in de uitdrukkelijke garantiebeschrijvingen bij de desbetreffende producten. Geen enkel onderdeel van dit document mag als extra garantie
worden gezien. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Microsoft en Windows zijn in de VS gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Windows Server 2003 is een handelsmerk
van Microsoft Corporation.
Aanname betreffende de lezer
Dit document is bedoeld voor de persoon die verantwoordelijk is voor het installeren, beheren en
oplossen van problemen met servers en opslagsystemen. HP neemt aan dat u bent gekwalificeerd
voor het onderhoud van computerapparatuur en dat u bent getraind in het herkennen van gevaren
met betrekking tot producten met gevaarlijke energieniveaus.
De server inschakelen ................................................................................................................................5
De server uitschakelen ............................................................................................................................... 5
Server in rack installeren .......................................................................................................................... 11
De server opstarten en configureren........................................................................................................... 11
Server registreren.................................................................................................................................... 11
Lights-Out 100i beheer op afstand............................................................................................................. 14
HP Insight Diagnostics.............................................................................................................................. 14
De server inschakelen ............................................................................................................................... 5
De server uitschakelen .............................................................................................................................. 5
Druk op de Aan/uit-knop om de server in te schakelen.
De server uitschakelen
WAARSCHUWING: Koppel het netsnoer los om de voeding naar de server uit te schakelen.
Zo beperkt u het risico van persoonlijk letsel, elektrische schokken en schade aan de
apparatuur. Met de Aan/uit-knop op het voorpaneel wordt de voeding naar het systeem
niet helemaal uitgeschakeld. Gedeelten van de voedingseenheid en bepaalde interne
schakelingen blijven ingeschakeld totdat het netsnoer is losgekoppeld.
BELANGRIJK: Als u een hot-pluggable apparaat installeert, hoeft u de server niet uit
te schakelen.
1. Sluit het besturingssysteem af volgens de instructies in de documentatie bij het besturingssysteem.
2. Druk op de Aan/uit-knop. Zo zet u de server in de standbystand. Wanneer de standbystand wordt
geactiveerd, wordt het groene aan/uit-lampje van het systeem uitgeschakeld.
3. Koppel de netsnoeren los.
De voeding naar het systeem is nu uitgeschakeld.
Toegangspaneel
1. Zet de server uitschakelen (zie pagina 5).
2. Schuif de server iets uit het rack en verwijder de server.
3. Voer een van de volgende acties uit:
o Draai de duimschroef die zich op het achterpaneel van de server bevindt, los met
een torxschroevendraaier.
o Draai de duimschroeven los die zich op het achterpaneel van de server bevinden.
4. Schuif het toegangspaneel ongeveer 1,5 cm naar achteren.
5. Til het toegangspaneel op en verwijder het.
OPMERKING: De server ziet er mogelijk anders uit dan in de afbeelding wordt weergegeven.
Bediening 5
Page 6
Als u het onderdeel wilt terugplaatsen, voert u de procedure voor het verwijderen in
omgekeerde volgorde uit.
Server registreren................................................................................................................................... 11
Optionele installatieservices
Als u kiest voor HP Care Pack Services, maken ervaren, door HP gecertificeerde technici, uw servers
volledig operationeel met ondersteuningspakketten die specifiek op de HP ProLiant systemen zijn
afgestemd. In een HP Care Pack combineert u in één pakket ondersteuning voor zowel hardware
als software. U kunt kiezen uit een aantal serviceniveaus om te voorzien in uw behoeften.
Met de eenvoudig aan te schaffen en gebruiksvriendelijke HP Care Packs breidt u uw standaard
productgarantie en ondersteuning uit zodat u optimaal kunt profiteren van de server. Onder de
Care Pack services vallen:
• Ondersteuning van de hardware
o Call-to-Repair binnen 6 uur
o 24x7 dezelfde dag binnen 4 uur
o Dezelfde werkdag binnen 4 uur
• Ondersteuning van de software
o Microsoft®
o Linux
• Geïntegreerde ondersteuning van hardware en software
o Critical Service
o Proactive 24
o Support Plus
o Support Plus 24
• Opstart- en implementatieservices voor hardware en software
Meer informatie over Care Packs vindt u op de HP website
(http://www.hp.com/hps/carepack/servers/cp_proliant.html
).
Instellingen uitvoeren 7
Page 8
Optimale omgeving
Kies voor de installatie van de server een locatie die voldoet aan de vereisten die in dit gedeelte
Vereisten voor ruimte en ventilatie
worden beschreven.
Houd bij de keuze van de racklocatie rekening met de volgende vereisten, zodat er voldoende ventilatie
voor de server is en genoeg ruimte om deze te onderhouden.
• Er moet minimaal 63,5 cm ruimte aan de voorkant van het rack zijn.
• Er moet minimaal 76,2 cm ruimte aan de achterkant van het rack zijn.
• Er moet minimaal 121,9 cm ruimte zijn tussen de achterkant van het rack en de achterkant van
een ander rack of een andere rij racks.
HP servers zuigen koele lucht aan via het voorpaneel en blazen warme lucht uit via de achterkant.
Daarom moeten er in het voorpaneel van het rack voldoende ventilatieopeningen zijn om de lucht naar
binnen te laten en moeten er in het achterpaneel voldoende ventilatieopeningen zijn waardoor de warme
lucht het rack kan verlaten.
VOORZICHTIG: Blokkeer de ventilatieopeningen niet. Zo voorkomt u oververhitting en
beschadiging van de apparatuur.
Als het rack niet helemaal is opgevuld met servers of rackonderdelen, heeft dit effect op de luchtcirculatie
in het rack en tussen de servers. Sluit alle tussenruimten af met opvulpanelen, zodat er voldoende
luchtcirculatie is.
VOORZICHTIG: Vul verticale lege ruimten in het rack altijd op met panelen. Hierdoor wordt
een goede luchtcirculatie gewaarborgd. Als het rack wordt gebruikt zonder opvulpanelen,
kan apparatuur beschadigd raken door oververhitting.
De racks uit de 9.000 en 10.000-serie zorgen voor een goede serverkoeling door de gaatjes in de vooren achterpanelen, die 64 procent open ruimte voor ventilatie bieden.
VOORZICHTIG: Als u een Compaq rack uit de 7.000 Serie gebruikt, is het noodzakelijk om
het goed ventilerende rackinzetstuk (artikelnummers 327281-B21 (42U) of 157847-B21
(22U)) te installeren, om te zorgen voor voldoende luchtcirculatie en koeling van de voorkant
naar de achterkant.
VOORZICHTIG: Houd rekening met de volgende aanvullende vereisten als u een rack van een
andere fabrikant gebruikt. Zo zorgt u voor een goede luchtcirculatie en voorkomt u schade
aan de apparatuur.
• Voor- en achterpanelen: als het 42U-rack afsluitende voor- en achterpanelen heeft, moet
er 5.350 cm² aan gaatjes (van boven naar beneden gelijkmatig verdeeld) vrij zijn om
voor voldoende luchtcirculatie te zorgen. Dit komt overeen met de vereiste 64 procent
open ruimte voor ventilatie.
• Zijpanelen: er moet minimaal 7 cm ruimte zijn tussen het geïnstalleerde rackonderdeel
en de zijpanelen van het rack.
Instellingen uitvoeren 8
Page 9
Temperatuurvereisten
Voor een blijvende veilige en betrouwbare werking plaatst u het systeem in een goed geventileerde
ruimte waar de temperatuur kan worden geregeld.
De aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA) voor de meeste servers is 35°C. Om die
reden mag de temperatuur van de ruimte waarin het rack zich bevindt, niet hoger dan 35°C
VOORZICHTIG: Volg de onderstaande instructies op om het risico van schade aan de
apparatuur bij het installeren van opties van andere fabrikanten tot een minimum te beperken:
• Zorg ervoor dat de optionele apparatuur de luchtcirculatie rond de server niet belemmert
en dat de interne racktemperatuur niet boven de maximaal toegestane waarde uitkomt.
• Zorg ervoor dat de door de fabrikant aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA)
niet wordt overschreden.
Voedingsvereisten
De installatie van deze apparatuur moet voldoen aan de regelgeving voor de installatie van elektrische
apparatuur en moet door bevoegde technici worden uitgevoerd. Deze apparatuur is ontworpen
voor installaties die vallen onder de National Electric Code (NFPA-70, 1999) en de bepalingen ter
bescherming van elektronische computerapparatuur en gegevensverwerkende apparatuur (NFPA-75,
1992). Raadpleeg het productlabel of de gebruikershandleiding die bij de optie wordt geleverd voor
meer informatie over het stroomverbruik van de opties.
