De specificaties en de beschrijvingen in deze handleiding waren correct ten tijde van druk. HYUNDAI streeft echter naar een voortdurende verbetering van zijn producten en behoudt zich het recht voor op
elk moment, zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen door te
voeren aan te brengen.
Deze handleiding is van toepassing op alle modellen van dit voertuig
en bevat beschrijvingen en uitleg van zowel de optionele als standaarduitrusting.
Het kan derhalve voorkomen dat sommige van de behandelde
onderwerpen niet van toepassing zijn op uw voertuig.
OPGEPAST: WIJZIGINGEN AAN UW HYUNDAI
Het uitvoeren van wijzigingen kan het verlies van garantie tot gevolg hebben. Het is niet
toegestaan uw Hyundai op welke manier dan ook te wijzigen. Wijzigingen kunnen een zeer
nadelige invloed hebben op de veiligheid, betrouwbaarheid en de prestaties van uw HYUNDAI. Het wijzigen van componenten of het monteren van extra componenten kan schade
veroorzaken aan het voertuig, die niet gedekt is door de fabrieksgarantie.
WAARSCHUWING M.B.T. STEREO GELUIDSINSTALLATIES
Uw wagen is voorzien van elektronische componenten. Een onvakkundig gemonteerde stereo radio kan een zeer nadelige invloed op dergelijke elektronische systemen uitoefenen.
Daarom adviseren wij u de inbouwinstructies van de fabrikant van het radiotoestel strikt op
te volgen of de montage van een radio aan uw Officiële HYUNDAI dealer over te laten.
F2
WAARSCHUWING INZAKE VEILIGHEID EN VOERTUIG SCHADE
In deze handleiding zult u de uitdrukkingen GEVAAR, WAARSCHUWING, OPGEPAST en
OPMERKING tegenkomen. Hiermee wordt het volgende bedoeld.
GEVAAR
GEVAAR duidt op een gevaarlijke
situatie die, indien deze niet vermeden wordt, aanleiding geeft tot ernstige of zelfs dodelijke verwondingen.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING duidt op een
gevaarlijke situatie die, niet vermeden
wordt, mogelijk aanleiding geeft tot
ernstige of zelfs dodelijke verwondingen.
OPGEPAST
OPGEPAST duidt op een gevaarlijke
situatie die, indien deze niet vermeden wordt, mogelijk aanleiding geeft
tot lichte of middelzware verwondingen.
OPMERKING
OPMERKING duidt op een situatie die,
indien deze niet vermeden wordt, mogelijk aanleiding geeft tot schade aan het
voertuig.
F3
WOORD VOORAF
Wij zijn blij dat u voor een HYUNDAI heeft gekozen. Welkom bij het groeiende aantal van prijsbewuste automobilisten die tot de aanschaf van een HYUNDAI hebben besloten. Elke HYUNDAI is gebouwd met behulp van vooruitstrevende technieken en hoogwaardige materialen.
Deze handleiding dient ervoor om u volledig vertrouwd te maken met de bediening en het onderhoud van uw voertuig. Wij verzoeken u deze handleiding goed te lezen. De gegeven informatie zal er toe bijdragen dat u over uw nieuwe wagen ten volle tevreden zult zijn.
De fabrikant raadt u ook aan om het onderhoud aan uw voertuig te laten uitvoeren door een officiële HYUNDAIdealer.
HYUNDAI ASSAN OTOMOTİV SAN. VE TİC A.Ş.
N.B. : Eventuele toekomstige eigenaars moeten ook kunnen beschikken over de informatie in deze handleiding. Wij
verzoeken u dan ook om bij eventuele verkoop van uw wagen deze handleiding aan de nieuwe eigenaar te
overhandigen. Dank u.
