Hyundai Ix35 2010 Owner's Manual [nl]

1
Gebruik van dit instructieboekje / 1-2
Vereiste brandstof / 1-2
Instructies voor het rijden met de auto / 1-6
Inrijprocedure / 1-6
Controlelampjes in het instrumentenpaneel / 1-7
Introductie
Introductie
21
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw auto te krijgen. Het instructieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u met name de gedeeltes met WAARSCHUWING en OPMERKING door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw instructieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vindt u in de INHOUDSOPGAVE. De index vormt een goede ingang om de gewenste passage te vinden.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft acht hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het gewenste hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
U vindt verschillende WAARSCHU
-
WINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN in dit instructieboekje. Deze dienen ter vergroting van uw persoonlijke veiligheid. Lees ALLE procedures en aanbevelingen in deze WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN nauwkeurig door en neem ze in acht.
AANWIJZING
OPMERKING geeft aan dat er interessante of nuttige informatie wordt gegeven.
Benzinemotor
Loodvrij
Voor optimale prestaties van uw auto raden wij aan om ongelode benzine met een octaangetal (RON) hoger dan 95/AKI (Anti Knock Index) hoger dan 91 te tanken.
U kan gebruik maken van ongelode benzine met een octaangetal (RON) 91~94 / AKI 87~90, maar hierdoor kunnen de prestaties van de auto iets minder worden.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaatgassen het schoonst en wordt vervuiling van de bougies tegengegaan.
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop bijzonder voorzichtig te zijn ter voorkoming van schade en ernstig letsel.
OPMERKING
Informatie waar VOORZICHTIG bij staat, dient ervoor om te voorkomen dat u een fout maakt waardoor uw auto beschadigd zou kunnen raken.
13
Introductie
Loodhoudende benzine (indien van toepassing)
In sommige landen moet er lood- houdende benzine worden gebruikt. Neem contact op met een officiële Hyundai Erkend Reparateur om te informeren of uw auto geschikt is voor het gebruik van loodhoudende benzine of niet.
Het vereiste octaangetal voor loodhoudende benzine is gelijk aan dat voor loodvrije benzine.
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan 10% ethanol en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol bevat. Deze brandstoffen kunnen rijproblemen en schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen vallen mogelijk niet onder de fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vullen nadat het vulpistool automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed vastgedraaid is, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motor
-
regelsysteem en zal de emissie- regeling nadelig beïnvloeden.
Voeg nooit brandstofadditieven producten toe aan het brand
-
stofsysteem. (Neem voor details contact op met een officiële HYUNDAI Erkend Reparateur.)
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die methanol bevatten. Gebruik gasoholproducten niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Introductie
41
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw auto te gebruiken die meer dan 15,0% volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0% volume
-
procent MBTE (zuurstofmassa 2,7%) bevat kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en damp- vorming of slecht aanslaan veroorzaken.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve invloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Benzines die het milieu minder belasten
Om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van luchtverontreiniging, wordt geadviseerd benzine te gebruiken die reinigende additieven bevat. Deze benzines helpen inwendige verontreiniging te voorkomen. Dit soort benzine zorgt ervoor dat de motor minder schadelijke stoffen uitstoot en verbetert de prestaties van het emissieregelsysteem.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
Dieselmotor
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij het benzinestation verkrijgbare diesel- brandstof die aan de EN 590-norm of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor “European Norm”).
Gebruik geen dieselbrandstof die bestemd is voor de scheepvaart, lichte stookoliën of niet-goedgekeurde brand
-
stoftoevoegingen, aangezien dit de slijtage zal bespoedigen en de motor en het brandstofsysteem kan beschadigen. Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen en/of brandstoftoevoegin- gen heeft een beperking van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrandstof voor uw auto moet hoger zijn dan 52. Als er twee soorten diesel leverbaar zijn, moet afhankelijk van de temperatuur worden gekozen voor zomer- of winterdiesel.
