Wij zijn u zeer erkentelijk voor de keuze van deze KENWOOD
FM zendontvanger. Deze compacte, mobiele. Zendontuangers
zijn speciaal ontworpen om een gemakkelijke en eenvoudige
bediening te koppelen aan prima prestaties. De dualband
voorziening is vooral waardevol voor zendamateurs die met een
kleine transceiver, kleiner dan bepaalde modellen met een enkele
band, over de VHF en UHF banden willen beschikken.
KENWOOD is ervan overtuigd dat de compacte uitvoering van
het toestel in combinatie met de gunstige prijs, u zeer tevreden
zullen stellen met dit produkt.
MODELLEN DIE IN DEZE GEBRUIKSAANWIJZING
BESCHREVEN WORDEN
Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op de volgende
modellen:
TM-V7A: 144/440 MHz FM Dubbelbander
(V.S./ Canada)
TM-V7A: 144/430 MHz FM Dubbelbander
(Algemene markt)
TM-V7E: 144/430 MHz FM Dubbelbander
(Europa)
KENMERKEN
•Vier PM (programma-geheugen) kanalen waarin u praktisch
alle huidige instellingen van de zendontvanger kunt
vastleggen zodat deze steeds snel beschikbaar zijn.
•280 geheugenkanalen, 140 voor VHF en 140 voor UHF.
Indien u de geheugenkanalen van een naam voorziet, heeft u
de beschikking over in totaal 180 kanalen.
•"Visuele scan" waarmee de toestand van maximaal
147 frequentie-kanalen gelijktijdig in grafisch formaat kan
worden weergegeven.
•Dubbelbands ontvangst voor gelijktijdige ontvangst van twee
frequenties. U heeft de keuze uit drie configuraties: VHF/UHF,
VHF/VHF en UHF/UHF.
•Bedieningsgids die u op het display het gebruik van de
basisfuncties toont.
•Groot uitgevoerd, alfanumeriek puntraster-display (LCD) met
keuze uit een positief of negatief displaybeeld.
•Compact voorpaneel dat van het apparaat kan worden
losgemaakt en op een andere plaats kan worden aangebracht
om ruimte te besparen of de bediening te vergemakkelijken.
•Speciale DATA aansluiting voor 1200 bps of 9600 bps Packet-
communicatie.
•Gebruik van verschillende banden voor gegevensoverdracht
en spraak-communicatie.
VOORZORGSMAATREGELEN
INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om brand,
lichamelijk letsel of beschadiging van de zendontvanger te
voorkomen:
•Voer bij mobiel gebruik van de zendontvanger geen
afstellingen aan het toestel uit terwijl u rijdt, aangezien u
dan niet voldoende aandacht voor de weg meer heeft.
•Neem tijdens het rijden alle wettelijke bepalingen in acht
betreffende het gebruik van hoofdtelefoons/headsets. Bent
u hiervan niet op de hoogte, vermijd dan het gebruik van
een hoofdtelefoon tijdens het rijden.
•Zend niet langdurig met hoog uitgangsvermogen. De
zendontvanger kan hierdoor oververhit raken.
•Breng geen veranderingen aan in de zendontvanger tenzij
deze specifiek in deze gebruiksaanwijzing of op andere
wijze door KENWOOD zijn aangegeven.
•Stel de zendontvanger niet voor langere tijd bloot aan
direct zonlicht en houd het toestel uit de buurt van
verwarmingselementen.
•Vermijd uitermate stoffige of vochtige plaatsen, of plaatsen
waar de zendontvanger nat kan worden, en zet het toestel
ook niet op een wankel oppervlak.
•Schakel de zendontvanger onmiddellijk uit als een
vreemde geur of rook wordt waargenomen. Neem
vervolgens zo spoedig mogelijk contact op met een
KENWOOD service-centrum of uw dealer.
•De zendontvanger is ontworpen voor gebruik op een 13,8 V
voedingsbron. Gebruik nooit een 24 V accu als
voedingsbron voor de zendontvanger.
Bij dit produkt zijn batterijen geleverd.
Wanneer deze leeg zijn, moet u ze niet
weggooien maar inleveren als KCA
Breng deze zender/ontvanger terug naar uw KENWOOD dealer,
zodat de lege lithium battery kan worden vervangen.
Wanneer de zender/ontvanger niet langer nodig is, breng deze
dan terug naar uw dealer zodat deze battery veilig kan opruimen.
In geval van condensvocht in de zendontvanger:
Als de temperatuur in de ruimte waarin de zendontvanger gebruikt
wordt plotseling wordt verhoogd of als de zendontvanger van een
koude ruimte naar een warme ruimte wordt gebracht, kan zich
condensvocht in het inwendige van het apparaat afzetten. Mocht dit
gebeuren, dan is het mogelijk dat de microcomputer en/of de zend/
ontvangst-circuits niet meer normaal werken, met een foutieve
werking van het apparaat in zijn geheel als gevolg. In dit geval
schakelt u het apparaat uit en laat het een tijdje ongebruikt staan.
Zodra het condensvocht is verdampt, zal de zendontvanger weer
normaal werken.
De MC-53DM en MC-45 microfoons zijn tevens los verkrijgbaar
{blz. 83}.
1
1
Onderdeelnummer
T91-0568-XX
T91-0396-XX
E30-3452-XX
F52-0017-XX
J29-0632-XX
N99-0331-XX
—
B62-1508-XX
Aantal
1 set
TOELICHTING BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
Om de aanwijzingen in deze handleiding zo eenvoudig mogelijk
te houden en onnodige herhalingen te voorkomen, is gekozen
voor de hieronder aangegeven beknopte schrijfstijl.
LET OP:
1
1
DAT U DE TOETS IN IEDERE BEDIENINGSAANWIJZING BINNEN
ONGEVEER 10 SECONDEN INDRUKT. INDIEN DIT NIET WORDT
GEDAAN, WORDT DE VORIGE GEBRUIKSTOESTAND WEER
INGENOMEN.
1
1
1
BIJ DE MEESTE PROCEDURES WORDT VERONDERSTELD
Ga als volgt te werkAanwijzing
Druk op [TOETS].
Druk op
[TOETS] (1 s).
Druk op de TOETS en laat deze los.
Druk op de TOETS en houd deze
ingedrukt totdat de functie
geactiveerd wordt.
1
Druk op
[TOETS1], [TOETS2].
1
Druk op
[TOETS]+[ ].
Druk TOETS 1 even kort in, laat
TOETS 1 los en druk vervolgens
op TOETS 2.
Met de zendontvanger
uitgeschakeld, houdt u de TOETS
ingedrukt en dan schakelt u de
zendontvanger in met een druk op
de [ ] aan/uit-schakelaar.
