Deze apparatuur voldoet aan de vereisten van Richtlijn 1999/5/EG.
Het gebruik van het waarschuwings-symbool betekent dat dit
apparaat in bepaalde landen aan gebruiksbe-perkingen onderhevig is.
Voor deze apparatuur is een licentie nodig en is bedoeld voor gebruik
in onderstaande landen.
ATBEDKFIFRDEGRIS
IEITLILUNLNOPTES
SECHGBCYCZEEHULV
LTMTPLSKSIBGRO
ISO3166
Page 3
Dank u
Wij danken u voor uw beslissing deze FM-zendontvanger van Kenwood aan te schaffen.
Kenwood levert producten voor amateurradiogebruik die de serieuze hobbyist altijd
verrassen en animeren. Deze zendontvanger is geen uitzondering. Kenwood gelooft
dat dit product voldoet aan uw behoeften aan zowel de communicatie van stem als van
gegevens.
EigEnschappEn
Deze zendontvanger heeft de volgende hoofdfuncties:
• Enhanced Programmable Memory (PM), programmeerbare geheugenkanalen slaan hele
bedieningsomgevingen op zodat u snel kunt reageren.
• Bevat 1000 geheugenkanalen voor het programmeren van frequenties en andere variabele
gegevens. U kunt ieder geheugenkanaal benoemen met maximaal 8 alfanumerieke tekens.
• Het Continuous Tone Coded Squelch System (CTCSS) of Digital Code Squelch (DCS) weigert
ongewenste oproepen van andere stations.
DE schrijfconvEntiEs DiE in DEzE hanDlEiDing worDEn gEbruikt
De schrijfconventies die hieronder staan vermeld worden gevolgd om instructies te
vereenvoudigen en onnodige herhalingen te voorkomen.
InstructieActie
Druk op [TOETS].Druk even op TOETS.
Druk op [TOETS] (1s).
Druk op [TOETS1],
[TOETS2].
Druk op [F], [TOETS].
Druk op [TOETS] + Power
ON.
Druk op TOETS en houd 1 seconde of langer
ingedrukt.
Druk even op TOETS1, laat TOETS1 los en druk
vervolgens op TOETS2.
Druk op de toets F om de Functiemodus te openen.
Klik vervolgens op TOETS om de secundaire functie
te openen.
Houd, met de zendontvanger uitgeschakeld,
TOETS ingedrukt tijdens het aanzetten van de
zendontvanger.
Informatie over het weggooien van elektrische en elektronische apparatuur
(particulieren)
Dit symbool geeft aan dat gebruikte elektrische en elektronische producten niet bij het normale
huishoudelijke afval mogen. Lever deze producten in bij de aangewezen inzamelingspunten, waar ze
gratis worden geaccepteerd en op de juiste manier worden verwerkt, teruggewonnen en hergebruikt.
Voor inleveradressen zie www.nvmp.nl, www.ictmilieu.nl, www.stibat.nl. Wanneer u dit product op de
juiste manier als afval inlevert, spaart u waardevolle hulpbronnen en voorkomt u potentiele negatieve
gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu, die anders kunnen ontstaan door een onjuiste
verwerking van afval.
Page 4
Berichten aan de geBruiker
WAARSCHUWING
u ONTPLOFBARE OMGEVINGEN (GAS, STOF, UITLAATGASSEN, etc.)
Schakel de zendontvanger uit tijdens het brandstof tanken en tijdens het parkeren bij een benzinestation.
Vervoer geen reserve benzineblikken in de laadruimte van uw voertuig als uw zendontvanger daar is
gemonteerd.
u LETSEL DOOR UITZENDEN VAN RADIOGOLVEN
Gebruik de zendontvanger niet wanneer iemand in de buurt van de antenne staat of deze aanraakt ter
voorkoming van mogelijke verbrandingen of aanverwant letsel veroorzaakt door de straling van radiogolven.
u SLAGHOEDJES VAN DYNAMIET
Gebruik van de zendontvanger in een straal van 150 m in de buurt van de ontstekingslading van
dynamiet, kan deze laten ontploffen. Schakel uw zendontvanger uit in een gebied waar ontploffingen
worden uitgevoerd of wanneer u meldingen ziet zoals “TWEEWEGS RADIO'S UITSCHAKELEN”. Als u
ontstekingsladingen vervoert in uw voertuig, zorg ervoor dat deze zijn opgeslagen in een gesloten, van
binnen gevoerde, metalen doos. Geen berichten verzenden wanneer u de ladingen in de doos plaatst of uit
de doos neemt.
N-i
Page 5
Voorzorgsmaatregelen
LET OP
WAARSCHUWING
Houd u aan de volgende voorzorgen ter voorkoming van brand, persoonlijk letsel en
schade aan de zendontvanger.
• Wanneer u het apparaat onderweg gebruikt, probeer deze niet onder het rijden te configureren, dit
is te gevaarlijk.
• Gebruik het apparaat niet voor uitzenden met een hoog stroomverbruik gedurende lange periodes.
De zendontvanger kan oververhit raken.
• De zendontvanger onder geen enkele voorwaarde demonteren of wijzigen tenzij dit staat
aangegeven in deze gebruiksaanwijzing of in de documentatie van
• Stel de zendontvanger niet langdurig bloot aan direct zonlicht, en plaats deze niet in de buurt van
verwarmingsapparatuur.
• Zet de zendontvanger niet op bijzonder stoffige, vochtige of natte plaatsen, of op een onstabiele
ondergrond.
• Als u een abnormale geur of rook bemerkt die afkomstig is van de zendontvanger, zet het apparaat
direct uit en neem contact op met een onderhoudscentrum van
• Gebruik van de zendontvanger tijdens het rijden kan in strijd met de verkeersregels zijn.
Controleer en volg de verkeersregels in uw gebied.
• Gebruik geen opties die niet gespecificeerd zijn door
u De zendontvanger is ontwikkeld voor gebruik met gelijkstroom van 13,8 V (±15%)! Gebruik nooit een batterij
van 24 V voor het apparaat. Controleer de accupolen en de stroomspanning van het voertuig voordat u de
zendontvanger installeert.
u Gebruik alleen de bijgeleverde gelijkstroomkabel of een optionele gelijkstroomkabel van Kenwood.
u Steek geen metalen voorwerpen in de koelventilator.
Kenwood.
Kenwood.
Kenwood of met uw dealer.
u Niet de zekeringhouder van de gelijkstroomkabel afsnijden of verwijderen. Verkeerde aansluitingen en/of
stroompieken kunnen rook of vuur veroorzaken.
u Voor de veiligheid van de passagier, monteer de zendontvanger stevig met de bijgeleverde monteerklem en
schroeven, zodat de zendontvanger niet losraakt bij een ongeluk.
u Sommige elektronische systemen in uw voertuig kunnen foutief werken als gevolg van een gebrek aan
beveiliging tegen de radiofrequentie-energie die aanwezig is wanneer de zendontvanger aan het zenden is.
Dit zijn bijvoorbeeld het elektronische brandstofinspuitsysteem, het antiblokkeersysteem en de cruise-control
regeling. Mochten dergelijke systemen in uw voertuig aanwezig zijn, neem dan contact op met de autodealer en raadpleeg hem omtrent de werking van deze systemen bij gebruik van de zendontvanger.
OPSLAAN VAN ODD-SPLIT REPEATER-FREQUENTIES
EEN GEHEUGENKANAAL OPNIEUW OPROEPEN
EEN GEHEUGENKANAAL WISSEN
EEN GEHEUGENKANAAL BENOEMEN
DE GEHEUGENNAAM/ FREQUENTIE-DISPLAY WISSELEN
OVERZETTEN VAN GEHEUGEN-NAAR-VFO
PIEPTOON TOETSEN
PROGRAMMEERBARE VFO
WIJZIGEN VAN DE FREQUENTIESTAPGROOTTE
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN
DIRECTE FREQUENTIE-INVOER
AUTOMATISCHE POWER OFF (APO)
S-METER SQUELCH
GEAVANCEERD ONDERSCHEPPINGSPUNT (AIP)
WIJZIGEN VAN FM/AM-MODUS
LUIDSPREKER UIT
UITGANGSVERMOGEN SELECTEREN
TIME-OUT-TIMER (TOT)
CONFIGURATIE VAN DE EXTERNE LUIDSPREKER
EEN BAND MASKEREN
SCHEIDINGSBALK TONEN
WEERMELDING (ALLEEN OP MODELLEN VAN K-TYPE)
WACHTWOORD VOOR INSCHAKELEN
Opmerking: De typecode (K, E of M4) staat op het etiket op de doos.
OnderdeelOnderdeelnummerAantal
MicrofoonT91-0657-XX1
Microfoon-ophanghaak
Gelijkstroomkabel
(met 20 A-zekeringen)
K, M4-typesE30-7628-XX1
E-typeE30-3452-XX1
MontagebeugelJ29-0628-XX1
SchroevensetN99-0331-XX1
Zekering (15 A)
Garantiekaart
K, M4-typesF51-0079-XX1
E-typeF52-0024-XX1
Alleen K,
E-types
GebruiksaanwijzingB62-1929-XX1
MOBIELE INSTALLATIE
Kies een veilige, eenvoudig te bereiken plaats in uw voertuig die het gevaar voor u en
uw medepassagiers minimaliseert wanneer het voertuig in beweging is. Overweeg de
zendontvanger te monteren onder het dashboard tegenover de passagiersstoel zodat uw
knieën of benen niet in aanraking komen met de radio tijdens plotseling remmen van uw
voertuig. Zorg dat u een goed geventileerde plaats uitzoekt die niet is blootgesteld aan
direct zonlicht.
Opmerking: Uw GPS-ontvanger kan te maken krijgen met interferentie bij gebruik op of rond de 438,8 MHz
(A-band) en/of 443,8 MHz (B-band). Ter voorkoming van interferentie, zorg ervoor dat u de zendontvanger
installeert op een andere plaats dan uw GPS-ontvanger.
J19-1584-XX1
——1
1 Plaats de montagebeugel in het voertuig met behulp van de bijgeleverde getapte
schroeven en platte afdichtingsringen (van ieder zijn er vier bijgeleverd).
• U kunt de beugel opzetten met de opening naar beneden gericht, voor montage onder het
dashboard, of naar boven gericht.
• Installeer de beugel zodanig dat de 3 schroefopeningen aan de rand van iedere kant van de
beugel naar achter gericht zijn.
Zelftappende schroef
(5 x 16 mm)
Platte ring
N-1
Page 11
2 Plaats de zendontvanger, zet vervolgens de bijgeleverde zeskantige SEMS-schroeven
en platte ringen vast (van ieder zijn er vier bijgeleverd, twee voor iedere kant van de
beugel).
• Controleer of alle onderdelen goed vastzitten zodat de beugel of het apparaat niet los kunnen
trillen.
SEMS-schroef
(M4 x 10 mm)
• Zet een geschikte hoek op voor het apparaat met behulp van de drie schroefopeningen op de
achterzijde van iedere beugelkant.
NETSNOERAANSLUITING
n Mobiele bediening
Gebruik een accu van 12 V voor uw voertuig met voldoende stroomcapaciteit. Als
de stroomtoevoer naar de zendontvanger onvoldoende is, kan de display donkerder
worden tijdens het uitzenden of het zenduitvoervermogen kan sterk dalen. Sluit de
zendontvanger nooit aan op een accu van 24 V.
Opmerking: Als u de zendontvanger gebruikt gedurende een lange periode wanneer de accu van het
voertuig niet volledig is opgeladen of wanneer de motor uit staat, kan de accu zich ontladen en zal dan
onvoldoende reserves meer hebben om het voertuig te starten. Voorkom gebruik van de zendontvanger
onder deze omstandigheden.
1 Leid de bijgeleverde gelijkstroomkabel direct naar de accupolen van het voertuig via
het kortste traject vanaf de zendontvanger.
• Als u een ruisfilter gebruikt, installeer deze met isolatiemateriaal zodat de filter niet in
aanraking kan komen met metalen delen van het voertuig.
• Gebruik van de sigarettenaansteker is niet aan te bevelen omdat sommige
aanstekeraansluitingen een onaanvaardbare daling van de spanning kunnen veroorzaken.
• Als u de netsnoer via een gat in de chassis of het frame moet leiden, bijvoorbeeld door
de vuurmuur voor het passagiersgedeelte, gebruik rubberen ringen om afschuren van de
kabel te voorkomen. Demonteer de zekeringhouder om de kabel door de vuurmuur te
leiden.
• De gehele lengte van de kabel moet worden geïsoleerd tegen warmte, vocht en het
secundaire startsysteem/kabels (hoogspanning) van het voertuig.
N-2
Page 12
2 Wikkel nadat u de kabel hebt gelegd hittebestendige tape rond de zekeringhouder
om het te beschermen tegen vocht. Leg de kabel over de gehele lengte vast.
3 Ontkoppel ter voorkoming van kortsluiting andere bedradingen van de negatieve (–)
accupool voordat u de zendontvanger aansluit.
4 Controleer of de aansluitingen zijn aangesloten op de juiste polen en verbind
vervolgens het netsnoer met de accupolen; rood met de positieve (+) pool en zwart
met de negatieve (–) pool.
• Gebruik de volle lengte van de kabel zonder uiteinden weg te snijden, zelfs als de kabel
langer is dan nodig. Wees vooral voorzichtig nooit de zekeringhouders van de kabel te
verwijderen.
5 Sluit eventuele bedrading die u hebt verwijderd van de negatieve pool weer aan.
6 Sluit het gelijkstroomnetsnoer aan op de zendontvanger.
• Druk de aansluitingen goed op elkaar totdat deze in elkaar klikken.
Motorcompartiment
Zekeringhouder (E-type)
Zwarte (–) kabel
Zekeringhouder
(K, M4-types)
Rode (+)
kabel
Passagierscompartiment
Zekeringhouder
Rubberen ring
12 V accu van
het voertuig
(K, M4-types)
Zekeringhouder
(E-type)
Gelijkstroomkabel
n Gebruik op een permanent station
Als u de zendontvanger wilt gebruiken voor een permanent station, hebt u een
afzonderlijke gelijkstroomvoeding nodig van 13,8 V. Deze dient u apart aan te schaffen.
De aanbevolen huidige stroomvoeding is 13 A.
Opmerking: Steek de gelijkstroomvoeding niet in een wisselstroomcontact totdat u alle aansluitingen hebt
gemaakt.
1 Zorg ervoor dat zowel de zendontvanger als de gelijkstroomvoeding beide
uitgeschakeld zijn.
2 Sluit het gelijkstroomsnoer aan op de gereguleerde gelijkstroomvoeding en
controleer dat u de juiste polen hebt aangesloten (Rood: positief, Zwart: negatief).
• Gebruik het bijgeleverde gelijkstroomsnoer om de zendontvanger aan te sluiten op
een gereguleerde stroomvoorziening. Sluit de zendontvanger niet direct aan op een
wisselstroomcontact.
• Vervang het snoer niet door kleinere meetdraden.
N-3
Page 13
3 Sluit het gelijkstroomnetsnoer aan op de zendontvanger.
LET OP
• Druk de aansluitingen goed op elkaar totdat deze in elkaar klikken.
Opmerking: Voor het volledig benutten van uw zendontvanger, raden wij aan een optionele PS-33 (20,5 A,
25% bedrijfscyclus) netvoeding te gebruiken.
Zekeringhouder (E-type)
Zwarte (–)
kabel
Zekeringhouder
(K, M4-types)
Rode (+)
kabel
Zekeringhouder
(K, M4-types)
Zekeringhouder
(E-type)
Gereguleerde
gelijkstroomvoeding
Gelijkstroomkabel
n Vervangen van zekeringen
Als de zekering doorbrandt, ga dan naar wat de oorzaak is en verhelp het probleem.
Vervang nadat u het probleem hebt opgelost de zekering. Als nieuw geïnstalleerde
zekeringen blijven doorbranden, ontkoppel het netsnoer en neem contact op met een
erkende Kenwood-dealer of Kenwood servicecentrum voor hulp.
Locatie zekeringStroomspanning zekering
Zendontvanger
(vermeld op de gelijkstroomaansluiting)
Bijgeleverde gelijkstroomkabel20A
Gebruik alleen zekeringen van het aangegeven type en spanning. U kunt anders de zendontvanger
beschadigen.
Voordat u het apparaat bedient moet u eerst een efficiënte, goed afgestelde antenne
installeren. Het succes van uw installatie hangt veelal af van het soort antenne dat
u gebruikt en de juiste installatie ervan. De zendontvanger werkt uitstekend als het
antennesysteem en de installatie ervan zorgvuldig worden uitgevoerd.
Gebruik een isolerende coaxvoedingskabel met een typische impedantie van 50 Ω die
overeenkomt met de invoerimpedantie van de zendontvanger. Als u de antenne aansluit
op de zendontvanger met voedingskabels die een andere impedantie hebben dan 50 Ω,
vermindert dit de efficiëntie van het antennesysteem en kan interferentie veroorzaken voor
uitzendingen van zich in de buurt bevindende televisie-ontvangers, radio-ontvangers en
andere elektronische apparatuur.
u Verzenden zonder eerste een antenne aan te sluiten of een andere overeenkomstige lading kan de
zendontvanger beschadigen. Sluit de antenne eerst altijd aan op de zendontvangers alvorens te zenden.
u Alle permanente stations dienen te zijn uitgerust met een bliksemafleider ter vermindering van brandgevaar,
elektrische schokgevaar en/of schade aan de zendontvanger.
Aansluiting
antenna
Aansluiting
voedingskabel
Naar de antenne
N-5
Page 15
RICHTING VOORPANEEL
U kunt op deze zendontvanger de richting van het voorpaneel veranderen. U
kunt afhankelijk van waar/hoe u de zendontvanger wilt installeren het voorpaneel
ondersteboven draaien voor eenvoudigere bediening.
1 Trek de ontgrendelhendel aan de rechterkant van het voorpaneel naar u toe.
2 Schuif het voorpaneel naar links en trek het weg van de kast van de zendontvanger.
3 Draai het voorpaneel ondersteboven en zet het weer vast op de kast van de
zendontvanger.
N-6
Page 16
AANSLUITINGEN ACCESSOIRES
n Externe luidsprekers
Als u van plan bent externe luidsprekers te gebruiken, kies dan luidsprekers met een
impedantie van 8 Ω. In de aansluiting van de externe luidspreker past een monostekker
(2-conductoren) van 3,5 mm (1/8”). Wij raden het gebruik aan van SP-50Bluidsprekers.
De achterkant van de zendontvanger bevat 2 luidsprekeruitgangen: SP 1 en SP 2.
Raadpleeg pagina 71 voor gebruik van de luidsprekers.
SP 1-aansluiting
Externe luidsprekers (SP-50B)
SP 2-aansluiting
n Microfoon
Voor stemcommunicatie, sluit de bijgeleverde microfoon aan op de MIC-aansluiting
links van de zendontvanger. Druk stevig op de stekker totdat u deze vast hoort klikken.
MIC-aansluiting
Aansluiting
microfoon
• Bevestig de microfoon-ophanghaak met de meegeleverde schroeven in de juiste positie.
