUGENKANAALNUMMER” {blz. 75}.
Als een duplex geheugenkanaal wordt opgeroepen, verschijnt “±” op het display. Druk op
[REV]
om de zendfrequentie te zien.
WISSEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen. 3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste geheugenkanaal te kiezen.
4 Schakel de zendontvanger uit. 5 Druk op [MHz]+[
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
6 Druk nogmaals op [MR].
De inhoud van het gekozen geheugenkanaal wordt gewist.
Opmerking:
De inhoud van geheugenkanaal 1 kan niet gewist worden.
].
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
N-31
18
19
20
21
Page 38
BENAMING VAN DE GEHEUGENKANALEN
CALL
CALL
CALL
1
U kunt de geheugenkanalen van een naam voorzien die bestaat uit maximaal 7 alfanumerieke tekens. Wanneer u een
2
geheugenkanaal oproept waaraan u een naam heeft gegeven, verschijnt de naam samen met de vastgelegde frequentie op het
3
display. De naam kan bijvoorbeeld een plaatsnaam zijn, de naam van een persoon, repeater, zendercode, etc.
4
5
Opmerkingen:
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de 140:140 geheugenkanaal-verhouding is ingesteld.
U kunt niet het “Call” oproepkanaal, of de L1 t/m L3 of U1 t/m U3 kanalen van een naam voorzien.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op. 2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 3 Kies menu-nummer 4 (Memory).
CALL
VOL SQL
4 Druk op
2
ss
[
s
]
en kies vervolgens subnummer 3
ss
(Memory Name).
CALL
2
1
VOL SQL
N-32
5 Druk op
[SET]
.
Het eerste vakje knippert.
CALL
VOL SQL
1
6 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het eerste teken te kiezen.
Druk op [MHz] om de tekens in blokken van 4 tekens te doorlopen. Druk nogmaals op [MHz] om deze functie weer uit te schakelen.
7 Druk op
ss
[
s
]
.
ss
Het tweede vakje knippert.
8 Herhaal stap 6 en 7 om in totaal 7 tekens in te voeren.
Als u na het invoeren van het 7de teken op
ss
[
s
]
drukt, hoort u
ss
een pieptoon die u erop attent maakt dat er geen tekens meer ingevoerd kunnen worden.
Druk op
tt
[
t
]
om het voorgaande teken opnieuw in te voeren.
tt
Druk op [VFO] om alle tekens te wissen en opnieuw te beginnen bij het eerste teken.
9 Druk op
[SET]
om de procedure af te sluiten.
10 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerkingen:
Er kan alleen een naam worden toegewezen aan de geheugenkanalen waarin frequenties en bijbehorende gegevens zijn vastgelegd.
De vastgelegde namen kunnen overschreven worden door de stappen 1 t/m 10 opnieuw uit te voeren.
De vastgelegde namen worden gewist wanneer de geheugenkanalen gewist worden.
Page 39
“CALL” OPROEPKANAAL
In het “Call” oproepkanaal kunt u naar keuze een frequentie en de bijbehorende gegevens vastleggen die u vaak gebruikt. In dit oproepkanaal kan een simplex of duplex frequentie worden vastgelegd en tevens de bijbehorende gegevens die ook in de geheugenkanalen kunnen worden opgeslagen. Ongeacht welke functie van de zendontvanger is ingeschakeld, de frequentie van het oproepkanaal zal altijd vlot beschikbaar zijn. Het zou bijvoorbeeld een goed idee kunnen zijn om het oproepkanaal op groepsbasis als een prioriteitskanaal te gebruiken, alleen voor de meest dringende boodschappen. In dat geval zal de Call/VFO scan {blz. 48} ook goed van pas komen.
Hieronder ziet u de frequentie die oorspronkelijk in het oproepkanaal is vastgelegd:
Model UHF
V.S./ Canada
Europa/ Algemene markt
U kunt de inhoud van het oproepkanaal niet wissen. U kunt wel de gegevens in het oproepkanaal overschrijven door nieuwe gegevens, zoals hierna wordt beschreven.
VHF
144 MHz
144 MHz
440 MHz
430 MHz
INSCHAKELEN VAN HET OPROEPKANAAL
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [CALL] om de inhoud van het oproepkanaal te
verkrijgen.
De aanduiding “CALL” verschijnt.
Als u [CALL] nogmaals indrukt, keert de zendontvanger
terug naar de eerdere bedieningsstand.
Bij instellen op het oproepkanaal worden de Afstemknop
en de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon buiten werking gesteld.
WIJZIGEN VAN DE INHOUD VAN HET OPROEPKANAAL
(SIMPLEX)
1 Kies de gewenste band. 2 Kies de gewenste frequentie en de bijbehorende
gegevens (Toon, CTCSS, DTSS etc.) met behulp van de VFO functie of de geheugen-oproepfunctie {blz. 31}.
3 Druk op
De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens
De zendontvanger keert terug naar de eerdere
Opmerking:
gekopieerd van het geheugenkanaal naar het oproepkanaal.
[F]
, [CALL].
worden in het oproepkanaal vastgelegd. De zendfrequentie van een duplex kanaal wordt niet vastgelegd.
bedieningsstand.
De overslaan-instelling (Lockout) wordt niet
N-33
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 40
WIJZIGEN VAN DE INHOUD VAN HET OPROEPKANAAL
CALL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
(DUPLEX)
1 Kies de gewenste band. 2 Kies de gewenste ontvangstfrequentie en de bijbehorende
gegevens (Toon, CTCSS, DTSS etc.) met behulp van de VFO functie of de geheugen-oproepfunctie {blz. 31}.
3 Druk op
•“±” verschijnt.
Het kanaalnummer wordt aangegeven als in stap 1 de
4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om de gewenste zendfrequentie te kiezen.
5 Druk nogmaals op [CALL].
De gekozen zendfrequentie wordt in het oproepkanaal
Opmerkingen:
De zendverschuiving-status en omwisselfunctie-status worden niet in een duplex oproepkanaal vastgelegd.
De overslaan-instelling (Lockout) wordt niet gekopieerd van het geheugenkanaal naar het oproepkanaal.
[F]
, [CALL] (1 s).
geheugen-oproepfunctie wordt gebruikt.
vastgelegd en de zendontvanger keert terug naar de eerdere bedieningsstand.
GEGEVENSOVERDRACHT GEHEUGEN a VFO
Het overbrengen van de gegevens uit een geheugenkanaal of het oproepkanaal naar de VFO kan nuttig zijn wanneer u wilt zoeken naar een andere zender of een duidelijke frequentie in de nabijheid van de geheugenkanaal-frequentie of de oproepkanaal­frequentie.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal of het “Call”
oproepkanaal op.
[F]
2 Druk op
Alle gegevens uit het gekozen geheugenkanaal of het oproepkanaal worden overgebracht naar de VFO. Nadat dit gebeurd is, wordt de VFO functie ingesteld.
Opmerking:
, [VFO].
Bij deze gegevensoverdracht wordt de aparte zendfrequentie van een duplex geheugenkanaal of een duplex oproepkanaal niet naar de VFO overgebracht. Om de zendfrequentie over te brengen, drukt u op
[REV]
en vervolgens op
[F], [VFO]
.
AANGEVEN VAN DE GEHEUGENKANAALNUMMERS
Wanneer de aanduidingsfunctie voor de geheugenkanaalnummers is ingeschakeld, toont de zendontvanger de geheugenkanaalnummers op het display in plaats van de frequenties.
[LOW]
Druk op schakelen.
+[ ] om deze functie beurtelings in en uit te
CALL
VOL SQL
1
2
21
N-34
Page 41
TERUGSTELLEN VAN HET GEHEUGEN (RESET)
Als uw zendontvanger niet goed lijkt te functioneren, kan het probleem vaak te verhelpen zijn door terugstellen van het geheugen.
Hou er echter rekening mee dat u na het terugstellen van het geheugen eerst opnieuw alle gegevens in het geheugen zult moeten vastleggen voordat u de geheugenkanalen weer kunt gebruiken. Aan de andere kant is terugstellen van het geheugen wel de snelste manier om alle gegevens in het geheugen in één keer volledig te wissen.
Opmerking:
wanneer de aanduidingsfunctie voor de geheugenkanaalnummers of de Totaalvergrendeling is ingeschakeld.
Oorspronkelijke instellingen voor de VHF band
Model
V.S./ Canada
Europa/
Algemene
markt
Oorspronkelijke instellingen voor de UHF band
Model
V.S./ Canada
Europa/
Algemene
markt
Deels Terugstellen of Volledig Terugstellen is niet mogelijk
VFO frequentie
144 MHz
144 MHz
VFO frequentie
440 MHz
430 MHz
Frequentiestap
5 kHz
12,5 kHz
Frequentiestap
25 kHz
25 kHz
Toonfrequentie
88,5 Hz
88,5 Hz
Toonfrequentie
88,5 Hz
88,5 Hz
DEELS TERUGSTELLEN (VFO)
Gebruik deze functie om alle instellingen, behalve de geheugenkanalen, het “Call” oproepkanaal, de PM kanalen en de geheugenkanaal-overslaan instelling, terug te stellen.
1 Druk op [VFO]+[
Er verschijnt een bevestigingsmelding. (“VFO Reset? Press [VFO]”)
Druk op een andere toets als [VFO] om de procedure af te breken.
].
2 Druk nogmaals op [VFO].
VOLLEDIG TERUGSTELLEN (GEHEUGEN)
Gebruik deze functie om alle instellingen terug te stellen in de aanvangstoestand.
1 Druk op [MR]+[ ].
Er verschijnt een bevestigingsmelding. (“VFO Reset? Press [MR]”)
Druk op een andere toets als [MR] om de procedure af te breken.
2 Druk nogmaals op [MR].
Opmerking:
behulp van de RESET schakelaar van de zendontvanger {blz. 90}.
U kunt ook deels terugstellen of volledig terugstellen met
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
N-35
20
21
Page 42
1
Met behulp van de programma-geheugenfunctie (PM) kunt u
2
praktisch alle instellingen van de zendontvanger in het geheugen vastleggen. U kunt de betreffende instellingen dan later weer snel
3
oproepen zodat de zendontvanger in precies dezelfde gebruikstoestand komt te staan als voorheen. Er zijn 4 kanalen
4
voor het programma-geheugen; deze worden de PM kanalen
5
genoemd. Bent u iemand die de vele mogelijkheden en voorzieningen van de moderne zendontvangers op prijs weet te
6
stellen, maar daar in de praktijk weinig gebruik van maakt vanwege de ingewikkelde bediening, dan zult u de programma-
7
geheugenfunctie zeer weten te waarderen.
8
9
INFORMATIE DIE GEPROGRAMMEERD KAN WORDEN
De volgende programmeerbare instellingen gelden voor de VHF
10
en de UHF band:
11
Zendband
12
Automatische
13
uitschakelfunctie
14
Time-Out Timer uitschakelklok
15
Automatische dimmer
16
aan/uit
17
Positief/negatief omkering
18
Snelheid van
19
gegevensoverdracht
20
1750 Hz toon zendsignaal­vasthoudfunctie (Alleen TM-V7E)
21
Bedieningsband
Automatische bandwisselfunctie
Display-dimmer
Display-contrasty
Volume van pieptoon
DTSS/Page-code zend­vertraging
Bevestigingstoon van microfoon-toetsenpaneel
N-36
PROGRAMMA-GEHEUGEN (PM)
De volgende instellingen kunnen afzonderlijk voor de VHF en de UHF band worden vastgelegd:
VFO frequentie
Geheugen-oproepfunctie
Zendband
Frequentiestap
Toonfrequentie
Toon-status
Richting van frequentieverschuiving
Automatische frequentieverschuiving voor repeater­toepassingen
Bovengrens-frequentie (voor programmeerbare VFO)
Scan-hervattingsmethode
Automatische Simplex Controle-functie
DTSS/Page-status
Page-code geheugenkanalen
VFO functie
"Call" oproepkanaalfunctie
Bedieningsband
Zendvermogenr
CTCSS frequentie
CTCSS status
Status van frequentieverschuiving
Omwisselfunctie-status
Ondergrens-frequentie (voor programmeerbare VFO)
S-meter squelch
Advanced Intercept Point (AIP)
DTSS code
Dubbelbands ontvangst
Page 43
TOEPASSINGSVOORBEELDEN
In de volgende voorbeelden worden een aantal toepassingen van het programma-geheugen beschreven. Hoewel de voorbeelden misschien niet specifiek op uw situatie van toepassing zijn, zullen zij u een idee geven van de mogelijkheden van deze functie.
Situatie 1:
U gebruikt de zendontvanger samen met andere personen in uw gezin of in een club. Ieder heeft zijn eigen voorkeur betreffende de diverse instellingen en functies. Telkens wanneer u de zendontvanger wilt gebruiken, moet u opnieuw de instellingen veranderen.
Oplossing:
Er zijn vier PM kanalen beschikbaar wat betekent dat vier personen de gemaakte instellingen in een eigen kanaal kunnen vastleggen. Wanneer iemand de zendontvanger gaat gebruiken, hoeft hij slechts zijn eigen PM kanaal op te roepen om in èèn keer alle gewenste instellingen te maken.
Het is tamelijk tijdrovend om handmatig alle instellingen te veranderen nadat iemand anders de zendontvanger naar eigen wens heeft ingesteld. Door gebruik te maken van het programma-geheugen voorkomt u dat de vele mogelijkheden van de zendontvanger niet worden ingezet omdat het te veel tijd zou kosten om steeds opnieuw alle instellingen te maken.
Situatie 2:
U gebruikt de zendontvanger iedere ochtend in de auto op weg naar uw werk, maar u geeft er de voorkeur aan dat het toestel zo weinig mogelijk de ochtendrust verstoord. Bovendien vindt u overdag het heldere display verspilling van energie.
‘s Avonds op weg naar huis wilt u echter een helder display zodat de aanduidingen duidelijk afleesbaar zijn, terwijl u dan ook de pieptoonfunctie erg handig vindt.
Oplossing:
U legt in twee PM kanalen dezelfde gegevens voor de frequentie, verschuiving, DTSS code etc. vast, maar verschillende instellingen voor de display-dimmer en de pieptoonfunctie. Op deze wijze zijn de instellingen voor ‘s morgens of ‘s avonds snel beschikbaar.
Situatie 3:
De zendontvanger is in een bepaalde gebruikstoestand en u weet niet hoe u deze kunt verlaten.
Oplossing:
Roep PM kanaal 1 op waarin een exacte kopie van de standaard instellingen van de zendontvanger is vastgelegd. De inhoud van de geheugenkanalen zal dan niet verloren gaan.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
N-37
17
18
19
20
21
Page 44
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE PM KANALEN
CALL
1
1 Controleer of aan de volgende voorwaarden is voldaan:
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Beide banden staan in de ontvangst-stand.
Op geen van beide banden is een scanfunctie ingeschakeld.
De microfoon-bediening is uitgeschakeld.
2 Kies de gewenste band. 3 Kies de gewenste frequentie en de bijbehorende gegevens
(Toon, CTCSS, DTSS etc.) met behulp van de VFO functie.
4 Schakel, indien nodig, over op de andere band en kies de
gewenste frequentie en de bijbehorende gegevens.
[F]
5 Druk op
, [PM].
Het PM kanaalnummer verschijnt en knippert.
CALL
VOL SQL
1
6 Kies met de toetsen
[1] ~ [4]
het gewenste PM kanaal.
