Hyundai H350 2015 Owner's Manual [nl]

GEBRUIKERSHANDLEIDING
Bediening Onderhoud Technische gegevens
De specificaties en de beschrijvingen in deze handleiding waren cor­rect ten tijde van druk. HYUNDAI streeft echter naar een voortduren­de verbetering van zijn producten en behoudt zich het recht voor op elk moment, zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen door te voeren aan te brengen.
Deze handleiding is van toepassing op alle modellen van dit voertuig en bevat beschrijvingen en uitleg van zowel de optionele als stan­daarduitrusting.
Het kan derhalve voorkomen dat sommige van de behandelde onderwerpen niet van toepassing zijn op uw voertuig.
OPGEPAST: WIJZIGINGEN AAN UW HYUNDAI
Het uitvoeren van wijzigingen kan het verlies van garantie tot gevolg hebben. Het is niet toegestaan uw Hyundai op welke manier dan ook te wijzigen. Wijzigingen kunnen een zeer nadelige invloed hebben op de veiligheid, betrouwbaarheid en de prestaties van uw HYUN­DAI. Het wijzigen van componenten of het monteren van extra componenten kan schade veroorzaken aan het voertuig, die niet gedekt is door de fabrieksgarantie.
WAARSCHUWING M.B.T. STEREO GELUIDSINSTALLATIES
Uw wagen is voorzien van elektronische componenten. Een onvakkundig gemonteerde ste­reo radio kan een zeer nadelige invloed op dergelijke elektronische systemen uitoefenen. Daarom adviseren wij u de inbouwinstructies van de fabrikant van het radiotoestel strikt op te volgen of de montage van een radio aan uw Officiële HYUNDAI dealer over te laten.
F2
WAARSCHUWING INZAKE VEILIGHEID EN VOERTUIG SCHADE
In deze handleiding zult u de uitdrukkingen GEVAAR, WAARSCHUWING, OPGEPAST en OPMERKING tegenkomen. Hiermee wordt het volgende bedoeld.
GEVAAR
GEVAAR duidt op een gevaarlijke situatie die, indien deze niet verme­den wordt, aanleiding geeft tot ernsti­ge of zelfs dodelijke verwondingen.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING duidt op een gevaarlijke situatie die, niet vermeden wordt, mogelijk aanleiding geeft tot ernstige of zelfs dodelijke verwondin­gen.
OPGEPAST
OPGEPAST duidt op een gevaarlijke situatie die, indien deze niet verme­den wordt, mogelijk aanleiding geeft tot lichte of middelzware verwondin­gen.
OPMERKING
OPMERKING duidt op een situatie die, indien deze niet vermeden wordt, moge­lijk aanleiding geeft tot schade aan het voertuig.
F3
WOORD VOORAF
Wij zijn blij dat u voor een HYUNDAI heeft gekozen. Welkom bij het groeiende aantal van prijsbewuste automobilis­ten die tot de aanschaf van een HYUNDAI hebben besloten. Elke HYUNDAI is gebouwd met behulp van vooruitstre­vende technieken en hoogwaardige materialen.
Deze handleiding dient ervoor om u volledig vertrouwd te maken met de bediening en het onderhoud van uw voer­tuig. Wij verzoeken u deze handleiding goed te lezen. De gegeven informatie zal er toe bijdragen dat u over uw nieu­we wagen ten volle tevreden zult zijn.
De fabrikant raadt u ook aan om het onderhoud aan uw voertuig te laten uitvoeren door een officiële HYUNDAI­dealer.
HYUNDAI ASSAN OTOMOTİV SAN. VE TİC A.Ş.
N.B. : Eventuele toekomstige eigenaars moeten ook kunnen beschikken over de informatie in deze handleiding. Wij
verzoeken u dan ook om bij eventuele verkoop van uw wagen deze handleiding aan de nieuwe eigenaar te overhandigen. Dank u.
OPGEPAST
Er kan ernstige schade ontstaan aan de motor en de versnellingsbak als brandstoffen en smeermiddelen van slechte kwaliteit worden gebruikt, die niet aan de HYUNDAI specificaties voldoen. Gebruik altijd brand­stoffen en smeermiddelen van hoge kwaliteit die voldoen aan de specificaties die op bladzijde 8-6 in het hoofdstuk Technische gegevens van de gebruikshandleiding zijn vermeld.
Copyright 2015 HYUNDAI Motor Company. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel­voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van HYUNDAI Motor Company.
