Hartelijk dank voor uw aanschaf van deze KENWOOD-
transceiver voor mobiele toepassingen. Wij zijn ervan overtuigd
dat deze transceiver u van een betrouwbaar
communicatiemiddel voorziet, waardoor uw personeel zo
efficiënt mogelijk kan werken.
KENWOOD-transceivers zijn uitgerust met de nieuwste,
geavanceerde technologie. Wij zijn er daarom van overtuigd dat
u tevreden zult zijn met de kwaliteit en de eigenschappen van dit
product.
MODELLEN BESCHREVENINDEZE INSTRUCTIEHANDLEIDING
•TK-2160: VHF-FM-Transceiver
•TK-3160: UHF-FM-Transceiver
INFORMATIEVOORDE GEBRUIKER
◆ De wet verbiedt het gebruik van transceivers zonder vergunning
op overheidsterreinen.
◆ Illegaal gebruik is strafbaar met een boete, gevangenisstraf of
beide.
◆ Raadpleeg onderhoud en reparatie uitsluitend uitvoeren door een
vakbekwame technicus.
Veiligheid: Het is belangrijk dat de gebruiker zich bewust is en
kennis heeft van de gevaren die verbonden zijn aan het gebruik
van iedere transceiver.
Schakel de transceiver UIT tijdens het brandstof tanken en tijdens het
parkeren bij een benzinestation.
N-i
Page 5
VOORZORGSMAATREGELEN
Neem de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om brand,
persoonlijk letsel en beschadiging van de transceiver te
voorkomen.
•Breng onder geen beding veranderingen aan in deze
transceiver.
•Stel de transceiver niet langdurig bloot aan direct zonlicht, en
plaats deze niet in de buurt van verwarmingsapparatuur.
•Zet de transceiver niet op bijzonder stoffige, vochtige en/of
natte plaatsen, of op een onstabiele ondergrond.
•Als uit de transceiver een abnormale geur of rook wordt
waargenomen, schakelt u deze onmiddellijk UIT en haalt u
de optionele accu eruit. Neem daarna contact op met uw
KENWOOD-dealer.
N-ii
Page 6
INHOUDSOPGAVE
APPARAAT UITPAKKEN EN CONTROLEREN ......................... 1
Opmerking: De volgende uitpakinstructies zijn voor gebruik door uw
KENWOOD-dealer, een erkend KENWOOD-servicecentrum of de
fabriek.
Pak de transceiver voorzichtig uit. Wij adviseren u de onderdelen
vermeld in onderstaande tabel identificeert voordat u het
verpakkingsmateriaal weggooit. In het geval onderdelen
ontbreken of tijdens transport beschadigd zijn, moet u
onmiddellijk een schadeclaim indienen bij de transporteur.
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES
metI
melkmeiRXX-1070-92J1
ednavejtaalptiulspO
ednavejtaalpkedfA
feorhcssgnigitseveBXX-4003-53N1
gnizjiwnaaskiurbeGXX-8871-26B1
Riemklem
Afdekplaatje van de luidspreker/
microfoon-aansluiting
-unleedrednO
remm
rekkets-nooforcim/rekerpsdiul
gnitiulsnaa-nooforcim/rekerpsdiul
Opsluitplaatje van de luidspreker/
microfoon-stekker
Bevestigingsschroef
XX-4648-12J1
XX-6760-90B1
latnaA
N-1
Page 9
VOORBEREIDING
VOORZORGSMAATREGELENMET BETREKKINGTOTDE BATTERIJ
◆ Laad de batterij niet opnieuw op wanneer deze reeds geheel
opgeladen is. Dat kan de levensduur van de batterij verkorten of
de batterij kan beschadigd raken.
◆ Nadat de batterij is opgeladen dient u deze van de oplader te
ontkoppelen. Als de oplader opnieuw wordt ingeschakeld (op
AAN nadat deze op UIT werd gezet), begint het opladen opnieuw
en raakt de batterij overladen.
◆ Gebruik de zendontvanger niet wanneer de batterij wordt
opgeladen. We raden aan de zendontvanger op UIT te zetten
wanneer deze wordt opgeladen.
◆ Sluit de batterijcontacten niet kort en werp de batterij niet in het
vuur.
◆ Probeer nooit het omhulsel van de batterij te verwijderen.
Informatie met betrekking tot de (optionele) Li-ion-batterij:
De batterij bevat brandbare materialen zoals organische oplosmiddelen.
Door een ruwe behandeling kan de batterij scheuren (wat vlammen of
intense hitte veroorzaakt), slechter functioneren of wordt anderszins
schade aan de batterij toegebracht. Neem de volgende
verbodsbepalingen in acht.
•Demonteer of reconstrueer de batterij niet!
De batterij heeft een veiligheidsvoorziening en een
beveiligingsschakeling om gevaar te voorkomen. Wanneer de
batterij ernstig beschadigd raakt, kan deze hitte of rook
produceren, scheuren of in brand vliegen.
•Sluit de batterij niet kort!
De + en – polen niet met elkaar verbinden met behulp van
metaal (zoals een paperclip of een draadje). De batterij niet
vervoeren of bewaren in houders die metalen voorwerpen
bevatten (zoals draden, halskettingen of haarspelden). Als de
batterij wordt kortgesloten, zal er een zeer sterke stroom vloeien
en kan de batterij hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen. Hierdoor raken metalen objecten ook verhit.
N-2
Page 10
•De batterij niet aansteken of verwarmen!
Als de isolatie smelt, het gasontsnappingsventiel of de
beveiligingsfunctie beschadigd raakt of het elektrolyt wordt
aangestoken, kan de batterij hitte of rook produceren, scheuren
of in brand vliegen.