Druk op
[F] (1 s), [TOETS].
Houd de [F] functietoets tenminste
1 seconde ingedrukt en druk
vervolgens op de TOETS.
Druk op
[F], [TOETS] (1 s).
Druk de [F] functietoets even kort
in, laat de [F] toets los, en houd
vervolgens de TOETS tenminste
1 seconde ingedrukt.
Druk op
[F] + [TOETS].
Houd de [F] toets ingedrukt en druk
dan gelijktijdig op de TOETS.
N-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
VOORBEREIDING VOOR MOBIEL EN VAST STATION GEBRUIK
1
MOBIELE INSTALLATIE
2
Installeer de zendontvanger op een veilige en praktische plaats in
3
de auto waar het toestel geen gevaar oplevert voor de veiligheid
van uw passagiers en uzelf tijdens het rijden. Wanneer u het
4
toestel bijvoorbeeld onder het dashboard aan de passagierszijde
inbouwt, let er dan op dat de passagier niet met de knieën of
5
benen tegen het toestel stoot als er plotseling geremd wordt. Kies
een positie waar het toestel niet blootgesteld staat aan direct
6
zonlicht en waar voldoende ventilatie is.
7
■ INSTALLATIEVOORBEELD
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Gebruik de bijgeleverde montagebeugel om de
zendontvanger in uw auto in te bouwen. U kunt de
zendontvanger in diverse standen in de beugel monteren,
zoals hieronder aangegeven. Kies de stand waarbij de
aanduidingen op het display zo goed mogelijk afleesbaar zijn.
M
4
×
8
M
A
M4×8MAX
X
■ INSTALLATIESTAPPEN
1 Bevestig de montagebeugel met behulp van de
bijgeleverde platte onderlegringen en de zelftappende
schroeven. Er zijn 4 ringen en 4 schroeven bijgeleverd.
•De beugel kan gemonteerd worden met de opening voor
de zendontvanger omlaag gericht voor montage onder
het dashboard, of met de opening omhoog gericht.
•De beugel moet zodanig worden bevestigd dat de
4 schroefgaten aan de rand van iedere beugelzijde aan
de voorzijde zijn.
Platte onderlegring
Zelftappende
schroef
M4
×
8MAX
2 Plaats de zendontvanger en breng vervolgens de
bijgeleverde SEMS zeskantschroeven en de ringen aan.
Voor beide zijden van de beugel zijn 2 schroeven en
2 ringen bijgeleverd.
•Controleer na montage of alles goed vastzit om te
voorkomen dat de beugel of de zendontvanger door
trillingen van het voertuig losraken.
17
18
19
20
21
N-2
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
SEMS schroef
AANSLUITEN VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL
PLAATS DE STROOMINVOERCONNECTOR ZO DICHT MOGELIJK
BIJ HET ZENDONTVANGTOESTEL.
■ MOBIEL GEBRUIK
De auto-accu dient een nominale spanning van 12 V te
hebben. Sluit de zendontvanger nooit op een 24 V auto-accu
aan. Let er op dat de 12 V accu van het voertuig voldoende
stroomcapaciteit beschikbaar heeft. Indien de stroomtoevoer
naar de zendontvanger onvoldoende is, zullen de
aanduidingen op het display tijdens het zenden zwakker
worden of zal het zendvermogen sterk afnemen.
1 Leid de bij de zendontvanger geleverde gelijkstroomkabel
via de kortste weg naar de accu van het voertuig.
•Als een ruisfilter wordt gebruikt, dient dit te worden
gemonteerd met een isolator om te voorkomen dat het
met metalen onderdelen van het voertuig in aanraking
komt.
•Het wordt afgeraden het sigaretteaansteker-contact te
gebruiken omdat de spanning die door dit contact wordt
geleverd onderhevig kan zijn aan ontoelaatbare
schommelingen.
•De kabel dient over de gehele lengte te zijn ommanteld
om deze te beschermen tegen hitte en vocht.
2 Wikkel hittebestendige tape om de zekeringhouder nadat
de kabel op z’n plaats is aangebracht, om binnendringen
van vocht te voorkomen. Maak de kabel over de gehele
lengte vast en laat deze nergens loshangen.
3 Om de kans op kortsluiting te voorkomen, dient andere
bedrading van de negatieve (–) accupool te worden
losgemaakt voordat de kabel van de zendontvanger wordt
aangesloten.
4 Bepaal de polariteit van de aansluitingen en verbind de
gelijkstroomkabel met de accupolen: rood met de
positieve (+) accupool en zwart met de negatieve (–)
accupool.
•Gebruik de volledige lengte van de kabel zelfs als deze
langer dan noodzakelijk is. De zekeringhouders mogen
nooit van de kabel worden verwijderd.
Rood
Zekeringhouder
Zwart
5 Sluit eventueel losgemaakte bedrading weer op de
negatieve accupool aan.
6 Sluit de gelijkstroomkabel aan op de voedingsstekker van
de zendontvanger.
•Druk de stekkers in elkaar totdat het vergrendellipje
vastklikt.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Stevig in elkaar
drukken.
Zekeringhouder
17
18
19
20
21
N-3
■ GEBRUIK ALS VAST STATION
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Om deze zendontvanger als een vast station te kunnen
gebruiken, dient een los verkrijgbare 13,8 V
gelijkstroomvoedingseenheid te worden aangesloten. De
voedingseenheid dient 12 A te kunnen leveren.
1 Sluit de gelijkstroomvoedingskabel aan op de
gelijkstroomvoedingseenheid; let op de polariteit
(rood naar +, zwart naar –).
•Sluit de zendontvanger NOOIT rechtstreeks op een
stopcontact aan.
•Gebruik uitsluitend de bijgeleverde
gelijkstroomvoedingskabel om de zendontvanger op
de voedingseenheid aan te sluiten.
•Vervang de kabel niet door een snoer met een kleinere
diameter.
Zekeringhouder
Rood (+)
Zwart (–)
Gelijkstroomvoedingseenheid
Naar een
stopcontact
2 Sluit de stekker van de gelijkstroomvoedingskabel aan op
de voedingsstekker van de zendontvanger.
•Druk de stekkers in elkaar totdat het vergrendellipje
vastklikt.
Stevig in elkaar
drukken.
Zekeringhouder
Opmerkingen:
◆
Om een optimale prestatie van uw zendontvanger te verkrijgen,
wordt het gebruik van de volgende los verkrijgbare
voedingseenheid aanbevolen:
PS-33 (20,5 A, 25% werkcyclus).