• Boven -5°C ... Zomerkwaliteit diesel
-
brandstof
• Onder -5°C ... Winterkwaliteit diesel
-
brandstof
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet door de garantie gedekt indien ze veroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0% volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
15
Introductie
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet leeg raakt. Als de motor door brandstoftekort afslaat, moeten de brandstofcircuits volledig worden ontlucht voordat de motor weer kan worden gestart.
Biodiesel
Indien uw auto aan de EN 14214-norm of vergelijkbaar voldoet, mag bij het benzinestation verkrijgbare dieselmeng- sels met niet meer dan 7% biodiesel, algemeen bekend als “B7-diesel” worden gebruikt. (EN staat voor “European Norm”). Het gebruik van biobrandstoffen van meer dan 7% gemaakt uit koolzaad methylester (RME), vetzuur methylester (FAME), plantaardige methylester (VME), enz. of een diesel/biodiesel
-
mengsel zal de slijtage bespoedigen en kan de motor of het brandstofsysteem beschadigen. Reparatie of vervanging van versleten of beschadigde onderdelen als gevolg van het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen valt niet onder de fabrieksgarantie.
OPMERKING
• Zorg ervoor dat er geen benzine of water in de brandstoftank terechtkomt. Als dat wel het geval is moet de brandstoftank worden afgetapt en moet het brandstof
-
systeem worden ontlucht om schade aan de brandstofpomp en de motor te voorkomen.
• In de winter mag, om afslaan van de motor door uitvlokken van de brandstof te voorkomen, pet
-
roleum aan de brandstof worden toegevoegd als de temperatuur daalt tot lager dan -10°C. Gebruik nooit meer dan 20% petroleum.
OPMERKING
• Gebruik nooit brandstof, ongeacht of diesel, B7-biodiesel of anderszins, dat niet aan de meest recente specificaties voldoet.
• Gebruik nooit brandstoftoe
-
voegingen en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbevolen of goedgekeurd.
OPMERKING - Dieselmotor
Het is raadzaam de aanbevolen diesel voor dieselauto's uitgerust met een DPF-systeem te gebruiken. Het gebruik van diesel met een hoog zwavelgehalte (meer dan 50 ppm zwavel) en niet­gespecificeerde toevoegingen kan ertoe leiden dat het DPF-systeem beschadigd raakt en er witte rook wordt uitgestoten.
Introductie
61
Een onjuiste bediening van de auto kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur kwijtraakt, dat u betrokken raakt bij een ongeval of dat de auto over de kop slaat.
Door het specifieke ontwerp (grotere bodemvrijheid, kleinere spoorbreedte, enz.) ligt het zwaartepunt hoger dan bij andere soorten personenauto's. Deze auto is dus niet ontworpen om met dezelfde snelheid als conventionele auto's met tweewielaandrijving bochten te nemen. Neem scherpe bochten voorzichtig en voer geen abrupte manoeuvres uit. Anders kunt u de macht over het stuur kwijtraken of kan de auto over de kop slaan. Lees de
aanwijzingen voor het rijden onder "Verkleinen van de kans op over de kop slaan" in hoofdstuk 5 van dit instructieboekje.
U hoeft de auto niet gedurende een bepaalde periode in te rijden. U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te hoog op.
• Houd tijdens het rijden het motortoerental tussen de 2.000 - 4.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Laat de motor niet langer dan 3 minuten achtereen stationair draaien.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km met uw auto geen aanhanger.