Microfoon-ophanghaak
Schroef (3 x 10 mm)
N-7
Page 17
EERSTE KENNISMAKING
VOORPANEEL
q VFO
Druk op [VFO] om de VFO-modus te activeren {pagina 18}. Selecteer vervolgens
met de Afstelknop een werkende frequentie. Druk op [VFO](1s) om een VFO-scan
te beginnen {pagina 43}. Druk op [F], [VFO] om het huidige geheugenkanaal of
oproepkanaal te kopiëren naar de VFO (geheugenverplaatsing) {pagina 36}.
wMR
Druk op [MR] om de modus Geheugenkanaal te activeren {pagina 18}. Selecteer
vervolgens met de Afstelknop een geheugenkanaal. Druk op [MR](1s) om een
geheugenscan te beginnen {pagina 44}. Selecteer een geheugenkanaal en druk
vervolgens op [F], [MR] om de huidige frequentie op te slaan in het geheugenkanaal
{pagina 33}.
eAfstelknop
Draai deze om een werkende frequentie of geheugenkanaal te selecteren, de
scanrichting te wijzigen, een toonfrequentie te selecteren, etc. Druk op de Afstelknop
om de MHz-modus te activeren (met het apparaat in de VFO- of Oproepmodus)
of schakel de display tussen kanaalnaam en frequentie (met het apparaat in de
Geheugenkanaalmodus). Druk op [F] en druk vervolgens op de Afstelknop om de
Menumodus te openen {pagina 20}. Druk op [de Afstelknop](1s) om een MHz-scan
{pagina 48} of Groepsscan te beginnen {pagina 45}.
rCALL
Druk op [CALL] om het oproepkanaal te selecteren. Druk op [CALL](1s) om een
oproepscan te beginnen {pagina 48}. Druk op [F], [CALL] om de huidige frequentie
van het oproepkanaal op te slaan {pagina 33}.
tF
Druk op [F] om de Functiemodus te openen. Druk op [F](1s) om de
toetsvergrendeling van de zendontvanger aan of uit te zetten {pagina 63}.
yTONE
Druk op [TONE] om de Toonfunctie aan te zetten. Druk voortdurend op [TONE] om
op de volgende manier tussen de functies te wisselen: Toon ON >> CTCSS ON >>
DCS ON >> OFF. Met Toon, CTCSS of DCS op ON, druk op [F], [TONE] om de
instellingenmodus van CTCSS of DCS te openen.
N-8
Page 18
uREV
Druk op [REV] om de Omkeerfunctie aan of uit te zetten {pagina 30}. Druk op [REV](1s) om de Automatic Simplex Checker (Automatische simplex-controle) aan te zetten
{pagina 30}. Druk op [F], [REV] om de selectiemodus offset-richting te openen. Iedere
keer wanneer u op [F], [REV] drukt, wisselt de offset-richting als volgt:
plus (+) richting –> minus (–) richting –> –7,6 MHz (alleen E-type) –> OFF.
iLOW
Druk op [LOW] om als volgt tussen de stroomsterkten voor zendingen te wisselen:
Hoog (alleen K-, E-types) –> Gemiddeld –> Laag {pagina 70}. Druk op [F], [LOW] om
de Geluidonderbrekingsfunctie aan of uit te zetten {pagina 69}.
oPF1
Druk op [PF1] om de programmeerbare functie te activeren {pagina 66}. De
standaardfunctie is “Frequentieband selecteren”.
!0PF2
Druk op [PF2] om de programmeerbare functie te activeren {pagina 66}. De
standaardfunctie is “Functieband selecteren”.
!1BAND SEL (VOL) bediening
Draai de bedieningsknop [BAND SEL] om het luidsprekervolume in te stellen {pagina
14}. Druk op de linkerknop [BAND SEL] om de A-band te selecteren. Druk op de
rechterknop [BAND SEL] om de B-band te selecteren. Druk op [BAND SEL](1s) om
te wisselen tussen de enkele en dual-bandmodus.
!2SQL-bedieningsknop
Draai de bedieningsknop [SQL] om het squelch-niveau in te schakelen. Draai naar
rechts om de squelch te openen en naar links om deze dicht te draaien {pagina 68}.
!3PM
Druk op [PM] om de selectiemodus van het PM (Programmeerbaar geheugen)-kanaal
te openen {pagina 40}. Druk op [F], [PM] om de registratiemodus van het PM-kanaal
te openen {pagina 40}.
!4
Druk op [ ] om de zendontvanger aan of uit te zetten.
N-9
Page 19
DISPLAy
< A Band >< B Band >
IndicatorBeschrijving
Verschijnt wanneer er een uitzendband beschikbaar is.
Knippert wanneer de kruisband-repeater aan staat (alleen
K-type).
Verschijnt wanneer er een functieband beschikbaar is.
Knippert wanneer de draadloze afstandsbediening aan staat
(alleen K-type).
Verschijnt wanneer de Toonfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de CTCSS-functie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de DCS-functie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de Verschuiffunctie op plus staat.
Verschijnt wanneer de Verschuiffunctie op minus staat.
Verschijnt wanneer de Omkeerfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de ASC-functie is geactiveerd. Knippert
wanneer de ASC-functie een OK-controle uitvoert.
Verschijnt in de AM-modus.
Verschijnt in de "Narrow FM"-modus.
Verschijnt wanneer het geselecteerde kanaal wordt
geregistreerd in de Geheugeninvoermodus.
Toont het nummer van het geheugenkanaal en menu.
Verschijnt wanneer de blokkeringsfunctie van het
geheugenkanaal is geactiveerd.
Verschijnt bij hoog energiegebruik. Knippert wanneer het
temperatuurbeveiligingscircuit (uitzendenergiebesparing)
wordt geactiveerd. (alleen K-, E-types)
Verschijnt bij medium energiegebruik. Knippert wanneer het
temperatuurbeveiligingscircuit (uitzendenergiebesparing)
wordt geactiveerd.
Verschijnt bij gemiddeld energiegebruik.
Toont de bedieningsfrequentie, naam van het
geheugenkanaal en het menu.
Verschijnt bij het ontvangen van een actief-signaal.
Werkt als een S-meter bij het ontvangen van een signaal en
toont het geselecteerde energieniveau tijdens het uitzenden.
N-10
Page 20
IndicatorBeschrijving
Verschijnt onder het uitzenden.
Verschijnt bij gebruik van de databand.
Verschijnt wanneer het gegevensstation op 9600 (bps) staat.
Verschijnt wanneer de frequentie op ***,***, 250 Hz staat.
Verschijnt wanneer de frequentie op ***,***, 500 Hz staat.
Verschijnt wanneer de frequentie op ***,***, 750 Hz staat.
Verschijnt wanneer de frequentie op ***,***, 333 Hz staat.
Verschijnt wanneer de frequentie op ***,***, 666 Hz staat.
Verschijnt wanneer u op de F-toets drukt.
Verschijnt wanneer geluidsonderdrukking is geactiveerd.
Verschijnt bij continueopname.
Verschijnt met het apparaat in de EchoLink Sysop-modus.
Verschijnt wanneer de Toetsvergrendelingsfunctie is
geactiveerd.
Verschijnt bij het maken van een PM-kanaaloproep.
Verschijnt in de Menumodus en wanneer u de Tone/CTCSS/
DCS-code hebt geselecteerd.
Knippert bij het opnieuw oproepen van een PM-kanaal en bij het
schrijven naar geheugen. Alleen “1” knippert bij het opnemen of
in de afspeelmodus.
Verschijnt bij het openen van het Menu.
Knippert bij het opnieuw oproepen van een PM-kanaal en bij het
schrijven naar geheugen. Alleen “2” knippert bij het opnemen of
in de afspeelmodus.
Verschijnt bij tekeninvoer in de Menumodus of bij invoer van
een code.
Knippert bij het opnieuw oproepen van een PM-kanaal en bij het
schrijven naar geheugen. Alleen “3” knippert bij het opnemen of
in de afspeelmodus
Verschijnt bij tekeninvoer in de Menumodus of bij invoer van
een code.
Knippert bij het opnieuw oproepen van een PM-kanaal en bij het
schrijven naar geheugen. Alleen “4” knippert bij het opnemen of
in de afspeelmodus.
Verschijnt bij tekeninvoer in de Menumodus of bij invoer van
een code.
Knippert bij het opnieuw oproepen van een PM-kanaal en bij het
schrijven naar geheugen.
Verschijnt wanneer Weermeldingen is geactiveerd. Knippert
wanneer u een signaal ontvangt. (alleen K-type)
N-11
Page 21
ACHTERPANEEL
MIC
PANEL
q ANT
Sluit een externe antenne aan van het M-type (TM-V71A) of N-type (TM-V71E) op deze
aansluiting {pagina 5}. Wanneer u testuitzendingen uitvoert, sluit een dummy aan in
plaats van de antenne. Het antennesysteem of de lading moet een impedantie hebben
van 50 Ω.
wDATA
Sluit een TNC-eenheid aan op deze aansluiting via een 6-pens mini DIN-aansluiting.
ePC
Sluit een pc aan op deze aansluiting via een 8-pens mini DIN-aansluiting.
rSP (SP 1/ SP 2)
U kunt desgewenst 1 of 2 externe luidsprekers aansluiten voor helderder geluid.
Op deze aansluitingen kunt u stekkers met een diameter van 3,5 mm (1/8”) en
2 conductoren aansluiten {pagina 7}. Raadpleeg pagina 71 voor gebruik van de
luidsprekers.
SUBPANEEL
q MIC
Sluit de bijgeleverde microfoon aan op deze aansluiting {pagina 7}.
wPANEL
Bij gebruik van een optionele paneelkit, bevestig het paneel aan deze aansluiting met
de kabel die is geleverd bij de paneelkit.
N-12
Page 22
MICROFOON (MC-59)
Toetsen met seriële gegevens
Geen verbinding
MIC, 600 Ω impedantie
GND (MIC)
PTT
GND
DC 8 V, 100 mA max
Geen verbinding
Microfoonaansluiting
q PTT-schakelaar
Druk op de schakelaar, houd deze ingedrukt en spreek vervolgens in de microfoon om
te verzenden.
eDTMF-toetsen
Druk op deze toetsen om DTMF-oproepen te maken, frequenties of tekens in te
voeren.
eCALL/ A
Werkt hetzelfde als de toets [CALL] op het voorpaneel van de zendontvanger. Dit
is tegelijk de PF4-toets en kan worden geprogrammeerd met een programmeerbare
functie {pagina 66}.
rVFO/ B
Werkt hetzelfde als de toets [VFO] op het voorpaneel van de zendontvanger. Dit is
tegelijk de PF3-toets en kan worden geprogrammeerd met een programmeerbare
functie {pagina 66}.
tMR/ C
Werkt hetzelfde als de toets [MR] op het voorpaneel van de zendontvanger. Dit is
tegelijk de PF2-toets en kan worden geprogrammeerd met een programmeerbare
functie {pagina 66}.
yPF/ D
Druk hierop om te wisselen tussen de banden A en B. Dit is tegelijk de PF1-toets en
kan worden geprogrammeerd met een programmeerbare functie {pagina 66}.
uUP/ DWN
Werkt hetzelfde als de Afsteldraaiknop op de zendontvanger.
N-13
Page 23
BASISBEDIENING
AAN/UITSCHAKELEN
Druk op de [ ] -schakelaar om de zendontvanger aan te zetten.
• De inschakelmelding verschijnt kort op de display.
• Als u de wachtwoordbescherming hebt geactiveerd voor het inschakelen van de zendontvanger
{pagina 74}, moet u eerst uw wachtwoord invoeren voordat u de zendontvanger kunt bedienen.
Druk nogmaals op de [ ] -schakelaar om de zendontvanger uit te zetten.
VOLUME INSTELLEN
Draai aan de knop [BAND SEL] (VOL) van de door u geselecteerde band naar rechts om
het volume te verhogen en naar links om het te verlagen.
Opmerking: Sommige functies van deze zendontvanger, zoals de pieptoon en stemberichten, hebben hun
eigen volume-instellingen. Stel deze volumes in naar wens.
N-14
Page 24
DE SQUELCH INSTELLEN
Squelch wordt gebruikt om de luidspreker te onderdrukken als er geen signalen zijn. Als u
het squelch-niveau juist instelt, hoort u alleen geluid wanneer u een signaal ontvangt. Hoe
hoger u het squelch-niveau instelt, des te sterker de signalen moeten zijn om te kunnen
worden gehoord.
Draai aan de knop [SQL] van de door u geselecteerde band wanneer er geen signalen zijn
en selecteert het squelch-niveau waarop achtergrondruis net wordt onderdrukt.
A BAND SELECTEREN
Druk op de linkerknop [BAND SEL] om de band A te selecteren en op de rechterknop
[BAND SEL] om de band B te selecteren.
• Het pictogram verschijnt boven aan de band waarop u bent afgestemd en het pictogram
verschijnt boven aan de band waarop u momenteel uitzendt.
Band A (linkerknop [BAND SEL]):
Band B (rechterknop [BAND SEL]):
N-15
Page 25
Druk op [PF2] om te wisselen van actieve band tussen de banden A en B terwijl u de
oorspronkelijke band aanhoudt als de uitzendband.
Band A is de uitzendband en band B de actieve band:
Band A is zowel de uitzendband als de actieve band:
DUAL-BANDMODUS/ ENKELE- BANDMODUS SELECTEREN
U kunt de zendontvanger wisselen tussen werken met dual-band en enkele band door te
drukken op [BAND SEL] (1s) van de door uw geselecteerde band.
Dual-bandmodus:
Enkele-bandmodus (alleen band A):
Opmerking: U kunt ook de middelste scheidingsbalk uitschakelen {pagina 72}.
N-16
Page 26
EEN FREQUENTIEBAND SELECTEREN
U kunt de standaardfrequentiebanden wijzigen voor band A en band B.
1 Selecteer band A of B door te drukken op de knop [BAND SEL] of [PF2].
2 Druk op [F], [BAND SEL] van de door u geselecteerde band.
• Iedere keer wanneer u drukt op [F], [BAND SEL], gaat u door naar de volgende
frequentieband.
• U kunt ook de standaardinstelling van de toets
volgende frequentieband.
• Wanneer u een band maskeert {pagina 71}, kunt u alleen de selecteerbare band gebruiken.
• Wanneer u 2 signalen ontvangt op dezelfde band, de beeldinterferentie, gevoeligheid etc.,
vermindert de prestatie.
U kunt kiezen uit 3 bedieningsmodi: VFO-modus, Geheugenkanaalmodus en
Oproepkanaalmodus.
■ VFO-modus
Met de VFO-modus kunt u handmatig de bedieningsfrequentie wijzigen.
1 Druk op [VFO] om de VFO-modus te openen.
2 Draai aan de Afstelknop om uw bedieningsfrequentie te selecteren.
• U kunt de frequentie ook instellen door de microfoontoetsen [UP]/[DWN] te gebruiken.
• De standaardstapfrequentie voor de
Type144 MHz430/440 MHz
K5 kHz25 kHz
E12,5 kHz25 kHz
M410 kHz10 kHz
• Voor het afstellen van de frequentie op een hoger niveau, kunt u de Afstelknop indrukken
om de MHz-modus te openen. Draai in de MHz-modus aan de Afstelknop om de
frequentie in te stellen in stappen van 1 MHz. Druk nogmaals op de Afstelknop om de
MHz-modus te verlaten en stel de frequentie in met de normale stapfrequentie. Met het
MCP-2A (Geheugenbedieningsprogramma) kunt u de stapfrequentie van de MHz-modus
instellen op 10 MHz. Druk op de Afstelknop om te wisselen tussen 10 MHz, 1MHz en uit.
Afstelknop varieert met het type en de actieve band:
■ Geheugenkanaalmodus
In de Geheugenkanaalmodus kunt u snel een vaak gebruikte frequentie en
gerelateerde gegevens selecteren die u hebt opgeslagen in het geheugen van de
zendontvanger.
1 Druk op [MR] om de Geheugenkanaalmodus te openen.
2 Draai aan de Afstelknop om uw Geheugenkanaal te selecteren.
N-18
Page 28
■ Oproepkanaalmodus
In de Oproepkanaalmodus kunt u snel een voorkeurkanaal selecteren voor het
maken van directe oproepen op die frequentie. Het oproepkanaal kan nuttig zijn als
noodkanaal binnen uw groep.
1 Selecteer uw band (A of B).
• Het oproepkanaal heeft een specifieke frequentie voor beide banden A en B. De
standaardfrequentie voor band A is 144 MHz. De standaardfrequentie voor band B is
430/440 MHz.
2 Druk op [CALL] om de Oproepkanaalmodus te openen.
• "C" verschijnt op de display.
3 Druk nogmaals op [CALL] om terug te keren naar uw vorige bedieningsfrequentie.
UITZENDEN
1 Selecteer de gewenste band en frequentie/kanaal.
2 Druk de microfoonschakelaar [PTT] in en houd deze vast. Spreek vervolgens in de
microfoon om uit te zenden.
• Het pictogram en de stroommeter RF verschijnen op de display voor de geselecteerde
uitzendband. De stroommeter RF toont het relatieve uitzendvermogen.
• Het pictogram
{pagina 70}, op de display.
• Spreek in de microfoon met uw normale stemgeluid waarbij u de microfoon ongeveer 5 cm van
uw mond houdt. Houdt u uw mond te dicht bij de microfoon of spreekt u te luid, dan kan dit
leiden tot stemvervorming en kan dit de verstaanbaarheid verminderen van uw signaal op het
ontvangende station.
/ / verschijnt, afhankelijk van het door u geselecteerde uitvoervermogen
3 Wanneer u klaar bent met spreken, laat de schakelaar [PTT] los.
N-19
Page 29
MENUMODUS
Veel van de functies op deze zendontvanger worden geselecteerd of geconfigureerd via
het menu in plaats van met de bedieningselementen. Wanneer u meer vertrouwd bent met
het menusysteem, zult u baat hebben bij de veelzijdigheid van het menu.
TOEGANG MENU
1 Druk op [F], Afstelknop om het Menu te openen.
• Het nummer en de naam van het menu verschijnen op de display.
2 Draai aan de Afstelknop om uw menu te selecteren.
3 Druk op de Afstelknop om het huidige menu in te stellen.
4 Draai aan de Afstelknop om de waarde voor uw menu te selecteren.
5 Druk op de Afstelknop om de geselecteerde waarde in te stellen.
6 Herhaal de stappen 2 t/m 5 om extra menu's in te stellen.
• U kunt op ieder moment op [F] (ESC) drukken om de Menumodus te verlaten.
• U kunt op ieder moment op
terug te keren naar de menuselectie.
[TONE] (BACK) drukken om de menu-instelling te annuleren en
MENUCONFIGURATIE
Menunum-
mer
000BEEPPieptoonOFF/ ONON64
001BP.VOLPieptoonvolume1 ~ 7564
002EXT.SP
003
004
005
DisplayBeschrijving
Uivoermodus externe
luidspreker
1
1
1
ANN
ANN.LNG Taal stemaankondigingENG/ JPNENG77
ANN.VOL
Stemaankondigingsmodus
Volume
stemaankondiging
N-20
Waarde-
instellingen
MODE 1/
MODE 2
OFF/ AUTO/
MANUAL
1 ~ 7577
Standaardin-
stelling
MODE 171
AUTO75
Ref.
pag.