•De batterij niet gebruiken in de buurt van vuren, ovens of
andere hittebronnen (plaatsen waar het warmer is dan 80°C)!
Als de polymeerafscheiding smelt als gevolg van hoge
temperaturen, kan er interne kortsluiting ontstaan in de
afzonderlijke cellen en kan de batterij hitte of rook produceren,
scheuren of in brand vliegen.
•De batterij niet in water onderdompelen of nat laten worden!
Als de beveiligingsschakeling van de batterij wordt beschadigd,
kan de batterij met een zeer hoge stroomsterkte (of spanning)
worden opgeladen en kan zich een uitzonderlijke chemische
reactie voordoen. De batterij kan hitte of rook produceren,
scheuren of in brand vliegen.
•De batterij niet opladen in de buurt van een vuur of in direct
zonlicht!
Als de beveiligingsschakeling van de batterij wordt beschadigd,
kan de batterij met een zeer hoge stroomsterkte (of spanning)
worden opgeladen en kan zich een uitzonderlijke chemische
reactie voordoen. De batterij kan hitte of rook produceren,
scheuren of in brand vliegen.
•Gebruik alleen de aangegeven oplader en neem de vereisten
voor het opladen in acht!
Als de batterij wordt opgeladen onder niet-gespecificeerde
omstandigheden (temperatuur boven de toegestane waarde,
spanning of stroomsterkte boven de toegestane waarde of met
behulp van een omgevormde oplader), kan de batterij overladen
raken of kan zich een uitzonderlijke chemische reactie voordoen.
De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen.
•De batterij niet doorboren, niet op de batterij slaan of erop
staan!
Daardoor kan de batterij breken of vervormd raken, wat
kortsluiting tot gevolg heeft. De batterij kan hitte of rook
produceren, scheuren of in brand vliegen.
N-3
Page 11
•Niet met de batterij slaan of gooien!
Door een schok kan de batterij gaan lekken, hitte of rook
produceren, scheuren en/of in brand vliegen. Als de
beveiligingsschakeling van de batterij wordt beschadigd, kan de
batterij met een zeer hoge stroomsterkte (of spanning) worden
opgeladen en kan zich een uitzonderlijke chemische reactie
voordoen. De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in
brand vliegen.
•De batterij niet gebruiken als deze op enigerlei wijze is
beschadigd!
De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen.
•Niet rechtstreeks op de batterij solderen!
Als de isolatie smelt of het gasventiel of de beveiligingsfunctie
beschadigd raakt, kan de batterij hitte of rook produceren,
scheuren of in brand vliegen.
•De polariteit (en de aansluitingen) van de batterij niet
omdraaien!
Wanneer een batterij omgekeerd wordt opgeladen, kan zich een
uitzonderlijke chemische reactie voordoen. In sommige gevallen
kan er een onverwacht grote stroomsterkte ontstaan bij het
ontladen. De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in
brand vliegen.
•De batterij niet omgekeerd opladen of aansluiten!
De batterij heeft een positieve en een negatieve pool. Als de
batterij niet makkelijk aan is te sluiten op een oplader of op
apparatuur, gebruik dan geen geweld; controleer de polariteit van
de batterij. Als de batterij omgekeerd op de oplader is
aangesloten, wordt deze omgekeerd opgeladen en kan zich een
uitzonderlijke chemische reactie voordoen. De batterij kan hitte of
rook produceren, scheuren of in brand vliegen.
•Een gescheurde en lekkende batterij niet aanraken!
Als de elektrolytvloeistof uit de batterij in uw ogen komt, spoel uw
ogen dan zo snel mogelijk uit met schoon water, zonder in uw
ogen te wrijven. Ga onmiddellijk naar het ziekenhuis. Als het niet
behandeld wordt, kan dat oogproblemen geven.
N-4
Page 12
•De batterij niet langer dan de aangegeven tijd opladen!
Stop met opladen als de batterij zelfs na de aangegeven
oplaadtijd nog niet helemaal is opgeladen. De batterij kan hitte of
rook produceren, scheuren of in brand vliegen.
•Plaats de batterij niet in een magnetron of hogedrukvat!
De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen.
•Houd gescheurde en lekkende batterijen buiten bereik van
vuur!
Als de batterij lekt (of een kwalijke geur verspreidt), verwijder
deze dan meteen uit de buurt van brandhaarden. Elektrolyt dat
uit een batterij lekt kan makkelijk vlam vatten en kan de batterij
doen roken of in brand doen vliegen.
•Geen abnormale batterij gebruiken!
Als de batterij een kwalijke geur verspreidt, verkleurd of vervormd
is of er om een andere reden niet normaal uitziet, haal deze dan
uit de oplader of uit het apparaat en gebruik de batterij niet. De
batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen.
■ Gebruik van de Li-ion-batterij
• Laad de batterij voor gebruik op.
• Om het ontladen van de batterij zoveel mogelijk te beperken,
dient u de batterij uit het apparaat te halen wanneer dit niet in
gebruik is. Bewaar de batterij op een koele en droge plaats.
•Wanneer u de batterij langere tijd niet gebruikt:
1 Verwijder de batterij uit het apparaat.
2 Ontlaad de batterij, indien mogelijk.
3 Bewaar de batterij op een koele (minder dan 25ºC) en droge
plaats.
N-5
Page 13
■ Eigenschappen van de lithiumion-accu
•Door het herhaaldelijk opladen en ontladen van de accu,
wordt de maximale acculading langzaam lager.
•Zelfs als de accu niet wordt gebruikt, verliest deze
langzaam lading.
•In een koele omgeving duurt opladen van de accu langer.