INRIJPROCEDURE
INSTRUCTIES VOOR HET RIJDEN MET DE AUTO
17
Introductie
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
Waarschuwingslampje open achterklep
Controlelampje grootlicht
Controlelampje lichten aan*
Controlelampjes richtingaanwijzers
Waarschuwingslampje ABS
Waarschuwingslampje 4WD­systeem*
Controlelampje 4WD LOCK*
Controlelampje motormanagement*
Controlelampje CRUISE SET*
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Schakelstandindicator handgeschakelde transmissie*
Waarschuwingslampje laadsysteem
Waarschuwingslampje open portier
Controlelampje voorgloeien (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje brand
-
stoffilter (alleen dieselmotor)
Controlelampje ESP*
Controlelampje ESP OFF*
Controlelampje startblokkeersysteem*
Waarschuwingslampje lage bandenspanning*
Oiledruklampje
Waarschuwingslampje laag motoroliepeil (dieselmotor*)
Schakelstandindicator*
Pictogram geopende portieren en achterklep
Controlelampje dimlicht*
Controlelampje mistlampen vóór*
Controlelampje mistachterlicht*
Waarschuwingslampje AIRBAG
Waarschuwingslampje parkeerrem en remvloeistofniveau
Controlelampje CRUISE*
Waarschuwingslampje elektri- sche stuurbekrachtiging (EPS)*
Waarschuwing sleutel niet in auto*
KEY OUT
Controlelampje DBC (Downhill Brake Control)*
Introductie
81
Controlelampje airbag voorpassagier UIT*
Waarschuwingslampje positie lage bandenspanning*
Controlelampje ECO*
ECO
* : indien van toepassing : Zie voor meer informatie deel
Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur
2
Overzicht interieur / 2-2 Overzicht dashboard / 2-3 Motorruimte / 2-4
Uw auto in één oogopslag
Uw auto in één oogopslag
22
INTERIEUR, OVERZICHT
1. Knop vergrendelen/ontgrendelen portier
..............................................................4-14
2. Schakelaar ruitbediening*......................4-20
3. Centrale portiervergrendeling* ..............4-15
4. Blokkeertoets ruitbediening*..................4-23
5. Schakelaar spiegelbediening*................4-41
6. Toets inklapbare buitenspiegel* ............4-42
7. Ontgrendeknop tankdopklep..................4-27
8. Bedieningstoets dashboardverlichting*
..............................................................4-44
9. Toets 4WD LOCK* ................................5-25
10. Toets DBC* ..........................................5-40
11. Toets voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen*........................................5-37
12. Zekeringkast ......................................7-53
13. Stuurwiel ............................................ 4-34
14. Zekeringkast* ......................................4-35
15. Stoel ......................................................3-2
16. Hendel motorkapontgrendeling ..........4-25
17. Remsystem ..........................................5-31
18. Gaspedaal ....................................5-5, 5-11
* : indien van toepassing
OEL019001L
* De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
1. Schakelaar verlichting/
richtingaanwijzers ..........................4-74
2. Audioafstandsbediening* ..............4-122
3. Bedieningsorganen
Bluetooth-telefoon*........................4-142
4. Instrumentenpaneel ......................4-43
5. Claxon ............................................4-35
6. Airbag bestuurder ..........................3-48
7. Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers ......................................4-80
8. Cruise control-schakelaars*............5-44
9. Startknop* ........................................5-8
10. Contactslot ....................................5-4
11. Digitale klok en audiosysteem
........................................4-116, 4-121
12. Schakelaar alarmknipperlichten ..4-73
13. Verwarmings- en ventilatiesysteem*
......................................................4-89
14. Stoelverwarming* ............................3-8
15. Aansteker* ..................................4-113
16. Aux-, USB- en iPod-aansluiting*
....................................................4-117
17. Aansluiting* ................................4-115
18. Selectiehendel ....................5-14, 5-17
19. Airbag voorpassagier* ..................3-48
20. Dashboardkastje ........................4-110
* : indien van toepassing
OEL019002
* De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
Uw auto in één oogopslag
42
MOTORRUIMTE
OLM079001
1.
Expansievat koelvloeistof
................7-25
2.
Vuldop motorolie
.............................7-23
3. Rem-/koppelingsvloeistofreservoir*.7-27
4.
Luchtfilter
........................................7-30
5.
Zekeringkast
...................................7-52
6.
Minpool accu
...................................7-37
7.
Pluspool accu
..................................7-37
8.
Radiateurdop
..................................7-26
9.
Peilstok motorolie
............................7-23
10.
Sproeierreservoir
...........................7-28
* : indien van toepassing
Benzine
* De uiteindelijke motorruimte kan afwijken van de afbeelding.
25
Uw auto in één oogopslag
OLM079002
1.
Expansievat koelvloeistof
................7-25
2.
