Wanneer u vragen heeft of wij u op een andere manier van dienst kunnen zijn, verzoeken wij u contact op te
nemen met uw Invacare®-leverancier. Daar beschikt men over de noodzakelijke vakkennis en
voorzieningen, maar ook over de kennis die speciaal voor uw Invacare®-product van belang is. Wij hopen u
hierdoor naar volle tevredenheid van dienst te kunnen zijn. Wilt u liever rechtstreeks contact met ons
opnemen, dan gelden de onderstaande adressen en telefoonnummmers voor onze vestigingen in Europa:
11 Reiniging van het rijpaneel...........................................................37
12 Opsporen van storingen...............................................................38
13 Lijst van storingscodes ................................................................41
6
1 Inleiding
Deze aanvullende bedieningshandleiding moet u vertrouwd maken met de functies van het
rijpaneel van het „Action Control System" voor de tafel- c.q. middenbesturing.
De bedieningshandleiding bevat een beschrijving van de
• besturingselementen
• weergave-elementen
• besturingsfuncties
en informatie over de verzorging van het rijpaneel.
LET OP!
Deze bedieningshandleiding geldt alleen in combinatie met de bedieningshandleiding van
uw elektrische rolstoel.
• Lees de bedieningshandleiding voor de ingebruikname van uw rolstoel eerst zeer aandachtig
door.
• Beschadigingen en fouten die door het veronachtzamen van de bedieningshandleiding
ontstaan, zijn uitgesloten van de garantie.
• Bij vragen en onduidelijkheden dient u contact met uw INVACARE-leverancier op te nemen..
7
1.1 Belangrijke symbolen in deze gebruiksaanwijzing
LET OP!
Dit symbool waarschuwt voor algemene gevaren!
• Volg de instructies nauwkeurig op, om verwondingen of schade aan de rolstoel te voorkomen!
OPMERKING
Dit symbool duidt op algemene aanwijzingen, die de omgang met de rolstoel vergemakkelijken
en attenderen op bijzondere functies.
8
2 Uitvoering
2.1 Het rijpaneel
Het rijpaneel dient ter controle en besturing van de functies van de elektrische rolstoel.
Het is in de volgende segmenten verdeeld (afb. 1 en
2):
• Bedienings- en controleveld (1)
• Rijhendel (2)
• Oplaadbus (3)
• Bus voor het programmeerapparaat (5)
• Bus vuur de BUS-kabel (4)
Afb. 1: Rijpaneel
9
Behalve voor de controle en besturing wordt het ACSrijpaneel (ACS = Action Control System) voor de
volgende bewakingsfuncties gebruikt:
• Bewaking van het aandrijfsysteem
• Bewaking van de voedingsspanning
Bij storing of uitval van een onderdeel van de
elektrische installatie wordt de fout door een
knipperende statusaanduiding (1) weergegeven.
Afb. 2:
Bedienings- en controleveld
10
2.2 Bedienings- en controleveld
2.2.1 Voertuigfuncties
1) AAN/UIT
2) Knipperlicht links
3) Rijmodus omschakelen
4) Waarschuwingsknipperlichten
5) Licht
6) Claxon
7) Rijmodusaanduiding
8) Knipperlicht rechts
9) Laadtoestand van de accu's
11
2.2.2 Elektrische verstellingen
1) Lift
2) Beensteun, links
3) Verstelling rugleuning
4) Verstelling zithoek
5) Beensteun, rechts
12
3 Beknopte handleiding
• Ontgrendel het sperslot van het rijpaneel.
• Schakel het rijpaneel in met de toets AAN/UIT (1).
Bedieningsveld
• Selecteer met de rijmodusomschakeling (2) de gewenste rijstand.
• Voer alle stuur- en rijcommando's met de rijhendel uit:
Stuur- en rijcommando's
1) naar voren
2) rechts
3) naar achteren
4) links
13
LET OP!
Gevaar voor kantelen
• Voorkom schokkende bewegingen met de rijhendel.