•De levensduur van de accu wordt korter als deze wordt
opgeladen en ontladen in een warme omgeving. Als de
accu op een warme plaats wordt bewaard, verliest deze
sneller lading. Laat de accu niet in een voertuig of nabij
verwarmingsapparatuur liggen.
•Als de gebruiksduur van een accu korter wordt, zelfs als
deze volledig is opgeladen, moet u de accu vervangen.
Als u de accu toch blijft opladen en ontladen, kan dit
leiden tot elektrolytlekkage.
■ Lithiumion-accu Opladen
Als u een transceiver met een KNB-24L accu oplaadt, kan
het veiligheidsklepje van de accu uitsteken tot voorbij de
accu. Als u de transceiver met de accu op de acculader
bevestigt, zal het veiligheidsklepje de metalen contactpunten
van de acculader raken en de LED op de acculader
kortstondig rood branden. Zorg ervoor dat u de transceiver
helemaal in de accugleuf duwt, zodat het veiligheidsklepje de
contactpunten van de acculader niet meer raakt. Eenmaal op
zijn plaats bevestigt, zal de accu wordt opgeladen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de KSC-25 voor de
Gebruiksaanwijzing.
met de bijbehorende gleuven
bovenaan op de achterkant van
de transceiver en druk de accu
vervolgens stevig op de
transceiver om deze te
vergrendelen.
2 Sluit het veiligheidsklepje om te
voorkomen dat per ongeluk op
de ontgrendelknop wordt gedrukt
en de accu/batterijenhouder
wordt ontgrendeld.
3 Om de accu van de transceiver af
te halen, klapt u eerst het
veiligheidsklepje omlaag, drukt u
vervolgens op de ontgrendelknop,
en trekt u tenslotte de accu van
de transceiver af.
Opmerkingen:
◆ Om het veiligheidsklepje van de accu omlaag te klappen, hebt u
een hardplastic of metalen voorwerp nodig, zoals bijv. een
schroevendraaier, dat niet breder is dan 6 mm en niet dikker is
dan 1 mm. Het is uiterst belangrijk dat u dit voorwerp alleen
onder de lip van het veiligheidsklepje steekt zodat u de
ontgrendelknop niet beschadigt.
◆ Voordat u een accu oplaadt die op de transceiver is bevestigd,
controleert u dat het veiligheidsklepje goed is gesloten.
◆ Tijdens het gebruik van de transceiver met een lithiumion-accu of
nikkel-metaalhydride-accu op plaatsen met een
omgevingstemperatuur van –10°C en lager, kan de gebruikstijd
van de accu korter worden.
N-7
Page 15
ALKALIBATTERIJEN PLAATSENEN ERUIT HALEN
◆ Plaats de batterijen niet in een gevaarlijke omgeving waar
vonken een explosie kunnen veroorzaken.
◆ Gooi oude batterijen nooit in een vuur. Door de zeer hoge
temperaturen kunnen de batterijen exploderen.
◆ Sluit de aansluitingen van de batterijenhouder niet kort.
◆ Gebruik geen los verkrijgbare oplaadbare batterijen in de
batterijenhouder.
Opmerkingen:
◆ Als u de transceiver gedurende een lange tijd niet denkt te gaan
gebruiken, haalt u de batterijen uit de batterijenhouder.
◆ Deze batterijenhouder is ontwikkeld voor zenden op een
vermogen van ongeveer 1 watt (de instelling voor laag
zendvermogen op uw transceiver). Als u een sterker signaal wilt
zenden (met de instelling voor hoog zendvermogen op uw
transceiver), gebruikt u een optionele, oplaadbare accu.
1 Druk op de 2 lipjes langs de
achterrand van de bovenkant van
de batterijenhouder en trek
vervolgens de 2 helften van
elkaar af om de batterijenhouder
te openen.
2 Plaats 6 alkalibatterijen van AA-
formaat (type LR 6) in de
batterijenhouder.
• Zorg ervoor dat de polen van de
batterijen in de richting liggen die
is aangegeven binnen de
batterijenhouder.
3 Lijn de uitsteeksels op het deksel
van de batterijenhouder uit met
de uitsparingen in de onderste
helft, en druk vervolgens het
deksel omlaag totdat deze op zijn
plaats vastklikt.
N-8
Page 16
(OPTIONELE) ANTENNE BEVESTIGEN
Schroef de antenne in de aansluiting
op de bovenkant van de transceiver
door de antenne onderaan vast te
houden en rechtsom te draaien tot
deze goed vast zit.
RIEMKLEM BEVESTIGEN
Opmerking: Als u de riemklem wilt bevestigen, moet u eerst de
accu van de achterkant van de transceiver afhalen.
1 Verwijder de 2 schroeven vanaf
de achterkant van de transceiver
en verwijder vervolgens het
kleine, kunststoffen, zwarte
afdekplaatje dat ermee was
bevestigd.
2 Leg de bevestigingsplaat van de
riemklem in de uitsparing op de
achterkant van de transceiver.
3 Bevestig met behulp van de
2 schroeven de riemklem op zijn
plaats.
Opmerking: Gooi het kunststoffen,
zwarte afdekplaatje niet weg! Als u de
riemklem later eraf wilt halen, moet u
het afdekplaatje weer in de uitsparing
op de achterkant van de transceiver
bevestigen. Het afdekplaatje of de
riemklem moet zijn bevestigd omdat
anders de accu niet goed op de
transceiver blijft zitten.
Opmerking: Als u het afdekplaatje over de luidspreker/microfoonaansluiting wilt bevestigen, moet u eerst de accu van de achterkant
van de transceiver afhalen.
Als u geen luidspreker/microfoon
gebruikt, bevestigt u het afdekplaatje
over de luidspreker/microfoonaansluiting door de lip van het
afdekplaatje in de uitsparing op de
zijkant van de transceiver te schuiven
totdat deze op zijn plaats klikt.