WAARSCHUWING: Het is belangrijk dat u de spanningsgroep die stroom voor het rack
levert niet overbelast. Zo beperkt u het risico op persoonlijk letsel, brand en schade aan
de apparatuur. Neem contact op met het elektriciteitsbedrijf voor informatie over
bedradings- en installatievereisten.
VOORZICHTIG: Bescherm de server tegen schommelingen in de spanning en tijdelijke
stroomstoringen door middel van een UPS (Uninterruptible Power Supply). Dit apparaat
beschermt de hardware tegen schade als gevolg van stroompieken en spanningspieken
en zorgt dat het systeem blijft werken tijdens een stroomstoring.
zijn.
Als u meer dan één server installeert, kan het nodig zijn om extra stroomverdelingsapparatuur te
gebruiken, zodat alle apparaten op een veilige manier van voeding worden voorzien. Houdt
u aan de volgende richtlijnen:
• De belasting moet evenredig worden verdeeld over de beschikbare spanningsgroepen.
• Het verbruik van het gehele systeem mag niet hoger zijn dan 80 procent van de capaciteit
van de spanningsgroep.
• Gebruik geen normale stekkerdozen bij deze apparatuur.
• De server moet zijn aangesloten op een afzonderlijke spanningsgroep.
Instellingen uitvoeren 9
Page 10
Vereisten voor elektrische aarding
De server moet goed geaard zijn om een optimale werking en veiligheid te garanderen. In de Verenigde
Staten moet u deze apparatuur installeren in overeenstemming met artikel 250 van de National Electric
Code (NFPA 70, 1999) en met de plaatselijke voorschriften. In Canada moet de apparatuur worden
geïnstalleerd in overeenstemming met de Canadian Electrical Code van de Canadian Standards
Association (CSA C22.1). De installatie moet voldoen aan de plaatselijke of landelijke voorschriften
voor elektrische apparatuur, zoals de International Electrotechnical Commission (IEC) 364, artikel 1 tot
en met 7. Alle stroomverdelingselementen in de installatie, zoals bedrading, contactdozen, enzovoort,
moeten goedgekeurd en geaard zijn.
Gezien de hoge aardlekstroom bij aansluiting van meerdere servers op dezelfde voedingsbron,
wordt u aangeraden een stroomverdelingsapparaat (PDU, Power Distribution Unit) te gebruiken dat is
verbonden met de aardlekschakelaar van het gebouw of dat is voorzien van een niet-afneembaar snoer
dat is aangesloten op een aardlekstekker. NEMA-stekkers en stekkers die voldoen aan de standaard
IEC 60309, zijn geschikt voor dit doel. U wordt aangeraden geen stekkerdozen te gebruiken bij
deze apparatuur.
Rackwaarschuwingen
WAARSCHUWING: Neem de volgende instructies in acht om het risico op persoonlijk letsel
of beschadiging van de apparatuur te beperken. Zorg dat:
• De stelvoetjes van het rack staan op de grond.
• Het volledige gewicht van het rack rust op deze stelvoetjes.
• De stabilisatiesteunen moeten aan het rack zijn bevestigd (bij opstellingen
bestaande uit één rack).
• De racks moeten aan elkaar zijn gekoppeld (bij opstellingen bestaande uit
meerdere racks).
• Er mag slechts één onderdeel tegelijk zijn uitgeschoven. Een rack kan instabiel worden
als er meer dan één onderdeel tegelijk wordt uitgeschoven.
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur
door ervoor te zorgen dat bij het uitladen van een rack:
• Het rack wordt door minimaal twee mensen uitgeladen. Een leeg 42U-rack kan wel
115 kilo wegen, kan meer dan 2,1 m hoog zijn en kan instabiel worden als het op
de zwenkwieltjes wordt verplaatst.
• U staat nooit voor het rack als u het van de pallet rolt. Pak het rack altijd aan de
zijkanten vast.
Optionele hardware installeren
Installeer de hardwareopties voordat u de server initialiseert. Raadpleeg de documentatie bij de optionele
hardware voor informatie over de installatie van de hardware. Serverspecifieke informatie vindt u in
“Hardwareopties installeren” (zie pagina12).
Instellingen uitvoeren 10
Page 11
Server in rack installeren
Raadpleeg de installatie-instructies die bij de rack-kit worden geleverd voor meer informatie over
het installeren van de server in het rack.
De server opstarten en configureren
Druk op de aan/standby-knop om de server in te schakelen.
Raadpleeg het installatieblad voor meer informatie over de configuratie van de server.
Besturingssysteem installeren
Voor een goede werking van de server moet een besturingssysteem worden gebruikt dat door de server
wordt ondersteund. De meest recente informatie over ondersteunde besturingssystemen vindt u op de
.
HP-website (http://www.hp.com/go/supportos)
Plaats de besturingssysteem-cd in het optionele optische station en start de server opnieuw op als u een
besturingssysteem op de server wilt installeren. Wellicht moet u extra stuurprogramma’s installeren van de
ondersteunings-cd die bij de server of optie is geleverd. Voor stuurprogramma’s die vanaf diskette moeten
worden geïnstalleerd, is een optioneel USB-diskettestation nodig. Voor deze stuurprogramma’s vindt u
mogelijk updates op de HP-website (http://www.hp.com/support
Volg de instructies op het scherm om de installatie te starten.
Server registreren
Raadpleeg de registratiewebsite van HP (http://register.hp.com) als u de server wilt registreren.
Als er meer dan één optie wordt geïnstalleerd, leest u de installatie-instructies voor alle hardwareopties en
zoekt u vergelijkbare stappen in de diverse procedures om het installatieproces vlot te laten verlopen.
Voor meer informatie over door HP ondersteunde opties kunt u de specificaties raadplegen op de website
van HP (http://www.hp.com/servers/proliant
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne systeemonderdelen afkoelen voordat
u deze aanraakt, om het risico van brandwonden te beperken.
VOORZICHTIG: Zorg voor een goede aarding van de server voordat u met een
installatieprocedure begint. Zo beperkt u het risico van schade aan elektrische onderdelen.
Een onjuiste aarding kan elektrostatische ontlading veroorzaken.
VOORZICHTIG: Voordat u optionele apparatuur installeert, schakelt u de server uit om
schade aan de server en aan de apparatuur te voorkomen (zie “De server uitschakelen”
op pagina 5).
Optionele processor
Raadpleeg de installatie-instructies die bij de processorkit worden geleverd voor specifieke instructies
voor installatie in een gegeven server.
VOORZICHTIG: Gebruik geen combinaties van processoren van verschillende typen en
snelheden. Hiermee voorkomt u storingen in de server en schade aan de apparatuur.
).
Optionele optische stations
Raadpleeg het installatieblad dat bij het optionele serverpakket is geleverd voor specifieke instructies
voor het installeren van optische stations in de server.
Hardwareopties installeren 12
Page 13
Optioneel geheugen
Raadpleeg het installatieblad dat bij de server is geleverd voor specifieke installatie-instructies voor
het installeren van optioneel geheugen.
Optioneel PCI I/O-apparaat
Raadpleeg voor serverspecifieke installatie-instructies voor PCI I/O-apparaten de installatie-instructies
bij het optiepakket van het PCI I/O-apparaat.
Vaste-schijfopties
Raadpleeg het installatieblad dat bij de server is geleverd voor specifieke installatie-instructies voor
het installeren van vaste schijven in een gegeven server.
Vaste-schijfbackplaneopties
Raadpleeg het installatieblad dat bij de vaste-schijfbackplane is geleverd voor specifieke instructies
voor de installatie van uitbreidingskaarten in de server.
Voedingseenheidopties
Raadpleeg het installatieblad dat bij de voedingseenheid is geleverd voor specifieke instructies voor
de installatie van uitbreidingskaarten in de server.
Met flash-ROM kunt u de firmware (BIOS) bijwerken met ROMPaq-hulpprogramma’s voor systeem-ROM of
optie-ROM. Voor het upgraden van het BIOS plaatst u een ROMPaq-diskette in de diskettestations en start
u het systeem op.
Het systeem wordt nu gecontroleerd door ROMPaq, waarna u kunt kiezen uit de beschikbare
ROM-versies, indien er meerdere versies zijn. Deze procedure geldt voor zowel het systeem-ROM
als voor het optie-ROM.
Meer informatie over het hulpprogramma ROMPaq vindt u op de website van HP
.
).
(http://www.hp.com/servers/manage)
Het ROM flashen met ROMPaq:
1. Download de systeemdiskette met het hulpprogramma ROMPaq voor iedere doelserver of optie
waarvoor een ROM -flash is gepland. ROMPaq-downloads vindt u op de HP-website
(http://www.hp.com/support
2. Schakel alle servers uit waarvan u de systeem- of optie-ROM-afbeeldingen wilt bijwerken en start
het systeem opnieuw met gebruik van de juiste ROMPaq-diskette voor die server.