14
4 Aanduidingen in het bedienings- en controleveld
4.1 Laadtoestand van de accu's
De aanduiding voor de laadtoestand van de accu's laat de actuele
status van de accu's zien.
De aanduiding bestaat uit 10 gekleurde LED's (3x rood, 4x geel en
3x groen).
Het doven van de diverse diodes duidt op een dalende
accucapaciteit en dus tot een verminderde reikwijdte van de rolstoel.
Betekenis van de aanduiding:
Alle diodes branden
volledige reikwijdte = accu's volledig opgeladen
drie rode diodes branden
verminderde reikwijdte = accu's na de rit opladen
drie rode diodes knipperen
zeer geringe reikwijdte = accu's zo snel mogelijk opladen
15
twee rode diodes knipperen
accu's werken op reserve = accu's onmiddellijk opladen!
De reikwijdte met de reservelading is zeer gering. Na een bepaalde rijtijd schakelt de elektronica de
aandrijving automatisch uit en brengt de rolstoel tot stilstand = diepontladingsbeveiliging.
OPMERKING:
De mogelijke reikwijdte van uw rolstoel is afhankelijk van het af te leggen traject (vlak of
heuvelachtig) en uw rijstijl.
4.2 Rijmodus en rijmodusaanduiding
De programmeerbare rijmodus beschikt over wezenlijke
rijeigenschappen zoals de snelheid bij het vooruit, achteruit en
bochten rijden met de elektrische rolstoel.
Af fabriek heeft de rijmodus 5 standen:
Stand 1 = de rolstoel rijdt heel langzaam
gesmoorde eindsnelheid
tot
stand 5 = dynamische rijsnelheid
hoogste eindsnelheid
De rijmodusaanduiding (1) geeft aan in welke stand u zich op
dat moment bevindt.
16
OPMERKING:
De elektronica van de ACS-besturing is af fabriek geprogrammeerd op de standaardwaarden.
Een individuele, aan uw situatie aangepaste programmering kan door uw INVACAREleverancier worden uitgevoerd.
4.3 Weergave van statusinformatie
De AAN-/UIT-LED is als storingsmeldingsaanduiding =
statusaanduiding geconstrueerd (1).
Een knipperende aanduiding duidt op een storing in de
elektrische installatie.
De oorzaak van de storing wordt aangegeven door een
knippercode (voor de storingscodes zie "Lijst van
storingscodes").
17
5 Schakelaars in het bedienings- en controleveld
5.1 AAN/UIT-toets
Met deze toets schakelt u de complete elektronica en dus ook de
elektrische rolstoel IN of UIT.
Inschakelen:
• AAN-/UIT-toets (1) eenmaal kort indrukken.
De volgende lampjes gaan branden:
- de groene LED boven het schakelteken
- de aanduiding voor de laadtoestand geeft de actuele accustatus
- de rijmodusaanduiding geeft de ingestelde rijstand aan
Uitschakelen:
• AAN-/UIT-toets (1) nogmaals indrukken.
- de LED, aanduiding van de laadtoestand en rijmodusaanduiding
gaan uit.
OPMERKING:
Als de rolstoel niet kan worden ingeschakeld of na het inschakelen niet rijklaar is, dan a.u.b.
controleren:
- of het sperslot vergrendeld is (zie "Wegrijblokkering activeren/deactiveren ").
- of de statusaanduiding knippert (voor storingscodes zie "Lijst van storingscodes").
18
5.2 Wegrijblokkering activeren/deactiveren
Wegrijblokkering activeren
• Besturingskast inschakelen.
• Met het uiteinde van de magneetsleutel (Invacare® Logo) over het
sensorbereik (1) op de besturingskast bewegen (sleutelsymbool). De
claxon klinkt eenmaal kort. De besturingskast schakelt automatisch
uit. De wegrijblokkering is geactiveerd.
Wegrijblokkering deactiveren
• Besturingskast inschakelen. De statusaanduiding knippert langzaam
in rood.