De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens worden in het PM kanaal vastgelegd.
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT DE PM KANALEN
1 Druk op [PM].
Het PM kanaalnummer verschijnt.
CALL
VOL SQL
2 Druk op de toets
gewenste PM kanaal.
De inhoud van het gekozen kanaal wordt opgeroepen.
Het nummer van het gekozen kanaal verschijnt linksonder
2
op het display.
Druk op [PM], [VFO] om de PM oproepfunctie te verlaten.
Opmerking:
Tijdens het zenden kan de inhoud van de PM kanalen niet
worden opgeroepen.
[1]
~
[4]
die correspondeert met het
17
18
19
20
21
N-38
Page 45
AUTOMATISCH VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE PM
CALL
CALL
KANALEN
Als u een PM kanaal heeft opgeroepen en de automatische geheugenopslagfunctie is ingeschakeld, zullen de huidige instellingen automatisch in het kanaal worden vastgelegd wanneer:
Een ander PM kanaal wordt gekozen.
Op [PM], [VFO] wordt gedrukt.
De zendontvanger wordt uitgeschakeld.
Gebruik de volgende procedure om de automatische geheugenopslagfunctie in te schakelen:
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 4 (Memory).
CALL
TERUGSTELLEN VAN HET PROGRAMMA-GEHEUGEN
Gebruik deze procedure om de PM kanalen terug te stellen in de aanvangstoestand (fabrieksinstellingen).
1 Druk op [CALL]+[ ].
Er verschijnt een bevestigingsmelding. (“PM Reset? Press [CALL]”)
Druk op een andere toets als [CALL] om de procedure af te breken.
2 Druk normaals op [CALL].
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
VOL SQL
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 4 (PM Auto Store).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te
1
VOL SQL
schakelen (oorspronkelijke instelling).
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-39
Page 46
1
De “scan” zoekfuncties zijn bijzonder handig voor het luisteren of
2
er op uw favoriete frequenties iets wordt uitgezonden. Wanneer u zich eenmaal vertrouwd heeft gemaakt met de diverse
3
scanfuncties, zult u merken dat deze het bedieningsgemak en uw efficiëntie enorm ten goede komen.
4
Deze zendontvanger is in aanvulling op de "VISUELE
5
SCANFUNCTIE" {blz. 41}, die misschien nieuw voor u is, tevens uitgerust met de onderstaande conventionele scanfuncties.
6
7
8
VFO scan
9
Geheugen-scan
10
Programma-scan
11
Alle frequenties die op de band ontvangen kunnen worden
Frequenties vastgelegd in de geheugenkanalen
Alle frequenties in het gekozen bereik
Scan-bereikType scanfunctie
van de band
12
MHz scan
13
Call/VFO scan
14
15
Call/geheugen-scan
16
Alle frequenties binnen een bereik van 1 MHz
"Call" oproepkanaal plus huidige VFO frequentie
"Call" oproepkanaal plus laatst gebruikte geheugenkanaal
“SCAN” ZOEKFUNCTIES
Bij gebruik in combinatie met CTCSS en/of DTSS:
Bij gebruik van de CTCSS functie zal de scanfunctie alleen stoppen, en de squelch opengaan, bij signalen die de juiste CTCSS toon bevatten.
Bij gebruik van de DTSS functie zal de scanfunctie stoppen bij elk ontvangen signaal. Als het signaal echter niet de juiste DTSS code bevat, zal de squelch niet opengaan.
Wanneer zowel de CTCSS functie als de DTSS functie zijn ingeschakeld, zal de scanfunctie stoppen bij elk signaal dat de juiste CTCSS toon bevat. Als het signaal echter niet tevens de juiste DTSS code bevat, zal de squelch niet opengaan.
Opmerkingen:
Vergeet niet het squelch-drempelniveau in te stellen alvorens u begint met scannen.
Schakel altijd de Monitorfunctie {blz. 73} en de Pagefunctie uit alvorens te beginnen met scannen.
Bij gebruik van de S-meter squelch zal het scannen stoppen als het ontvangen signaal van gelijke of grotere sterkte is dan de S-meter instelling. Het scannen wordt hervat 2 seconden nadat het signaalniveau weer tot beneden de S-meter instelling is teruggevallen.
17
18
19
20
21
N-40
Page 47
VISUELE SCANFUNCTIE
CALL
CALL
U kunt de visuele scanfunctie gebruiken om de frequenties te controleren die in de buurt liggen van de huidige actieve frequentie. De visuele scan geeft een grafische weergave van de toestand van alle frequenties in het gekozen bereik. U ziet maximaal 14 segmenten, voor ieder kanaal, die overeenkomen met 7 S-meter niveaus (2 segmenten per niveau).
U stelt het scan-bereik in door de centrale frequentie en het aantal kanalen te kiezen. De oorspronkelijke instelling voor het aantal kanalen is 49.
S-meter niveau
7 6 5 4 3 2 1
Cursor
Mode 2 (49 ch)
Verplaats de cursor naar deze positie om dit signaal te ontvangen.
Frequentie-kanaal
KIEZEN VAN HET AANTAL KANALEN
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 2 (Front Panel).
CALL
2
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (Visual Scan).
ss
CALL
2
[SET]
om het aantal kanalen te kiezen
1
(25, 49, 73 of 147).
De oorspronkelijke instelling is 49.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
VOL SQL
VOL SQL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Mode 4 (147 ch)
7 6 5 4 3 2 1
15
16
17
18
19
20
21
N-41
Page 48
GEBRUIK VAN DE VISUELE SCANFUNCTIE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
1 Kies de gewenste band. 2 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om de actieve frequentie te kiezen.
Deze frequentie wordt tevens gebruikt als centrale frequentie.
3 Druk op
[F], [VISUAL]
om de visuele scanfunctie in te
schakelen.
Druk op
[PAUSE]
om te stoppen met scannen. De aanduiding “P” verschijnt. Druk nogmaals op zodra u weer wilt beginnen.
[PAUSE]
Opmerkingen:
Als u de visuele scanfunctie inschakelt terwijl de geheugen­oproepfunctie is ingesteld, zullen de frequenties van het geheugenkanaal gescand worden.
Als u de visuele scanfunctie inschakelt terwijl het “Call” oproepkanaal is ingesteld, zal de frequentie van het oproepkanaal als centrale frequentie worden gebruikt.
De visuele scanfunctie stopt tijdens zenden.
Bij het inschakelen van de visuele scanfunctie wordt de automatische bandwisselfunctie uitgeschakeld.
Als u de visuele scanfunctie inschakelt terwijl een van de onderstaande condities geldt, kunt u niet op de huidige actieve frequentie ontvangen. Om die frequentie te kunnen gebruiken, drukt u op
[PAUSE]
Geheugen-oproepfunctie of “Call” oproepkanaal is ingesteld.
De VHF band, VFO functie, en een frequentie in het bereik van 118 MHz tot 136 MHz zijn gekozen *Roodpleeg uw lokale wetgeving.
Afhankelijk van de condities is het mogelijk dat de visuele scanfunctie en de conventionele S-meter verschillende signaalniveaus aangeven.
zodat het scannen stopt.
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
4 Om de actieve frequentie te veranderen, draait u aan de
Afstemknop of drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon.
De frequentie die wordt aangegeven verandert en de cursor beweegt.
Druk op centrale frequentie in te stellen.
Druk op herstellen.
5 Druk op
[SET]
om de nieuwe actieve frequentie als
[RESET]
[OFF]
om de vorige actieve frequentie te
om de visuele scanfunctie uit te schakelen.
N-42
Page 49
HERVATTINGSMETHODEN VOOR DE SCANFUNCTIES
CALL
Alvorens de scanfuncties te gebruiken, met uitzondering van de visuele scanfunctie, moet u besluiten onder welke voorwaarde de zendontvanger het scannen dient te hervatten, nadat er gestopt is voor een gevonden signaal. Hierbij kunt u kiezen uit de tijdsbepaalde hervatting of de draaggolf-bepaalde hervatting. De oorspronkelijke instelling is de tijdsbepaalde hervatting.
Tijdsbepaalde hervatting
Uw zendontvanger stopt met scannen wanneer er een signaal is gevonden, wacht vervolgens op dat punt ongeveer 5 seconden en zal dan het scannen hervatten, ook al is het signaal nog wel aanwezig.
Draaggolf-bepaalde hervatting
Uw zendontvanger stopt met scannen wanneer er een signaal is gevonden en zal dan bij die frequentie blijven wachten tot het signaal wegvalt. Hierbij wordt een vertraging van 2 seconden aangehouden voor het scannen hervat wordt, om de betreffende zender even tijd te geven (weer) in de uitzending te komen.
Opmerkingen:
Door de
Afstemknop
de microfoon te drukken zodra het signaal waar het scannen bij stopte weer wegvalt, zal het scannen onmiddellijk in opwaartse richting worden hervat.
Door de
Afstemknop
de microfoon te drukken zodra het signaal waar het scannen bij stopte weer wegvalt, zal het scannen onmiddellijk in neerwaartse richting worden hervat.
naar rechts te draaien of op de
naar links te draaien of op de
[UP]
[DWN]
toets van
toets van
KIEZEN VAN DE SCAN-HERVATTINGSMETHODE
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 3 Kies menu-nummer 8 (Scan Resume).
CALL
VOL SQL
[SET]
4 Druk op
hervatting op draaggolf-bepaalde hervatting en andersom.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
om over te schakelen van tijdsbepaalde
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-43
Page 50
VFO SCANFUNCTIE
1
Met de VFO scanfunctie kunt u alle frequenties binnen de afstemband doorzoeken, van de laagste frequentie tot en met de
2
hoogste frequentie. Hierbij wordt de op dat moment geldende frequentiestap voor de band aangehouden.
3
1 Kies de gewenste band.
4
2 Druk op [VFO] (1 s).
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
Het scannen begint bij de frequentie die op het display wordt aangegeven.
3 Om de scan-richting om te keren, draait u aan de
Afstemknop of drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon.
Scannen van hogere frequenties: Draai de Afstemknop naar rechts of druk op [UP] van de microfoon.
Scannen van lagere frequenties: Draai de Afstemknop naar links of druk op [DWN] van de microfoon.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [VFO] om de VFO scanfunctie uit te schakelen.
Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT] van de microfoon drukken om te stoppen met scannen.
Opmerking:
Deze scanfunctie werkt alleen als de squelch gesloten is.
GEHEUGEN-SCANFUNCTIE
Met de geheugen-scanfunctie kunt u alle geheugenkanalen die gegevens bevatten doorzoeken.
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MR] (1 s).
De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
Het scannen begint bij het laatst opgeroepen geheugenkanaal.
3 Om de scan-richting om te keren, draait u aan de
Afstemknop of drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon.
Scannen van hogere frequenties: Draai de Afstemknop naar rechts of druk op [UP] van de microfoon.
Scannen van lagere frequenties: Draai de Afstemknop naar links of druk op [DWN] van de microfoon.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [MR] om de geheugen-scanfunctie uit te schakelen.
Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT] van de microfoon drukken om te stoppen met scannen.
Opmerkingen:
Om de geheugen-scanfunctie te kunnen gebruiken moeten er tenminste twee geheugenkanalen met gegevens zijn en deze mogen niet gemarkeerd zijn voor overslaan (Lockout).
Deze scanfunctie werkt alleen als de squelch gesloten is.
De L1 t/m L3 en U1 t/m U3 geheugenkanalen worden niet gescand.
U kunt de geheugen-scanfunctie ook inschakelen wanneer de kanaalnummer-aanduidingsfunctie is ingesteld. Het kanaalnummer knippert wanneer het scannen onderbroken wordt.
20
21
N-44
Page 51
OVERSLAAN VAN GEHEUGENKANALEN (LOCKOUT)
CALL
CALL
CALL
U kunt de geheugenkanalen die u niet wilt scannen markeren voor overslaan. Ga hiervoor als volgt te werk:
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te
schakelen.
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om het gewenste geheugenkanaal te kiezen.
4 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 5 Kies menu-nummer 4 (Memory).
CALL
2
ss
[
s
]
6 Druk op
7 Druk op
en kies subnummer 1 (Lock Out)
ss
CALL
2
[SET]
om de overslaan-instelling beurtelings in en
1
uit te schakelen (oorspronkelijke instelling).
VOL SQL
.
VOL SQL
8 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
De aanduiding “L” verschijnt naast het
geheugenkanaalnummer waarmee wordt aangegeven dat het kanaal voortaan bij scannen wordt overgeslagen.
CALL
2
VOL SQL
Om het overslaan van een bepaald geheugenkanaal weer ongedaan te maken, zodat dit kanaal weer gescand wordt, herhaalt u de hiervoor beschreven procedure.
Opmerking:
De L1 t/m L3 en U1 t/m U3 geheugenkanalen kunnen
niet gemarkeerd worden voor overslaan.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-45
Page 52
PROGRAMMA-SCANFUNCTIE
1
Deze scanfunctie is vergelijkbaar met de VFO scanfunctie met als verschil dat u grenzen kunt stellen aan het frequentiebereik dat
2
gescand wordt.
3
INSTELLEN VAN DE GRENSFREQUENTIES VOOR HET
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
SCANNEN
In de geheugenkanalen L1/U1, L2/U2 en L3/U3 kunt u drie scan-bereiken voor iedere band vastleggen.
1 Kies de gewenste band. 2 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon tot de gewenste onderste grensfrequentie op het display wordt aangegeven.
[F]
3 Druk op 4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om kanaal L1, L2 of L3 te kiezen.
5 Druk op [MR].
De onderste grensfrequentie is in het kanaal vastgelegd.
.
6 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon tot de gewenste bovenste grensfrequentie op het display wordt aangegeven.
7 Druk op
[F]
.
8 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om kanaal U1, U2 of U3 te kiezen.
Indien u in stap 4 L1 heeft gekozen, dient u nu U1 te
kiezen.
9 Druk op [MR].
De bovenste grensfrequentie is in het kanaal vastgelegd.
10 Om de vastgelegde grensfrequenties te controleren, drukt
u op [MR] en kiest vervolgens de L en U kanalen.
Opmerkingen:
De onderste grensfrequentie moet lager zijn dan de bovenste grensfrequentie.
De frequentiestappen voor de onderste en de bovenste grensfrequentie moeten gelijk zijn.
De onderste en de bovenste grensfrequentie moeten in dezelfde band vallen.
18
19
20
21
N-46
Page 53
GEBRUIK VAN DE PROGRAMMA-SCANFUNCTIE
1 Kies een frequentie die gelijk is aan een van de ingestelde
grensfrequenties of daartussen gelegen is.
2 Druk op [VFO] (1 s).
De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
Het scannen begint bij de frequentie die op het display wordt aangegeven.
3 Om de scan-richting om te keren, draait u aan de
Afstemknop of drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon.
Scannen van hogere frequenties: Draai de Afstemknop naar rechts of druk op [UP] van de microfoon.
Scannen van lagere frequenties: Draai de Afstemknop naar links of druk op [DWN] van de microfoon.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [VFO] om de programma-scanfunctie uit te schakelen.
Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT] van de microfoon drukken om te stoppen met scannen.
Opmerkingen:
Deze scanfunctie werkt alleen als de squelch gesloten is.
Als de frequentiestap van de huidige VFO frequentie verschilt van de frequentiestap van de geprogrammeerde frequenties, werkt de programma-scanfunctie niet.