F4
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw voertuig te krijgen. Het instructieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instruc­tieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u met name de gedeeltes met WAAR­SCHUWING en OPGEPAST door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waar­devolle aanvulling op de tekst. In uw instructieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten en over het rij­den onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vindt u in de INHOUDSOPGAVE. Gebruik de index bij het zoeken naar een bepaald onderwerp; deze heeft een alfabetische lijst van alle informatie in uw handleiding.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft acht hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het gewenste hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
Uw veiligheid, en de veiligheid van anderen, is heel belangrijk. Dit instructieboekje voorziet u van vele veiligheidsmaatregelen en werkings­procedures. Deze informatie maakt u attent op mogelijke gevaren die u of anderen kunnen verwonden, maar ook schade kunnen aanbrengen aan uw voertuig.
Veiligheidsberichten gevonden op autolabels en in dit instructieboekje beschrijven deze gevaren en wat te doen om ze te voorkomen of de risi­co's te verminderen.
Waarschuwingen en instructies opgenomen in dit instructieboekje zijn er voor uw veiligheid.
Gebrekkige opvolging van de veilig­heidswaarschuwingen en instructies kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
In dit gehele instructieboekje zullen GEVAAR, WAARSCHUWING, OPGEPAST, OPMERKING en het veiligheidswaarschuwingssymbool worden gebruikt
Introductie
Dit is het veiligheidswaarschuwings­symbool . Het wordt gebruikt om u te waarschuwen voor mogelijk lichame­lijk letsel.
Volg alle veiligheidsopmer­kingen bij dit symbool op let-
sels en levensgevaarljke situ­aties te voorkomen. Het waarschu­wingssymbool gaat vooraf aan de signaalwoorden GEVAAR, WAAR­SCHUWING en OPGEPAST.
GEVAAR
GEVAAR duidt op een gevaarlij­ke situatie die, indien deze niet vermeden wordt, aanleiding geeft tot ernstige of zelfs dode­lijke verwondingen.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING duidt op een gevaarlijke situatie die, niet ver­meden wordt, mogelijk aanlei­ding geeft tot ernstige of zelfs dodelijke verwondingen.
F5
Introductie
OPGEPAST
OPGEPAST duidt op een gevaarlijke situatie die, indien deze niet vermeden wordt, mogelijk aanleiding geeft tot lichte of middelzware verwon­dingen.
OPMERKING
OPMERKING duidt op een situatie die, indien deze niet vermeden wordt, mogelijk aanleiding geeft tot schade aan het voertuig.
VEREISTE BRANDSTOF
Dieselmotor
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij het benzinestation verkrijgbare dieselbrandstof die aan de EN 590­norm of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor "European Norm"). Gebruik geen dieselbrandstof die bestemd is voor de scheepvaart, lichte stookoliën of niet-goedgekeur­de brandstofadditieven, aangezien dit de slijtage zal bespoedigen en de motor en het brandstofsysteem kan beschadigen. Het gebruik van niet­goedgekeurde brandstoffen en/of brandstofadditieven heeft een beper­king van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrand­stof voor uw voertuig moet hoger zijn dan 51. Als er twee soorten diesel leverbaar zijn, moet afhankelijk van de temperatuur worden gekozen voor zomer- of winterdiesel.
• Boven -5°C ... Zomerkwaliteit die­selbrandstof
• Onder -5°C ... Winterkwaliteit die­selbrandstof
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet leeg raakt. Als de motor door brand­stoftekort afslaat, moeten de brand­stof-circuits volledig worden ontlucht voordat de motor weer kan worden gestart.
OPGEPAST
Zorg ervoor dat er geen ben-
zene of water in de brandstof­tank terechtkomt. Als dat wel het geval is moet de brand­stoftank worden leeggepompt en moet het brandstof sys­teem worden ontlucht om schade aan de brandstof­pomp en de motor te voorko­men.
Inde winter mag, om afslaan
van de motor door uitvlokken van de brandstof te voorko­men, petroleum aan de brand­stof worden toegevoegd als de temperatuur daalt tot lager dan -10°C. Gebruik nooit meer dan 20% petroleum.
F6
Introductie
OPGEPAST
Hef is raadzaam de aanbevolen diesel voor dieselauto's; uitge­rust met een DPF-systeem te gebruiken.
Het gebruik van diesel met een hoog zwavelgehalte (meer dan 50 ppm zwavel) en niet-gespeci­ficeerde toevoegingen kan ertoe leiden dat het DPF-sys­teem beschadigd raakt en er witte rook wordt uitgestoten.