Opmerking: Om te voorkomen dat
vocht in de transceiver kan binnendringen, moet u de luidspreker/
microfoon-aansluiting afdekken met
behulp van het bijgeleverde
afdekplaatje.
(OPTIONELE) LUIDSPREKER/MICROFOON AANSLUITEN
Opmerking: Als u de optionele luidspreker/microfoon en het
bijbehorende opsluitplaatje wilt aansluiten, moet u eerst de accu van
de achterkant van de transceiver afhalen.
1 Steek de stekker van de
luidspreker/microfoon in de
luidspreker/microfoon-aansluiting.
2 Bevestig het opsluitplaatje met
behulp van de bijgeleverde
schroef.
Opmerking: Als u het opsluitplaatsje
wilt optillen nadat dit reeds is
bevestigd, gebruikt u een hardplastic
of metalen voorwerp, zoals een kleine
schroevendraaier. Til het opsluitplaatje
op aan het uitsteeksel naast het
schroefgat en let daarbij op het
opsluitplaatje niet te beschadigen.
N-10
Page 18
EERSTE KENNISMAKING
Antenne
1 23
4
5
6
7
MicrofoonLuidspreker
8
N-11
Page 19
q LED-indicator
navruelK
DELed
unitnoctdnarBtreppinK
dooR
nedneztehsnedjiTgaalgnidaluccA
neorG
negnavtnotehsnedjiTnennacstehsnedjiT
ejnarO
•
•
tehsnedjiT
neella(nerotinom
sreviecsnartpo
tehpodletsegni
-nooT-5navkiurbeg
.)gnirelangiS
netsettehsnedjiT
-XOVtehnav
.uaevinsgnikretsreV
:ednoces1
tehsnedjiT
neenavnegnavtno
peorpoedreedoceg
temtmokneerevoeid
nidletsegniedoced
.reviecsnartwu
:nednoces2
edtadaN
ehcsitamotuA
ednavdjitletsgureT
sipeorpo-nooT-5
ezedsla(nekertsrev
wurooddletsegnisi
.)relaed
ejnarO/dooR
—
laanaknezokegteH
-mmargorpegteinsi
teinnaknedree
.tkiurbegnedrow
ejnarO/neorG
—
edljiwreTTTPponk-
tdrowtkurdegni
edljiwretneduoheg
gnikrewnieitcnufnuts
.si
neorG/dooR
—
reviecsnartedljiwreT
-XOVedni
eitcnuf-sgnikretsreV
.taats
w Kanaalknop
Draai deze knop om een kanaal te kiezen van 1 t/m 16.
N-12
Page 20
e AAN/UIT-/Volumeknop
Draai deze knop rechtsom om de transceiver AAN te
schakelen. Draai deze knop om het volumeniveau te
veranderen. Daar deze knop helemaal linksom om de
transceiver UIT te schakelen.
r AUX-toets
Dit is een programmeerbare functietoets (PF-toets). Druk
op deze toets om de extra functie in werking te stellen
(pagina 14). De standaardinstelling voor deze toets is
Geen.
t PTT-knop (Push-to-Talk)
Druk op deze knop en praat vervolgens in de microfoon om
een station op te roepen.
y Zijde 1-toets
Dit is een programmeerbare functietoets (PF-toets). Druk
op deze toets om de extra functie in werking te stellen
(pagina 14). De standaardinstelling voor deze toets is
Oproep1.
u Zijde 2-toets
Dit is een programmeerbare functietoets (PF-toets). Druk
op deze toets om de extra functie in werking te stellen
(pagina 14). De standaardinstelling voor deze toets is
Monitoren, Wisselen.
i SP/MIC-aansluitingen
Sluit hierop een externe luidspreker/microfoon aan.
N-13
Page 21
PROGRAMMEERBARE EXTRA FUNCTIES
De AUX-, Zijde 1- en Zijde 2-toetsen kunnen worden
geprogrammeerd met de extra functies uit onderstaande lijst.
• Oproep1
• Oproep2
• Noodfunctie
• Monitoren, Tijdelijk
• Monitoren, Wisselen
• Geen
• Laag zendvermogen
• Scannen
• Scannen, Tijdelijk Wissen
• Scrambler
• Squelch Uit, Tijdelijk
• Squelch Uit, Wisselen
1
Deze functies zijn uitsluitend beschikbaar op transceiver ingesteld
op het gebruik van 5-Toon-signalering.
2
Deze functie kan alleen worden geprogrammeerd onder de AUXtoets.
1
1
2
N-14
Page 22
BASISBEDIENING
APPARAAT IN- EN UITSCHAKELEN
Draai de AAN/UIT-/Volume-knop rechtsom om de transceiver
AAN te schakelen.
Draai de AAN/UIT-/Volume-knop linksom om de transceiver UIT
te schakelen.
VOLUME INSTELLEN
Draai de AAN/UIT-/Volume-knop om het volumeniveau in te
stellen. Rechtsom draaien verhoogt het volumeniveau en
linksom draaien verlaagt het volumeniveau.
• Het is mogelijk dat u het volume verder moet instellen tijdens het
communiceren met anderen.
Opmerking: Als uw dealer Squelch Uit, Tijdelijk of Squelch Uit,
Wisselen onder een PF-toets heeft geprogrammeerd, kunt u op die
toets drukken om het achtergrondgeluid te horen terwijl u het
volumeniveau instelt (zie “MONITOREN” op pagina 27).
KANAAL KIEZEN
Draai de Kanaal-knop om een gewenst kanaal te kiezen uit 1 t/m
16. Rechtsom draaien verhoogt het kanaalnummer en linksom
draaien verlaagt het kanaalnummer.