3. Volg de interactieve sessie in het ROMPaq-hulpprogramma, zodat u de apparaten kunt selecteren
waarvoor u de flash wilt uitvoeren.
4. Nadat het ROMPaq-hulpprogramma de flash heeft uitgevoerd voor de geselecteerde apparaten,
schakelt u de stroom handmatig weer in om het systeem weer op te starten in het besturingssysteem.
Lights-Out 100i beheer op afstand
De server ondersteunt Lights-Out 100i beheer op afstand. Raadpleeg voor meer informatie de
serverspecifieke informatie op de website van HP (http://www.hp.com/servers/proliant
HP Insight Diagnostics
).
Met het hulpprogramma HP Insight Diagnostics kunt u informatie over de hardware van de server
weergeven en de werking van het systeem testen. Het programma kent een online Help-systeem en
is te vinden op de cd Insight Diagnostics CD en de website van HP (http://www.hp.com/support
Software en configuratieprogramma’s 14
).
Page 15
Stuurprogramma’s
HP-stuurprogramma’s en -hulpprogramma’s staan op de ondersteunings-cd. De meest recente
stuurprogramma’s en informatie over ondersteunende besturingssystemen vindt u op de HP-website
(http://www.hp.com/support
BELANGRIJK: Voer altijd een back-up uit voordat u stuurprogramma’s installeert of bijwerkt.
).
Firmware bijwerken
Gebruik het ROMPaq-hulpprogramma (zie pagina 14) om de serverfirmware (BIOS of BMC) te updaten.
Software en configuratieprogramma’s 15
Page 16
Problemen oplossen
In dit gedeelte
Oplossing van veelvoorkomende problemen ............................................................................................. 16
Softwareprogramma’s en oplossingen ...................................................................................................... 54
Oplossing van veelvoorkomende problemen
Losse kabels (op pagina 16)
Serviceberichten (op pagina 16)
Losse kabels
Actie:
• Controleer of alle netsnoeren goed zijn aangesloten.
• Controleer of alle kabels van alle externe en interne onderdelen goed zijn uitgelijnd en aangesloten.
• Verwijder alle gegevens- en voedingskabels en controleer of ze beschadigd zijn. Controleer de
kabels op verbogen pinnen of beschadigde stekkers.
• Controleer of alle snoeren en kabels die zijn aangesloten op de server op de juiste manier
via de vaste kabelgoot worden geleid (indien aanwezig).
• Controleer of elk apparaat goed op zijn plaats zit.
• Controleer of eventuele apparatuurvergrendelingen volledig zijn gesloten en vergrendeld.
• Controleer aan de hand van eventuele vergrendelings- of aansluitlampjes of elk onderdeel
goed is aangesloten.
• Verwijder elk apparaat en installeer het opnieuw als de problemen zich blijven voordoen.
Controleer connectoren, stekkers en voetjes op gebogen pinnen of andere schade.
Serviceberichten
Op de HP-website (http://www.hp.com/products/servers/platforms) vindt u informatie over de meest
recente serviceberichten. Selecteer het juiste servermodel en klik op de koppeling Documentation
(Documentatie) op de productpagina.
Problemen oplossen 16
Page 17
Probleemdiagnose
In dit gedeelte worden de stappen beschreven die u kunt nemen om snel een diagnose te stellen
bij een probleem.
Voor een effectieve probleemoplossing raadt HP u aan met het eerste stroomdiagram in dit gedeelte
te beginnen (zie “Stroomdiagram Start van diagnose” op pagina 21) en het juiste diagnosepad te
volgen. Als de andere stroomdiagrammen geen oplossing bieden, volgt u de diagnosestappen in
“Stroomdiagram Algemene diagnose” (zie pagina 22). Dit stroomdiagram geeft algemene informatie
over het oplossen van problemen en kan worden gebruikt als het probleem geen specifiek serverprobleem
is of als het niet makkelijk in een van de andere stroomdiagrammen valt onder te brengen.
BELANGRIJK: In deze handleiding vindt u informatie over meerdere servers. Sommige
informatie is wellicht niet van toepassing op uw server. Raadpleeg de serverdocumentatie voor
informatie over procedures, hardwareopties, hulpprogramma’s en besturingssystemen die door
de server worden ondersteund.
WAARSCHUWING: Lees in de serverdocumentatie ALTIJD alle informatie bij Waarschuwing
en Voorzichtig voordat u systeemonderdelen verwijdert, vervangt, terugplaatst of aanpast.
Zo voorkomt u mogelijke problemen.
Belangrijke veiligheidsinformatie
Lees de veiligheidsinformatie in de volgende gedeelten goed door voordat u serverproblemen oplost.
Belangrijke veiligheidsinformatie
Lees voordat u onderhoud aan dit product pleegt, eerst het document Belangrijke veiligheidsinformatie
Symbolen op apparatuur
dat u bij de server hebt ontvangen.
De volgende symbolen kunt u aantreffen op gedeelten van de apparatuur die mogelijk gevaar opleveren.
Dit symbool duidt op de aanwezigheid van gevaarlijke stroomcircuits of de
kans op een elektrische schok. Laat alle onderhoud aan een gekwalificeerde
onderhoudstechnicus over.
WAARSCHUWING: Open deze gedeelten niet, om het risico van letsel door
elektrische schokken te beperken. Laat onderhoud, upgrades en reparaties alleen
door bevoegd onderhoudspersoneel uitvoeren.
Dit symbool duidt op het risico van elektrische schokken. Dit gedeelte kan niet door de
gebruiker worden onderhouden. Open het gedeelte onder geen enkele voorwaarde.
WAARSCHUWING: Open deze gedeelten niet, om het risico van letsel door
elektrische schokken te beperken.
Problemen oplossen 17
Page 18
11,33 -26,30 kg
25 -58 lb
Elke RJ-45-connector met dit symbool geeft een netwerkaansluiting aan.
WAARSCHUWING: Steek geen telefoon- of telecommunicatieconnectoren in deze
aansluiting, om het risico van letsel door elektrische schokken of brand of het risico
van schade aan apparatuur te beperken.
Dit symbool geeft een heet oppervlak of een heet onderdeel aan. Als een dergelijk
oppervlak wordt aangeraakt, bestaat de kans op lichamelijk letsel.
WAARSCHUWING: Laat het oppervlak afkoelen voordat u het aanraakt, om het
risico van brandwonden te voorkomen.
Dit symbool geeft aan dat het onderdeel te zwaar is om door één persoon te worden
getild.
WAARSCHUWING: Volg de lokale richtlijnen en voorschriften voor veiligheid op
de werkvloer op, om het risico van persoonlijk letsel of schade aan de apparatuur
te beperken.
Netvoedingseenheden of systemen met deze symbolen hebben
meerdere voedingsbronnen.
WAARSCHUWING: Koppel alle netsnoeren van het systeem los om de voeding
geheel uit te schakelen. Zo beperkt u het risico van letsel door elektrische schokken.
Waarschuwingen
WAARSCHUWING: Reparaties aan dit apparaat mogen alleen worden uitgevoerd door
technici die zijn getraind door HP. Alle procedures voor reparaties en het oplossen van
problemen bevatten voldoende gegevens voor reparaties van subonderdelen en modules.
Gezien de complexiteit van de afzonderlijke kaarten en subonderdelen mag niet worden
geprobeerd reparaties uit te voeren aan onderdelen of wijzigingen aan te brengen op een
printplaat. Ondeskundige reparaties kunnen leiden tot gevaarlijke situaties.
WAARSCHUWING: Neem de volgende instructies in acht om het risico op persoonlijk
letsel of beschadiging van de apparatuur te beperken. Zorg dat:
• De stelvoetjes moeten allemaal op de grond staan.
• Het volle gewicht van het rack moet op de stelvoetjes rusten.
• De stabilisatiesteunen moeten aan het rack zijn bevestigd (bij opstellingen
bestaande uit één rack).
• De racks moeten aan elkaar zijn gekoppeld (bij opstellingen bestaande uit
meerdere racks).
• Er mag slechts één onderdeel tegelijk zijn uitgeschoven. Een rack kan instabiel worden
als er meer dan één onderdeel tegelijk wordt uitgeschoven.
Problemen oplossen 18
Page 19
WAARSCHUWING: Neem de volgende richtlijnen in acht om elektrische schokken en
beschadiging van de apparatuur te voorkomen:
• Gebruik altijd een geaarde voedingskabelstekker. De geaarde stekker is een belangrijke
veiligheidsvoorziening.