Biodiesel
Indien uw voertuig aan de EN 14214-norm of vergelijkbaar voldoet, mag bij het benzinestation verkrijg­bare dieselmengsels met niet meer dan 7% biodiesel, algemeen bekend als "B7-diesel" worden gebruikt. (EN staat voor "European Norm"). Het gebruik van biobrandstoffen van meer dan 7% gemaakt uit koolzaad methylester (RME), vetzuur methy­lester (FAME), plantaardige methy­lester (VME), enz. of een diesel/bio­dieselmengsel zal de slijtage bespoedigen en kan de motor of het brandstofsysteem beschadigen. Reparatie of vervanging van versle­ten of beschadigde onderdelen als gevolg van het gebruik van niet­goedgekeurde brandstoffen valt niet onder de fabrieksgarantie.
OPGEPAST
Gebruik nooit brandstof, of
het nu diesel, B7-biodiesel of andere betreft, die niet aan de meest recente specificaties voldoet.
Gebruik nooit brandstofaddi-
tieven en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbe­volen of goedgekeurd.
F7
Introductie
INSTRUCTIES VOOR HET RIJDEN MET HET VOERTUIG
Een onjuiste bediening van het voer­tuig kan ertoe leiden dat u de contro­le over het stuur kwijtraakt, dat u betrokken raakt bij een ongeval of dat het voertuig over de kop slaat.
Door het specifieke ontwerp (grotere bodemvrijheid, kleinere spoorbreed­te, enz.) ligt het zwaartepunt hoger dan bij andere soorten personen­auto's. Deze voertuig is dus niet ont­worpen om met dezelfde snelheid als conventionele auto's met twee­wielaandrijving bochten te nemen. Neem scherpe bochten voorzichtig en voer geen abrupte manoeuvres uit. Anders kunt u de controle over het stuur kwijtraken of kan het voer­tuig over de kop slaan.
Lees de aanwijzingen voor het rij­den onder "Hoe een koprol vermij­den" in hoofdstuk 5 van dit instructieboekje.
INRIJ PROCEDURE RECYCLAGE VAN VOER-
U hoeft het voertuig niet gedurende een bepaalde periode in te rijden. U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw voertuig in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te hoog op.
• Houd tijdens het rijden het motor­toerental tussen de 2.000 - 4.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoerental worden geva­rieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km met uw voertuig geen aanhan­ger.
TUIGEN (VOOR EUROPA)
Hyundai promoot de milieuvriendelij­ke verwerking van afgedankte voer­tuigen. U kunt uw afgedankte voer­tuig overlaten aan uw Hyundai-ver­deler, in overeenstemming met de Europese recyclagerichtlijn voor voertuigen.
Een toelichting hierbij kunt u vinden op uw nationale Hyundai-website.
F8
Uw voertuig in één oogopslag
1
INHOUDSOPGAVE
Veiligheidssystemen van uw voertuig
Handige functies van uw voertuig
Multimediasysteem
Rijden met uw voertuig
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Specificaties & Consumenteninformatie
Index
2
3
4
5
6
7
8
I
F9
Uw voertuig in één oogopslag
Exterieur overzicht (I) ..............................................1-2
Exterieur overzicht (II).............................................1-3
Exterieur overzicht (III) ...........................................1-4
Exterieur overzicht (IV) ...........................................1-5
Exterieur overzicht (V).............................................1-6
Exterieur overzicht (VI) ...........................................1-7
Interieur overzicht (Links).......................................1-8
Interieur overzicht (Rechts) .....................................1-9
Motorruimte ............................................................1-10
1
1
Uw voertuig in één oogopslag
Uw voertuig in één oogopslag
EXTERIEUR OVERZICHT (I)
Vooraanzicht (BUS)
1. Wisserbladen vooraan .....................7-34
2. Motorkap ..........................................3-30
3. Koplamp ..........................................7-68
4. Mistlamp vóór ...................................7-68
5. Sleepoog...........................................6-19
6. Buitenspiegel ....................................3-41
7. Banden en wielen ............................7-42
8. Voorportier .......................................3-11
9. Centrale schuifdeur...........................3-15
10. Tankklep AdBlue (Ureum) ..............3-34
11. Elektrisch bediende trede ................3-17
12. Camera ............................................5-37
13. Zijdelings markeringslicht ...............7-75
1-2
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
OEU014001
EXTERIEUR OVERZICHT (II)
Achteraanzicht (BUS)
1
Uw voertuig in één oogopslag
14. Tankdopklep ....................................3-32
15. UItklapbaar raam .............................3-29
16. Achterlichtunit ..................................7-75
17. Antenne ............................................4-2
18. Nooduitgang ...................................6-23
19. Plafondventilator .........................3-122
20. Derde remlicht ................................7-78
21. Achterdeuren ...................................3-22