Zekeringkast
....................................7-52
3.
Brandstoffilter
..................................7-29
4.
Peilstok motorolie
............................7-23
5.
Vuldop motorolie
..............................7-23
6. Rem-/koppelingsvloeistofreservoir*..7-27
7.
Luchtfilter
........................................7-30
8.
Minpool accu
..................................7-37
9.
Pluspool accu
..................................7-37
10.
Radiateurdop
................................7-26
11.
Sproeierreservoir
..........................7-28
* : indien van toepassing
Diesel
* De uiteindelijke motorruimte kan afwijken van de afbeelding.
3
Stoelen / 3-2 Veiligheidsgordels / 3-15 Kinderzitjes / 3-30 Aanvullend veiligheidssysteem / 3-41
Veiligheidssysteem van uw auto
Veiligheidssysteem van uw auto
23
Voorstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting (2) Rugleuningverstelling (3) Zittinghoogte (bestuurdersstoel) (4) Lendesteun (bestuurdersstoel)* (5) Stoelverwarming* (6) Hoofdsteun
Achterstoelen
(7) Neerklappen rugleuning (8) Hoofdsteun (9) Armsteun (10) Stoelverwarming*
* :
indien van toepassing
STOELEN
OEL039001
33
Veiligheidssysteem van uw auto
WAARSCHUWING
- Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het rijden te verstellen. Hierdoor kunt u de controle verliezen waardoor een ongeluk met ernstig letsel of schade het gevolg kan zijn.
• Zorg ervoor dat de rugleuning altijd in de normale positie kan staan. Als de rugleuning vanwege hinderlijk geplaatste voorwerpen of andere oorzaken niet goed vergrendeld kan worden, kan dit bij een noodstop of aanrijding ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Zet voor het wegrijden de rugleuning altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag mogelijk over de heupen. In deze positie bent u in geval van een aanrijding het beste beschermd.
• Ga zo ver van het stuurwiel af zitten als mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het bedieningscomfort om onnodig en wellicht ernstig letsel door de airbag te voorkomen. Geadviseerd wordt een minimale afstand van 250 mm tussen uw bovenlichaam en het stuurwiel.
WAARSCHUWING
- Opklappen van de rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning weer rechtop zet, dat u deze vasthoudt en rustig omhoog klapt. Als u de rugleuning niet vasthoudt tijdens het omhoog klappen, kan de rugleuning terugschieten waardoor u letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING
- Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de voetenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en mogelijk een ongeval veroorzaken. Plaats niets onder de voorstoelen.
WAARSCHUWING
- Verantwoordelijkheid van de bestuurder voor- passagier
Rijden met de rugleuning van een stoel neergeklapt, kan bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. Als de rugleuning neergeklapt is, kan de persoon op de desbetreffende stoel bij een aanrijding onder de gordel doorglijden, waardoor de onder
-
buik zwaar belast kan worden. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan. De bestuurder moet de passagier erop wijzen tijdens het rijden de rugleuning altijd zo rechtop mogelijk te houden.
Veiligheidssysteem van uw auto
43
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de stoel altijd of deze goed is vergrendeld, door te proberen deze naar voren of achteren te schuiven zonder de ontgrendelhendel te gebruiken. Als de bestuurdersstoel plotseling in beweging komt, kunt u de controle over de auto verliezen.
(Vervolg)
• Controleer na het terugklappen
van de rugleuning of deze goed vergrendeld is door te proberen hem naar voren en naar achteren te bewegen.
WAARSCHUWING
- Rugleuning achterbank
• De rugleuning achter moet goed vergrendeld zijn. Als dat niet het geval is, kunnen passagiers en objecten in geval van afremmen of een aanrijding plotseling naar voren schieten, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
• Bagage en andere lading moet plat in de bagageruimte worden gelegd. Als de objecten groot of zwaar zijn, of moeten worden gestapeld, moeten ze worden vastgezet. Objecten in de bagageruimte mogen nooit hoger worden gestapeld dan de rugleuning. Het niet opvolgen van deze waarschuwingen kan leiden tot ernstig letsel in geval van afremmen of een aanrijding.