• Als een kanaal niet is geprogrammeerd, kan het niet worden
gebruikt. Als u een niet-geprogrammeerd kanaal kiest, knippert de
LED-indicator rood en oranje en klinkt een waarschuwingstoon.
N-15
Page 23
OPROEP DOEN
1 Controleer dat niemand anders zendt op het kanaal dat u
hebt gekozen.
2 Druk op de PTT-knop en spreek in uw normale stem in de
microfoon.
•U krijgt de beste geluidskwaliteit bij het ontvangende station, als
u de microfoon ongeveer 3 tot 4 cm van uw mond houdt.
3 Laat de PTT-knop los om te kunnen ontvangen.
OPROEP ONTVANGEN
Uw dealer kan de QT- of DQT-signalering voor de kanalen in uw
transceiver programmeren. Als het kanaal dat u hebt gekozen is
geprogrammeerd met één van deze functies, hoort u alleen
oproepen wanneer iemand anders in uw systeem een oproep
doet. Alle andere oproepen kunt u niet horen.
Als het kanaal dat u hebt gekozen niet is geprogrammeerd met
QT- of DQT-signalering, kunt u de oproepen van iedereen horen
(en niet alleen die op uw systeem).
N-16
Page 24
SCANNEN
Scannen is handig voor het monitoren van signalen op de
transceiverkanalen. Tijdens het scannen controleert de
transceiver ieder kanaal op een signaal, en stopt alleen als een
signaal wordt ontvangen.
De transceiver blijft staan op een bezet kanaal totdat het signaal
niet meer wordt ontvangen. Uw dealer kan de vertragingstijd
tussen het wegvallen van het signaal en het hervatten van het
Scannen programmeren. Als tijdens deze vertragingstijd een
signaal wordt ontvangen, blijft de transceiver op hetzelfde kanaal
staan.
Opmerkingen:
◆ U kunt het Scannen alleen gebruiken als uw dealer minstens
2 kanalen in uw transceiver heeft geprogrammeerd. Bovendien
moeten minstens 2 kanalen niet vergrendeld zijn voor Scannen.
◆ Vraag uw dealer voor een beschrijving over hoe het Scannen van
Kanalen werkt bij gebruik van 5-Toon- of DTMF-signalering.
Om met het scannen te beginnen, drukt u op de toets waaronder
Scannen is geprogrammeerd.
• Het scannen begint bij het huidige kanaal en doorloopt alle kanalen in
oplopende volgorde.
• De LED-indicator knippert groen.
• Als een signaal wordt ontvangen op een kanaal en de signalering
overeenkomt, brandt de LED-indicator groen.
Om het scannen te stoppen, drukt u nogmaals op de toets
waaronder de Scan-functie is geprogrammeerd.
PRIORITEITSKANAAL-SCANNEN
Als uw dealer een Prioriteitskanaal in uw transceiver heeft
geprogrammeerd, zal de transceiver automatisch overschakelen
naar het Prioriteitskanaal wanneer daarop een oproep wordt
ontvangen, zelfs als op een normaal kanaal reeds een oproep
wordt ontvangen.
De transceiver blijft op het Prioriteitskanaal staan totdat het signaal
wegvalt. Uw dealer kan de vertragingstijd tussen het wegvallen
van het signaal en het hervatten van het Scannen programmeren.
N-17
Page 25
TIJDELIJK KANALEN VERGRENDELEN
Als een toets is geprogrammeerd met de functie Scannen
Tijdelijk Wissen, kunt u tijdens het Scannen een kanaal tijdelijk
uit de scanvolgorde verwijderen. Als het Scannen bij een kanaal
stopt, kunt u dat kanaal uit de scanvolgorde verwijderen door op
de Scannen Tijdelijk Wissen-toets te drukken.
• Om het Kanaal weer in de Scanvolgorde op te nemen, moet u de
Scanfunctie verlaten of de transceiver UIT en weer AAN schakelen.
RETOURKANAAL
Als u tijdens het Scannen op de PTT-knop drukt om te zenden,
zal de transceiver het Retourkanaal kiezen. Uw dealer kan het
Retourkanaal programmeren met behulp van één van de
volgende methoden:
•Laatst opgeroepen: Het laatst ontvangen kanaal wordt
geprogrammeerd als het retourkanaal.
•Laatst gebruikt: Het laatst beantwoorde kanaal wordt
geprogrammeerd als het retourkanaal.
•Gekozen: Het laatst gekozen kanaal wordt
geprogrammeerd als het retourkanaal.
•Gekozen + Talkback: Als tijdens het Scannen het kanaal is
veranderd, wordt het nieuw gekozen kanaal
geprogrammeerd als het retourkanaal. De transceiver zendt
echter ook op het kanaal waarop het Scannen tijdelijk werd
onderbroken.
•Prioriteit: Als uw dealer een Prioriteitskanaal heeft
geprogrammeerd, is dat automatisch het retourkanaal.
•Prioriteit + Talkback: Als uw dealer een Prioriteitskanaal
heeft geprogrammeerd, is dat automatisch het retourkanaal.
De transceiver zendt echter ook op het kanaal waarop het
Scannen tijdelijk werd onderbroken.
N-18
Page 26
5-TOON-SIGNALERING
Uw dealer kan 5-Toon-Signalering in- of uitschakelen. Deze functie
opent de squelch alleen wanneer de transceiver de 5 tonen
ontvangt die in uw transceiver zijn geprogrammeerd. U kunt de
transceivers die niet de correcte tonen zenden, niet horen.
Uw dealer kan tevens de Groepoproepfunctie op uw transceiver
inschakelen.
ONTVANGEN
Wanneer u een signaal ontvangt dat de correcte tonen bevat,
wordt de squelch geopend en kunt u de oproep horen.