22. Reservewiel .....................................6-10
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
OEU014002
1-3
Uw voertuig in één oogopslag
EXTERIEUR OVERZICHT (III)
Vooraanzicht (VAN)
1. Wisserbladen vooraan .....................7-34
2. Motorkap ..........................................3-30
3. Koplamp ..........................................7-68
4. Mistlamp vóór ...................................7-68
5. Sleepoog...........................................6-19
6. Buitenspiegel ...................................3-41
7. Banden en wielen ............................7-42
8. Voorportier .......................................3-11
9. Centrale schuifdeur ..........................3-15
10. Camera ............................................5-37
11. Zijdelings markeringslicht ................7-75
1-4
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
OEU014007
EXTERIEUR OVERZICHT (IV)
Achteraanzicht (VAN)
1
Uw voertuig in één oogopslag
12. Tankdopklep ...................................3-32
13. Achterlichtunit ..................................7-75
14. Antenne .............................................4-2
15. Nooduitgang .................................. 6-23
16. Plafondventilator ............................3-122
17. Derde remlicht ................................7-78
18. Achterdeuren ...................................3-22
19. Reservewiel .....................................6-10
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
OEU014008
1-5
Uw voertuig in één oogopslag
EXTERIEUR OVERZICHT (V)
Vooraanzicht (Vrachtwagen)
1. Wisserbladen vooraan .....................7-34
2. Motorkap ..........................................3-30
3. Koplamp ..........................................7-68
4. Mistlamp vóór ...................................7-68
5. Sleepoog...........................................6-19
6. Buitenspiegel ....................................3-41
7. Banden en wielen ............................7-42
8. Voordeur ...........................................3-11
9. Antenne .............................................4-2
10. Zijdelings markeringslicht ...............7-75
11. Camera ............................................5-37
12.Tankklep AdBlue (Ureum)................3-34
1-6
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
OEU014011
EXTERIEUR OVERZICHT (VI)
Achteraanzicht (Vrachtwagen)
1
Uw voertuig in één oogopslag
13. Tankdopklep ...................................3-32
14. Reservewiel .....................................6-10
15. Achterlichtunit ..................................7-75
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
OEU014009
1-7
Uw voertuig in één oogopslag
INTERIEUR OVERZICHT (LINKS)
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
1. Bedieningschakelaar verlichting..............3-96
2. Schakelaar mistlichten voor/achter ......3-100
3. Hoogteregeling koplampen ..................3-101
4. Schakelaar intensiteit
instrumentenpaneelverlichting.................3-44
5. ECO-schakelaar*.....................................5-40
6. VDC off-schakelaar* ...............................5-24
7. Instrumentenpaneel ..............................3-43
8. Claxon ...................................................3-38
9. Airbag bestuurder* ..................................2-30
10. Bedieningshendel knipperlichten ..........3-99
11. Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers ...........................................3-102
12. Stuurwielbediening Audio* ......................4-3
13. Cruisecontrol-schakelaars*....................5-31
14. Handsfree bediening* Zie "Audiosysteem" in
15. MDP (Multi display) bediening*
Zie "Audiosysteem" in hoofdstuk 4.
16. Hoogte- en diepteregeling stuurwiel &
vergrendeling* .......................................3-38
17. Audio ......................................................4-2
18. Klimaatregeling* .................................3-110
19. Bedieningschakelaar stoelverwarming
bestuurderszijde* ....................................2-9
20. Bedieningschakelaar stoelverwarming
passagierszijde* ......................................2-9
21. Versnellingspook ..................................5-14
22. Airbag passagier* ..................................2-30
23. Zekeringkast .........................................7-50
24. Stuurwiel ...............................................3-37
* : indien van toepassing
hoofdstuk 4. 4
OEU014003
1-8
INTERIEUR OVERZICHT (RECHTS)
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
1. Afstandsbediening spiegel* ..................3-41 1
2. Bedieningschakelaar spiegelverwarming*/
portiervergrendeling .........................3-41/3-12
3. Schakelaar ruitbediening* .......................3-27
4. Contactslot ................................................5-5
5.
Bedieningspaneel verwarming
passagiersruimte* ...................................