• In de bagageruimte mogen geen passagiers vervoerd worden en tijdens het rijden mogen er geen passagiers zitten of liggen op een neergeklapte rugleuning. Alle passagiers moeten zitten en de aanwezige veiligheidsgordels dragen.
(Vervolg)
35
Veiligheidssysteem van uw auto
Voorstoel
Handmatige verstelling
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsverstelling aan de voorzijde van de stoel omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
Rugleuning afstellen
Draai de knop naar voren of naar achteren om de rugleuning in de gewenste stand te zetten.
Afstellen van de zittinghoogte (bestuurdersstoel, indien van toepassing)
Duw de hendel aan de zijkant van de zitting omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal omhoog om de zitting hoger af te stellen.
OEL039002 OEL039003 OEL039004
Veiligheidssysteem van uw auto
63
Lendensteun (indien van toepassing)
De lendensteun kan worden versteld door de hendel aan de zijkant van de rugleuning te bewegen. Door het verdraaien van de hendel neemt de lendensteun toe of af.
Hoofdsteun
De stoelen van de bestuurder en voorpassagier zijn voor extra veiligheid en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
OEL039005
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen. Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen nekletsel.
• Verstel de hoofdsteun van de bestuurder niet als de auto rijdt.
OLM039303N
37
Veiligheidssysteem van uw auto
Actieve hoofdsteun (indien van toepassing)
De actieve hoofdsteun is ontworpen om naar voren en boven te bewegen bij een aanrijding van achteren. Dit voorkomt dat het hoofd van de bestuurder of voorpassagier naar achteren beweegt waardoor nekletsel kan ontstaan.
Afstellen van de hoek (indien van toepassing)
U kunt de hoek van de hoofdsteun afstellen door het onderste deel van de hoofdsteun in de gewenste richting te trekken of duwen. Zorg ervoor dat de hoofdsteun hoofd en nek goed ondersteunt.
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
HNF2041-1 OEL039010 OEL039011
WAARSCHUWING
Doe dit met beleid, anders kan de hoofdsteun beschadigd raken.
Veiligheidssysteem van uw auto
83
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2).
Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
Stoelverwarming (indien van toepassing)
Met de stoelverwarming kunnen de voorstoelen bij lage buitentemperaturen verwarmd worden. De stoelverwarming kan worden ingeschakeld door op de schakelaar te drukken voor de bestuurdersstoel en/of de stoel van de voorpassagier als het contact in stand ON staat.
Laat de schakelaars in stand UIT staan als de stoelverwarming niet gebruikt hoeft te worden.
De temperatuurinstelling voor de stoel is als volgt :
• De standaardinstelling voor de stoelverwarming is UIT als het contact in stand ON wordt gezet.
AANWIJZING
Als de schakelaars voor de stoelver
-
warming in stand AAN staan, schakelt de stoelverwarming automatisch aan of uit, afhankelijk van de temperatuur van de stoel.
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen organisch oplos
-
middel, zoals thinner, alcohol of wasbenzine. Hierdoor kan de stoelverwarming en de stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen dekens, kussens of stoelhoezen over de stoel als de stoelverwarming is ingeschakeld. Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn voorzien van stoelverwarming. Hierdoor kunnen de onderdelen van de stoelverwarming bescha
-
digd raken.
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
OEL039012 OLM039013
UIT HOOG ( ) LAAG ( )
39
Veiligheidssysteem van uw auto
Opbergvak in rugleuning
In de rugleuning van beide voorstoelen bevindt zich een opbergvak.
WAARSCHUWING
- Verbranding door de stoelverwarming
Wees erg voorzichtig bij het gebruik van de stoelverwarming vanwege het gevaar voor oververhitting, waardoor brand kan ontstaan. Vooral de volgende categorieën personen dienen erg voorzichtig te zijn:
1. Kinderen, ouderen, gehandi
-
capten en ziekenhuispatiënten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn van medicijnen die het reactievermogen verminderen of slaap opwekken (Sleeping pills, cold tablets, etc.)