Page 30
Menunum-
mer
006
007
008
009
DisplayBeschrijving
1
ANN.SPD
1
PLAY.BK AfspelenOFF/ ONOFF80
1
P.BK.INT Afspeelinterval
1
CON.REC ContinuopnameOFF/ ONOFF79
100PRG.VFO
Snelheid
stemaankondiging
Programmeerbare VFOinstelling
Waarde-
instellingen
Standaardin-
stelling
0 ~ 4177
0 ~ 60
(seconden)
1080
Varieert met de
geselecteerde
–64
frequentieband
Varieert met de
101STEPStapfrequentie
geselecteerde
–65
frequentieband
102MODLAT
Modulatie/
demodulatiemodus
Varieert met de
geselecteerde
frequentieband
–69
103VHF.AIP VHF-band AIPOFF/ ONOFF68
104UHF.AIP UHF-band AIPOFF/ ONOFF68
105S.SQLS-meter squelchOFF/ ONOFF68
106
S.SQ.
HNG
107MUT.HNG
S-meter squelch
verbrekingstijd
Instelling verbrekingstijd
geluidsonderdrukking
OFF/ 125/ 250/
500 (ms)
OFF/ 125/ 250/
500/ 750/ 1000
(ms)
OFF68
OFF70
108B.SHIFT SlagwijzigingOFF/ ONOFF69
109TOTTimer time-out
2
110
200
201RECALL
202
203GR.LINK
204ELK.MEM
205ELK.SPD
300DT.HOLD
WX.ALT WeermeldingenOFF/ ONOFF73
3
M.NAME Instelling geheugennaam Max 6 tekens–35
Oproepmethode
geheugenkanaal
3
L.OUT
Blokkering
geheugenkanaal
Registratie
geheugengroepkoppeling
Instelling EchoLinkgeheugen
Uitzendsnelheid
EchoLink-geheugen
DTMFuitzendonderbreking
3/ 5/ 10
(minuten)
1070
ALL/ CURRENTALL34
OFF/ ONOFF44
Max 10 cijfers
(0 ~ 9)
–45
Max 8 cijfers
voor de DTMF-
–59
Code
FAST/ SLOWFAST60
OFF/ ONOFF55
Ref.
pag.
N-21
Page 31
Menunum-
mer
DisplayBeschrijving
Waarde-
instellingen
Standaardin-
stelling
Max 16 cijfers
301DT.MEM DTMF-geheugen
voor de DTMF-
–56
Code
302DT.SPD
Uitzendsnelheid DTMFgeheugen
FAST/ SLOWFAST57
100/ 250/ 500/
303DT.PAUS DTMF-pauzecodetijd
750/ 1000/
1500/ 2000
50058
(ms)
304DT.LOCK DTMF-toetsvergrendeling OFF/ ONOFF58
400OFFSET Offset-frequentie
401
4
ARO
Automatisch offset
repeater
Zie
referentiepagina
–27
OFF/ ONON29
Uitzendonderbreking bij
4021750.HD
uitzenden op een toon
OFF/ ONOFF30
van 1750 Hz
403
404
405
406
500
2
RPT.MOD Repeatermodus
2
RPT.HLD
2
RPT.IDRegistratie repeater-idMax 6 tekens–82
2
ID.TXUitzending repeater-id
P.ON.
MSG
Repeateruitzendonderbreking
Instelling
inschakelmelding
CROSS/ A-TX/
B-TX
CROSS81
AAN/UITOFF82
OFF/ MORSE/
VOICE
OFF82
Max 6 tekensHELLO62
501BRIGHT Helderheid displayOFF/ 1 ~ 8862
502AUTO.BR
503COLORAchtergrondkleur
507PF1
508PF2
509MIC.PF1
510MIC.PF2
511MIC.PF3
Automatische helderheid
display
Programmeerbare
functiewaarde PF1-toets
Programmeerbare
functiewaarde PF2-toets
Programmeerbare
functiewaarde PF1-toets
microfoon
Programmeerbare
functiewaarde PF2-toets
microfoon
Programmeerbare
functiewaarde PF3-toets
microfoon
OFF/ ONOFF62
AMBER/
GREEN
Zie
referentiepagina
Zie
referentiepagina
Zie
referentiepagina
Zie
referentiepagina
Zie
referentiepagina
AMBER63
FR.BAND66
CTRL66
A/B66
MR66
VFO66
Ref.
pag.
N-22
Page 32
Menunum-
mer
DisplayBeschrijving
Programmeerbare
512MIC.PF4
functiewaarde PF4-toets
microfoon
513MIC.LCK
514SC.RESM
516APO
Vergrendeling
microfoontoetsen
Hervattingsmethode
scannen
Automatische
uitschakeltijd
517DAT.BND Databandmodus
518DAT.SPD
519PC .SPD
Snelheid
gegevenscommunicatie
Baudsnelheid PCterminal
Waarde-
instellingen
Standaardin-
stelling
CALL
Zie
referentiepagina
(K/ M4-types)
1750
(E-type)
OFF/ ONOFF63
TO/ CO/ SEEK
TO
OFF/ 30/ 60/
90/ 120/ 180
OFF
(minuten)
A/ B/ ATX.BRX/
ARX.BTX
1200/ 9600
(bps)
A83
120083
9600/ 19200/
38400/ 57600
960084
(bps)
OFF/ BUSY/
520SQC.SRC SQC-uitvoertype
SQL/ TX/
BUSY.TX/
BUSY.TX84
SQL.TX
521AUTO.PM Automatische PM-invoer OFF/ ONON41
522
523
2
REM.ID
2
ANS.BK AntwoordenOFF/ ONON85
Persoonlijk
identificatienummer
000 ~ 99900085
527DP.BARScheidingsbalk displayOFF/ ONON72
998PASSWD
999RESETTerugstellen
Wachtwoord voor
inschakelen
OFF/ ONOFF74
VFO/ PART/
PM/ FULL
VFO88
Ref.
pag.
66
43
67
1
Menunummers 03 ~ 09 zijn alleen beschikbaar wanneer u de optionele VGS-1-eenheid hebt geïnstalleerd op de
zendontvanger.
2
Menunummers 110, 403 ~ 406, 522 en 523 zijn alleen beschikbaar voor modellen van het type K.
3
Menunummers 200 en 202 zijn alleen beschikbaar als u een geheugenkanaal hebt opgeslagen op de
zendontvanger.
4
Menunummer 401 is alleen beschikbaar voor modellen van de types K en E.
N-23
Page 33
TEKENINVOER
Voor bepaalde menu's moet u tekens invoeren, zoals de inschakelmelding en
geheugennamen. In dit geval verschijnt er een cursor op de display.
1 Druk op de Afstelknop.
• De cursor knippert.
2 Draai aan de Afstelknop om uw teken te selecteren.
• U kunt tekens op de volgende manier invoeren:
- Inschakelmelding, geheugennaam en de repeater-id (alleen K-type): 0 ~ 9, A ~ Z, -, /, @,
en spatie
- DTMF-geheugencode: 0 ~ 9, A ~ F en spatie
- EchoLink-geheugencode: 0 ~ 9, A ~ Z
- Geheugengroepkoppeling en id draadloze afstandsbediening (alleen K-type): 0 ~ 9
3 Druk op de Afstelknop om de geselecteerde teken in te stellen.
• De cursor verspringt naar het volgende cijfer.
• U kunt de cursor naar links of naar rechts laten verspringen door op [REV] ( ) of [LOW] ( ) te
drukken.
• U kunt het geselecteerde teken verwijderen door te drukken op
4 Herhaal de stappen 2 en 3 om de resterende nummers in te voeren.
• U kunt op ieder moment op [F] (ESC) drukken om de Menumodus te verlaten.
• U kunt op ieder moment op
terug te keren naar de menuselectie.
[TONE] (BACK) drukken om de menu-instelling te annuleren en
[PF1] (CLR).
N-24
Page 34
n Tekeninvoer via microfoontoetsen
U kunt ook de microfoontoetsen gebruiken om tekens in te voeren. Zie de
onderstaande tabel voor de tekens die u kunt invoeren met behulp van de
microfoontoetsen.
ToetsTekenweergave (met iedere druk op de toets)
1QZ1
2ABC2
3DEF3
4GHI4
5JKL5
6MNO6
7PRS7
8TUV8
9WXY9
0(spatie)0
Niet gebruikt
#–/@
De microfoontoetsen
[A]: Werkt hetzelfde als [PF1] (CLR)
[B]: Werkt hetzelfde als [REV] ( )
[C]: Werkt hetzelfde als [LOW] ( )
[D]: Werkt hetzelfde als de Afstelknop
[A] ~ [D] hebben speciale, toegewezen functies:
N-25
Page 35
BEDIENING VIA REPEATERS
Repeaters worden vaak geïnstalleerde en onderhouden door radioclubs, soms in
samenwerking met het plaatselijke bedrijfsleven met betrekking tot de communicatiesector.
Vergeleken met simplex (eenvoudige) communicatie, kunt u met behulp van een repeater
uitzenden over veel grotere afstanden. Repeaters worden doorgaans geplaatst op
bergtoppen of andere hoog gelegen locaties. Ze functioneren over het algemeen op een
grotere ERP (Effective Radiated Power) dan een standaardstation. De combinatie van een
hoog gelegen locatie en een grotere ERP zorgen ervoor dat communicatie mogelijk is over
aanzienlijke afstanden.
TX: 144,725 MHz
TX-toon: 88,5 Hz
RX: 145,325 MHz
TOEGANG TOT REPEATERS
De meeste repeaters gebruiken een ontvangst- en uitzendfrequentiecombinatie met een
standaard of niet-standaard offset ("odd-split"). Sommige repeaters moeten daarnaast
een toon ontvangen van de zendontvanger voor toegang tot de repeater. Zie voor meer
gegevens de informatie van uw plaatselijke repeater.
TX: 144,725 MHz
TX-toon: 88,5 Hz
RX: 145,325 MHz
n Een offset-richting selecteren
Met de offset-richting kunt u uw uitzendfrequentie hoger (+) of lager (–) instellen dan de
ontvangstfrequentie.
1 Selecteer uw band (A of B).
2 Druk op [F], [REV] om een offset-richting te selecteren.
• Iedere keer wanneer u op [F], [REV] drukt, wisselt de offset-richting als volgt:
Eenvoudige bediening >> + >> – >> Eenvoudige bediening
N-26
Page 36
• Als u een zendontvanger gebruikt met type E verandert de offset-richting bij bediening op
de 430 MHz-band als volgt:
Als de offset-uitzendfrequentie buiten het toegestane bereik valt, wordt uitzending
verhinderd. Gebruik één van de volgende methodes om de uitzendfrequentie binnen
het bandbereik te brengen:
• Verplaats de ontvangstfrequentie verder binnen de band.
• Wijzig de offset-richting.
Opmerking: Wanneer u een zogenaamde "odd-split"-geheugenkanaal gebruikt of uitzendt, kunt u de offsetrichting niet wijzigen.
n Een offset-frequentie selecteren
De offset-frequentie is de waarde waarop de uitzendfrequentie verschilt ten opzicht
van de ontvangstfrequentie. De standaard-offset-frequentie op de 144 MHz-band is
600 kHz voor alle typeversies. De standaard op de 430/440 MHz-band is 5 MHz.
1 Selecteer uw band (A of B).
2 Voer de Menumodus in en open Menu 400 (OFFSET) {pagina 20}.
3 Stel de juiste offset-frequentiewaarde in.
• U kunt kiezen uit een bereik van 00,00 MHz t/m 29,95 MHz, in stappen van 50 kHz.
Opmerking: Na het wijzigen van de offset-frequentie wordt de nieuwe offset-frequentie ook gebruikt door de
Automatische repeater offset {pagina 29}.
n De Toonfunctie activeren
Voor het aanzetten van de Toonfunctie:
1 Selecteer uw band (A of B).
2 Druk op [TONE] om de Toonfunctie aan te zetten.
• Iedere keer wanneer u op [TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Geen >> T (Tone) >> CT (CTCSS) >> DCS (DCS) >> Geen
• Het
Opmerking: Wanneer u toegang wilt tot een repeater waarvoor u een toon van 1750 Hz nodig hebt, hoeft
u de Toonfunctie niet te activeren. U drukt dan gewoon op de toets die u hebt toegewezen aan de 1750 Hztoon {pagina 66} om de toon uit te zenden.
pictogram verschijnt op de display wanneer de Toonfunctie aan staat.
N-27
Page 37
n Een toonfrequentie selecteren
Voor het selecteren van een toonfrequentie voor toegang tot de gewenste repeater:
1 Zet de Toonfunctie aan:
2 Druk op [F], [TONE].
• De huidige toonfrequentie verschijnt op de display. De standaardfrequentie is 88,5 Hz.
3 Draai aan de Afstelknop om uw frequentie te selecteren.
• Voor het verlaten van de toonfrequentieselectie, druk op [F] (ESC).
4 Druk op iedere andere toets dan de Afstelknop en [F] (ESC) om de geselecteerde
frequentie in te stellen.
Opmerking: Als u een geheugenkanaal hebt ingesteld met een tooninstelling, kunt u gewoon het
geheugenkanaal opnieuw oproepen in plaats van iedere keer de toonfrequentie opnieuw te moeten instellen.
Nr.
Frequentie
(Hz)
Nr.
Frequentie
(Hz)
Nr.
Frequentie
(Hz)
Nr.
Frequentie
(Hz)
0167,012 97,423141,334206,5
0269,313100,024146,235210,7
0371,914103,525151,436218,1
0474,415107,226156,737225,7
0577,016110,927162,238229,1
0679,717114,828167,939233,6
0782,518118,829173,840241,8
0885,419123,030179,941250,3
0988,520127,331186,242254,1
1091,521131,832192,8
1194,822136,533203,5
N-28
Page 38
n Automatische repeater offset (alleen types K en E)
Deze functie selecteert automatisch een offset-richting en activeert de Toonfunctie
in overeenstemming met de frequentie die u hebt geselecteerd. Voor een bijgewerkt
bandschema voor repeater-offsetrichtingen, neem contact op met uw nationale
amateurradiovereniging.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 401 (ARO) {pagina 20}.
2 Zet de ARO aan.
3 Druk op [BAND SEL A] om de A-band te selecteren.
4 Druk op [VFO] om de VFO-modus te selecteren.
5 Draai aan de Afstelknop om uw frequentie te selecteren.
6 Druk op [PTT] om een oproep te beginnen.
• U zendt vervolgens uit op een offset-frequentie op basis van uw offset-instellingenwaarde
{pagina 27} en een offset-richting die afhangt van de door u geselecteerde frequentie.
Raadpleeg de onderstaande instellingen voor offset-richtingen:
Type K:
Onder 145,100 MHz: Geen offset (Eenvoudige bediening)
145,100 ~ 145,499 MHz: Minus (–) offset
145,500 ~ 145,999 MHz: Geen offset (Eenvoudige bediening)
146,000 ~ 146,399 MHz: Plus (+) offset
146,400 ~ 146,599 MHz: Geen offset (Eenvoudige bediening)
146,600 ~ 146,999 MHz: Minus (–) offset
147,000 ~ 147,399 MHz: Plus (+) offset
147,400 ~ 147,599 MHz: Geen offset (Eenvoudige bediening)
147,600 ~ 147,999 MHz: Minus (–) offset
148,000 MHz en hoger: Geen offset (Eenvoudige bediening)
Type E:
Onder 145,000 MHz: Geen offset (Eenvoudige bediening)
145,600 ~ 145,799 MHz: Minus (–) offset
145,800 MHz en hoger: Geen offset (Eenvoudige bediening)
N-29
Page 39
UITZENDEN OP EEN TOON VAN 1750 Hz
Voor de meeste repeaters in Europa dient u uit te zenden op een toon van 1750 Hz.
Bij gebruik van een E-typemodel kunt u gewoon op de microfoon drukken [CALL] voor
uitzending op een toon van 1750 Hz. U kunt ook [1750] programmeren op het voorpaneel
als een PF-toets voor uitzending op 1750 Hz.
Opmerking: De zendontvanger zendt voortdurend uit op 1750 Hz totdat u de [CALL] of PF-toets (1750) loslaat.
Sommige repeaters in Europa moeten voortdurende signalen ontvangen voor een
bepaalde periode na ontvangst van een toon van 1750 Hz. Deze zendontvanger kan ook
gedurende 2 seconden na uitzending op 1750 Hz in de uitzendmodus blijven.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 402 (1750.HD) {pagina 20}.
2 Zet de toon aan of uit.
• Wanneer op aan, wordt de 1750 Hz-toon uitgezonden. Wanneer op uit, wordt de toon niet
uitgezonden.
OMKEERFUNCTIE
Nadat u een afzonderlijke ontvangst- en uitzendfrequentie hebt ingesteld, kunt u deze
frequentie uitwisselen met behulp van de Omkeer-, of "Reverse", functie. Hierdoor kunt u
handmatig de sterkte controleren van signalen die u direct van andere stations ontvangt
bij gebruik van een repeater. Als het signaal van het station sterk is, gaat u naar een
eenvoudige frequentie om het contact voort te zetten en de repeater vrij te maken.
Druk op [REV] om de Omkeerfunctie aan of uit te zetten.
• Wanneer de Omkeerfunctie aan staat, verschijnt het betreffende pictogram op de display.
Opmerkingen:
u Als de uitzendfrequentie buiten het toegestane frequentiebereik valt bij gebruik van de Omkeerfunctie, klinkt
er een fouttoon wanneer u op [PTT] drukt en de uitzending wordt verhinderd.
u Als de ontvangstfrequentie buiten het ontvangstfrequentiebereik valt bij gebruik van de Omkeerfunctie, klinkt
er een fouttoon en werkt de functie niet.
u De ARO (Automatische repeater offset) werkt niet wanneer de Omkeerfunctie aanstaat.
u U kunt tijdens het uitzenden de Omkeerfunctie niet aan- of uitzetten.
AUTOMATISCHE SIMPLEX CHECKER (ASC)
Wanneer u een repeater gebruikt, controleert de ASC regelmatig de sterkte van de
signalen die u direct ontvangt van andere stations. Als het signaal van het station sterk
genoeg is voor direct contact zonder repeater, knippert het betreffende pictogram.
Druk op [REV] (1s) om ASC aan te zetten.
N-30
Page 40
• Wanneer ASC aan staat, verschijnt het betreffende pictogram op de display.
• Wanneer direct contact zonder een repeater mogelijk is, knippert het betreffende pictogram.
• Voor het afsluiten van ASC, druk op
Opmerkingen:
u Als u op [PTT] drukt, stopt het pictogram met knipperen.
u ASC werkt niet in de eenvoudige bedieningsmodus.
u ASC werkt niet tijdens scannen.
u Als u ASC activeert bij gebruik van de Omkeerfunctie, wordt Omkeer uitgeschakeld.
u Als u opnieuw een geheugenkanaal of het Oproepkanaal oproept en u hebt deze kanalen ingesteld met de
Omkeerfunctie ingeschakeld, schakelt ASC uit.
u ASC onderbreekt ontvangende signalen tijdelijk om de 3 seconden.