6. Bedieningsschakelaar elektrische
opstap* (Bus)............................................3-17
7. Portier vergrendelingsbediening* ............3-13
8. Portier ontgrendelingsbediening* ............3-13
9. Schakelaar
waarschumingsknipperlichten ..............3-95
10. LDWS-schakelaar* .................................5-37
11. Schakelaar Idle Stop & Go-systeem
OFF...........................................................5-8
12. AAN/U IT-schakelaar
parkeerhulpsysteem* .............................3-89
13. PTO-schakelaar* (Bestelwagen,
Truck)......................................................5-41
14. Aansteker* ............................................3-126
15. AUX, USB* ..............................................4-2
16. 12V-contact* ........................................3-128
17. Bekerhouder .........................................3-127
18. Dashboardkastje ..................................3-125
19. Hendel motorkapontgrendeling ..............3-30
20. Koppelingspedaal
21. Rempedaal
22. Gaspedaal
23. Handrem .................................................5-19
24. Ventilator schakelaar* ..........................3-123
25. Cabine lampschakelaar (BUS) / Cargo lamp schakelaar (Bestelwagen) /
Dummy schakelaar (Trucks).................3-108
26. Opbergvak voor zonnebril* .....................-125
27. Binnenspiegel ........................................3-39
28. Zonneklep .............................................3-128
* : indien van toepassing
3-116
OEU014004
1
Uw voertuig in één oogopslag
1-9
Uw voertuig in één oogopslag
MOTORRUIMTE
Bus, Bestelwagen, Truck (zonder hulpbatterij)
1. Expansievat koelvloeistof .................7-28
2. Zekeringkast en externe pluspool
batterij ........................................7-52/6-4
3. Peilstok motorolie .............................7-22
4. Vuldop motorolie ..............................7-23
5. Rem-/koppeling vloeistofreservoir ...7-27
6. Luchtfilter .........................................7-31
7. Minpool batterij ..................................6-4
8. Radiatordop .....................................7-26
9. Ruitensproeierreservoir.....................7-29
10. Stuurbekrachtiging vloeistof
reservoir...........................................7-28
1-10
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
OEU014005
Bestelwagen, Truck (met hulpbatterij)
1
Uw voertuig in één oogopslag
1. Expansievat koelvloeistof .................7-25
2. Zekeringkast en externe pluspool
batterij .........................................7-52/6-4
3. Peilstok motorolie .............................7-22
4. Vuldop motorolie ..............................7-23
5. Rem-/koppeling vloeistofreservoir ....7-27
6. Luchtfilter ..........................................7-31
7. Minpool batterij ..................................6-4
8. Radiatordop .....................................7-26
9. Ruitensproeierreservoir.....................7-29
10. Stuurbekrachtiging vloeistof
reservoir ..........................................7-28
11. Batterij (acc.) ..................................7-37
Het werkelijke voertuig kan verschillen van de afbeelding.
OEU014006
1-11
Veiligheidssystemen van uw voertuig
In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informatie over hoe u uzelf en uw passagiers kunt beschermen. Er wordt toegelicht hoe het airbagsysteem werkt en hoe u de zitplaatsen en de veiligheidsgordels dient te hanteren. Bovendien wordt in dit hoofdstuk uitgelegd hoe u baby's en kinderen veilig vast kunt zetten in uw voertuig.
Belangrijkste voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de veiligheid..........................................................2-2
Draag altijd uw veiligheidsgordel ..................................2-2
Airbag gevaren.................................................................2-2
Afleiding van de bestuurder ...........................................2-2
Beheers uw snelheid .......................................................2-3
Houd uw voertuig in een veilige toestand ....................2-3
Stoelen .......................................................................2-4
Voorzorgsmaatregelen ....................................................2-4
Passagiersstoel vooraan...................................................2-5
Achterstoelen .................................................................2-12
Capaciteitslabel van de passagiersstoel .....................2-13
Veiligheidsgordels .................................................2-13
Veiligheidsgordels .........................................................2-13
Driepuntsgordel (voor de voorste passagiers) ..........2-16
2-punts gordel (voor de achterste passagiers) ............2-18
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
tweepuntsgordel ........................................................2-22
Aanvullend veiligheidssysteem...............................2-25
Werking van airbagsysteem ........................................2-26
Plaats geen baby- of kinderzitje
op de voorpassagiersstoel ..........................................2-28
Waarschuwingslampje AIRBAG.................................2-29
Onderdelen aanvullend veiligheidssysteem en
functies .......................................................................2-29
Airbag bestuurder en voorpassagier ...........................2-32
Onderhoud aan aanvullend veiligheidssysteem .........2-39
Aanvullende voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de veiligheid ......................................2-41
Waarschuwingslabel airbags ......................................2-42
2
Veiligheidssystemen van uw voertuig
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN
U zult in dit hoofdstuk vele veilig­heidsmaatregelen en aanbevelingen vinden, alsook in de rest van dit instructieboekje. De veiligheidsvoor­schriften in dit hoofdstuk behoren tot de belangrijkste.
