Wij zijn u zeer erkentelijk voor de keuze van deze KENWOOD
FM zendontvanger. Deze compacte, mobiele. Zendontuangers
zijn speciaal ontworpen om een gemakkelijke en eenvoudige
bediening te koppelen aan prima prestaties. De dualband
voorziening is vooral waardevol voor zendamateurs die met een
kleine transceiver, kleiner dan bepaalde modellen met een enkele
band, over de VHF en UHF banden willen beschikken.
KENWOOD is ervan overtuigd dat de compacte uitvoering van
het apparaat in combinatie met de gunstige prijs, u zeer tevreden
zullen stellen.
MODELLEN DIE IN DEZE GEBRUIKSAANWIJZING
BESCHREVEN WORDEN
Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op de volgende
modellen:
TM-G707A: 144/440 MHz FM Dubbelbander
(V.S./ Canada)
TM-G707A: 144/430 MHz FM Dubbelbander
(Algemene markt)
TM-G707E: 144/430 MHz FM Dubbelbander
(Europa)
KENMERKEN
Deze zendontvanger heeft de volgende hoofdkenmerken:
• Geavanceerde programma-geheugenkanalen (PM) waarin u
praktisch alle huidige instellingen van de zendontvanger kunt
vastleggen zodat deze steeds snel beschikbaar zijn.
• 180 geheugenkanalen waarin u gescheiden zend- en
ontvangstfrequenties of simplexfrequenties kunt vastleggen,
alsmede diverse andere gegevens.
•Toewijzen van een naam van 7 alfanumerieke tekens aan de
geheugenkanalen. De naam kan bijvoorbeeld een plaatsnaam
zijn, de naam van een repeater, etc.
• “Basisbedieningsmodus” voor gebruikers die voorlopig alleen nog
maar de basisfuncties van het toestel willen gebruiken.
• Ingebouwde CTCSS (Continous Tone Coded Squelch System)
functie die u kunt inschakelen om de oproepen te onderdrukken
van andere personen die dezelfde frequentie gebruiken.
• Uitgerust met een groot uitgevoerd LCD display waarop
alfanumerieke tekens kunnen worden weergegeven.
• Compact voorpaneel dat van het apparaat kan worden
losgemaakt en met behulp van een los verkrijgbare voorpaneelset
op een andere geschikte plaats kan worden aangebracht.
• Speciale DATA aansluiting voor 1200 bps of 9600 bps Packetcommunicatie.
N-1
VOORZORGSMAA TREGELEN
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om brand,
lichamelijk letsel of beschadiging van de zendontvanger te
voorkomen:
•Voer bij mobiel gebruik van de zendontvanger geen
afstellingen aan het toestel uit terwijl u rijdt, aangezien u
dan niet voldoende aandacht voor de weg meer heeft.
•Neem tijdens het rijden alle wettelijke bepalingen in acht
betreffende het gebruik van hoofdtelefoons/headsets. Bent
u hiervan niet op de hoogte, vermijd dan het gebruik van
een hoofdtelefoon tijdens het rijden.
•Zend niet langdurig met hoog uitgangsvermogen. De
zendontvanger kan hierdoor oververhit raken.
•Breng geen veranderingen aan in de zendontvanger tenzij
deze specifiek in deze gebruiksaanwijzing of op andere
wijze door KENWOOD zijn aangegeven.
•Stel de zendontvanger niet voor langere tijd bloot aan
direct zonlicht en houd het toestel uit de buurt van
verwarmingselementen.
•Vermijd uitermate stoffige of vochtige plaatsen, of plaatsen
waar de zendontvanger nat kan worden, en zet het toestel
ook niet op een wankel oppervlak.
•Schakel de zendontvanger onmiddellijk uit als een
vreemde geur of rook wordt waargenomen. Neem
vervolgens zo spoedig mogelijk contact op met een
KENWOOD service-centrum of uw dealer.
•De zendontvanger is ontworpen voor gebruik op een 13,8 V
voedingsbron. Gebruik nooit een 24 V accu als
voedingsbron voor de zendontvanger.
INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER
In geval van condensvocht in de zendontvanger:
Als de temperatuur in de ruimte waarin de zendontvanger gebruikt
wordt plotseling wordt verhoogd of als de zendontvanger van een
koude ruimte naar een warme ruimte wordt gebracht, kan zich
condensvocht in het inwendige van het apparaat afzetten. Mocht dit
gebeuren, dan is het mogelijk dat de microcomputer en/of de
zend/ontvangst-circuits niet meer normaal werken, met een foutieve
werking van het apparaat in zijn geheel als gevolg. In dit geval
schakelt u het apparaat uit en laat het een tijdje ongebruikt staan.
Zodra het condensvocht is verdampt, zal de zendontvanger weer
normaal werken.
De MC-53DM en MC-45 microfoons zijn tevens los verkrijgbaar
{blz. 66}.
2
Bevestig de microfoon-ophanghaak op een geschikte plaats.
Microfoon-ophanghaak
Schroef voor
microfoon-ophanghaak
1
MD35-CM:adanaC/.S.V
1
54-CM:tkraMenemeglA/aporuE
XX-6850-19T
XX-6930-19T
lebaksgnideovmoortskjileGXX-2543-03E1
)A51(gnirekezregnavtnodneZXX-7100-25F1
2
kaahgnahpo-nooforciM
)adanaC/.S.VedroovneellA(
2
)adanaC/.S.V(tesneveorhcS
)tkraMenemeglA/aporuE(
edroovneellA(sjiwebeitnaraG
)aporuE/adanaC/.S.V
XX-6251-91J1
XX-2830-99N1
XX-1330-99N1
—1
TOELICHTING BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
Om de aanwijzingen in deze handleiding zo eenvoudig mogelijk
te houden en onnodige herhalingen te voorkomen, is gekozen
voor de hieronder aangegeven beknopte schrijfstijl.
1
1
LET OP:
VERONDERSTELD DAT U DE TOETS IN IEDERE
BEDIENINGSAANWIJZING BINNEN ONGEVEER 10 SECONDEN
INDRUKT. INDIEN DIT NIET WORDT GEDAAN, WORDT DE VORIGE
GEBRUIKSTOESTAND WEER HERSTELD.
BIJ DE MEESTE PROCEDURES WORDT
gnizjiwnaAkrewettglovslaaG
pokurD]STEOT[]STEOT[
pokurD
pokurD
pokurD
pokurD
]F[]F[
]F[]F[
,)s1(]STEOT[)s1(]STEOT[
]F[
pokurD
]1STEOT[]1STEOT[
]1STEOT[]1STEOT[,]2STEOT[]2STEOT[
]1STEOT[
]STEOT[]STEOT[.
]STEOT[
)s1(]STEOT[)s1(]STEOT[
)s1(]STEOT[)s1(]STEOT[.
)s1(]STEOT[
.sol
kurD1STEOT1STEOT
1STEOT1STEOT
1STEOT1STEOTsneglovrevkurdnesol
]2STEOT[]2STEOT[.
]2STEOT[
][+]STEOT[][+]STEOT[
][+]STEOT[][+]STEOT[.
][+]STEOT[
1STEOT
po2STEOT2STEOT
ed][][][][][.raalekahcs-tiu/naa
edkurD
edtaal,ni
)s1(]STEOT[)s1(]STEOT[.
)s1(]STEOT[
]F[]F[
]F[]F[
]F[
]STEOT[+]STEOT[+
]STEOT[+]STEOT[+.
]STEOT[+
edduoH
edpokurDSTEOTSTEOT
edpokurDSTEOTSTEOT
2STEOT2STEOT.
2STEOT
]F[]F[
]F[]F[
]F[
STEOTSTEOTezedtaalne
STEOT
STEOTSTEOTezedduohne
STEOT
.tkurdegniednoces1etsnimnet
1STEOT1STEOTtaal,nitrokneve
1STEOT
regnavtnodnezedteM
edutduoh,dlekahcsegtiuSTEOTSTEOT
STEOTSTEOT
STEOT
edutlekahcsnadnetkurdegni
pokurdneetemniregnavtnodnez
troknevesteoteitcnuf
]F[]F[
]F[]F[
]F[
edsneglovrevSTEOTSTEOT
STEOTSTEOTetsnimnet
STEOT
duohne,solsteot
.tkurdegniednoces1
]F[]F[
]F[]F[
]F[
edpogidjitkjilegnadkurdSTEOTSTEOT
netkurdegnisteot
STEOTSTEOT.
STEOT
N-1
VOORBEREIDING VOOR MOBIEL EN VAST STATION GEBRUIK
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-G707
1
MOBIELE INSTALLATIE
2
Installeer de zendontvanger op een veilige en praktische plaats
3
in de auto waar het toestel geen gevaar oplevert voor de
4
veiligheid van uw passagiers en uzelf tijdens het rijden. Wanneer
u het toestel bijvoorbeeld onder het dashboard aan de
5
passagierszijde inbouwt, let er dan op dat de passagier niet met
de knieën of benen tegen het toestel stoot als er plotseling
6
geremd wordt. Kies een positie waar het toestel niet blootgesteld
7
staat aan direct zonlicht en waar voldoende ventilatie is.
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Installatievoorbeeld
■
Gebruik de bijgeleverde montagebeugel om de
zendontvanger in uw auto in te bouwen. U kunt de
zendontvanger in diverse standen in de beugel monteren,
zoals hieronder aangegeven. Kies de stand waarbij de
aanduidingen op het display zo goed mogelijk afleesbaar zijn.
■ Installatiestappen
1 Bevestig de montagebeugel met behulp van de
bijgeleverde platte onderlegringen en de zelftappende
schroeven. Er zijn 4 ringen en 4 schroeven bijgeleverd.
• De beugel kan gemonteerd worden met de opening voor
de zendontvanger omlaag gericht voor montage onder het
dashboard, of met de opening omhoog gericht.
• De beugel moet zodanig worden bevestigd dat de
4 schroefgaten aan de rand van iedere beugelzijde aan de
voorzijde zijn.
Platte
onderlegring
Zelftappende
schroef
2 Plaats de zendontvanger en breng vervolgens de
bijgeleverde SEMS zeskantschroeven en de ringen aan.
Voor beide zijden van de beugel zijn 2 schroeven en
2 ringen bijgeleverd.
• Controleer na montage of alles goed vastzit om te
voorkomen dat de beugel of de zendontvanger door
trillingen van het voertuig losraken.
SEMS schroef
N-2
AANSLUITEN VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL
PLAATS DE STROOMINVOERCONNECTOR ZO DICHT MOGELIJK
BIJ HET ZENDONTVANGTOESTEL.
■ Mobiel gebruik
De auto-accu dient een nominale spanning van 12 V te
hebben. Sluit de zendontvanger nooit op een 24 V auto-accu
aan. Let er op dat de 12 V accu van het voertuig voldoende
stroomcapaciteit beschikbaar heeft. Indien de stroomtoevoer
naar de zendontvanger onvoldoende is, zullen de
aanduidingen op het display tijdens het zenden zwakker
worden of zal het zendvermogen sterk afnemen.
1 Leid de bij de zendontvanger geleverde gelijkstroomkabel
via de kortste weg naar de accu van het voertuig.
• Als een ruisfilter wordt gebruikt, dient dit te worden
gemonteerd met een isolator om te voorkomen dat het met
metalen onderdelen van het voertuig in aanraking komt.
• Het wordt afgeraden het sigaretteaansteker-contact te
gebruiken omdat de spanning die door dit contact wordt
geleverd onderhevig kan zijn aan ontoelaatbare
schommelingen.
• De kabel dient over de gehele lengte te zijn ommanteld om
deze te beschermen tegen hitte, vocht en het secundaire
(hoogspanning) ontstekingssysteem/ kabels van de motor.
2 Wikkel hittebestendige tape om de zekeringhouder nadat
de kabel op z’n plaats is aangebracht, om binnendringen
van vocht te voorkomen. Maak de kabel over de gehele
lengte vast en laat deze nergens loshangen.
3 Om de kans op kortsluiting te voorkomen, dient andere
bedrading van de negatieve (–) accupool te worden
losgemaakt voordat de kabel van de zendontvanger wordt
aangesloten.
4 Bepaal de polariteit van de aansluitingen en verbind de
gelijkstroomkabel met de accupolen: rood met de
positieve (+) accupool en zwart met de negatieve (–)
accupool.
• Gebruik de volledige lengte van de kabel zelfs als deze
langer dan noodzakelijk is. De zekeringhouders mogen
nooit van de kabel worden verwijderd.
Rood
Zekeringhouder
5 Sluit eventueel losgemaakte bedrading weer op de
negatieve accupool aan.
6 Sluit de gelijkstroomkabel aan op de voedingsstekker van
de zendontvanger.
• Druk de stekkers in elkaar totdat het vergrendellipje
vastklikt.
Stevig in elkaar
drukken.
Zwart
Zekeringhouder
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-3
■ Gebruik als vast station
Om deze zendontvanger als een vast station te kunnen
1
gebruiken, dient een los verkrijgbare 13,8 V
2
gelijkstroomvoedingseenheid te worden aangesloten. De
voedingseenheid dient 12 A te kunnen leveren.
3
1 Sluit de gelijkstroomvoedingskabel aan op de
4
5
6
7
8
9
gelijkstroomvoedingseenheid; let op de polariteit
(rood naar +, zwart naar –).
• Sluit de zendontvanger NOOIT rechtstreeks op een
stopcontact aan.
• Gebruik uitsluitend de bijgeleverde
gelijkstroomvoedingskabel om de zendontvanger op de
voedingseenheid aan te sluiten.
•Vervang de kabel niet door een snoer met een kleinere
diameter.
10
11
12
13
Rood (+)
Zwart (–)
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Zekeringhouder
Gelijkstroomvoedingseenheid
Naar een
stopcontact
2 Sluit de stekker van de gelijkstroomvoedingskabel aan op
de voedingsstekker van de zendontvanger.
• Druk de stekkers in elkaar totdat het vergrendellipje
vastklikt.
Stevig in elkaar
drukken.
Zekeringhouder
Opmerkingen:
◆
Om een optimale prestatie van uw zendontvanger te verkrijgen,
wordt het gebruik van de volgende los verkrijgbare
voedingseenheid aanbevolen:
PS-33 (20,5 A, 25% werkcyclus).
◆
Schakel de zendontvanger en de gelijkstroomvoedingseenheid
uit alvorens deze op elkaar aan te sluiten.
◆
Steek de stekker van de voedingseenheid pas in het stopcontact
nadat alle andere aansluitingen zijn gemaakt.
N-4
■ Vervangen van zekeringen
Als een zekering doorslaat, dient de oorzaak daarvan te
worden opgespoord en het probleem te worden verholpen.
Pas daarna mag de zekering door een nieuwe worden
vervangen. Wanneer zekeringen herhaaldelijk doorslaan,
maak dan de voedingskabel los en neem contact op met uw
dealer of service-centrum.
gnirekezednavstaalPgnirekezednavegarepmA
regnavtnodneZA51
edrevelegjiB
lebaksgnideovmoortskjileg
LET OP:
VOORGESCHREVEN TYPE EN AMPERAGE.
Opmerking:
niet volledig opgeladen accu wordt gebruikt, of gebruikt wordt terwijl
de motor niet draait, kan de accu uitgeput raken waardoor de motor
niet meer gestart kan worden. Vermijd het gebruik van de
zendontvanger onder deze omstandigheden.
GEBRUIK ENKEL ZEKERINGEN VAN HET
Als de zendontvanger gedurende langere tijd op een
A02
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE
Alvorens het toestel te kunnen gebruiken, dient u een goed
afgestemde antenne met voldoende vermogen te installeren.
Het succes van uw zend- en ontvangstsysteem is grotendeels
afhankelijk van het type antenne en de wijze waarop deze is
aangebracht. De zendontvanger zal uitstekend werken als het
antennesysteem en de installatie daarvan de aandacht krijgt die
het verdient.
Om aan de ingangsimpedantie van de zendontvanger te voldoen,
dient u een antenne met een impedantie van 50 Ω te kiezen.
Gebruik een coaxiaalkabel met laag signaalverlies die eveneens
voldoet aan de 50 Ω impedantiestandaard. Bij aansluiting van de
antenne op de zendontvanger via voedingsleidingen met een
andere impedantie dan 50 Ω neemt de efficiëntie van het systeem
af en kan de ontvangst van TV-toestellen, radio’s en de werking
van andere elektronische apparatuur worden verstoord.
LET OP:
◆
BIJ ZENDEN ZONDER AANSLUITING VAN EEN ANTENNE OF
OVEREENKOMSTIGE BELASTING, KAN DE ZENDONTVANGER
BESCHADIGD RAKEN. SLUIT ALTIJD EERST EEN ANTENNE AAN
ALVORENS MET ZENDEN TE BEGINNEN.
◆
ALS DE ZENDONTVANGER ALS VAST STATION WORDT
GEBRUIKT, DIENT ALTIJD EEN BLIKSEMAFLEIDER TE WORDEN
AANGESLOTEN OM GEVAAR VOOR BRAND OF EEN
ELEKTRISCHE SCHOK, OF BESCHADIGING AAN DE
ZENDONTVANGER, TE VOORKOMEN.
Antenneaansluiting
Naar antenne
Stekker van antennekabel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-5
FM DUAL
AANSLUITEN VAN ACCESSOIRES
1
■ Externe luidspreker
2
Gebruik indien gewenst een externe luidspreker. De externe
luidspreker moet een impedantie van 8 Ω hebben. Op de
3
luidsprekeraansluiting kan een 3,5 mm mono (2-geleider) plug
4
worden aangesloten. Geschikte luidsprekers zijn bijvoorbeeld
de SP-50B en SP-41.
5
6
7
8
9
10
11
12
■
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Microfoon
Voor gebruik van de spraakfuncties (“voice communication”)
dient een 600 Ω microfoon met een 8-polige stekker op de
aansluiting op het voorpaneel van de zendontvanger te
worden aangesloten. Druk de stekker naar binnen totdat het
vergrendellipje vastklikt.
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-G707
AANSLUITEN VAN DE APPARATUUR VOOR
PACKET-COMMUNICATIE
Als u van plan bent deze zendontvanger te gebruiken voor
packet-communicatie, heeft u de volgende apparatuur nodig:
•Een personal computer met een communicatie-programma
•Een Terminal Node Controller (TNC)
•Een voedingseenheid voor de TNC
•Een RS-232C kabel
•Een 6-polige DIN ministekker (optie PG-5A)
Zie “PACKET-COMMUNICATIE” {blz. 61} voor de pen-opstelling
van de DATA aansluiting.
Opmerkingen:
◆
Gebruik niet dezelfde voedingseenheid voor de stroomvoorziening
van de zendontvanger en de TNC.
◆
Houd de zendontvanger en de personal computer zo ver mogelijk
van elkaar vandaan, om het oppikken van stoorsignalen door de
zendontvanger te voorkomen.
◆
Aan een eind van de los verkrijgbare PG-5A kabel zit nog geen
stekker. Bevestig hier de stekker die past bij de TNC aansluiting.