[REV].
TOONFREQUENTIE-ID
Deze functie scant door alle toonfrequenties om de binnenkomende toonfrequentie te
identificeren op een ontvangen signaal. U kunt deze functie gebruiken om na te gaan
welke toonfrequentie uw plaatselijke repeater vereist.
1 Druk op [TONE] om de Toonfunctie aan te zetten.
• Het pictogram verschijnt op de display.
2 Druk op [F], [TONE] (1s) om de id-scan van de toonfrequentie uit te voeren.
• Het pictogram knippert en SCAN verschijnt op de display.
• Als u de scanrichting wilt omkeren, draai de Afstelknop naar rechts (omhoog scannen) of naar
links (omlaag scannen).
• Druk op
• Wanneer de scan een toonfrequentie herkent, verschijnt deze frequentie op de display en
[F] (ESC) om de functie te verlaten.
knippert. Om het scannen te hervatten, druk op iedere andere toets dan de Afstelknop terwijl
de herkende frequentie knippert.
3 Druk op de Afstelknop om de herkende frequentie te programmeren in plaats van de
momenteel ingestelde toonfrequentie.
• De Toonfunctie blijft aan staan. Druk op [TONE] om de Toonfunctie uit te zetten.
• Druk op
[F] (ESC) als u de herkende frequentie niet wilt programmeren.
N-31
Page 41
GEHEUGENKANALEN
In geheugenkanalen kunt u frequenties en gerelateerde gegevens opslaan die u vaak
gebruikt. Op deze manier hoeft u niet iedere keer de gegevens opnieuw te programmeren.
U kunt snel en eenvoudig een geprogrammeerd kanaal oproepen. Er zijn in totaal 1000
geheugenkanalen beschikbaar voor de banden A en B.
SIMPLEX & REPEATER Of ODD-SPLIT GEHEUGENKANAAL?
U kunt ieder geheugenkanaal gebruiken als een "simplex & repeater"-kanaal of als een
"odd-split"-kanaal. Als u een simplex & repeater-kanaal gebruikt slaat u slechts één
frequentie op, of twee frequenties als u een odd-split-kanaal wilt gebruiken. Selecteer één
van deze opties voor ieder kanaal afhankelijk van de bediening die u wilt uitvoeren.
Gebruik met simplex & repeater-kanalen:
• Simplex-frequentiebediening
• Repeater-bediening met een standaard-offset (als u een offset-richting hebt
opgeslagen)
Gebruik met odd-split-kanalen:
• Repeater-bediening met een niet-standaard-offset
U kunt de onderstaande gegevens opslaan in ieder geheugenkanaal:
ParameterSimplex & RepeaterOdd-split
Ontvangstfrequentie
UitzendfrequentieJa
Stapgrootte ontvangstfrequentie
Stapgrootte uitzendfrequentieJa
Offset-richtingJaNee
Toon AAN/UITJaJa
ToonfrequentieJaJa
CTCSS AAN/UITJaJa
CTCSS-frequentieJaJa
DCS AAN/UITJaJa
DCS-codeJaJa
Omkeer ON/OFFJaNee
Blokkering geheugenkanaalJaJa
Naam geheugenkanaalJaJa
Modulatie/demodulatiemodusJaJa
Ja
Ja
Ja
Ja
N-32
Page 42
OPSLAAN VAN SIMPLEX EN STANDAARD REPEATER-fREQUENTIES
1 Druk op [VFO] om de VFO-modus te openen.
2 Draai aan de Afstelknop om uw frequentie te selecteren.
• U kunt ook de microfoontoetsen [UP]/[DWN] gebruiken om een frequentie te selecteren.
3 Stel eventueel extra gegevens in voor de frequentie.
5 Draai aan de Afstelknop om uw kanaalnummer te selecteren.
• U kunt ook de microfoontoetsen [UP]/[DWN] gebruiken om een kanaal te selecteren.
6 Druk op [MR] om de gegevens op te slaan in het geselecteerde geheugenkanaal.
Opmerking: Als u gegevens opslaat in een geheugenkanaal waar al gegevens zijn opgeslagen, worden de
oude gegevens gewist en de nieuwe opgeslagen.
n Oproepkanaalgeheugen (Simplex)
U kunt het oproepkanaal gebruiken voor het opslaan van iedere frequentie met
gerelateerde gegevens die u vaak oproept. U kunt bijvoorbeeld het oproepkanaal
instellen als noodkanaal in uw groep.
Als u een simplex-frequentie en gerelateerde gegevens wilt opslaan als het
oproepkanaal in plaats van in een geheugenkanaal, druk na stap 4 (hierboven) op
[CALL].
Opmerking: Opslaan van nieuwe gegevens in het oproepkanaal wist de oude gegevens. (U kunt het
oproepkanaal zelf niet wissen maar de gegevens kunnen worden vervangen door nieuwe gegevens.)
OPSLAAN VAN ODD-SPLIT REPEATER-fREQUENTIES
Sommige repeaters gebruiken een ontvangst- en uitzendfrequentiepaar met een nietstandaard-offset. Voor toegang tot die repeaters slaat u twee afzonderlijke frequenties op
in een geheugenkanaal. U kunt het apparaat dan via deze repeaters bedienen zonder de
offset-frequentie te wijzigen die u in het menu hebt opgeslagen.
1 Stel een simplex-kanaal in met de volgende stappen 1 t/m 6 van “OPSLAAN VAN
SIMPLEX EN STANDAARD REPEATER-FREQUENTIES”, hierboven.
2 Druk op [VFO] om de VFO-modus te openen.
3 Draai aan de Afstelknop om uw uitzendfrequentie te selecteren.
• U kunt ook de microfoontoetsen [UP]/[DWN] gebruiken om een frequentie te selecteren.
N-33
Page 43
4 Stel eventueel extra gegevens in voor de uitzendfrequentie.
6 Draai aan de Afstelknop om uw kanaalnummer te selecteren.
• U kunt ook de microfoontoetsen [UP]/[DWN] gebruiken om een kanaal te selecteren.
7 Druk op [PTT], [MR] om de gegevens op te slaan in het geselecteerde
geheugenkanaal.
n Oproepkanaalgeheugen (odd-split)
Het oproepkanaal kunt u gebruiken voor het opslaan van iedere frequentie met
gerelateerde gegevens die u vaak opnieuw oproept. U kunt bijvoorbeeld het
oproepkanaal instellen als noodkanaal in uw groep.
Als u een odd-split-frequentie en gerelateerde gegevens wilt opslaan als het
oproepkanaal in plaats van in een geheugenkanaal, druk na stap 6 (hierboven) op
[PTT], [CALL].
Opmerking: U kunt niet de uitzend-offsetstatus en Omkeerstatus opslaan in odd-split oproepkanalen.
EEN GEHEUGENKANAAL OPNIEUW OPROEPEN
1 Druk op [MR] om de Geheugenoproepmodus te openen.
2 Draai aan de Afstelknop om uw Geheugenkanaal te selecteren.
• U kunt ook de microfoontoetsen [UP]/[DWN] gebruiken om een kanaal te selecteren of u kunt
een kanaalnummer invoeren met behulp van de microfoontoetsen.
n Geheugenoproepmethode
Het zendontvangermenu geeft u ook de optie om geheugenkanalen op te roepen met
frequenties die u hebt opgeslagen in uw huidige band, of alle geheugenkanalen:
1 Voer de Menumodus in en open Menu 201 (RECALL) {pagina 20}.
2 Stel de oproepmethode in op CURENT (huidige band) of ALL (alle banden).
• Met CURENT kunt u alleen die geheugenkanalen oproepen met opgeslagen frequenties
in de huidige band {pagina 17}. Met ALL kunt u alle geprogrammeerde geheugenkanalen
oproepen.
• Wanneer het opgeroepen geheugenkanaal een AM-kanaal is, kunt u geen nieuwe oproep
doen op de B-band.
N-34
Page 44
EEN GEHEUGENKANAAL WISSEN
1 Druk op [MR] om de Geheugenoproepmodus te openen.
2 Draai aan de Afstelknop om uw Geheugenkanaal te selecteren.
• U kunt ook de microfoontoetsen [UP]/[DWN] gebruiken om een kanaal te selecteren of u kunt
een kanaalnummer invoeren met behulp van de microfoontoetsen.
3 Zet de zendontvanger uit.
4 Druk op [MR] + Power ON.
• Er verschijnt een bevestigingsbericht op de display.
5 Druk op de Afstelknop om het geheugenkanaal te wissen.
• Druk op [F] (ESC) om het kanaal te verlaten zonder het te wissen.
EEN GEHEUGENKANAAL BENOEMEN
U kunt een naam opgeven voor geheugenkanalen van maximaal 6 alfanumerieke tekens.
Wanneer u een geheugenkanaal met naam oproept, verschijnt de naam op de display
in plaats van de opgeslagen frequentie. Namen kunnen bestaan uit tekens, namen van
repeaters, steden, mensen, etc.
1 Druk op [MR] om de Geheugenoproepmodus te openen.
2 Draai aan de Afstelknop om uw Geheugenkanaal te selecteren.
3 Voer de Menumodus in en open Menu 200 (M.NAME) {pagina 20}.
4 Voer de gewenste naam in voor het kanaal {pagina 24}.
Opmerking: U kunt de naam van een geheugenkanaal overschrijven op de hierboven beschreven wijze. U kunt
ook de naam van een geheugenkanaal wissen door het geheugenkanaal te wissen.
N-35
Page 45
DE GEHEUGENNAAM/ fREQUENTIE-DISPLAY WISSELEN
U kunt na het opslaan van geheugennamen de display wisselen tussen de geheugennaam
en de opgeslagen frequentie. Dit kan nuttig zijn als u de frequentie die u hebt opgeslagen
in benoemde geheugenkanalen moet bevestigen.
1 Druk op [MR] om de Geheugenoproepmodus te openen.
2 Druk op de Afstelknop om te wisselen tussen de geheugennaam en de opgeslagen
frequentie.
<—>
OVERZETTEN VAN GEHEUGEN-NAAR-VfO
U kunt de inhoud van een geheugenkanaal of het oproepkanaal naar de VFO overbrengen
als u naar andere stations of een duidelijke frequentie wilt zoeken in de buurt van het
geselecteerde geheugenkanaal of de oproepkanaalfrequentie.
1 Druk op [MR] of [CALL] om de Geheugenoproepmodus te openen of selecteer het
oproepkanaal.
2 Draai aan de Afstelknop om uw kanaal te selecteren. (U hoeft deze stap niet uit te
voeren als u het oproepkanaal selecteert.)
3 Druk op [F], [VFO].
• De volledige inhoud van het geheugenkanaal of oproepkanaal wordt gekopieerd naar de VFO
en de VFO-modus wordt geselecteerd nadat de overdracht is voltooid.
• Wanneer u een uitzendfrequentie kopieert van een odd-split geheugen- of oproepkanaal, zet u
eerst de Omkeerfunctie aan voordat u op [F], [VFO] drukt.
KANAALWEERGAVEfUNCTIE
Gebruik deze functie wanneer u alleen geheugenkanalen wilt gebruiken. Wanneer
deze functie is ingeschakeld, geeft de zendontvanger alleen het nummer van een
geheugenkanaal weer in plaats van een frequentie.
1 Zet de zendontvanger uit.
2 Druk op [LOW] + Power ON om de kanaalweergave in of uit te schakelen.
<—>
Opmerkingen:
u Als het apparaat geheugenkanalen bevat zonder opgeslagen gegevens, werkt de kanaalweergave niet.
u Als een kanaal een opgeslagen naam heeft, verschijnt de naam op de display in plaats van het
kanaalnummer.
u Wanneer u kanaalweergave gebruikt, kunt u de zendontvanger niet terugstellen.
N-36
Page 46
In de Kanaalweergavemodus, werken de toetsen van de zendontvanger als volgt:
Programmeerbaar geheugen (PM) slaat nagenoeg alle instellingen die momenteel zijn
ingesteld op de zendontvanger op. Deze zendontvanger heeft 5 PM-kanalen voor het
opslaan van 5 sets van zendontvangerconfiguraties. U kunt later snel deze kanalen
oproepen, afhankelijk van de bediening die u wilt uitvoeren of de bedieningsomgeving.
U kunt de volgende programmeerbare instellingen niet opslaan:
Kunnen alleen worden ingesteld met behulp van de MCP-2A-software.
N-38
Page 48
TOEPASSINGSVOORBEELDEN
Hieronder vindt u voorbeelden van hoe u het programmeerbare geheugen kunt gebruiken.
Deze voorbeelden betreffen misschien niet de toepassingen die nuttig zijn voor u, maar u
krijg zo wel een beeld van de flexibiliteit van deze functie.
Situatie: U deelt uw zendontvanger met andere leden van uw gezin of club. Iedereen
heeft echter persoonlijke voorkeuren wat betreft de instelling van de verschillende functies.
U moet iedere keer wanneer u de zendontvanger gebruikt telkens weer een aantal
instellingen wijzigen.
Oplossing: Omdat u 5 PM-kanalen hebt, kunnen maximaal 5 personen afzonderlijk de
zendontvanger programmeren en hun eigen aangepaste omgeving opslaan. Iedereen kan
vervolgens snel zijn of haar favoriete instellingen openen door gewoon een PM-kanaal op
te roepen. Het is teveel werk om de instellingen weer terug te zetten nadat iemand deze
heeft geconfigureerd. Deze toepassing biedt misschien geen zendontvanger met vele
functies maar houdt het aantal beperkt tot de nuttige functies.
Situatie: Tijdens de bediening op weg naar het werk iedere morgen, wilt u liever een stille
zendontvanger die de ochtendstilte niet onderbreekt. U vindt ook dat een helder verlicht
display in het zonlicht geen zin heeft. Wanneer u 's avonds terug naar huis rijdt, beseft u
dat de pieptoonfunctie echt ergens voor dient en u moet toegeven dat het prettig is een
helder verlicht display te zien in het donker.
Oplossing: U kunt in 2 PM-kanalen dezelfde bedieningsgegevens opslaan, zoals
frequentie, offset, toon, etc, en verschillende instellingen voor de display-helderheid en
pieptoonfuncties. U kunt vervolgens snel de beste instellingen oproepen voor bediening
overdag en 's avonds.
Situatie: U weet niet hoe u de huidige zendontvangermodus kunt verlaten.
Oplossing: Roep eenvoudigweg het PM-kanaal 1 op dat een exacte kopie bevat van de
standaardomgeving van de zendontvanger. De inhoud van alle geheugenkanalen blijft
bewaard.
N-39
Page 49
GEGEVENS OPSLAAN IN PM-KANALEN
1 Bevestig dat u aan de volgende voorwaarden hebt voldaan:
• De zendontvanger staat in de ontvangstmodus.
• U hebt niet gescand.
• De microfoonbediening is uitgeschakeld.
2 Configureer de zendontvanger met uw instellingen.
3 Druk op [F], [PM].
• De PM-kanaalnummers 1 t/m 5 verschijnen en knipperen onder in de display.
4 Voer een kanaalnummer in ([1] t/m [5]) voor uw PM-kanaal.
• De instellingen worden opgeslagen in het PM-kanaal.
PM-KANALEN OPROEPEN
1 Druk op [PM].
• De PM-kanaalnummers 1 t/m 5 en OFF verschijnen onder in de display.
2 Voer een kanaalnummer in ([1] t/m [5]) voor uw PM-kanaal.
• De instellingen die zijn opgeslagen in het PM-kanaal worden opgeroepen.
• Het nummer van het geselecteerde kanaal verschijnt op de display.
• Selecteer [OFF] om de PM-kanalen uit te schakelen.
N-40
Page 50
AUTOMATIScHE PM-KANAALOPSLAG
Nadat u een PM-kanaal oproept, overschrijft deze functie automatisch het huidige PMkanaal met de huidige bedieningsomgeving wanneer:
• U een ander PM-kanaal oproept.
• U op
• U de zendontvanger uitschakelt.
[PM] drukt.
Doe het volgende om de Automatische PM-opslag te activeren.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 521 (AUTO.PM) {pagina 20}.
2 Zet AUTO.PM aan.
Opmerking: Als u een PM-kanaal (1 - 5) niet oproept, verschijnt menunummer 521 niet op het display.
PM-KANAAL TERUGSTELLEN
Voor het terugstellen van PM-kanalen naar hun standaardinstellingen:
1 Zet de zendontvanger uit.
2 Druk op [F] + Power ON.
3 Laat [F] los.
4 Draai de Afstelknop en selecteer PM.
5 Druk op de Afstelknop.
• Er verschijnt een bevestigingsbericht op de display.
6 Druk nogmaals op de Afstelknop om de geheugenkanalen terug te stellen.
• Druk op [TONE] (TERUG) om terug te keren naar de voorgaande display.
• Druk op
[F] (ESC) om de PM-kanalen te verlaten zonder deze terug te stellen.
N-41
Page 51
SCANNEN
Scannen is een nuttige functie voor het bewaken van uw favoriete frequenties. Naarmate
u vertrouwd raakt met alle scantypes, zult u beter in staat zijn het apparaat efficiënter te
bedienen.
Deze zendontvanger bevat de volgende scantypes:
ScantypeScanbereik
VFO-scanScant alle frequenties op de huidige band.
Geheugenscan
Groepscan
Programmascan
MHz-scan
Oproepscan
Opmerkingen:
u Stel het squelch-niveau in voordat u scant. Als u een squelch-niveau selecteert dat te laag is, stopt het
scannen onmiddellijk.
u Bij gebruik van CTCSS of DCS, stopt de scan voor ieder ontvangen signaal. U hoort dan echter alleen
geluid wanneer het signaal dezelfde CTCSS-toon of DCS-code bevat die u hebt geselecteerd.
u Bij gebruik van S-meter-squelch, stopt de scan wanneer de sterkte van het ontvangen signaal overeenkomt
met de S-meterinstelling of deze overschrijdt. De scan wordt hervat binnen 2 seconden nadat het
signaalniveau onder de S-meterinstelling valt.
u Als u drukt op [PTT] en deze ingedrukt houdt, stopt de scan tijdelijk als deze wordt uitgevoerd op een niet-
TX band.
u Als u begint met scannen, schakelt de Automatic Simplex Checker uit.
Scant alle frequenties die zijn opgeslagen in
geheugenkanalen.
Scant de frequenties in de geheugenkanalen die behoren
tot de groep die u hebt opgegeven.
Scant alle frequenties binnen het geprogrammeerde
bereik op de huidige band.
Scant alle frequenties binnen een bereik van 1 MHz van
de oorspronkelijke frequentie.
Scant het oproepkanaal en de op dat moment
geselecteerde VFO-frequentie of geheugenkanaal.
N-42
Page 52
EEN SCANHERVATTINGSMETHODE SELECTEREN
De zendontvanger stopt met scannen op een frequentie of geheugenkanaal waarop een
signaal is ontdekt. Het gaat vervolgens door, afhankelijk van de hervattingsmodus die
u hebt geselecteerd. U kunt kiezen uit de volgende modi. De standaardmodus is Timeoperated, of op basis van tijd.