◆
Schakel de zendontvanger en de gelijkstroomvoedingseenheid
uit alvorens deze op elkaar aan te sluiten.
◆
Steek de stekker van de voedingseenheid pas in het stopcontact
nadat alle andere aansluitingen zijn gemaakt.
18
19
20
21
N-4
■ VERVANGEN VAN ZEKERINGEN
Als een zekering doorslaat, dient de oorzaak daarvan te
worden opgespoord en het probleem te worden verholpen.
Pas daarna mag de zekering door een nieuwe worden
vervangen. Wanneer zekeringen herhaaldelijk doorslaan,
maak dan de voedingskabel los en neem contact op met uw
dealer of service-centrum.
Plaats van de zekering
Zendontvanger
Bijgeleverde
gelijkstroomvoedingskabel
LET OP:
VOORGESCHREVEN TYPE EN AMPERAGE.
Opmerking:
niet volledig opgeladen accu wordt gebruikt, of gebruikt wordt terwijl
de motor niet draait, kan de accu uitgeput raken waardoor de motor
niet meer gestart kan worden. Vermijd het gebruik van de
zendontvanger onder deze omstandigheden.
GEBRUIK ENKEL ZEKERINGEN VAN HET
Als de zendontvanger gedurende langere tijd op een
Amperage van de zekering
15 A
20 A
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE
Alvorens het toestel te kunnen gebruiken, dient u een goed
afgestemde antenne met voldoende vermogen te installeren.
Het succes van uw zend- en ontvangstsysteem is grotendeels
afhankelijk van het type antenne en de wijze waarop deze is
aangebracht. De zendontvanger zal uitstekend werken als het
antennesysteem en de installatie daarvan de aandacht krijgt die
het verdient.
Om aan de ingangsimpedantie van de zendontvanger te voldoen,
dient u een antenne met een impedantie van 50 Ω te kiezen.
Gebruik een coaxiaalkabel met laag signaalverlies die eveneens
voldoet aan de 50 Ω impedantiestandaard. Bij aansluiting van de
antenne op de zendontvanger via voedingsleidingen met een
andere impedantie dan 50 Ω neemt de efficiëntie van het systeem
af en kan de ontvangst van TV-toestellen, radio’s en de werking
van andere elektronische apparatuur worden verstoord.
LET OP:
◆
BIJ ZENDEN ZONDER AANSLUITING VAN EEN ANTENNE OF
OVEREENKOMSTIGE BELASTING, KAN DE ZENDONTVANGER
BESCHADIGD RAKEN. SLUIT ALTIJD EERST EEN ANTENNE AAN
ALVORENS MET ZENDEN TE BEGINNEN.
◆
ALS DE ZENDONTVANGER ALS VAST STATION WORDT
GEBRUIKT, DIENT ALTIJD EEN BLIKSEMAFLEIDER TE WORDEN
AANGESLOTEN OM GEVAAR VOOR BRAND OF EEN
ELEKTRISCHE SCHOK, OF BESCHADIGING AAN DE
ZENDONTVANGER, TE VOORKOMEN.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Antenne-aansluiting
Naar antenne
Stekker van antennekabel
16
17
18
19
20
21
N-5
AANSLUITEN VAN ACCESSOIRES
1
■ EXTERNE LUIDSPREKERS
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Gebruik indien gewenst externe luidsprekers. Externe
luidsprekers moeten een impedantie van 8 Ω hebben. Op de
luidsprekeraansluiting kan een 3,5 mm mono (2-geleider) plug
worden aangesloten. Geschikte luidsprekers zijn bijvoorbeeld
de SP-50B en SP-41.
■ MICROFOON
Voor gebruik van de stem-communicatiefuncties
(“voice communication”) dient een 600 Ω microfoon met een
8-polige stekker op de aansluiting op het voorpaneel van de
zendontvanger te worden aangesloten. Druk de stekker naar
binnen totdat het vergrendellipje vastklikt.
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-V7
AANSLUITEN VAN DE APPARATUUR VOOR
PACKET-COMMUNICATIE
Als u van plan bent deze zendontvanger te gebruiken voor
packet-communicatie, heeft u de volgende apparatuur nodig:
•Een personal computer met een communicatie-programma
•Een Terminal Node Controller (TNC)
•Een voedingseenheid voor de TNC
•Een RS-232C kabel
•Een 6-polige DIN ministekker (optie PG-5A)
Zie "PACKET-COMMUNICATIE" {blz. 79} voor de pen-opstelling
van de DATA aansluiting.
Opmerkingen:
◆
Gebruik niet dezelfde voedingseenheid voor de stroomvoorziening
van de zendontvanger en de TNC.
◆
Houd de zendontvanger en de personal computer zo ver mogelijk
van elkaar vandaan, om het oppikken van stoorsignalen door de
zendontvanger te voorkomen.
◆
Aan een eind van de los verkrijgbare PG-5A kabel zit nog geen
stekker. Bevestig hier de stekker die past bij de TNC aansluiting.
RS-232C kabel
Voedingseenheid
voor TNC
Voedingseenheid
voor zendontvanger
KENWOOD
FM DUAL
18
19
20
21
N-6
TNC
PG-5A kabel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-000
TM-V7
q Schakel de gelijkstroomvoedingseenheid
in en druk vervolgens op de schakelaar.
w Draai de VOL en SQL regelaars naar
ongeveer ‘9 uur’.
e Druk op [BAND SEL] en kies de VHF of UHF
band.
r Stem met de Afstemknop op de gewenste
frequentie af.
t
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon
ingedrukt en spreek met normale stem in de microfoon.
y Laat de [PTT] schakelaar los om op
ontvangst over te schakelen.
UW EERSTE QSO
1
Deze gebruiksaanwijzing is een waardevol document dat u zeker niet
samen met het verpakkingsmateriaal weg moet gooien. Door de
hiernavolgende 6 stappen te volgen, bent u meteen in de lucht met uw
eerste QSO. U kunt dan genieten van de opwinding die gepaard gaat aan
het in gebruik nemen van een nieuwe zendontvanger.
Na een paar tests gaat u in een gemakkelijke stoel zitten met een drankje
erbij en neem dan een uur of twee de tijd om deze gebruiksaanwijzing door
te lezen. Op deze wijze raakt u snel vertrouwd met de bediening en vele
mogelijkheden van het toestel.
q
CALL
r
t
y
e
VOL SQL
w
ew
w
w
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
MC-53DM
20
21
N-7
1
CALL
CALL
CALL
CALL
BASISFUNCTIES
2
In dit hoofdstuk worden de basisfuncties van de zendontvanger
3
beschreven en de verschillen tussen de zendband en de
“Control” bedieningsband.