• De LED-indicator knippert oranje.
• De LED-indicator blijft branden nadat u op een willekeurige toets hebt
gedrukt.
• Om de luidspreker te onderbreken nadat de squelch is geopend,
drukt u op de toets waaronder de functie Monitoren, Tijdelijk of
Monitoren, Wisselen is geprogrammeerd.
•U dealer kan programmeren dat de squelch weer moet worden
gesloten nadat een bepaalde tijdsduur is verstreken. De LEDindicator knippert dan oranje (2 seconden).
• Als Antwoorden is geprogrammeerd voor 5-Toon-Signalering, wordt
een bevestigingssignaal teruggezonden naar het oproepende station.
• Als Waarschuwingstoon is geprogrammeerd voor 5-ToonSignalering, zal een waarschuwingstoon klinken nadat de correcte
tonen zijn ontvangen.
ZENDEN
Om een 5-Toon-signaal te zenden, drukt u op de PTT-knop en
doet u de oproep. Als het gekozen kanaal is geprogrammeerd
met een 5-Toon-signaal, zal dit worden gezonden wanneer de
oproep wordt gedaan.
N-19
Page 27
DTMF-SIGNALERING
Uw dealer kan DTMF-Signalering in- of uitschakelen. Deze
functie opent de squelch alleen wanneer de transceiver de
DTMF-code (van 3 t/m 10 digits) ontvangt, die in uw transceiver
is geprogrammeerd. Normaal gesproken is in iedere transceiver
een unieke code geprogrammeerd. U kunt geen oproepen horen
vanaf transceivers waarvan de geprogrammeerde code niet
overeenkomt.
Uw dealer kan tevens een Groepcode in uw transceiver
programmeren. Vraag uw dealer voor verdere informatie.
Wanneer u een signaal ontvangt dat de correcte tonen bevat,
wordt de squelch geopend en kunt u de oproep horen.
• De LED-indicator knippert oranje.
• Om de luidspreker te onderbreken nadat de squelch is geopend,
drukt u op de toets waaronder de functie Monitoren, Tijdelijk of
Monitoren, Wisselen is geprogrammeerd.
• Uw dealer kan programmeren dat de squelch weer moet worden
gesloten nadat een bepaalde tijdsduur is verstreken.
• Als Antwoorden is geprogrammeerd voor DTMF-Signalering, wordt
een bevestigingssignaal teruggezonden naar het oproepende station.
• Als Waarschuwingstoon is geprogrammeerd voor DTMF-Signalering,
zal een waarschuwingstoon klinken nadat de correcte tonen zijn
ontvangen.
N-20
Page 28
BEDIENING VAN FleetSync
FleetSync is een protocol in eigendom van KENWOOD
Corporation en kan door uw dealer worden in- of uitgeschakeld.
Deze functie opent de squelch alleen wanneer de transceiver de
Vloot-code en ID-code ontvangt, die in uw transceiver is
geprogrammeerd. U kunt de oproepen die niet de correcte codes
bevatten, niet horen.
ONTVANGEN
Als u een oproep ontvangt die zowel uw Vloot-code als uw IDcode ontvangt, wordt de squelch geopend en kunt u de oproep
horen.
• Een waarschuwingstoon klinkt.
• De LED-indicator knippert oranje.
• Om de luidspreker te onderbreken nadat de squelch is geopend,
drukt u op de toets waaronder de functie Monitoren, Tijdelijk of
Monitoren, Wisselen is geprogrammeerd.
ZENDEN
Om een Vloot-signaal te zenden, drukt u op de PTT-knop en
doet u de oproep. Als het gekozen kanaal is geprogrammeerd
met een FleetSync PTT-ID zal dit worden gezonden wanneer de
oproep wordt gedaan.
N-21
Page 29
QUIET TALK (QT)/DIGITAL QUIET TALK (DQT)
Uw dealer kan de QT- of DQT-signalering voor de kanalen in uw
transceiver programmeren. Een QT-toon of DQT-code is een
onhoorbare toon of code waarmee u de signalen van anderen
die op hetzelfde kanaal zenden kunt negeren (niet horen).
Als een kanaal is ingesteld met een QT-toon of DQT-code, zal de
squelch alleen worden geopend als een oproep met een
overeenkomende toon of code wordt ontvangen. Op dezelfde
manier worden de signalen die u zendt alleen gehoord door
anderen waarvan de QT/DQT-signalering overeenkomt met die
op uw transceiver.
Als een oproep met een andere toon of code wordt gedaan op
hetzelfde kanaal dat u gebruikt, wordt de squelch niet geopend
en kunt u de oproep niet horen. Op deze manier kunt dergelijke
oproepen negeren (niet horen). Ondanks dat het met het gebruik
van QT/DQT-signalering lijkt alsof u uw eigen privékanaal hebt,
kunnen anderen nog steeds uw oproepen horen als ze op hun
transceiver dezelfde toon of code instellen.
N-22
Page 30
SCRAMBLER
Met de QT- en DQT-functies (pagina 22) kunt u ongewenste
oproepen slechts negeren, maar met de Scrambler bent u ervan
verzekerd dat uw gesprekken privé zijn. Wanneer de Scrambler
is ingeschakeld, kunnen eventuele anderen die naar uw kanaal
luisteren uw gesprek niet verstaan. De transceiver vervormt uw
stem zodat iemand die naar uw gesprek luistert niet kan verstaan
wat u zegt.
Om uw oproep te kunnen verstaan terwijl u de Scrambler
gebruikt, moeten de andere leden in uw groep ook de Scrambler
hebben ingeschakeld op hun transceivers. Hiermee wordt
iedereens stem vervormd tijdens het zenden en weer hersteld
wanneer u een bericht ontvangt op uw eigen transceiver.