WAARSCHUWING
- Opbergvakken rugleuning
Plaats geen zware of scherpe voorwerpen in de opbergvakken. Bij een ongeval kunnen ze uit de opbergvakken geslingerd worden en inzittenden verwonden.
OEL039015
Veiligheidssysteem van uw auto
103
Achterstoelen
Hoofdsteun
De zitplaatsen achterin zijn voor extra veiligheid en comfort van de inzittenden voorzien van hoofdsteunen.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Het gebruik van een kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt wordt afgeraden.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen ernstig nekletsel.
OLM039304N
*
* indien van toepassing
OEL039017
EL DUTCH 3.QXP 1/12/2010 1:26 PM Page 10
311
Veiligheidssysteem van uw auto
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2).
Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
Armsteun
Om de armsteun te gebruiken, trekt u hem uit de rugleuning naar voren.
Stoelverwarming (indien van toepassing)
Dankzij de stoelverwarming kunnen de achterstoelen bij lage buitentempera- turen verwarmd worden. Druk, met het contact in de stand ON, op een van de schakelaars om de stoelverwarming achter in te schakelen.
Laat de schakelaars in stand UIT staan als de stoelverwarming niet gebruikt hoeft te worden.
AANWIJZING
Als de schakelaars voor de stoelver
-
warming in stand AAN staan, schakelt de stoelverwarming automatisch aan of uit, afhankelijk van de temperatuur van de stoel.
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
OEL039018 OLM039019 OLM039020
EL DUTCH 3.QXP 1/12/2010 1:26 PM Page 11
WAARSCHUWING
Het doel van de opklapbare rugleuning is het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken waarvoor anders geen ruimte is.
Laat nooit iemand op een neergeklapte rugleuning zitten als de auto rijdt omdat dat geen veilige positie is en omdat dan de veiligheidsgordels niet gebruikt kunnen worden. Hierdoor kan bij een aanrijding of een noodstop ernstig letsel ontstaan. Voorwerpen die op de neergeklapte rugleuning vervoerd worden mogen niet boven de bovenzijde van de voorstoelen uitsteken. Als dat wel het geval is kan de lading bij een noodstop naar voren schuiven en letsel of schade veroorzaken.
Veiligheidssysteem van uw auto
123
Neerklapbare achterbank
De rugleuning achter kan worden opgeklapt om het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken of de bagageruimte te vergroten.
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen organisch oplos
-
middel, zoals thinner, alcohol of wasbenzine. Hierdoor kan de stoelverwarming en de stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen dekens, kussens of stoelhoezen over de stoel als de stoelverwarming is ingeschakeld. Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn voorzien van stoelverwarming. Hierdoor kunnen de onderdelen van de stoelverwarming bescha
-
digd raken.
WAARSCHUWING
- Verbranding door de stoelverwarming
Wees erg voorzichtig bij het gebruik van de stoelverwarming vanwege het gevaar voor oververhitting, waardoor brand kan ontstaan. Vooral de volgende categorieën personen dienen erg voorzichtig te zijn:
1. Kinderen, ouderen, gehandi
-
capten en ziekenhuispatiënten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn van medicijnen die het reactievermogen verminderen of slaap opwekken (Sleeping pills, cold tablets, etc.)
EL DUTCH 3.QXP 1/12/2010 1:26 PM Page 12
313
Veiligheidssysteem van uw auto
1. Steek de gesp van de veiligheids- gordel achter in de opening tussen de rugleuning en de zitting en plaats de gordel in de geleider om beschadiging te voorkomen.
2. Zet de rugleuning zoveel mogelijk rechtop en schuif indien nodig de voorste stoel naar voren.
3. Zet de hoofdsteunen achter in de laagste positie.
4.Trek aan de hendel in de rugleuning naar buiten en klap de stoel naar voren.
5. Til de rugleuning op en beweeg deze naar achteren om de achterstoel te kunnen gebruiken. Druk de rugleuning stevig naar achteren totdat deze vastklikt. Zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is.