• Met het uiteinde van de magneetsleutel (Invacare® Logo) over het
sensorbereik (1) op de besturingskast bewegen (sleutelsymbool).
Wegrijblokkering
Magneetsleutel
19
5.3 Rijmodusomschakeling
De keuze van de rijmodi gebeurt met de links naast de rijmodusaanduiding (1) aanwezige folietoets
(2).
Omschakelen van de rijmodus van 1 tot 5:
• Folietoets (2) net zo lang indrukken tot de gewenste rijmodus is
bereikt.
OPMERKING:
De rijmodus kan gewoon doorlopen worden, want de aanduiding begint na rijmodus 5 gewoon
weer bij rijmodus 1.
20
5.4 Knipperlichten
De toetsen voor het rechter (1) en linker (2) knipperlicht zitten
op het bovenste deel van het rijpaneel.
Weergave:
Groene LED (3) direct naast de toets.
Knipperfunctie inschakelen:
• Knipperlicht toets voor de gewenste knipperrichting
indrukken.
De betreffende LED knippert.
Veranderen van knipperrichting:
• Knipperlichttoets voor de andere knipperrichting indrukken.
Het veranderen van de knipperrichting kan ook tijdens het
knipperen worden uitgevoerd.
Knipperlicht uitschakelen:
• De toets van het knipperlicht aan knipperende zijde
nogmaals indrukken.
De LED gaat uit.
LET OP:
Door het snel knipperen van het voorste knipperlicht wordt aangegeven dat het achterste
knipperlicht defect is (alleen bij TUV-versie).
21
5.5 Waarschuwingsknipperlichten
Weergave:
Rode LED (1) boven de toets (2).
Waarschuwingsknipperlichten inschakelen:
• Het rijpaneel inschakelen.
• Eenmaal op de toets voor de waarschuwingsknipperlichten
(2) drukken.
De LED (1) knippert.
OPMERKING:
Als de rolstoel met knipperende waarschuwingslichten moet worden uitgezet, kan het rijpaneel
nu uitgeschakeld en vergrendeld worden.
22
Waarschuwingsknipperlichten uitschakelen:
• Het rijpaneel inschakelen.
• Tweemaal op de toets voor de
waarschuwingsknipperlichten (2) drukken.
De LED (1) gaat uit.
OPMERKING:
• Als het rijpaneel niet werd uitgeschakeld, hoeft de toets voor het uitschakelen van het
waarschuwingsknipperlicht maar eenmaal ingedrukt te worden.
• Het knipperen van de statusaanduiding kan worden uitgezet door het rijpaneel nogmaals in
en uit te schakelen.
5.6 Verlichting
Weergave:
Groene LED (1) boven de toets (2).
Verlichting inschakelen:
• Eenmaal op de toets voor de verlichting (2) drukken.
De LED (1) brandt.
Verlichting uitschakelen:
• Nogmaals op de toets voor de verlichting (2) drukken.
De LED (1) gaat uit.
23
5.7 Claxon
• De claxon wordt geactiveerd als u op de toets (1) drukt. Hij
blijft actief zo lang de toets ingedrukt wordt gehouden.
24
6 Rijhendel
6.1 Algemeen
Alle stuur- en rijcommando's worden met de behulp van de
rijhendel uitgevoerd.
De rijsnelheid en de stuuruitslag zijn afhankelijk van de
beweging van de rijhendel. De regeling van de snelheid en
stuuruitslag gebeurt traploos.
Volledige uitslag van de hendel = maximale snelheid in de
gekozen rijmodus c.q. maximale stuuruitslag.
6.2 Rijveiligheid
Zie behalve deze aanwijzingen ook de rij- en veiligheidsvoorschriften in de bedieningshandleiding
van uw rolstoel.
LET OP! Gevaar voor kantelen!
• Vermijd schokkende bewegingen met de rijhendel.
LET OP! Gevaar voor ongevallen!
• Vermijd onverwachte veranderingen van de rijrichting.
LET OP! Gevaar voor ongevallen!
• Rijd hellingen met maximaal 2/3 van de maximum snelheid af.