4
VFO frequentiekeuze
5
Druk op de [VFO] toets om deze functie in te schakelen. U kunt
6
nu de actieve frequentie kiezen met de Afstemknop of de
[UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
7
8
CALL
9
10
VOL SQL
11
12
Geheugen-oproepfunctie
Druk op de [MR] toets om deze functie in te schakelen. U kunt nu
13
met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van
14
de microfoon de geheugenkanalen oproepen waarin u de
frequenties en de bijbehorende gegevens heeft vastgelegd. Zie
15
“GEHEUGENKANALEN” {blz. 28} voor nadere bijzonderheden.
16
17
CALL
EERSTE KENNISMAKING
Programma-geheugen (PM)
Druk op de [PM] toets om deze functie in te schakelen. U kunt nu
met behulp van de toetsen
zendontvanger oproepen die u in de PM kanalen heeft
vastgelegd {blz. 36}.
Menufunctie
Druk op de [MNU] toets om deze functie in te schakelen. U kunt
nu met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon het gewenste menu-nummer kiezen.
[1]~[4]
de basisinstellingen voor de
CALL
VOL SQL
CALL
2
VOL SQL
18
19
20
21
VOL SQL
N-8
Zendband
CALL
CALL
Druk op de linker [BAND SEL] (VHF) of de rechter [BAND SEL]
(UHF) toets om de zendband te kiezen. De “PTT” aanduiding op
het display toont welke band (VHF of UHF) gekozen is als
zendband. U kunt de zendband gebruiken om signalen uit te
zenden of om instellingen te maken.
CALL
VOL SQL
“Control” bedieningsband
Druk op de [CONT SEL] toets om de bedieningsband te kiezen.
De “Ctrl” aanduiding op het display toont welke band (VHF of UHF)
gekozen is als bedieningsband. Gebruik deze functie voor
bediening van de band die op het moment niet gebruikt wordt voor
zenden. Nadat u de bedieningsband gekozen heeft, kunt u de
zendband niet meer bedienen.
CALL
VOL SQL
DISPLAY-AANDUIDING VAN DE TOETSFUNCTIES
Onderaan op het display staan de opschriften die de huidige
functies van de 4 voorpaneeltoetsen aangeven. Wanneer deze
toetsen in de bedieningsaanwijzingen worden vermeld, zijn ze
met schuin gedrukte letters aangegeven. Als na indrukken van
of
[F] (1 s)
gewacht, zal de basisinstelling worden hersteld.
Opschriften
basisinstelling
Opschriften na
indrukken van
, nogmaals op
Opschriften na
indrukken van
[F]
[F] (1 s)
[F]
wordt gedrukt of 10 seconden wordt
s
s
s
[F]
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Opmerkingen:
◆
Bij het kiezen van de programma-geheugenfunctie verschijnen
andere opschriften. Zie “Programma-geheugen (PM)” {blz. 8}.
◆
U kunt ook andere combinaties van toets-opschriften instellen. Zie
“WIJZIGEN VAN DE OPSCHRIFTEN VAN DE MULTIFUNCTIE
TOETSEN” {blz. 66}.
◆
Na indrukken van
gewenste toets te worden gedrukt. Indien dit niet wordt gedaan, zal
de basisinstelling worden hersteld.
[F]
of
[F] (1 s)
dient binnen 10 seconden op de
17
18
19
20
21
N-9
VOORPANEEL
CALL
1
Opmerking:
de regelaars en toetsen op het voorpaneel beschreven. Andere functies
2
van de regelaars en toetsen staan beschreven in de daarvoor voorziene
hoofdstukken.
3
4
5
6
7
8
9
10
qq
q CALL toets
qq
11
Voor het instellen van het “Call” oproepkanaal {blz. 33}. Ook voor
het starten of stoppen van de CALL/VFO SCANFUNCTIE
12
{blz. 48} wanneer de VFO functie is ingeschakeld of de CALL/
GEHEUGEN SCANFUNCTIE {blz. 48} wanneer de geheugen-
13
oproepfunctie is ingeschakeld.
14
ww
w VFO toets
ww
Voor het inschakelen van de VFO frequentiekeuze {blz. 8}. U kunt
15
dan de actieve frequentie kiezen met de Afstemknop of de
[UP]/[DWN] toetsen van de microfoon. Deze toets heeft
16
bovendien de volgende functies:
17
•Starten/stoppen van de VFO scan voor het doorzoeken van het
18
19
gehele VFO bereik {blz. 44}.
•Starten/stoppen van de programma-scan voor het doorzoeken
van het geprogrammeerde frequentiebereik {blz. 46}.
In dit hoofdstuk worden enkel de voornaamste functies van
CALL
ee
e MR geheugen-oproeptoets
ee
Voor het inschakelen van de geheugen-oproepfunctie {blz. 31}.
U kunt dan met behulp van de Afstemknop of de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon de geheugenkanalen oproepen waarin
u de frequenties en de bijbehorende gegevens heeft vastgelegd.
Deze toets wordt tevens gebruikt voor het starten en stappen van
de geheugen-scanfunctie {blz. 44}.
rr
r Afstemknop
rr
Voor het kiezen van:
•Actieve frequenties wanneer de VFO functie is ingeschakeld.
•Geheugenkanalen wanneer de geheugen-oproepfunctie is
ingeschakeld {blz. 31}.
•Menu-nummers wanneer de menufunctie is ingeschakeld
{blz. 19}.
Deze knop wordt tevens gebruikt voor het maken van diverse
andere instellingen.
tt
t MHz toets
tt
Voor het inschakelen van de MHz functie. In deze stand kunt u de
actieve frequentie met behulp van de Afstemknop of de
[UP]/[DWN] toetsen van de microfoon veranderen in stappen van
1 MHz of 10 MHz {blz. 17}. Deze toets wordt tevens gebruikt voor
het starten en stoppen van de MHz scanfunctie {blz. 47}.
20
21
N-10
CALL
yy
y F functietoets
yy
Voor het kiezen van de diverse functies die beschikbaar zijn via
de multifunctie toetsen.
uu
u TONE toontoets
uu
Voor het in- en uitschakelen van de toonfunctie {blz. 24} of de
CTCSS functie {blz. 49}. Deze toets wordt tevens gebruikt voor
het in- en uitschakelen van de automatische toonfrequentieidentificatie {blz. 49}.
ii
i REV omwisseltoets
ii
Voor het omwisselen van de zend- en ontvangstfrequenties
tijdens bediening met zendfrequentie-verschuiving (offset) of
gescheiden (duplex) geheugenkanaal {blz. 27}.
oo
o LOW vermogen-keuzetoets
oo
Voor het kiezen van het uitgangsvermogen bij het zenden: Hoog,
Middelmatig of Laag {blz. 18}.