RS-232C kabel
Voedingseenheid
voor TNC
TNC
PG-5A kabel
Voedingseenheid voor
zendontvanger
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-G707
TM-G707
KENWOOD
FM DUAL
N-6
UW EERSTE QSO
YOUR FIRST QSO
Deze gebruiksaanwijzing is een waardevol document dat u zeker niet
samen met het verpakkingsmateriaal weg moet gooien. Door de
hiernavolgende 7 stappen te volgen, bent u meteen in de lucht met uw
eerste QSO. U kunt dan genieten van de opwinding die gepaard gaat aan
het in gebruik nemen van een nieuwe zendontvanger.
Na een paar tests gaat u in een gemakkelijke stoel zitten met een drankje
erbij en neemt dan een uur of twee de tijd om deze gebruiksaanwijzing
door te lezen. Op deze wijze raakt u snel vertrouwd met de bediening en de
vele mogelijkheden van het toestel.
MC-53DM
Schakel de gelijkstroomvoedingseenheid in
1
en druk vervolgens op de schakelaar.
Draai de VOL en SQL regelaars naar
2
ongeveer ‘9 uur’.
Druk op
3
band.
Stem met de Afstemknop op de
4
gewenste frequentie af.
Houd de [PTT] schakelaar van de
5
microfoon ingedrukt en spreek met normale
stem in de microfoon.
Laat de [PTT] schakelaar los om op
6
ontvangst over te schakelen.
Herhaal stap en om het gesprek te
vervolgen.
[BAND]
5
en kies de VHF of UHF
67
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-7
EERSTE KENNISMAKING
1
BASISFUNCTIES
2
In dit hoofdstuk worden de basisfuncties van de zendontvanger
3
beschreven.
4
VFO frequentiekeuze
5
Druk op de [VFO] toets om deze functie in te schakelen. U kunt
6
nu de actieve frequentie kiezen met de Afstemknop of de
[UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon.
7
8
9
10
11
12
Geheugen-oproepfunctie
13
Druk op de [MR] toets om deze functie in te schakelen. U kunt nu
14
met behulp van de Afstemknop of de [UP]/ [DWN] toetsen van
de microfoon de geheugenkanalen oproepen waarin u de
15
frequenties en de bijbehorende gegevens heeft vastgelegd. Zie
16
“GEHEUGENKANALEN” {blz. 27} voor nadere bijzonderheden.
17
18
19
20
21
22
Programma-geheugen (PM)
Druk op de [PM] toets om deze functie in te schakelen. U kunt nu
met behulp van de toetsen
zendontvanger oproepen die u in de PM kanalen heeft
vastgelegd {blz. 36}.
[1]
–
[4]
de instellingen voor de
Menufunctie
Druk op de [MNU] toets om deze functie in te schakelen. U kunt
nu met behulp van de Afstemknop of de [UP]/ [DWN] toetsen
van de microfoon het gewenste menu-nummer kiezen. Zie
“MENU-INSTELLINGEN” {blz. 19} voor nadere bijzonderheden.
N-8
Basisbedieningsmodus
Druk op [MNU]+[ ] om deze functie in te schakelen. In de
basisbedieningsmodus zijn alleen de primaire functies van de
zendontvanger beschikbaar en zijn de procedures voor
geheugenopslag vereenvoudigd. Schakel de
basisbedieningsmodus in als u gewoonlijk alleen maar de
primaire functies van de zendontvanger gebruikt. Zie “VOOR
EEN GEMAKKELIJKE BEDIENING” {blz. 18} voor nadere
bijzonderheden.
2
1
DISPLAY-AANDUIDING VAN DE TOETSFUNCTIES
Onderaan op het display staan de opschriften die de huidige
functies van de 5 voorpaneeltoetsen aangeven. Wanneer deze
toetsen in de bedieningsaanwijzingen worden vermeld, zijn ze
met schuin gedrukte letters aangegeven. Als na indrukken van
[F]
nogmaals op
gewacht, zal de basisinstelling worden hersteld.
Opschriften
basisinstelling
Opschriften na
indrukken van
Opschriften na
indrukken van [PM]
Opmerking:
gewenste toets te worden gedrukt. Indien dit niet wordt gedaan, zal de
basisinstelling worden hersteld.
[F]
wordt gedrukt of 10 seconden wordt
[F]
Na indrukken van
[F]
dient binnen 10 seconden op de
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-9
VOORPANEEL
1
Opmerking:
de regelaars en toetsen op het voorpaneel beschreven. Eventuele
2
andere functies van de regelaars en toetsen staan beschreven op de
plaatsen waar de betreffende functies gebruikt worden.
3
4
5
6
7
8
9
10
qq
q CALL toets
qq
11
12
13
14
ww
w VFO toets
ww
15
16
17
18
19
20
21
22
In dit hoofdstuk worden enkel de voornaamste functies van
Voor het instellen van het “Call” oproepkanaal {blz. 31}. Ook
voor het starten en stoppen van de Call/VFO scan {blz. 43}
wanneer de VFO functie is ingeschakeld, of de
Call/geheugen-scan {blz. 43} wanneer de
geheugen-oproepfunctie is ingeschakeld.
Voor het inschakelen van de VFO functie. U kunt dan de
actieve frequentie kiezen met de Afstemknop of de
[UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon. Deze toets heeft
tevens de volgende functies:
• Starten/stoppen van de VFO scan voor het doorzoeken van
het gehele VFO bereik {blz. 40}.
• Starten/stoppen van de programma-scan voor het doorzoeken
van het geprogrammeerde frequentiebereik {blz. 43}.
ee
e MR geheugen-oproeptoets
ee
Voor het inschakelen van de geheugen-oproepfunctie
{blz. 29}. U kunt dan met behulp van de Afstemknop of de
[UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon de geheugenkanalen
oproepen waarin u de frequenties en de bijbehorende
gegevens heeft vastgelegd. Deze toets wordt tevens gebruikt
voor het starten en stoppen van de geheugen-scanfunctie
{blz. 40}.
rr
r Afstemknop
rr
Voor het kiezen van:
• Actieve frequenties wanneer de VFO functie is ingeschakeld
{blz. 16}.
• Geheugenkanalen wanneer de geheugen-oproepfunctie is
ingeschakeld {blz. 29}.
• Menu-nummers wanneer de menufunctie is ingeschakeld
{blz. 19}.
Deze knop wordt tevens gebruikt voor het maken van diverse
andere instellingen.
tt
t MHz toets
tt
Voor het inschakelen van de MHz functie. In deze stand kunt
u de actieve frequentie met behulp van de Afstemknop of de
[UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon veranderen in stappen
van 1 MHz of 10 MHz {blz. 16}. Deze toets wordt tevens
gebruikt voor het starten en stoppen van de MHz scanfunctie
{blz. 41}.
N-10
yy
y F functietoets
yy
Voor het kiezen van de diverse functies die beschikbaar zijn
via de multifunctie toetsen.
uu
u TONE toontoets
uu
Voor het in- en uitschakelen van de toonfunctie {blz. 24} of de
CTCSS functie {blz. 46}. Deze toets wordt tevens gebruikt
voor het in- en uitschakelen van de automatische
toonfrequentie-identificatie {blz. 47}.
ii
i REV omwisseltoets
ii
Voor het omwisselen van de zend- en ontvangstfrequenties bij
communicatie met een standaard zendfrequentieverschuiving {blz. 23} of odd-split geheugenkanaal {blz. 28}.
oo
o LOW vermogen-keuzetoets
oo
Voor het kiezen van het uitgangsvermogen bij het zenden:
Hoog, Middelmatig of Laag {blz. 17}.
!0!0
!0 BAND afstemband-keuzetoets
!0!0
Voor het kiezen van de VHF of UHF band. Bij sommige
modellen kan tevens de 118 MHz band worden gekozen.
!1!1
!1 DIM display-contrast toets
!1!1
Voor het instellen van de sterkte van de display-verlichting;
er zijn vijf instellingen, inclusief de “uit” stand {blz. 56}.
!2!2
!2 VOL volumeregelaar
!2!2
Draai aan deze regelaar voor het instellen van de
geluidssterkte van het geluid dat via de luidspreker wordt
weergegeven {blz. 15}.
!3!3
!3 SQL squelch-regelaar
!3!3
Voor het instellen van het drempelniveau van de squelch
{blz. 15}. De squelch zorgt ervoor dat er geen geluid via de
luidspreker wordt weergegeven wanneer er geen station
ontvangen wordt.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-11
1
2
3
4
5
6
7
!4!4
!4 MNU menutoets
!4!4
Voor het inschakelen van de menufunctie {blz. 19}.
8
!5!5
!5 PM programma-geheugentoets
!5!5
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Voor het inschakelen van de programma-geheugenfunctie
{blz. 36}.
!6!6
aan/uit-schakelaar
!6
!6!6
Voor het in- en uitschakelen van de zendontvanger {blz. 15}.
!7!7
!7 Microfoonaansluiting
!7!7
Steek hierin de 8-polige stekker van de microfoon totdat het
vergrendellipje vastklikt.
UP
Max. 8 V gelijkstroom, 200 mA
GND
STBY (PTT)
GND (MIC)
MIC
NC: Niet in gebruik
DWN
!8!8
!8 DATA aansluiting
!8!8
Sluit hierop de Terminal Node Controller (TNC) voor
Packet-communicatie aan. De aansluiting is geschikt voor
een 6-polige DIN ministekker {blz. 6}.
ACHTERPANEEL
qq
q Antenne-aansluiting
qq
Sluit hierop een externe antenne aan {blz. 5}. Bij het maken
van test-uitzendingen sluit u een substituut belasting in plaats
van de antenne aan. Het antennesysteem of de belasting
dient een impedantie van 50 Ω te hebben. De aansluiting op
de TM-G707E is geschikt voor een N-type stekker en de
aansluiting op de andere modelversies is geschikt voor een
PL-259 mannetjes-stekker. Door de voorziening van een
ingebouwde duplexer is er slechts één antenne-aansluiting.
ww
w 13,8 V gelijkstroomingang-kabel
ww
Sluit hierop een 13,8 V gelijkstroomvoedingsbron aan.
Gebruik de bijgeleverde gelijkstroomvoedingskabel
{blz. 3 en 4}.
ee
e Luidsprekeraansluiting
ee
Indien gewenst, kunt u hierop een los verkrijgbare externe
luidspreker aansluiten om een betere geluidsweergave te
verkrijgen. De aansluiting is geschikt voor een 3,5 mm
(2-geleider) plug. Zie blz. 6 voor nadere bijzonderheden. Er is
slechts één luidsprekeraansluiting.
N-12
MICROFOON
MC-53DMMC-45
12
7
3
5
6
qq
q UP omhoog-toets
qq
ww
w DWN omlaag-toets
ww
8
6
2
DWN UP
3
5
6
4
Voor het verhogen of verlagen van de actieve frequentie, het
geheugenkanaalnummer, het menu-nummer, etc. Houd de
toetsen ingedrukt om het verhogen of verlagen continu te
laten plaatsvinden. De toetsen worden tevens gebruikt voor
het kiezen van waarden bij functies die meerdere keuzes
bieden.
ee
e PTT schakelaar
ee
Indrukken en vasthouden om te zenden, dan loslaten voor
ontvangst.
rr
r LOCK vergrendelschakelaar
rr
Hiermee worden alle microfoontoetsen, behalve de [PTT]
toets en het DTMF toetsenpaneel (indien aanwezig)
geblokkeerd.
1
7
8
MIC
VFO MR PFCALL
ELECTRET CONDENSER MIC
MADE IN JAPAN
tt
t CALL toets
tt
yy
y VFO toets
yy
uu
u MR geheugen-oproeptoets
uu
Deze toetsen hebben dezelfde functie als de CALL, VFO en
MR toetsen op het voorpaneel. Indien gewenst, kunt u andere
functies aan de toetsen toewijzen {blz. 50}.
ii
i PF programmeerbare functietoets
ii
De functie van deze toets verschilt afhankelijk van de functie
LOCK
4
die u kiest bij “PF1” in menu-nummer 20 {blz. 51}. Zie
“PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN (PF)”
{blz. 50}.
oo
o DTMF toetsenpaneel (alleen op de MC-53DM)
oo
Deze 16 toetsen worden gebruikt voor de DTMF functies
{blz. 48} of voor het rechtstreeks invoeren van een frequentie
of geheugenkanaalnummer {blz. 54}.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-13
AANDUIDINGEN OP HET DISPLAY
Op het display ziet u diverse aanduidingen die aangeven wat u
1
gekozen heeft. Raadpleeg de onderstaande tabel wanneer u niet
2
weet wat de aanduidingen betekenen of hoe u een bepaalde
instelling kunt annuleren.
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
1
Alleen voor de V.S./ Canada
22
2
Alleen TM-G707E
1
gnidiudnaAtfeehnezokegutaW
)treppinK(
2
-regnavtnodneZ
gnilednergrev
gnilednergrevlaatoT
edomMA.0remmun-unemkiurbeG
SSCTC]ENOT[
eitcnufnooT]ENOT[,]ENOT[
-eitneuqerfdneZ
nigniviuhcsrev
gnithcir-nim
-eitneuqerfdneZ
nigniviuhcsrev
)zHM6,7–(gnithcir-nim
-eitneuqerfdneZ
nigniviuhcsrev
gnithcir-sulp
eitcnuflessiwmO]VER[
-laanakstietiroirP
eitcnufnacs
gnineidebdnab-ssorC]F[ ,][
]F[ ,]zHM[
anraad]F[ ,]zHM[
]F[ ,]TFIHS[:E707G-MT(
]TFIHS[)
]F[ ,]TFIHS[
]F[ ,]TFIHS[,]F[ ,
]TFIHS[:E707G-MT(
]TFIHS[)
]F[ ,]UNM[
slaamgonanreih]F[ ,
slaamgonanreih]F[ ,
NOREWOP+]zHM[;
gnidiudnaAtfeehnezokegutaW
ehcsitamotuA
-regnavtnodnez
eitcnuflekahcstiu
teomtkurdegnieidsteoT
spb0069
nerelunnaetmonedrow
tpecretnIdecnavdA
)PIA(tnioP
laanaknegueheG
)tuokcoL(naalsrevo
laanaknegueheG
eitcnuf-dneZ
gitamleddiM
negomrevdnez
negomrevdnezgaaL
Wanneer u een signaal ontvangt:
• “BUSY” verschijnt als de squelch {blz. 15} open is.
• De S-meter toont de sterkte van het ontvangen signaal.
thcardrevosnevegeg
njizsnevegegniraaw
negomrevdnezgooHgnilletsnidraadnatS
.21
.91
]F[ ,]MID[
.3
—
]TTP[navraalekahcs
]WOL[,]WOL[edmo
nezeiket)gooH(
]WOL[edmo
nezeiket)gooH(
teomtkurdegnieidsteoT
nerelunnaetmonedrow
remmun-unemkiurbeG
remmun-unemkiurbeG
remmun-unemkiurbeG
.netalsolnooforcim
gnilletsnidraadnats
gnilletsnidraadnats
N-14
BASISBEDIENING
IN/UITSCHAKELEN VAN DE ZENDONTVANGER
1 Schakel de gelijkstroomvoedingseenheid in.
• Bij mobiel gebruik kan deze stap worden overgeslagen.
2 Druk op de aan/uit-schakelaar om de zendontvanger in te
schakelen.
3 Druk nogmaals op de
zendontvanger uit te schakelen.
• Als de zendontvanger als een vast station wordt gebruikt, kan
de zendontvanger na eenmaal te zijn ingeschakeld,
eenvoudigweg met de spanningsschakelaar van de
voedingseenheid worden in- en uitgeschakeld.
INSTELLEN VAN DE GELUIDSSTERKTE
Draai de VOL regelaar naar rechts om de geluidssterkte te
verhogen en naar links om de geluidssterkte te verlagen.
aan/uit-schakelaar om de
SQUELCH INSTELLING
De squelch-functie dient om de ruis te onderdrukken (squelch
gaat dicht) die via de luidspreker hoorbaar wordt wanneer er
geen signaal aanwezig is. Bij een juiste instelling van de squelch
hoort u alleen geluid (squelch gaat open) wanneer er ook
werkelijk een zender ontvangen wordt.
Draai de SQL regelaar naar rechts totdat de achtergrondruis net
verdwijnt wanneer er geen signaal aanwezig is.
• Naarmate u de regelaar verder naar rechts draait, is een sterker
signaal vereist om de squelch te openen.
Opmerking:
valt, dit wordt de squelch-drempel genoemd, is afhankelijk van de
frequentie.
Het punt waar de achtergrondruis buiten het gehoorbereik
KIEZEN VAN DE AFSTEMBAND
Druk op
[BAND]
om de VHF of UHF band te kiezen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-15
KIEZEN VAN FREQUENTIES
1
■ Afstemknop
2
De Afstemknop is handig voor het kiezen van een frequentie
als u zich binnen handbereik van het voorpaneel van de
3
zendontvanger bevindt en als de gewenste frequentie in de
4
buurt ligt van de huidig ingestelde frequentie.
1 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
2 Draai de Afstemknop naar rechts om de frequentie te
verhogen en naar links om de frequentie te verlagen.
•U kunt de frequentie ook kiezen met behulp van de
toetsen op de microfoon (alleen MC-53DM). Zie
“RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUMMERS VIA HET
TOETSENPANEEL” {blz. 54}.
• Om de frequentie in stappen van 1 MHz te veranderen,
drukt u eerst op [MHz]. Door nogmaals op [MHz] te
drukken, wordt de 1 MHz functie weer uitgeschakeld.
• Om de frequentie in stappen van 10 MHz te veranderen,
drukt u eerst op
1 seconde op de
functie uit te schakelen. U kunt ook op [MHz] drukken om
de 1 MHz functie in te schakelen.
Opmerking:
kan worden, dient u de frequentiestap te veranderen. Zie “KIEZEN
VAN DE WAARDE VOOR DE FREQUENTIESTAP” {blz. 55} voor
nadere bijzonderheden.
■ [UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon
De [UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon zijn handig voor
het kiezen van een frequentie bij gebruik van de
zendontvanger in een voertuig of in andere situaties waar het
toestel niet binnen handbereik is.
Druk even kort op [UP] of [DWN] om de frequentie één stap
te verhogen of verlagen.
• Als u de toets ingedrukt houdt, verandert de frequentie
continu totdat u de toets loslaat.
• Om de frequentie in stappen van 1 MHz (of 10 MHz) te
veranderen, dient u eerst op [MHz] (of
Als een bepaalde ontvangstfrequentie niet gekozen
[F]
+[MHz]; druk niet langer dan
[F]
toets. Druk op
MC-53DM
[F]
om de 10 MHz
[F]
+[MHz]) te drukken.
N-16
ZENDEN
1 Als u klaar bent om te gaan zenden, houdt u de [PTT]
schakelaar van de microfoon ingedrukt en spreekt dan met
normale stem in de microfoon.
• De aanduiding “ON AIR” en de RF vermogensmeter
verschijnen.
• Als u de microfoon te dicht bij uw mond houdt, of als u te luid
spreekt, is het mogelijk dat het geluid vervormd wordt en het
signaal minder goed verstaanbaar is aan de ontvangstzijde.
• De RF vermogensmeter toont het relatieve zendvermogen.