25
LET OP! Gevaar voor kantelen!
• Rijd hellingen alleen op en af met een rechtopstaande rug leuning en slechts een geringe
zithoek.
6.3 Stuur- en rijcommando's
Vooruit rijden = Rijhendel naar voren bewegen (1).
De uitslag van de rijhendel bepaalt de
rijsnelheid
Achteruit rijden = Rijhendel naar achteren trekken (2).
De uitslag van de rijhendel bepaalt de
rijsnelheid.
Voor- en achteruit rijden
26
Afremmen = Rijhendel in de middelste stand zetten.
Afremmen
OPMERKING:
Als de rijhendel wordt losgelaten, keert deze automatisch terug in de middelste stand.
De rolstoel remt automatisch af.
Bocht maken = Rijhendel tijdens het voor- of achteruit rijden (1)
Bocht maken
in de gewenste rijrichting bewegen (2).
De uitslag van de rijhendel bepaalt de
stuuruitslag (bochtradius).
Draaien op de
plaats
= Rijhendel ZONDER voor- of achteruit te rijden in
de gewenste rijrichting bewegen.
(niet bij G40)
27
7 Aansluitbussen
Alle aansluitbussen zitten aan de voorkant van het rijpaneel.
(1) Oplaadbus
(2) Bus voor BUS kabel
(3) Programmeerbus
7.1 Oplaadbus
De oplaadbus is bedoeld voor de aansluiting van de oplader.
De bus wordt met een klepje tegen vuil en het binnendringen
van water beschermd
28
7.2 Programmeerbus
Deze bus is bedoeld voor het aansluiten van de datakabel
van een PC of een programmeerapparaat.
Voor het programmeren van het rijpaneel of een verandering
van de rijmodi is specifieke hard- en software nodig.
OPMERKING:
De elektronica van de ACS-besturing is af fabriek geprogrammeerd op de standaardwaarden.
Een individuele, aan uw situatie aangepaste programmering kan door uw INVACAREleverancier worden uitgevoerd.
7.3 Aansluitbus voor BUS-kabel (voedingskabel)
De BUS-kabel (2) is bedoeld voor de voeding van het
rijpaneel en de gegevensoverdracht van het rijpaneel naar de
hoofdmodule.
De stekker van de aansluitkabel wordt beveiligd met een
vergrendeling (1) tegen losraken.
Om de stekker te kunnen verwijderen moet eerst op de
vergrendeling worden gedrukt.
29
8 Bediening van de elektrische verstelbare opties
Tot de elektrisch verstelbare opties behoren de verstelling van
zitting, rugleuning en beensteunen, evenals de lift.
Niet iedere rolstoel heeft alle opties. U kunt alleen de opties
selecteren die daadwerkelijk beschikbaar zijn voor deze
rolstoel.
De keuze van de optie gebeurt met de toetsen in het
bedienings- en controleveld (1).
De LED's boven de toetssymbolen geven aan, dat de
gekozen optie versteld kan worden.
OPMERKING:
De balk in de rijmodusaanduiding verschijnt, als de verstelmodus actief is.
30
Het verstellen van de optie gebeurt met de rijhendel van het
rijpaneel.
De bediening van elektrische componenten door middel van
een onafhankelijk van het rijpaneel werkend apparaat is als
speciale optie verkrijgbaar.
Optie selecteren:
• Folietoets met het betreffende symbool indrukken.
9 Elektrische verstelling van de zitting, rugleuning en
beensteunen met het bedieningsapparaat
De verstelbare componenten worden op het
bedieningsapparaat met symbolen aangeduid (zie foto).
Naast de symbolen zitten de toetsen voor het verstellen van
de component.
Linker toetsenrij =Optie omhoog (1)
Rechter toetsenrij =Optie omlaag (2)
(3) Zithoek
(4) Rugleuning
(5) Beensteun, links
(6) Beensteun, rechts
34
10 Accu, opladen en onderhouden
10.1 Instructies voor het opladen van de accu's
Zie de bedieningshandleiding van de oplader en de
instructies aan de korte zijde en achterzijde van de
oplader.