OPGEPAST
Er kan ernstige schade ontstaan aan de motor en de versnellingsbak als brandstoffen en smeermiddelen
van slechte kwaliteit worden gebruikt, die niet aan de HYUNDAI specificaties voldoen. Gebruik altijd brandstoffen en smeermiddelen van hoge kwaliteit die voldoen aan de specificaties die op bladzijde 8-6 in het
hoofdstuk Technische gegevens van de gebruikshandleiding zijn vermeld.
Copyright 2015 HYUNDAI Motor Company. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van HYUNDAI Motor Company.
F4
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
Wij willen u helpen om het meeste
rijplezier van uw voertuig te krijgen.
Het instructieboekje kan daar op vele
manieren toe bijdragen. Wij raden u
ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans
op letsel te beperken, moet u met
name de gedeeltes met WAARSCHUWING en OPGEPAST door
het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw
instructieboekje vindt u informatie
over de kenmerken, over belangrijke
veiligheidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het
instructieboekje vindt u in de
INHOUDSOPGAVE. Gebruik de
index bij het zoeken naar een
bepaald onderwerp; deze heeft een
alfabetische lijst van alle informatie
in uw handleiding.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje
heeft acht hoofdstukken en een
index. Elk hoofdstuk begint met een
korte inhoudsopgave, zodat u direct
kunt zien of het gewenste hoofdstuk
de gewenste informatie bevat.
Uw veiligheid, en de veiligheid van
anderen, is heel belangrijk. Dit
instructieboekje voorziet u van vele
veiligheidsmaatregelen en werkingsprocedures. Deze informatie maakt u
attent op mogelijke gevaren die u of
anderen kunnen verwonden, maar
ook schade kunnen aanbrengen aan
uw voertuig.
Veiligheidsberichten gevonden op
autolabels en in dit instructieboekje
beschrijven deze gevaren en wat te
doen om ze te voorkomen of de risico's te verminderen.
Waarschuwingen en instructies
opgenomen in dit instructieboekje
zijn er voor uw veiligheid.
Gebrekkige opvolging van de veiligheidswaarschuwingen en instructies
kan leiden tot ernstig letsel of de
dood.
In dit gehele instructieboekje zullen
GEVAAR, WAARSCHUWING,
OPGEPAST, OPMERKING en het
veiligheidswaarschuwingssymbool
worden gebruikt
Introductie
Dit is het veiligheidswaarschuwingssymbool . Het wordt gebruikt om u te
waarschuwen voor mogelijk lichamelijk letsel.
Volg alle veiligheidsopmerkingen bij dit symbool op let-
sels en levensgevaarljke situaties te voorkomen. Het waarschuwingssymbool gaat vooraf aan de
signaalwoorden GEVAAR, WAARSCHUWING en OPGEPAST.
GEVAAR
GEVAAR duidt op een gevaarlijke situatie die, indien deze niet
vermeden wordt, aanleiding
geeft tot ernstige of zelfs dodelijke verwondingen.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING duidt op een
gevaarlijke situatie die, niet vermeden wordt, mogelijk aanleiding geeft tot ernstige of zelfs
dodelijke verwondingen.
F5
Introductie
OPGEPAST
OPGEPAST duidt op een
gevaarlijke situatie die, indien
deze niet vermeden wordt,
mogelijk aanleiding geeft tot
lichte of middelzware verwondingen.
OPMERKING
OPMERKING duidt op een situatie
die, indien deze niet vermeden
wordt, mogelijk aanleiding geeft
tot schade aan het voertuig.
VEREISTE BRANDSTOF
Dieselmotor
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen
bij het benzinestation verkrijgbare
dieselbrandstof die aan de EN 590norm of vergelijkbaar voldoet. (EN
staat voor "European Norm").
Gebruik geen dieselbrandstof die
bestemd is voor de scheepvaart,
lichte stookoliën of niet-goedgekeurde brandstofadditieven, aangezien
dit de slijtage zal bespoedigen en de
motor en het brandstofsysteem kan
beschadigen. Het gebruik van nietgoedgekeurde brandstoffen en/of
brandstofadditieven heeft een beperking van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrandstof voor uw voertuig moet hoger zijn
dan 51. Als er twee soorten diesel
leverbaar zijn, moet afhankelijk van
de temperatuur worden gekozen
voor zomer- of winterdiesel.