2 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon los als u klaar
bent met spreken.
MC-53DM
■ Kiezen van het zendvermogen
Het is verstandig en bovendien bij de wet voorgeschreven,
om het laagste vermogen te kiezen dat nog een betrouwbare
communicatie mogelijk maakt. Hierdoor bespaart u stroom
zodat de accu langer meegaat. Door het beperkt houden van
het vermogen vermindert u bovendien het risico van
interferentie met anderen op dezelfde afstemband.
Druk op
hoog (“H”), middelmatig (“M”) of laag (“L”). De
standaardinstelling is “H”.
LET OP:
◆
ZEND NIET LANGDURIG MET HOOG UITGANGSVERMOGEN.
DE ZENDONTVANGER KAN HIERDOOR OVERVERHIT RAKEN,
MET EEN DEFECT ALS GEVOLG.
◆
BIJ LANGDURIG ZENDEN KAN DE WARMTE-OPNEMER
OVERVERHIT RAKEN. RAAK DE WARMTE-OPNEMER IN DIT
GEVAL NIET AAN.
Opmerking:
hoge omgevingstemperatuur of langdurig zenden, kan het
beveiligingscircuit in werking treden om het zendvermogen te verlagen.
[LOW]
om het gewenste zendvermogen te kiezen:
Als de zendontvanger oververhit raakt als gevolg van een
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-17
VOOR EEN GEMAKKELIJKE BEDIENING
Heeft u pas uw zendamateur-vergunning gekregen en wilt
u voorlopig alleen nog maar de basisfuncties van het
toestel gebruiken, schakel dan de
“basisbedieningsmodus” in. U heeft dan de beschikking
over de primaire functies van het toestel en hoeft zich
geen zorgen te maken over het bestuderen van eventuele
andere functies bestemd voor meer gevorderden.
In de basisbedieningsmodus kunt u door indrukken van
een enkele toets een simplexfrequentie opslaan in een
van de drie hiervoor bestemde geheugenkanalen. Deze
kanalen kunnen op beide banden worden gebruikt.
Druk op [MNU]+[
] om de basisbedieningsmodus
beurtelings in en uit te schakelen.
2
1
Opmerking:
basisbedieningsmodus zijn gescheiden van de instellingen in de
normale bedieningsmodus.
De instellingen die u maakt in de
Zie de nevenstaande tabel voor de toetsen en functies die
beschikbaar zijn in de basisbedieningsmodus. De VOL en
SQL regelaars kunnen ook worden gebruikt.
Diverse functies van deze zendontvanger worden gekozen of
bijgesteld via een eenvoudige programmering met behulp van
instelmenu’s, in plaats van met toetsen op het paneel van de
zendontvanger. Wanneer u zich eenmaal vertrouwd heeft
gemaakt met de bediening via het menusysteem, zult u de
veelzijdigheid ervan leren waarderen.
TOEGANG TOT DE MENU’S
1 Kies de gewenste band.
• Bij sommige menu-nummers kunt u voor beide banden een
andere instelling vastleggen.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
• Het laatst gekozen menu-nummer verschijnt.
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste menu-nummer te kiezen.
• “ESC” en “OK” verschijnen als opschriften voor de toetsen.
• Druk op
de vorige display-weergave weer op te roepen.
4 Druk op
• Afhankelijk van het menu-nummer is het mogelijk dat “s”
verschijnt. Zie voor nadere bijzonderheden betreffende de
hiernavolgende stappen de van toepassing zijnde paragrafen
in deze gebruiksaanwijzing.
5 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN] toetsen
van de microfoon om de gewenste instelling te maken.
6 Druk nogmaals op
menufunctie te verlaten.
Opmerking:
ongeveer 10 seconden. Als dit niet wordt gedaan, zal de vorige
bedieningsstand weer worden ingeschakeld.
[ESC]
om de gemaakte selectie te laten vervallen en
[OK]
.
Bedien de
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
Afstemknop
of de toetsen in iedere stap binnen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-19
MENU-CONFIGURATIE
1
Opmerking:
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
1
Menu-nummer 3 en menu-nummer 5 kunt u alleen oproepen nadat u een geheugenkanaal heeft gekozen.
2
Menu-nummer 15 kunt u alleen oproepen wanneer de S-meter squelch is ingeschakeld.
N-20
Bij de gearceerde functies dient de gewenste band (UHF of VHF) te worden gekozen voordat de menufunctie wordt ingeschakeld.
De meeste amateurradio-repeaters maken gebruik van een
verschillende ontvangst- en zendfrequentie. U kunt de
gescheiden ontvangst- en zendfrequentie instellen door de
waarde en de richting van de verschuiving te kiezen in relatie tot
de ontvangstfrequentie. Bovendien vereisen sommige repeaters
dat de zendontvanger een toon uitzendt voordat de repeater
gebruikt kan worden. Om deze toon uit te zenden, schakelt u de
toonfunctie in en kiest dan een toonfrequentie.
De vereiste waarde en richting van de verschuiving, en de
toonfrequentie worden bepaald door de repeater waarmee u
contact wilt leggen. Zie uw repeater-referentiegids voor deze
informatie.
Bedieningsstappen voor toegang tot repeaters
Kies de band.
Kies de ontvangstfrequentie.
Kies de verschuivingsrichting.
Kies de verschuivingswaarde.
Schakel indien nodig de toonfunctie in.
Kies indien nodig een toonfrequentie.
Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon en
houd de schakelaar ingedrukt.
N-22
■ Kiezen van de verschuivingsrichting
Volg de onderstaande aanwijzingen om in te stellen of u de
zendfrequentie een bepaalde vaste waarde hoger (+) of lager
(–) wilt maken dan de ontvangstfrequentie.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op
•Telkens wanneer u deze bediening uitvoert, verandert de
Opmerkingen:
◆
Als de verschuiving zo gekozen wordt dat de zendfrequentie
buiten het afstembereik valt, zal het zenden onmogelijk zijn, tot
de zendfrequentie op een van de volgende manieren weer
binnen het beschikbare bereik wordt gebracht:
•
•
◆
De verschuivingsrichting kan niet worden veranderd bij gebruik
van een odd-split geheugenkanaal of tijdens zenden.
Alleen voor de TM-G707E:
verschuivingsrichting, kunt u de instelling voor de
verschuivingswaarde (7,6 MHz) niet wijzigen.
[F], [SHIFT]
verschuivingsrichting zoals hieronder aangegeven.
TM-G707A/E
(VHF)
TM-G707A
(UHF)
TM-G707E
(UHF)
Aanpassing van de ontvangstfrequentie, dichter naar het
midden van het afstembereik.
Omkeren van de richting van de verschuiving.
.
Simplex
Simplex
Als u “- -” heeft gekozen voor de
+
+
−
−
−−
■ Kiezen van de waarde van de frequentieverschuiving
Volg de onderstaande aanwijzingen om de hoeveelheid van
de frequentieverschuiving in te stellen. De oorspronkelijke
instelling voor de VHF band is 600 kHz, ongeacht het model;
de oorspronkelijke instelling voor de UHF band is 5 MHz
(TM-G707A) of 1,6 MHz (TM-G707E).
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MNU] om de menu-functie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 8 (OFS).
[OK]
4 Druk op
hoeveelheid van de frequentieverschuiving.
• Het instelbereik loopt van 00,00 MHz tot 29,95 MHz, in
stappen van 50 kHz.
2
5 Druk nogmaals op
de menufunctie te verlaten.
Opmerking:
veranderd heeft, geldt de nieuwe instelling tevens voor de
Automatische Frequentieverschuiving voor Repeater-Toepassingen.
en kies vervolgens de gewenste
1
[OK]
om de procedure af te sluiten en
Nadat u de waarde van de frequentieverschuiving
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-23
■ Inschakelen van de toonfunctie
.rN
eitneuqerF
)zH(
.rN
eitneuqerF
)zH(
.rN
eitneuqerF
)zH(
.rN
eitneuqerF
)zH(
100,76114,79125,631138,291
209,17210,001223,141235,302
304,47315,301322,641337,012
400,77412,701424,151431,812
507,97519,011527,651537,522
605,28618,411622,261636,332
704,58718,811729,761738,142
805,88810,321828,371833,052
905,19913,721929,971
018,49028,131032,681
1 Kies de gewenste band.
1
[TONE]
2
3
4
5
2 Druk op
• Bij herhaaldelijk indrukken van
instelling zoals hieronder aangegeven.
Geen aanduiding
om de toonfunctie in te schakelen.
[TONE]
Toon
(“T”)
6
7
Alleen voor de TM-G707E:
repeater die een 1750 Hz toonfrequentie vereist, hoeft u de
8
toonfunctie niet in te schakelen. Ongeacht de selectie die u maakt,
zal de zendontvanger een 1750 Hz toon uitzenden als u op de PF
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
toets van de microfoon drukt waaraan de 1750 Hz toonfunctie is
toegewezen {blz. 51}.
■ Kiezen van de toonfrequentie
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op
3 Druk op
• De ingestelde toonfrequentie knippert op het display. De
4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN]
toetsen van de microfoon om de gewenste toonfrequentie
te kiezen.
[TONE]
[F], [T.SEL]
oorspronkelijke instelling is 88,5 Hz.
1 2
N-24
Als u contact wilt maken met een
om de toonfunctie in te schakelen.
.
verandert de
CTCSS
(“CT”)
5 Druk op
Alleen voor de TM-G707E:
wijst u de 1750 Hz toonfunctie toe aan een van de PF
programmeerbare functietoetsen van de microfoon {blz. 51}.
Opmerking:
vastlegt, hoeft u deze instellingen niet telkens opnieuw te maken.
Bij het oproepen van de geheugenkanalen zullen automatisch de
bijbehorende tooninstellingen gemaakt worden.
Zie “GEHEUGENKANALEN” {blz. 27}.
Alleen voor de V.S./ Canada:
toonfrequenties via het toetsenpaneel {blz. 55} gebruikt u de
nummers 01 t/m 38 in de bovenstaande tabel om de
corresponderende frequenties te kiezen.
[OK]
om de procedure af te sluiten.
Om een 1750 Hz toon uit te zenden,
Wanneer u de tooninstellingen in de geheugenkanalen
Bij rechtstreeks invoeren van
■ Automatische frequentieverschuiving voor repeater-
toepassingen
(Alleen voor de V.S./ Canada/ Europa)
Bij gebruik van deze functie wordt automatisch de
verschuivingsrichting gekozen en de toonfunctie
ingeschakeld, overeenkomstig de frequentie die u op de VHF
band kiest. Zie de onderstaande tabel voor de
verschuivingsrichtingen die in de zendontvanger zijn
voorgeprogrammeerd. Neem contact op met de organisatie
voor amateurzenders voor informatie omtrent de meest
recente band-toewijzing.
Modellen voor de V.S. en Canada
De zendverschuiving is voorgeprogrammeerd volgens de richtlijnen
van het standaard ARRL Band Plan.
144,0 145,5 146,4 147,0 147,6
145,1 146,0 146,6 147,4 148,0 MHz
−−
+
SS
S: Simplex
Modellen voor Europa
144,0
S: Simplex
Opmerking:
wanneer de omwisselfunctie of de CTCSS is ingeschakeld. Indien u
echter op
frequentieverschuivingsfunctie een bepaalde frequentieverschuiving
(gescheiden frequenties) heeft gekozen, zullen de ontvangst- en
zendfrequenties worden omgewisseld.
De automatische frequentieverschuiving werkt niet
[REV]
drukt nadat de automatische
S
S
+
−
S
146,0 MHz145,8145,6
S
–
1 Kies de VHF band.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 7 (ARO).
[OK]
4 Druk op
(oorspronkelijke instelling) of uit.
2
5 Druk nogmaals op
de menufunctie te verlaten.
en schakel de functie vervolgens in
1
[OK]
om de procedure af te sluiten en
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-25
OMWISSELEN VAN DE ZEND-/ONTVANGSTFREQUENTIE
Nadat u een aparte ontvangst- en zendfrequentie heeft ingesteld,
1
kunt u de omwisselfunctie gebruiken om deze frequenties om te
2
wisselen. Bij het beluisteren van een repeater biedt de
omwisselfunctie de mogelijkheid de signaalsterkte te controleren
3
van een zender die toegang heeft tot de repeater. Als het signaal
4
van de zender sterk genoeg is, verdient het aanbeveling over te
gaan op een simplexfrequentie om het contact te vervolgen en
5
zodoende de repeater vrij te maken.
6
Druk op
schakelen.
7
• De aanduiding “R” verschijnt op het display wanneer de functie
8
9
10
11
12
13
Opmerkingen:
◆
14
15
◆
16
17
◆
18
◆
19
20
21
22
[REV]
om de omwisselfunctie beurtelings in en uit te
wordt ingeschakeld.
Als bij indrukken van
zendbereik terechtkomt, hoort u een pieptoon wanneer de
schakelaar van de microfoon wordt ingedrukt en wordt er niet op
zenden overgeschakeld.
Als bij indrukken van
ontvangstbereik terechtkomt, zal er ter waarschuwing een pieptoon
klinken en worden de frequenties niet verwisseld.
De automatische frequentieverschuiving voor repeater-toepassingen
is niet beschikbaar wanneer de omwisselfunctie is ingeschakeld.
De omwisselfunctie kan niet tijdens zenden in- of uitgeschakeld
worden.
[REV]
de zendfrequentie buiten het toegestane
[REV]
de ontvangstfrequentie buiten het
[PTT]
N-26
GEHEUGENKANALEN
In de geheugenkanalen kunt u de frequenties en de bijbehorende
gegevens vastleggen die u vaak gebruikt. U hoeft deze informatie
dan niet meer telkens opnieuw te programmeren. Nadat u de
gegevens heeft vastgelegd, kunt u deze op eenvoudige wijze uit
de geheugenkanalen oproepen. Er zijn in totaal 180
geheugenkanalen voor VHF en UHF.
U kunt tevens voor ieder geheugenkanaal een naam vastleggen.
Zie de paragraaf “BENAMING VAN DE GEHEUGENKANALEN”
{blz. 30} voor nadere bijzonderheden.
SIMPLEX & REPEATER OF ODD-SPLIT GEHEUGENKANAAL?
U kunt ieder geheugenkanaal gebruiken als een simplex &
repeater kanaal of een odd-split kanaal. Bij gebruik als een
simplex & repeater kanaal legt u één frequentie in het kanaal vast
en bij gebruik als een odd-split kanaal legt u twee afzonderlijke
frequenties in het kanaal vast. Hieronder ziet u de toepassingen
van beide soorten geheugenkanalen.
Simplex & repeater kanalen zijn geschikt voor:
• Simplexfrequentie communicatie
• Communicatie met repeaters die een standaard
frequentieverschuiving hebben
(In dit geval dient u een verschuivingsrichting in te voeren)
Odd-split kanalen zijn geschikt voor:
• Communicatie met repeaters die een niet-standaard
frequentieverschuiving hebben
Opmerking:
geheugenkanalen worden eventuele reeds aanwezige gegevens
overschreven.
Bij het vastleggen van nieuwe gegevens in de
In de geheugenkanalen kunnen de onderstaande gegevens
worden vastgelegd:
retemaraP
eitneuqerftsgnavtnO
eitneuqerfdneZaJ
eitneuqerfnooTaJaJ
naAeitcnufnooTaJaJ
eitneuqerfSSCTCaJaJ
naASSCTCaJaJ
patseitneuqerfnavettoorGaJaJ
gnithcirsgniviuhcsreVaJTVN
naAeitcnuflessiwmOaJTVN
naalsrevolaanaknegueheG
)tuokcoL(
laanakneguehegnavmaaNaJaJ
Ja:Kan in het geheugen worden vastgelegd.
NVT: Niet van toepassing
&xelpmiS
retaepeR
aJ
aJaJ
1
2
3
tilps-ddO
4
aJ
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-27
VASTLEGGEN VAN SIMPLEXFREQUENTIES OF STANDAARD
REPEATERFREQUENTIES
1
1 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
2
2 Druk op [BAND] om de gewenste band te kiezen.
3
3 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN] toetsen
4
van de microfoon om de gewenste frequentie te kiezen.
•U kunt de cijfers van de frequentie ook rechtstreeks invoeren
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
met behulp van de cijfertoetsen op de microfoon (alleen
MC-53DM). Zie blz. 54.
4 Als u een standaard repeaterfrequentie instelt, dient u de
volgende gegevens in te voeren:
Richting van de frequentieverschuiving {blz. 23}
• Als u een simplexfrequentie instelt, kunt u andere verband
houdende instellingen maken (CTCSS Aan, CTCSS
frequentie, etc.).
5 Druk op
• Er verschijnt een geheugenkanaalnummer.
• Als er een driehoekje boven het geheugenkanaalnummer
6 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste geheugenkanaal te
kiezen (binnen ongeveer 10 seconden).
7 Druk op [MR].
• De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens worden
[F]
.
staat, bevat het betreffende geheugenkanaal reeds gegevens.
in het geheugenkanaal vastgelegd.
VASTLEGGEN VAN ODD-SPLIT REPEATERFREQUENTIES
Sommige repeaters gebruiken een ontvangst- en zendfrequentie
combinatie met een niet-standaard frequentieverschuiving. Voor
communicatie met deze repeaters dient u twee afzonderlijke
frequenties in één geheugenkanaal vast te leggen. U kunt dan
contact leggen met deze repeaters zonder de
frequentieverschuiving-instellingen in het menu te wijzigen.
1 Volg de aanwijzingen in stap 1 t/m 6 (stap 7 mag niet worden
uitgevoerd) van “Vastleggen van simplexfrequenties of
standaard repeaterfrequenties” links hiernaast om de
ontvangstfrequentie te kiezen.
• Schakel indien nodig de toonfunctie in {blz. 24} en kies de
toonfrequentie {blz. 24}.
2 Druk op [MR](1 s).
• “–” en “+” verschijnen.
3 Kies de gewenste zendfrequentie (binnen ongeveer
10 seconden).
4 Druk op [MR].
• De gekozen zendfrequentie wordt in het geheugenkanaal
vastgelegd.
Opmerkingen:
◆
Als een odd-split geheugenkanaal wordt opgeroepen, verschijnen “–”
en “+” op het display. Druk op
◆
In stap 2 kunt u niet de
[PF]
toets van de microfoon geprogrammeerd met de geheugen-
oproepfunctie.
◆
De zendverschuiving-status en omwisselfunctie-status worden niet in
het odd-split geheugenkanaal vastgelegd.
[REV]
[MR]
om de zendfrequentie te zien.
toets van de microfoon gebruiken, of de
N-28
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN
1 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen.
• Het laatst gebruikte geheugenkanaal wordt ingesteld.
2 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN] toetsen
van de microfoon om het gewenste geheugenkanaal te kiezen.
•U kunt het geheugenkanaal ook kiezen door rechtstreeks de
cijfers in te voeren met behulp van de cijfertoetsen op de
microfoon (alleen MC-53DM). Zie blz. 54.
• Lege geheugenkanalen kunnen niet worden opgeroepen.
• Druk op [VFO] om over te schakelen op VFO
frequentiekeuze.