• Steek de voedingskabel in een geaard stopcontact dat altijd makkelijk te bereiken is.
• Haal de voedingskabel uit het stopcontact als u de voeding naar de apparatuur
wilt uitschakelen.
• Zorg dat u de voedingskabel zodanig leidt dat niemand erop kan stappen en deze niet
klem komt te zitten tussen andere items. Let met name op de stekker, het stopcontact en
het punt waar het snoer uit de server komt.
11,33 -26,30 kg
25 -58 lb
WAARSCHUWING:Houd u zich aan de volgende richtlijnen om het risico op
lichamelijk letsel of beschadiging van de apparatuur te beperken:
• Houd u aan de lokale gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en richtlijnen
voor het hanteren van materialen.
• Zorg ervoor dat u het chassis niet alleen optilt en in evenwicht houdt wanneer
u het apparaat installeert of verwijdert.
• De server is niet stabiel wanneer deze niet aan de rails is bevestigd.
• Verwijder de voedingseenheden en andere verwijderbare modules om het totale
VOORZICHTIG: Zorg voor voldoende ventilatie rondom het systeem. Laat voor en achter de
gewicht van de server te verlagen wanneer u deze in een rack plaatst.
server ten minste 7,6 cm ruimte vrij.
VOORZICHTIG: De server is ontworpen voor geaarde stroomvoorziening. Het apparaat
kan alleen naar behoren functioneren als u het netsnoer aansluit op een correct geaard
stopcontact.
Voorbereidingen voor diagnose
1. Controleer of de bedrijfsomgeving van de server aan alle eisen voldoet qua voeding,
airconditioning en luchtvochtigheid. Raadpleeg de documentatie bij de server voor de
omgevingsvereisten.
2. Noteer eventuele foutberichten die op het scherm verschijnen.
3. Verwijder alle diskettes en cd’s uit de stations.
4. Schakel de server en de randapparatuur uit als u offline een diagnose gaat stellen. Sluit
de server zo mogelijk altijd op de juiste wijze af. Dit betekent dat u:
a. Alle applicaties afsluit.
b. Het besturingssysteem afsluit.
c. De server uitschakelen (zie pagina 5).
5. Ontkoppel alle randapparatuur die voor de test niet nodig is (alle apparaten die niet nodig zijn
om de server op te starten). Laat de printer aangesloten als u foutberichten wilt afdrukken.
Problemen oplossen 19
Page 20
6. Zorg ervoor dat u alle materialen bij de hand hebt die u nodig hebt om het probleem op te lossen,
zoals hulpprogramma’s, een torxschroevendraaier, loopbackadapters en een polsbandje tegen
elektrostatische ontlading.
Houd de serverdocumentatie bij de hand voor serverspecifieke informatie.
Informatie over symptomen
Verzamel de volgende informatie voordat u een serverprobleem gaat oplossen:
• Welke gebeurtenissen zijn aan de storing voorafgegaan? Na welke stappen doet het
probleem zich voor?
• Wat is er veranderd sinds het moment waarop de server het nog deed?
• Hebt u onlangs hardware of software toegevoegd of verwijderd? En hebt u in dat geval waar
nodig de bijbehorende serverinstellingen gewijzigd?
• Hoe lang vertoont de server al symptomen van het probleem?
• Als het probleem op willekeurige momenten optreedt, wat is dan de duur of frequentie ervan?
Voor het antwoord op deze vragen is de volgende informatie wellicht van belang:
• Start ”HP Insight Diagnostics” (zie pagina 14), ga naar de overzichtspagina en bekijk de
huidige configuratie of vergelijk deze met vorige configuraties.
• Raadpleeg de informatie die u over hardware en software hebt genoteerd.
• Raadpleeg de lampjes op de server en de status ervan.
Diagnosestappen
Voor een effectieve probleemoplossing raadt HP u aan met het eerste stroomdiagram in dit gedeelte
te beginnen (zie “Stroomdiagram Start van diagnose” op pagina 21) en het juiste diagnosepad te
volgen. Als de andere stroomdiagrammen geen oplossing bieden, volgt u de diagnosestappen in
“Stroomdiagram Algemene diagnose” (zie pagina 22). Dit stroomdiagram geeft algemene informatie
over het oplossen van problemen en kan worden gebruikt als het probleem geen specifiek serverprobleem
is of als het niet makkelijk in een van de andere stroomdiagrammen valt onder te brengen.
U kunt de volgende stroomdiagrammen gebruiken:
• Stroomdiagram start van diagnose (zie pagina 21)
• Stroomdiagram Algemene diagnose (zie pagina 22)
• Stroomdiagram Opstartproblemen (zie pagina 23)
• Stroomdiagram POST-problemen (zie pagina 25)
• Stroomdiagram Opstartproblemen van het besturingssysteem (zie pagina 27)
• Stroomdiagram Indicaties voor serverstoringen (zie pagina 29)
In het stroomdiagram ziet u nummers tussen haakjes. Deze nummers komen overeen met de nummers
in de tabel met verwijzingen naar andere gedetailleerde documenten of instructies voor het oplossen
van het probleem.
Problemen oplossen 20
Page 21
Stroomdiagram start van diagnose
Gebruik het volgende stroomdiagram en de tabel om de diagnoseprocedure te starten.
Item Zie
1 ”Stroomdiagram Algemene diagnose” (zie pagina 22)
2 “Stroomdiagram Opstartproblemen” (zie pagina 23)
3 ”Stroomdiagram POST-problemen” (zie pagina 25)
4 ”Stroomdiagram Opstartproblemen van het besturingssysteem”
(zie pagina 27)
5 ”Stroomdiagram Indicaties voor serverstoringen” (zie pagina 29)
Problemen oplossen 21
Page 22
Stroomdiagram Algemene diagnose
Het stroomdiagram Algemene diagnose geeft algemene informatie over het oplossen van problemen.
Gebruik dit stroomdiagram als u niet zeker weet wat het probleem is of als de andere stroomdiagrammen
u niet helpen.
Item Zie
1 ”Informatie over symptomen (zie pagina 20)”
2 “Losse kabels (zie pagina 16)”
3
4 De meest recente versie van een specifieke server of van optionele firmware
• Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud- en servicegids)
op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
• “Hardwareproblemen (zie pagina 30)”
• Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud- en servicegids)
op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
• Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud- en servicegids)
op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
• “Hardwareproblemen (zie pagina 30)”
• “Benodigde servergegevens (zie pagina 49)”
• “Benodigde gegevens over het besturingssysteem (zie pagina 50)”
)
)
)
Problemen oplossen 22
Page 23
Stroomdiagram Opstartproblemen
Symptomen:
• De server kan niet worden ingeschakeld.
• Het systeemvoedingslampje is uit of oranje.
OPMERKING: Raadpleeg de documentatie bij de server voor de locatie van de serverlampjes
en informatie over hun betekenis.
Problemen oplossen 23
Page 24
Mogelijke oorzaken:
• Niet goed geplaatste of defecte voedingseenheid
• Niet goed aangesloten of defect netsnoer
• Probleem met de voedingsbron
• Probleem met het opstartcircuit
• Niet goed geplaatst onderdeel of vergrendelingsprobleem
• Defect intern onderdeel
Item Zie
1 Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud- en
servicegids) op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
2 ”Stroomdiagram Algemene diagnose (zie pagina 22)”
3 “Losse kabels (zie pagina 16)”
4 ”Problemen met de voedingsbron (zie pagina 31)”
5
• “Problemen met de voedingseenheid (zie pagina 31)”
• Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud- en
servicegids) op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
6 “Onderbrekingen en kortsluiting in het systeem (zie pagina 42)”
)
)
Problemen oplossen 24
Page 25
Stroomdiagram POST-problemen
Symptomen:
• POST wordt niet voltooid
OPMERKING: POST is voltooid als het systeem toegang zoekt tot de opstarteenheid.
• POST is voltooid, maar met fouten
Mogelijke problemen:
• Niet goed geplaatst of defect intern onderdeel
• Defect KVM-apparaat (Keyboard, Video, Mouse)
• Defect weergaveapparaat
Problemen oplossen 25
Page 26
Item Zie
1 Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud-
en servicegids) op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
)
2 “Losse kabels (zie pagina 16)”
3 “Algemene geheugenproblemen (zie pagina 40)”
4
• “Hardwareproblemen (zie pagina 30)”
• Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud-
en servicegids) op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
)
5 ”Informatie over symptomen (zie pagina 20)”
6
• “Benodigde servergegevens (zie pagina 49)”
• “Benodigde gegevens over het besturingssysteem (zie pagina 50)”
7 “HP-contactinformatie (zie pagina 70)”
Problemen oplossen 26
Page 27
Stroomdiagram Opstartproblemen van het besturingssysteem
Symptoom: een eerder geïnstalleerd besturingssysteem wordt niet opgestart.