Time-Operated
•
De zendontvanger blijft ongeveer 5 seconden op een gevonden frequentie of
geheugenkanaal en gaat vervolgens door met scannen, zelfs als het signaal nog
steeds aanwezig is.
Carrier-Operated
•
De zendontvanger blijft op een gevonden frequentie of geheugenkanaal totdat het
signaal wegvalt. Er is een interval van 2 seconden tussen het wegvallen van het
signaal en het hervatten van de scan.
Seek
•
De zendontvanger blijft op een gevonden frequentie of geheugenkanaal staan, zelfs
wanneer het signaal wegvalt, en hervat het scannen niet automatisch.
Opmerking: Om het scannen tijdelijk te stoppen en zwakke signalen te controleren, druk op de PF-toets op de
microfoon die is toegewezen aan de Monitorfunctie {pagina 66}. Druk nogmaals op de PF-toets om het scannen
te hervatten.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 514 (SC.RESM) {pagina 20}.
2 Stel de Scan Resume (Scanhervattings-)-modus in op TO (Time-Operated), CO
(Carrier-Operated) of SEEK.
VFO-SCAN
De VFO-scan controleert alle frequenties waarop u kunt afstellen op de band met behulp
van de huidige frequentiestapgrootte.
1 Selecteer uw band.
2 Druk op [VFO] (1s).
• Het scannen start op de huidige frequentie.
• Het 1 MHz-decimaal knippert wanneer de scan wordt uitgevoerd.
• Als u de scanrichting wilt omkeren, draai de
links (omlaag scannen). U kunt ook op de microfoontoetsen [UP]/ [DWN] drukken.
3 Verlaat de VFO-scan door nogmaals op [VFO] te drukken.
Afstelknop naar rechts (omhoog scannen) of naar
N-43
Page 53
GEHEUGENSCAN
Gebruik Geheugenscan om alle geheugenkanalen te controleren die zijn geprogrammeerd
met frequentiegegevens.
1 Selecteer uw band.
2 Druk op [MR] (1s).
• Het scannen start op de huidige frequentie.
• Het 1 MHz-decimaal knippert wanneer de scan wordt uitgevoerd.
• Als u de scanrichting wilt omkeren, draai de
links (omlaag scannen). U kunt ook op de microfoontoetsen [UP]/[DWN] drukken.
3 Verlaat de Geheugenscan door nogmaals op [MR] te drukken.
Opmerkingen:
u Tenminste 2 geheugenkanalen moeten gegevens bevatten en kunnen niet zijn uitgesloten van scannen.
u De geheugenkanalen L0/U0 t/m L9/U9 worden niet gescand.
u U kunt geheugenscan ook starten in de Kanaalweergavemodus. Wanneer de scan op een bepaald kanaal
stopt, knippert het betreffende kanaalnummer.
n Een geheugenkanaal uitsluiten
U kunt een geheugenkanaal selecteren dat u niet wilt controleren tijdens het scannen.
1 Druk op [MR] en draai aan de Afstelknop om uw kanaal te selecteren.
2 Voer de Menumodus in en open Menu 202 (L.OUT) {pagina 20}.
Afstelknop naar rechts (omhoog scannen) of naar
3 Zet uitsluiten op ON om het kanaal uit te sluiten van de scanvolgorde.
• Om uitsluiten te annuleren, zet u het op OFF.
• Het pictogram
Opmerking: De geheugenkanalen L0/U0 t/m L9/U9 kunt u niet uitsluiten.
verschijnt op de display voor een kanaal dat is uitgesloten.
N-44
Page 54
GROEPSCAN
Voor groepscan worden de 1000 geheugenkanalen verdeeld in 10 groepen waarbij iedere
groep 100 kanalen bevat. Groepscan controleert alleen de 100 kanalen die behoren tot de
specifieke groep die u scant. De kanalen zijn als volgt gegroepeerd.
1 Druk op [MR] en draai aan de Afstelknop om een kanaal te selecteren in uw groep.
2 Druk op de Afstelknop (1s).
• Het scannen start op het huidige kanaal.
• Het 1 MHz-decimaal knippert wanneer de scan wordt uitgevoerd.
• Als u de scanrichting wilt omkeren, draai de
links (omlaag scannen). U kunt ook op de microfoontoetsen [UP]/ [DWN] drukken.
3 Verlaat de groepscan door nogmaals op de Afstelknop te drukken.
Opmerkingen:
u Tenminste 2 geheugenkanalen in de geselecteerde groep moeten gegevens bevatten en kunnen niet
worden uitgesloten van scannen.
u U kunt geheugenscan ook starten in de Kanaalweergavemodus. Wanneer de scan op een bepaald kanaal
stopt, knippert het betreffende kanaalnummer.
Afstelknop naar rechts (omhoog scannen) of naar
n Geheugengroepkoppeling
Met geheugengroepkoppeling kunt u 2 of meer geheugenkanaalgroepen koppelen om
als een enkele groep te scannen. U kunt maximaal 6 afzonderlijke groepen koppelen,
of zelfs meerdere instanties van dezelfde groep, om ervoor te zorgen dat één groep
vaker wordt gescand dan andere groepen.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 203 (GR.LINK) {pagina 20}.
2 Druk op de Afstelknop.
• De cursor gaat knipperen.
N-45
Page 55
3 Draai aan de Afstelknop om een groep te selecteren die u wilt koppelen.
4 Druk op de Afstelknop om de groep in te stellen en verplaats de cursor naar rechts.
• Druk op [REV] ( ) om de cursor terug te plaatsen of op [LOW] ( ) om de cursor naar
rechts te verplaatsen.
5 Herhaal de stappen 3 en 4 om meerdere groepen te koppelen.
6 Wanneer u uw groepen hebt ingevoerd, druk op [LOW] ( ) om de cursor naar
rechts te verplaatsen. Druk vervolgens op de Afstelknop om de invoer te voltooien
en verlaat de Menumodus.
• Als u maximaal 6 groepen hebt ingevoerd, drukt u eenvoudigweg op de Afstelknop om de
invoer te voltooien en de Menumodus te verlaten.
PROGRAMMASCAN
Programmascan komt overeen met de VFO-scan met het enige verschil dat u hier een
frequentiebereik selecteert voor de scan.
n De scanlimieten instellen
U kunt maximaal 10 scanbereiken opslaan in de geheugenkanalen L0/U0 t/m L9/U9.
1 Druk op [VFO].
2 Selecteer uw band.
3 Draai aan de Afstelknop om uw frequentie voor het laagste bereik te selecteren.
4 Druk op [F].
• Er knippert een geheugenkanaalnummer.
5 Draai aan de Afstelknop om een kanaal te selecteren van L0 t/m L9.
6 Druk op [MR] om het kanaalnummer in te stellen.
• Het laagste bereik wordt opgeslagen in het kanaal.
7 Draai aan de Afstelknop om uw frequentie voor het laagste bereik te selecteren.
N-46
Page 56
8 Druk op [F].
9 Draai aan de Afstelknop om een kanaalnummer te selecteren van U0 t/m U9.
• Als u bijvoorbeeld kanaal L3 selecteert in stap 5, selecteert u hier kanaal U3.
10 Druk op [MR] om het kanaalnummer in te stellen.
• Het hoogste bereik wordt opgeslagen in het kanaal.
• Druk op [MR] om de opgeslagen scanbereiken te bevestigen en
selecteer vervolgens de kanalen L en U.
Opmerkingen:
u Het laagste bereik moet een lagere frequentie zijn dan het hoogste bereik.
u De laagste en hoogste frequentiestapgrootte moeten gelijk zijn.
u Het laagste en hoogste bereik moeten worden geselecteerd op dezelfde band.
n Programmascan gebruiken
1 Selecteer uw band.
2 Druk op [VFO].
3 Draai aan de Afstelknop om een frequentie binnen uw scanbereik te selecteren.
4 Druk op [VFO] (1s).
• Het scannen start op de huidige frequentie.
• Het 1 MHz-decimaal knippert wanneer de scan wordt uitgevoerd.
• Als u de scanrichting wilt omkeren, draai de
naar links (omlaag scannen). U kunt ook op de microfoontoetsen [UP]/ [DWN] drukken.
5 Verlaat programmascan door nogmaals op [VFO] te drukken.
Opmerkingen:
u Als de stapgrootte verschilt tussen het laagste en hoogste bereik, begint de VFO-scan in plaats van de
programmascan.
u Als de huidige VFO-frequentie in meer dan één programmascanbereik ligt, wordt het bereik dat is
opgeslagen in het kleinste kanaalnummer gebruikt.
Afstelknop naar rechts (omhoog scannen) of
N-47
Page 57
MHz-SCAN
De MHz-scan controleert een 1 MHz-segment van de band met behulp van de huidige
frequentiestapgrootte. Het huidige 1 MHz-cijfer bepaalt de limieten van de scan. Als
de huidige frequentie bijvoorbeeld 145,400 MHz is, dan loopt het scanbereik van
145,000 MHz t/m 145,995 MHz (het precieze bovenbereik hangt af van de huidige
frequentiestapgrootte).
1 Selecteer uw band.
2 Druk op [VFO].
3 Draai aan de Afstelknop om een frequentie binnen uw 1 MHz-bereik te selecteren.
4 Druk op de Afstelknop en houd deze ongeveer 1 seconde ingedrukt om met scannen
te beginnen.
• Het scannen start op de huidige frequentie.
• Het 1 MHz-decimaal knippert wanneer de scan wordt uitgevoerd.
• Als u de scanrichting wilt omkeren, draai de
links (omlaag scannen). U kunt ook op de microfoontoetsen [UP]/[DWN] drukken.
Afstelknop naar rechts (omhoog scannen) of naar
5 Om de MHz-scan af te sluiten, drukt u nogmaals op de Afstelknop.
OPROEPSCAN
Gebruik de oproepscan om zowel het oproepkanaal als de momenteel geselecteerde VFOfrequentie of geselecteerde geheugenkanaal te controleren.
1 Selecteer uw VFO-frequentie of geheugenkanaal.
2 Druk op [CALL] (1s) om een oproepscan te beginnen.
• Het 1 MHz-decimaal knippert wanneer de scan wordt uitgevoerd.
• Wanneer u een geheugenkanaal scant, wordt het oproepkanaal op dezelfde band als het
geselecteerde geheugenkanaal gebruikt voor scannen.
3 Verlaat de oproepscan door nogmaals op [CALL] te drukken.
Opmerkingen: Het geselecteerde geheugenkanaal wordt zelfs gescand als het is uitgesloten voor scannen.
N-48
Page 58
SQUELCH-SYSTEEM MET CONTINU TOONCODE (CTCSS)
Het kan voorkomen dat u soms alleen oproepen wilt horen van specifieke personen. Met
het zogenaamde Continuous Tone Coded Squelch System (CTCSS) kunt u ongewenste
oproepen negeren (niet horen) van andere personen die dezelfde frequentie gebruiken.
Hiervoor selecteert u dezelfde CTCSS-toon die de andere personen in uw groep hebben
geselecteerd. Een CTCSS-toon is beperkt hoorbaar en kan worden geselecteerd uit 42
toonfrequenties.
Opmerking: CTCSS maakt uw gesprekken niet privé. Het zorgt er alleen voor dat u niet naar ongewenste
gesprekken hoeft te luisteren.
CTCSS GEBRUIKEN
1 Selecteer uw band.
2 Druk 2 maal op [TONE] om de CTCSS-functie te activeren.
• Het pictogram verschijnt op de display wanneer de CTCSS-functie aan staat.
• Iedere keer wanneer u op
Toon (T) –> CTCSS (CT) –> DCS (DCS) –> Uit (geen display).
3 Druk op [F], [TONE].
• De huidige CTCSS-frequentie verschijnt op de display en knippert.
[TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
4 Draai aan de Afstelknop om uw CTCSS-frequentie te selecteren.
• Raadpleeg de onderstaande tabel voor de beschikbare frequenties.
• Voor het verlaten van de CTCSS-frequentieselectie, druk op
[F] (ESC).
5 Druk op iedere andere toets dan de Afstelknop en [F] (ESC) om de instelling te
voltooien.
6Wanneer u wordt opgeroepen: Opent de squelch van de zendontvanger alleen wanneer
de geselecteerde CTCSS-toon wordt ontvangen.
Wanneer u een oproep maakt: Druk op de [PTT], houd deze ingedrukt en spreek in de
microfoon.
• Voor het annuleren van CTCSS, druk op [TONE] totdat CT niet langer op de display verschijnt.
N-49
Page 59
U kunt ook de CTCSS-frequentie selecteren door de microfoon te gebruiken:
1 Selecteer uw band.
2 Druk 2 maal op [TONE] om de CTCSS-functie te activeren.
• Het pictogram verschijnt op de display wanneer de CTCSS-functie aan staat.
• Iedere keer wanneer u op
Toon (T) –> CTCSS (CT) –> DCS (DCS) –> Uit (geen display).
3 Druk op [F], [TONE].
• De huidige CTCSS-frequentie verschijnt op de display en knippert.
4 Druk op de als [ENTER] geprogrammeerde toets.
5 Voer een frequentiereferentienummer in (01 ~ 42) met behulp van de microfoontoetsen.
• Raadpleeg de onderstaande tabel voor de frequenties en hun referentienummers.
[TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Nr.
Frequentie
(Hz)
Nr.
Frequentie
(Hz)
Nr.
Frequentie
(Hz)
Nr.
Frequentie
(Hz)
0167,012 97,423141,334206,5
0269,313100,024146,235210,7
0371,914103,525151,436218,1
0474,415107,226156,737225,7
0577,016110,927162,238229,1
0679,717114,828167,939233,6
0782,518118,829173,840241,8
0885,419123,030179,941250,3
0988,520127,331186,242254,1
1091,521131,832192,8
1194,822136,533203,5
N-50
Page 60
CTCSS-FREQUENTIE-ID
Deze functie scant door alle CTCSS-frequenties om de binnenkomende CTCSS-frequentie
te identificeren op een ontvangen signaal. Dit kan nuttig zijn wanneer u niet de CTCSSfrequentie kunt oproepen die de andere personen van uw groep gebruiken.
1 Druk 2 maal op [TONE] om de CTCSS-functie te activeren.
• Het pictogram verschijnt op de display wanneer de CTCSS-functie aan staat.
• Iedere keer wanneer u op
Toon (T) –> CTCSS (CT) –> DCS (DCS) –> Uit (geen display).
2 Druk op [F], [TONE] (1s).
• Het pictogram knippert en "SCAN" verschijnt op de Display.
• Het scannen begint wanneer een signaal wordt ontvangen.
• Als u de scanrichting wilt omkeren, draai de Afstelknop naar rechts (omhoog scannen) of naar
links (omlaag scannen). U kunt ook op de microfoontoetsen [UP]/[DWN] drukken.
• Druk op
• Wanneer de scan een CTCSS-frequentie herkent, verschijnt deze frequentie op de display en
[F] (ESC) om de scan te verlaten.
knippert.
3 Druk op de Afstelknop om de herkende frequentie te programmeren in plaats van de
momenteel ingestelde CTCSS-frequentie.
• De CTCSS-functie blijft aan staan. Voor het annuleren van CTCSS, druk op [TONE] totdat CT
niet langer op de display verschijnt.
• Druk op
• Wanneer een herkende frequentie knippert, draai de
[F] (ESC) als u de herkende frequentie niet wilt programmeren.
[TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Afstelknop om het scannen te hervatten.
N-51
Page 61
DIGITAAL GECODEERDE SQUELCH (DCS)
Digital Code Squelch (DCS) is een andere toepassing waarmee u ongewenste gesprekken
kunt negeren (niet horen). Het werkt op dezelfde manier als CTCSS. De enige verschillen
zijn de gecodeerde/gedecodeerde methode en het aantal selecteerbare codes. Voor DCS
kunt u kiezen uit 104 verschillende codes.
DCS GEBRUIKEN
1 Selecteer uw band.
2 Druk 3 maal op [TONE] om de DCS-functie te activeren.
• Het pictogram verschijnt op de display wanneer de DCS-functie aan staat.
• Iedere keer wanneer u op
Toon (T) –> CTCSS (CT) –> DCS (DCS) –> Uit (geen display).
3 Druk op [F], [TONE].
• De huidige DCS-code verschijnt op de display en knippert.
[TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
4 Draai aan de Afstelknop om uw DCS-code te selecteren.
• Raadpleeg de onderstaande tabel voor de beschikbare codes.
• Voor het verlaten van de DCS-codeselectie, druk op
5 Druk op iedere andere toets dan de Afstelknop en [F] (ESC) om de instelling te
voltooien.
6Wanneer u wordt opgeroepen: Opent de squelch van de zendontvanger alleen wanneer
de geselecteerde DCS-toon wordt ontvangen.
Wanneer u een oproep maakt: Druk op de [PTT], houd deze ingedrukt en spreek in de
microfoon.
• Voor het annuleren van DCS, druk op [TONE] totdat DCS niet langer op de display verschijnt.
[F] (ESC).
N-52
Page 62
U kunt ook een DCS-code selecteren door de microfoon te gebruiken:
1 Selecteer uw band.
2 Druk 3 maal op [TONE] om de DCS-functie te activeren.
• Het pictogram verschijnt op de display wanneer de DCS-functie aan staat.
• Iedere keer wanneer u op
Toon (T) –> CTCSS (CT) –> DCS (DCS) –> Uit (geen display).
3 Druk op [F], [TONE].
• De huidige DCS-code verschijnt op de display en knippert.
4 Druk op de als [ENTER] geprogrammeerde toets.
5 Voer uw DCS-code in met behulp van de microfoontoetsen.
• Raadpleeg de onderstaande tabel voor de DCS-codes.
[TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
DCS-code
023025026031032036043047
051053054065071072073074
114115116122125131132134
143145152155156162165172
174205212223225226243244
245246251252255261263265
266271274306311315325331
332343346351356364365371
411412413423431432445446
452454455462464465466503
506516523565532546565606
612624627631632654662664
703712723731732734743754
N-53
Page 63
DCS-CODE-ID
Deze functie scant door alle DCS-codes om de binnenkomende DCS-code te identificeren
op een ontvangen signaal. Dit kan nuttig zijn wanneer u niet de DCS-code kunt oproepen
die de andere personen van uw groep gebruiken.
1 Druk 3 maal op [TONE] om de DCS-functie te activeren.
• Het pictogram verschijnt op de display wanneer de DCS-functie aan staat.
• Iedere keer wanneer u op
Toon (T) –> CTCSS (CT) –> DCS (DCS) –> Uit (geen display).
2 Druk op [F], [TONE] (1s).
• Het pictogram knippert en "SCAN" verschijnt op de Display.
• Het scannen begint wanneer een signaal wordt ontvangen.
• Als u de scanrichting wilt omkeren, draai de Afstelknop naar rechts (omhoog scannen) of naar
links (omlaag scannen). U kunt ook op de microfoontoetsen [UP]/ [DWN] drukken.