Om de Scrambler in te schakelen, drukt u op de toets waaronder
de Scrambler is geprogrammeerd.
Om de Scrambler uit te schakelen, drukt u nogmaals op de
Scrambler toets.
Opmerking: Er zijn 2 mogelijkheden voor het gebruiken van de
Scrambler. Uw dealer kan de ingebouwde Scrambler in- of
uitschakelen, of kan een nog veiligere, optionele scrambler-kaart in
uw transceiver inbouwen. Vraag uw dealer voor verdere informatie.
N-23
Page 31
VOX-BEDIENING
Uw dealer kan de VOX-bediening in- of uitschakelen.
Met de VOX-bediening kunt u uw transceiver handsfree
bedienen. Deze functie kan alleen worden gebruikt met een
compatibele hoofdtelefoon.
Voor het gebruik van de VOX-bediening, moet u het VOXversterkingsniveau instellen. Deze instelling maakt het mogelijk
voor de transceiver om het juiste geluidsniveau vast te stellen. Als
de microfoon te gevoelig is, zal de transceiver beginnen te zenden
als er achtergrondgeluid is. Als de microfoon niet gevoelig genoeg
is, zal deze uw stemgeluid niet waarnemen als u begint te praten.
Voor probleemloos zenden zorgt u ervoor dat het VOXversterkingsniveau staat ingesteld op de juiste gevoeligheid.
Voer de volgende stappen uit om de VOX-bediening in te
schakelen en het VOX-versterkingsniveau in te stellen.
1 Sluit de hoofdtelefoon aan op de transceiver.
• De VOX-bediening kan niet worden ingeschakeld als geen
hoofdtelefoon is aangesloten op de accessoire-aansluiting van
de transceiver.
2 Terwijl de transceiver is UIT geschakeld, houdt u de
Zijde 1-toets gedurende 2 seconden ingedrukt terwijl u de
transceiver AAN schakelt.
• De LED-indicator knippert rood en groen.
3 Druk op de Zijde 1-toets om het VOX-versterkingsniveau te
verhogen en op de Zijde 2-toets om het niveau te verlagen.
• De VOX-versterking kan worden ingesteld op een niveau van
1 t/m 10 en op Uit.
4 Praat tijdens het instellen van het versterkingsniveau in de
microfoon van de hoofdtelefoon zoals u bij normaal gebruik
zou doen, om de gevoeligheid ervan te testen.
• Zodra de microfoon het geluid vaststelt, brandt de LED-indicator
oranje. Met behulp hiervan kunt u een geschikt versterkingsniveau
instellen waarop het achtergrondgeluid de VOX-bediening niet
inschakelt, maar het praten in de microfoon wel.
•Tijdens deze testprocedure zendt de transceiver uw stemgeluid
niet.
N-24
Page 32
5 Schakel de transceiver UIT en daarna weer AAN om de
instelling op te slaan en de VOX-bediening in te schakelen.
Om de VOX-bediening uit te schakelen, roept u de VOXversterkingsniveau-instelling op (zie stap 2 op de vorige pag.) en
drukt u op de PTT-knop, en vervolgens schakelt u de transceiver
UIT en weer AAN.
Opmerkingen:
◆ Als een luidspreker/microfoon is aangesloten op de transceiver
terwijl de VOX-bediening is Aan geschakeld en het VOXversterkingsniveau staat ingesteld op een hoger, gevoeliger
niveau, kunnen luide ontvangen signalen ertoe leiden dat de
transceiver begint te zenden.
◆ Als u de VOX-bediening gebruikt, moet u de optionele accessoire
KHS-1 of KHS-21 gebruiken.
N-25
Page 33
NOODOPROEPEN
Als de Noodfunctie in uw transceiver is geprogrammeerd, kunt u
noodoproepen doen.
Opmerking: De Noodfunctie kan alleen onder de AUX-toets worden
geprogrammeerd.
1 Houdt de toets ingedrukt waaronder de Nood-functie is
geprogrammeerd.
• De tijdsduur gedurende welke u de Nood-toets ingedrukt moet
houden varieert afhankelijk van de vertragingstijd die in uw
transceiver is geprogrammeerd.
•Wanneer de transceiver de Noodfunctie instelt zal een toon
klinken en zal de transceiver overschakelen naar het noodkanaal
en beginnen met zenden, afhankelijk van hoe uw transceiver is
ingesteld door uw dealer.
• Nadat het zenden klaar is, klinkt een tweede toon. De transceiver
zal vanaf dat moment met regelmatige tussenpozen op het
noodkanaal zenden, waarbij aan het begin en einde tonen
klinken. De duur van de tussenpozen is door uw dealer ingesteld.
2 Om de Noodfunctie te verlaten, houdt u nogmaals de Nood-
toets ingedrukt.
• Nadat de Noodfunctie het ingestelde aantal cycli heeft doorlopen,
zal de Noodfunctie automatisch worden uitgeschakeld en zal de
transceiver terugkeren naar het kanaal dat gebruikt werd voordat
de Noodfunctie werd ingeschakeld.
Opmerking: Uw dealer kan uw transceiver zodanig instellen dat
tijdens het gebruik van de Noodfunctie tonen worden gezonden en
signalen worden ontvangen, of de luidspreker wordt onderbroken.
N-26
Page 34
GEAVANCEERDE BEDIENINGEN
ZENDVERMOGEN KIEZEN
Ieder kanaal is door uw dealer geprogrammeerd met een hoog of
laag zendvermogen. U kunt alleen het zendvermogen veranderen
van kanalen die met een hoog zendvermogen zijn geprogrammeerd.