Mogelijke oorzaken:
• Defect besturingssysteem
• Probleem met vaste-schijfsubsysteem
Problemen oplossen 27
Page 28
Item Zie
1 “HP Insight Diagnostics (zie pagina 14)”
2
• ”Problemen in het besturingssysteem (“Inleiding softwareproblemen”
op pagina 54)”
• “HP-contactinformatie (zie pagina 70)”
3 “Algemene geheugenproblemen (zie pagina 40)”
4
• “Hardwareproblemen (zie pagina 30)”
• Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud- en
servicegids) op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
5 “Stroomdiagram Algemene diagnose (zie pagina 22)”
)
Problemen oplossen 28
Page 29
Stroomdiagram Indicaties voor serverstoringen
Symptoom: de server wordt opgestart, maar het lampje voor de interne of de externe systeemconditie
is rood of oranje.
OPMERKING: Raadpleeg de documentatie bij de server voor de locatie van de serverlampjes
Mogelijke oorzaken:
• Niet goed geplaatst of defect intern of extern onderdeel
• Niet-ondersteund onderdeel geïnstalleerd
• Redundantiestoring
• Oververhit systeem
Item Zie
1 Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud- en
2 “Stroomdiagram Opstartproblemen (zie pagina 23)”
3 “HP Insight Diagnostics (zie pagina 14)”
4
5 “HP-contactinformatie (zie pagina 70)”
en informatie over hun betekenis.
servicegids) op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
• “Hardwareproblemen (zie pagina 30)”
• Server Maintenance and Service Guide (serveronderhoud- en
servicegids) op de ondersteunings-cd of op de HP-website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
)
)
Problemen oplossen 29
Page 30
Hardwareproblemen
De procedures in dit gedeelte zijn zeer uitgebreid en bevatten wellicht stappen over of verwijzingen
Hardwareproblemen
naar hardwarevoorzieningen die door uw server niet worden ondersteund.
Problemen met de voeding (zie pagina 31)
Algemene hardwareproblemen (zie pagina 33)
Interne systeemproblemen (zie pagina 35)
Problemen met externe apparatuur (zie pagina 42)
Kortsluiting op het systeem (zie “Onderbrekingen en kortsluiting in het systeem” op pagina 42)
Problemen oplossen 30
Page 31
Voedingsproblemen
Problemen met de voedingsbron (zie pagina 31)
Problemen met de voedingseenheid (zie pagina 31)
UPS-problemen (zie pagina 31)
Probleem met de voedingsbron
Actie:
1. Druk op de aan/standby-knop om er zeker van te zijn dat de server aan staat. Als de
aan/standby-knop van de server na het indrukken terugkeert naar de oorspronkelijke
positie, moet u de schakelaar goed indrukken.
2. Sluit een ander apparaat aan op het geaarde stopcontact om te controleren of het stopcontact
werkt. Controleer ook of de voedingsbron voldoet aan alle van toepassing zijnde normen.
3. Vervang het netsnoer door een ander, goed werkend netsnoer, om te controleren of het
oorspronkelijke netsnoer niet defect is.
4. Vervang de stekkerdoos door een andere, goed werkende stekkerdoos, om te controleren
of de oorspronkelijke stekkerdoos niet defect is.
5. Laat een bevoegd technicus de netspanning controleren om er zeker van te zijn dat deze
voldoet aan de vereiste specificaties.
6. Controleer of de juiste stroomonderbreker in de positie ON (Aan) staat.
Problemen met de voedingseenheid
Actie:
1. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
2. Controleer aan de hand van het lampje op de voedingseenheid (indien aanwezig) of elke
voedingseenheid werkt. Raadpleeg de documentatie van de server. Vervang de voedingseenheid
als het lampje aangeeft dat er een probleem is met een voedingseenheid.
3. Controleer of het systeem voldoende voeding heeft, zeker als u recent hardware, zoals vaste
schijven, heeft toegevoegd. Mogelijk heeft u extra voedingseenheden nodig. Raadpleeg de
documentatie bij de server voor productspecifieke informatie.
UPS-problemen
UPS werkt niet goed
Actie:
1. Controleer of de UPS-accu’s voldoende zijn geladen. Raadpleeg voor meer informatie de
UPS-documentatie.
2. Controleer of de aan/uit-schakelaar van de UPS in de positie ON (Aan) staat. Raadpleeg voor
de locatie van de switch de UPS-documentatie.
3. Zorg ervoor dat u werkt met de meest recente UPS-softwareversie. Gebruik de
energiebeheersoftware die u vindt op de Power Management cd.
4. Controleer of het type netsnoer geschikt is voor de UPS en het land waarin u werkt. Raadpleeg
voor specificaties de UPS-referentiegids.
5. Controleer of de voedingskabel is aangesloten.
Problemen oplossen 31
Page 32
6. Controleer of elke stroomonderbreker in de positie ON (Aan) staat en vervang zo nodig de
zekering. Als dit probleem zich vaker voordoet, neemt u contact op met een geautoriseerde
Business Partner.
7. Controleer met behulp van de lampjes op de UPS of er sprake is van een probleem met de accu
of locatiebekabeling. Raadpleeg de UPS-documentatie.
8. Schakel voor een goede werking de slaapstand uit als deze is geactiveerd. De slaapstand van
de UPS kan worden uitgeschakeld via de configuratiestand op het voorpaneel.
9. Verwissel de accu om er zeker van te zijn dat er geen schade door oververhitting heeft
plaatsgevonden, met name als er recent een storing in de airconditioning is geweest.
OPMERKING: De optimale bedrijfstemperatuur voor de accu van een UPS is 25 ºC.
De accuwerktijd gaat gemiddeld met 50 procent omlaag bij elke toename in de
omgevingstemperatuur met 8°C tot 10°C boven de normale temperatuur.
Waarschuwing voor een bijna lege accu
Actie:
1. Laad de accu op door de UPS gedurende minimaal 24 uur aan te sluiten op een geaard
stopcontact. Test hierna de accu. Vervang zo nodig de accu.
2. Zorg ervoor dat u tijdig wordt gewaarschuwd wanneer de accu bijna leeg is. Wijzig desgewenst
de tijd die hiervoor is ingesteld. Raadpleeg de documentatie bij de UPS voor instructies.
Een of meer lampjes op de UPS zijn rood
Actie: Stel de oorzaak van de fout vast. Raadpleeg hiervoor de informatie over het lampje in de
UPS-documentatie.
Onbekend probleem
Actie:
1. Schakel de server uit en ontkoppel het netsnoer.
2. Verwijder alle kaarten en apparaten die niet nodig zijn om de server op te starten. Gebruik hiervoor
de richtlijnen en waarschuwingsinformatie in de documentatie van de server. U houdt zo alleen de
meest elementaire configuratie over. Ontkoppel het beeldscherm niet, zodat u de opstartprocedure
van de server kunt volgen.
3. Sluit het netsnoer weer aan en schakel het systeem in.
o Als het beeldscherm niet werkt, raadpleegt u “Videoproblemen (zie pagina 43).”
VOORZICHTIG: Laat het verwijderen van de systeemkaart altijd over aan technici die zijn
getraind door HP. Als u vindt dat de systeemkaart aan vervanging toe is, kunt u contact
opnemen met HP technische ondersteuning (“Contact opnemen met HP” op pagina 49)
voordat u verdergaat.
o Als het systeem in deze minimale configuratie niet werkt, is een van de primaire onderdelen
defect. Controleer of de processor, de PVM, de voedingseenheid en het geheugen goed werken.
Als dat het geval is, moet de systeemkaart worden vervangen.
Problemen oplossen 32
Page 33
o Als het systeem wordt opgestart en het beeldscherm werkt, voegt u de onderdelen weer één voor
één toe aan de server, waarbij u na elk onderdeel de server opnieuw opstart. Zo kunt u bepalen
welk onderdeel het probleem veroorzaakt. Zorg ervoor dat u bij het terugplaatsen van elk
onderdeel de server uitschakelt, het netsnoer verwijdert en alle richtlijnen en waarschuwingen
in de documentatie bij de server in acht neemt.
Algemene hardwareproblemen
Problemen met nieuwe hardware (op pagina 33)
Onbekend probleem (zie pagina 32)
Problemen met apparatuur van derden (zie pagina 34)
Het apparaat testen (zie pagina 34)
Problemen met nieuwe hardware
Actie:
1. Controleer in de documentatie bij de server of de nieuwe hardware door de server wordt
ondersteund. Verwijder hardware die niet wordt ondersteund.