• Druk op
• Wanneer de scan een DCS-code herkent, verschijnt deze code op de display en knippert.
[F] (ESC) om de scan te verlaten.
3 Druk op de Afstelknop om de herkende code te programmeren in plaats van de
momenteel ingestelde DCS-code.
• De DCS-functie blijft aan staan. Voor het annuleren van DCS, druk op [TONE] totdat DCS niet
langer op de display verschijnt.
• Druk op
• Wanneer een herkende code knippert, draai de
[F] (ESC) als u de herkende code niet wilt programmeren.
[TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Afstelknop om het scannen te hervatten.
N-54
Page 64
DUAL-TOON MULTI-FREQUENTIE (DTMF)
De microfoontoetsen functioneren als DTMF-toetsen; de 12 toetsen op een telefoon met
druktoetsen plus 4 extra toetsen (A, B, C, D). De zendontvanger heeft 10 specifieke
geheugenkanalen. De maximale grootte van een DTMF-code is 16 cijfers dat u opslaat.
Sommige repeaters in de Verenigde Staten en Canada bieden de zogenaamde Autopatchservice. U kunt via dergelijke repeaters het openbare telefoonnetwerk gebruiken door
DTMF-tonen te verzenden. Zie voor meer gegevens de informatie van uw plaatselijke
repeater.
HANDMATIG DRAAIEN
Voor handmatig draaien hoeft u slechts twee stappen uit te voeren om DTMF-tonen te
zenden.
1 Houd de microfoon [PTT] ingedrukt.
2 Druk op de toetsen in de juiste volgorde op het toetsenbord en zend DTMF-tonen.
• De betreffende DTMF-tonen worden uitgezonden.
• Als u de DTMF-wachtfunctie hebt geactiveerd, is het niet nodig dat u de
bij het drukken op de toetsen. Na uitzending van de eerste toon (door te drukken op [PTT] en
de eerste toets), kunt u door op meerdere toetsen te drukken de zendontvanger gedurende 2
seconden in de uitzendmodus houden.
[PTT] ingedrukt houdt
Frequentie (Hz)
1209133614471633
697[1][2][3][A]
770[4][5][6][B]
852[7][8][9][C]
941[ ][0][#][D]
n DTMF-wachtfunctie
Activeer deze functie om in de uitzendmodus te blijven nadat u begonnen bent op de
toetsen te drukken wanneer u een oproep maakt.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 300 (DT.HOLD) {pagina 20}.
2 Zet de DTMF-wacht op ON om te blijven uitzenden bij het drukken op toetsen.
• Zet dit menu op OFF om de continue uitzending van 2 seconden te stoppen.
N-55
Page 65
AUTOMATISCHE NUMMERKEUZE
U beschikt over 10 specifieke DTMF-geheugenkanalen om DTMF-codes op te slaan. U
kunt in ieder kanaal maximaal 16 cijfers opslaan.
n Een DTMF-code opslaan in het geheugen
1 Voer de Menumodus in en open Menu 301 (DT.MEM) {pagina 20}.
2 Draai aan de Afstelknop om een kanaalnummer te selecteren.
3 Druk op de Afstelknop om het geselecteerde kanaalnummer in te stellen.
• De naaminvoerweergave verschijnt.
4 Voer een naam in voor het kanaal {pagina 24} en druk op de Afstelknop om deze in
te stellen.
• De codeinvoerweergave verschijnt.
5 Voer een DTMF-code in voor het kanaal {pagina 24} en druk op de Afstelknop om
het in te stellen.
N-56
Page 66
n Opgeslagen DTMF-codes uitzenden
1 Houd de microfoon [PTT] ingedrukt.
2 Druk op de Afstelknop tijdens het uitzenden.
• De naam en het nummer van het laatst opgeroepen DTMF-geheugenkanaal verschijnen op
de display. Als u geen naam hebt opgeslagen voor het kanaal, verschijnt de DTMF-code.
3 Draai onder het uitzenden aan de Afstelknop om uw DTMF-geheugenkanaal te
selecteren en druk op de Afstelknop om het kanaal in te stellen.
• U kunt ook op een DTMF-toets drukken die behoort tot uw kanaal ([0] ~ [9]) om het kanaal
te selecteren en te beginnen met uitzenden.
• Het opgeslagen DTMF-code schuift over de display en wordt uitgezonden.
• Het code wordt zelfs uitgezonden als u
is geschoven.
• Als u geen DTMF-code hebt opgeslagen in het geselecteerde kanaal, wordt de frequentiedisplay hersteld.
[PTT] loslaat voordat het hele code over de display
n Een uitzendsnelheid selecteren
Sommige repeaters reageren mogelijk niet juist als een DTMF-code wordt uitgezonden
op hoge snelheid. Als dit gebeurt, wijzig de uitzendsnelheid van het DTMF-code van
FAST (standaard) naar SLOW.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 302 (DT.SPD) {pagina 20}.
2 Zet de snelheid op FAST of SLOW.
N-57
Page 67
n Een pauzeduur selecteren
U kunt de pauzeduur die is opgeslagen in DTMF-geheugenkanalen veranderen. De
standaardwaarde is 500 msec.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 303 (DT.PAUS) {pagina 20}.
2 Selecteer een snelheid (in msec) van de beschikbare lijst: 100/ 250/ 500/ 750/ 1000/
1500/ 2000.
DTMF-TOETSvERGRENDELING
Met deze functie vergrendelt u de DTMF-uitzendtoetsen zodat deze niet uitzenden
wanneer u hier per ongeluk op drukt. Voor het vergrendelen van de DTMF-toetsen, zet u
deze functie op ON.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 304 (DT.LOCK) {pagina 20}.
2 Zet de vergrendeling op ON of OFF.
N-58
Page 68
EchoLink
®
WAT IS ECHOLINK?
Met EchoLink kunt u met andere amateurradiostations communiceren over het internet met
behulp van de VoIP (voice-over-IP)-technologie. Met het EchoLink-softwareprogramma
kunnen overal ter wereld verbindingen worden gemaakt tussen stations of van computer
tot station, waardoor uw communicatiemogelijkheden enorm worden uitgebreid.
Om EchoLink te gebruiken, moet u zich eerst registreren met behulp van uw oproepteken
op hun website en het EchoLink-softwareprogramma downloaden (gratis). Zie de website
voor PC-hardware en andere vereisten.
Opmerking: EchoLink is een gedeponeerd handelmerk van Synergenics, LLC.
EchoLink-GEHEUGEN OPSLAAN
U beschikt over 10 specifi eke EchoLink DTMF-geheugenkanalen om DTMF-codes op te
slaan. U kunt in ieder kanaal maximaal 8 cijfers opslaan.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 204 (ELK.MEM) {pagina 20}.
2 Draai aan de Afstelknop om een EchoLink-kanaalnummer te selecteren van
EL0 ~ EL9.
3 Druk op de Afstelknop om het geselecteerde kanaalnummer in te stellen.
• De naaminvoerweergave verschijnt.
4 Voer de naam in voor het kanaal {pagina 24} en druk op de Afstelknop om het in te
stellen.
• Het oproepsignaal en de conferentienaam (voor bestuurskamers die QSO gebruiken) van het
andere station dat is aangesloten via EchoLink, of de naam van het bedieningsbeheer, etc.,
worden ingevoerd in de geheugennaam van de EchoLink.
• De code-invoerweergave verschijnt.
5 Voer een DTMF-code in voor het kanaal {pagina 24} en druk op de Afstelknop om het
in te stellen.
N-59
Page 69
• Het knooppuntnummer van het andere station en de conferentie die zijn aangesloten via
EchoLink, of de DTMF-code van bedieningsbeheer, etc., worden ingevoerd in de EchoLinkcode.
n EchoLink-geheugen uitzenden
1 Houd de microfoon [PTT] ingedrukt.
2 Druk op de Afstelknop tijdens het uitzenden.
• De naam en het nummer van het laatst opgeroepen EchoLink DTMF-geheugenkanaal
verschijnen op de display.
3 Draai onder het uitzenden aan de Afstelknop om uw EchoLink-geheugenkanaal te
selecteren en druk op de Afstelknop om het kanaal in te stellen.
• De opgeslagen code schuift over de display en wordt uitgezonden.
Opmerkingen:
u In stap 2, druk op de microfoontoets [C] voordat u op de Afstelknop drukt om de omgezette DTMF-code
van de EchoLink “Connect by Call”-functie uit te zenden. (Voorbeeld: JA1YKX)
“C” “51 21 10 93 52 92 #” (# wordt automatisch toegevoegd aan het einde van de DTMF-code)
u In stap 2, druk op de microfoontoetsen [0] [7] voordat u op de Afstelknop drukt, om de omgezette
DTMF-code van de EchoLink “Query by Call”-functie uit te zenden. (Voorbeeld: JA1YKX)
“0” “7” “51 21 10 93 52 92 #” (# wordt automatisch toegevoegd aan het einde van de DTMF-code)
u Wanneer u alleen de geheugennaam van de EchoLink hebt geregistreerd, verzendt de EchoLink
“Connect Call”-functie de omgezette DTMF-code.(Voorbeeld: JA1YKX)
“C 51 21 10 93 52 92 #” (C wordt automatisch toegevoegd aan het begin van de DTMF-code en # wordt
automatisch toegevoegd aan het einde)
uOproepsignaal/ DTMF-code-omzettingstabel Als u een teken gebruikt dat geen alfanumeriek teken is (zoals “-” en “/”), stopt de DTMF-omzetting bij
het teken voorafgaand aan het niet gebruikelijke teken.
1234567890
01234567890
1QADGJMPTW
2ZBEHKNRUX
3CFILOSVY
n Een uitzendsnelheid selecteren
Sommige repeaters reageren mogelijk niet juist als een code wordt uitgezonden op
hoge snelheid. Als dit gebeurt, wijzig de uitzendsnelheid van de EchoLink van FAST
(standaard) naar SLOW.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 205 (ELK.SPD) {pagina 20}.
N-60
Page 70
2 Zet de snelheid op FAST of SLOW.
EchoLink Sysop-MODUS INSTELLEN
Sluit de TM-V71 aan op een PC om het systeem te gebruiken als een knooppuntstation
voor relay van EchoLink. Als u op een PC aansluit met behulp van de EchoLink Sysopmodus, werken de harde RTS-procescontrole en CTScomputerstations op dezelfde
manier als en worden gewijzigd met de SQC- (signaaluitvoer van de squelch-regeling
naar de computer) en PKS- (signaalinvoer van de zendregeling vanaf de computer)
datastations.
De huidige band wordt dezelfde als de databand die is geselecteerd in menunummer 517,
ongeacht de uitzend- en bedieningsband.
Gebruik de PG-5H (interfacekabelset) voor aansluiting op een PC.
1 Zet de zendontvanger uit.
2 Druk op [PF2] + Power ON om de EchoLink Sysop-modus aan te zetten.
• Het pictogram verschijnt op de display wanneer de EchoLink Sysop-modus aan staat.
• Wanneer er een audiosignaal wordt uitgestuurd naar de PC-kant, gaat het
knipperen.
• Om de EchoLink Sysop-modus uit te zetten, druk nogmaals op [PF2] + Power ON.
EchoLink Sysop-Modus ONEchoLink Sysop-Modus OFF
PC stationPCPC stationPC
TxD–>RxD
TxD–>RxD
RxD<–TxDRxD<–TxD
SQC–>CTSRTS–>CTS
PKS<–RTSCTS<–RTS
GND<–>GNDGND<–>GND
ictogram
Opmerkingen:
u We raden u aan de SQC-uitvoerinstelling van Menu 520 op “SQL” te zetten wanneer u de EchoLink
Sysopmodus gebruikt.
u Stel bij gebruik van CTCSS of DCS de EchoLink “RX Monitor”-functie op “Busy only” (deze instelling is alleen
mogelijk met de MCP-2A) om de gebruiksconditie te controleren van de bedieningsfrequentie. Hierdoor
worden, wanneer de EchoLink Sysop-modus aan staat, alle signalen die worden ontvangen op de DATAband uitgevoerd via de speaker, ongeacht of CTCSS en DCS niet overeenkomen. (Alleen wanneer CTCSS
of DCS overeenkomen wordt het stemsignaal uitgevoerd vanaf het datastation.)
u Wanneer de EchoLink Sysop-modus is ingeschakeld, kan deze niet communiceren met de MCP-2A.
Wanneer u de MCP-2A gebruikt, zorg ervoor dat u de EchoLink Sysop-modus uitschakelt.
N-61
Page 71
PROGRAMMEERBARE FUNCTIES
INSCHAKELMELDING
Iedere keer wanneer u de zendontvanger aanzet, verschijnt “HELLO” (standaard)
gedurende 2 seconden op de display. U kunt u favoriete bericht programmeren in plaats
van de standaardmelding.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 500 (P.ON.MSG) {pagina 20}.
2 Voer uw bericht in {pagina 24}.
• Druk op [PF1] (CLR) om zo nodig het hele bericht te wissen.
DISPLAY-HELDERHEID
U kunt de verlichting van de display handmatig wijzigen volgens de lichtsituatie waarin u
zich bevindt.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 501 (BRIGHT) {pagina 20}.
2 Stel uw helderheidsniveau in van 1 t/m 8 of zet deze uit.
n Automatische display-helderheid
Wanneer u Automatische helderheid activeert, licht de display op iedere keer dat u op
een toets drukt.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 502 (AUTO.BR) {pagina 20}.
2 Zet de Automatische helderheidfunctie aan of uit.
N-62
Page 72
n Achtergrondkleur
U kunt de verlichting van de display handmatig wijzigen volgens de lichtsituatie waarin
u zich bevindt.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 503 (COLOR) {pagina 20}.
2 Zet de achtergrondkleur op AMBER of GREEN.
TOETSVERGRENDELING
De toetsvergrendelingsfunctie zorgt ervoor dat de instellingen van uw zendontvanger
ongewijzigd blijven als u per ongeluk op een toets drukt. Wanneer u de functie activeert,
kunt u de volgende functie nog steeds gebruiken:
• [ ]
•
[PTT]
Voor het vergrendelen of ontgrendelen van de toetsen, druk op [F] (1s).
• Wanneer toetsvergrendeling aan staat, verschijnt het pictogram op de display.
n Vergrendeling microfoontoetsen
De functie Vergrendeling microfoontoetsen vergrendelt de PF (Programmeerbare
functie)-toetsen van de microfoon.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 513 (MIC.LCK) {pagina 20}.
2 Zet de vergrendeling microfoontoetsen aan of uit.
N-63
Page 73
PIEPTOON TOETSEN
U kunt desgewenst de pieptoonfunctie van de zendontvanger aan- of uitzetten.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 000 (BEEP) {pagina 20}.
2 Zet de pieptoonfunctie aan of uit.
• Zelfs als u de pieptoonfunctie hebt uitgezet, geeft de zendontvanger een pieptoon onder de
volgende voorwaarden:
1) Wanneer u de Automatisch uitschakelfunctie hebt geactiveerd geeft de zendontvanger
gedurende 1 minuut een pieptoon voordat het apparaat uitschakelt.
2) Na het uitzenden voor de maximale tijdsduur volgens de Time-out-timer, blijft de
zendontvanger een pieptoon geven.
n Volume pieptoon
Iedere keer wanneer u op een toets drukt klinkt de pieptoon. Als u de pieptoonfunctie
niet hebt uitgeschakeld kunt u het volumeniveau van de pieptoon instellen.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 001 (BP.VOL) {pagina 20}.
2 zet het volume van de pieptoon op een niveau van 1 t/m 7.
• Het standaardniveau is 5.
PROGRAMMEERBARE VFO
Als u de frequenties altijd binnen een bepaald bereik selecteert, kunt u de boven- en
ondergrens instellen voor de frequenties die u kunt selecteren. Als u bijvoorbeeld 144
MHz voor de ondergrens en 145 MHz voor de bovengrens selecteert, valt het afstelbereik
tussen 145,000 MHz en 146,995 MHz.
1 Druk op de linker of rechter [BAND SEL] om band A of B in te stellen als de
bedieningsband en druk op [VFO].
2 Voer de Menumodus in en open Menu 100 (PRG.VFO) {pagina 20}.
(Voorbeeld: E-type)
N-64
Page 74
3 Druk op de Afstelknop.
• De ondergrens van de frequentie knippert.
4 Draai de Afstelknop om uw ondergrens te selecteren en druk vervolgens op de
Afstelknop om de geselecteerde waarde in te stellen.
• De bovengrens van de frequentie knippert.
• Wanneer u het bereik instelt voor de 1200 MHz-band, verschijnt het 1 MHz-cijfer op de display
van 7 segmenten rechts van de hoofdweergave.
5 Draai de Afstelknop om uw bovengrens te selecteren en druk vervolgens op de
Afstelknop om de geselecteerde waarde in te stellen.
6 Druk op [CALL] (ESC) om de Menumodus te verlaten.
Opmerking: U kunt niet de 100 kHz en bijbehorende cijfers programmeren. De precieze 100 kHz en
bijbehorende cijfers van de bovengrens hangen af van de frequentiestapgrootte die u gebruikt.
WIJZIGEN VAN DE FREQUENTIESTAPGROOTTE
Het is erg belangrijk de juiste frequentiestapgrootte te kiezen bij het selecteren van uw
precieze frequentie. De standaardstapgrootte op de 144 MHz-band is 5 kHz (K-type)
of 12,5 kHz (E-, M4-types). De standaard op de 430/440 MHz-band is 25 kHz. Voor
modellen van het K-type is de standaard op de 118, 220 of 300 MHz-band 12,5 kHz en op
de 1200 MHz-band 25 kHz.
1 Druk op de linker of rechter [BAND SEL] om band A of B te selecteren en druk op
[VFO].
2 Voer de Menumodus in en open Menu 101 (STEP) {pagina 20}.
3 Stel de stapgrootte in op 5,0*, 6,25* of 8,33 kHz (alleen de 118 MHz-band) of op 10,0,
12,5, 15,0*, 20,0, 25,0, 30,0, 50,0 of 100,0 kHz.
*
Deze stapgrootten zijn niet beschikbaar voor de 1200 MHz-band.
Opmerking: Wisselen tussen stapgrootten kan de weergegeven frequentie corrigeren. Als bijvoorbeeld
144,995 MHz wordt weergegeven met een geselecteerde stapgrootte van 5 kHz, corrigeert het wijzigen naar een
stapgrootte van 12,5 kHz de weergegeven frequentie naar 144,9875 MHz.
N-65
Page 75
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN
n Voorpaneel verzendontvanger
Het voorpaneel van de verzendontvanger bevat 2 PF (Programmeerbare functie)-
toetsen: PF1 en PF2. U kunt uw eigen functies toewijzen aan deze twee toetsen.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 507 (PF1) en/of Menu 508 (PF2) {pagina
20}.
2 Stel uw functie in voor de toets. De beschikbare programmeerbare functies
Als uw bedieningsfrequentie zich op grote afstand bevindt van de huidige frequentie, is de
snelste manier om de frequentie te wijzigen via de microfoontoetsen. Een van de PFtoetsen van de microfoon moet zijn geprogrammeerd als ENTER {pagina 66},
1 Druk op de linker of rechter [BAND SEL] om band A of B te selecteren en druk op
[VFO] of [CALL].