!0!0
!0 SQL squelch-regelaars
!0!0
Voor het instellen van het drempelniveau van de squelch
{blz. 16}. De squelch zorgt ervoor dat er geen geluid via de
luidspreker wordt weergegeven wanneer er geen station
ontvangen wordt. De linker regelaar is voor de VHF band en de
rechter regelaar is voor de UHF band.
!1!1
!1 VOL volumeregelaars/ BAND SEL afstemband-keuzetoetssen
!1!1
Draai aan deze regelaars voor het instellen van de geluidssterkte
van het geluid dat via de luidspreker wordt weergegeven {blz. 16}.
De linker regelaar is voor de VHF band en de rechter regelaar is
voor de UHF band.
Druk op de toetsen om de gewenste zendband te kiezen. Druk op
de linker toets voor de VHF band en op de rechter toets voor de
UHF band.
!!
!2 CONT SEL bedieningsband-keuzetoets
!!
Voor het kiezen van de band die u met de toetsen op het
voorpaneel of de microfoon wilt bedienen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
N-11
19
20
21
1
2
CALL
3
4
5
6
7
!3!3
!3 MNU menutoets
!3!3
8
Voor het inschakelen van de menufunctie {blz. 19}.
9
!4!4
!4 PM programmageheugentoets
!4!4
10
Voor het inschakelen van de programmageheugenfunctie
{blz. 36}.
11
!5!5
aan/uit-schakelaar
!5
!5!5
12
Voor het in- en uitschakelen van de zendontvanger {blz. 16}.
!!
!6 Microfoonaansluiting
!!
13
Steek hierin de 8-polige stekker van de microfoon totdat het
14
vergrendellipje vastklikt.
UP
15
Max. 8 V gelijkstroom, 200 mA
GND
16
STBY (PTT)
GND (MIC)
17
MIC
NC:Niet in gebruik
18
DWN
!7!7
!7 DATA aansluiting
!7!7
19
Sluit hierop de Terminal Node Controller (TNC) voor Packet-
20
communicatie aan. De aansluiting is geschikt voor een 6-polige
DIN ministekker {blz. 6}.
21
N-12
ACHTERPANEEL
qq
q Antenne-aansluiting
qq
Sluit hierop een externe antenne aan {blz. 5}. Bij het maken van
test-uitzendingen sluit u een substituut belasting in plaats van de
antenne aan. Het antennesysteem of de belasting dient een
impedantie van 50 Ω te hebben. De aansluiting op de TM-V7E is
geschikt voor een N-type stekker en de aansluiting op de andere
modeluitvoeringen is geschikt voor een PL-259 mannetjesstekker. Door de voorziening van een ingebouwde duplexer is er
slechts èèn antenne-aansluiting.
ww
w 13,8 V DC gelijkstroomingang-kabel
ww
Sluit hierop een 13,8 V gelijkstroomvoedingsbron aan. Gebruik de
bijgeleverde gelijkstroomvoedingskabel {blz. 3 en 4}.
ee
e Luidsprekeraansluitingen
ee
Indien gewenst, kunt u hierop een los verkrijgbare externe
luidspreker aansluiten om een betere geluidsweergave te
verkrijgen. De aansluitingen zijn geschikt voor een 3,5 mm
(2-geleider) plug. Zie blz. 6 voor nadere bijzonderheden.
MICROFOON
MC-53DMMC-45
12
7
3
5
6
qq
q UP omhoog-toets
qq
ww
w DWN omlaag-toets
ww
8
6
Voor het verhogen of verlagen van de actieve frequentie, het
geheugenkanaalnummer, het menu-nummer, etc. Hou de toetsen
ingedrukt om het verhogen of verlagen continu te laten
plaatsvinden. De toetsen worden tevens gebruikt voor het kiezen
van waarden bij functies die meerdere keuzes bieden.
ee
e PTT schakelaar
ee
Indrukken voor zenden; loslaten voor ontvangen. Deze
schakelaar wordt tevens gebruikt voor het uitschakelen van
diverse functies zoals scan {blz. 40} of automatische
bandwisseling {blz. 62}.
rr
r LOCK vergrendelschakelaar
rr
Hiermee worden alle microfoontoetsen, behalve de [PTT] toets
en het DTMF toetsenpaneel (indien aanwezig) geblokkeerd.
21
3
5
6
4
DWN UP
MIC
VFO MR PFCALL
7
8
LOCK
ELECTRET CONDENSER MIC
MADE IN JAPAN
tt
t CALL toets
tt
yy
y VFO toets
yy
uu
u MR geheugen-oproeptoets
uu
Deze toetsen hebben dezelfde functie als de CALL, VFO en MR
1
2
toetsen op het voorpaneel. Indien gewenst, kunt u andere
functies aan de toetsen toewijzen {blz. 72}.
ii
i PF programmeerbare functietoets
ii
De functie van deze toets verschilt afhankelijk van de functie die u
kiest bij “PF1” in menu-nummer 16 {blz. 21}. Zie “TOEWIJZEN
4
VAN ANDERE FUNCTIES AAN DE PROGRAMMEERBARE
FUNCTIETOETSEN” {blz. 72}.
oo
o DTMF toetsenpaneel (alleen MC-53DM)
oo
Deze 16 toetsen worden gebruikt voor de DTMF functies of voor
het rechtstreeks invoeren van een frequentie of
geheugenkanaalnummer.
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
N-13
19
20
21
AANDUIDINGEN OP HET DISPLAY
1
Op het display ziet u diverse aanduidingen die aangeven wat u
gekozen heeft. Raadpleeg de onderstaande tabel wanneer u niet
2
weet wat de aanduidingen betekenen of hoe u een bepaalde
instelling kunt annuleren.
3
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
4
5
6
7
8
9
Aanduiding
N-14
Wat u gekozen heeft
Zendband
Bedieningsband
"Call" oproepkanaal
Middelmatig
zendvermogen
Laag zendvermogen
DTSS
Page
Toonfunctie
CTCSS
Omwisselen
Automatische Simplex
Controlefunctie (ASC)
Toets die ingedrukt moet
worden om te annuleren
Altijd zichtbaar bij een van
de banden
[CONT SEL]
[CALL]
[LOW], [LOW]
standaardinstelling (Hoog) te
kiezen
[LOW]
om de
standaardinstelling (Hoog)
te kiezen
[F], [DTSS], [F],
[DTSS]
[F], [DTSS]
[TONE], [TONE]
[TONE]
[REV]
[REV]
om de
Aanduiding
(TM-V7E)
Wat u gekozen heeft
Zendfrequentieverschuiving in plusrichting
Zendfrequentieverschuiving in minrichting
Zendfrequentieverschuiving in minrichting (−7,6 MHz)
Duplex
Toets die ingedrukt moet
worden om te annuleren
[F], [SHIFT], [F],[SHIFT]
(TM-V7E: hierna nogmaalsa
[F], [SHIFT]
[F], [SHIFT]
)
(TM-V7E:
hierna nogmaals
[F],[SHIFT]
)
[F], [SHIFT]
[VFO]
geheugenkanaal
(gescheiden
frequenties)
[F]
Automatische
, [MNU]
bandwisselfunctie
(A.B.C.)