Als de frequentiestap van de onderste grensfrequentie en de bovenste grensfrequentie niet hetzelfde zijn, werkt de programma-scanfunctie niet.
Als de huidige VFO frequentie binnen het scan-bereik valt, begint het scannen in het bereik dat is vastgelegd in het laagste kanaalnummer.
MHz SCANFUNCTIE
Met de MHz scanfunctie kunt u alle frequenties binnen 1 MHz doorzoeken. De aangegeven waarde in MHz bepaalt de grenzen voor deze scanfunctie. Als bijvoorbeeld de gekozen frequentie 438,400 MHz bedraagt, dan zal de MHz scanfunctie het frequentiebereik van 438,000 MHz tot 438,975 MHz doorzoeken. De exacte waarde van de bovenste grensfrequentie is afhankelijk van de gekozen frequentiestap.
1 Kies de gewenste band. 2 Schakel de VFO scanfunctie of programma-scanfunctie in. 3 Druk op [MHz] om de MHz scanfunctie in te schakelen. 4 Druk nogmaals op [MHz] wanneer u de MHz scanfunctie wilt
uitschakelen.
Als de huidige frequentie binnen het geprogrammeerde scan­bereik is wanneer de MHz scanfunctie wordt uitgeschakeld, zal de programma-scanfunctie hervat worden. Is dit niet het geval, dan begint de VFO scanfunctie.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
N-47
20
21
Page 54
CALL/VFO SCANFUNCTIE
1
Met de Call/VFO scanfunctie kan zowel het “Call” oproepkanaal als de huidige VFO frequentie van de ingestelde band worden
2
beluisterd.
3
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
4
3 Druk op [CALL] (1 s) om de Call/VFO scanfunctie in te
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
schakelen.
Het 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [CALL] om de Call/VFO scanfunctie uit te schakelen.
Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT] van
de microfoon drukken om te stoppen met scannen.
CALL/GEHEUGEN SCANFUNCTIE
Met de Call/geheugen scanfunctie kan zowel het “Call” oproepkanaal als het laatst gebruikte geheugenkanaal worden doorzocht.
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen. 3 Druk op [CALL] (1 s) om de Call/geheugen scanfunctie in te
schakelen.
Het 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
4 Druk op de [BAND SEL] toets van de band die doorzocht
wordt of op [CALL] om de Call/geheugen scanfunctie uit te schakelen.
Bij het scannen van de zendband kunt u ook op [PTT] van de
microfoon drukken om te stoppen met scannen.
20
21
N-48
Page 55
CTCSS (CONTINUOUS TONE CODED SQUELCH SYSTEM)
De CTCSS functie werkt op basis van een toon onder de gehoorgrens, om hiermee de squelch van de zendontvanger te regelen. Veronderstel dat de stations “A”, “B” en “C” zijn geprogrammeerd met een bepaalde toonfrequentie. De squelch van station “A” opent dan alleen wanneer station “B” of “C” een oproep uitzendt. U kunt zo dus op eenvoudige wijze bepalen welke stations u wel en niet ontvangt.
GEBRUIK VAN DE CTCSS
1 Kies de gewenste band. 2 Druk meermalen op
[TONE]
display verschijnt.
Bij herhaaldelijk indrukken van aanduiding op het display als aangegeven.
Geen aanduiding
3 Kies de gewenste CTCSS frequentie.
Zie stap 2 t/m 4 van “KIEZEN VAN DE TOONFREQUENTIE” {blz. 25}.
4 Als u een oproep ontvangt:
De squelch in uw zendontvanger opent alleen wanneer de gekozen toon wordt ontvangen.
Als u zelf een oproep wilt maken:
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt.
tot de aanduiding “CT” op het
[TONE]
verandert de
Toon
("T")
CTCSS
("CT")
Opmerkingen:
U kunt een verschillende toonfrequentie voor de CTCSS en de toonfunctie instellen.
Bij gebruik van de DTSS of de “Page” oproepfunctie samen met de CTCSS zal de squelch slechts opengaan als de juiste toon wordt ontvangen en tevens de ontvangen DTSS of “Page” code overeenkomt met de code die in uw zendontvanger is vastgelegd.
Als u een hoge toonfrequentie kiest, kan het gebeuren dat de CTCSS foutief werkt bij ontvangst van geluid of ruis die dezelfde frequentie bevat. Om dit probleem bij ruis te voorkomen, stelt u met de regelaar een geschikt squelch-niveau voor de ruis in.
SQL
AUTOMATISCHE TOONFREQUENTIE-IDENTIFICATIE
Met behulp van deze functie wordt automatisch de toonfrequentie van het ontvangen signaal bepaald.
1 Druk op
De afstemfrequentie-aanduiding wordt vervangen door de
Bij ontvangst van een signaal begint de zendontvanger
2 Druk op een willekeurige toets om de functie uit te
schakelen.
[TONE] (1 s)
toonfrequentie-aanduiding en het 1 Hz decimaalpunt knippert.
alle toonfrequenties te doorlopen om de toonfrequentie te identificeren. Wanneer de toonfrequentie gevonden wordt, hoort u een alarmtoon en vervolgens wordt de gevonden frequentie knipperend op het display aangegeven. De ingestelde CTCSS frequentie wordt dan vervangen door de geïdentificeerde frequentie.
om de functie in te schakelen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
N-49
20
21
Page 56
DTSS (DUAL TONE SQUELCH SYSTEM)
1
De DTSS biedt een meer verfijnde methode dan de CTCSS voor
2
de selectieve communicatie met een aantal door u gekozen radiozenders. Bij gebruik van deze functie gaat de squelch van de
3
zendontvanger enkel open wanneer dezelfde drie-cijferige DTMF (dubbel-toons multi-frequentie) code ontvangen wordt als die in
4
de zendontvanger is geprogrammeerd. Er zijn in totaal 1000 drie-
5
cijferige DTMF codes beschikbaar, van 000 t/m 999.
6
Opmerkingen:
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Houd er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van andere zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw MC-53DM of MC-45 microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het geval is, kan het gebeuren dat de functies die in dit hoofdstuk worden beschreven niet juist werken.
De DTSS werkt niet tijdens het vastleggen van DTSS codes, ook als een code wordt ontvangen die overeenkomt met een reeds vastgelegde code.
VASTLEGGEN VAN DTSS CODES
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op
De aanduiding “DT” verschijnt.
[F], [DTSS]
om de DTSS functie in te schakelen.
1
3 Druk op
De huidige DTSS code verschijnt en het eerste cijfer van de
[F] (1 s), [C.SEL]
code knippert. De oorspronkelijke instelling is 000.
1
.
4 Kies het eerste cijfer met de Afstemknop of de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon.
Bij gebruik van de MC-53DM microfoon kunt u de drie cijfers achter elkaar invoeren met de cijfertoetsen op de microfoon.
5 Druk op
Het tweede cijfer begint te knipperen.
ss
[
s
]
.
ss
6 Herhaal stap 4 en 5 om het tweede en derde cijfer te kiezen. 7 Druk tweemaal achter elkaar op
[F], [DTSS]
om de DTSS
functie uit te schakelen.
Opmerking:
of het “Call” oproepkanaal worden opgeslagen.
De gekozen DTSS code kan ook in een geheugenkanaal
17
18
19
20
21
N-50
Page 57
GEBRUIK VAN DE DTSS
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op
De aanduiding “DT” verschijnt.
[F], [DTSS]
3 Kies de juiste DTSS code {blz. 50}. 4 Als u een oproep ontvangt:
De squelch in uw zendontvanger opent alleen wanneer de vastgelegde DTSS code wordt ontvangen.
Als de DTSS de squelch geopend heeft en er dan langer dan
2 seconden geen signaal wordt ontvangen, zal de squelch weer gesloten worden.
Als u zelf een oproep wilt maken:
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt om uw DTSS code uit te zenden.
Telkens wanneer u op de [PTT] schakelaar drukt, wordt de
DTSS code voor ongeveer 0,5 seconde verzonden. Nadat u contact heeft gelegd, kunt u het verzenden van de code stoppen door de DTSS functie uit te schakelen.
5 Druk tweemaal achter elkaar op
functie uit te schakelen.
om de DTSS functie in te schakelen.
[F], [DTSS]
om de DTSS
Opmerkingen:
De DTSS kan in de volgende gevallen soms niet goed werken:
Als het andere zendstation de accubesparingsfunctie heeft ingeschakeld.
Als er tegelijk een DTSS code en een identificatiecode van een repeater worden ontvangen.
Als u in dergelijke gevallen moeilijkheden ondervindt, drukt u op terwijl de zendontvanger in de zend-stand staat. De DTSS code wordt dan opnieuw verzonden.
De DTSS kan met sommige repeater niet gebruikt worden.
Het is mogelijk dat de DTSS niet goed functioneert als toetsen worden ingedrukt of de geldige DTSS code wordt ontvangen.
Zowel de DTSS status, d.w.z. “Aan” of “Uit”, als een DTSS code zijn in een geheugenkanaal of het “Call” oproepkanaal vast te leggen. Wanneer een geheugenkanaal of het “Call” oproepkanaal waarvoor de DTSS status als “Aan” is vastgelegd wordt ingesteld, terwijl op dat moment de VFO afstemming gebruikt wordt met de “Page” oproepfunctie ingeschakeld, zal de “Page” oproepfunctie voorrang hebben wat betekent dat de DTSS functie niet in werking treedt.
VOL
regelaar wordt rondgedraaid terwijl een
[MR]
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
N-51
18
19
20
21
Page 58
DTSS FUNCTIE MET REPEATERS
CALL
CALL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bij indrukken van de [PTT] schakelaar van de microfoon wordt het DTSS signaal verzonden na een korte pauze. Deze geringe vertraging zorgt ervoor dat er geen DTSS gegevens verloren kunnen gaan bij gebruik van repeaters met een lange responstijd, die anders het eerste deel van de DTSS code zouden kunnen missen. Bij simplex bediening bedraagt deze vertragingstijd 350 ms.
Bij gebruik van zendfrequentie-verschuiving of duplex bediening (gescheiden frequenties) kunt u deze vertragingstijd naar keuze instellen op 350 ms (de oorspronkelijke instelling) of 550 ms.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 12 (Code Squelch).
CALL
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
2
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (CSQ Delay).
ss
CALL
2
[SET]
om te kiezen uit 350 ms of 550 ms.
1
5 Druk op [MNU] om de procedure af te sluiten.
N-52
VOL SQL
VOL SQL
Page 59
“PAGE” OPROEPFUNCTIE
De “Page” oproepfunctie gebruikt ook DTMF codes om een bepaald zendstation op te roepen. Als uw zendontvanger een DTMF code uitzendt, zal alleen de squelch opengaan van de zendontvangers waarin dezelfde code is geprogrammeerd.
In tegenstelling tot de DTSS, biedt de “Page” oproepfunctie de mogelijkheid om een enkel zendstation of een aantal zenders als groep op te roepen. Bovendien kunt u bij gebruik van de “Page” oproepfunctie direct zien van wie de oproep komt. Wanneer u wordt opgeroepen met een individuele stationscode, dan verschijnt de stationscode van de oproepende zender. Wordt de oproep verzonden met een groepscode, dan verschijnt de groepscode.
Opmerking:
andere zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw MC-53DM of MC-45 microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het geval is, kan het gebeuren dat de functies die in dit hoofdstuk worden beschreven niet juist werken.
Uw TM-V7
145,020 MHz Zend-code: 222
Hou er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van
Deelnemer
Ontvangst
7
-V M T
R E D
N A B L A
U
D M F
D O O
W
N
E
K
Geen ontvangst
145,020 MHz Kan. A: 222
Deelnemer
145,020 MHz
1
2
Kan. A: 333
Geen ontvangst
Deelnemer
145,020 MHz
3
Kan. A: 444
PAGE-CODE GEHEUGEN
Deze zendontvanger beschikt over 7 Page-code geheugenkanalen voor iedere band. Er zijn in totaal 1000 drie­cijferige codes beschikbaar, van 000 t/m 999, om in de kanalen te worden vastgelegd.
Kanaal A
Kanaal 0
Voor het vastleggen van uw eigen stationscode.
Wanneer u wordt opgeroepen, wordt de stationscode van de oproepende zender of de groepscode automatisch in dit kanaal vastgelegd.
Kanaal 1~5
Voor het vastleggen van groepscodes of individuele stationscodes van zenders waarmee u contact onderhoudt.
Voorbeeld van een communicatienetwerk:
Veronderstel dat de leden van uw groep besloten hebben om 789 als groepscode te gebruiken en dat tevens de volgende individuele stationscodes worden gebruikt:
Uw Page-geheugen
Kan. A: 111 222 333 444 Kan. 1: 222 Kan. 2: 333 789 Kan. 3: 444 789 Kan. 4: 789 789
Om bijvoorbeeld deelnemer 1 op te roepen, kiest u kanaal 1 zodat code 222 wordt verzonden.
Om de deelnumers 1, 2 en 3 op te roepen, kiest u kanaal 4 zodat code 789 wordt verzonden.
Deelnemer 1 Deelnemer 2 Deelnemer 3
N-53
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 60
VASTLEGGEN VAN PAGE-CODES
CALL
CALL
1
Opmerking:
Page-codes, ook als een code wordt ontvangen die overeenkomt met
2
een reeds vastgelegde code.
3
1 Kies de gewenste band. 2 Druk tweemaal op
4
5
6
7
8
9
10
11
3 Druk op
12
13
14
15
4 Kies kanaal A met de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen
16
17
De Page-functie werkt niet tijdens het vastleggen van
[F], [DTSS]
om de Page-functie in te
schakelen.
De aanduiding “PAG” verschijnt.
Als de DTSS reeds is ingeschakeld, hoeft u slechts eenmaal op de toetsen te drukken.
[F] (1 s), [C.SEL]
CALL
.
VOL SQL
1 2
van de microfoon.
Druk op
[OFF]
om de procedure af te breken.
5 Druk op
ss
[
s
]
.
ss
Het eerste cijfer begint te knipperen.
Druk op
[OFF]
om de procedure af te breken.
6 Kies het eerste cijfer met de Afstemknop of de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon.
Bij gebruik van de MC-53DM microfoon kunt u de drie cijfers achter elkaar invoeren met de cijfertoetsen op de microfoon.
7 Druk op
ss
[
s
]
.
ss
Het tweede cijfer begint te knipperen.
8 Herhaal stap 6 en 7 om het tweede en derde cijfer te kiezen. 9 Volg de aanwijzingen in stap 4 t/m 8 om de gewenste
individuele stationscodes en groepscodes in de kanalen 1 t/m 5 vast te leggen.
[OFF]
10 Druk op
of op de [PTT] schakelaar van de microfoon
om de procedure af te sluiten.
•U kunt de stationscode of de groepscode die u het laatst heeft vastgelegd meteen gebruiken om een oproep te maken.
11 Druk op
[F], [DTSS]
om de Page-functie uit te schakelen.
18
19
20
21
CALL
VOL SQL
N-54
Page 61
PLAATSEN VAN EEN PAGE-OPROEP
Opmerking:
stationscode vast te leggen in kanaal A en de groepscodes of stationscodes van de andere deelnemers in kanaal 1 t/m 5.
1 Kies de gewenste band. 2 Stem af op de eerder afgesproken frequentie. 3 Druk tweemaal op
schakelen.
De aanduiding “PAG” verschijnt.