Draag altijd uw veiligheidsgordel
Een veiligheidsgordel is uw beste bescherming in alle soorten ongeval­len. Airbags zijn ontworpen als aan­vulling voor veiligheidsgordels, niet om deze te vervangen. Dus zelfs al is uw voertuig uitgerust met airbags, zorg er ALTIJD voor dat u en uw passagiers een veiligheidsgordel dragen, en draag ze correct.
Gesp ook alle kinderen vast
Alle kinderen tot 13 jaar die meerij­den, moeten goed vastgegespt wor­den op de achterbank. Zuigelingen en kleine kinderen moeten vastge­gespt worden in een geschikt kinder­zitje. Grotere kinderen mogen een zitverhoger gebruiken met de drie­puntsgordel, totdat zij de veiligheids­gordel goed kunnen gebruiken zon­der een zitverhoger.
C De leeftijdsgrenzen voor een kin-
derstoel verschillen in elk land.
Airbag gevaren
Airbags kunnen levens redden, maar ze ook leiden tot ernstige of dodelij­ke verwondingen aan passagiers die te dicht bij de airbag zitten, of die niet correct vastgegespt zitten. Zuigelin­gen, jonge kinderen en kleine vol­wassenen lopen het grootste risico op letsels door een ontplooiende air­bag. Volg alle instructies en waar­schuwingen in dit instructieboekje.
Afleiding van de bestuurder
Afleiding van de bestuurder vormt een ernstig en mogelijk dodelijk risi­co. Veiligheid is het belangrijkste tij­dens het rijden
Er zijn meerdere bronnen van aflei­ding, zoals sufheid, reiken naar objecten, eten, persoonlijke verzor­ging, andere passagiers, en het gebruik van mobiele telefoons.
Bestuurders kunnen afgeleid worden wanneer hun ogen en aandacht van de weg afglijden of als ze hun han­den van het stuur afhalen om zich te concentreren op andere handelingen dan rijden. Om het risico op afleiding en een potentieel ongeval te vermin­deren, raden wij u aan volgende aanwijzingen op te volgen:
• Hanteer uw mobiele apparaten (bijvoorbeeld, MP3-spelers, tele­foons, navigatiesystemen, etc.) ALLEEN wanneer het voertuig vol­ledig stilstaat.
2-2
• Gebruik uw mobiele apparaten ALLEEN wanneer dit wettelijk toe­gestaan is en de omstandigheden veilig gebruik toelaten. Verstuur NOOIT een sms of e-mail terwijl u rijdt. In de meeste landen is sms'en tijdens het rijden wettelijk verbo­den. Sommige landen en steden verbieden ook het gebruik van mobiele telefoons door bestuur­ders.
• Laat u NOOIT afleiden door het gebruik van een mobiel toestel ter­wijl u rijdt. U heeft een verantwoor­delijkheid tegenover uw passa­giers en andere weggebruikers om altijd veilig te rijden, met de han­den aan het stuur en uw ogen en aandacht op de weg.
Beheers uw snelheid
Te hoge snelheid is een belangrijke factor bij ongevallen met verwondin­gen en dodelijke afloop. In het alge­meen geldt, hoe hoger de snelheid, hoe groter het risico, maar ernstige verwondingen kunnen ook optreden bij lagere snelheden. Pas uw snel­heid aan aan de rijomstandigheden, ongeacht de toegelaten maximum­snelheid.
Houd uw voertuig in een veilige toestand
Een platte band of een mechanisch defect kan extreem gevaarlijk zijn. Controleer de bandenspanning en laat alle onderhoudsbeurten uitvoe­ren op regelmatige basis, om proble­men zoveel mogelijk te vermijden.
2
Veiligheidssystemen van uw voertuig
2-3
Veiligheidssystemen van uw voertuig
STOELEN
Voorzorgsmaatregelen
Het aanpassen van de stoelen, zodat u in een veilige, comfortabele positie zit, speelt een belangrijke rol in de veiligheid van de bestuurder en passagier bij een ongeval, samen met de veiligheidsgordels en air­bags.