[F],
[MHz]
Zendontvangervergrendeling
Totaalvergrendeling
[MHz]+[ ],
daarna
[F]
, [MHz]
Wanneer u een signaal ontvangt:
•“BUSY” verschijnt als de squelch {blz. 16} open is.
•De S-meter toont de sterkte van het ontvangen signaal.
BEDIENINGSGIDS
CALL
CALL
Wanneer u niet meer weet hoe een bepaalde functie werkt en u
deze gebruiksaanwijzing niet bij u heeft, kunt u een beroep doen
op de “bedieningsgids”. Deze gids helpt u bij de bediening van de
meest gebruikte functies.
Opmerking:
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 1 (Guide).
De bedieningsgids is niet voor alle functies beschikbaar.
CALL
De onderstaande tabel toont de functie-index die u op het display
ziet.
Functie-index
VFO Scan
Zie blz.
44
Functie-index
Transmit Stored
Zie blz.
60
DTMF
MHz Scan
Memory Scan
Call Scan
47
44
48
Store Simplex
Memory
Store Split Memory
Store Simplex Call Ch
30
30
33
1
2
3
4
5
6
7
VOL SQL
[SET]
3 Druk op
en kies de gewenste functie met de
Afstemknop.
•U kunt ook de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon
gebruiken om de functie te kiezen.
CALL
2
VOL SQL
1
4 Druk nogmaals op [MNU] om de bedieningsgids te verlaten.
MR Ch Clr
Ch Disp
All Reset
VFO Reset
PM Reset
Repeater
1
Alleen V.S./ Canada
1
31
34
35
35
39
81
Store Split Call Ch
Assign PF1 key
Assign PF2 key
Assign PF3 key
Assign PF4 key
34
72
72
72
72
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-15
1
IN/UITSCHAKELEN VAN DE ZENDONTVANGER
2
1 Schakel de gelijkstroomvoedingseenheid in.
3
4
•Bij mobiel gebruik kan deze stap worden overgeslagen.
2 Druk op de aan/uit-schakelaar om de zendontvanger in te
schakelen.
5
6
7
CALL
VOL SQL
8
9
3 Druk nogmaals op de
10
zendontvanger uit te schakelen.
aan/uit-schakelaar om de
•Als de zendontvanger als een vast station wordt gebruikt, kan
11
de zendontvanger na eenmaal te zijn ingeschakeld,
eenvoudigweg met de spanningsschakelaar van de
12
voedingseenheid worden in- en uitgeschakeld.
13
INSTELLEN VAN DE GELUIDSSTERKTE
14
Draai de VOL regelaar naar rechts om de geluidssterkte te
15
verhogen en naar links om de geluidssterkte te verlagen.
16
17
18
CALL
VOL SQL
19
BASISBEDIENING
SQUELCH INSTELLING
De squelch-functie dient om de ruis te onderdrukken die via de
luidspreker hoorbaar wordt wanneer er geen signaal aanwezig is.
Bij een juiste instelling van de squelch hoort u alleen geluid
wanneer er ook werkelijk een zender ontvangen wordt. Het punt
waar de achtergrondruis buiten het gehoorbereik valt, dit wordt de
squelch-drempel genoemd, is afhankelijk van de frequentie.
Draai de SQL regelaar naar rechts totdat de achtergrondruis net
verdwijnt wanneer er geen signaal aanwezig is.
CALL
VOL SQL
KIEZEN VAN DE AFSTEMBAND
Druk op [BAND SEL] om de VHF of UHF band te kiezen.
•De aanduiding “PTT” verschijnt boven de VHF of UHF frequentie
om aan te geven welke band u gekozen heeft.
CALL
VOL SQL
20
21
N-16
KIEZEN VAN FREQUENTIES
CALL
CALL
■ AFSTEMKNOP
De Afstemknop is handig voor het kiezen van een frequentie
als u zich binnen handbereik van het voorpaneel van de
zendontvanger bevindt en als de gewenste frequentie in de
buurt ligt van de huidig ingestelde frequentie.
1 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
CALL
VOL SQL
2 Draai aan de Afstemknop om de gewenste
ontvangstfrequentie te kiezen.
CALL
2
•Draai de regelaar naar rechts om de frequentie
stapsgewijs te verhogen.
•Draai de regelaar naar links om de frequentie stapsgewijs
te verlagen.
•Om de frequentie in stappen van 1 MHz te veranderen,
drukt u eerst op [MHz]. Door nogmaals op [MHz] te
drukken, wordt de 1 MHz functie uitgeschakeld.Wilt u de
frequentie in stappen van 10 MHz veranderen, druk dan
eerst op
uit te schakelen; druk op [MHz] om de 1 MHz functie in te
[F]
+ [MHz]. Druk op
schakelen.
VOL SQL
[F]
om de 10 MHz functie
•Als een bepaalde ontvangstfrequentie niet gekozen kan
worden, dient u de frequentiestap te veranderen. Zie
“KIEZEN VAN DE WAARDE VOOR DE
FREQUENTIESTAP” {blz. 65} voor nadere
bijzonderheden.
•U kunt de frequentie ook kiezen met behulp van de
toetsen op de microfoon (alleen MC-53DM). Zie
“RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUMMERS VIA
HET TOETSENPANEEL” {blz. 74}.
■ [UP]/[DWN] TOETSEN VAN DE MICROFOON
De [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon zijn handig voor het
kiezen van een frequentie bij gebruik van de zendontvanger in
een voertuig of in andere situaties waar het toestel niet binnen
handbereik is.
Druk even kort op [UP] of [DWN] om de ontvangstfrequentie
één stap te verhogen of verlagen.
•Als u de toets ingedrukt houdt, verandert de frequentie
continu totdat u de toets loslaat.
•Om de frequentie in stappen van 1 MHz (of 10 MHz) te
veranderen, dient u eerst op [MHz] (of
drukken.