Wilt u alleen de geheugenkanalen oproepen waarin frequenties
van de huidige band zijn vastgelegd, schakel dan menu-nummer
4 (MR) in en kies “ONE”. De oorspronkelijke instelling is “ALL”.
ONE: Alleen de geheugenkanalen met frequenties van de
huidige band worden opgeroepen.
ALL:Alle geprogrammeerde geheugenkanalen worden
opgeroepen. U kunt bijvoorbeeld een geheugenkanaal
met een VHF frequentie oproepen terwijl de UHF band is
gekozen.
Opmerkingen:
◆
Als een odd-split geheugenkanaal wordt opgeroepen, verschijnen “–”
en “+” op het display. Druk op
◆
Nadat u een geheugenkanaal heeft opgeroepen, kunt u de gegevens
die in het kanaal zijn vastgelegd, zoals de toonfunctie en de CTCSS,
wijzigen. De nieuwe instellingen komen echter te vervallen wanneer
u een ander kanaal kiest of als u de VFO frequentiekeuze inschakelt.
Om de instellingen permanent vast te leggen, dient u de inhoud van
het kanaal te overschrijven {blz. 28}.
[REV]
om de zendfrequentie te zien.
WISSEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Schakel de zendontvanger uit.
3 Druk op [MHz]+[
• Er verschijnt een bevestigingsmelding.
4 Druk op
• De inhoud van het gekozen geheugenkanaal wordt gewist.
[OK]
].
2
1
.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-29
BENAMING VAN DE GEHEUGENKANALEN
U kunt de geheugenkanalen van een naam voorzien die bestaat
1
uit maximaal 7 alfanumerieke tekens. Wanneer u een
2
geheugenkanaal oproept dat u van een naam heeft voorzien,
verschijnt de naam van het kanaal op het display in plaats van de
3
vastgelegde frequentie. De naam kan bijvoorbeeld een
4
plaatsnaam zijn, de naam van een persoon, repeater,
zendercode, etc.
5
Opmerking:
6
kunt niet het “Call” oproepkanaal, of de L1 t/m L6 of U1 t/m U6 kanalen
van een naam voorzien.
7
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
8
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
9
3 Kies menu-nummer 5 (MEM.NAME).
10
11
12
13
14
4 Druk op
15
16
17
18
19
20
21
22
5 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN] toetsen
U kunt ook het prioriteitskanaal een naam geven, maar u
[OK]
.
• Het eerste vakje knippert.
• Als u een geheugenkanaal oproept waarvoor reeds een naam
is vastgelegd, knippert het laatste vakje.
van de microfoon om het eerste teken te kiezen.
•U kunt “0” t/m “9”, “A” t/m “Z”, “–”, “/ ” of een spatie invoeren.
• Wilt u na het teken een punt (.) invoeren, druk dan op [MR].
Druk nogmaals op [MR] om de punt te wissen.
6 Druk op
• Het tweede vakje knippert.
7 Herhaal stap 5 en 6 om in totaal 7 tekens in te voeren.
• Na het kiezen van het 7de teken hoeft u niet op
• Druk op
• Druk op [VFO] om alle tekens te wissen en opnieuw te
8 Druk op
menufunctie te verlaten.
Opmerkingen:
◆
U kunt alleen de geheugenkanalen waarin frequenties en
bijbehorende gegevens zijn vastgelegd, van een naam voorzien.
◆
De vastgelegde namen kunnen overschreven worden door de
stappen 1 t/m 8 opnieuw uit te voeren.
◆
De vastgelegde namen worden gewist wanneer de geheugenkanalen
gewist worden.
ss
[
s
]
.
ss
drukken.
tt
[
t
]
om het voorgaande teken opnieuw in te voeren.
tt
beginnen bij het eerste teken.
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
ss
[
s
]
te
ss
OMSCHAKELEN TUSSEN DE NAAM/
FREQUENTIE-AANDUIDING VAN HET GEHEUGENKANAAL
Wanneer u de geheugenkanalen van namen heeft voorzien, kunt
u op het display toch nog de frequenties van de kanalen tonen.
Dit kan handig zijn als u wilt weten welke frequentie in een
bepaald kanaal is vastgelegd.
1 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen.
2 Druk op [MHz] om beurtelings de naam en de frequentie op
het display te zien.
N-30
“CALL” OPROEPKANAAL
In het “Call” oproepkanaal kunt u naar keuze een frequentie en
de bijbehorende gegevens vastleggen die u vaak gebruikt. Dit
oproepkanaal kan als een simplex & repeater of een odd-split
geheugenkanaal worden geprogrammeerd. Ongeacht welke
functie van de zendontvanger is ingeschakeld, de frequentie van
het oproepkanaal zal altijd vlot beschikbaar zijn. Het zou
bijvoorbeeld een goed idee kunnen zijn om dit oproepkanaal op
groepsbasis als een speciaal kanaal te gebruiken, alleen voor de
meest urgente boodschappen. In dat geval zal de Call/VFO scan
{blz. 43} ook goed van pas komen.
Hieronder ziet u de frequentie die oorspronkelijk in het
oproepkanaal is vastgelegd:
ledoMFHVFHU
adanaC/.S.VzHM000,441zHM000,044
tkraMenemeglA/aporuEzHM000,441zHM000,034
U kunt de inhoud van het oproepkanaal niet wissen. U kunt wel
de gegevens in het oproepkanaal overschrijven door nieuwe
gegevens, zoals hierna wordt beschreven.
Inschakelen van het oproepkanaal
■
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [CALL] om de inhoud van het oproepkanaal te
verkrijgen.
• De aanduiding “C” verschijnt.
• Als u [CALL] nogmaals indrukt, keert de zendontvanger
terug naar de eerdere bedieningsstand.
■ Wijzigen van de inhoud van het oproepkanaal
1 Kies de gewenste band.
2 Kies de gewenste frequentie en de bijbehorende
gegevens (Toon, CTCSS, etc.).
• Als u het oproepkanaal als een odd-split kanaal
programmeert, kies dan nu de ontvangstfrequentie.
3 Druk op
• De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens
• De zendontvanger keert terug naar de eerdere
• Als u het oproepkanaal als een odd-split kanaal
Bij het programmeren als een odd-split geheugenkanaal gaat
u als volgt verder:
4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN]
toetsen van de microfoon om de gewenste zendfrequentie
te kiezen.
5 Druk nogmaals op [CALL].
• De gekozen zendfrequentie wordt in het oproepkanaal
Opmerkingen:
◆
De zendverschuiving-status en omwisselfunctie-status worden
niet in een odd-split oproepkanaal vastgelegd.
◆
Wilt u andere gegevens dan frequenties vastleggen, kies deze
gegevens dan in stap 2 en niet in stap 4.
[F]
, [CALL].
worden in het oproepkanaal vastgelegd.
bedieningsstand.
programmeert, drukt u op
en “+” verschijnen op het display.
vastgelegd en de zendontvanger keert terug naar de
eerdere bedieningsstand.
[F]
, [CALL](1 s). De tekens “–”
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-31
GEGEVENSOVERDRACHT GEHEUGEN ➡ VFO
Het overbrengen van de gegevens uit een geheugenkanaal of het
1
oproepkanaal naar de VFO kan nuttig zijn wanneer u wilt zoeken
2
naar een andere zender of een duidelijke frequentie in de
nabijheid van de geheugenkanaal-frequentie of de oproepkanaal-
3
frequentie.
4
1 Roep het gewenste geheugenkanaal of het “Call”
oproepkanaal op.
5
[F]
2 Druk op
6
7
8
Opmerkingen:
9
◆
10
11
◆
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
• Alle gegevens uit het gekozen geheugenkanaal of het
oproepkanaal worden overgebracht naar de VFO. Nadat dit
gebeurd is, wordt de VFO functie ingesteld.
Bij deze gegevensoverdracht wordt de aparte zendfrequentie van
een odd-split geheugenkanaal of een odd-split oproepkanaal niet
naar de VFO overgebracht. Om de zendfrequentie over te brengen,
drukt u op
De overslaan-instelling (Lockout) en de kanaalnaam worden niet
gekopieerd bij gegevensoverdracht van een geheugenkanaal naar de
VFO.
, [VFO].
[REV]
en vervolgens op
[F], [VFO]
.
AANGEVEN VAN DE GEHEUGENKANAALNUMMERS
Wanneer de aanduidingsfunctie voor de geheugenkanaalnummers is
ingeschakeld, toont de zendontvanger enkel de
geheugenkanaalnummers op het display en geen frequenties.
[LOW]
Druk op
schakelen.
Wanneer de aanduidingsfunctie voor de geheugenkanaalnummers is
ingeschakeld, zijn de volgende functies niet beschikbaar:
• VFO frequentiekeuze
• Oproepen van programmageheugen
• Gegevensopslag in
geheugenkanaal
• Gegevensoverdracht
Geheugen ➞ VFO
• Wijzigen van grootte van
frequentiestap
• Basisbedieningsmodus
•Terugstellen van programmageheugen
Opmerkingen:
◆
U kunt deze functie niet inschakelen als er in geen van de
geheugenkanalen frequenties zijn vastgelegd.
◆
Wanneer u bij gebruik van de aanduidingsfunctie voor de
geheugenkanaalnummers enkel de geheugenkanalen van een
bepaalde band wilt oproepen, stelt u menu-nummer 4 (MR) in op
“ONE” en kiest dan de gewenste band, voordat u op
drukt om de aanduidingsfunctie in te schakelen.
+[ ] om deze functie beurtelings in en uit te
2
1
• MHz functie
• Gegevensopslag in
programma-geheugen
• Oproepen van “Call”
oproepkanaal
• Wissen van gegevens in
geheugenkanaal
• VFO scanfunctie
• Deels/ Volledig Terugstellen
[LOW]+[ ]
N-32
TERUGSTELLEN VAN HET GEHEUGEN (RESET)
Als uw zendontvanger niet goed lijkt te functioneren, kan het
probleem vaak te verhelpen zijn door terugstellen van het
geheugen.
Bovendien is terugstellen van het geheugen een snelle manier
om alle gegevens in het geheugen in één keer volledig te wissen.
Houd er echter rekening mee dat u na het terugstellen van het
geheugen eerst opnieuw alle gegevens in het geheugen zult
moeten vastleggen voordat u de geheugenkanalen weer kunt
gebruiken.
Opmerking:
wanneer de aanduidingsfunctie voor de geheugenkanaalnummers of de
Totaalvergrendeling is ingeschakeld.
Oorspronkelijke instellingen voor de VHF band
Oorspronkelijke instellingen voor de UHF band
Deels Terugstellen of Volledig Terugstellen is niet mogelijk
ledoMeitneuqerfOFVpatseitneuqerFeitneuqerfnooT
adanaC/.S.VzHM000,441zHk5zH5,88
/aporuE
enemeglA
tkraM
zHM000,441zHk5,21zH5,88
ledoMeitneuqerfOFVpatseitneuqerFeitneuqerfnooT
adanaC/.S.VzHM000,044zHk52zH5,88
/aporuE
enemeglA
tkraM
zHM000,034zHk52zH5,88
■ Deels terugstellen (VFO)
Gebruik deze functie om alle instellingen, behalve de
geheugenkanalen, het “Call” oproepkanaal, de PM kanalen en
de geheugenkanaal-overslaan instelling, terug te stellen.
1 Druk op [VFO]+[
• Er verschijnt een bevestigingsmelding.
1
• Druk op een andere toets als
breken.
2 Druk op
Volledig terugstellen (Geheugen)
■
Gebruik deze functie om alle instellingen terug te stellen in de
aanvangstoestand.
1 Druk op [MR]+[ ].
• Er verschijnt een bevestigingsmelding.
• Druk op een andere toets als
2 Druk op
Opmerking:
zendontvanger drukken voor Deels Terugstellen of Volledig Terugstellen
{blz. 73}.
[OK]
1
breken.
[OK]
U kunt ook op de RESET schakelaar van de
].
2
[OK]
om de procedure af te
.
2
[OK]
om de procedure af te
.
N-33
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
PROGRAMMA-GEHEUGEN (PM)
1
Met behulp van de programma-geheugenfunctie (PM) kunt u
2
praktisch alle instellingen van de zendontvanger in het geheugen
vastleggen. U kunt de betreffende instellingen dan later weer snel
3
oproepen zodat de zendontvanger in precies dezelfde
4
gebruikstoestand komt te staan als voorheen. Er zijn 4 kanalen
voor het programma-geheugen; deze worden de PM kanalen
5
genoemd. Bent u iemand die de vele mogelijkheden en
6
voorzieningen van de moderne zendontvangers op prijs weet te
stellen, maar daar in de praktijk weinig gebruik van maakt
7
vanwege de ingewikkelde bediening, dan zult u de programma-
8
geheugenfunctie zeer weten te waarderen.
9
10
INFORMATIE DIE GEPROGRAMMEERD KAN WORDEN
De volgende programmeerbare instellingen gelden voor de VHF
11
en de UHF band:
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
eitcelesdnaBedohtempeorpo-negueheG
edohtemnacs-laanakstietiroirP
kolklekahcstiuremiTtuO-emiTremmid-yalpsiD
tiu/naaremmidehcsitamotuAnootpeipnavemuloV
navdiehlenS
thcardrevosnevegeg
edohtemsgnittavreh-nacShcleuqsretem-S
navnootsgnigitseveB
leenapnesteot-nooforcim
)adanaC/.S.Vedroovneella(
eitcnuflekahcstiu
eitcnufduohtsav
De volgende instellingen kunnen afzonderlijk voor de VHF en de
UHF band worden vastgelegd.
eitneuqerfOFVeitcnufOFV
eitcnufpeorpo-negueheGeitcnuflaanakpeorpo”llaC“
patseitneuqerfnavettoorGnegomrevdneZ
eitneuqerfnooTeitneuqerfSSCTC
naAeitcnufnooTnaASSCTC
navgnithciR
gniviuhcsreveitneuqerf
ehcsitamotuA
roovgniviuhcsreveitneuqerf
negnissapeot-retaeper
eitneuqerf-snergnevoB
)OFVerabreemmargorproov(
-regnavtnodnezehcsitamotuA
-laangisdneznootzH0571
)E707G-MTedroovneella(
gnilegersdiehgileovegPIA
)tnioPtpecretnIdecnavdA(
navedraaW
gniviuhcsreveitneuqerf
naAeitcnuflessiwmO
eitneuqerf-snergrednO
)OFVerabreemmargorproov(
edomMF/MA
)adanaC/.S.Vedroovneella(
N-34
TOEPASSINGSVOORBEELDEN
In de volgende voorbeelden worden een aantal toepassingen van het programma-geheugen beschreven. Hoewel de voorbeelden
misschien niet specifiek op uw situatie van toepassing zijn, zullen zij u een idee geven van de mogelijkheden van deze functie.
U gebruikt de zendontvanger samen met andere personen
in uw gezin of in een club. Ieder heeft zijn eigen voorkeur
betreffende de diverse instellingen en functies. Telkens
wanneer u de zendontvanger wilt gebruiken, moet u
opnieuw de instellingen veranderen.
U gebruikt de zendontvanger iedere ochtend in de auto op
weg naar uw werk, maar u geeft er de voorkeur aan dat het
toestel zo weinig mogelijk de ochtendrust verstoord.
Bovendien vindt u overdag het heldere display verspilling
van energie.
‘s Avonds op weg naar huis wilt u echter een helder display
zodat de aanduidingen duidelijk afleesbaar zijn, terwijl u dan
ook de bedieningspieptoon erg handig vindt.
De zendontvanger is in een bepaalde gebruikstoestand en u
weet niet hoe u deze kunt verlaten.
Situatie 1
Situatie 1
Situatie 2
Situatie 2
Situatie 3
Situatie 3
Er zijn vier PM kanalen beschikbaar wat betekent dat vier
personen de gemaakte instellingen in een eigen kanaal kunnen
vastleggen. Wanneer iemand de zendontvanger gaat
gebruiken, hoeft hij slechts zijn eigen PM kanaal op te roepen
om in één keer alle gewenste instellingen te maken.
Het is tamelijk tijdrovend om handmatig alle instellingen te
veranderen nadat iemand anders de zendontvanger naar eigen
wens heeft ingesteld. Door gebruik te maken van het
programma-geheugen voorkomt u dat de vele mogelijkheden
van de zendontvanger niet worden ingezet omdat het te veel
tijd zou kosten om steeds opnieuw alle instellingen te maken.
U legt in twee PM kanalen dezelfde gegevens voor de
frequentie, verschuiving, toonfunctie etc. vast, maar
verschillende instellingen voor de display-dimmer en de
bedieningspieptoon. Op deze wijze zijn de instellingen voor
‘s morgens of ‘s avonds snel beschikbaar.
Roep PM kanaal 1 op waarin een exacte kopie van de
standaard instellingen van de zendontvanger is vastgelegd.
De inhoud van de geheugenkanalen zal dan niet verloren
gaan.
Oplossing
Oplossing
Oplossing
Oplossing
Oplossing
Oplossing
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-35
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE PM KANALEN
1 Controleer of aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1
• De zendontvanger staat in de ontvangst-stand.
2
• Er wordt geen scanfunctie gebruikt.
3
• De microfoon-bediening is voor beide banden uitgeschakeld.
4
2 Kies de gewenste band.
3 Kies de gewenste frequentie en de bijbehorende gegevens
5
(Toon, CTCSS etc.) met behulp van de VFO functie.
6
4 Schakel, indien nodig, over op de andere band en kies de
gewenste frequentie en de bijbehorende gegevens.
7
[F]
5 Druk op
8
• De PM kanaalnummers verschijnen en knipperen.
9
10
11
12
13
14
6 Kies met de toetsen
15
16
• De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens worden
in het PM kanaal vastgelegd.
17
18
19
20
21
22
, [PM].
2
1
[1]
–
[4]
het gewenste PM kanaal.
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT DE PM KANALEN
1 Druk op [PM].
• De PM kanaalnummers verschijnen.
2 Druk op de toets
gewenste PM kanaal.
• De inhoud van het gekozen kanaal wordt opgeroepen.
• Het nummer van het gekozen kanaal verschijnt en begint
langzaam te knipperen.
• Druk op [PM],
Opmerking:
worden opgeroepen.
Tijdens zenden kan de inhoud van de PM kanalen niet
[1]
–
[4]
[PM OFF]
die correspondeert met het
om de PM oproepfunctie te verlaten.
N-36
AUTOMATISCH VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE PM
KANALEN
Als u een PM kanaal heeft opgeroepen en de automatische
geheugenopslagfunctie is ingeschakeld, zullen de huidige
instellingen automatisch in het kanaal worden vastgelegd
wanneer:
• Een ander PM kanaal wordt gekozen.
• Op [PM],
• De zendontvanger wordt uitgeschakeld.
Gebruik de volgende procedure om de automatische
geheugenopslagfunctie in te schakelen:
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 6 (PM.AT).
3 Druk op
4 Druk nogmaals op
menufunctie te verlaten.
[PM OFF]
[OK]
2
wordt gedrukt.
en schakel de functie vervolgens in (of uit).