6. Plaats de veiligheidsgordel weer in de juiste positie.
7. Controleer, wanneer de rugleuning volledig is geplaatst, nogmaals het rode label van de hendel van de rugleuning.
OEL039021 OEL039022
EL DUTCH 3.QXP 1/12/2010 1:27 PM Page 13
Veiligheidssysteem van uw auto
143
WAARSCHUWING
Bij het terugzetten van de achterbank in zijn oorspronkelijke positie nadat de bank is neergeklapt:
Let erop dat het materiaal van de gordel of de gesp niet beschadigd worden. Zorg ervoor dat de gordel of gesp niet klem komen te zitten. Controleer of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bovenzijde van de rugleuning te drukken. Anders kan bij een aanrijding of noodstop de rugleuning naar voren klappen, waardoor de bagage in het passagierscompartiment terecht kan komen en de inzittenden ernstig letsel zouden kunnen oplopen.
WAARSCHUWING
- Opklappen van de rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning weer rechtop zet, dat u deze vasthoudt en rustig omhoog klapt. Als u de rugleuning niet vasthoudt tijdens het omhoog klappen, kan de rugleuning terugschieten waardoor u letsel kan oplopen.
WAARSCHUWING
- Bagage
Bagage moet altijd worden vastgezet om te voorkomen dat het bij een aanrijding door de auto wordt geslingerd, waardoor de inzittenden letsel kunnen oplopen. Wees extra voorzichtig met het plaatsen van voorwerpen op de achterstoelen, omdat ze inzittenden voorin kunnen raken bij een frontale aanrijding.
OPMERKING
- Veiligheidsgordels achter
Vergeet niet bij het omhoog klappen van de rugleuning de schoudergordels in de juiste positie te plaatsen. Door de veiligheids
-
gordel door de geleider te leiden wordt voorkomen dat ze achter of onder de achterbank bekneld raken.
WAARSCHUWING
- Bagage
Zet de motor uit, zet de automa
-
tische transmissie in stand P en bedien de parkeerrem alvorens bagage in of uit te laden. Het niet opvolgen van deze stappen kan ertoe leiden dat de auto zich onbedoeld in beweging zet als de selectiehendel per ongeluk in een andere stand gezet wordt.
OPMERKING - Voorkom
beschadiging van de veiligheidsgordels achter
Plaats de gordelsluiting in de uitsparing tussen de zitting en de rugleuning wanneer u de rugleuning voorover klapt of wanneer u bagage op de zitting plaatst. Hierdoor wordt voorkomen dat de gordelsluiting door de rugleuning of de bagage beschadigd raakt.
EL DUTCH 3.QXP 1/12/2010 1:27 PM Page 14
315
Veiligheidssysteem van uw auto
Veiligheidsgordels
VEILIGHEIDSGORDELS
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming moeten de veiligheidsgordels tijdens het rijden altijd gedragen worden.
• De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als de rugleuningen rechtop staan.
• Kinderen tot en met 12 jaar moeten altijd plaatsnemen op de achterbank en de gordel op de juiste manier dragen. Laat kinderen nooit op de passagiersstoel meerijden. Als een kind van 12 jaar of ouder op de voorpassagiersstoel vervoerd moet worden, moet hij of zij de veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en moet de stoel zover mogelijk naar achteren worden gezet.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Veiligheidsgordels zijn ontworpen om aan te liggen tegen de botstructuur in het lichaam en moeten daarom zo laag mogelijk over het bekken of het bekken, de borst en de schouder, afhankelijk van het type gordel, gedragen worden; het dragen van het heupgedeelte over de onderbuik moet voorkomen worden.
De veiligheidsgordel moet zo strak mogelijk tegen het lichaam aan gedragen worden, voor zover het comfort het toelaat, om een maximale bescherming te kunnen bieden.
Een loshangende veiligheidsgordel biedt veel minder bescherming.
Voorkomen moet worden dat de gordel in aanraking komt met polijstmiddelen, olie en chemicaliën, in het bijzonder accuzuur.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Draag nooit de schoudergordel onder de arm door of achter uw rug. Het niet op de juiste manier gebruiken van de schoudergordel kan bij een aanrijding resulteren in ernstig letsel. De schoudergordel moet over het midden van uw schouder worden gedragen, over uw sleutelbeen.