2. Controleer in de Release-info bij de hardware of het probleem mogelijk wordt veroorzaakt
door een op het laatste moment aangebrachte wijziging in de hardwarerelease. Raadpleeg de
HP-ondersteuningssite (http://www.hp.com/support
3. Controleer of de nieuwe hardware goed is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat aan alle vereisten wordt
voldaan. Raadpleeg de documentatie bij het apparaat, de server en het besturingssysteem voor
informatie hierover.
Veelvoorkomende problemen zijn onder andere:
o De geheugenbank is niet volledig gevuld.
o Er is een processor geïnstalleerd zonder bijbehorende PVM.
o Er is een SCSI-eenheid geïnstalleerd zonder terminator of juiste ID-instellingen.
o Een IDE-apparaat is ingesteld op Primary/Secondary, terwijl het andere apparaat
is ingesteld op CS.
o U hebt wel de gegevenskabel van het nieuwe apparaat aangesloten, maar niet
de voedingskabel.
) als er geen documentatie beschikbaar is.
4. Controleer of er sprake is van geheugen-, I/O- of interruptconflicten.
5. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
6. Controleer of alle kabels de juiste lengte hebben en op de juiste connectoren zijn aangesloten.
Raadpleeg de documentatie bij de server voor meer informatie.
7. Controleer of andere onderdelen per ongeluk van hun plaats zijn gekomen tijdens de installatie
van de nieuwe hardware.
8. Controleer of alle noodzakelijke software-updates, zoals apparaatstuurprogramma’s, ROM-updates
en patches zijn geïnstalleerd en up-to-date zijn. Als u bijvoorbeeld een Smart arraycontroller
gebruikt, heeft u het meest recente stuurprogramma hiervoor nodig.
9. Controleer of u beschikt over de juiste stuurprogramma’s voor de hardware. Verwijder onjuiste
stuurprogramma’s voordat u de juiste installeert.
Problemen oplossen 33
Page 34
10. Druk op F10 om het BIOS-setupprogramma uit te voeren nadat u kaarten of andere opties hebt
geïnstalleerd of vervangen. Dan weet u zeker dat alle systeemonderdelen de wijzigingen erkennen.
Als u het hulpprogramma niet uitvoert, ontvangt u wellicht een POST-configuratiefoutbericht. Nadat
u de instellingen in het BIOS-setupmenu hebt gecontroleerd, drukt u op F10 om op te slaan en het
programma af te sluiten. Daarna start u de server opnieuw op.
11. Controleer of alle schakelaarinstellingen correct zijn. Meer informatie over de vereiste
schakelaarinstellingen vindt u op de labels aan de binnenkant van het toegangspaneel
van de server of in de documentatie bij de server.
12. Controleer of alle kaarten goed zijn geïnstalleerd in de server.
13. Start HP Insight Diagnostics (op pagina 14) om te zien of dit programma het apparaat
herkent en test.
14. Maak de installatie van de nieuwe hardware ongedaan.
Problemen met apparaten van derden
Actie:
1. Controleer in de documentatie bij de server en het besturingssysteem of de server en het
besturingssysteem het apparaat ondersteunen.
2. Controleer of de meest recente apparaatstuurprogramma’s zijn geïnstalleerd.
3. Raadpleeg de documentatie bij het apparaat om er zeker van te zijn dat het apparaat goed
is geïnstalleerd. Een PCI- of PCI-X-kaart van een andere fabrikant moet bijvoorbeeld misschien
op de primaire PCI-bus of PCI-X-bus worden geïnstalleerd.
Apparaat testen
Actie:
1. Maak de installatie van het apparaat ongedaan.
Als de server werkt nadat u het apparaat hebt verwijderd en de installatie ongedaan hebt gemaakt,
is er een probleem met het apparaat, ondersteunt de server het apparaat niet of is er een conflict
met een ander apparaat.
2. Als het apparaat het enige apparaat van de bus is, controleert u of de bus werkt door er een ander
apparaat op te installeren.
3. Start bij de volgende procedure de server steeds opnieuw om te kijken of het apparaat werkt. Sluit
het apparaat aan op:
a. een ander slot op dezelfde bus (niet mogelijk met PCI Express);
b. een PCI-, PCI-X- of PCI Express-slot op een andere bus;
c. hetzelfde slot in een andere, goed werkende server van hetzelfde of een vergelijkbaar type.
Als de kaart in een van deze slots wel werkt, is het oorspronkelijke slot beschadigd of werd de
kaart niet goed geplaatst. Plaats de kaart weer in het oorspronkelijke slot om dit te controleren.
4. U test een kaart (of een apparaat dat op een kaart wordt aangesloten) als volgt:
a. Test de kaart nadat alle andere kaarten zijn verwijderd:
b. Test de server nadat u alleen de betreffende kaart heeft verwijderd.
VOORZICHTIG: Als u het NVRAM wist, worden de configuratiegegevens verwijderd.
Raadpleeg de documentatie bij de server voor volledige instructies voordat u deze
handeling uitvoert. Zo voorkomt u gegevensverlies.
Problemen oplossen 34
Page 35
5. U kunt diverse problemen oplossen door het NVRAM te wissen. Wis het NVRAM, maar gebruik niet
het .SCI-backupbestand als u daarom wordt gevraagd. Zorg ervoor dat u beschikt over alle vereiste
bestanden van het type .CFG, .OVL of .PCF.
Interne systeemproblemen
Problemen met de cd-rom- en dvd-drive
Systeem start niet op vanaf de drive
Actie:
1. Controleer of de cd-rom-is ingesteld als eerste opstarteenheid.
2. Zorg ervoor dat de cd-rom-drive wordt geïnstalleerd als apparaat 0 op de kabel als de jumpers van
de cd-rom-drive zijn ingesteld op CS (Kabelselectie, de standaardinstelling). Alleen dan kan de drive
als opstartschijf voor de server dienen.
3. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
4. Controleer of de cd waarvan u probeert op te starten, niet beschadigd is en of het een opstart-cd is.
5. Wanneer u wilt opstarten vanaf een USB CD-ROM-drive, raadpleegt u de documentatie bij de
server en het besturingssysteem om te controleren of beide het opstarten vanaf een USB CD-ROM
drive ondersteunen.
Gelezen gegevens zijn niet consistent of de drive kan geen gegevens lezen
Actie:
1. Maak de drive en de media schoon.
2. Verwijder eventuele papieren of plastic labels van de cd of dvd, inclusief lijmresten.
3. Controleer of de drive de indeling van de gebruikte cd of dvd ondersteunt. Zorg er bijvoorbeeld
voor dat u geen dvd plaatst in een drive die alleen cd’s ondersteunt.
Drive wordt niet gedetecteerd
Actie:
1. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
2. Controleer met behulp van de documentatie bij de drive of alle kabelverbindingen in orde zijn.
3. Controleer of alle kabels goed werken. Test de kabels door ze te vervangen door goed
werkende kabels.
4. Zorg ervoor dat het juiste, meest recente stuurprogramma is geïnstalleerd.
Problemen met DAT-drive
Er verschijnen detectiefoutcodes
Actie: Raadpleeg de white paper Troubleshooting DAT Drives (Problemen met DAT-drives oplossen) voor
informatie over detectiefoutcodes bij DAT-drives. U vindt deze via de HP-website (http://www.hp.com
).
Problemen oplossen 35
Page 36
Fout of storing in de DAT-drive
Actie:
1. Controleer of u over de laatste versies van de stuurprogramma’s, software en firmware beschikt.
2. Maak de drive minimaal vier keer schoon, zodat u zeker weet dat het probleem niet wordt
veroorzaakt door vuile koppen.
DAT-drives moeten na elke 8 tot 25 gebruiksuren worden schoongemaakt. Als u dat niet doet, treden
regelmatig storingen op bij gebruik van slechte of beschadigde media. Zorg ervoor dat u de drive
op de juiste manier schoonmaakt. Volg hiervoor de instructies in de documentatie bij het apparaat
en bij de server.
OPMERKING: Nieuwe DAT-tapes bevatten soms stofdeeltjes die slecht zijn voor de
lees-/schrijfkop van de drive. Maak de DAT-drive regelmatig schoon als u nieuwe
tapes gebruikt voor een back-up.
DAT-drive werkt niet goed
Actie: Controleer of u via de drive een back-up maakt van meer gegevens dan is aanbevolen. DAT-drives
hebben een optimale en een maximale back-upgrootte. Stel met behulp van de documentatie bij de drive
vast wat de juiste back-upgrootte is van de drive.
Meest recente firmware geeft defecte tape aan of de kop raakt regelmatig verstopt
Actie: Gebruik een andere tape.