Als de communicatie met anderen betrouwbaar is zonder een hoog
zendvermogen te gebruiken, stelt u een laag zendvermogen in door
op de toets te drukken waaronder Laag zendvermogen is
geprogrammeerd. Iedere keer dat u op Laag zendvermogen drukt,
schakelt het zendvermogen om tussen hoog en laag.
• Door een laag zendvermogen te gebruiken bespaart u accu-/baterijlading
en verlaagt u het risico andere communicaties te storen.
Opmerkingen:
◆ Als u op Laag zendvermogen drukt terwijl u een kanaal gebruikt dat
geprogrammeerd is met een laag zendvermogen, zal een fouttoon
klinken.
◆ Als u de instelling van een kanaal verandert van een hoog
zendvermogen naar een laag zendvermogen, zullen alle kanalen die
met een hoog zendvermogen zijn geprogrammeerd veranderen naar
een laag zendvermogen.
MONITOR/SQUELCH UIT
U kunt de Monitor/Squelch Uit-toets gebruiken om naar zwakke
signalen te luisteren die u bij normale bediening niet kunt horen, en
om het volumeniveau in te stellen wanneer er op het gekozen kanaal
geen signalen ontvangen worden.
Uw dealer kan een toets programmeren met één van de 4 mogelijke
functies:
• Squelch Uit, Tijdelijk: Houd de toets ingedrukt om het
achtergrondgeluid te horen. Laat de toets los om terug te keren naar de
normale bediening.
• Squelch Uit, Wisselen: Druk kort op de toets om het achtergrondgeluid
te horen. Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar de normale
bediening.
• Monitoren, Tijdelijk: Houd de toets ingedrukt om de QT-, DQT- of
5-Toon-Signalering uit te schakelen. Laat de toets los om terug te keren
naar de normale bediening.
• Monitoren, Wisselen: Druk kort op de toets om de QT-, DQT- of
5-Toon-Signalering uit te schakelen. Druk nogmaals op de toets om terug
te keren naar de normale bediening.
N-27
Page 35
BEDIENINGEN IN DE ACHTERGROND
Uw dealer kan een hele reeks functies in uw transceiver
programmeren die zonder bediening in de achtergrond werken.
TIME-OUT-TIMER (TOT)
De Time-out-Timer wordt gebruikt om te voorkomen dat een
gebruiker gedurende een lange tijd een kanaal bezet houdt.
Als u continu zendt gedurende een tijdsduur langer dan de
geprogrammeerde tijdsduur (de standaardinstelling is
60 seconden), zal de transceiver het zenden afbreken en een
alarmtoon klinken. Om de toon te stoppen, moet u de PTT-knop
loslaten.
Indien door uw dealer geprogrammeerd, klinkt een
waarschuwingstoon voordat de tijdsduur verstrijkt. Bovendien
zal, indien door uw dealer geprogrammeerd, u enige tijd moeten
wachten voordat u weer kunt zenden. Als u gedurende deze
wachttijd op de PTT-knop drukt, klinkt een waarschuwingstoon
en kan de transceiver niet zenden.
LADINGBESPARING
De Ladingbesparingsfunctie verlaagt de hoeveelheid lading die
wordt gebruikt wanneer geen signaal wordt ontvangen en geen
bedieningen worden uitgevoerd (d.w.z. op geen toetsen wordt
gedrukt en aan geen knoppen wordt gedraaid).
Als het kanaal niet bezet is en gedurende 10 seconden geen
bediening wordt uitgevoerd, wordt de Ladingbesparingsfunctie
ingeschakeld. Zodra een signaal wordt ontvangen of een
bediening wordt uitgevoerd, wordt de Ladingbesparingsfunctie
uitgeschakeld.
N-28
Page 36
WAARSCHUWINGVOOR WEINIG LADING
De Waarschuwing voor Weinig Lading waarschuwt u wanneer
de accu moet worden opgeladen of de alkalibatterijen moeten
worden vervangen. Wanneer tijdens het zenden of ontvangen de
resterende lading te weinig wordt, begint de LED-indicator rood
te knipperen. Indien door uw dealer geprogrammeerd, klinkt een
waarschuwingstoon.
KANAAL-BEZET-BLOKKERING (BCL)
Indien ingeschakeld, voorkomt BCL dat u anderen stoort die
hetzelfde kanaal gebruiken als u hebt gekozen. Als u op de
PTT-knop drukt terwijl het kanaal in gebruik is, klinkt een
waarschuwingstoon en is het zenden met uw transceiver
geblokkeerd (u kunt niet zenden). Laat de PTT-knop los om de
toon te stoppen en terug te keren naar de ontvangstfunctie.
STUNNEN
Als de transceiver een oproep met een stuncode ontvangt, wordt
de zendfunctie uitgeschakeld, of wordt zowel de ontvangstfunctie
als de zendfunctie uitgeschakeld (standaardinstelling). (Deze
functie wordt gebruikt in geval een transceiver is gestolen of
verloren.) De Stunfunctie wordt uitgeschakeld wanneer de
transceiver een oproep met een wekcode ontvangt.
SIGNAALVOOR BEGIN/EINDEVANHET ZENDEN
De identificatiesignalen voor het Begin van Zenden en Einde van
Zenden worden gebruikt voor het verkrijgen en opgeven van
toegang tot bepaalde repeaters en telefoonsystemen.
Als het Begin van Zenden is ingesteld, wordt het ID-signaal
gezonden als u op de PTT-knop drukt.
Als het Einde van Zenden is ingesteld, wordt het ID-signaal
gezonden als u de PTT-knop loslaat.
Als beide zijn ingesteld, wordt het ID-signaal gezonden wanneer
u op de PTT-knop drukt en deze loslaat.
N-29
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.