MC-53DM
[F]
+ [MHz]) te
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-17
ZENDEN
CALL
(geen aanduiding)
Middelmatig
Laag
("M")
("L")
Hoog
1
1 Als u klaar bent om te gaan zenden, houdt u de [PTT]
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
schakelaar van de microfoon ingedrukt en spreekt dan met
normale stem in de microfoon.
•De aanduiding “ON AIR” en de RF vermogensmeter
verschijnen.
•Als u de microfoon te dicht bij uw mond houdt, of als u te luid
spreekt, is het mogelijk dat het geluid vervormd wordt en het
signaal minder goed verstaanbaar is aan de ontvangstzijde.
•De RF vermogensmeter toont het relatieve zendvermogen.
2 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon los als u klaar
bent met spreken.
MC-53DM
N-18
■ KIEZEN VAN HET ZENDVERMOGEN
Het is verstandig en bovendien bij de wet voorgeschreven,
om het laagste vermogen te kiezen dat nog een betrouwbare
communicatie mogelijk maakt. Hierdoor bespaart u stroom
zodat de accu langer meegaat. Door het beperkt houden van
het vermogen vermindert u bovendien het risico van
interferentie met anderen op dezelfde frequentie.
Druk op
•Bij herhaaldelijk indrukken van
LET OP:
◆
ZEND NIET LANGDURIG MET HOOG UITGANGSVERMOGEN. DE
ZENDONTVANGER KAN HIERDOOR OVERVERHIT RAKEN, MET
EEN DEFECT ALS GEVOLG.
◆
BIJ LANGDURIG ZENDEN KAN DE RADIATOR OVERVERHIT
RAKEN. RAAK DE RADIATOR IN EEN DERGELIJKE SITUATIE
NIET AAN.
Opmerking:
hoge omgevingstemperatuur of langdurig zenden, kan het
beveiligingscircuit in werking treden om het zendvermogen te verlagen.
[LOW]
om het gewenste zendvermogen te kiezen.
CALL
VOL SQL
[LOW]
zendvermogen zoals hieronder aangegeven.
verandert het
Als de zendontvanger oververhit raakt als gevolg van een
MENU-INSTELLINGEN
CALL
CALL
WAARVOOR DIENEN DE MENU’S?
Diverse functies van deze zendontvanger worden gekozen of
bijgesteld via een eenvoudige programmering met behulp van
instelmenu’s, in plaats van met toetsen op het paneel van de
zendontvanger. Wanneer u zich eenmaal vertrouwd heeft
gemaakt met de bediening via het menusysteem, zult u de
veelzijdigheid ervan leren waarderen.
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste menu-nummer te kiezen.
•“CLR” en “s” of “SET” verschijnen als opschriften voor de
toetsen.
•Druk op
[CLR]
om de gemaakte selectie te laten vervallen en
de vorige display-weergave weer op te roepen.
CALL
1
2
3
4
5
6
TOEGANG TOT DE MENU’S
1 Kies de gewenste band.
•Bij sommige menu-nummers kunt u voor beide banden een
andere instelling vastleggen.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
•Het laatst gekozen menu-nummer verschijnt.
CALL
VOL SQL
VOL SQL
De hiernavolgende stappen verschillen afhankelijk van het menunummer dat u kiest. Zie voor nadere bijzonderheden de van
toepassing zijnde paragrafen in deze gebruiksaanwijzing.
Opmerkingen:
◆
Bedien de
Afstemknop
of de toetsen in iedere stap binnen ongeveer
10 seconden. Als dit niet wordt gedaan, zal de vorige
bedieningsstand weer worden ingeschakeld.
◆
Nadat u een selectie heeft gemaakt voor een bepaald subnummer,
kunt u op
[t]
drukken om de instelling vast te leggen en vervolgens
doorgaan naar een ander subnummer van het betreffende menunummer.
N-19
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
MENU-CONFIGURATIE
1
Opmerking:
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Menu-
nummer
1
2
3
4
5
N-20
Bij de gearceerde functies dient de gewenste band (UHF of VHF) te worden gekozen voordat de menufunctie wordt ingeschakeld.
Subnummer
––
1
2
3
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
BeschrijvingKeuzemogelijkheden
Bedieningsgids voor zendontvanger
Aantal kanalen voor visuele scan
Bericht bij inschakelen
Opschriften voor multifunctie toetsen
Positief/ negatief display-omkering
Display-contrast instellen
Display-dimmer
Automatische dimmer aan/uit
Geheugenkanaal overslaan (Lockout)
VHF/UHF geheugenkanaal-
verhouding
Naam van geheugenkanaal
Automatische geheugenopslag in
PM kanalen
Automatische frequentieverschuiving
voor repeater-toepassingen
(Alleen V.S./ Canada/ Europa)
Waarde van frequentieverschuiving
1750 Hz toon zendsignaal-
vasthoudfunctie (Alleen TM-V7E)
Zie verwijzingsbladzijde
25/ 49/ 73/ 147
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
Positief/ negatief
Niveau 1 (min.) ~ niveau 16 (max.)
Niveau 1 (max.) ~ niveau 4 (min.)/
OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
90:90/ 110:70/ 130:50/ 50:130/
70:110/ 140:140
Zie verwijzingsbladzijde
ON/ OFF
ON/ OFF
00,00 MHz~29,95 MHz,
stappen van 50 kHz
ON/ OFF
Oorspronkelijke
instelling
49
"KENWOOD"
F/TONE/REV/LOW
Negatief
8
1
OFF
OFF
90:90
OFF
ON
Zie verwijzings-
bladzijde
OFF
Zie blz.
15
41
69
66
71
71
70
70
45
29
32
39
26
24
73
Menu-
nummer
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Subnummer
––
––
––
––
––
––
1
2
3
1
2
1
2
3
1
2
1
2 ~ 5
6
BeschrijvingKeuzemogelijkheden
Programmeerbare VFO
(Bovengrens/ ondergrens)
Opslag van DTMF nummers
Scan-hervattingsmethode
Advanced Intercept Point (AIP)
Automatische uitschakelfunctie (APO)
Time-Out Timer (TOT)
DTSS/ Page-code zend-vertraging
Automatische Page-functie
annulering
Page-oproep beantwoordingsfunctie
(Alleen V.S./ Canada)
S-meter squelch
Aanhoudtijd van S-meter squelch
Pieptoon-volume
Luidspreker-configuratie
Stemsynthesizer
(Alleen wanneer de los verkrijgbare
VS-3 is aangebracht.)