2 Druk op de als [ENTER] geprogrammeerde toets.
• De invoerweergave voor directe frequentie-invoer verschijnt.
3 Druk op de microfoontoetsen ([0] ~ [9]) om uw frequentie in te voeren.
4 Stel de ingevoerde frequentie in door op [ENTER] of [VFO] te drukken.
• Als u op [ENTER] drukt voordat u alle cijfers hebt ingevoerd, worden de resterende cijfers op 0
ingesteld.
• Als u op
vorige waarden staan.
• Invoeren van alle cijfers voor een frequentie zorgt ervoor dat de frequentie automatisch wordt
ingesteld zonder op [ENTER] of [VFO] te drukken.
• Als u alleen het MHz-getal wilt wijzigen, druk op de
waarde in.
[VFO] drukt voordat u alle cijfers hebt ingevoerd, blijven de resterende cijfers op hun
Afstelknop en voer vervolgens de nieuwe
AUTOMATISCHE POWER OFF (APO)
De Automatische uitschakelfunctie is een achtergrondfunctie die controleert of er
bewerkingen zijn uitgevoerd (toetsen ingedrukt, aan de Afstelknop gedraaid, etc.), en
schakelt de zendontvanger uit als deze niet in gebruik is.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 516 (APO) {pagina 20}.
2 Stel de tijdslimiet van de APO in op 30, 60, 90, 120, 180 minuten of op OFF.
• Als de tijdslimiet verloopt zonder enige bewerkingen (standaard 180 minuten), schakelt de
APO de zendontvanger uit. Eén minuut voordat het apparaat uitschakelt, verschijnt “APO” op
de display en knippert. Er klinkt ook een waarschuwingstoon.
Opmerking: Als u instellingen wijzigt wanneer APO is ingeschakeld, wordt de timer teruggesteld. Wanneer u
stopt met het wijzigen van de instellingen, begint de timer vanaf 0 te tellen.
N-67
Page 77
S-METER SQUELCH
S-meter squelch zorgt ervoor dat de squelch alleen opent wanneer het apparaat een
signaal van dezelfde of grotere sterkte ontvangt als de S-meterinstelling. De functie
ontneemt u de taak om constant de squelch te moeten terugstellen wanneer u zwakke
stations ontvangt waar u niet in bent geïnteresseerd.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 105 (S.SQL) {pagina 20}.
2 Zet de S-Meter squelch op ON of OFF.
3 Om uw S-meterinstelling te selecteren, draai de linker (band A) of rechter (band B)
SQL-knop, afhankelijk van de band die u hebt geselecteerd.
• De squelch opent alleen op het niveau dat u hebt geselecteerd (bijvoorbeeld op niveau 9).
n Squelch-wachttijd
Wanneer u de S-meter squelch gebruikt kunt u het tijdsinterval afstellen tussen
wanneer de ontvangen signalen wegvallen en wanneer de squelch sluit.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 106 (S.SQ.HNG) {pagina 20}.
2 Stel de wachttijd in op 125, 250 of 500 ms of op OFF.
GEAVANCEERD ONDERSCHEPPINGSPUNT (AIP)
De VHF/UHF-band is vaak belast in stedelijke omgevingen. AIP helpt bij het verwijderen
van interferentie en vermindert geluidsvervorming als gevolg van intermodulatie. U kunt
deze functie alleen gebruiken op de VHF/UHF-band.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 103 (VHF.AIP) en/of Menu 104 (UHF.AIP)
{pagina 20}.
2 Zet de AIP op ON of OFF.
N-68
Page 78
WIJZIGEN VAN FM/AM-MODUS
De zendontvanger kan ook ontvangen (niet uitzenden) in AM op band A. De
standaardmodus op de 118 MHz-band is AM terwijl de standaard op de 144, 220, 300 of
430/440 MHz-band FM is.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 102 (MODLAT) {pagina 20}.
2 Stel de modus in op AM, FM of NFM.
Opmerking: U kunt niet tussen FM en AM wisselen voor ontvangst op de band B.
SLAGWIJZIGING
Omdat de zendontvanger een microprocessor gebruikt om de verschillende functies
te bedienen, kan de trillingsgenerator van de CPU-klok of de afbeelding verschijnen
op sommige plaatsen van de ontvangstfrequenties. In dat geval raden wij u aan de
Slagwijzigings (Beat Shift )-functie in te schakelen.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 108 (B.SHIFT) {pagina 20}.
2 Zet de Slagwijziging op On of OFF.
LUIDSPREKER UIT
Tijdens het ontvangen of uitzenden op de TX-band, kunt u het geluid dat u op de andere
band ontvangt uitschakelen. Gebruik deze functie om de luidspreker aangesloten op die
band (niet op de TX-band) te onderdrukken.
Druk tijdens ontvangst op [F], [LOW] om geluidsonderdrukking aan of uit te zetten.
• Het pictogram verschijnt op de display wanneer functie aan staat.
N-69
Page 79
n Wachttijd geluidsonderbreking
Wanneer u Luidspreker uit gebruikt, kunt u het tijdsinterval afstellen tussen wanneer u
een signaal ontvangt en wanneer de luidspreker wordt onderdrukt.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 107 (MUT.HNG) {pagina 20}.
2 Stel de wachttijd in op 125, 250, 500, 750 of 1000 ms.
UITGANGSVERMOGEN SELECTEREN
Wanneer de communicatie betrouwbaar is, kunt u beter een laag uitzendvermogen
selecteren. Hierdoor vermindert u het risico op interferentie met anderen op de band.
Wanneer u met een batterij werkt, hebt u een langere bedieningstijd voordat u de batterij
weer op moet laden.
Druk op [LOW] om hoog (H) (alleen K- en E-types), medium (M) of laag (L) te kiezen.
• U kunt verschillende energie-instellingen programmeren voor de banden A en B.
Opmerking: Als de zendontvanger oververhit raakt door hoge omgevingstemperaturen of door voortdurend
gebruik, kan het beschermingscircuit in bedrijf treden om het uitzendvermogen te verlagen.
TIME-OUT-TIMER (TOT)
Soms is het nodig of wenselijk om een uitzending te beperken tot een bepaalde
maximumtijd. U kunt deze functie gebruiken om time-outs van de repeater te voorkomen
bij de verbinding of om batterijstroom te besparen.
Als een time-out van de TOT optreedt (standaard 10 minuten), geeft de zendontvanger
pieptonen af en gaat automatisch terug naar de ontvangstmodus. Om de uitzending te
hervatten, laat u deze functie los en drukt u nogmaals op de microfoon [PTT].
1 Voer de Menumodus in en open Menu 109 (TOT) {pagina 20}.
2 Stel de timer in op 3, 5 of 10 minuten.
N-70
Page 80
CONFIGURATIE VAN DE EXTERNE LUIDSPREKER
Deze zendontvanger heeft twee luidsprekeraansluitingen voor externe luidsprekers en voor
een interne luidspreker. U kunt gebruik maken van een reeks aan luidsprekerinstellingen
wanneer u één of twee externe luidsprekers gebruikt. Signalen ontvangen op de banden
A en B worden uitgevoerd afhankelijk van hoe u de interne en/of externe luidsprekers wilt
laten werken.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 002 (EXT.SP) {pagina 20}.
2 Stel de luidsprekermodus in op MODE 1 of MODE 2.
• Raadpleeg de onderstaande tabel voor configuraties op basis van de geselecteerde modus.
Banduitvoer
ModusLuidsprekerinstelling
GeenA, B––
MODE 1
Alleen SP1xA, B–
Alleen SP2A–B
SP1, SP2xAB
GeenA, B––
MODE 2
Alleen SP1xA, B–
Alleen SP2B–A
SP1, SP2xBA
Interne
luidspreker.
Externe SP1Externe SP2
EEN BAND MASKEREN
Als u niet van plan bent band A of B te gebruiken, kunt u de frequentie-display verbergen
op de niet-gebruikte band. Hierdoor bespaart u energie en kunt u eenvoudiger de
informatie aflezen die u nodig hebt.
1 Zet de zendontvanger uit.
2 Druk op de linker of rechter [BAND SEL] + Power ON.
• De bandmasker-display verschijnt.
3 Draai aan de Afstelknop om de band te selecteren die u wilt verbergen (of terugkeren
naar normaal).
N-71
Page 81
4 Druk op de Afstelknop om de geselecteerde band in te stellen.
5 Draai aan de Afstelknop om de band in te stellen voor de selectie van USE of MASK.
• Met USE kunt u de band normaal zien en gebruiken. Met MASK verbergt u de band op de
display.
6 Druk op de Afstelknop om de selectie in te stellen.
7 Druk op [CALL] (ESC) om de modus te verlaten.
Opmerking: U kunt de gemaskeerde band niet gebruiken voor ontvangen of uitzenden.
SCHEIDINGSBALK TONEN
U kunt desgewenst de scheidingsbalk die u ziet tussen de banden A en B verwijderen.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 527 (DP.BAR) {pagina 20}.
2 Zet de scheidingsbalkweergave op ON of OFF.
N-72
Page 82
WEERMELDING (ALLEEN OP MODELLEN VAN K-TYPE)
Weermelding is alleen beschikbaar in de Verenigde Staten en Canada. Wanneer u deze
functie inschakelt zoekt deze naar een ontvangen NOAA 1050 Hz-toon. Wanneer de toon
wordt ontvangen, hoort u de weermeldingstoon.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 110 (WX.ALT) {pagina 20}.
2 Zet de Weermelding op ON of OFF.
• Wanneer ingeschakeld, verschijnt het pictogram op de display.
• Wanneer een signaal wordt ontvangen, knippert het
n Weerkanaal
Of u Weermelding nu inschakelt of niet, u kunt nog steeds de weerkanalen oproepen.
Weermelding geeft alleen aan dat er activiteit plaatsvindt op de weerkanalen.
1 Druk op de toets die is geprogrammeerd met de WX-functie.
2 Draai aan de Afstelknop om uw kanaal te selecteren.
pictogram.
Kanaalnummer
Frequentie (MHz)
GeheugennaamLocatie
A1162,550WX 1NOAA/ Canada
A2162,400WX 2NOAA/ Canada
A3162,475WX 3NOAA/ Canada
A4162,425WX 4NOAA
A5162,450WX 5NOAA
A6162,500WX 6NOAA
A7162,525WX 7NOAA
A8161,650WX 8Canada
A9161,775WX 9Canada
A10163,275WX 10–
N-73
Page 83
WACHTWOORD VOOR INSCHAKELEN
Als u wachtwoordbescherming hebt ingeschakeld voor het inschakelen van het apparaat,
kunt u de zendontvanger niet bedienen zonder eerst uw wachtwoord in te geven nadat
u de zendontvanger hebt aangezet. U kunt uw wachtwoord wijzigen met behulp van de
MCP-2A-software en maximaal 6 cijfers invoeren.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 998 (PASSWD) {pagina 20}.
2 Zet de wachtwoordbescherming ON of OFF.
• Wanneer op ON, verschijnt “PASSWD” op de display.
3 Voer uw wachtwoord.
[F]: 1
[TONE]: 2
[REV]: 3
[LOW]: 4
[PF1]: 5
4 Na het invoeren van maximaal 6 cijfers, druk op de Afstelknop om het wachtwoord in
te stellen.
Opmerking: Zelfs als u Menu 998 hebt aangezet, wordt het wachtwoord voor het inschakelen van het apparaat
niet geactiveerd voordat u een wachtwoord instelt met behulp van de MCP-2A software.
N-74
Page 84
VGS-1 OPTIONELE STEMBEGELEIDING & OPSLAGEENHEID
Als u de optionele VGS-1 spraakgids & opslageenheid gebruikt, beschikt u over de
spraakrecorder en de spraakaankondigingsfuncties.
Opmerking: De VGS-1 wordt niet in alle gebieden algemeen verkocht.
SPRAAKAANKONDIGINGEN
Wanneer u verandert van modi, frequenties, instellingen en dergelijke, kondigt een stem de
nieuw informatie aan.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 003 (ANN) {pagina 20}.
2 Zet de aankondigingsfunctie op MANUAL, AUTO of OFF.
• Raadpleeg de onderstaande tabellen voor aankondigingen gebaseerd op instellingen.
MANUAL:
U moet een PF-toets van de microfoon programmeren als [VOICE] om een
MANUAL (handmatige) stemaankondiging te gebruiken.
WerkingAankondiging
In de VFO-modus
In de MR-modus
In de Oproepmodus
In de Menu-modus
Instelling toonfrequentie
Instelling CTCSS-frequentie
Instelling DCS-code
Druk op [VOICE]:
Frequentie bedieningsband
Druk op [VOICE]:
“Channel” (Kanaal) + kanaalnummer + frequentie
bedieningsband
Druk op [VOICE]:
“Call channel” (Oproepkanaal) + frequentie
bedieningsband
Druk op [VOICE]:
Menunummer of instellingwaarde (sommige
selecties hebben geen stemaankondiging)
Druk op [VOICE]:
“Tone frequency” (Toonfrequentie) + frequentiewaarde
Druk op [VOICE]:
“CTCSS frequency” (CTCSS-frequentie) +
frequentiewaarde
Druk op [VOICE]:
“DCS” + codewaarde
N-75
Page 85
AUTO:
Aankondigingen worden automatisch gedaan bij het wijzigen van een modus/
frequentie/instelling.
WerkingAankondiging
Druk op [VFO]“VFO”
Druk op [MR]“MR”
Druk op [CALL]:"Call" (Oproep)
Druk op [F]:“Function”
Druk op [MENU]“Menu” + menunummer
Druk op [PM]“PM”
Druk op [ENT]“Enter” (invoeren)
Wijzig de bedieningsband/schakel
het apparaat in
De frequentieband wijzigenNieuwe ontvangstfrequentie
Directe frequentie-invoerIngevoerde toetsnummer
Directe-invoermodus geheugenKanaalnummer
Druk op [F] in de VFO-modus
Druk op [F], [M.IN] in de VFOmodus
Druk op [A/B] in de VFO-modus“A”/“B” + frequentie + niveau uitvoervermogen
Druk op [F] en vervolgens op de
Afstelknop in de VFO-modus
Druk op de Afstelknop in de Menumodus
Apparaat volledig terugstellen“Full reset?” (Volledig terugstellen)
Apparaat gedeeltelijk terugstellen“Partial reset?” (Gedeeltelijk terugstellen)
VFO terugstellen“VFO reset?” (VFO terugstellen)
PM terugstellen“PM reset?” (PM terugstellen)
Druk op [LOCK] (om de
vergrendelfunctie in te schakelen)
Druk op [LOCK] (om de
vergrendelfunctie uit te schakelen)
Instelling toonfrequentie
1 Voer de Menumodus in en open Menu 004 (ANN.LNG) {pagina 20}.
2 Stel de taal in op ENG (Engels) of JPN (Japans).
■ Volume stemaankondiging
1 Voer de Menumodus in en open Menu 005 (ANN.VOL) {pagina 20}.
2 Zet het volume van de aankondiging op een niveau van 1 t/m 7.
• Om het volume uit te zetten, zet u de aankondigingsfunctie op OFF.
■ Snelheid stemaankondiging
1 Voer de Menumodus in en open Menu 006 (ANN.SPD) {pagina 20}.
2 Zet de snelheid van de aankondiging op een niveau van 1 t/m 4.
• De snelheidsinstellingen zijn:
0: 0,85 maal de normale snelheid
1: Normale snelheid
2: 1,15 maal de normale snelheid
3: 1,30 maal de normale snelheid
4: 1,45 maal de normale snelheid
N-77
Page 87
SPRAAKRECORDER
De spraakrecorder bevat 3 VGS-kanalen voor het opnemen van stemmemo’s met
daarnaast een enkel VGS-kanaal voor het continue opname. U kunt ook geautomatiseerde
antwoordberichten maken voor binnenkomende oproepen.
Iedere opname heeft een maximale duur van 30 seconden.
■ Spraakmemo's
Om een spraakmemo voor later afspelen op te nemen:
1 Druk op de als [VGS] geprogrammeerde PF-toets.
2 Druk op de toets voor het VGS-kanaalnummer waarin u de memo wilt opslaan en
houd deze ingedrukt: [F] (1), [TONE] (2) of [REV] (3).
• Er klinkt een pieptoon en de zendontvanger gaat in de Opnamemodus.
3 Houd de VGS-kanaalnummertoets nogmaals ingedrukt (dezelfde toets die u in de
vorige stap indrukte) en spreek in de microfoon om uw memo op te nemen.
• De opname begint zo gauw u op de VGS-kanaalnummertoets drukt en er verschijnt een
timer op de display.
• Als u nu op de
het tegelijk op. Druk niet op de PTT-schakelaar als u uw bericht niet wilt uitzenden.
PTT-schakelaar van de microfoon drukt, verzendt u uw bericht en neemt u
4 Laat de VGS-kanaalnummertoets los om de opname op ieder moment te
beëindigen en sla deze op in het geselecteerde VGS-kanaal.
• Als het geheugen vol is stopt het opnemen automatisch en wordt de spraakmemo
opgeslagen in het geheugen.
• "WRITING (SCHRIJVEN)" verschijnt op de display tijdens het opslaan van de opname in
het geheugen.
• Om af te sluiten, druk nogmaals op [VGS].
N-78
Page 88
■ Continuopname
Signalen die worden ontvangen op de controleband worden voortdurend opgenomen,
waarbij het geheugen de laatste 30 seconden van opgenomen signalen vasthoudt.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 009 (CON.REC) {pagina 20}.
2 Zet de Continuopname op ON (of OFF).
• Het pictogram verschijnt op de display wanneer de functie aan staat. Het
pictogram verschijnt niet tijdens het afspelen, in de Repeater-modus of in de
Afstandsbedieningsmodus.
3 Druk op de als [VGS] geprogrammeerde PF-toets.
4 Druk op [LOW] (4) (1s) om de opgenomen signalen op te slaan in VGS-kanaal 4.
N-79
Page 89
■ Afspelen
1 Druk op de als [VGS] geprogrammeerde PF-toets.
• Druk bij de voorbereiding voor verzenden op [PTT] voordat u drukt op het nummer (1 - 3)
van de kanaaltoets.
2 Druk op de toets voor het VGS-kanaalnummer dat u wilt afspelen: [F] (1), [TONE]
(2), [REV] (3) of [LOW] (4) (wanneer Continueopname aan staat.).
• De opname die u in het kanaal hebt geselecteerd wordt teruggespeeld.
• U kunt het afspelen op ieder moment beëindigen door te drukken op [PF1] (CLR).
• Om af te sluiten, druk nogmaals op
• U kunt tijdens het afspelen wisselen naar de opnames 1, 2, 3 of 4 door op de betreffende
toets te drukken.
[VGS].
■ Afspelen herhalen
U kunt berichten instellen op herhaald afspelen.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 007 (PLAY.BK) {pagina 20}.
2 Zet de functie Afspelen herhalen op ON of OFF.
■ Interval afspelen herhalen
Als u de functie Afspelen herhalen hebt geactiveerd, kunt u een tijdsinterval instellen en
bepalen hoe vaak een memo/bericht moet worden afgespeeld.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 008 (P.BK.INT) {pagina 20}.