Als de DTSS reeds is ingeschakeld, hoeft u slechts eenmaal
4 Druk op 5 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] van de
microfoon om het kanaal te kiezen waarin de gewenste stationscode of groepscode is vastgelegd.
6 Druk op
om de frequentie weer op het display te laten verschijnen.
7 Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon en houd deze
ingedrukt.
De gekozen stationscode of groepscode wordt samen met
8 Druk op
Opmerkingen:
Telkens wanneer u op wordt de Page-code verzonden. Nadat u contact heeft gelegd, kunt u deze pauze laten vervallen door de Page-functie uit te schakelen.
Wanneer een geheugenkanaal of het “Call” oproepkanaal waarvoor de DTSS status als “Aan” is vastgelegd wordt ingesteld, terwijl op dat moment de VFO afstemming gebruikt wordt met de “Page” oproepfunctie ingeschakeld, zal de “Page” oproepfunctie voorrang hebben.
Alvorens een oproep uit te zenden, dient u uw eigen
[F], [DTSS]
op de toetsen te drukken.
[F] (1 s), [C.SEL]
[OFF]
of op de [PTT] schakelaar van de microfoon
uw eigen stationscode verzonden.
[F], [DTSS]
om de Page-functie uit te schakelen.
[PTT]
om de Page-functie in te
.
drukt, werkt de microfoon even niet en
ONTVANGST VAN EEN PAGE-OPROEP
1 Kies de gewenste band en stem af op de eerder afgesproken
frequentie.
2 Schakel de Page-functie in. 3 De zendontvanger staat nu gereed voor ontvangst van een
Page-oproep.
•Wanneer de zendontvanger een signaal ontvangt dat uw stationscode of groepscode bevat, gaat de squelch open, klinkt er een attentietoon en begint de “PAG” aanduiding te knipperen.
•Wordt u opgeroepen met uw individuele stationscode, dan verschijnt de stationscode van de oproepende zender op het display.
•Wordt u opgeroepen met een groepscode, dan verschijnt de betreffende groepscode op het display.
4 Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon terwijl de
Page-code op het display wordt aangegeven, om te reageren op de ontvangen oproep.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
N-55
20
21
Page 62
Opmerkingen:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Als de Page-functie de squelch geopend heeft en er dan langer dan 2 seconden geen signaal wordt ontvangen, zal de squelch weer gesloten worden.
Indien uw toestel de Page-code niet juist ontvangt, verschijnt op het display de aanduiding “Err”.
De Page-functie kan in de volgende gevallen soms niet goed werken:
Als het andere zendstation de accubesparingsfunctie heeft ingeschakeld.
Als er tegelijk een Page-code en een identificatiecode van een repeteerzender worden ontvangen.
Als u in dergelijke gevallen moeilijkheden ondervindt, drukt u op
[MR]
terwijl de zendontvanger in de zend-stand staat. De Page-code
wordt dan opnieuw verzonden.
De Page-functie kan met sommige repeaters niet gebruikt worden.
Het is mogelijk dat de Page-functie niet goed werkt als toetsen worden ingedrukt of de geldige Page-code wordt ontvangen.
Wanneer de Page-functie is ingeschakeld, kunnen de scanfuncties niet gebruikt worden.
11
PAGE-FUNCTIE MET REPEATERS
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Bij indrukken van de [PTT] schakelaar van de microfoon wordt de Page-code verzonden na een korte pauze. Deze geringe vertraging zorgt dat er geen Page-gegevens verloren kunnen gaan bij gebruik van repeaters met een lange responstijd, die anders het eerste deel van de Page-code zouden kunnen missen. Bij simplex bediening bedraagt deze vertragingstijd 350 ms.
Bij gebruik van zendfrequentie-verschuiving of duplex bediening (gescheiden frequenties) kunt u deze vertragingstijd naar keuze instellen op 350 ms (de oorspronkelijke instelling) of 550 ms.
Volg de procedure in de paragraaf “DTSS FUNCTIE MET REPEATERS” {blz. 52} om de vertragingstijd te veranderen. De ingestelde tijd geldt voor zowel de DTSS als de Page-functie.
VOL
regelaar wordt rondgedraaid terwijl een
BLOKKEREN VAN BEPAALDE PAGE-CODES
Deze functie is handig als u wilt voorkomen dat de zendontvanger reageert op bepaalde groepscodes. De groepscode­blokkeerfunctie heeft geen effect op de ontvangst van oproepen die zijn gericht aan uw individuele stationscode. Overigens kunt u zelf nog wel Page-oproepen verzenden via de geblokkeerde groepscodes; alleen de ontvangst ervan is geblokkeerd.
1 Kies de gewenste band. 2 Schakel de Page-functie in. 3 Druk op
[F] (1 s), [C.SEL]
4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste kanaal te kiezen.
5 Druk op
[L.OUT]
om de code beurtelings te blokkeren en vrij
te geven.
De aanduiding “L” verschijnt naast de Page-code om aan te geven dat de code geblokkeerd is.
6 Druk op
[OFF]
of op de [PTT] schakelaar van de microfoon
om de frequentie weer op het display te laten verschijnen.
Herhaal de bovenstaande procedure om de code weer vrij te geven.
Opmerking:
Blokkeren van geheugenkanaal 0 is niet mogelijk.
.
21
N-56
Page 63
AUTOMATISCHE PAGE-FUNCTIE ANNULERING
CALL
CALL
CALL
CALL
Na het succesvol oproepen van een ander zendstation is het in de meeste gevallen beter om de Page-functie uit te schakelen, om te voorkomen dat daarna elke uitzending wordt voorafgegaan door een Page-oproepcode. De automatische Page-functie annulering zorgt dat dit automatisch gebeurt, telkens wanneer het zendstation dat u heeft opgeroepen reageert met de juiste Page­code.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 12 (Code Squelch).
CALL
VOL SQL
PAGE-OPROEP BEANTWOORDINGSFUNCTIE (SOLO PER U.S.A./ CANADA)
Bij gebruik van deze functie wordt het andere station (de oproepende zender) ervan op de hoogte gebracht dat u de page­oproep ontvangen heeft. Uw zendontvanger stuurt enkel een oproep-bevestigingssignaal wanneer uw stationscode wordt ontvangen of de juiste groepscode.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 12 (Code Squelch).
CALL
VOL SQL
2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 2 (PAG Cancel).
ss
CALL
2
[SET]
om te kiezen uit Handmatig (oorspronkelijke
1
VOL SQL
instelling) of Automatisch.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 3 (Answer Back).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
1
VOL SQL
(oorspronkelijke instelling).
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerking:
Nadat de zendontvanger een oproep-bevestigingssignaal
heeft verzonden, wordt de functie automatisch uitgeschakeld.
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-57
Page 64
DTMF (DUAL TONE MULTI-FREQUENCY) FUNCTIES
CALL
1
Voor de hierna beschreven DTMF functies heeft u de MC-53DM
2
of MC-45DM (los verkrijgbaar) microfoon nodig. Op het toetsenpaneel van de microfoon bevinden zich de 12 normale
3
telefoontoetsen plus 4 extra toetsen (A, B, C, D). De extra toetsen zijn voor de bediening van sommige repeatersystemen.
4
5
UITZENDEN VAN EEN DTMF OPROEP
6
1 Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon en houd deze
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
ingedrukt.
2 Druk de toetsen op het toetsenpaneel achter elkaar in voor
het uitzenden van de DTMF tonen.
De gekozen DTMF tonen worden uitgezonden.
Na het indrukken en loslaten van een toets blijft de zendontvanger nog 2 seconden in de zend-stand staan. U kunt de [PTT] schakelaar dus loslaten nadat u begonnen bent met het indrukken van de toetsen.
1209
697
770
852
1
4
7
941
1336Frequentie (Hz)
2
5
8
0
1477
3
6
9
#
1633
A
B
C
D
AUTOPATCH (V.S. EN CANADA)
Sommige repeteerzenders in de V.S. en Canada bieden een service die Autopatch heet. Met Autopatch kunt u door het uitzenden van DTMF tonen toegang krijgen tot het telefoonnet. Er zijn sommige repeaters die het invoeren van een speciale code vereisen voor het inschakelen van de Autopatch functie. Raadpleeg voor nadere informatie de operator van de repeater.
BEVESTIGINGSTONEN BIJ INDRUKKEN VAN DE
TOETSEN OP HET TOETSENPANEEL
Als de bevestigingstoonfunctie is ingeschakeld, hoort u bij het indrukken van de toetsen op het microfoon-toetsenpaneel de bijbehorende bevestigingstoon die aangeeft dat de toets juist is ingedrukt.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om menu-nummer 16 (Microphone) te kiezen.
3 Druk op
4 Druk op
schakelen (oorspronkelijke instelling).
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
ss
[
s
]
en kies subnummer 6 (DTMF Monitor).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te
1
VOL SQL
21
N-58
Page 65
VASTLEGGEN VAN DTMF NUMMERS VOOR DE
CALL
CALL
AUTOMATISCHE NUMMERKIESFUNCTIE
DTMF nummers bestaande uit maximaal 16 cijfers kunnen aan de hand van de onderstaande procedure in een van de 10 speciaal daarvoor bestemde DTMF geheugenkanalen worden vastgelegd.
Opmerkingen:
Hou er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van andere zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw MC-53DM of MC-45 microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het geval is, kan het gebeuren dat de functie die in deze paragraaf wordt beschreven niet juist werkt.
De DTSS of Page-functie werkt niet tijdens het vastleggen van een DTMF nummer, ook als een DTSS of Page-code wordt ontvangen die overeenkomt met een reeds vastgelegde code.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 7 (DTMF Memory).
CALL
VOL SQL
ss
[
s
]
3 Druk op
Het laatst gebruikte geheugenkanaal verschijnt.
ss
.
CALL
4 Druk op een van de cijfertoetsen, 0 t/m 9, van het microfoon-
toetsenpaneel om het gewenste kanaal te kiezen.
5 Druk op
[SET]
.
Het display waarop het DTMF nummer kan worden ingevoerd verschijnt.
CALL
VOL SQL
6 Gebruik het toetsenpaneel om de cijfers van het nummer in te
voeren dat u wilt vastleggen.
•U hoort de bijbehorende DTMF tonen.
Als u een verkeerd cijfer invoert, druk dan op [VFO] om alle ingevoerde cijfers te wissen.
7 Druk op
[SET]
om de procedure af te sluiten.
Het ingevoerde DTMF nummer verschijnt samen met het kanaalnummer op het display.
8 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
VOL SQL
19
20
21
N-59
18
Page 66
CONTROLEREN VAN VASTGELEGDE DTMF NUMMERS
CALL
CALL
1
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 7 (DTMF Memory).
2
3
4
5
6
3 Druk op
7
Het laatst gebruikte geheugenkanaal verschijnt.
8
9
10
11
12
4 Druk op [0]~[9] van de microfoon om het gewenste kanaal te
13
14
kiezen.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
15
16
CALL
VOL SQL
ss
[
s
]
.
ss
CALL
VOL SQL
UITZENDEN VAN VASTGELEGDE DTMF NUMMERS
Volg de onderstaande procedure om een vastgelegd DTMF nummer uit te zenden.
1 Druk op [PTT] + [PF] van de microfoon.
Het display voor het kiezen van een DTMF geheugenkanaal verschijnt.
2 Druk op [0]~[9] van de microfoon om het gewenste kanaal te
kiezen.
Het nummer dat in het kanaal is vastgelegd wordt op het display aangegeven en u hoort de DTMF tonen via de luidspreker.
Nadat het nummer is uitgezonden, wordt weer de frequentie op het display aangegeven.
Als een geheugenkanaal wordt gekozen waarin geen DTMF nummer is vastgelegd, hoort u een waarschuwingstoon.
Opmerking:
kunt u geen vastgelegde DTMF nummers uitzenden.
Als de bedieningsband en de zendband verschillend zijn,
17
18
19
20
21
N-60
Page 67
AANVULLENDE FUNCTIES
CALL
CALL
“TOT” (TIME-OUT TIMER) UITSCHAKELKLOK
Soms zal het nodig of gewenst zijn de tijdsduur van een uitzending tot een vast aantal minuten te beperken. Deze functie kan nuttig zijn voor repeater-toepassingen, om het wegvallen (time-out) van de repeater te voorkomen, of wanneer het speciaal van belang is zoveel mogelijk accuspanning te besparen.
Wanneer de vastgestelde tijdsduur van de “TOT” uitschakelklok is verstreken, hoort u een pieptoon en schakelt het toestel over op ontvangst. Wilt u weer gaan zenden, laat dan de Mic [PTT] schakelaar los en druk hem vervolgens weer in.
Indien gewenst, kunt u de tijdsduur (oorspronkelijke instelling: 10 minuten) van de “TOT” uitschakelklok veranderen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 11 (TOT).
CALL
VOL SQL
[SET]
3 Druk op
(oorspronkelijke instelling) minuten.
4 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
om de tijdsduur in te stellen op 3, 5 of 10
AUTOMATISCHE ZENDONTVANGER-UITSCHAKELFUNCTIE (APO)
De APO is een functie die als doel heeft stroom te besparen wanneer het toestel is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt. De functie registreert het gebruik van de Afstemknop en de andere bedieningsorganen en schakelt het toestel automatisch uit als er gedurende 3 uur geen bediening wordt verricht. Ter waarschuwing zal echter 1 minuut voor het toestel wordt uitgeschakeld de “APO” aanduiding gaan knipperen en een serie waarschuwingstonen klinken.
Opmerking:
gaat bijvoorbeeld de squelch van de zendontvanger open of u drukt een toets in, zal de tijdteller voor de automatische uitschakelfunctie weer op nul komen te staan. Wanneer de squelch dan weer dichtgaat of het gebruik van de toetsen stopt, zal de teller weer in werking treden en gaan tellen vanaf 0.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 10 (APO).
3 Druk op
(oorspronkelijke instelling).
4 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Als er al een tijdlang geen toets is ingedrukt, maar dan
CALL
VOL SQL
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-61
Page 68
AUTOMATISCHE BANDWISSELFUNCTIE (A.B.C.)
CALL
1
De A.B.C. bandwisselfunctie wisselt tijdelijk de uitsluitend­ontvangst band met de zendband meteen nadat op de uitsluitend-
2
ontvangst band een signaal is ontvangen. Op deze wijze kunt u een oproep beantwoorden zonder dat u daarvoor met de hand de
3
juiste band hoeft te kiezen.
4
Druk op schakelen.
5
De aanduiding “A.B.C.” verschijnt wanneer de functie wordt
6
7
8
9
10
Bij indrukken van [BAND SEL] of de [PTT] schakelaar van de
11
•2 seconden nadat het signaal wegvalt, wordt de oorspronkelijke
12
13
Opmerkingen:
14
15
16
17
[F]
, [MNU] om de functie beurtelings in en uit te
ingeschakeld.
1
microfoon wordt de A.B.C. functie ook uitgeschakeld.
zendband hersteld.
De A.B.C. functie werkt enkel bij dubbelbands-gebruik. Als u de A.B.C. functie inschakelt en dan overschakelt op enkelbands-gebruik, komt de A.B.C. functie te vervallen. Bij terugschakelen naar dubbelbands-gebruik wordt de A.B.C. functie weer geactiveerd.
Als u de A.B.C. functie inschakelt en dan de visuele scanfunctie activeert, komt de A.B.C. functie te vervallen. Bij uitschakelen van de visuele scanfunctie wordt de A.B.C. functie weer geactiveerd.