1
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
TERUGSTELLEN VAN HET PROGRAMMA-GEHEUGEN
Gebruik deze procedure om de PM kanalen terug te stellen in de
aanvangstoestand (fabrieksinstellingen).
1 Druk op [CALL]+[ ].
• Er verschijnt een bevestigingsmelding.
1
• Druk op een andere toets als
breken.
2 Druk op
[OK]
.
[OK]
2
om de procedure af te
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-37
“SCAN” ZOEKFUNCTIES
1
De “scan” zoekfuncties zijn bijzonder handig voor het luisteren of
2
er op uw favoriete frequenties iets wordt uitgezonden. Wanneer u
zich eenmaal vertrouwd heeft gemaakt met de diverse
3
scanfuncties, zult u merken dat deze het bedieningsgemak en uw
4
efficiëntie enorm ten goede komen.
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Opmerkingen:
17
◆
18
◆
19
20
◆
21
22
FM DUAL BANDER TM-G707
KENWOOD
Vergeet niet het squelch-drempelniveau in te stellen alvorens u
begint met scannen.
Als de CTCSS functie gebruikt wordt, zal de scanfunctie toch
stoppen bij elk ontvangen signaal; de squelch zal echter slechts
opengaan voor signalen die dezelfde CTCSS toon bevatten als die is
vastgelegd in uw zendontvanger.
Bij gebruik van de S-meter squelch zal het scannen stoppen als het
ontvangen signaal van gelijke of grotere sterkte is dan de S-meter
instelling. Het scannen wordt hervat 2 seconden nadat het
signaalniveau weer tot beneden de S-meter instelling is
teruggevallen.
438,525 MHz
KENWOOD
Stop
Deze zendontvanger is uitgerust met de volgende conventionele
scanfuncties en bovendien met een “Prioriteitskanaalscanfunctie” {blz. 44} die misschien nieuw voor u is:
eitcnufnacsepyTkiereb-nacS
nacsOFV
nacs-negueheG
DER TM-G707
UAL BAN
FM D
nacszHM
zHM1
nacs-ammargorP
nacsOFV/llaC
eitneuqerf
nelanaknegueheg
dnabednav
nacs-negueheg/llaC
dnabedpoeidseitneuqerfellA
nedrownennuknegnavtno
ednidgelegtsavseitneuqerF
navkierebneenennibseitneuqerfellA
kierebnezokegtehniseitneuqerfellA
OFVegidiuhsulplaanakpeorpo”llaC“
tstaalsulplaanakpeorpo”llaC“
laanakneguehegetkiurbeg
N-38
HERVATTINGSMETHODEN VOOR DE SCANFUNCTIES
Alvorens de scanfuncties (met uitzondering van de
prioriteitskanaal-scanfunctie) te gebruiken, moet u besluiten
onder welke voorwaarde de zendontvanger het scannen dient te
hervatten, nadat er gestopt is voor een gevonden signaal. Hierbij
kunt u kiezen uit de tijdsbepaalde hervatting of de draaggolfbepaalde hervatting. De oorspronkelijke instelling is de
tijdsbepaalde hervatting.
• Tijdsbepaalde hervatting
Uw zendontvanger stopt met scannen wanneer er een signaal is
gevonden, wacht vervolgens op dat punt ongeveer 5 seconden en
zal dan het scannen hervatten, ook al is het signaal nog wel
aanwezig.
• Draaggolf-bepaalde hervatting
Uw zendontvanger stopt met scannen wanneer er een signaal is
gevonden en zal dan bij die frequentie blijven wachten tot het
signaal wegvalt. Hierbij wordt een vertraging van 2 seconden
aangehouden vóór het scannen hervat wordt, om de betreffende
zender even tijd te geven (weer) in de uitzending te komen.
Opmerking:
zwakkere signalen kunt luisteren, drukt u de PF toets van de microfoon in
waaraan de monitorfunctie {blz. 51} is toegewezen. Laat de toets los
zodra u het scannen wilt hervatten.
Om het scannen kortstondig te onderbreken zodat u naar
■ Kiezen van de scan-hervattingsmethode
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 10 (SCAN).
[OK]
3 Druk op
(oorspronkelijke instelling) of Draaggolf-bepaalde
hervatting.
2
4 Druk nogmaals op
de menufunctie te verlaten.
en kies vervolgens Tijdsbepaalde hervatting
1
[OK]
om de procedure af te sluiten en
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-39
VFO SCANFUNCTIE
1 s
Met de VFO scanfunctie kunt u alle frequenties binnen de
1
afstemband doorzoeken, van de laagste frequentie tot en met de
2
hoogste frequentie. Hierbij wordt de op dat moment geldende
frequentiestap {blz. 55} voor de band aangehouden.
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
1 s
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO] (1 s).
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Het scannen begint bij de frequentie die op het display wordt
aangegeven.
• Om de scan-richting om te keren, draait u de Afstemknop
naar rechts (scannen van hogere frequenties) of naar links
(scannen van lagere frequenties) of u drukt op de
[UP]/ [DWN] toets van de microfoon.
3 Druk op een willekeurige toets, met uitzondering van [MHz]
en de [UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon, om de VFO
scanfunctie uit te schakelen.
Opmerking:
Deze scanfunctie werkt alleen als de squelch gesloten is.
GEHEUGEN-SCANFUNCTIE
Met de geheugen-scanfunctie kunt u alle geheugenkanalen die
gegevens bevatten doorzoeken.
1 Druk op [MR](1 s).
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Het scannen begint bij het laatst opgeroepen
geheugenkanaal.
• Om de scan-richting om te keren, draait u de Afstemknop
naar rechts (scannen van hogere frequenties) of naar links
(scannen van lagere frequenties) of u drukt op de
[UP]/ [DWN] toets van de microfoon.
2 Druk op een willekeurige toets, met uitzondering van de
[UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon, om de
geheugen-scanfunctie uit te schakelen.
Opmerkingen:
◆
Om de geheugen-scanfunctie te kunnen gebruiken moeten er
tenminste twee geheugenkanalen met gegevens zijn en deze mogen
niet gemarkeerd zijn voor overslaan (Lockout).
◆
Deze scanfunctie werkt alleen als de squelch gesloten is.
◆
De L1 t/m L6 en U1 t/m U6 geheugenkanalen en het prioriteitskanaal
worden niet gescand.
◆
U kunt de geheugen-scanfunctie ook inschakelen wanneer de
kanaalnummer-aanduidingsfunctie is ingesteld. Het kanaalnummer
knippert wanneer het scannen onderbroken wordt.
◆
Als u menu-nummer 4 (MR) op “ONE” instelt, zullen alleen de
geheugenkanalen op de huidige band gescand worden. Als dit niet
gedaan is, zullen de geheugenkanalen op de VHF en de UHF band
gescand worden.
N-40
■ Overslaan van geheugenkanalen (Lockout)
U kunt de geheugenkanalen die u niet wilt scannen markeren
voor overslaan.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 3 (MR.L.O.).
[OK]
4 Druk op
vervolgens in (of uit).
2
5 Druk nogmaals op
de menufunctie te verlaten.
Als u een geheugenkanaal probeert op te roepen waarvoor
de overslaan-instelling is vastgelegd, verschijnt er een
sterretje boven het geheugenkanaalnummer.
Opmerking:
prioriteitskanaal kunnen niet gemarkeerd worden voor overslaan.
en schakel de overslaan-instelling
1
[OK]
om de procedure af te sluiten en
De L1 t/m L6 en U1 t/m U6 geheugenkanalen en het
MHz SCANFUNCTIE
Met de MHz scanfunctie kunt u alle frequenties binnen 1 MHz
doorzoeken. De aangegeven waarde in MHz bepaalt de grenzen
voor deze scanfunctie. Als bijvoorbeeld de gekozen frequentie
438,400 MHz bedraagt, dan zal de MHz scanfunctie het
frequentiebereik van 438,000 MHz tot 438,975 MHz doorzoeken.
De exacte waarde van de bovenste grensfrequentie is afhankelijk
van de gekozen frequentiestap.
1 s
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO] (1 s) zodat de VFO scanfunctie wordt
ingeschakeld.
3 Druk op [MHz] om de MHz scanfunctie in te schakelen.
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Het scannen begint bij de frequentie die op het display wordt
aangegeven.
• Om de scan-richting om te keren, draait u de Afstemknop
naar rechts (scannen van hogere frequenties) of naar links
(scannen van lagere frequenties) of u drukt op de [UP]/ [DWN]
toets van de microfoon.
4 Druk op een willekeurige toets, met uitzondering van [MHz] en
de [UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon, om de MHz
scanfunctie uit te schakelen.
N-41
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
PROGRAMMA-SCANFUNCTIE
Deze scanfunctie is vergelijkbaar met de VFO scanfunctie met als
1
verschil dat u grenzen kunt stellen aan het frequentiebereik dat
2
gescand wordt.
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
1 s
Instellen van de grensfrequenties voor het scannen
■
In de geheugenkanalen L1/U1 t/m L6/U6 kunt u zes scanbereiken vastleggen.
1 Kies de gewenste band.
2 Kies de gewenste onderste grensfrequentie.
[F]
[F]
.
.
3 Druk op
4 Kies een kanaal in het L1 t/m L6 bereik.
5 Druk op [MR].
• De onderste grensfrequentie wordt in het kanaal
vastgelegd.
6 Kies de gewenste bovenste grensfrequentie.
7 Druk op
8 Kies het bijpassende kanaal in het U1 t/m U6 bereik.
• Indien u bijvoorbeeld in stap 4 L3 heeft gekozen, dient u
nu U3 te kiezen.
9 Druk op [MR].
• De bovenste grensfrequentie wordt in het kanaal
vastgelegd.
10 Om de vastgelegde grensfrequenties te controleren, drukt
u op [MR] en kiest vervolgens de L en U kanalen.
Opmerkingen:
◆
De onderste grensfrequentie moet lager zijn dan de bovenste
grensfrequentie.
◆
De frequentiestappen voor de onderste en de bovenste
grensfrequentie moeten gelijk zijn.
◆
De onderste en de bovenste grensfrequentie moeten in dezelfde
band vallen.
N-42
■ Gebruik van de programma-scanfunctie
1 Kies een frequentie die gelijk is aan een van de ingestelde
grensfrequenties of daartussen gelegen is.
2 Druk op [VFO](1 s).
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Het scannen begint bij de frequentie die op het display
wordt aangegeven.
• Om de scan-richting om te keren, draait u de Afstemknop
naar rechts (scannen van hogere frequenties) of naar links
(scannen van lagere frequenties) of u drukt op de
[UP]/ [DWN] toets van de microfoon.
3 Druk op een willekeurige toets, met uitzondering van
[MHz] en de [UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon, om
de programma-scanfunctie uit te schakelen.
Opmerkingen:
◆
Deze scanfunctie werkt alleen als de squelch gesloten is.
◆
Als de frequentiestap van de huidige VFO frequentie verschilt
van de frequentiestap van de geprogrammeerde frequenties,
werkt de programma-scanfunctie niet.
◆
Als de frequentiestap van de onderste grensfrequentie en de
bovenste grensfrequentie niet hetzelfde is, werkt de programmascanfunctie niet.
◆
Als de huidige VFO frequentie binnen meer dan een
geprogrammeerd scan-bereik valt, wordt het bereik gescand dat
is vastgelegd in de laagste kanaalnummers.
CALL/VFO SCANFUNCTIE
Met de Call/VFO scanfunctie kan zowel het “Call” oproepkanaal
als de huidige VFO frequentie van de ingestelde band worden
beluisterd.
1 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
2 Kies de gewenste band.
3 Kies de gewenste frequentie.
4 Druk op [CALL] (1 s) om de Call/VFO scanfunctie in te
schakelen.
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
5 Druk op een willekeurige toets, met uitzondering van de
[UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon, om de Call/VFO
scanfunctie uit te schakelen.
CALL/GEHEUGEN SCANFUNCTIE
Met de Call/geheugen scanfunctie kan zowel het “Call”
oproepkanaal als een gewenst geheugenkanaal worden
doorzocht.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Druk op [CALL] (1 s) om de Call/geheugen scanfunctie in te
schakelen.
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Het “Call” oproepkanaal dat op dezelfde band is als het
gekozen geheugenkanaal, zal gescand worden.
3 Druk op een willekeurige toets, met uitzondering van de
[UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon, om de Call/geheugen
scanfunctie uit te schakelen.
Opmerking:
als dit is ingesteld voor overslaan (Lockout).
Het laatst gebruikte geheugenkanaal wordt doorzocht, ook
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-43
PRIORITEITSKANAAL-SCANFUNCTIE
De prioriteitskanaal-scanfunctie is handig als u een bepaalde
1
favoriete frequentie op een van de banden wilt bewaken (om te
2
controleren of er binnenkomende signalen zijn) terwijl u op de
andere band aan het zenden en ontvangen bent; deze
3
scanfunctie luistert op de achtergrond naar uw favoriete
4
frequentie. Zodra er signalen op de ingestelde frequentie
ontvangen worden, schakelt de zendontvanger meteen over op
5
die frequentie en kunt u contact maken. Om deze scanfunctie te
6
kunnen gebruiken, legt u eerst uw favoriete frequentie in het
prioriteitskanaal vast en dan kiest u een van de twee beschikbare
7
scanmethoden.
8
Opmerking:
3 seconden geen toets of regelaar bedient, zal het prioriteitskanaal-
9
scannen hervat worden.
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Als u na het wegvallen van de signalen gedurende
144,950 MHz
7
0
7
-G
M
T
R
E
D
N
A
B
L
A
U
D
M
F
D
O
O
W
N
E
K
KENWOOD
■ Vastleggen van een frequentie in het prioriteitskanaal
1 Kies de gewenste band.
2 Kies de gewenste frequentie.
[F]
3 Druk op
.
• Er verschijnt een geheugenkanaalnummer.
4 Kies het prioriteitskanaal (“Pr”).
5 Druk op [MR].
Opmerking:
Bij het vastleggen van nieuwe gegevens in het
prioriteitskanaal worden eventuele reeds aanwezige gegevens
overschreven.
7
0
7
G
-
M
T
R
E
D
N
A
B
L
A
U
D
M
F
N-44
■ Kiezen van de prioriteitskanaal-scanmethode
Er zijn twee verschillende scanmethoden. Gebruik methode B
als u niet wilt dat uw communicatie onderbroken wordt door
de prioriteitskanaal-scanfunctie.
Methode A: Het prioriteitskanaal wordt iedere 3 seconden
Methode B: Het prioriteitskanaal wordt iedere 3 seconden
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 11 (PRI).
3 Druk op
(oorspronkelijke instelling) of methode B.
4 Druk nogmaals op
de menufunctie te verlaten.
gecontroleerd, ongeacht of er wel of geen signalen
ontvangen worden op de huidige actieve frequentie.
gecontroleerd, maar dit wordt alleen gedaan wanneer er
geen signalen zijn op de huidige actieve frequentie.
[OK]
en kies vervolgens methode A
2
1
[OK]
om de procedure af te sluiten en
■
Gebruik van de prioriteitskanaal-scanfunctie
1 Druk op
te schakelen.
• De aanduiding “PRI” verschijnt.
•Wanneer er signalen op het prioriteitskanaal ontvangen
2 Druk de [PTT] schakelaar van de microfoon in om op het
prioriteitskanaal te zenden en laat de [PTT] schakelaar los
voor ontvangst op het prioriteitskanaal.
• Ongeveer 3 seconden nadat de signalen wegvallen, wordt
3 Druk nogmaals op
scanfunctie uit te schakelen.
Opmerkingen:
◆
Als er signalen op het prioriteitskanaal ontvangen worden terwijl voor
dit kanaal de CTCSS functie is ingeschakeld, zal het prioriteitskanaal
bij elk signaal worden opgeroepen; de squelch zal echter slechts
opengaan voor signalen die de vereiste CTCSS toon bevatten.
◆
U kunt de prioriteitskanaal-scanfunctie gelijktijdig met een andere
scanfunctie gebruiken; de prioriteitskanaal-scanfunctie werkt echter niet
gedurende de tijd dat de andere scanfunctie bij een signaal gestopt is.
◆
Om naar de huidige actieve frequentie te luisteren terwijl de
prioriteitskanaal-scanfunctie gebruikt wordt, houdt u de PF toets van de
microfoon waaraan de monitorfunctie {blz. 51} is toegewezen, ingedrukt.
Laat de toets los om het prioriteitskanaal-scannen te hervatten.
[F]
, [MNU] om de prioriteitskanaal-scanfunctie in
2
1
worden, hoort u een pieptoon en wordt het
prioriteitskanaal opgeroepen. Bovendien gaat de
aanduiding “PRI” op het display knipperen.
het prioriteitskanaal-scannen hervat.
[F]
, [MNU] om de prioriteitskanaal-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-45
CTCSS (CONTINUOUS TONE CODED SQUELCH SYSTEM)
Geen aanduiding
Toon
CTCSS
(“T”)
(“CT”)
1
De CTCSS functie is handig wanneer u enkel oproepen van
2
bepaalde personen (zenders) wilt ontvangen. Met behulp van de
CTCSS functie onderdrukt u de oproepen (d.w.z. u hoort de
3
gesprekken niet) van andere personen die dezelfde frequentie
4
gebruiken, maar die niet de juiste CTCSS toon uitzenden. U hoort
enkel de oproepen van de personen in uw groep die dezelfde
5
CTCSS toon uitzenden als die u gekozen heeft. De CTCSS toon
6
is een toon onder de gehoorgrens; er zijn 38 standaard
toonfrequenties beschikbaar voor de CTCSS toon.
7
Opmerking:
8
niemand uw gesprek hoort. Deze functie zorgt er alleen voor dat u geen
ongewenste oproepen (gesprekken) ontvangt.
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
CTCSS frequentie:
19
20
21
22
N-46
Als u de CTCSS functie gebruikt, wil dit niet zeggen dat
K
E
N
W
O
O
D
F
M
D
U
A
L
B
A
N
D
E
R
T
M
G
7
0
7
CTCSS frequentie:
82,5 Hz
K
E
N
W
O
O
D
F
M
D
U
A
L
B
A
N
D
E
R
T
M
G
7
0
7
CTCSS frequentie:
100,0 Hz
K
E
N
W
O
O
D
F
M
D
U
A
L
B
A
N
D
E
R
T
M
G
7
0
7
CTCSS: OFF
82,5 Hz
Wordt
ontvangen
7
0
7
-G
M
T
R
E
D
N
A
B
L
A
U
D
FM
D
O
O
W
N
E
K
Wordt niet
ontvangen
Wordt niet
ontvangen
GEBRUIK VAN DE CTCSS
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op
[TONE]
• Bij herhaaldelijk indrukken van
aanduiding op het display als aangegeven.
3 Druk op
[F], [T.SEL]
• De ingestelde CTCSS toonfrequentie knippert op het display.
4 Draai aan de Afstemknop of gebruik de [UP]/ [DWN] toetsen
van de microfoon om een andere toonfrequentie te kiezen.
5 Druk op
[OK]
6 Als u een oproep ontvangt:
De squelch in uw zendontvanger opent alleen wanneer de
ingestelde toon wordt ontvangen.