2 Stel de interval in vanaf 0 t/m 60 seconden.
N-80
Page 90
KRUISBAND/ ENKELE BANDBEDIENING (ALLEEN VOOR K-TYPEMODELLEN)
Deze zendontvanger kan signalen ontvangen op één band en signalen opnieuw uitzenden
op de andere band. Deze functie herhaalt signalen die van een band komen door een
andere band te gebruiken. Bijvoorbeeld, een signaal ontvangen op band A (VHF) wordt
uitgezonden op band B (UHF). Zo kan ook een signaal ontvangen op band A (UHF)
worden uitgezonden op band B (VHF).
Enkele band-repeater: De zendontvanger gebruikt dezelfde band voor het ontvangen en
verzenden van een signaal. U kunt of de A band (A-TX) of B band (B-TX) instellen als de
uitzendband.
Kruisband-repeater: Wanneer de zendontvanger een signaal ontvangt op de TX-band,
wisselt het apparaat van de huidige enkele RX-band naar de TX-band. Dit is nuttig
wanneer u aan een groepsgesprek deelneemt. Deelnemers in een groepsgesprek moeten
een ontvangst- en uitzendfrequentie instellen op verschillende banden zodat zij geen
gesprekken mislopen binnen de groep.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 403 (RPT.MOD) {pagina 20}.
2 Zet de Repeater-bedieningsmodus op CROSS (kruisband), A-TX (A band) of B-TX (B
band).
3 Zet de zendontvanger uit.
4 Druk op [TONE] + Power ON.
• De Repeater-modus staat op ON en het en pictogram knipperen op de display.
• U kunt in de Repeater-modus geen enkele zendontvangerfunctie uitvoeren.
• Als u wilt terugkeren naar de normale bediening, zet u de zendontvanger op OFF en drukt u
vervolgens op [TONE] + Power ON.
Opmerkingen:
u U kunt de Repeater-functie niet inschakelen wanneer u in de enkele-bandbedieningsmodus of de
Weerkanaalmodus bent.
u Door de Repeater-functie in te schakelen, schakelt de Automatic Simplex Checker (ASC) uit.
u De Time-out-timer wordt na 3 minuten geblokkeerd.
u Door de zendontvanger terug te stellen {pagina 88} wordt de Repeater-modus niet geannuleerd.
N-81
Page 91
REPEATER VERLENGING
U kunt zo nodig de zendontvanger instellen om gedurende 500 ms nadat een signaal
wegvalt in de uitzendmodus te blijven.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 404 (RPT.HLD) {pagina 20}.
2 Zet de Repeater-verlengfunctie aan of uit.
REPEATER-ID
U kunt de zendontvanger uw oproepteken om de 10 minuten laten uitzenden.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 406 (ID.TX) {pagina 20}.
2 Zet de ID-uitzendfunctie op OFF, MORSE of VOICE.
• Voor gebruik van de VOICE (stem)-uitzending, moet u de VGS-1-optie hebben geïnstalleerd.
Wanneer u de VGS-1-optie gebruikt, gebruikt de ID-uitzendfunctie VGS-kanaal 3 als het
oproepteken {pagina 78}.
• Als u MORSE selecteert, wordt het oproepteken dat is opgeslagen in Menu 405 {zie hier onder}
uitgezonden op 20 wpm (woorden per minuut).
n Uw Repeater-ID invoeren
1 Voer de Menumodus in en open Menu 405 (RPT.ID) {pagina 20}.
2 Voer uw oproepteken in {pagina 24}.
N-82
Page 92
PAKKETBEDIENING
Sluit de zendontvanger aan op uw PC via een Terminal Node Controller (TNC). U
kunt berichten of opdrachten verzenden naar ver weg gelegen stations, een reeks aan
informatie via uw plaatselijke bulletins ontvangen of andere pakkettoepassingen gebruiken.
Referentiematerialen voor het beginnen met pakketoperaties zijn doorgaans verkrijgbaar
bij iedere winkel die materialen verkoopt voor amateurradio's.
Opmerkingen:
u Als de afstand tussen de radioantenne en uw PC te kort is, kan er interferentie optreden.
u Gebruik niet dezelfde stroombron voor de zendontvanger en de TNC. Als de afstand tussen de TNC en uw
PC te kort is, kan er interferentie optreden.
Datastationpennen:
Nr.NaamI/UFunctie
PKDInvoer
q
DE—
w
PKSInvoer
e
PR9Uitvoer
r
PR1Uitvoer
t
SQCUitvoer
y
E—Algemeen gebruik
Geluidsignaal voor pakketuitzending
PKD-station grond
‘L’ wordt uitgezonden en het geluid van de
microfoon wordt onderbroken
9600 (bps) herhaalsignaal
1200 (bps) herhaalsignaal
Squelch-bedieningssignaal; Gesloten: L,
Open: H (U kunt de standaardinstellingen
wijzigen in Menu 520)
DATABAND
Selecteer hoe gegevens moeten worden uitgezonden en ontvangen op uw zendontvanger.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 517 (DAT.BND) {pagina 20}.
2 Zet de databand op A (A-band ontvangt en zendt uit), B (B-band ontvangt en zendt uit),
ATX.BRX (A-band zendt uit B-band ontvangt) of ARX.BTX (A-band ontvangt en B-band
zendt uit).
SNELHEID DATASTATION
Selecteer 1200 of 9600 bps voor de snelheid van gegevensoverdracht, afhankelijk van uw
TNC.
1200 bps: De uitvoergevoeligheid van verzendgegevens (PKD) is 40 mVp-p, en de invoerimpedantie
is 10 kΩ.
9600 bps: De uitvoergevoeligheid van verzendgegevens (PKD) is 2 Vp-p, en de invoerimpedantie is
10 kΩ.
N-83
Page 93
1 Voer de Menumodus in en open Menu 518 (DAT.SPD) {pagina 20}.
2 Zet de gegevenssnelheid op 1200 of 9600 bps.
PC-POORTSNELHEID
U kunt de snelheid instellen waarop de computer en de zendontvanger informatie
uitwisselen wanneer de zendontvanger is aangesloten op uw computer.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 519 (PC .SPD) {pagina 20}.
2 Zet de PC-poortsnelheid op 9600, 19200, 38400 of 57600 bps.
• Door het apparaat in of uit te schakelen verandert u de poortsnelheid.
SQC-UITVOERINSTELLING
U kunt de voorwaarde instellen waarop het SQC-uitvoerstation moet worden geactiveerd.
1 Voer de Menumodus in en open Menu 520 (SQC.SRC) {pagina 20}.
2 Zet de SQC-uitvoeractiveringsmethode op één van de volgende waarden:
• OFF: SQC-uitvoer blijft inactief.
• BUSY: Wanneer een signaal wordt ontvangen op de databand, wordt de SQC-uitvoer actief.
• SQL: Wanneer CTCSS/DCS op ON staat en u ontvangt een geschikt signaal, wordt de SQCuitvoer actief. Wanneer CTCSS/DCS op OFF staat wordt de SQC-uitvoer actief wanneer u een
actief-signaal ontvangt.
• TX: De SQC-uitvoer wordt geactiveerd bij verzending.
• BUSY.TX: Wanneer aan de voorwaarden van BUSY en TX (hierboven) is voldaan, wordt de
SQC-uitvoer actief.
• SQL.TX: Wanneer aan de voorwaarden van SQL en TX (hierboven) is voldaan, wordt de
SQC-uitvoer actief.
Opmerking: Het activeringstype (logic) kunt u wijzigen met behulp van de MCP-2A-software.
N-84
Page 94
DRAADLOZE BEDIENING (ALLEEN OP MODELLEN VAN K-TYPE)
Als u ook een compatibel handzendontvanger van Kenwood hebt, kunt u deze gebruiken
als een afstandsbediening voor deze mobiele zendontvanger. U kunt dan één band op
het mobiele apparaat bedienen terwijl u DTMF-tonen uitzendt op de ander band vanaf
het apparaat dat u vasthoudt. Deze functie is bijvoorbeeld nuttig wanneer u de mobiele
zendontvanger wilt bedienen vanuit een locatie buiten uw voertuig.
Opmerkingen:
u U kunt ook de handzendontvanger gebruiken als afstandsbediening zonder afstandsbedieningsfunctie,
maar met een DTMF-functie. U moet dan wel echter handmatig DTMF-tonen verzenden voor
besturingscodereeksen. Sla de stappen 1 en 3 over in “VOORBEREIDING”.
u Met de FCC-regels kunt u alleen besturingscodes verzenden op een 440 MHz-band.
VOORBEREIDING
Stel dat band A (VHF) van de mobiele zendontvanger wordt bestuurd.
Op de handzendontvanger:
1 Programmeer een 3-cijferig, geheim nummer.
• Zie voor het programmeren de handleiding voor de handzendontvanger.
2 Selecteer de uitzendfrequentie op de UHF-band.
3 Stel het handapparaat in op afstandsbediening.
• Zie hiervoor de handleiding voor de handzendontvanger. Als dit niet staat beschreven,
raadpleeg uw dealer.
Op de mobiele zendontvanger:
4 Voer de Menumodus in en open Menu 522 (REM.ID) {pagina 20}.
5 Stel de ID-code in op hetzelfde geheime nummer dat u hebt ingesteld op het
handapparaat.
6 Selecteer de ontvangstfrequentie op de band B (UHF).
• Stem deze frequentie af op de uitzendfrequentie op het handapparaat.
7 Selecteer band A (VHF) als de TX-band of besturingsband.
8 Om de mobiele zendontvanger een besturingsbevestiging te laten zenden naar het
handapparaat, voer Menu 523 (ANS.BK) in en zet het op ON.
• DTMF-tonen die het geheime nummer vertegenwoordigen worden gebruikt als bevestiging.
9 Zet de zendontvanger op OFF.
N-85
Page 95
10 Druk op [REV] + Power ON om de Afstandsbedieningmodus te openen.
• De en pictogrammen verschijnen op de display.
• Als u de afstandsbediening wilt afsluiten, zet u de zendontvanger op OFF en drukt u
vervolgens nogmaals op [REV] + Power ON.
BESTURINGSBEDIENING
In de Afstandsbedieningmodus functioneren de DTMF-toetsen van de handzendontvanger
zoals weergegeven in de onderstaande tabel. Iedere keer wanneer u op de gewenste
toets drukt, gaat het handapparaat automatisch in de uitzendmodus en zend de
betreffende opdracht naar het mobiele apparaat.
BedieningDTMF-opdracht
Maak contact met uw mobiele apparaat via de externe
eenheid (waar *** uw 3-cijferig geheime nummer is)
Verbreek het contact met uw mobiele eenheid via de externe
eenheid
DCS ON1
Toon ON2
CTCSS ON3
DCS OFF (alle signalering OFF)4
Toon OFF (alle signalering OFF)5
CTCSS OFF (alle signalering OFF)6
Oproepmodus ON7
VFO-modus ON8
Geheugenmodus ON9
Uitzendvermogen (druk om te wisselen tussen Hoog,
Medium en Laag)
Frequentie (in VFO-modus) of Geheugenkanaal (in
Geheugenmodus) directe invoer
Instelling DCS-code (wanneer DCS op ON staat),
Toonfrequentie (wanneer Tone op ON staat) of CTCSSfrequentie (wanneer CTCSS op ON staat)
Repeater (kruisband of enkele band) ONC
Repeater OFFD
A *** #
A #
0
A XXXXXXX
B XXX
De frequentie of het geheugenkanaal omlaag
De frequentie of het geheugenkanaal omhoog#
N-86
Page 96
TERUGSTELLEN ZENDONTVANGER
De zendontvanger bevat 4 terugstelmogelijkheden:
VFO terugstellen
Gebruik om de VFO- en gerelateerde instellingen te starten.
PART (gedeeltelijk) terugstellen
Gebruik om alle instellingen te starten behalve de geheugenkanalen, het DTMF-geheugen
en de PM-kanalen.
PM terugstellen
Gebruik om alleen de programmeerbare geheugenkanalen terug te stellen naar hun
oorspronkelijke waarden.
FULL (volledig) terugstellen
Gebruik om alle instellingen van de zendontvanger die u hebt aangepast te starten.
U kunt de zendontvanger op twee manieren terugstellen: via de toetsen en door de
Menumodus te openen.
Toetsbediening:
1 Zet de zendontvanger uit.
2 Druk op [F] + Power ON.
3 Draai aan de Afstelknop om de gewenste terugstelmethode te selecteren. VFO,
PART, PM of FULL.
4 Druk op de Afstelknop om de geselecteerde methode in te stellen.
• Er verschijnt een bevestigingsbericht op de display.
• Druk op [TONE] (BACK) om terug te keren naar de vorige display of op [F] (ESC) om het
terugstellen te annuleren.
5 Druk nogmaals op de Afstelknop om het terugstellen uit te voeren.
Opmerking: Wanneer u in de Afstandsbediening- of Repeater-modus bent, kunt u de zendontvanger niet
terugstellen met behulp van de toetsenbediening.
N-87
Page 97
Menumodus:
1 Voer de Menumodus in en open Menu 999 (RESET) {pagina 20}.
2 Zet de terugstelmethode op VFO, PART, PM of FULL.
3 Druk op de Afstelknop om de geselecteerde methode in te stellen.
• Er verschijnt een bevestigingsbericht op de display.
• Druk op [TONE] (BACK) om terug te keren naar de vorige display of op [F] (ESC) om het
terugstellen te annuleren.
4 Druk nogmaals op de Afstelknop om het terugstellen uit te voeren.
Opmerking: Wanneer de Kanaalweergavefunctie of de functie Vergrendeling microfoontoetsen aanstaan, kunt u
de zendontvanger niet meer terugstellen.
N-88
Page 98
OPTIES
De volgende opties kunt u gebruiken met deze zendontvanger:
• DFK-3D Afneembaar voorpaneelkit (3 m)
• MC-45 Microfoon
• MC-59 Microfoon met toetsen
• MCP-2A Geheugenbedieningsprogramma
• MJ-88 Microfoon-stekkeradapter
• MJ-89 Modulaire
• PG-2N DC-kabel (2 m)
• PG-20 DC-kabel (7 m)
• PG-3B Ruisfilter
Opmerking: Optionele toebehoren voor gebruik met deze zendontvanger kunnen na de productie worden
gewijzigd. (Er kunnen nieuwe opties worden aangeboden en/of de levering van bestaande opties worden
gestopt.) Raadpleeg hiervoor de optiecatalogus van de betreffende zendontvanger.
(software voor downloaden van
het internet)
microfoonstekkerschakelaar
GEHEUGENBEDIENINGSPROGRAMMA MCP-2A
De volgende functies kunnen alleen worden ingesteld met behulp van de MCP-2Asoftware:
• SQC actieve conditie
• Gevoeligheidsniveau microfoon
• 10 MHz-modusselectie
• Waarde voor wachtwoord voor inschakelen
• PG-5A Gegevenskabel
• PG-5G Programmeerkabel interface
(2 m)
• PG-5H PC-interfacekabelkit (2 m)
• PG-5F Verlengkabelkit (4 m)
• PS-33 DC-stroomvoorziening
• PS-53 DC-stroomvoorziening
• SP-50B Externe luidspreker
• VGS-1 Stembegeleiding en
opslageenheid
Met behulp van de MCP-2A-software kunt u:
• Geheugenkanaalgroepen weergeven
• Geheugengroepen benoemen
• PM-kanalen benoemen
• Instellingen opslaan/laden
• Geëxporteerde TravelPlus for Repeaters™-bestanden lezen uitgegeven door ARRL™
• Afdrukken/exporteren van geheugen en verschillende instellingen in html
(TravelPlus for Repeaters is een handelsmerk van ARRL.)
Voor het downloaden van de MCP-2A-software, ga naar:
http://www.kenwood.com/i/products/info/amateur/software_download.html
Opmerking: Deze URL kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.
n De MCP-2A-software gebruiken
1 Volg de instructies van het installatieprogramma op voor de software-installatie.
2 Stel de PC COM-poort en de baudsnelheid in.
3 De gegevens van de zendontvanger worden vanaf de MCP-2A-software gelezen.
4 Selecteer uw instellingen en schrijf de gegevens naar de zendontvanger.
N-89
Page 99
DE PG-5G/ PG-5H-INTERFACEKABELS AANSLUITEN
Het PG-5G-pakket wordt geleverd met kabel w (zie onder).
Het PG-5H-pakket wordt geleverd met kabel q en w (zie onder).
q Gegevenscommunicatiekabel
w Seriële communicatiekabel
PC-station
Naar de PC-
audioaansluiting
Naar PC 9-pens
D-SUB-station
PC-stationpennen:
Nr. Naam I/OFunctie
RTSOVerzoek voor verzending
q
CTSIGereed voor verzending
w
TXDOVerzend gegevens
e
GND–GND
r
RXDIOntvang gegevens.
t
NC––
y
NC––
u
NC––
i
Configuratie van gegevenscommunicatiekabelpen
Roze: Naar de ingangsaansluiting van de microfoon
Groen: Naar de uitgangsaansluiting
Configuratie van seriële communicatiekabelpen
(kruiselingse verbinding)
• Voor DATA-station, raadpleeg pagina 83.
Opmerking: Als u de aansluiting maakt met een gewone kabel in uw auto, zou de aansluiting door trillingen
kunnen losraken. Zorg dat u de kabel stevig vastmaakt.
DE DFK-3D-PANEELKIT INSTALLEREN
n Het subpaneel installeren
1 Verwijder het voorste bedieningspaneel van de
basiseenheid en verwijder de modulaire kabel
van beide kanten.
2 Sluit de 4-pensaansluiting van de bijgeleverde
modulaire kabel aan op het bedieningspaneel.
• Lijn de kabel uit met de kabelgeleider.
N-90
kabelgeleider
Page 100
3 Sluit het bijgeleverde subpaneel aan op het
LET OP
bedieningspaneel.
• Installeer het subpaneel zodanig dat de kabel niet
kan worden uitgetrokken.
4 Sluit de 8-pensaansluiting van de bijgeleverde
modulaire kabel aan op de basiseenheid.
• De lijnfilter is op de kabel voorgeïnstalleerd.
n De paneelsteun monteren
1 Reinig en droog de installatieplek.
Monteer de steun niet te dicht bij een airbag.
Subpaneel
Ongeveer 3 cm
Lijnfilter
2 Verwijder het beschermpapier van de basis van
de paneelsteun en bevestig de steun met de 3
meegeleverde getapte schroeven.
• Zorg ervoor dat het paneel goed vast blijft zitten. Er
kunnen anders trillingen optreden.
• U kunt het papier niet meer gebruiken nadat u het
hebt verwijderd.
3 Bevestig de paneelhouder op de basissteun met
behulp van de 2 meegeleverde SEMS-schroeven.
4 Bevestig het bedieningspaneel op de
paneelhouder zodat het vastklikt op zijn plaats.
getapte schroef
platte ring
paneelsteun
Beschermpapier
paneelhouder
SEMS-schroef
N-91
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.