Snelheid van gegevensoverdracht
Gegevens zend/ ontvangst-band
Microfoon-bediening
Programmeerbare functietoetsen
DTMF monitor
Alle frequenties die op de band
gekozen kunnen worden
Zie verwijzingsbladzijde
Tijdsbepaald/ Draaggolf-bepaald
ON/ OFF
ON/ OFF
3/ 5/ 10 minuten
350 ms/ 550 ms
Automatisch (ON)/
handmatig (OFF)
ON/ OFF
ON/ OFF
125 ms/ 250 ms/ 500 ms/ OFF
Niveau 1 (min.) ~ 7 (max.)/ OFF
Instelling 1/ instelling 2
Engels/ Japans/ OFF
1200 bps/ 9600 bps
ON/ OFF
ON/ OFF
Zie verwijzingsbladzijde
ON/ OFF
Oorspronkelijke
instelling
Bovenste en onderste
ontvangstfrequentie
van de band
Tijdsbepaald
OFF
OFF
10 minuten
350 ms
Handmatig
OFF
OFF
OFF
Niveau 5
Instelling 1
Engels
1200 bps
OFF
OFF
OFF
Zie blz.
64
59
43
62
61
61
52, 56
57
57
68
68
66
76
82
79
79
77
73
58
N-21
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
BEDIENING VOOR REPEATER-TOEPASSINGEN
1
Vergeleken met de gebruikelijke simplex communicatie, zult u via
2
repeaters vaak veel verder komen. Repeaters staan meestal
opgesteld op een berg, een heuvelrug of tenminste op een hoge
3
mast. Ze werken met een hoger ERP vermogen (Effective
Radiated Power) dan het doorsnee amateurstation. Deze
4
combinatie van hoogte en ERP vermogen zorgt voor een veel
5
grotere draag- en reikwijdte van de communicatie.
De repeaters worden meestal geplaatst en onderhouden door
6
radioclubs, al dan niet met steun van bedrijven die betrokken zijn
bij de communicatie-industrie. Tijdens noodsituaties zijn
7
repeaters-netwerken vaak een belangrijke steun gebleken bij het
8
coördineren van de reddings- en hulpwerkzaamheden.
9
10
11
12
13
14
TX: Zenden
15
16
17
18
19
20
21
144,73 MHz
TX tone: Zend-toon
88,5 Hz
RX: Ontvangst
145,33 MHz
N-22
TX: Zenden
144,73 MHz
TX tone: Zend-toon
RX: Ontvangst
88,5 Hz
145,33 MHz
TOEGANG TOT REPEATERS
De meeste amateurradio-repeaters maken gebruik van een
verschillende ontvangst- en zendfrequentie. De zendfrequentie
kan hoger of lager zijn dan de ontvangstfrequentie, maar het
verschil tussen de frequenties is vrijwel altijd een vaste waarde,
de zogenaamde “standard split”. U kunt de gescheiden
ontvangst- en zendfrequentie instellen door de waarde en de
richting van de verschuiving te kiezen in relatie tot de
ontvangstfrequentie.
Bovendien vereisen sommige repeaters dat de zendontvanger
een toon uitzendt voordat de repeater gebruikt kan worden. Om
deze toon uit te zenden, schakelt u de toonfunctie in en kiest dan
een toonfrequentie. De vereiste toonfrequentie wordt bepaald
door de repeater waarmee u contact wilt leggen.
De meeste repeaters vallen in een van de volgende categorieën:
Richting van
verschuiving
+
–
– (" ")
NVT: Niet van toepassing
TM-V7A/ E
VHF
+600 kHz
–600 kHz
NVT
TM-V7A
UHF
+5 MHz
–5 MHz
NVT
TM-V7E
UHF
+1,6 MHz
–1,6 MHz
–7,6 MHz
Bedieningsstappen voor toegang tot repeaters
Simplex
+
−
−
−
Simplex
+
−
Kies een band.
Kies de ontvangstfrequentie.
Kies de verschuivingsrichting.
Kies de verschuivingswaarde.
Schakel indien nodig de toonfunctie in.
Kies indien nodig een toonfrequentie.
■ KIEZEN VAN DE VERSCHUIVINGSRICHTING
Volg de onderstaande aanwijzing om te kiezen of u de
zendfrequentie een bepaalde vaste waarde hoger (+) of lager
(–) wilt maken dan de ontvangstfrequentie.
Druk op
•Telkens wanneer u deze bediening uitvoert, verandert de
Als de verschuiving zo gekozen wordt dat de zendfrequentie
buiten het afstembereik valt, zal het zenden onmogelijk zijn,
tot de zendfrequentie op een van de volgende manieren weer
binnen het beschikbare bereik wordt gebracht:
•Aanpassing van de ontvangstfrequentie, dichter naar het
•Omkeren van de richting van de verschuiving.
Opmerking:
gebruik van een duplex geheugenkanaal (gescheiden frequenties) of
tijdens zenden.
[F], [SHIFT]
verschuivingsrichting zoals hieronder aangegeven.
TM-V7A/E
(VHF)
TM-V7A
(UHF)
TM-V7E
(UHF)
midden van het afstembereik.
De verschuivingsrichting kan niet worden veranderd bij
.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon.
17
18
19
20
21
N-23
■ KIEZEN VAN DE WAARDE VAN DE
CALL
CALL
CALL
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
FREQUENTIEVERSCHUIVING
Volg de onderstaande aanwijzingen om de hoeveelheid van
de frequentieverschuiving in te stellen.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 5 (Repeater).
CALL
2
ss
[
s
]
4 Druk op
Offset).
•De huidige instelling wordt aangegeven.
en kies subnummer 2 (VHF Offset of UHF
ss
CALL
2
5 Druk op
[SET]
en kies de gewenste hoeveelheid.
•Het instelbereik loopt van 00,00 MHz tot 29,95 MHz, in
stappen van 50 kHz.
CALL
VOL SQL
1
6 Druk op
2
[SET]
om de procedure af te sluiten.
7 Druk nogmaals op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
VOL SQL
Alleen TM-7VE:
Als u " " heeft gekozen voor de
verschuivingsrichting, kunt u de instelling voor de hoeveelheid
(7,6 MHz) niet veranderen.
Opmerking:
Nadat u de waarde van de frequentieverschuiving
veranderd heeft, geldt de nieuwe instelling tevens voor de
Automatische Frequentieverschuiving voor Repeater-Toepassingen.
■ INSCHAKELEN VAN DE TOONFUNCTIE
Druk op
VOL SQL
1
•Bij herhaaldelijk indrukken van
[TONE]
om de toonfunctie in te schakelen.
zoals hieronder aangegeven.
Geen aanduiding
Toon
("T")
[TONE]
verandert de instelling
CTCSS
("CT")
17
18
19
20
21
N-24
Loading...
+ 69 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.