• Boven -5°C ... Zomerkwaliteit dieselbrandstof
• Onder -5°C ... Winterkwaliteit dieselbrandstof
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet
leeg raakt. Als de motor door brandstoftekort afslaat, moeten de brandstof-circuits volledig worden ontlucht
voordat de motor weer kan worden
gestart.
OPGEPAST
• Zorg ervoor dat er geen ben-
zene of water in de brandstoftank terechtkomt. Als dat wel
het geval is moet de brandstoftank worden leeggepompt
en moet het brandstof systeem worden ontlucht om
schade aan de brandstofpomp en de motor te voorkomen.
• Inde winter mag, om afslaan
van de motor door uitvlokken
van de brandstof te voorkomen, petroleum aan de brandstof worden toegevoegd als
de temperatuur daalt tot lager
dan -10°C. Gebruik nooit meer
dan 20% petroleum.
F6
Introductie
OPGEPAST
Hef is raadzaam de aanbevolen
diesel voor dieselauto's; uitgerust met een DPF-systeem te
gebruiken.
Het gebruik van diesel met een
hoog zwavelgehalte (meer dan
50 ppm zwavel) en niet-gespecificeerde toevoegingen kan
ertoe leiden dat het DPF-systeem beschadigd raakt en er
witte rook wordt uitgestoten.
Biodiesel
Indien uw voertuig aan de EN
14214-norm of vergelijkbaar voldoet,
mag bij het benzinestation verkrijgbare dieselmengsels met niet meer
dan 7% biodiesel, algemeen bekend
als "B7-diesel" worden gebruikt. (EN
staat voor "European Norm"). Het
gebruik van biobrandstoffen van
meer dan 7% gemaakt uit koolzaad
methylester (RME), vetzuur methylester (FAME), plantaardige methylester (VME), enz. of een diesel/biodieselmengsel zal de slijtage
bespoedigen en kan de motor of het
brandstofsysteem beschadigen.
Reparatie of vervanging van versleten of beschadigde onderdelen als
gevolg van het gebruik van nietgoedgekeurde brandstoffen valt niet
onder de fabrieksgarantie.
OPGEPAST
• Gebruik nooit brandstof, of
het nu diesel, B7-biodiesel of
andere betreft, die niet aan de
meest recente specificaties
voldoet.
• Gebruik nooit brandstofaddi-
tieven en dergelijke die niet
door de fabrikant zijn aanbevolen of goedgekeurd.
F7
Introductie
INSTRUCTIES VOOR HET
RIJDEN MET HET VOERTUIG
Een onjuiste bediening van het voertuig kan ertoe leiden dat u de controle over het stuur kwijtraakt, dat u
betrokken raakt bij een ongeval of
dat het voertuig over de kop slaat.
Door het specifieke ontwerp (grotere
bodemvrijheid, kleinere spoorbreedte, enz.) ligt het zwaartepunt hoger
dan bij andere soorten personenauto's. Deze voertuig is dus niet ontworpen om met dezelfde snelheid
als conventionele auto's met tweewielaandrijving bochten te nemen.
Neem scherpe bochten voorzichtig
en voer geen abrupte manoeuvres
uit. Anders kunt u de controle over
het stuur kwijtraken of kan het voertuig over de kop slaan.
Lees de aanwijzingen voor het rijden onder "Hoe een koprol vermijden" in hoofdstuk 5 van dit
instructieboekje.
INRIJ PROCEDURERECYCLAGE VAN VOER-
U hoeft het voertuig niet gedurende
een bepaalde periode in te rijden. U
kunt echter door het opvolgen van
een paar eenvoudige aanwijzingen
gedurende de eerste 1.000 km de
prestaties, het brandstofverbruik en
de levensduur van uw voertuig in
positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor
niet te hoog op.