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen waar­door de wrijving tussen de stoel en de passagier verminderd wordt. De passagier kan bij een aanrijding of een noodstop onder de gordel doorglijden. Doordat de veiligheidsgordel niet optimaal kan werken, kun­nen ernstige letsels ontstaan
Airbags
U kunt maatregelen nemen om het risico op letsel door een opgeblazen airbag te verminderen. Te dicht bij een airbag zitten verhoogt de kans op letsel wanneer de airbag wordt opge­blazen. Zet uw stoel zo ver mogelijk naar achteren, waarbij u er wel op moet letten dat u alle bedieningsorga­nen nog goed kunt bedienen.
WAARSCHUWING
Verminder het risico op ernsti­ge en zelfs dodelijke letsels ver­oorzaakt door de airbag door de volgende voorzorgsmaatrege­len in acht te nemen:
Plaats de bestuurdersstoel zo
ver mogelijk naar achteren maar zorg ervoor dat u de vol­ledige controle over het voer­tuig heeft.
Houd het stuurwiel vast op de
posities 9 uur en 3 uur met beide handen, zodat het risico op letsel aan uw handen of armen verminderd wordt.
Dek de airbags NOOIT af.
Veiligheidsgordels
Gesp uw veiligheidsgordel altijd vast voordat u het voertuig start.
De passagiers moeten te allen tijde rechtop zitten en en de gordel cor­rect dragen.
Zuigelingen en kleine kinderen moe­ten worden vastgegespt in geschikte kinderzitjes. Kinderen die een zitver­hoger ontgroeid zijn en volwassenen moeten worden vastgegespt met behulp van de veiligheidsgordels.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgs­maatregelen in acht bij het instellen van uw veiligheidsgor­del:
Gebruik NOOIT een veilig-
heidsgordel om meerdere per­sonen tegelijk vast te gespen.
Positioneer de rugleuning
altijd rechtop met het heupge­deelte van de veiligheidsgor­del strak en laag over de heu­pen.
(Vervolg)
2-4
(Vervolg)
Laat NOOIT kinderen of kleine
baby's meerijden op de schoot van een passagier.
Maak uw gordel niet vast over
uw nek of over een scherpe rand. Span het schouderge­deelte van de riem steeds strak over uw lichaam
Let erop dat de gordel niet
vast komt te zitten of in de war geraakt.
Passagiersstoel vooraan
De voorstoel kan worden afgesteld met de bedieningsschakelaars aan de buitenzijde van de zitting.
Stel voor het rijden de stoel af in de juiste stand zodat het stuurwiel, de pedalen en de schakelaars op het dashboard gemakkelijk bediend kun­nen worden.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgs­maatregelen bij het aanpassen van de stoel:
Probeer de stoel nooit tijdens
het rijden te verstellen.
De stoel kan reageren op
onverwachte bewegingen en dit kan leiden tot verlies van controle over het voertuig en een ongeval veroorzaken.
(Vervolg)
(Vervolg)
Plaats niets onder de voor-
stoelen. Losliggende voor­werpen in de voetenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nade­lig beïnvloeden en een onge­val veroorzaken.
Zorg ervoor dat de rugleuning
altijd rechtop kan staan en controleer of de rugleuning goed vergrendeld is.
Leg geen aansteker op de
vloer of de stoel. Wanneer u de stoel verstelt, kan er gas uit de aansteker ontsnappen waardoor brand kan ontstaan.
Wanneer er achteraan passa-
giers zitten, let er dan voor op dat u hen niet verwondt wan­neer u uw stoel verschuift.
2
Veiligheidssystemen van uw voertuig
2-5
Veiligheidssystemen van uw voertuig
OPGEPAST
Om letsel te voorkomen:
Pas uw stoel niet aan tijdens
het dragen van de veiligheids­gordel. Het naar voren ver­plaatsen van de zitting kan grote druk op uw buik veroor­zaken.
Wees voorzichtig dat uw han-
den en vingers niet geklemd raken in het stoelmechanis­me, als u uw stoel aanpast.
2-6
Voorwaartse/achterwaartse richting
OEU034036
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1.Houd de hendel voor de langsver­stelling aan de voorzijde van de stoel omhooggetrokken.
2.Schuif de stoel in de gewenste stand.
3.Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed ver­grendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
Rugleuning afstellen
OEU034035
Bestuurdersstoel / Passagiersstoel vooraan (indien van toepassing)
Om de rugleuning in de gewenste hoek te krijgen, draai met draaiknop hetzij met de klok mee of tegen de klok in.
OEU034026
Passagiersstoel vooraan
Om de rugleuning te verstellen: (indien van toepassing)
1.Leun naar voren en trek aan de hendel van de rugleuning.