Als u zelf een oproep wilt maken:
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt.
om de CTCSS functie in te schakelen.
[TONE]
verandert de
.
1 2
om de procedure af te sluiten.
Opmerkingen:
◆
U kunt stap 3 t/m 5 overslaan als de gewenste CTCSS
toonfrequentie reeds is ingesteld.
◆
U kunt een verschillende toonfrequentie voor de CTCSS en de
toonfunctie instellen.
◆
U kunt de CTCSS en de toonfunctie niet tegelijk gebruiken.
◆
Als u een hoge toonfrequentie kiest, kan het gebeuren dat de CTCSS
foutief functioneert wanneer geluid of ruis ontvangen wordt waarin de
ingestelde toonfrequentie voorkomt. Om te verhinderen dat ruis dit
probleem veroorzaakt, dient u het squelch-niveau zorgvuldig in te
stellen {blz. 15}.
.rN
100,76114,79125,631138,291
209,17210,001223,141235,302
304,47315,301322,641337,012
400,77412,701424,151431,812
507,97519,011527,651537,522
605,28618,411622,261636,332
704,58718,811729,761738,142
805,88810,321828,371833,052
905,19913,721929,971
018,49028,131032,681
Opmerking:
toetsenpaneel {blz. 55} gebruikt u de nummers 01 t/m 38 aangegeven in
de bovenstaande tabel (alleen voor de V.S./ Canada).
eitneuqerF
)zH(
Bij het rechtstreeks invoeren van de toonfrequenties via het
.rN
eitneuqerF
.rN
)zH(
eitneuqerF
.rN
)zH(
eitneuqerF
)zH(
■ Automatische toonfrequentie-identificatie
Met behulp van deze functie wordt automatisch de
toonfrequentie van het ontvangen signaal bepaald.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op
• De huidige toonfrequentie verschijnt en de 1 Hz
• Bij ontvangst van een signaal begint de zendontvanger
•Wanneer de toonfrequentie gevonden wordt, verschijnt
• De ingestelde CTCSS toonfrequentie wordt vervangen
3 Druk op een willekeurige toets om de functie uit te
schakelen.
Opmerking:
luisteren naar de signalen die ontvangen worden.
[TONE] (1 s)
decimaalpunt knippert.
alle toonfrequenties te doorlopen om de toonfrequentie te
identificeren.
deze knipperend op het display.
door de gevonden toonfrequentie.
Tijdens het doorlopen van de toonfrequenties kunt u
om de functie in te schakelen.
1 s
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-47
DTMF (DUAL TONE MULTI-FREQUENCY) FUNCTIES
1
Met behulp van de DTMF toetsen van de MC-53DM microfoon
2
kunt u DTMF tonen uitzenden. Op het toetsenpaneel bevinden
zich de 12 normale telefoontoetsen plus 4 extra toetsen (A, B, C,
3
D). De extra toetsen zijn voor de bediening van sommige
4
repeater-systemen.
5
6
UITZENDEN VAN EEN DTMF OPROEP
7
1 Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt.
8
2 Druk de toetsen op het toetsenpaneel achter elkaar in voor
het uitzenden van de DTMF tonen.
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
• De gekozen DTMF tonen worden uitgezonden.
• Na het indrukken en loslaten van een toets blijft de
zendontvanger nog 2 seconden in de zend-stand staan. U
kunt de [PTT] schakelaar van de microfoon dus loslaten nadat
u begonnen bent met het indrukken van de toetsen.
eitneuqerF
)zH(
796
077
258
149
9021633177413361
123A
456B
789C
0D
■ Autopatch
Sommige repeaters in de V.S. en Canada bieden een service
die Autopatch heet. Met Autopatch kunt u door het uitzenden
van DTMF tonen toegang krijgen tot het telefoonnet. Er zijn
sommige repeaters die het invoeren van een speciale code
vereisen voor het inschakelen van de Autopatch functie.
Raadpleeg voor nadere informatie de operator van de
repeater.
■
Bevestigingstonen bij indrukken van de toetsen op het
toetsenpaneel
Als de bevestigingstoonfunctie is ingeschakeld, hoort u bij het
indrukken van de toetsen op het microfoon-toetsenpaneel de
bijbehorende bevestigingstoon die aangeeft dat de toets juist
is ingedrukt.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 28 (DT.MN).
[OK]
3 Druk op
om de functie in of uit (oorspronkelijke instelling) te
schakelen.
4 Druk nogmaals op
de menufunctie te verlaten.
en draai vervolgens aan de Afstemknop
[OK]
om de procedure af te sluiten en
N-48
VASTLEGGEN VAN DTMF NUMMERS VOOR DE
AUTOMATISCHE NUMMERKIESFUNCTIE
DTMF nummers bestaande uit maximaal 16 cijfers kunnen aan
de hand van de onderstaande procedure in een van de tien
speciaal daarvoor bestemde DTMF geheugenkanalen worden
vastgelegd.
Opmerking:
andere zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw
microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het geval is, kan het gebeuren
dat de functie die in deze paragraaf wordt beschreven niet juist werkt.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 29 t/m 38 (DTMF), overeenkomstig het
3 Druk op
4 Voer met de cijfertoetsen het nummer in dat u wilt vastleggen.
5 Druk op
Houd er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van
geheugenkanaal dat u wilt gebruiken.
[OK]
.
• Het display waarop het DTMF nummer kan worden ingevoerd
verschijnt.
•U hoort de bijbehorende DTMF tonen.
• Als u een verkeerd cijfer invoert, druk dan op [VFO] om alle
ingevoerde cijfers te wissen.
[OK]
menufunctie te verlaten.
om de invoerprocedure af te sluiten en de
CONTROLEREN VAN VASTGELEGDE DTMF NUMMERS
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 29 t/m 38 (DTMF), overeenkomstig het
geheugenkanaal dat u wilt controleren.
3 Druk op [MR].
• Het nummer dat in het kanaal is vastgelegd wordt op het
display aangegeven en u hoort de DTMF tonen via de
luidspreker.
4 Druk op [MNU] om de menufunctie te verlaten.
UITZENDEN VAN VASTGELEGDE DTMF NUMMERS
Volg de onderstaande procedure om een vastgelegd DTMF
nummer uit te zenden.
1 Druk op [PTT]+[PF] van de microfoon.
2 Druk op [0] – [9] om het gewenste kanaal te kiezen.
• Het nummer dat in het kanaal is vastgelegd wordt op het
display aangegeven en u hoort de DTMF tonen via de
luidspreker.
• Nadat het nummer is uitgezonden, wordt weer de frequentie
op het display aangegeven.
N-49
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN (PF)
/naa
raalekahcs-tiu
][+]STEOT[][+]STEOT[
][+]STEOT[
][+]STEOT[][+]STEOT[
]F[]F[
]F[
]F[]F[
)s1(]STEOT[)s1(]STEOT[
)s1(]STEOT[
)s1(]STEOT[)s1(]STEOT[ponkmetsfAponkmetsfA
ponkmetsfA
ponkmetsfAponkmetsfALOVLOV
LOV
LOVLOVraaleger
LQSLQS
LQS
LQSLQSraaleger
1
De programmeerbare functietoetsen zijn [PF], [MR], [VFO] en
2
[CALL] en deze bevinden zich op de voorzijde van de microfoon.
Indien gewenst, kunt u de functies die aan deze toetsen zijn
3
toegewezen wijzigen.
4
steoteitcnuferabreemmargorPeitcnufekjileknorpsroO
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
5
6
7
8
9
N-50
]FP[)1FP(dnabnavnezeiK
]RM[)2FP(negueheglaanaK
]OFV[)3FP(ezuekeitneuqerfOFV
]LLAC[)4FP(laanakpeorpo”llaC“
TOEWIJZEN VAN DE FUNCTIE VAN EEN
VOORPANEELTOETS AAN DE PROGRAMMEERBARE
FUNCTIETOETSEN
1 Druk op een van de volgende toetscombinaties afhankelijk
van de toets die u wilt programmeren:
Microfoon [PF]+[ ] (“PF1” verschijnt)
Microfoon [MR]+[ ] (“PF2” verschijnt)
Microfoon [VFO]+[ ] (“PF3” verschijnt)
Microfoon [CALL]+[ ] (“PF4” verschijnt)
2 Druk op de voorpaneeltoets (of toetscombinatie) waarvan u
de functie wilt toewijzen aan de gekozen programmeerbare
functietoets.
• De volgende functies kunnen niet geprogrammeerd worden:
• De voorpaneeltoets blijft normaal bruikbaar nadat de functie
hiervan aan de programmeerbare functietoets is toegewezen.
• Om weer de oorspronkelijke functies aan de
programmeerbare functietoetsen toe te wijzen, dient u de
aanwijzingen voor Volledig Terugstellen uit te voeren
{blz. 33}.
Opmerkingen:
◆
Als de
LOCK
“aan” staat, kunt u geen nieuwe functies aan de programmeerbare
functietoetsen toewijzen.
◆
Als in stap 2 de
de VFO/geheugen-oproepschakelaar geprogrammeerd.
schakelaar aan de achterzijde van de microfoon op
PTT
schakelaar wordt ingedrukt, wordt de functie van
TOEWIJZEN VAN EEN SPECIALE FUNCTIE AAN DE
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 20 (PF1) – 23 (PF4).
[OK]
3 Druk op
gewenste functie te kiezen.
• Bij rechtsom draaien van de Afstemknop verandert de functie
als volgt:
Gebruiker-instelling ➞ Monitor ➞ Intoetsfunctie (alleen voor
de V.S./ Canada) ➞ Spraak ➞ PWR schakelaar (alleen PF 1)
➞ 1750 Hz toon (alleen voor de TM-G707E)
4 Druk op
menufunctie te verlaten.
Gebruiker-instelling:
Voor selectie van de voorpaneeltoets-functie die u heeft
toegewezen {blz. 50}.
Monitor:
Met deze functie wordt de squelch geopend en kunt u luisteren of
er activiteit is op de huidige frequentie. De monitorfunctie is
handig bij het instellen van de geluidssterkte of bij ontvangst van
zwakke signalen.
• De monitorfunctie wordt beurtelings in- en uitgeschakeld bij
indrukken van de microfoontoets waaraan de functie is
toegewezen.
• De scanfuncties werken niet als de monitorfunctie is ingeschakeld
(squelch is geopend).
en draai vervolgens aan de Afstemknop om de
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
Intoetsfunctie (alleen voor de V.S./ Canada):
Als deze functie aan een toets wordt toegewezen, kunt u
rechtstreeks nummers invoeren met het toetsenpaneel van de
MC-53DM microfoon. Zie “RECHTSTREEKS INVOEREN VAN
NUMMERS VIA HET TOETSENPANEEL” {blz. 54}.
Spraak:
Als deze functie wordt toegewezen, kunt u met de toets de
pieptoonfunctie (deze geeft de huidige frequentie via pieptonen
van verschillende toonhoogte aan) in- of uitschakelen. Druk op
een willekeurige toets om de pieptonen te stoppen.
aan/uit-schakelaar:
Als deze functie wordt toegewezen, werkt de toets als aan/uitschakelaar. Deze functie kan enkel aan PF 1 worden
toegewezen.
1750 Hz toon (alleen voor de TM-G707E):
Na het loslaten van de omgeprogrammeerde microfoontoets bij
ingeschakelde zendsignaal-vasthoudfunctie zal de
zendontvanger nog 2 seconden in de zend-stand blijven; de
1750 Hz toon wordt echter alleen continu uitgezonden zolang de
omgeprogrammeerde microfoontoets ingedrukt wordt
gehouden.
•U kunt ook de zendsignaal-vasthoudfunctie gebruiken om voor
2 seconden continu een 1750 Hz toon uit te zenden na het
loslaten van de omgeprogrammeerde microfoontoets. Om deze
functie te activeren, roept u menu-nummer 26 (T.HLD) op waarna
u de functie kunt inschakelen.
N-51
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
AANVULLENDE FUNCTIES
1
“TOT” (TIME-OUT TIMER) UITSCHAKELKLOK
2
Soms zal het nodig of gewenst zijn de tijdsduur van een
3
uitzending tot een vast aantal minuten te beperken. Deze functie
4
kan nuttig zijn voor repeater-toepassingen, om het wegvallen
(time-out) van de repeater te voorkomen, of wanneer het speciaal
5
van belang is zoveel mogelijk accuspanning te besparen.
6
Wanneer de vastgestelde tijdsduur van de “TOT” uitschakelklok is
verstreken, hoort u een pieptoon en schakelt het toestel over op
7
ontvangst. Wilt u weer gaan zenden, laat dan de [PTT]
8
schakelaar van de microfoon los en druk hem vervolgens weer in.
Indien gewenst, kunt u de tijdsduur (oorspronkelijke instelling:
9
10 minuten) van de “TOT” uitschakelklok veranderen.
10
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
11
2 Kies menu-nummer 13 (TOT).
12
13
14
15
16
17
3 Druk op
18
19
20
gewenste tijdsduur te kiezen.
•U kunt kiezen uit de volgende tijden: 3, 5 en 10 minuten.
De APO is een functie die als doel heeft stroom te besparen
wanneer het toestel is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt. De
functie registreert het gebruik van de Afstemknop en de andere
bedieningsorganen en schakelt het toestel automatisch uit als er
gedurende 3 uur geen bediening wordt verricht. Ter
waarschuwing zal echter 1 minuut voor het toestel wordt
uitgeschakeld de “APO” aanduiding gaan knipperen en een serie
waarschuwingstonen klinken.
Opmerking:
bijvoorbeeld de squelch van de zendontvanger open of u drukt een toets
in, zal de tijdteller voor de automatische uitschakelfunctie weer op nul
komen te staan. Wanneer de squelch dan weer dichtgaat of het gebruik
van de toetsen stopt, zal de teller weer in werking treden en gaan tellen
vanaf 0.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 12 (APO).
3 Druk op
functie in (of uit) te schakelen.
4 Druk nogmaals op
menufunctie te verlaten.
Als er al een tijdlang geen toets is ingedrukt, maar dan gaat
[OK]
en draai vervolgens aan de Afstemknop om de
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
N-52
PROGRAMMEERBARE VFO FREQUENTIEKEUZE
Met deze functie kunt u de ondergrens en de bovengrens
instellen van het frequentiebereik dat met de Afstemknop
bestreken kan worden. Als u bijvoorbeeld 145 MHz instelt voor de
ondergrens en 146 MHz voor de bovengrens, loopt het
frequentiebereik van 145,000 MHz t/m 146,995 MHz. Deze
functie is handig als u steeds slechts een bepaald gedeelte van
het frequentiebereik controleert.
Opmerkingen:
◆
U kunt niet het 100 kHz cijfer en de eropvolgende cijfers
programmeren.
◆
Het exacte 100 kHz cijfer en de eropvolgende cijfers van de
bovengrens worden bepaald door de ingestelde frequentiestap.
◆
De ondergrens en de bovengrens moeten binnen het
ontvangstbereik van de band zijn. Het ontvangstbereik verschilt
afhankelijk van de modelversie.
1 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
2 Kies de gewenste band.
3 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
4 Kies menu-nummer 9 (PROG.VFO).
[OK]
5 Druk op
en kies vervolgens de ondergrens-frequentie.
2
1
6 Druk nogmaals op
frequentie.
2
7 Druk tot slot nogmaals op
en de menufunctie te verlaten.
[OK]
en kies dan de bovengrens-
1
[OK]
om de procedure af te sluiten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-53
RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUMMERS VIA HET
TOETSENPANEEL (ALLEEN VOOR DE V.S./ CANADA)
1
U kunt de cijfertoetsen op de MC-53DM microfoon gebruiken voor
2
het rechtstreeks invoeren van de afstemfrequentie, het
3
geheugenkanaalnummer of de toonfrequentie. U dient wel eerst
de “Enter” intoetsfunctie aan een van de programmeerbare
4
functietoetsen toe te wijzen {blz. 51}.
5
Intoetsen van een afstemfrequentie
■
6
1 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
7
2 Kies de gewenste band.
8
3 Druk op de microfoontoets waaraan de intoetsfunctie is
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
toegewezen.
• Het display waarop u rechtstreeks frequenties kunt
invoeren verschijnt.
4 Voer de gewenste frequentie in met de cijfertoetsen van
de microfoon.
•Voer de cijfers van de frequentie in van hoog naar laag
(links naar rechts).
• Als de geldende frequentiestap 5, 10, 15, 20 of 50 kHz
bedraagt, dient u de waarde van de frequentie tot en met
de 1 kHz eenheden in te voeren. Voer hierbij voor de
1 kHz eenheden de 0 of de 5 in.
• Bij de modellen met een ontvangstbereik breder dan
10 MHz, zult u als eerste cijfer de 10 MHz tientallen
moeten invoeren. Bij de andere modellen begint u met het
cijfer voor de 1 MHz eenheden.
N-54
Opmerkingen:
◆
Als de geldende frequentiestap 6,25, 12,5 of 25 kHz bedraagt,
kunt u volstaan met het invoeren van het cijfer voor de 10 kHz
tientallen. Het 10 kHz cijfer en de volgende cijfers worden
automatisch ingesteld op de dichtstbijzijnde waarde voor de
toets die is ingedrukt voor de 10 kHz tientallen.
◆
Als u op een andere toets dan
langer dan 10 seconden geen toets indrukt, komt de
rechtstreekse invoerfunctie te vervallen en wordt de VFO
frequentiekeuze hersteld.
◆
Als u tijdens het invoeren van de frequentie op de
van de microfoon drukt, gelden de nieuw ingevoerde cijfers,
maar voor de nog niet gekozen cijfers zullen de eerdere
gegevens ongewijzigd blijven.
◆
Met uitzondering van de 1 kHz eenheden zal bij invoeren van
een cijfer dat buiten het afstembereik valt, in plaats daarvan het
dichtstbijzijnde cijfer binnen het afstembereik worden
aangegeven. Voor de 1 kHz eenheden zal bij indrukken van
toets
[0]
–
[4]
[5]
–
worden ingesteld op “0” en bij indrukken van toets
[9]
wordt er ingesteld op “5”.
[0]
–
[9]
of
[Enter]
drukt, of als u
[Enter]
■ Intoetsen van een geheugenkanaalnummer
1 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te
schakelen.
2 Druk op de microfoontoets waaraan de intoetsfunctie is
toegewezen.
• “1 - -” verschijnt.
3 Voer drie cijfers in met de cijfertoetsen van de microfoon.
• Om bijvoorbeeld kanaal 3 op te roepen, voert u “003” in.
• Als u op een andere toets dan [0] – [9] drukt, of als u
langer dan 10 seconden geen toets indrukt, verschijnt de
laatst getoonde frequentie weer op het display.
• Als u een nummer invoert van een geheugenkanaal
waarin geen gegevens zijn vastgelegd, klinkt er een
waarschuwingspieptoon.
toets
■ Intoetsen van een toonfrequentie
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [TONE] om de toonfunctie of de CTCSS functie in
te schakelen.
[F]
,
3 Druk op
• De ingestelde toonfrequentie verschijnt.
4 Druk op de microfoontoets waaraan de intoetsfunctie is
toegewezen.
• “- -” verschijnt.