• Houd tijdens het rijden het motortoerental tussen de 2.000 - 4.000
omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd
met een constante snelheid. Om
de motor goed in te rijden, moet
het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen,
behalve in noodgevallen, om de
onderdelen van het remsysteem
de gelegenheid te geven op elkaar
in te lopen.
• Trek gedurende de eerste 2.000
km met uw voertuig geen aanhanger.
TUIGEN (VOOR EUROPA)
Hyundai promoot de milieuvriendelijke verwerking van afgedankte voertuigen. U kunt uw afgedankte voertuig overlaten aan uw Hyundai-verdeler, in overeenstemming met de
Europese recyclagerichtlijn voor
voertuigen.
Een toelichting hierbij kunt u vinden
op uw nationale Hyundai-website.
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
OEU014006
1-11
Veiligheidssystemen van uw voertuig
In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informatie over hoe u uzelf en uw passagiers kunt beschermen.
Er wordt toegelicht hoe het airbagsysteem werkt en hoe u de zitplaatsen en de veiligheidsgordels dient te
hanteren.
Bovendien wordt in dit hoofdstuk uitgelegd hoe u baby's en kinderen veilig vast kunt zetten in uw voertuig.
Belangrijkste voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de veiligheid..........................................................2-2
U zult in dit hoofdstuk vele veiligheidsmaatregelen en aanbevelingen
vinden, alsook in de rest van dit
instructieboekje. De veiligheidsvoorschriften in dit hoofdstuk behoren tot
de belangrijkste.
Draag altijd uw
veiligheidsgordel
Een veiligheidsgordel is uw beste
bescherming in alle soorten ongevallen. Airbags zijn ontworpen als aanvulling voor veiligheidsgordels, niet
om deze te vervangen. Dus zelfs al
is uw voertuig uitgerust met airbags,
zorg er ALTIJD voor dat u en uw
passagiers een veiligheidsgordel
dragen, en draag ze correct.
Gesp ook alle kinderen vast
Alle kinderen tot 13 jaar die meerijden, moeten goed vastgegespt worden op de achterbank. Zuigelingen
en kleine kinderen moeten vastgegespt worden in een geschikt kinderzitje. Grotere kinderen mogen een
zitverhoger gebruiken met de driepuntsgordel, totdat zij de veiligheidsgordel goed kunnen gebruiken zonder een zitverhoger.
C De leeftijdsgrenzen voor een kin-
derstoel verschillen in elk land.
Airbag gevaren
Airbags kunnen levens redden, maar
ze ook leiden tot ernstige of dodelijke verwondingen aan passagiers die
te dicht bij de airbag zitten, of die niet
correct vastgegespt zitten. Zuigelingen, jonge kinderen en kleine volwassenen lopen het grootste risico
op letsels door een ontplooiende airbag. Volg alle instructies en waarschuwingen in dit instructieboekje.
Afleiding van de bestuurder
Afleiding van de bestuurder vormt
een ernstig en mogelijk dodelijk risico. Veiligheid is het belangrijkste tijdens het rijden
Er zijn meerdere bronnen van afleiding, zoals sufheid, reiken naar
objecten, eten, persoonlijke verzorging, andere passagiers, en het
gebruik van mobiele telefoons.
Bestuurders kunnen afgeleid worden
wanneer hun ogen en aandacht van
de weg afglijden of als ze hun handen van het stuur afhalen om zich te
concentreren op andere handelingen
dan rijden. Om het risico op afleiding
en een potentieel ongeval te verminderen, raden wij u aan volgende
aanwijzingen op te volgen:
• Hanteer uw mobiele apparaten
(bijvoorbeeld, MP3-spelers, telefoons, navigatiesystemen, etc.)
ALLEEN wanneer het voertuig volledig stilstaat.