2.Leun voorzichtig terug tegen de rugleuning en stel de leuning af in de positie die gewenst wordt.
3.Laat de hendel los en controleer of de leuning veilig is vergrendeld. (De hendel moet terugkeren in zijn beginpositie zodat de rugleuning kan vergrendeld worden.)
WAARSCHUWING
Gebruik NOOIT een terugge­klapte zitting terwijl het voertuig in beweging is.
Als de rugleuning te ver hori­zontaal staat, neemt de kans op letsel bij een aanrijding of een noodstop aanzienlijk toe.
Bestuurders en passagiers moeten ALTIJD een goede zit­houding aannemen - goed ach­teraan tegen de leuning, gordel aan en rechtop.
Afstellen van de zithoogte (bestuurdersstoel, indien van toepassing)
2
Veiligheidssystemen van uw voertuig
OEU034034
1.Duw de hendel aan de zijkant van de zitting omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te verande­ren.
2.Laat de hendel los zodra de stoel in de gewenste stand staat.
2-7
Veiligheidssystemen van uw voertuig
De zitting van de stoel aanpassen
OEU034038
Regeling vering (indien van toepassing)
De vering wordt geregeld door aan de hendel te draaien
OEU034039
Vering ophanging (indien van toepassing)
De bestuurder kan de snelheid van het op-en-neer bewegen aanpassen aan zijn gewicht door aan de knop te draaien.
Hoofdsteun
OEU034027
De stoelen van de bestuurder en voorpassagier zijn voor extra veilig­heid en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen com­fort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
2-8
WAARSCHUWING
Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afge­steld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaarte­punt van het hoofd van de inzit­tende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op ooghoogte. Zorg ervoor dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Het gebruik van een zitting waardoor het lichaam verder van de rugleu­ning af komt wordt afgeraden.
Gebruik het voertuig niet wan­neer er een hoofdsteun is ver­wijderd. Er kunnen zware let­sels optreden in geval van een ongeluk. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo opti­maal mogelijke bescherming tegen nekletsel.
Verstel de hoofdsteun van de bestuurder niet als het voertuig rijdt.
OEU034033 OEU034032
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendel­knop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
2
Veiligheidssystemen van uw voertuig
Verwijderen
Verwijderen van de hoofdsteun:
1.Stel de rugleuning (2)in door de hendel (1)van de rugleuning naar achteren te rekken.
2.Stel de hoofdsteun in op het hoog­ste niveau.
3.Houd de hoofdsteun-ontgrendel­knop (3) ingedrukt in terwijl u de hoofdsteun naar boven (4) trekt.
WAARSCHUWING
Laat iemand tijdens het rijden NOOIT zitten in een stoel waar­van de hoofdsteun verwijderd is.
2-9
Veiligheidssystemen van uw voertuig
OEU034031
Plaatsen
Plaatsen van de hoofdsteun:
1.Stop de pennen van de hoofdsteun (2) in de gaten terwijl u de ontgren­delknop (1) indrukt.
2.Stel de rugleuning (4)in door de hendel (3)van de rugleuning naar achteren te rekken.
3.Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
WAARSCHUWING
Controleer of de hoofdsteunen goed vergrendeld zijn nadat ze opnieuw geplaatst zijn en of ze goed zijn afgesteld.
2-10
Stoelverwarming (indien van toepassing)
OEU034025
Met de stoelverwarming kunnen de voorstoelen bij lage buitentempera­turen verwarmd worden.
De stoelverwarming kan worden ingeschakeld door op de schakelaar te drukken voor de bestuurdersstoel en/of de passagiersstoel vooraan als het contact in stand ON staat.
Laat de schakelaars in stand UIT staan als de stoelverwarming niet gebruikt hoeft te worden.
i
Informatie
Als de schakelaars voor de stoelver­warming in stand AAN staan, scha­kelt de stoelverwarming automatisch aan of uit, afhankelijk van de tempe­ratuur van de stoel.
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen organisch op­losmiddel, zoals thinner, alcohol of wasbenzine. Hierdoor kunnen de stoelverwarming en de stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen isolerende materia­len zoals dekens, kussens of hoezen op de stoel wanneer de stoelverwarming is ingescha­keld. Dit kan leiden tot overver­hitting.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn voorzien van stoelverwarming. Hierdoor kunnen de onderdelen van de stoelverwarming bescha­digd raken.
• Wijzig de bekleding van de stoel niet. Anders kan de stoelverwar­ming of -ventilatie beschadigd raken.
Loading...
+ 412 hidden pages