5 Voer met de cijfertoetsen van de microfoon het nummer in
dat correspondeert met de gewenste toonfrequentie.
• Zie de tabel op blz. 24 en 47 voor de nummers die bij de
toonfrequenties horen.
• Om bijvoorbeeld toonnummer 3 (74,4 Hz) te kiezen, voert
u “03” in.
• Als u op een andere toets dan [0] – [9] drukt, of als u
langer dan 10 seconden geen toets indrukt, verschijnt de
laatst getoonde frequentie weer op het display.
[T.SEL]
.
KIEZEN VAN DE WAARDE VOOR DE FREQUENTIESTAP
Het kiezen van de juiste waarde voor de frequentiestap is van
essentieel belang om de ontvangstfrequentie nauwkeurig met de
Afstemknop of de [UP]/ [DWN] toetsen van de microfoon te
kunnen instellen. De oorspronkelijke instelling op de VHF band is
5 kHz (V.S./ Canada) of 12,5 kHz (Europa/ Algemene Markt). De
oorspronkelijke instelling op de UHF band is 25 kHz, ongeacht de
modelversie.
1 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
2 Kies de gewenste band.
3 Druk op
• De ingestelde frequentiestap wordt op het display
4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN] toetsen
van de microfoon om de gewenste frequentiestap te kiezen.
• Er kan gekozen worden uit 5 kHz, 6,25 kHz, 10 kHz,
5 Druk op
Opmerking:
er een verandering optreden in de aangegeven frequentie. Stel dat
bijvoorbeeld 144,995 MHz op het display wordt aangegeven en de
frequentiestap 5 kHz bedraagt. Wanneer nu een 12,5 kHz frequentiestap
wordt ingesteld, zal de frequentie op het display veranderen in
144,975 MHz.
[F], [STEP]
aangegeven.
12,5 kHz, 15 kHz, 20 kHz, 25 kHz en 50 kHz.
[OK]
Bij het wijzigen van de waarde voor de frequentiestap kan
.
12
om de procedure af te sluiten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-55
DISPLAY-DIMMER
1
■ Handbediende display-dimmer
2
U kunt de display-verlichting handmatig op de gewenste
sterkte instellen zodat u overeenkomstig de situatie een
3
optimaal zicht heeft.
4
Druk op [DIM] om een van de vijf niveaus (inclusief OFF) te
kiezen.
5
6
Opmerking:
dimmer worden ingeschakeld.
7
■ Automatische display-dimmer
8
Als deze functie is ingeschakeld, wordt de helderheid van het
9
10
11
12
13
display bij de bediening van een voorpaneeltoets, een
microfoontoets of de Afstemknop, voor ongeveer 5 seconden
een stapje versterkt. De display-verlichting verandert niet
wanneer de meest heldere instelling is gekozen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 2 (A.DIM).
14
15
16
17
18
19
20
3 Druk op
4 Druk nogmaals op
21
22
Als u OFF instelt, zal vanzelf de Automatische display-
[OK]
om de functie in (of uit) te schakelen.
de menufunctie te verlaten.
en draai vervolgens aan de Afstemknop
[OK]
om de procedure af te sluiten en
WIJZIGEN VAN HET VOLUME VAN DE BEDIENINGSPIEPTOON
De zendontvanger zal telkens bij het indrukken van een toets op
de zendontvanger of de microfoon een pieptoon laten horen. U
kunt de geluidssterkte van deze pieptoon wijzigen of de pieptoon
uitschakelen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 16 (BEEP).
[OK]
3 Druk op
het volume van de pieptoon in te stellen op niveau 1 – 7, of
om de pieptoon uit te schakelen.
• De oorspronkelijke instelling is niveau 5.
4 Druk nogmaals op
menufunctie te verlaten.
en draai vervolgens aan de Afstemknop om
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
DISPLAY-DEMONSTRATIEFUNCTIE
Bij inschakelen van deze functie laat de zendontvanger een
aantal voorgeprogrammeerde demonstraties op het display zien.
De zendontvanger is normaal bruikbaar tijdens de demonstraties.
Wanneer u een toets op de zendontvanger of de microfoon
indrukt of aan de Afstemknop draait, wordt meteen de normale
display-aanduidingsfunctie ingeschakeld. Wordt hierna
gedurende 12 seconden geen nieuwe bediening uitgevoerd, dan
schakelt de zendontvanger weer over op de demonstratiefunctie.
[F]
Druk op
schakelen.
+[ ] om de demonstratiefunctie in (of uit) te
N-56
“LOCK” VERGRENDELINGSFUNCTIE
■ Zendontvanger-vergrendeling
Deze vergrendelingsfunctie is handig wanneer u voornamelijk
de microfoontoetsen gebruikt voor de bediening van de
zendontvanger, zoals bij gebruik van het toestel in de auto. In
dit geval worden alle bedieningsorganen vergrendeld, met
uitzondering van:
• aan/uit-schakelaar•
•
[F]
, [MHz]• SQL regelaars
• VOL regelaars• Microfoontoetsen
Druk op
uit) te schakelen.
• Er verschijnt een sleutelsymbool wanneer de functie wordt
■ Totaalvergrendeling
De totaalvergrendeling komt van pas als u alleen naar een
bepaald kanaal wilt luisteren en niet van plan bent om te
zenden. In dit geval worden alle bedieningsorganen
vergrendeld, met uitzondering van:
• aan/uit-schakelaar• [MHz]+[ ]
1 Schakel de zendontvanger-vergrendelingsfunctie in.
2 Schakel de zendontvanger uit.
3 Druk op [MHz]+[
[F]
, [MHz] om de zendontvanger-vergrendeling in (of
ingeschakeld.
(of uit) te schakelen.
• Het sleutelsymbool knippert langzaam wanneer de functie
is ingeschakeld.
] om de totaalvergrendelingsfunctie in
[F]
BERICHT BIJ INSCHAKELEN
Bij het inschakelen van de zendontvanger verschijnt als
begroeting het woord “KENWOOD” en dit blijft ongeveer
2 seconden oplichten. Indien gewenst, kunt u deze begroeting
veranderen.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 1 (P-ON).
[OK]
3 Druk op
• De ingestelde begroeting verschijnt en de laatste letter van de
begroeting knippert.
4 Druk op [VFO] om alle letters te wissen. De cursor komt bij
het eerste vakje te staan.
5 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/ [DWN] toetsen
van de microfoon om het eerste teken te kiezen.
• Wilt u na het teken een punt (.) invoeren, druk dan op [MR].
Druk nogmaals op [MR] om de punt te wissen.
6 Druk op
• Het tweede vakje knippert.
7 Herhaal stap 5 en 6 om in totaal 7 tekens in te voeren.
• Na het kiezen van het 7de teken hoeft u niet op
drukken.
• Druk op
8 Druk nogmaals op
menufunctie te verlaten.
.
ss
[
s
]
.
ss
tt
[
t
]
om het voorgaande teken opnieuw in te voeren.
tt
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
ss
[
s
]
te
ss
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-57
S-METER SQUELCH
Als de S-meter squelch wordt ingeschakeld, zal de squelch pas
1
opengaan wanneer een signaal met dezelfde of grotere sterkte
2
dan de S-meter instelling wordt ontvangen. Deze functie is handig
om te voorkomen dat u de squelch steeds opnieuw moet
3
bijstellen om ontvangst van zwakke zenders die u niet interessant
4
vindt te vermijden.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
5
2 Kies menu-nummer 14 (S.SQL).
6
7
8
9
10
11
[OK]
3 Druk op
12
13
14
15
functie in (of uit) te schakelen.
4 Druk nogmaals op
menufunctie te verlaten.
• De segmenten voor de S-meter instelling verschijnen.
16
17
18
19
5 Draai aan de SQL regelaar om de gewenste S-meter
20
instelling te kiezen; er zijn zeven niveaus.
21
22
en draai vervolgens aan de Afstemknop om de
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
■ Squelch-aanhoudtijd
Bij gebruik van de S-meter squelch kunt u de tijdsduur
wijzigen dat er na het wegvallen van de ontvangen signalen
gewacht wordt met het sluiten van de squelch.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 15 (HNG.T).
3 Druk op
om in stellen op OFF (oorspronkelijke instelling), 125 ms,
250 ms of 500 ms.
De AIP zorgt voor het onderdrukken van de interferentie en de
vervorming van het geluidssignaal, die soms een ongewenst
bijverschijnsel kunnen zijn bij ontvangst in een dichtbevolkt
gebied waar de band erg druk bezet is.
1 Kies de gewenste band.
[F]
2 Druk op
• De aanduiding “AIP” verschijnt wanneer de functie wordt
ingeschakeld.
Opmerking:
UHF band.
, [DIM] om de functie in (of uit) schakelen.
U kunt een aparte AIP instelling maken voor de VHF en de
OMSCHAKELEN TUSSEN AM/FM MODE
(ALLEEN VOOR DE V.S./ CANADA)
Bij deze zendontvanger is tevens ontvangst in de AM mode
mogelijk. De standaardinstelling voor de 118 MHz band is AM; de
standaardinstelling voor de 144 MHz of 440 MHz band is FM.
U kunt op iedere band ook de andere mode inschakelen.
Opmerking:
AM mode niet gebruiken om te zenden.
De AM mode is alleen geschikt voor ontvangst. U kunt de
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MNU] om de menu-functie in te schakelen.
3 Kies menu-nummer 0 (F/A).
[OK]
4 Druk op
5 Druk nogmaals op
menufunctie te verlaten.
Als de AM mode wordt gekozen, verschijnt er een
schoppensymbool op het display.
en kies vervolgens de FM of AM mode.
2
1
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-59
AFSTANDSBEDIENING MET BEHULP VAN DE MICROFOON (ALLEEN VOOR DE V.S./ CANADA)
1
U kunt veel instellingen van de zendontvanger wijzigen met
2
behulp van de toetsen op de MC-53DM microfoon. In dit geval
worden de DTMF tonen gebruikt voor het maken van de
3
gewenste instellingen. Schakel voor het gebruik van deze functie
4
eerst de microfoon-afstandsbediening in op het instelmenu.
5
Opmerkingen:
◆
Houd er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van andere
6
zendontvangers die in de buurt worden gebruikt, door uw MC-53DM
microfoon kunnen worden opgepikt. Als dit het geval is, kan het
7
gebeuren dat de afstandsbedieningsfunctie die in dit hoofdstuk wordt
beschreven niet juist werkt.
8
◆
Alleen voor de V.S.:
9
de VHF band te zenden. Bedieningscodes mogen alleen over de
10
11
UHF band worden gezonden.
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 27 (MC.RM).
12
13
14
15
16
17
3 Druk op
18
19
20
21
22
functie in (of uit) te schakelen.
4 Druk nogmaals op
menufunctie te verlaten.
Zie de onderstaande tabel voor de functies die in- en
uitgeschakeld kunnen worden, of de instellingen die gewijzigd
kunnen worden. Voor de gearceerde instellingen en functies dient
u eerst op [D] te drukken (bijv. [D], daarna [2]).
[OK]
Het is niet toegestaan bedieningscodes over
en draai vervolgens aan de Afstemknop om de
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
steoTeitcnuFsteoTeitcnuF
1
-laanakstietiroirP
eitcnufnacs
B
2SSCTC/nooTC—
3eitcnuflessiwmOD]F[steot
4patszHM1negizjiWnegalreV
5rotinoMnegohreV
6
7gnilletsnietkretssdiuleG
8gnineidebdnab-ssorC
9gnilletsnihcleuqS
0gnilletsninegomrevdneZ
gnidiudnaa-eitneuqerF
1
nenotpeip.v.m.d
2eitcelesnooT
3,2
3
5
3,2
6
0patseitneuqerfnegizjiW
AeitcnufsteotnIB
1
Bij zendontvangers voorzien van de los verkrijgbare VS-3 eenheid
wordt de weergegeven informatie aangekondigd {blz. 63}.
2
Nadat u deze functie heeft ingeschakeld, drukt u op [ ] of [#] om het
niveau of de selectie te wijzigen.
3
U kunt niet gelijktijdig de Geluidssterkte Instelling en de Squelch
Instelling functie activeren.
4
De Geluidssterkte Instelling en de Squelch Instelling functie moeten
beide uitgeschakeld zijn om de toon of de frequentiestap met deze
toets te kunnen wijzigen.
5
Druk eerst op [2] om de toonfunctie of CTCSS functie in te schakelen.
6
Druk op
[OK]
procedure af te sluiten.
op het voorpaneel van de zendontvanger om de
-yalpsidnegizjiW
gnithcilrev
4
4
6,5,2
navnezeiK
gnithcirsgniviuhcsrev
FMTDnerekkolB
leenapnesteot
FMTDnevegjirV
leenapnesteot
6,2
tpecretnIdecnavdA
)PIA(tnioP
N-60
PACKET-COMMUNICATIE
Door de zendontvanger via een Terminal Node Controller (TNC)
{blz. 6} op een personal computer aan te sluiten, kunt u e-mail
sturen naar verafgelegen stations of informatie ontvangen vanaf
uw plaatselijke bulletin board. Bovendien heeft u de beschikking
over diverse andere Packet-toepassingen. Neem contact op met
uw amateurradio speciaalzaak voor nadere bijzonderheden
betreffende het gebruik van uw zendontvanger voor Packetcommunicatie.
1200/ 9600 bps COMMUNICATIE
Kies, afhankelijk van uw type TNC, 1200 of 9600 bps voor de
gegevensoverdracht-snelheid.
1200 bps:
De gevoeligheid van de zendgegevens-ingang (PKD) is 40 mV
en de ingangsimpedantie is 10 kΩ. Deze specificaties zijn
geschikt voor een doorsnee 1200 bps TNC.
9600 bps:
De gevoeligheid van de zendgegevens-ingang (PKD) is 2 V
de ingangsimpedantie is 10 kΩ. Deze specificaties zijn geschikt
voor de meeste 9600 bps TNC’s. Kies 9600 bps bij gebruik van
een dubbele snelheid TNC die enkel een 2 V
uitgang heeft.
p-p
p-p
en
p-p
1 Druk op [MNU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies menu-nummer 19 (BPS).
3 Druk op
instelling) of 9600 bps.
4 Druk nogmaals op
menufunctie te verlaten.
Als u 9600 bps kiest, verschijnt de aanduiding “9600”.
[OK]
en kies vervolgens 1200 bps (oorspronkelijke
2
1
[OK]
om de procedure af te sluiten en de
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-61
Opmerkingen:
◆
Als de zendvertragingstijd van uw TNC niet lang genoeg is, kunnen
er communicatiefouten optreden. Mochten deze fouten vaak
1
optreden, stel dan de zendvertragingstijd-parameter op uw TNC met
2
behulp van uw computer in op 300 ms.
◆
Het gebruik van een modulatie-ingangsniveau dat aanzienlijk afwijkt
3
van de optimale 40 mV
minder gunstige signaal/ruisverhouding of dit leidt tot
4
signaalvervorming. Als gevolg hiervan zal de communicatie met
andere stations mogelijk door veel “errors” worden gestoord of het
5
kan zelfs geheel onmogelijk zijn om een contact tot stand te brengen.
6
◆
Als het modulatie-ingangsniveau ongeveer 3 V
het begrenzingscircuit in werking. Dit circuit zorgt ervoor dat dezelfde
7
zend-bandbreedte gehandhaafd wordt als bij 3 V
◆
Bij Packet-communicatie zijn de omstandigheden tijdens het zenden
8
en ontvangen van groot belang waardoor het gebruik van een
volschalige S-meter aanduiding essentieel is voor een betrouwbare
9
werking. Als de S-meter aanduiding niet tot de maximumwaarde loopt
10
11
12
13
14
15
16
tijdens 9600 bps communicatie, zullen er veel communicatiefouten
optreden.
◆
Invoeren van 9600 bps GMSK signalen met een te hoog niveau of
invoeren van sterk vervormde signalen kan leiden tot fouten en een
te brede zend-bandbreedte waardoor andere zenders zullen worden
gestoord.
■ Pen-opstelling van de DATA aansluiting
In deze paragraaf wordt de functie van iedere pen van de
DATA aansluiting beschreven.
17
of 2 V
p-p
DATA aansluiting
p-p
18
19
20
21
22
specificatie kan resulteren in een
overschrijdt, treedt
p-p
.
p-p
E (GND)
.rnnePgnimaneBeitcnuF
gnagni-snevegegdneztekcaP
1DKP
2EDDKProovedraA
3SKP
49RP
51RP
6CQS
Opmerkingen:
◆
Als uw TNC een gemeenschappelijke pen voor de 1200 bps en
9600 bps gegevens-ingang heeft, dient u deze pen te verbinden met
de PR9 pen van de DATA aansluiting. Kortsluiten van de PR9 en
PR1 pen resulteert in een foutieve werking van de TNC.
◆
Als gelijkspanning op de PR1 pen wordt gezet, is het mogelijk dat de
TNC niet werkt. Mocht dit voorkomen, sluit dan een 10 µF
condensator aan tussen de PR1 pen en de TNC. Let goed op de
polariteit van de condensator.
•raanCNTedfanavsnevegegdnezedrooV
•tehroovnekiurbegnepezednakCNTeD
•ekjileppahcsneemegneeslasnevettkreW
•roodsnevegegnavnedneztehtreekkolB
•eitacinummockaarpsnieitnerefretnitmokrooV
•uaevinsgnagtiU
regnavtnodnezed
ybdnatstekcaP
.nelangis-tekcap
Vm005(
Vm005(
k01,Ω)
p-p
.gnagtiu-snevegeg
k01,Ω)
p-p
spb0069nespb0021edroovnep
gnagtiuleger-hcleuqS
.sidnepoegregnavtnodnez
.negnigopewuein
)gooh(V5+:tnepohcleuqS
)gaal(V0:tiulshcleuqS
ednavhcleuqsedreennawCNTed
snevettmokrooV.eitneuqerfedflezedpo
navgnagninooforcimednavnelekahcstiu
navnedneztehsnedjitregnavtnodnezed
snevegegspb0069edreertsigereggnagtiU
snevegegspb0021edreertsigereggnagtiU
N-62
VS-3 STEMSYNTHESIZER (LOS VERKRIJGBAAR)
Door in uw zendontvanger de VS-3 stemsynthesizer aan te
brengen {blz. 67}, zal de zendontvanger telkens wanneer u de
bedrijfsstand van het toestel verandert, zoals VFO of Geheugenoproep, de nieuwe instelling aankondigen.
De onderstaande tabel toont de aankondiging van de
zendontvanger wanneer de nieuwe functie wordt ingeschakeld.
tdroweidsteoT
tkurdegni
]OFV[OFV”OFV“
]RM[
]LLAC[laanakpeorpo”llaC“”llaC“
]MP[negueheg-ammargorP”MP“
]UNM[uneM”uneM“
]DNAB[dnabeveitcaewueiNeitneuqerfegidiuH
navsteotFP
nooforcim
dreemmargorpeg
eitcnufsteotnItem
1
}15.zlb{)retnE(
1
Bij indrukken in de VFO of geheugen-oproepstand.
eitcnufewueiN
-negueheG
eitcnufpeorpo
eskeertsthceR
aivreovni-remmun
leenapnesteot
erabrooH
gnigidnoknaa
”RM“
”retnE“
De zendontvanger kondigt bovendien de weergegeven informatie
als volgt aan bij indrukken van microfoontoets [6] in de microfoonafstandsbedieningsstand {blz. 60} of bij indrukken van de PF
toets geprogrammeerd met de spraakfunctie {blz. 51}.