2-2
• Gebruik uw mobiele apparaten
ALLEEN wanneer dit wettelijk toegestaan is en de omstandigheden
veilig gebruik toelaten. Verstuur
NOOIT een sms of e-mail terwijl u
rijdt. In de meeste landen is sms'en
tijdens het rijden wettelijk verboden. Sommige landen en steden
verbieden ook het gebruik van
mobiele telefoons door bestuurders.
• Laat u NOOIT afleiden door het
gebruik van een mobiel toestel terwijl u rijdt. U heeft een verantwoordelijkheid tegenover uw passagiers en andere weggebruikers om
altijd veilig te rijden, met de handen aan het stuur en uw ogen en
aandacht op de weg.
Beheers uw snelheid
Te hoge snelheid is een belangrijke
factor bij ongevallen met verwondingen en dodelijke afloop. In het algemeen geldt, hoe hoger de snelheid,
hoe groter het risico, maar ernstige
verwondingen kunnen ook optreden
bij lagere snelheden. Pas uw snelheid aan aan de rijomstandigheden,
ongeacht de toegelaten maximumsnelheid.
Houd uw voertuig in een
veilige toestand
Een platte band of een mechanisch
defect kan extreem gevaarlijk zijn.
Controleer de bandenspanning en
laat alle onderhoudsbeurten uitvoeren op regelmatige basis, om problemen zoveel mogelijk te vermijden.
2
Veiligheidssystemen van uw voertuig
2-3
Veiligheidssystemen van uw voertuig
STOELEN
Voorzorgsmaatregelen
Het aanpassen van de stoelen,
zodat u in een veilige, comfortabele
positie zit, speelt een belangrijke rol
in de veiligheid van de bestuurder en
passagier bij een ongeval, samen
met de veiligheidsgordels en airbags.
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen waardoor de wrijving tussen de stoel
en de passagier verminderd
wordt. De passagier kan bij een
aanrijding of een noodstop
onder de gordel doorglijden.
Doordat de veiligheidsgordel
niet optimaal kan werken, kunnen ernstige letsels ontstaan
Airbags
U kunt maatregelen nemen om het
risico op letsel door een opgeblazen
airbag te verminderen. Te dicht bij
een airbag zitten verhoogt de kans op
letsel wanneer de airbag wordt opgeblazen. Zet uw stoel zo ver mogelijk
naar achteren, waarbij u er wel op
moet letten dat u alle bedieningsorganen nog goed kunt bedienen.
WAARSCHUWING
Verminder het risico op ernstige en zelfs dodelijke letsels veroorzaakt door de airbag door de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht te nemen:
• Plaats de bestuurdersstoel zo
ver mogelijk naar achteren
maar zorg ervoor dat u de volledige controle over het voertuig heeft.
• Houd het stuurwiel vast op de
posities 9 uur en 3 uur met
beide handen, zodat het risico
op letsel aan uw handen of
armen verminderd wordt.
• Dek de airbags NOOIT af.
Veiligheidsgordels
Gesp uw veiligheidsgordel altijd vast
voordat u het voertuig start.
De passagiers moeten te allen tijde
rechtop zitten en en de gordel correct dragen.
Zuigelingen en kleine kinderen moeten worden vastgegespt in geschikte
kinderzitjes. Kinderen die een zitverhoger ontgroeid zijn en volwassenen
moeten worden vastgegespt met
behulp van de veiligheidsgordels.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het
instellen van uw veiligheidsgordel:
• Gebruik NOOIT een veilig-
heidsgordel om meerdere personen tegelijk vast te gespen.
• Positioneer de rugleuning
altijd rechtop met het heupgedeelte van de veiligheidsgordel strak en laag over de heupen.
(Vervolg)
2-4
(Vervolg)
• Laat NOOIT kinderen of kleine
baby's meerijden op de
schoot van een passagier.
• Maak uw gordel niet vast over
uw nek of over een scherpe
rand. Span het schoudergedeelte van de riem steeds
strak over uw lichaam
• Let erop dat de gordel niet
vast komt te zitten of in de war
geraakt.