Het opladen van de accu's kan eventueel 's nachts
worden uitgevoerd, omdat de oplader is voorzien van een
uitschakelautomaat. Het overladen van de accu's wordt
zo voorkomen.
(1) Oplaadkabel
(2) Voedingsspanning
35
10.2 Accu's opladen
• Eerst de stekker van de oplader (1) in de oplaadbus van
het rijpaneel (2) steken.
• Dan de netstekker van de oplader in het stopcontact
steken.
Aanduidingen op de oplader:
De rode + gele LED branden =
Start van het oplaadproces.
De rode + groene LED branden =
Einde van het oplaadproces.
Na het opladen van de accu's:
• Eerst de netstekker van de oplader uit het stopcontact
trekken.
• Dan de stekker van de oplader uit de bus van het rijpaneel
trekken.
36
LET OP:
De aansluitvolgorde moet absoluut in acht worden genomen.
LET OP:
De stekker van de oplader na het opladen altijd uit de bus van het rijpaneel trekken.
10.3 Accu's onderhouden
Bij langdurige stilstand (langer dan 4 weken) moeten de accu's van uw rolstoel eenmaal per maand
worden opgeladen.
Zo blijft de volledige lading behouden en is beschadiging door zelfontlading uitgesloten
11 Reiniging van het rijpaneel
Let bij de reiniging van het rijpaneel op de volgende punten:
• Het rijpaneel alleen met een vochtige doek en mild
reinigingsmiddel schoonmaken.
• Gebruik voor het reinigen van het rijpaneel alleen
schuurmiddelvrije reinigingsmiddelen.
• Stel het rijpaneel niet bloot aan directe waterstralen.
• Gebruik geen hogedrukreiniger.
37
12 Opsporen van storingen
De rolstoel rijdt niet of steeds langzamer
Statusaanduiding in
rijpaneel is
uitgegaan
Accu defect Accu vervangen Contact met
leverancier
opnemen
Accu diepontladen Accu voorladen Contact met
leverancier
opnemen
Voedingsspanning
onderbroken
Stekkeraansluitingen
controleren
Bedienings-
handleiding van
de rolstoel
Accuzekering
controleren
Contact met
leverancier
opnemen
Statusaanduiding in rijpaneel knippert Storingscode
Hoofdstuk 4.3
controleren
38
Statusaanduiding knippert, na 4 sec. knippert de stip in de rijmodusaanduiding eveneens
Rijhendel stond bij het
inschakelen niet in de
middelste stand
Rijpaneel UIT- en opnieuw IN-
schakelen
Bedienings-
handleiding
van de rolstoel
Rijpaneel defect Rijpaneel vervangen Contact met
leverancier
opnemen
De rode LED in de aanduiding van de laadtoestand en statusaanduiding knippert,
rijmodusaanduiding laat de balk zien
Accu ontladen Accu opladen Hoofdstuk 10.2
39
Aanduiding waarschuwingslicht knippert (alleen bij 10 km/h TÜV-versie)
Stekkeraansluiting van
verlichtingsmodule naar het
rijpaneel zit los
Stekkeraansluitingen controleren Bedienings-
handleiding
van de rolstoel
Verlichtingsmodule defect Verlichtingsmodule controleren Contact met
leverancier
opnemen
Onjuiste programmering Programmering controleren Contact met
leverancier
opnemen
40
13 Lijst van storingscodes
Voer voor het onderzoek van de storingscode eerst de volgende test uit:
• Rijpaneel meermaals uit- en weer inschakelen.
Wacht voor het inschakelen telkens ca. 15 seconden.
Het testverloop controleert of de storing automatisch door de elektronica kan worden verholpen en
de knipperende statusaanduiding gaat uit.
Is dat niet het geval, lokaliseer de storing dan aan de hand van de in onderstaande tabel
opgenomen knippercodes
41
Knippercodes van de statusaanduiding van het rijpaneel
1 x knipperen