AIP GEVOELIGHEIDSREGELING (ADVANCED INTERCEPT POINT)
De AIP zorgt voor het onderdrukken van de interferentie en de vervorming van het geluidssignaal, die soms een ongewenst bijverschijnsel kunnen zijn bij ontvangst in een dichtbevolkt gebied waar de ontvangstband erg druk bezet is.
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 3 Kies menu-nummer 9 (AIP).
CALL
VOL SQL
De aanduiding “VHF AIP” of “UHF AIP” verschijnt afhankelijk van de gekozen band.
4 Druk op
(oorspronkelijke instelling).
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerking:
instelling van de AIP functie (Aan/Uit) voor de hoofd-band tevens gelden voor de sub-band.
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
Bij VHF/VHF ontvangstof UHF/UHF ontvangst zal de
18
19
20
21
N-62
Page 69
DUBBELBAND ONTVANGST
CALL
CALL
Er zijn drie configuraties mogelijk voor gelijktijdige ontvangst van twee frequenties. Configuratie 1 is de oorspronkelijke instelling.
Configuratie
1
2
3
1 Druk op de rechter [BAND SEL] toets om VHF/VHF
ontvangst te kiezen of op de linker [BAND SEL] toets om UHF/UHF ontvangst te kiezen.
[F]
2 Druk op
, [CONT SEL] om de functie beurtelings in en uit
schakelen.
CALL
De bovenstaande weergave verschijnt op het display wanneer u VHF/VHF ontvangst kiest.
•U kunt beide banden gebruiken om te zenden, maar het is niet mogelijk om beide banden gelijktijdig voor zenden te gebruiken.
•Tijdens het zenden op een band in de VHF/VHF of UHF/UHF mode, is de ontvangsfunctie voor de andere band uitgeschakeld.
Ontvangst
VHF en UHF
VHF en VHF
UHF en UHF
1
Zenden
VHF of UHF
VHF
UHF
VOL SQL
2
Opmerking:
De prestaties van de zendontvanger, waaronder de spiegelonderdrukking en gevoeligheid, zijn misschien minder goed wanneer de VHF/VHF of UHF/UHF mode wordt gebruikt. Als u op beide banden dezelfde frequentie kiest, kan de indicatie van de S-meter mogelijk worden beïnvloed. Ook kan de ontvangst-geluidssterkte lager zijn afhankelijk van de stand van de
VOL
regelaar.
UITSCHAKELEN VAN DE FREQUENTIE-AANDUIDING VAN EEN BAND
Als u niet van plan bent om een bepaalde band te gebruiken, kunt u de frequentie-aanduiding van die band laten vervallen. Dit geeft u een meer overzichtelijk display.
[F]
Druk op schakelen.
Druk op de linker [BAND SEL] toets om de frequentie-
Opmerking:
vervallen kunt u niet bedienen of gebruiken voor zenden of ontvangst.
, [BAND SEL] om de functie beurtelings in en uit te
aanduiding van de VHF band te laten vervallen of op de rechter [BAND SEL] toets om de frequentie-aanduiding van de UHF band te laten vervallen.
CALL
VOL SQL
1 2 2
De band waarvan u de frequentie-aanduiding heeft laten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-63
Page 70
PROGRAMMEERBARE VFO FREQUENTIEKEUZE
CALL
1
Met deze functie kunt u de ondergrens en de bovengrens instellen van het frequentiebereik dat met de Afstemknop of de
2
[UP]/[DWN] toetsen van de microfoon bestreken kan worden.
3
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
4
3 Kies menu-nummer 6 (Program VFO).
5
6
7
8
9
4 Druk op 5 Druk op
10
6 Druk op
11
7 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
12
13
14
15
16
CALL
[SET]
en kies de ondergrens-frequentie.
[SET]
en kies de bovengrens-frequentie.
[SET]
om de procedure af te sluiten.
VOL SQL
OMSCHAKELEN TUSSEN AM/FM MODE (ALLEEN SOMMIGE MODELVERSIES) (*Roadpleeg uw lokale wetgeving)
Bij sommige modelversies is tevens ontvangst in de AM mode mogelijk. De AM mode wordt automatisch ingesteld wanneer een frequentie in het bereik van 118,000 tot 135,995 MHz (AIR band) wordt gekozen. Buiten dit bereik is de standaardinstelling FM. Op iedere VHF frequentie kunt u de gewenste mode echter ook handmatig kiezen. Bij overschrijding van de 135,995 MHz grens wordt de standaardinstelling hersteld.
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MHz] (1 s) om FM of AM te kiezen.
Als AM wordt gekozen, wordt het 1 MHz decimaalpunt vervangen door een streep.
17
18
19
20
21
N-64
Page 71
KIEZEN VAN DE WAARDE VOOR DE FREQUENTIESTAP
CALL
Het kiezen van de juiste waarde voor de frequentiestap is van essentieel belang om de ontvangstfrequentie nauwkeurig met de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon te kunnen instellen. De oorspronkelijke instelling op de VHF band is 5 kHz (V.S./ Canada) of 12,5 kHz (Europa/ Algemene markt). De oorspronkelijke instelling op de UHF band is 25 kHz, ongeacht de modelversie.
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op
[F] (1 s), [STEP]
CALL
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om de gewenste frequentiestap te kiezen.
4 Druk op
[OFF]
om de procedure af te sluiten.
Bij het wijzigen van de waarde voor de frequentiestap kunnen er veranderingen optreden in de aangegeven frequenties. Stel dat bijvoorbeeld 144,995 MHz op het display wordt aangegeven en de frequentiestap 5 kHz bedraagt. Wanneer nu een 12,5 kHz frequentiestap wordt ingesteld, zal tevens de frequentie op het display veranderen. De nevenstaande tabellen tonen de veranderingen die zich kunnen voordoen en wanneer.
.
VOL SQL
1 2
5, 10, 15, 20 of 50 kHz
frequentiestap
Getoonde frequentie
(10 kHz/ 1 kHz)
00, 05, 10, 15
20, 25, 30, 35
40, 45, 50, 55
60, 65, 70, 75, 80, 85, 90, 95
6,25, 12,5 of 25 kHz
frequentiestap
Getoonde frequentie
(10 kHz/ 1 kHz)
00, 6,25
12,5, 18,75
25
31,25, 37,5
43,75
50, 56,25
62,5, 68,75
75
81,25, 87,5
93,75
6,25, 12,5 of 25 kHz
frequentiestap
Getoonde frequentie
(10 kHz/ 1 kHz)
5, 10, 15, 20 of 50 kHz
frequentiestap
Getoonde frequentie
(10 kHz/ 1 kHz)
00
25
50
75
00
10
20
30
40
50
60
70
80
90
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-65
Page 72
WIJZIGEN VAN DE OPSCHRIFTEN VAN DE MULTIFUNCTIE TOETSEN
CALL
CALL
CALL
CALL
1
Onderaan op het display worden de opschriften (d.w.z. de functies) van de multifunctie toetsen aangegeven.
2
U kunt de basisinstelling voor de opschriften wijzigen zoals hieronder aangegeven. Kies de gewenste basisinstelling
3
overeenkomstig de functies die u het meest gebruikt.
4
Opschriften basisinstelling Opschriften na indrukken van
[F] [TONE] [DTSS] [LOW] [OFF] [SHIFT] [REV] [VISUAL]
5
6
Opschriften basisinstelling Opschriften na indrukken van
7
[F] [VISUAL] [REV] [LOW] [OFF] [TONE] [SHIFT] [DTSS]
Opmerkingen:
8
De opschriften die verschijnen bij indrukken van
9
10
11
12
ongeacht de gekozen basisinstelling.
Indien u de F/TONE/DTSS/LOW basisinstelling heeft gekozen, dient u op
[F], [REV] (1 s)
en op
[F], [REV]
Indien u de F/VISUAL/REV/LOW basisinstelling heeft gekozen, dient u op
[F], [TONE] (1 s)
om deze functie weer uit te schakelen.
toonfrequentie-identificatie {blz. 49} in te schakelen en op een willekeurig andere toets om deze functie weer uit te schakelen.
13
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
14
2 Kies menu-nummer 2 (Front Panel).
ss
[
s
]
15
16
3 Druk op
en kies subnummer 3.
ss
CALL
17
18
19
4 Druk herhaaldelijk op
20
21
verschijnt.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
2
N-66
of
[F] (1 s)
te drukken om de ASC {blz. 27} in te schakelen
te drukken om de automatische
VOL SQL
1
[SET]
tot de gewenste basisinstelling
[F]
[F]
zijn identiek,
WIJZIGEN VAN HET VOLUME VAN DE BEDIENINGSPIEPTOON
De zendontvanger zal telkens bij het indrukken van een toets op de zendontvanger of de microfoon een pieptoon laten horen. U kunt de geluidssterkte van deze pieptoon wijzigen of de pieptoon uitschakelen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 14 (Audio).
CALL
2
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 1 (Beep Volume).
ss
CALL
2
[SET]
om het volume van de pieptoon in te stellen op
1
niveau 1 (min.) ~ niveau 7 (max.), of om de pieptoon uit te schakelen (OFF). De oorspronkelijke instelling is niveau 5.
CALL
2
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
VOL SQL
VOL SQL
VOL SQL
1
Page 73
“LOCK” VERGRENDELINGSFUNCTIE
In een aantal gevallen kan het nuttig zijn de toetsen en regelaars te blokkeren, om de instellingen van de zendontvanger te beveiligen tegen per ongeluk indrukken van een toets of bediening van een regelaar.
ZENDONTVANGER-VERGRENDELING
Deze vergrendelingsfunctie is handig wanneer u voornamelijk de microfoontoetsen gebruikt voor de bediening van de zendontvanger, zoals bij gebruik van het toestel in de auto. In dit geval worden alle bedieningsorganen vergrendeld, met uitzondering van:
aan/uit-schakelaar
[F],
[MHz] SQL regelaars
VOL regelaars • Microfoontoetsen
Druk op beurtelings in en uit te schakelen.
De aanduiding “LOCK” verschijnt wanneer de functie wordt
[F]
, [MHz] om de zendontvanger-vergrendeling
ingeschakeld.
[F]
TOTAALVERGRENDELING
De totaalvergrendeling komt van pas als u alleen naar een bepaald kanaal wilt luisteren en niet van plan bent om te zenden. In dit geval worden alle bedieningsorganen vergrendeld, met uitzondering van:
aan/uit-schakelaar • [MHz]+[ ]
1 Schakel de zendontvanger-vergrendelingsfunctie in. 2 Druk op [MHz]+[
beurtelings in en uit te schakelen.
De aanduiding “A.LOCK” verschijnt wanneer de functie
wordt ingeschakeld.
] om de totaalvergrendelingsfunctie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
N-67
17
18
19
20
21
Page 74
S-METER SQUELCH
CALL
CALL
CALL
1
Als de S-meter squelch wordt ingeschakeld, zal de squelch pas opengaan wanneer een signaal met dezelfde of grotere sterkte
2
dan de S-meter instelling wordt ontvangen. Deze functie is handig om te voorkomen dat u de squelch steeds opnieuw moet
3
bijstellen om ontvangst van zwakke zenders die u niet interessant vindt te vermijden. U kunt voor beide banden een andere S-meter
4
waarde instellen.
5
1 Kies de gewenste band.
6
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 3 Kies menu-nummer 13 (S-meter).
7
8
9
10
11
4 Druk op
12
13
CALL
VOL SQL
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (S-meter SQL).
ss
CALL
7 Draai aan de linker (VHF) of rechter (UHF) SQL regelaar,
afhankelijk van de band die u gekozen heeft, om de gewenste S-meter instelling te kiezen.
SQUELCH-AANHOUDTIJD
Bij gebruik van de S-meter squelch kunt u de tijdsduur wijzigen dat er na het wegvallen van de ontvangen signalen gewacht wordt met het sluiten van de squelch.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 13 (S-meter).
ss
[
s
]
3 Druk op
en kies subnummer 2 (Hang Time).
ss
CALL
14
15
16
17
5 Druk op
(oorspronkelijke instelling).
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
1
6 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
18
19
De schaal voor de S-meter instelling verschijnt.
20
21
N-68
VOL SQL
VOL SQL
4 Druk op
2
[SET]
om in te stellen op OFF, 125 ms, 250 ms of
1
500 ms. De oospronkelijke instelling is OFF.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerking:
U kunt subnummer 2 (Hang Time) alleen kiezen
wanneer u de S-meter squelch heeft ingeschakeld.
Page 75
BERICHT BIJ INSCHAKELEN
CALL
CALL
Bij het inschakelen van de zendontvanger verschijnt als begroeting het woord “KENWOOD” en dit blijft ongeveer 2 seconden oplichten. Indien gewenst, kunt u deze begroeting veranderen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 2 (Front Panel).
CALL
VOL SQL
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
De laatste letter knippert.
5 Druk op
De cursor komt bij de eerste letter te staan.
6 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het eerste teken te kiezen.
en kies subnummer 2 (Power On Msg).
ss
CALL
2
[SET]
[VFO]
1
.
.
VOL SQL
Druk op [MHz] om de tekens in blokken van 4 tekens te doorlopen. Druk nogmaals op [MHz] om deze functie weer uit te schakelen.
7 Druk op
De tweede letter knippert.
ss
[
s
]
.
ss
8 Herhaal stap 6 en 7 om in totaal 7 tekens in te voeren.
Als u na het invoeren van het 7de teken op een pieptoon die u erop attent maakt dat er geen tekens meer ingevoerd kunnen worden.
Druk op
Druk op [VFO] om alle tekens te wissen en opnieuw te beginnen bij het eerste teken.
9 Druk op
tt
[
t
]
om het voorgaande teken opnieuw in te voeren.
tt
[SET]
om de procedure af te sluiten.
ss
[
s
]
drukt, hoort u
ss
10 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
DISPLAY-DEMONSTRATIEFUNCTIE
Bij inschakelen van deze functie laat de zendontvanger een aantal voorgeprogrammeerde demonstraties op het display zien. De zendontvanger is normaal bruikbaar tijdens de demonstraties. Wanneer u een toets op de zendontvanger of microfoon indrukt of aan de Afstemknop draait, wordt meteen de normale display­aanduidingsfunctie ingeschakeld. Wordt hierna gedurende 12 seconden geen nieuwe bediening uitgevoerd, dan schakelt de zendontvanger weer over op de demonstratiefunctie.
[F]
Druk op te schakelen.
+[ ] om de demonstratiefunctie beurtelings in en uit
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-69
Page 76
WIJZIGEN VAN DE DISPLAY-CONDITIES
CALL
CALL
CALL
CALL
CALL
1
DISPLAY-DIMMER
2
3
4
5
6
U kunt de display-verlichting afstellen zodat overeenkomstig de situatie een optimaal zicht wordt verkregen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 3 (Display).
CALL
AUTOMATISCHE DISPLAY-DIMMER
Als deze functie is ingeschakeld, wordt de helderheid van het display voor ongeveer 5 seconden een stapje versterkt bij de bediening van een voorpaneeltoets, een microfoontoets of de Afstemknop. De display-verlichting verandert niet wanneer de meest heldere instelling (niveau 1) is gekozen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 3 (Display).
CALL
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
7
8
9
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 3 (Dimmer).
ss
CALL
2
[SET]
om in te stellen op niveau 1 (meest helder)
1
~ niveau 4 (minst helder), of om deze functie uit te schakelen (OFF). De oorspronkelijke instelling is niveau 1.