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet gedraaid zitten. Als de gordel gedraaid is, werkt hij minder effectief. Bij een aanrijding kan een gedraaide veiligheidsgordel zelfs snijwonden veroorzaken. Zorg er daarom voor dat de gordel niet verdraaid zit.
• Let erop dat het materiaal van de gordel niet beschadigd wordt. Laat een beschadigde veilig
-
heidsgordel vervangen.
EL DUTCH 3.QXP 1/12/2010 1:27 PM Page 15
Veiligheidssysteem van uw auto
163
Waarschuwingssysteem voor de veiligheidsgordels
Type A
Als herinnering voor bestuurder licht telkens als het contact in stand ON wordt gezet het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gedurende 6 seconden op, ongeacht of de gordels zijn vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet vastgemaakt is nadat het contact in stand ON is gezet, zal het waarschuwingslampje nogmaals gedurende 6 seconden gaan knipperen.
1GQA2083
(Vervolg) De veiligheidsgordels kunnen op
een veilige manier gereinigd worden met een milde zeepoplossing. De veiligheids
-
gordel moet worden vervangen als hij gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
De veiligheidsgordel moet ook worden vervangen als hij gedragen is tijdens een zware aanrijding, ook al is de gordel niet zichtbaar beschadigd. Bij het dragen mag de gordel niet gedraaid zitten. Elke veiligheidsgordel mag maar door één persoon gedragen worden; het is gevaarlijk een kind op schoot te vervoeren met de gordel om beide personen heen.
WAARSCHUWING
Er mogen geen wijzigingen aan de gordel worden aangebracht of hulpmiddelen worden gebruikt die voorkomen dat het gordelmecha
-
nisme de gordel strak tegen het lichaam aan kan trekken of die het verstellen van de gordel onmogelijk maken.
EL DUTCH 3.QXP 1/12/2010 1:27 PM Page 16
317
Veiligheidssysteem van uw auto
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet vastgemaakt is, zal gedurende ongeveer 6 seconden een waarschuwingszoemer klinken zodra het contact in stand ON wordt gezet. Dit gebeurt ook als de veiligheidsgordel weer losgemaakt wordt als het contact in stand ON staat. In dat geval stopt de zoemer onmiddellijk als de veiligheidsgordel is vastgemaakt (indien van toepassing).
Type B
(1) Waarschuwingslampje veiligheids
-
gordel bestuurdersstoel
(2) Waarschuwingslampje veiligheids
-
gordel voorpassagier
Als herinnering voor bestuurder en voorpassagier brandt telkens als het contact in stand ON wordt gezet het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gedurende 6 seconden, ongeacht of de gordels zijn vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder of voorpassagier niet vastgemaakt is als het contact in stand ON wordt gezet, zal het waarschuwingslampje gaan branden. Dit gebeurt ook als de veiligheidsgordel weer losgemaakt wordt als het contact in stand ON staat.
Als u de veiligheidsgordel nog steeds niet draagt en de rijsnelheid hoger wordt dan 9 km/h, zal het brandende waarschuwings­lampje gaan knipperen totdat de rijsnelheid lager wordt dan 6 km/h.
Als u door blijft rijden zonder dat u de veiligheidsgordel draagt en sneller gaat rijden dan 20 km/h, zal de waarschuwingszoemer gedurende ongeveer 100 seconden klinken en zal het desbetreffende waarschuwingslampje gaan knipperen.
AANWIJZING
• Het waarschuwingslampje voor de gordel voor de voorpassagier bevindt zich in de middenconsole.
• Ook als er geen passagier op de stoel zit, zal het waarschuwingslampje gedurende 6 seconden knipperen of branden.
• De waarschuwing voor de gordel van de voorpassagier kan in werking treden als bagage op de voor­passagiersstoel wordt geplaatst.
OEL039060
EL DUTCH 3.QXP 1/12/2010 1:27 PM Page 17
Loading...
+ 404 hidden pages