Passagiersstoel vooraan
De voorstoel kan worden afgesteld
met de bedieningsschakelaars aan
de buitenzijde van de zitting.
Stel voor het rijden de stoel af in de
juiste stand zodat het stuurwiel, de
pedalen en de schakelaars op het
dashboard gemakkelijk bediend kunnen worden.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen bij het aanpassen
van de stoel:
• Probeer de stoel nooit tijdens
het rijden te verstellen.
• De stoel kan reageren op
onverwachte bewegingen en
dit kan leiden tot verlies van
controle over het voertuig en
een ongeval veroorzaken.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Plaats niets onder de voor-
stoelen. Losliggende voorwerpen in de voetenruimte
van de bestuurder kunnen de
werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en een ongeval veroorzaken.
• Zorg ervoor dat de rugleuning
altijd rechtop kan staan en
controleer of de rugleuning
goed vergrendeld is.
• Leg geen aansteker op de
vloer of de stoel. Wanneer u
de stoel verstelt, kan er gas
uit de aansteker ontsnappen
waardoor brand kan ontstaan.
• Wanneer er achteraan passa-
giers zitten, let er dan voor op
dat u hen niet verwondt wanneer u uw stoel verschuift.
2
Veiligheidssystemen van uw voertuig
2-5
Veiligheidssystemen van uw voertuig
OPGEPAST
Om letsel te voorkomen:
• Pas uw stoel niet aan tijdens
het dragen van de veiligheidsgordel. Het naar voren verplaatsen van de zitting kan
grote druk op uw buik veroorzaken.
• Wees voorzichtig dat uw han-
den en vingers niet geklemd
raken in het stoelmechanisme, als u uw stoel aanpast.
2-6
Voorwaartse/achterwaartse
richting
OEU034036
Verstel de stoel als volgt naar voren
of naar achteren:
1.Houd de hendel voor de langsverstelling aan de voorzijde van de
stoel omhooggetrokken.
2.Schuif de stoel in de gewenste
stand.
3.Laat de hendel los en controleer of
de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden
en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze
handmatig naar voren of achteren te
schuiven. Als de stoel beweegt, dan
is hij niet goed vergrendeld.
Rugleuning afstellen
OEU034035
Bestuurdersstoel / Passagiersstoel
vooraan (indien van toepassing)
Om de rugleuning in de gewenste
hoek te krijgen, draai met draaiknop
hetzij met de klok mee of tegen de
klok in.
OEU034026
Passagiersstoel vooraan
Om de rugleuning te verstellen:
(indien van toepassing)
1.Leun naar voren en trek aan de
hendel van de rugleuning.
2.Leun voorzichtig terug tegen de
rugleuning en stel de leuning af in
de positie die gewenst wordt.
3.Laat de hendel los en controleer of
de leuning veilig is vergrendeld.
(De hendel moet terugkeren in zijn
beginpositie zodat de rugleuning
kan vergrendeld worden.)
WAARSCHUWING
Gebruik NOOIT een teruggeklapte zitting terwijl het voertuig
in beweging is.
Als de rugleuning te ver horizontaal staat, neemt de kans op
letsel bij een aanrijding of een
noodstop aanzienlijk toe.
Bestuurders en passagiers
moeten ALTIJD een goede zithouding aannemen - goed achteraan tegen de leuning, gordel
aan en rechtop.
Afstellen van de zithoogte
(bestuurdersstoel, indien van
toepassing)
2
Veiligheidssystemen van uw voertuig
OEU034034
1.Duw de hendel aan de zijkant van
de zitting omhoog of omlaag om de
hoogte van de zitting te veranderen.
2.Laat de hendel los zodra de stoel
in de gewenste stand staat.