Er doen zich andere fouten voor
Actie: Vervang de schijfeenheid.
Problemen met de DLT-drive
Server kan niet naar de tape schrijven
Actie:
• Maak de drive schoon als het reinigingslampje van de drive brandt.
OPMERKING: U kunt een DLT-reinigingscartridge slechts 20 maal gebruiken. Als u de
reinigingscartridge bijna 20 maal heeft gebruikt en het reinigingslampje blijft branden
na reiniging, maakt u de drive schoon met een nieuwe reinigingscartridge.
• Verwijder de schrijfbeveiliging als de tape is beveiligd tegen schrijven. Plaats een andere tape in de
drive als de tape nog steeds niet werkt. Zo controleert u of de oorspronkelijke tape defect is.
• Controleer of het type tape dat u gebruikt, door de drive wordt ondersteund (zie de documentatie
bij de tapedrive).
Problemen oplossen 36
Page 37
• Controleer de conditie van elke tapecartridge die u in de drive heeft gebruikt en kijk of de leader
niet is beschadigd en zich in de juiste positie bevindt. Gooi beschadigde cartridges weg. Een goed
functionerende tapedrive kan bij beschadigde cartridges de leader laten vallen ten teken dat de
cartridge moet worden vervangen. Als u beschadigde cartridges aantreft, controleert u de
leaderassemblage van de DLT-drive.
o Als u de take-upleader van de cartridge wilt onderzoeken, tilt u de klep aan de voorkant van
de drive op en kijkt u of de driveleader is aangesloten op de koppelingshaak.
o Als u de take-upleader van de drive wilt onderzoeken, tilt u de klep aan de voorkant van de
drive omhoog en kijkt u of de driveleader is aangesloten op de koppelingshaak. Deze moet
vastzitten in de leaderuitsparing.
Storing in de DLT-drive
Actie:
• Controleer of de voedings- en signaalkabels goed zijn aangesloten.
• Controleer of de voedings- en signaalkabels beschadigd zijn.
• Controleer of de controller goed op zijn plaats zit als de drive is aangesloten op een
niet-ingesloten controller.
DLT-drive leest de tape niet
Actie:
• Controleer of de drive goed op zijn plaats zit.
• Controleer of de drive goed is geïnstalleerd.
• Kijk bij elke cartridge die u in de drive hebt gebruikt, of de leader nog intact is. Gooi beschadigde
cartridges weg. Een goed functionerende tapedrive laat de leader van een beschadigde cartridge
vallen ten teken dat de cartridge moet worden vervangen.
• Controleer of het type tape dat u gebruikt, door de drive wordt ondersteund (zie de documentatie
bij de tapedrive).
Server detecteert de DLT-drive niet
Actie:
• Controleer of er sprake is van een apparaatconflict. Kijk of u dubbele SCSI-ID’s gebruikt en
controleer of de DLT-drive en de arraycontroller compatibel zijn (zie de documentatie bij de
DLT-drive).
• Controleer of het maximumaantal schijfeenheden per controller is overschreden. Stel de
capaciteit van de controller vast met behulp van de documentatie bij de controller.
OPMERKING: HP raadt aan per bus niet meer dan twee DLT-drives te installeren.
Problemen oplossen 37
Page 38
• Zorg ervoor dat de SCSI-terminator is aangesloten als u een externe DLT-drive gebruikt waarvoor
een SCSI-terminator moet zijn aangesloten op de ongebruikte SCSI IN-connector op de achterkant
van de drive.
U kunt een daisychain-opstelling gebruiken voor DLT-drives, maar sluit niet meer dan drie eenheden
per SCSI-controller aan. Voor de laatste DLT-drive in de daisychain is een SCSI-terminator nodig.
• Controleer kabels op beschadigde of verbogen stekkers.
An error occurs during backup, but the backup is completed (Fout tijdens back-up, maar
de back-up is voltooid)
Actie: Neem contact op met de softwareleverancier voor meer informatie over het bericht. Als de
fout geen gevolgen heeft voor de back-up, kunt u het bericht wellicht negeren.
Ventilatorproblemen
Algemene ventilatorproblemen
Actie:
1. Controleer of de ventilatoren goed zijn geplaatst en werken.
a. Volg de procedures en waarschuwingen in de documentatie bij de server voor het verwijderen
van het toegangspaneel en het inspecteren en vervangen van ventilatoren.
b. Haal elke ventilator van zijn plaats en plaats deze vervolgens weer terug. Gebruik hiervoor
de juiste procedures.
c. Plaats het toegangspaneel terug en probeer de server weer op te starten.
2. Controleer of de ventilatorconfiguratie voldoet aan de functionele vereisten van de server.
Raadpleeg de documentatie van de server.
3. Controleer of er voldoende ventilatie is. Als u de server langere tijd hebt gebruikt zonder
toegangspaneel, is de luchtcirculatie mogelijk niet optimaal, waardoor onderdelen
beschadigd kunnen raken door oververhitting. Raadpleeg de documentatie bij de
server voor aanvullende vereisten.
4. Controleer of er tijdens het opstarten van de server geen POST-foutmeldingen worden weergegeven
om aan te geven dat er problemen met de temperatuur of de ventilator zijn. Raadpleeg de
documentatie bij de server voor temperatuurvereisten.
5. Vervang vereiste ventilatoren die niet werken en start de server opnieuw op. Raadpleeg de
documentatie bij de server voor informatie over de ventilatorvereisten.
6. Controleer of in alle ventilatorslots ventilatoren of opvuleenheden zijn geïnstalleerd. Raadpleeg
de documentatie bij de server voor de vereisten.
7. Controleer of het luchtcirculatiepad van de ventilator wordt geblokkeerd door kabels of ander
materiaal.
Problemen met de vaste schijf
POST is voltooid maar de vaste schijf werkt niet
Actie:
1. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
2. Controleer of er sprake is van apparaatconflicten.
Problemen oplossen 38
Page 39
3. Controleer of de bekabeling van de vaste schijf in orde is en of er zo nodig sprake is van
een terminator.
4. Controleer of de SCSI-kabel werkt door deze te vervangen door een goed werkende kabel.
5. Voer Insight Diagnostics uit (zie “HP Insight Diagnostics” op pagina 14) en vervang defecte
onderdelen zoals aangegeven.
Vaste schijf wordt niet herkend door de server
Actie:
1. Controleer met behulp van de lampjes op de vaste schijf of de schijf normaal werkt. Raadpleeg
de documentatie bij de server of de HP-website voor informatie over de lampjes op de vaste schijf.
2. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
3. Verwijder de vaste schijf en controleer of de configuratiejumpers goed zijn ingesteld.
4. Controleer of de vaste schijf is geconfigureerd voor een array als u een arraycontroller
gebruikt. Start het hulpprogramma voor arrayconfiguratie.
5. Controleer of de drive goed is geconfigureerd. In de documentatie bij de vaste schijf vindt
u informatie over de juiste configuratie.
6. Controleer of er een conflict is met een andere vaste schijf als het gaat om een schijf die niet
hot-pluggable is. Kijk of er sprake is van conflicterende SCSI-ID’s.
7. Zorg ervoor dat de juiste stuurprogramma’s voor de schijfcontroller zijn geïnstalleerd.
Geen toegang tot gegevens
Actie:
1. Controleer of de bestanden beschadigd zijn. Start het hulpprogramma voor het herstellen
van bestanden.
2. Controleer of de server virusvrij is. Gebruik hiervoor een recente versie van een
viruscontroleprogramma.
Server reageert trager dan normaal
Actie: Controleer of de vaste schijf vol is en zorg zo nodig voor meer vrije ruimte op de vaste schijf.
HP raadt voor vaste schijven minimaal 15 procent vrije ruimte aan.
Er worden geen vaste schijven herkend
Actie: Controleer of er problemen zijn met de voeding (zie pagina 31).
Nieuwe vaste schijf wordt niet herkend
Actie:
1. Controleer of de schijfpositie defect is door de vaste schijf in een andere positie te installeren.
2. Controleer of de vaste schijf wordt ondersteund als deze zojuist is toegevoegd. In de documentatie
bij de server of op de HP-website vindt u informatie over ondersteunde schijfeenheden.
3. Voer Insight Diagnostics uit (zie “HP Insight Diagnostics” op pagina 14) en vervang defecte
onderdelen zoals aangegeven.
4. Zorg ervoor dat een vervangende schijfeenheid van een arraycontroller hetzelfde type is en
dezelfde of grotere capaciteit heeft dan de oorspronkelijke schijf.
Problemen oplossen 39
Page 40
Geheugenproblemen
Algemene geheugenproblemen
Actie:
• Isoleer en minimaliseer de geheugenconfiguratie.
o Controleer of het geheugen voldoet aan de serververeisten en op de juiste wijze is geïnstalleerd.