VOL SQL
VOL SQL
3 Druk op
4 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 4 (Auto Dimmer).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te
1
schakelen (oorspronkelijke instelling).
VOL SQL
VOL SQL
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
CALL
2
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
VOL SQL
1
N-70
Page 77
DISPLAY-CONTRAST
CALL
CALL
CALL
CALL
CALL
Kies het display-contrast waarbij de aflezing zo goed mogelijk is. De afleesbaarheid van de aanduidingen op het display verschilt afhankelijk van de hoek waaronder het voorpaneel is gemonteerd, de gekozen display-aanduidingsfunctie (positief/ negatief) en de omgevingstemperatuur.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 3 (Display).
CALL
VOL SQL
3 Druk op
4 Druk op
niveau 16. De oorspronkelijke instelling is niveau 8.
ss
[
s
]
en kies subnummer 2 (Contrast).
ss
CALL
2
[SET]
om het contrast in te stellen op niveau 1 ~
CALL
1
VOL SQL
POSITIEF/NEGATIEF DISPLAY-OMKERING
U kunt kiezen of u een positief of een negatief beeld op het display wilt hebben.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 3 (Display).
CALL
VOL SQL
3 Druk op
4 Druk op
(oorspronkelijke instelling) of positief beeld.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (Reverse Mode).
ss
CALL
2
[SET]
om te kiezen voor een negatief beeld
1
VOL SQL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
2
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
1
VOL SQL
17
18
19
20
21
N-71
Page 78
TOEWIJZEN VAN ANDERE FUNCTIES AAN DE
1
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN
De programmeerbare functietoetsen zijn [PF], [MR], [VFO] en
2
[CALL] en deze bevinden zich op de voorzijde van de microfoon.
3
Indien gewenst, kunt u de functies die aan deze toetsen zijn toegewezen wijzigen.
4
5
6
7
8
9
Programmeerbare functietoets
[PF]
[MR]
[VFO]
[CALL]
Toewijzen van de functie van een voorpaneeltoets aan de
10
programmeerbare functietoetsen:
1 Druk op een van de volgende toetscombinaties afhankelijk
11
12
13
14
15
16
van de toets die u wilt programmeren:
Microfoon [PF]+[ ] (“PF 1” verschijnt) Microfoon [MR]+[ Microfoon [VFO]+[ Microfoon [CALL]+[
] (“PF 2” verschijnt)
] (“PF 3” verschijnt)
] (“PF 4” verschijnt)
2 Druk op de voorpaneeltoets (of toetscombinatie) waarvan u
de functie wilt toewijzen aan de gekozen programmeerbare functietoets.
Oorspronkelijke functie
Keuze van zendband
Kanaalgeheugen
VFO frequentiekeuze
"Call" oproepkanaal
De volgende typen functies kunnen geprogrammeerd worden:
[F],
[TOETS]
De volgende functies kunnen niet geprogrammeerd worden:
[F]
[TOETS]+[ ]
[F]
+ Microfoon [TOETS]
VOL regelaars
De voorpaneeltoets blijft normaal bruikbaar nadat de functie hiervan aan de programmeerbare functietoets is toegewezen.
Om de oorspronkelijke functies aangegeven in de bovenstaande tabel weer in te stellen, dient u de aanwijzingen voor Volledig Terugstellen uit te voeren {blz. 35}.
Opmerkingen:
Als de
LOCK
“aan” staat, kunt u geen nieuwe functies aan de programmeerbare functietoetsen toewijzen.
Als in stap 2 de van de VFO/MR schakelaar geprogrammeerd.
schakelaar aan de achterzijde van de microfoon op
PTT
aan/uit-schakelaar
SQL regelaars
schakelaar wordt ingedrukt, wordt de functie
[F] (1 s)
, [ T OETS][TOETS] [TOETS] (1 s)
[F] (1 s)
Afstemknop
17
18
19
20
21
N-72
Page 79
Toewijzen van een functie die niet beschikbaar is met de
CALL
CALL
voorpaneeltoetsen:
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 16 (Microphone).
CALL
VOL SQL
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
Bij meermalen indrukken van
en kies subnummer 2 (PF 1) of subnummer 5 (PF 4).
ss
CALL
2
[SET]
om de gewenste functie te kiezen.
1
VOL SQL
[SET]
verandert de functie als
volgt: Gebruiker-instelling
Monitor Intoetsfunctie Spraak
PWR schakelaar (alleen PF 1) 1750 Hz toon (alleen TM-V7E)
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
Gebruiker-instelling (User Setting):
Voor het instellen van de voorpaneeltoets-functie die u heeft toegewezen {blz. 72}.
Monitor:
Met deze functie wordt de squelch geopend en kunt u luisteren of er activiteit is op de huidige frequentie. De monitorfunctie is handig bij het instellen van de geluidssterkte of bij ontvangst van zwakke signalen.
De monitorfunctie wordt beurtelings in- en uitgeschakeld bij indrukken van de microfoontoets waaraan deze functie wordt toegewezen.
De scanfuncties werken niet als de monitorfunctie is ingeschakeld (squelch is geopend).
Intoetsfunctie (Enter):
Als deze functie aan een toets wordt toegewezen, kunt u rechtstreeks nummers invoeren met het toetsenpaneel van de MC-53DM microfoon. Zie “RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUMMERS VIA HET TOETSENPANEEL” {blz. 74}.
Spraak (Voice):
Als deze functie wordt toegewezen, kunt u met de toets de pieptoonfunctie in- en uitschakelen die de frequentie van de huidige bedieningsband via pieptonen van verschillende toonhoogte aangeeft. Druk op een willekeurige toets om de pieptonen te stoppen.
aan/uit-schakelaar:
Als deze functie wordt toegewezen, werkt de toets als aan/uit­schakelaar. Deze functie kan enkel aan PF 1 worden toegewezen.
1750 Hz toon (alleen TM-V7E):
Na het loslaten van de omgeprogrammeerde microfoontoets bij ingeschakelde zendsignaal-vasthoudfunctie zal de zendontvanger nog 2 seconden in de zend-stand blijven; de 1750 Hz toon wordt echter alleen continu uitgezonden zolang de omgeprogrammeerde microfoontoets ingedrukt wordt gehouden.
•U kunt ook de zendsignaal-vasthoudfunctie gebruiken om voor 2 seconden continu een 1750 Hz toon uit te zenden na het loslaten van de omgeprogrammeerde microfoontoets. Om deze functie in te schakelen, roept u subnummer 3 (1750 Hz Timer) van menu-nummer 5 (Repeater) op.
N-73
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 80
RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUMMERS VIA HET
1
TOETSENPANEEL
U kunt de cijfertoetsen op de MC-53DM microfoon gebruiken voor
2
het rechtstreeks invoeren van de afstemfrequentie, het
3
geheugenkanaalnummer of de toonfrequentie. U dient wel eerst de “Enter” intoetsfunctie aan een van de programmeerbare
4
functietoetsen toe te wijzen {blz. 72}.
5
INTOETSEN VAN EEN AFSTEMFREQUENTIE
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen. 3 Druk op de microfoontoets waaraan de intoetsfunctie is
toegewezen.
Het display verandert. U kunt op dit display rechtstreeks frequenties invoeren.
4 Voer de gewenste frequentie in met de cijfertoetsen van
de microfoon.
•Voer de cijfers van de frequentie in van hoog naar laag (links naar rechts).
Als de geldende frequentiestap 5 kHz, 10 kHz, 15 kHz, 20 kHz, 25 kHz, of 50 kHz bedraagt, dient u de waarde van de frequentie tot en met de 1 kHz eenheden in te voeren. Voer hierbij voor de 1 kHz eenheden de 0 of de 5 in.
Bij modellen waar het ontvangstbereik meer bedraagt dan 10 MHz, zult u als eerste cijfer de 10 MHz tientallen moeten invoeren. Bij de andere modellen begint u met het cijfer voor de 1 MHz eenheden.
N-74
Opmerkingen:
Als u op een andere toets dan langer dan 10 seconden geen toets indrukt, komt de rechtstreekse invoerfunctie te vervallen en wordt de VFO frequentiekeuze hersteld.
Als u tijdens het invoeren van de frequentie op de van de microfoon drukt, gelden de nieuw ingevoerde cijfers, maar voor de nog niet gekozen cijfers zullen de eerdere gegevens ongewijzigd blijven.
Met uitzondering van de 1 kHz eenheden zal bij invoeren van een cijfer dat buiten het afstembereik valt, in plaats daarvan het dichtstbijzijnde cijfer binnen het afstembereik worden aangegeven. Voor de 1 kHz eenheden zal bij indrukken van toets
[0] ~ [4] [5] ~ [9]
Als de geldende frequentiestap 6,25 kHz, 12,5 kHz, of 25 kHz bedraagt, kunt u volstaan met het invoeren van het cijfer voor de 10 kHz tientallen. Het 10 kHz cijfer en de volgende cijfers worden automatisch ingesteld op de dichtstbijzijnde waarde voor de ingedrukte toets, zoals in de onderstaande tabel is aangegeven.
10 kHz toets
worden ingesteld op “0” en bij indrukken van toets wordt er ingesteld op “5”.
Frequentie
(kHz)
0
1
2
3
4
00
12,5
25
37,5
37,5
[0] ~ [9]
of
10 kHz toets
5
6
7
8
9
[Enter]
drukt, of als u
[Enter]
toets
Frequentie
(kHz)
50
62,5
75
87,5
87,5
Page 81
INTOETSEN VAN EEN GEHEUGENKANAALNUMMER
1 Kies de gewenste band. 2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te
schakelen.
3 Druk op de microfoontoets waaraan de intoetsfunctie is
toegewezen.
“– –” of “– – –” verschijnt afhankelijk van het aantal geheugenkanalen dat beschikbaar is op de gekozen band.
4 Voer 2 of 3 cijfers in met de cijfertoetsen van de
microfoon.
Om bijvoorbeeld kanaal 3 op te roepen, voert u “03” of “003” in.
Als u op een andere toets dan [0] ~ [9] drukt, of als u langer dan 10 seconden geen toets indrukt, verschijnt de laatst getoonde frequentie weer op het display.
Als u een nummer invoert van een geheugenkanaal waarin geen gegevens zijn vastgelegd, klinkt er een waarschuwingspieptoon.
INTOETSEN VAN EEN TOONFREQUENTIE
1 Kies de gewenste band.
[TONE]
2 Druk op 3 Druk op
De ingestelde toonfrequentie verschijnt.
[F] (1 s), [T.SEL]
4 Druk op de microfoontoets waaraan de intoetsfunctie is
toegewezen.
“– –” verschijnt.
5 Voer met de cijfertoetsen van de microfoon het nummer in
dat correspondeert met de gewenste toonfrequentie.
Zie de tabel in de paragraaf “KIEZEN VAN DE TOONFREQUENTIE” {blz. 25} voor de nummers die bij de toonfrequenties horen.
Om bijvoorbeeld toonnummer 3 (74,4 Hz) te kiezen, voert u “03” in.
Als u op een andere toets dan [0] ~ [9] drukt, of als u langer dan 10 seconden geen toets indrukt, verschijnt de laatst getoonde frequentie weer op het display.
om de toonfunctie in te schakelen.
.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
N-75
17
18
19
20
21
Page 82
WIJZIGEN VAN DE LUIDSPREKER-CONFIGURATIE
CALL
1
Bij gebruik van een of twee externe luidsprekers kunt u kiezen uit diverse luidspreker-configuraties. Kies instelling 1 of 2 afhankelijk
2
van de band waarbij de interne luidspreker en/of de externe luidsprekers moeten functioneren.
3
Bij gebruik van één externe luidspreker aangesloten op
4
luidsprekeraansluiting 1:
Instelling 1: VHF band (externe luidspreker)/ UHF band
5
(externe luidspreker)
6
Instelling 2: VHF band (externe luidspreker)/ UHF band (externe luidspreker)
7
Bij gebruik van één externe luidspreker aangesloten op
8
luidsprekeraansluiting 2:
9
Instelling 1: VHF band (interne luidspreker)/ UHF band (externe luidspreker)
10
Instelling 2: VHF band (externe luidspreker)/ UHF band (interne luidspreker)
11
Bij gebruik van twee externe luidsprekers:
12
Instelling 1: VHF band (externe luidspreker 1)/ UHF band (externe luidspreker 2)
13
Instelling 2: VHF band (externe luidspreker 2)/ UHF band (externe luidspreker 1)
14
15
16
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 14 (Audio).
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 2 (Speaker).
ss
CALL
2
[SET]
om instelling 1 (oorspronkelijke instelling) of 2
1
VOL SQL
te kiezen.
5 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
17
18
19
20
21
N-76
Page 83
AFSTANDSBEDIENING MET BEHULP VAN DE MICROFOON
U kunt veel instellingen van de zendontvanger wijzigen met behulp van de toetsen op de MC-53DM of MC-45DM microfoon, in plaats van met de toetsen en regelaars op de zendontvanger zelf. In dit geval worden de DTMF tonen gebruikt voor het maken van de gewenste instellingen. Schakel voor het gebruik van deze functie eerst de microfoon-afstandsbediening in op het instelmenu {blz. 78}.
Opmerking:
andere zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw MC-53DM of MC-45DM microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het geval is, kan het gebeuren dat de afstandsbedieningsfunctie die in dit hoofdstuk wordt beschreven niet juist werkt.
Zie de onderstaande tabel voor de functies die in- en uitgeschakeld worden, of de instellingen die gewijzigd worden, bij het indrukken van de DTMF toetsen.
Toets
1
2
3
4
5
6
7
1
Bij zendontvangers voorzien van de los verkrijgbare VS-3 eenheid wordt de weergegeven informatie aangekondigd {blz. 82}.
2
Na indrukken van de toets, drukt u op [ ] om het niveau te verlagen en op [#] om het niveau te verhogen.
Houd er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van
Functie
Visuele scanfunctie
Toon/ CTCSS
Omwisselfunctie
Wijzigen 1 MHz frequentiestap
Monitor
Frequentie-aanduiding d.m.v. pieptonen
1
Geluidssterkte instelling
2
Toets
8
Dubbelbands ontvangst
9
Squelch instelling
0
Zendvermogen instelling
A
Intoetsfunctie
B
Bedieningsband selectie
C
D
[F]
Frequentie verlagen
#
Frequentie verhogen
Functie
toets
2
U kunt tevens de volgende instellingen maken door eerst op te drukken (bijv.
Toets Toets
2
Toon selectie
Verschuivingsrichting
3
selectie
Vergrendelen DTMF
5
[F]
, microfoontoets [2]).
Functie
1
6
Vrijgeven DTMF toetsenpaneel
C
Repeteerfunctie
Functie
2
toetsenpaneel
1
Na het inschakelen van de toonfunctie, drukt u op microfoontoets [2] en vervolgens op [ toonfrequentie te wijzigen.
2
Alleen V.S./ Canada
Opmerkingen:
Alleen V.S.:
Het is niet toegestaan bedieningscodes over de VHF
] of [#] om de
[F]
, dan
band te zenden. Bedieningscodes mogen alleen over de UHF band worden gezonden.
U kunt niet gelijktijdig de Geluidssterkte Instelling en de Squelch Instelling functie activeren.
Als u na het activeren van de microfoon-afstandsbediening een geheugenkanaal oproept waarvoor de DTSS of Page status als "Aan" is vastgelegd, zal de DTSS of Page-functie niet werken.