• In de VFO stand wordt de VFO frequentie op de huidige band
aangekondigd, met als eerste het 100 MHz cijfer. Het
decimaalteken wordt aangekondigd met “point”.
• Als de geheugen-oproepfunctie is ingesteld, hoort u het
kanaalnummer, het woord “channel” en de frequentie. Bij de L of
U kanalen hoort u “low” of “up”, het kanaalnummer en de
frequentie. Bij het prioriteitskanaal hoort u “PR” en de frequentie.
•Wanneer de aanduidingsfunctie voor de
geheugenkanaalnummers is ingeschakeld, hoort u het
kanaalnummer en het woord “channel”. Bij de L of U kanalen
hoort u “low” of “up” en het kanaalnummer. Bij het prioriteitskanaal
hoort u enkel “PR”.
• Als het “Call” oproepkanaal is ingesteld, hoort u “call” en de
frequentie.
•Wanneer een toonfrequentie wordt gekozen, wordt deze
frequentie aangekondigd.
Na het aanbrengen van de los verkrijgbare VS-3 eenheid kunt u
de spraakfunctie ook programmeren onder de DIM toets op het
voorpaneel. Roep hiervoor menu-nummer 18 (KEY) op en
selecteer dan de spraakfunctie (VOIC).
Opmerkingen:
◆
Om de stemsynthesizer uit te schakelen nadat de los verkrijgbare
VS-3 eenheid is aangebracht, roept u menu-nummer 17 op en kiest
vervolgens de instelling OFF.
◆
Als de zendontvanger-vergrendeling is ingeschakeld, hoort u alleen
een aankondiging wanneer in de microfoon-afstandsbedieningsstand
op microfoontoets
geprogrammeerd met de spraakfunctie wordt gedrukt. Wanneer de
totaalvergrendeling is ingeschakeld, hoort u bij het indrukken van
deze toetsen enkel een waarschuwingspieptoon. De zendontvanger
zal in dit geval geen aankondiging maken.
◆
De stemsynthesizer werkt niet tijdens zenden of scannen.
[6]
wordt gedrukt of wanneer op de PF toets
N-63
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
CROSS-BAND BEDIENING
1
De zendontvanger biedt de mogelijkheid signalen op de ene band
2
te ontvangen terwijl u op de andere band zendt. Deze functie is
geen Cross-band Repeater en ook geen Volledige Duplex. Bij
3
gebruik van deze functie worden namelijk de signalen die op de
4
ene band ontvangen worden, niet opnieuw uitgezonden op de
andere band; ook worden er niet gelijktijdig signalen ontvangen
5
en uitgezonden. Cross-band bediening is bijvoorbeeld nuttig
6
wanneer u deelneemt aan een groepsgesprek via een
Cross-band Repeater. De deelnemers in het gesprek moeten
7
namelijk de ontvangst- en de zendfrequentie op verschillende
8
banden instellen zodat er niets wordt gemist van de gesprekken
die binnen de groep plaatsvinden.
9
Opmerking:
10
Repeater niet toegestaan. Neem alle plaatselijke bepalingen in acht.
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
In sommige landen is het gebruik van een Cross-band
Cross-band
146,500 MHz
443,500 MHz
repeaterfunctie
TM-G707
7
0
7
G
M
T
R
E
D
N
A
B
L
A
U
D
M
F
D
O
O
W
N
E
K
Zenden: 146,500 MHz
Ontvangst: 443,500 MHz
146,500 MHz
443,500 MHz
1 Druk op
[BAND]
om de band te kiezen waarop u wilt zenden.
2 Kies de juiste zendfrequentie.
3 Druk op
[BAND]
om over te schakelen op de andere band.
• Dit is de band die gebruikt wordt voor ontvangst.
4 Kies de juiste ontvangstfrequentie.
5 Druk op
[F], []
om de Cross-band bedieningsfunctie in te
schakelen.
• Er verschijnt een kruis-symbool op het display.
6 Druk nogmaals op
[F], []
om de Cross-band
bedieningsfunctie uit te schakelen.
Opmerkingen:
◆
Voor Cross-band bediening kunt u alleen de 144 MHz en
430/ 440 MHz banden gebruiken.
◆
Wanneer u in de Cross-band bedieningsstand op de
drukt, worden de ontvangst- en zendband omgewisseld.
[BAND]
toets
N-64
KOPIEREN VAN ALLE GEHEUGENGEGEVENS (CLONE-FUNCTIE)
Met de clone-functie kunt u alle instellingen in het geheugen van
uw zendontvanger op snelle wijze kopiëren naar een andere
TM-G707 zendontvanger, of omgekeerd. De kabel
(E30-3326-05) waarmee de twee TM-G707 zendontvangers op
elkaar aangesloten moeten worden, is los verkrijgbaar bij uw
KENWOOD service-centrum.
Opmerkingen:
◆
Schakel beide zendontvangers uit voordat u de kabel aansluit.
◆
De clone-functie werkt alleen bij gebruik van twee TM-G707
zendontvangers van dezelfde versie.
◆
Als de aanduiding “ERROR” op het display verschijnt, heeft u
misschien een verkeerde bediening uitgevoerd. Schakel beide
zendontvangers uit en volg vervolgens nauwkeurig de instructies in
deze gebruiksaanwijzing.
1 Sluit het ene uiteinde van de kabel aan op de DATA
aansluiting van een van de zendontvangers.
2 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de DATA
aansluiting van de andere zendontvanger.
3 Bepaal de zendontvanger die gebruikt gaat worden voor het
zenden van de gegevens.
• Deze zendontvanger wordt hierna de “bron” zendontvanger
genoemd.
4 Druk op
• Het woord “CLONE” verschijnt.
[F]+[REV]
1
+[ ] van de “bron” zendontvanger.
3
2
5 Druk op
• Het woord “CLONE” verschijnt.
6 Druk op [CALL] van de “bron” zendontvanger.
• De gegevensoverdracht begint.
• Het woord “SEND” verschijnt.
• Nadat de gegevens zijn overgezonden, verschijnt het woord
• Als er een storing in de gegevensoverdracht optreedt,
7 Schakel beide zendontvangers uit.
8 Maak de kabel los van de twee zendontvangers.
De verbindingskabel voorzien van 6-polige DIN-ministekkers
moet de volgende bedrading hebben:
[F]+[REV]
“END” op het display van de “bron” zendontvanger.
verschijnt het woord “ERROR” op het display van de “bron”
zendontvanger.
PKD (NC)
PKS/RxD
SQC/TxD
E (GND)
NC: Niet in gebruik
+[ ] van de “doel” zendontvanger.
DATA aansluitingDATA aansluiting
DE
PR9
PRI
PKD (NC)
DE
PKS/RxD
PR9
PRI
SQC/TxD
E (GND)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-65
1
2
MC-45
Multifunctionele
3
Mikrofoon
4
5
6
7
8
9
DFK-4C
10
Afneembare
Voorpaneelkabel
11
(4 m)
12
13
14
15
16
17
SP-41
Mobiele luidspreker
18
19
20
21
22
MC-53DM
Multifunctionele
Mikrofoon met
DTMF-toetsen
DFK-7C
Afneembare
Voorpaneelkabel
(7 m)
SP-50B
Communicatieluidspreker
LOS VERKRIJGBARE ACCESSOIRES
MC-80
Tafelmicrofoon
(MJ-88 vereist)
PG-2N
DC Voedingskabel
PG-5A
Datakabel
PG-3G
Ontstoringsfilter
DC-Lijn
PS-33
Gestabiliseerde DC
Voeding
MJ-88
Mikrofoonplugadapter
PG-3B
Ontstoringsfilter
DC-Lijn
DFK-3C
Afneembare
Voorpaneelkabel
(3 m)
VS-3
Stemsynthesizer
MJ-89
Schakelaar Modulaire
Mikrofoonplug
N-66
INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES
AANBRENGEN VAN DE VS-3 STEMSYNTHESIZER-EENHEID
LET OP:
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL
ALVORENS U BEGINT.
1 Verwijder de 5 schroeven uit het bovenpaneel van de
2 Pak de VS-3 eenheid met de componentzijde naar binnen
3 Breng het bovenpaneel weer aan (5 schroeven).
SCHAKEL DE ZENDONTVANGER UIT EN VERBREEK DE
zendontvanger.
W
N
E
7
0
7
-G
M
T
R
E
D
N
A
B
L
A
U
D
M
F
D
O
O
W
EN
K
K
gekeerd vast en steek de aansluitstekker in de
corresponderende aansluiting van de zendontvanger.
Componentzijde
Aanzicht bij verwijderd
voorpaneel
7
0
7
-G
M
T
R
E
D
N
A
B
L
A
U
D
M
F
D
O
O
AANBRENGEN VAN EEN AFNEEMBAAR VOORPANEEL
(DFK-3C/ DFK-4C/ DFK-7C)
LET OP:
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDINGSKABEL
ALVORENS U BEGINT.
1 Druk tegen de ontgrendelschakelaar aan de achterzijde van
2 Hang de stekker van de kabel voor het afneembare
SCHAKEL DE ZENDONTVANGER UIT EN VERBREEK DE
het voorpaneel en neem het voorpaneel van het hoofdtoestel.
•Wees voorzichtig dat u het voorpaneel na het losmaken niet
laat vallen.
Ontgrendelschakelaar
KENWOOD
F
M
D
U
A
L
B
A
N
D
E
R
T
M
-V
7
voorpaneel over de klauw op het hoofdtoestel en maak de
stekker met de bijgeleverde schroef vast.
• Als de schroef loszit, is het mogelijk dat de zendontvanger niet
juist werkt.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-67
3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het one-touch
paneel.
1
• Steek eerst de open hoeken van de stekker in de opening
2
3
zodat deze juist zijn uitgelijnd met het uitlijnlipje.
Uitlijnlipje
4
5
6
Open hoek
7
8
9
10
4 Bevestig het voorpaneel op het one-touch paneel door eerst
11
12
13
14
de linker achterrand van het voorpaneel te plaatsen en dan de
rechterzijde van het voorpaneel stevig tegen het one-touch
paneel te drukken.
•Wanneer de ontgrendelschakelaar vastklikt, is het voorpaneel
juist bevestigd.
Schroef
Beugel
15
16
17
18
19
20
21
22
5 Zet de montagebeugels in elkaar en installeer het voorpaneel
op de gewenste plaats in het voertuig.
• Bij montage in een voertuig dient u een beschermplaat onder
de beugel aan te brengen om beschadiging aan het voertuig
te voorkomen.
• Bepaal de gewenste inbouwhoek van het voorpaneel voordat
u de twee inbusschroeven vastdraait.
• Leid de kabel zodanig dat de kabel en de aansluitingen niet
geforceerd worden.
Zelftappende schroef
(3 mm × 14 mm)
One-touch paneel
Beschermplaat
Inbussleutel
Inbusbout
Beschermplaat
Op een geschikte
plaats in het voertuig
Opmerking:
gevaar oplevert voor de veiligheid van de bestuurder en de passagiers.
Draai alle schroeven stevig vast.
Bevestig het voorpaneel op een plaats waar dit geen
14 mm
Platte
onderlegring
Inbusbout
Platte
onderlegring
6 mm
Zelftappende schroef
(3 mm × 6 mm)
N-68
■ Installatievoorbeelden
DFK-3C
Voedingseenheid
One-touch paneel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-G707
DFK-4C
Voedingseenheid
One-touch paneel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-G707
(4 m)
(3 m)
Gelijkstroomkabel
van hoofdtoestel
Hoofdtoestel
Gelijkstroomkabel
van hoofdtoestel
Hoofdtoestel
Microfoon
(4 m)
Microfoon
DFK-7C
(6 m)
One-touch paneel
KENWOOD
FM DUAL BANDER TM-G707
Gelijkstroomkabel
van hoofdtoestel
Voedingseenheid
(7 m)
Hoofdtoestel
Microfoon
(7 m)
Monteer het microfoon-aansluitblok van de microfoonkabel
die bij de DFK-4C of DFK-7C is geleverd op de gewenste
plaats in het voertuig met behulp van de lange zelftappende
schroef (3 mm x 25 mm).
Zelftappende schroef
Microfoonkabel
Microfoon-aansluitblok
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
N-69
1
ALGEMENE INFORMATIE
2
Uw zendontvanger is alvorens verscheping uitvoerig in de fabriek
3
getest. Alle regelbare trimmers, spoelen en weerstanden zijn in
4
de fabriek reeds optimaal ingesteld. Bijstellen van deze
onderdelen mag uitsluitend worden gedaan door een erkende
5
vakman die beschikt over de vereiste test- en meetapparatuur.
Houd er rekening mee dat indien u zelf, zonder toestemming van
6
de fabrikant, afstellingen of reparaties aan het toestel uitvoert, de
7
garantie zal komen te vervallen.
8
9
REPARATIE
10
Mocht reparatie noodzakelijk zijn, pak het toestel dan in het
originele verpakkingsmateriaal in en breng het naar uw dealer of
11
service-centrum. Voeg tevens een volledige beschrijving bij van
12
de problemen of vermoede defecten. Vermeld uw adres,
telefoonnummer en faxnummer (indien u een fax heeft), zodat de
13
reparateur indien nodig contact met u op kan nemen voor nadere
uitleg. Houd de accessoires van het toestel thuis, tenzij u denkt
14
dat ze met de storing verband kunnen houden.
15
In geval van reparatie kunt u de zendontvanger naar de officiële
16
KENWOOD dealer brengen waar u het toestel gekocht heeft, of
naar een officieel KENWOOD service-centrum. Na de reparatie
17
ontvangt u een afschrift van het reparatierapport. Breng nooit
18
alleen bepaalde onderdelen of circuitplaten van de
zendontvanger voor reparatie. Geef de hele zendontvanger aan
19
de reparateur.
20
Breng een label of etiket met uw naam en telefoonnummer aan
op alle voor reparatie aangeboden onderdelen. Mocht u
21
correspondentie voeren over een bepaald probleem, vermeld dan
22
altijd het model- en serienummer van de zendontvanger.
N-70
ONDERHOUD
BIJ TECHNISCHE VRAGEN
Mocht u schriftelijk vragen willen stellen omtrent een technische
kwestie of bepaald bedieningsprobleem, dan verzoeken wij u zo
bondig, volledig en ter zake mogelijk te zijn. Wij verzoeken u ons
de volgende informatie te verschaffen:
1 Model- en serienummer van het betreffende toestel
2 Het probleem of de vraag waar u mee zit
3 Is er andere apparatuur in uw station die met het probleem
KRANTENPROPPEN! IN DIT GEVAL WORDT BIJ EVENTUELE RUWE
BEHANDELING TIJDENS HET TRANSPORT NIET VOLDOENDE
BESCHERMING GEBODEN EN KAN HET TOESTEL ERNSTIG
BESCHADIGD RAKEN.
Opmerkingen:
◆
◆
◆
REINIGEN
Maak de regelaars los van het toestel wanneer deze vuil zijn en
reinig ze vervolgens met een mild schoonmaakmiddel en warm
water. De behuizing van het toestel kan met een mild
schoonmaakmiddel (gebruik geen sterke chemische middelen)
en een vochtige doek worden schoongemaakt.
verband houdt
toetsen die ingedrukt worden, etc.)
VERPAK HET TOESTEL NIET IN EEN DOOS MET
Noteer de datum van aankoop, het serienummer en de dealer
waarvan u het toestel heeft gekocht.
Houd zelf bij hoe vaak en wanneer u de zendontvanger voor
eventuele reparatie heeft weggebracht.
Indien u het toestel onder garantie voor reparatie aanbiedt, voeg dan
een kopie bij van de aankoopbon of een dergelijk document dat de
datum van aankoop toont.
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Het overzicht hierna beschrijft een aantal veel voorkomende problemen waar een gebruiker tijdens de bediening mee te maken kan
krijgen. Dit soort problemen vinden vaak hun oorzaak in een onjuiste aansluiting, een per ongeluk verkeerd ingestelde regelaar of toets,
of een bedieningsfout tengevolge van een onvolledige programmering. Raadpleeg daarom eerst het overzicht hierna en de aangegeven
gedeelten in de handleiding, in plaats van al te gauw aan te nemen dat het toestel defect is en het voor reparatie weg te brengen.
de schakelaar even in voor Deels Terugstellen of langer dan 1 seconde voor Volledig Terugstellen {blz. 33}. Er verschijnt in dit geval geen
bevestigingsmelding. Gebruik deze schakelaar als de microcomputer en/of de geheugenchip niet juist werken als gevolg van invloeden van buitenaf.
U kunt ook de RESET schakelaar gebruiken om de instellingen van de zendontvanger op de oorspronkelijke waarden terug te stellen. Druk
In de nevenstaande tabel ziet u de
functies die u met behulp van de
aan/
uit-schakelaar kunt activeren. Nadat u
de zendontvanger heeft uitgeschakeld,
drukt u op de vereiste toets en houd
deze dan ingedrukt terwijl u op de
aan/uit-schakelaar drukt.
8
7
9
12
11
1
10
3
2
5
6
MC-53DM
4
eitcnuFeitanibmoc-steoT
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
Druk eerst op
2
Druk vervolgens op de toets of de toets-combinatie, op het voorpaneel van de zendontvanger,
waarvan u de functie wilt toewijzen.
3
Roep eerst het geheugenkanaal op dat u wilt wissen.
tiU/naA
[F]
, [MHz] om de zendontvanger-vergrendeling in te schakelen.
tiU/naAgnilednergrevlaatoT
eitcnufsgnidiudnaa-remmunlaanaK
tiU/naAeitcnufeitartsnomed-yalpsiD
tiU/naAsudomsgnineidebsisaB]UNM[]UNM[
2
nesteoteitcnuferabreemmargorP
)negueheg(nelletsgureTgidelloV]RM[]RM[
3
laanakneguehegnavnessiW
)OFV(nelletsgureTsleeD]OFV[]OFV[
neguehegammargorpnavnelletsgureT]LLAC[]LLAC[
]zHM[]zHM[
]zHM[]zHM[
]zHM[
]WOL[]WOL[
]WOL[]WOL[
]WOL[
]F[]F[
]F[]F[
]F[
]UNM[]UNM[81
]UNM[
nooforciM]FP[]FP[
]FP[]FP[
]FP[
nooforciM]RM[]RM[
]RM[]RM[
]RM[
nooforciM]OFV[]OFV[
nooforciM]LLAC[]LLAC[
]RM[]RM[33
]RM[
]zHM[]zHM[
]zHM[]zHM[92
]zHM[
]OFV[]OFV[33
]OFV[
]LLAC[]LLAC[73
]LLAC[
+++++][][][][][
]OFV[]OFV[
]OFV[
]LLAC[]LLAC[
]LLAC[
eiZ
.zlb
75
23
65
05
N-76
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.