2-7
Veiligheidssystemen van uw voertuig
De zitting van de stoel
aanpassen
OEU034038
Regeling vering
(indien van toepassing)
De vering wordt geregeld door aan
de hendel te draaien
OEU034039
Vering ophanging
(indien van toepassing)
De bestuurder kan de snelheid van
het op-en-neer bewegen aanpassen
aan zijn gewicht door aan de knop te
draaien.
Hoofdsteun
OEU034027
De stoelen van de bestuurder en
voorpassagier zijn voor extra veiligheid en comfort voorzien van een
hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de
bescherming van hoofd en nek van
de inzittenden bij een aanrijding.
2-8
WAARSCHUWING
•
Voor een optimale bescherming
in geval van een aanrijding
moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de
hoofdsteun zich op dezelfde
hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen
bevindt het zwaartepunt van
het hoofd zich op ooghoogte.
Zorg ervoor dat de hoofdsteun
zich zo dicht mogelijk bij uw
hoofd bevindt. Het gebruik van
een zitting waardoor het
lichaam verder van de rugleuning af komt wordt afgeraden.
•
Gebruik het voertuig niet wanneer er een hoofdsteun is verwijderd. Er kunnen zware letsels optreden in geval van een
ongeluk. Een goed afgestelde
hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming
tegen nekletsel.
•
Verstel de hoofdsteun van de
bestuurder niet als het voertuig
rijdt.
OEU034033OEU034032
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog
om hem in de gewenste positie (1) te
zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in
de gewenste positie (3) zakken.
2
Veiligheidssystemen van uw voertuig
Verwijderen
Verwijderen van de hoofdsteun:
1.Stel de rugleuning (2)in door de
hendel (1)van de rugleuning naar
achteren te rekken.
2.Stel de hoofdsteun in op het hoogste niveau.
3.Houd de hoofdsteun-ontgrendelknop (3) ingedrukt in terwijl u de
hoofdsteun naar boven (4) trekt.
WAARSCHUWING
Laat iemand tijdens het rijden
NOOIT zitten in een stoel waarvan de hoofdsteun verwijderd is.
2-9
Veiligheidssystemen van uw voertuig
OEU034031
Plaatsen
Plaatsen van de hoofdsteun:
1.Stop de pennen van de hoofdsteun
(2) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt.
2.Stel de rugleuning (4)in door de
hendel (3)van de rugleuning naar
achteren te rekken.
3.Stel de hoofdsteun vervolgens af
op de gewenste hoogte.
WAARSCHUWING
Controleer of de hoofdsteunen
goed vergrendeld zijn nadat ze
opnieuw geplaatst zijn en of ze
goed zijn afgesteld.
2-10
Stoelverwarming
(indien van toepassing)
OEU034025
Met de stoelverwarming kunnen de
voorstoelen bij lage buitentemperaturen verwarmd worden.
De stoelverwarming kan worden
ingeschakeld door op de schakelaar
te drukken voor de bestuurdersstoel
en/of de passagiersstoel vooraan als
het contact in stand ON staat.
Laat de schakelaars in stand UIT
staan als de stoelverwarming niet
gebruikt hoeft te worden.
i
Informatie
Als de schakelaars voor de stoelverwarming in stand AAN staan, schakelt de stoelverwarming automatisch
aan of uit, afhankelijk van de temperatuur van de stoel.
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van
de stoelen geen organisch oplosmiddel, zoals thinner, alcohol
of wasbenzine. Hierdoor kunnen
de stoelverwarming en de stoel
zelf beschadigd worden.
• Plaats geen isolerende materialen zoals dekens, kussens of
hoezen op de stoel wanneer de
stoelverwarming is ingeschakeld. Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe
voorwerpen op stoelen die zijn
voorzien van stoelverwarming.
Hierdoor kunnen de onderdelen
van de stoelverwarming beschadigd raken.
• Wijzig de bekleding van de stoel
niet. Anders kan de stoelverwarming of -ventilatie beschadigd
raken.
Loading...
+ 412 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.