[F]
N-77
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 84
INSCHAKELEN VAN DE MICROFOON-AFSTANDSBEDIENING
CALL
CALL
1
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 16 (Microphone).
2
3
CALL
4
5
2
VOL SQL
6
7
3 Druk op
ss
[
s
]
en kies subnummer 1 (Mic Control).
ss
8
9
CALL
10
11
12
4 Druk op
13
14
(oorspronkelijke instelling).
5 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te schakelen
1
VOL SQL
15
16
17
18
19
20
21
N-78
Page 85
PACKET-COMMUNICATI
CALL
CALL
Door de zendontvanger via een Terminal Node Controller (TNC) {blz. 6} op een personal computer aan te sluiten, kunt u e-mail sturen naar verafgelegen stations of informatie ontvangen vanaf uw plaatselijke bulletin board. Bovendien heeft u de beschikking over diverse andere Packet-toepassingen. Neem contact op met uw amateurradio speciaalzaak voor nadere bijzonderheden betreffende het gebruik van uw zendontvanger voor Packet­communicatie.
ACTIVEREN VAN DE ZEND/ONTVANGST-BAND VOOR GEGEVENSTRANSMISSIE
Indien u wenst, kunt u gegevens versturen en ontvangen via een uitsluitend-ontvangst band waarbij de "PTT" aanduiding niet oplicht. De band met "PTT" is de band die gebruikt wordt voor spraak-communicatie.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 15 (Data Transfer).
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
schakelen (oorspronkelijke instelling).
5 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
De aanduiding "-Data-" verschijnt bij de zend/ontvangst-band die gebruikt wordt voor gegevenstransmissie.
en kies subnummer 2 (Data Band).
ss
CALL
2
[SET]
om de functie beurtelings in en uit te
1
VOL SQL
1200/ 9600 bps COMMUNICATIE
Kies, afhankelijk van uw type TNC, 1200 of 9600 bps voor de gegevensoverdracht-snelheid.
1200 bps:
De gevoeligheid van de zendgegevens-ingang (PKD) is 40 mV en de ingangsimpedantie is 10 k. Deze specificaties zijn geschikt voor een doorsnee 1200 bps TNC.
9600 bps:
De gevoeligheid van de zendgegevens-ingang (PKD) is 2 V de ingangsimpedantie is 10 k. Deze specificaties zijn geschikt voor de meeste 9600 bps TNC's. Kies 9600 bps bij gebruik van een dubbele snelheid TNC die enkel een 2 V
uitgang heeft.
P-P
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 15 (Data Transfer).
ss
[
s
]
3 Druk op
4 Druk op
en kies subnummer 1 (Data Speed).
ss
CALL
2
[SET]
om beurtelings om te schakelen tussen 1200 bps
1
VOL SQL
(oorspronkelijke instelling) en 9600 bps.
5 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
P-P
N-79
P-P
en
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 86
Opmerkingen:
Packet zendgegevens-ingang
Voor de zendgegevens vanaf de TNC naar de zendontvanger
Aarde voor PKD
Packet standby
De TNC kan deze pen gebruiken voor het uitschakelen van de microfooningang van de zendontvanger
tijdens het zenden van packet-signalen.
Uitgang geregistreerde 9600 bps gegevens (500 mV
P-P, 10 k)
Werkt tevens als een gemeenschappelijke pen voor de 1200
bps en 9600 bps gegevens-uitgang.
Uitgang geregistreerde 1200 bps gegevens. (500 mV
P-P, 10 k)
Squelch-regeluitgang
Blokkeert het zenden van gegevens door de TNC wanneer de squelch van de zendontvanger geopend is. Voorkomt interferentie in spraakcommunicatie op dezelfde frequentie. Voorkomt tevens nieuwe pogingen. Uitgangsniveau Squelch opent: +5 V (hoog) Squelch sluit: 0 V (laag)
Be-
naming
Pen
nr.
Functie
PKD
DE
PKS
PR9
PR1
SQC
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Als de zendvertragingstijd van uw TNC niet lang genoeg is, kunnen er communicatiefouten optreden. Mochten deze fouten vaak optreden, stel dan de zendvertragingstijd-parameter op uw TNC met behulp van uw computer in op 300 ms.
Het gebruik van een modulatie-ingangsniveau dat aanzienlijk afwijkt van de optimale 40 mV
p-p
of 2 V
p-p
specificatie kan resulteren in een minder gunstige signaal/ruisverhouding of dit leidt tot signaalvervorming. Als gevolg hiervan zal de communicatie met andere stations mogelijk door veel "errors" worden gestoord of het kan zelfs geheel onmogelijk zijn om een contact tot stand te brengen.
Als het modulatie-ingangsniveau ongeveer 3 V het begrenzingscircuit in werking. Dit circuit zorgt ervoor dat dezelfde zend-bandbreedte gehandhaafd wordt als bij 3 V
Bij Packet-communicatie zijn de omstandigheden tijdens het zenden en ontvangen van groot belang waardoor het gebruik van een volschalige S-meter aanduiding essentieel is voor een betrouwbare werking. Als de S-meter aanduiding niet tot de maximumwaarde loopt tijdens 9600 bps communicatie, zullen er veel communicatiefouten optreden.
Invoeren van 9600 bps GMSK signalen met een te hoog niveau of invoeren van sterk vervormde signalen kan leiden tot fouten en een te brede zend-bandbreedte waardoor andere zenders zullen worden gestoord.
PEN-OPSTELLING VAN DE DATA AANSLUITING
In deze paragraaf wordt de functie van iedere pen van de DATA aansluiting beschreven.
DATA aansluiting
N-80
p-p
overschrijdt, treedt
p-p
.
E (GND)
Opmerkingen:
Als uw TNC een gemeenschappelijke pen voor de 1200 bps en 9600 bps gegevens-ingang heeft, dient u deze pen te verbinden met de PR9 pen van de DATA aansluiting. Kortsluiten van de PR9 en PR1 pen resulteert in een foutieve werking van de TNC.
Als gelijkspanning op de PR1 pen wordt gezet, is het mogelijk dat de TNC niet werkt. Mocht dit voorkomen, sluit dan een 10 µF condensator aan tussen de PR1 pen en de TNC. Let goed op de polariteit van de condensator.
Page 87
REPETEERFUNCTIE (ALLEEN V.S./ CANADA)
CALL
Deze zendontvanger biedt de mogelijkheid om signalen die ontvangen worden op de VHF of de UHF band te repeteren, d.w.z. opnieuw uit te zenden. Zo kunt u bijvoorbeeld een signaal dat ontvangen wordt op de VHF band, weer uitzenden op de UHF band. Op dezelfde wijze kunt u een signaal dat ontvangen wordt op de UHF band, weer uitzenden op de VHF band. Bij gebruik van deze functie heeft u de keuze tussen de band-geblokkeerd repeteerfunctie of de kruising-repeteerfunctie.
Opmerkingen:
U kunt de repeteerfunctie niet activeren nadat u de DTSS of Page­functie heeft ingeschakeld, nadat u de VHF/VHF of UHF/UHF mode heeft gekozen, of wanneer u de frequentie-aanduiding van een bepaalde band heeft uitgeschakeld.
Bij inschakelen van de repeteerfunctie wordt de automatische bandwisselfunctie (A.B.C.) of de Automatische Simplex Controlefunctie (ASC) uitgeschakeld.
De "TOT" uitschakelklok wordt vast ingesteld op 3 minuten.
BAND-GEBLOKKEERD REPETEERFUNCTIE
Bij gebruik van deze repeteerfunctie gebruikt de zendontvanger dezelfde band voor ontvangst en zenden van het signaal.
1 Druk op de rechter of linker [BAND SEL] toets om de band te
kiezen die gebruikt moet worden om te zenden.
2 Druk op de linker [BAND SEL]+[ ] om de band-geblokkeerd
repeteerfunctie in te schakelen.
De aanduiding "PTT" knippert.
Herhaal deze stap om de repeteerfunctie uit te schakelen.
KRUISING-REPETEERFUNCTIE
Bij gebruik van deze functie kan de zendontvanger tevens de huidige uitsluitend-ontvangst band omschakelen naar de zendband wanneer een signaal ontvangen wordt op de zendband.
1 Druk op de rechter of linker [BAND SEL] toets. 2 Druk op [CONT SEL]. 3 Druk op de rechter [BAND SEL]+[
] om de kruising-
repeteerfunctie in te schakelen.
De aanduiding "PTT" knippert.
Herhaal deze stap om de repeteerfunctie uit te schakelen.
ZEND-AANHOUDFUNCTIE
Wanneer deze functie is ingeschakeld, blijft het toestel tot ongeveer 500 ms nadat het signaal is weggevallen in de zend­stand staan.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen. 2 Kies menu-nummer 17 (Repeater).
CALL
VOL SQL
[SET]
3 Druk op
(de oorspronkelijke instelling) uit te schakelen.
4 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
om de functie beurtelings in en
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
N-81
21
Page 88
VS-3 STEMSYNTHESIZER (LOS VERKRIJGBAAR)
1
Door in uw zendontvanger de VS-3 stemsynthesizer aan te
2
brengen {blz. 84}, zal de zendontvanger telkens wanneer u de bedrijfsstand van het toestel verandert, zoals VFO of Geheugen-
3
oproep, de nieuwe instelling aankondigen.
4
De onderstaande tabel toont de aankondiging van de zendontvanger wanneer de nieuwe functie wordt ingeschakeld.
5
Hoorbare aankondiging
“VFO”
“MR”
“Call”
“PM”
“Menu”
Huidige frequentie
“Enter”
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Toets die wordt ingedrukt
6
[VFO]
7
[MR]
8
9
[CALL]
[PM]
Nieuwe functie
VFO
Geheugen­oproepfunctie
"Call" oproepkanaal
Programma­geheugen
[MNU]
[BAND SEL]
Menu
Nieuwe zendband/ bedieningsband
PF toets van microfoon geprogrammeerd met Intoetsfunctie (Enter) {blz. 72}
1
Als de geheugen-oproepfunctie is ingesteld, kondigt de
Rechtstreekse nummer-invoer via toetsenpaneel
2 
zendontvanger het kanaalnummer, het woord "channel" en de frequentie aan.
2
Bij indrukken in de VFO of geheugen-oproepstand.
De zendontvanger kondigt bovendien de weergegeven informatie als volgt aan bij indrukken van microfoontoets [6] in de microfoon­afstandsbedieningsstand {blz. 77} of bij indrukken van de PF toets geprogrammeerd met de spraakfunctie {blz. 72}.
In de VFO stand wordt de VFO frequentie op de bedieningsband aangekondigd, met als eerste het 100 MHz cijfer. Om het MHz decimaalteken aan te kondigen, hoort u "point".
Als de geheugen-oproepfunctie is ingesteld, hoort u het kanaalnummer, het woord "channel" en de frequentie. Bij de L of U kanalen hoort u "low" of "up", het kanaalnummer en de frequentie.
•Wanneer de aanduidingsfunctie voor de geheugenkanaalnummers is ingeschakeld, wordt alleen het kanaalnummer aangekondigd. Bij de L of U kanalen hoort u “low” of “up” en het kanaalnummer.
Als het "Call" oproepkanaal is ingesteld, hoort u "call" en de frequentie.
Opmerkingen:
Om de stemsynthesizer uit te schakelen nadat de los verkrijgbare
1
VS-3 eenheid is aangebracht, roept u menu-nummer 14 (Audio) op, selecteert dan subnummer 3 (Voice) en kiest vervolgens de instelling OFF.
Als de zendontvanger-vergrendeling of de totaalvergrendeling is ingeschakeld, hoort u alleen een aankondiging wanneer in de microfoon-afstandsbedieningsstand op microfoontoets gedrukt of wanneer op de PF toets geprogrammeerd met de spraakfunctie wordt gedrukt.
De stemsynthesizer werkt niet tijdens zenden of scannen.
[6]
wordt
21
N-82
Page 89
MC-45
Multifunctionele Mikrofoon
MC-45DM
Multifunctionele Mikrofoon met DTMF-toetsen
LOS VERKRIJGBARE ACCESSOIRES
MC-53DM
Multifunctionele Mikrofoon met DTMF-toetsen
MC-80
Tafelmicrofoon (MJ-88 vereist)
PS-33
Gestabiliseerde DC Voeding
DFK-3C
Afneembare Voorpaneelkabel (3 m)
1
2
3
4
5
6
7
DFK-4C
Afneembare Voorpaneelkabel (4 m)
SP-41
Mobiele luidspreker
DFK-7C
Afneembare Voorpaneelkabel (7 m)
SP-50B
Communicatie­luidspreker
PG-2N
DC Voedingskabel
PG-5A
Datakabel
PG-3G
Ontstoringsfilter DC-Lijn
MJ-88
Mikrofoonplugadapter
PG-3B
Ontstoringsfilter DC-Lijn
MJ-89
Schakelaar Modulaire Mikrofoonplug
VS-3
Stemsynthesizer
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-83
Page 90
INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES
1
AANBRENGEN VAN DE VS-3 STEMSYNTHESIZER-EENHEID
2
LET OP:
3
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL ALVORENS U BEGINT.
4
1 Verwijder de 5 schroeven uit het bovenpaneel van de
5
6
7
8
9
10
11
2 Pak de VS-3 eenheid met de componentzijde naar binnen
12
13
14
15
16
SCHAKEL DE ZENDONTVANGER UIT EN VERBREEK DE
zendontvanger.
FM DUAL BANDER TM-V7
KENWOOD
gekeerd vast en steek de aansluitstekker in de corresponderende aansluiting van de zendontvanger.
Componentzijde
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
AANBRENGEN VAN EEN AFNEEMBAAR VOORPANEEL (DFK-3C/ DFK-4C/ DFK-7C)
LET OP:
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL ALVORENS U BEGINT.
1 Druk tegen de ontgrendelschakelaar aan de achterzijde van
2 Hang de stekker van de kabel voor het afneembare
SCHAKEL DE ZENDONTVANGER UIT EN VERBREEK DE
het voorpaneel en neem het voorpaneel van het hoofdtoestel.
•Wees voorzichtig dat u het voorpaneel na het losmaken niet
laat vallen.
Ontgrendelschakelaar
KENWOOD
F
M D
U A
L B
A
N D
E R
T M
-V 7
voorpaneel over de klauw op het hoofdtoestel en maak de stekker met de bijgeleverde schroef vast.
Als de schroef loszit, is het mogelijk dat de zendontvanger niet juist werkt.
17
18
19
3 Breng het bovenpaneel weer aan (5 schroeven).
20
21
N-84
Aanzicht bij verwijderd voorpaneel
Page 91
3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het one-touch
paneel.
Steek eerst de open hoeken van de stekker in de opening zodat deze juist zijn uitgelijnd met het uitlijnlipje.
Uitlijnlipje
Open hoek
Beugel
Schroef
4 Bevestig het voorpaneel op het one-touch paneel door eerst
de linker achterrand van het voorpaneel te plaatsen en dan de rechterzijde van het voorpaneel stevig tegen het one-touch paneel te drukken.
•Wanneer de ontgrendelschakelaar vastklikt, is het voorpaneel juist bevestigd.
5 Zet de montagebeugels in elkaar en installeer het voorpaneel
op de gewenste plaats in het voertuig.
Bij montage in een voertuig dient u een beschermplaat onder de beugel aan te brengen om beschadiging aan het voertuig te voorkomen.
Bepaal de gewenste inbouwhoek van het voorpaneel voordat u de twee inbusschroeven vastdraait.
Leid de kabel zodanig dat de kabel en de aansluitingen niet geforceerd worden.
Zelftappende schroef
(3 mm × 14 mm)
One-touch paneel
14 mm
Platte onderlegring
Inbusbout
Platte onderlegring
Beschermplaat
6 mm
Inbussleutel
Inbusbout
Beschermplaat
Zelftappende schroef
(3 mm × 6 mm)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Op een geschikte plaats in het voertuig
Opmerking:
gevaar oplevert voor de veiligheid van de bestuurder en de passagiers. Draai alle schroeven stevig vast.
Bevestig het voorpaneel op een plaats waar dit geen
N-85
18
19
20
21
Page 92
INSTALLATIEVOORBEELDEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DFK-3C
Voedings­eenheid
One-touch paneel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
(3 m)
Gelijkstroomkabel van hoofdtoestel
Hoofdtoestel
Microfoon
DFK-7C
(6 m)
Voedings­eenheid
One-touch paneel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
Gelijkstroomkabel van hoofdtoestel
Hoofdtoestel
(7 m)
Microfoon
(7 m)
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
DFK-4C
Voedings­eenheid
One-touch paneel
N-86
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
(4 m)
Gelijkstroomkabel van hoofdtoestel
Hoofdtoestel
Microfoon
(4 m)
Monteer het microfoon-aansluitblok van de microfoonkabel die bij de DFK-4C of DFK-7C is geleverd op de gewenste plaats in het voertuig met behulp van de lange zelftappende schroef (3 mm x 25 mm).
Zelftappende schroef
Microfoonkabel
Microfoon-aansluitblok
Page 93
ONDERHOUD
ALGEMENE INFORMATIE
Uw zendontvanger is alvorens verscheping uitvoerig in de fabriek getest. Alle regelbare trimmers, spoelen en weerstanden zijn in de fabriek reeds optimaal ingesteld. Bijstellen van deze onderdelen mag uitsluitend worden gedaan door een erkende vakman die beschikt over de vereiste test- en meetapparatuur. Houd er rekening mee dat indien u zelf, zonder toestemming van de fabrikant, afstellingen of reparaties aan het toestel uitvoert, de garantie zal komen te vervallen.
REPARATIE
Mocht reparatie noodzakelijk zijn, pak het toestel dan in het originele verpakkingsmateriaal in en breng het naar uw dealer of service-centrum. Voeg tevens een volledige beschrijving bij van de problemen of vermoede defecten. Vermeld uw adres, telefoonnummer en faxnummer (indien u een fax heeft), zodat de reparateur indien nodig contact met u op kan nemen voor nadere uitleg. Houd de accessoires van het toestel thuis, tenzij u denkt dat ze met de storing verband kunnen houden.
In geval van reparatie kunt u de zendontvanger naar de officiële KENWOOD dealer brengen waar u het toestel gekocht heeft, of naar een officieel KENWOOD service­centrum. Na de reparatie ontvangt u een afschrift van het reparatierapport. Breng nooit alleen bepaalde onderdelen of circuitplaten van de zendontvanger voor reparatie. Geef de hele zendontvanger aan de reparateur.
Breng een label of etiket met uw naam en telefoonnummer aan op alle voor reparatie aangeboden onderdelen. Mocht u correspondentie voeren over een bepaald probleem, vermeld dan altijd het model- en serienummer van de zendontvanger.
BIJ TECHNISCHE VRAGEN
Mocht u schriftelijk vragen willen stellen omtrent een technische kwestie of bepaald bedieningsprobleem, dan verzoeken wij u zo bondig, volledig en ter zake mogelijk te zijn. Wij verzoeken u ons de volgende informatie te verschaffen:
1 Model- en serienummer van het betreffende toestel 2 Het probleem of de vraag waar u mee zit 3 Is er andere apparatuur in uw station die met het probleem
verband houdt
4 Meterwaarden 5 Overige informatie (menu-instellingen, mode, frequentie,
toetsen die ingedrukt worden, etc.)
LET OP:
KRANTENPROPPEN! IN DIT GEVAL WORDT BIJ EVENTUELE RUWE BEHANDELING TIJDENS HET TRANSPORT NIET VOLDOENDE BESCHERMING GEBODEN EN KAN HET TOESTEL ERNSTIG BESCHADIGD RAKEN.
Opmerkingen:
VERPAK HET TOESTEL NIET IN EEN DOOS MET
Noteer de datum van aankoop, het serienummer en de dealer waarvan u het toestel heeft gekocht.
Houd zelf bij hoe vaak en wanneer u de zendontvanger voor eventuele reparatie heeft weggebracht.
Indien u het toestel onder garantie voor reparatie aanbiedt, voeg dan een kopie bij van de aankoopbon of een dergelijk document dat de datum van aankoop toont.
REINIGEN
Maak de regelaars los van het toestel wanneer deze vuil zijn en reinig ze vervolgens met een mild schoonmaakmiddel en warm water. De behuizing van het toestel kan met een mild schoonmaakmiddel (gebruik geen sterke chemische middelen) en een vochtige doek worden schoongemaakt.
N-87
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 94
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
1
Het overzicht hierna beschrijft een aantal veel voorkomende problemen waar een gebruiker tijdens de bediening mee te maken kan krijgen. Dit soort problemen vinden vaak hun oorzaak in een onjuiste aansluiting, een per ongeluk verkeerd ingestelde regelaar of toets,
2
of een bedieningsfout tengevolge van een onvolledige programmering. Raadpleeg daarom eerst het overzicht hierna en de aangegeven gedeelten in de handleiding, in plaats van al te gauw aan te nemen dat het toestel defect is en het voor reparatie weg te brengen.
3
Opmerking:
4
een gelijkwaardige verhouding, zal er mogelijk een intern zwevingssignaal hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een defect van het apparaat. VHF/UHF mode:
5
(UHF ontvangstfrequentie – 45,05 MHz) x 2 – (VHF ontvangstfrequentie + 38,85 MHz ) x 4 = 38,85 MHz of 45,05 MHz (UHF ontvangstfrequentie – 45,05 MHz) – (VHF ontvangstfrequentie + 38,85 MHz ) x 2 = 38,85 MHz
6
VHF/VHF mode:
(VHF ontvangstfrequentie op de UHF band + 45,05 MHz) x 5 – (VHF ontvangstfrequentie op de VHF band + 38,85 MHz) x 5 = 38,85 MHz
7
(VHF ontvangstfrequentie op de UHF band + 45,05 MHz) x 4 – (VHF ontvangstfrequentie op de VHF band + 38,85 MHz) (VHF ontvangstfrequentie op de VHF band + 38,85 MHz) – (VHF ontvangstfrequentie op de UHF band + 45,05 MHz)
8
UHF/UHF mode:
(UHF ontvangstfrequentie op de VHF band – 38,85 MHz) x 3 – (UHF ontvangstfrequentie op de UHF band – 45,05 MHz) x 3 = 38,85 MHz of 45,05 MHz
9
(UHF ontvangstfrequentie op de VHF band – 38,85 MHz) x 4 – (UHF ontvangstfrequentie op de UHF band – 45,05 MHz) x 4 = 38,85 MHz of 45,05 MHz
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
De zendontvanger kan niet worden ingeschakeld, ook al is er een 13,8 V gelijkstroomvoeding aangesloten en is de uit-schakelaar ingedrukt. Er verschijnt niets op het display.
N-88
Als twee frequenties op dezelfde band worden ontvangen en er tussen deze frequenties een zoals hieronder berekende verhouding bestaat, of
x 4
= 38,85 MHz
x 0,75
= 38,85 MHz
Probleem
aan/
Mogelijke oorzaak
1 De voedingskabel is met omgekeerde
polariteit aangesloten.
2 Een of meer zekeringen van de
voedingskabel zijn doorgeslagen.
3 Het voorpaneel van de zendontvanger
is niet stevig op het hoofdtoestel aangesloten.
4 De kabel van het afneembare
voorpaneel is niet juist aangesloten.
1 Sluit de bijgeleverde gelijkstroomvoedingskabel
juist aan: Rood ( + ); Zwart ( – ).
2 Spoor de oorzaak van de doorgeslagen
zekering(en) op. Pas nadat alle mogelijke problemen verholpen zijn, plaatst u een nieuwe zekering(en) met het voorgeschreven amperage.
3 Scheid het voorpaneel van het toestel met
behulp van de ontgrendelschakelaar aan de achterzijde van het voorpaneel. Gebruik vervolgens dezelfde schakelaar om het voorpaneel weer stevig aan het toestel te bevestigen.
4 Sluit de kabel op de juiste wijze aan.
Oplossing
of 45,05 MHz
Zie blz.
3, 4
5
84
3, 4
Wordt vervolgd
Page 95
Probleem
De zendontvanger werkt niet normaal of de informatie op het display is vreemd.
Het display is niet helder genoeg, alhoewel u een hoog helderheidsniveau heeft ingesteld.
Kiezen van de frequentie met de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon is niet mogelijk.
De meeste toetsen en de Afstemknop werken niet.
De geheugen-oproepfunctie is ingeschakeld, maar er kunnen geen geheugenkanalen met de
Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de
microfoon worden gekozen.
Mogelijke oorzaak
De elektrische aansluitingen op het voorpaneel en het hoofdapparaat zijn vuil.
De voedingsspanning is te laag.
Een van de geheugenkanalen of het "Call" oproepkanaal is gekozen
1 Een van de vergrendelingsfuncties is
ingeschakeld.
2 Het voorpaneel van de
zendontvanger is niet juist aan het hoofdtoestel bevestigd.
1 In geen enkel geheugenkanaal zijn
gegevens vastgelegd, of de vastgelegde gegevens zijn gewist door een Volledige Terugstelling van het geheugen.
2 Het "Call" oproepkanaal is gekozen.
Oplossing
Reinig de aansluitingen op het voorpaneel en het hoofdapparaat met een schoon, licht bevochtigd doekje.
De vereiste voedingsspanning is 13,8 V gelijkstroom ±15% (11,7 V tot 15,8 V gelijkstroom). Valt de ingangsspanning buiten dit bereik, controleer dan de instelling van de voedingseenheid, laad de auto-accu op en/of controleer de aansluiting van de stroomkabel.
Druk op [VFO].
1 Ontgrendel alle vergrendelingsfuncties.
2 Scheid het voorpaneel van het toestel met
behulp van de ontgrendelschakelaar aan de achterzijde van het voorpaneel. Gebruik vervolgens dezelfde schakelaar om het voorpaneel weer stevig aan het toestel te bevestigen.
1 Leg in een aantal geheugenkanalen gegevens
vast.
2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie te
activeren.
Wordt vervolgd
Zie blz.
3, 4
8
67
84
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
N-89
21
Page 96
1
Het zenden begint niet bij
2
indrukken van de [PTT]
3
schakelaar van de microfoon.
4
5
6
Packet-communicatie met
7
andere zenders lukt niet.
8
9
10
11
12
13
14
Opmerking:
15
de schakelaar even in voor Deels Terugstellen of langer dan 1 seconde voor Volledig Terugstellen {blz. 35). Er verschijnt in dit geval geen bevestigingsmelding. Gebruik deze schakelaar als de microcomputer en/of de geheugenchip niet juist werken als gevolg van invloeden van buitenaf.
16
Probleem
1 De stekker van de microfoon steekt
niet ver genoeg in de aansluiting op het voorpaneel.
2 U heeft een zendverschuiving (offset)
ingesteld die de zendfrequentie buiten het toegestane zendbereik heeft geplaatst.
1 Uw frequentie verschilt van die van de
zender waarmee u contact wilt leggen.
2 Het modulatie-niveau van de TNC is
verkeerd.
3 Er is meerweg-vervorming.
4 De zendvertragingstijd van uw TNC is
misschien niet lang genoeg.
U kunt ook de RESET schakelaar gebruiken om de instellingen van de zendontvanger op de oorspronkelijke waarden terug te stellen. Druk
Mogelijke oorzaak
1 Schakel het toestel uit en steek vervolgens de
stekker van de microfoon in de aansluiting totdat het vergrendellipje vastklikt.
2 Druk meermalen op
noch. "–" worden getoond.
1 Kies de juiste frequentie met de Afstemknop.
2 Stel het TNC modulatieniveau in
overeenkomstig de aanwijzingen in de handleiding van de TNC.
3 Draai de antenne in een andere richting of
verplaats de antenne. Het sterkste signaal betekent niet automatisch optimale Packet­communicatie.
4 Het verdient aanbeveling de zendvertragingstijd-
parameter op uw TNC met behulp van uw computer in te stellen op 300 ms.
Oplossing
[F], [SHIFT]
zodat "+"
Zie blz.
6
23
17
79
79
17
18
19
20
21
Aanzicht bij verwijderd voorpaneel
RESET schakelaar
N-90
Page 97
SPECIFICA TIES
Specificaties wijzigbaar zonder voorafgaande kennisgeving of verplichting om technische veranderingen door te voeren.
Algemeen
Frequentiebereik V.S./ Canada
Algemeen
Europa
Functie
Antenne-impedantie
Toelaatbaar temperatuursbereik
Stroomvoorziening
Aardingsmethode
Stroom Zenden (max.)
Ontvangst (bij 2 W uitgangsvermogen)
Frequentiestabiliteit (–10°C ~ +50°C)
Afmetingen (B x H x D uitstekende delen mee gerekend)
Gewicht
VHF Band UHF Band
144 ~ 148 MHz 438 ~ 450 MHz
144 ~ 148 MHz 430 ~ 440 MHz
144 ~ 146 MHz 430 ~ 440 MHz
F3E (FM)
50
–20°C ~ +60°C
13,8 V DC ±15% (11,7 ~ 15,8 V)
Negatieve aarding
11,0 A of minder 10,0 A of minder
1,0 A of minder
Binnen ± 3 ppm
140 x 54,5 x 205,5 mm
1,2 kg
N-91
Page 98
Zender
Vermogensuitgang
Modulatie
Valse emissies
Maximale frequentie-afwijking
Geluidsvervorming (bij 60% modulatie)
Mekrofoonimpedantie
Hoog
Midden
Laag
VHF Band UHF Band
50 W 35 W
Ca. 10 W
Ca. 5 W
Reactantie
–60 dB of minder
±5 kHz
3% of minder
600
Ontvanger
Schakelingen
Tussenfrequentie (1ste / 2dee)
Gevoeligheid
(12 dB SINAD)
Selectiviteit (–6 dB)
Selectiviteit (–60 dB)
Squelch-gevoeligheid
Audio-utigang (8 , 5% vervorming)
Audio-uitgangsimpedantie
Opmerking:
VHF of UHF sub-band in de VHF/VHF of UHF/UHF mode.
De technische gegevens voor de ontvanger gelden enkel wanneer de VHF of UHF hoofd-band wordt gebruikt. Ze gelden niet voor de
VHF of UHF band
VHF of UHF sub-band
(in VHF/VHF of UHF/UHF mode)
N-92
VHF Band UHF Band
Dubbele omzetting
38,85 MHz/ 450 kHz 45,05 MHz/ 455 kHz
0,16 µV of minder
0,25 µV of minder
12 kHz of meer
28 kHz of minder
0,1 µV of minder
2 W of meer
8
Page 99
Loading...