Bij sommige servers moeten geheugenbanken volledig gevuld zijn of alle geheugenmodules in
een geheugenbank qua grootte, type en snelheid gelijk zijn. In de documentatie bij de server
vindt u informatie over de correcte installatie van geheugen.
o Controleer alle lampjes op de server die betrekking hebben op geheugenslots.
o Test elke bank met DIMM’s door alle andere DIMM’s te verwijderen als u niet weet welke DIMM
defect is. Isoleer vervolgens de defecte DIMM door elke DIMM in een bank om te wisselen met
een goed werkende DIMM.
o Verwijder geheugen van andere fabrikanten.
• Voer het hulpprogramma HP Insight Diagnostics uit (op pagina 14) om het geheugen te testen.
Onvoldoende geheugen voor de server
Actie:
1. Controleer of het geheugen goed is geconfigureerd. Zoek in de documentatie bij de applicatie
wat de geheugenvereisten zijn.
2. Controleer of er besturingssysteemfouten worden gemeld.
3. Controleer of er sprake is van een fout in de geheugentelling (zie “Fout bij de geheugentelling”
op pagina 40). Let hiervoor op het POST-bericht met de geheugentelling.
Fout bij de geheugentelling
Mogelijke oorzaak: De geheugenmodules zijn niet goed geïnstalleerd.
Actie:
1. Controleer of de geheugenmodules worden ondersteund door de server. Raadpleeg de
documentatie van de server.
2. Controleer of de geheugenmodules goed zijn geïnstalleerd, in de juiste configuratie. Raadpleeg
de documentatie van de server.
3. Controleer of de geheugenmodules goed op de voetjes zijn geplaatst.
4. Controleer of er besturingssysteemfouten worden gemeld.
5. Start de server opnieuw op en kijk of het foutbericht nog steeds wordt weergegeven.
6. Voer Insight Diagnostics uit (zie “HP Insight Diagnostics” op pagina 14) en vervang defecte
onderdelen zoals aangegeven.
Server herkent het bestaande geheugen niet
Actie:
1. Zorg ervoor dat het geheugen goed op het voetje is geplaatst.
2. Controleer of het geheugen goed is geconfigureerd. Raadpleeg de documentatie van de server.
Problemen oplossen 40
Page 41
3. Controleer of er sprake is van een fout in de geheugentelling (zie “Fout bij de geheugentelling” op
pagina 40). Let hiervoor op het POST-bericht met de geheugentelling.
Server herkent nieuw geheugen niet
Actie:
1. Controleer of het geheugen het juiste type is voor de server en is geïnstalleerd volgens de vereisten
van de server. Raadpleeg de documentatie bij de server of de HP-website (http://www.hp.com
2. Controleer of u de geheugenlimieten van de server of het besturingssysteem heeft overschreden.
Raadpleeg de documentatie van de server.
3. Controleer of het geheugen goed op het voetje is geplaatst.
4. Controleer of er conflicten zijn met het bestaande geheugen. Voer het serversetupprogramma uit.
5. Test het geheugen door het in een goed werkende server te installeren. Controleer of het
geheugen voldoet aan de vereisten van deze nieuwe server waarin u het geheugen test.
).
6. Vervang het geheugen. Raadpleeg de documentatie van de server.
Processorproblemen
Actie:
1. Kijk aan de hand van de processorlampjes (indien aanwezig) of zich een PVM-storing heeft
voorgedaan. Raadpleeg de documentatie bij de server voor informatie over lampjes.
2. Controleer of alle processoren worden ondersteund door de server en of ze goed geïnstalleerd zijn.
Raadpleeg de documentatie bij de server voor informatie over processorvereisten.
3. Zorg ervoor dat het server-ROM up-to-date is.
4. Zorg ervoor dat u geen verschillende processorstappen, kernsnelheden of cachegrootten gebruikt
als dat niet wordt ondersteund door de server. Raadpleeg de documentatie bij de server voor
nadere informatie.
VOORZICHTIG: Voor het verwijderen van bepaalde processoren en koelelementen gelden
speciale overwegingen. Andere processoren en koelelementen zijn geïntegreerd en kunnen
na verwijdering niet opnieuw worden gebruikt. Voor specifieke aanwijzingen betreffende
uw server raadpleegt u de processorinformatie in het gedeelte Hardwareopties installeren
5. Wanneer er slechts één processor is geïnstalleerd in de server, vervangt u deze door een goed
(op pagina 12) op de cd met de documentatie.
werkende processor. Als u de server opnieuw opstart en het probleem dan opgelost is, was de
oorspronkelijke processor defect.
6. Wanneer er meerdere processoren zijn geïnstalleerd, test u deze allemaal.
a. Verwijder alle procesoren op één na van de server. Vervang iedere processor door een
terminatorboard of een opvuleenheid, indien van toepassing op de server.
b. Wanneer de server PVM’s bevat die niet zijn geïntegreerd in de systeemkaart, verwijdert
u alle PVM’s van de server, met uitzondering van de PVM die is gekoppeld aan de
overblijvende processor.
Problemen oplossen 41
Page 42
c. Vervang deze laatste processor door een goed werkende processor. Als u de server opnieuw
opstart en het probleem opgelost is, is er sprake van een fout in een of meerdere van de
oorspronkelijke processoren. Installeer stuk voor stuk alle processoren en de daarbij behorende
PVM (indien van toepassing) en start de server steeds weer opnieuw, zodat u kunt vaststellen
welke processoren defect zijn. Zorg ervoor dat de processorconfiguraties van iedere stap
compatibel zijn met de serververeisten.
PVM-problemen
Actie: Als de PVM’s niet zijn geïntegreerd op de systeemkaart:
VOORZICHTIG: Gebruik de server nooit lang achter elkaar als het toegangspaneel open staat
of is verwijderd. Dit gebruik van de server leidt tot een verkeerde luchtstroom en onvoldoende
1. Kijk aan de hand van de PVM-lampjes (indien aanwezig) of zich een PVM-storing heeft voorgedaan.
2. Zorg dat elke PVM goed op zijn plaats zit en start de server vervolgens opnieuw op.
3. Verwijder alle PVM’s op één na. Start de server opnieuw op en kijk of de PVM werkt. Installeer
koeling, waardoor de server beschadigd kan raken door oververhitting.
Raadpleeg de documentatie bij de server voor informatie over lampjes.
vervolgens elke PVM afzonderlijk waarbij u steeds de server uit- en weer inschakelt. Volg de
informatie bij Waarschuwing en Voorzichtig in de serverdocumentatie op.
Onderbrekingen en kortsluiting in het systeem
Actie:
VOORZICHTIG: Gebruik de server nooit lang achter elkaar als het toegangspaneel open staat
of is verwijderd. Dit gebruik van de server leidt tot een verkeerde luchtstroom en onvoldoende
1. Kijk of u aan de hand van de lampjes op de server de oorzaak van het probleem kunt achterhalen.
2. Ontkoppel alle voedingsbronnen van de server.
3. Controleer of alle kabels in het gebied goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
4. Controleer of elk onderdeel in het gebied goed functioneert. Raadpleeg het bijbehorende
Als u niet kunt ontdekken wat het probleem is door het probleemgebied te controleren, voert u alle
volgende handelingen uit. Start de server na elke actie opnieuw op om te zien of het probleem
is opgelost.
• Plaats alle I/O-uitbreidingskaarten opnieuw in de slots.
• Controleer of alle kabels in de rest van de server goed zijn aangesloten (zie pagina 16),
• Controleer of er sprake is van vreemde voorwerpen, zoals schroeven, gereedschap
koeling, waardoor de server beschadigd kan raken door oververhitting.
Raadpleeg de documentatie bij de server voor informatie over lampjes.
gedeelte in deze handleiding.
met name de kabels die zijn aangesloten op de systeemkaart.
of slotbeugelopvuleenheden die kortsluiting kunnen veroorzaken.
Problemen met externe apparaten
Videoproblemen (zie pagina 43)
Problemen met het geluid (zie pagina 44)
Problemen oplossen 42
Page 43
Problemen met de printer (zie pagina 44)
Problemen met de muis en het toetsenbord (zie pagina 44)
Problemen met de diagnoseadapter (zie pagina 45)
Problemen met het modem (zie pagina 45)
Problemen met de netwerkadapter (zie pagina 47)
Videoproblemen
Scherm is langer dan één minuut leeg na het opstarten van de server
Actie:
1. Schakel de monitor in en controleer of het monitorlampje brandt, ten teken dat de monitor
voeding krijgt.
2. Controleer of het netsnoer van de monitor is aangesloten op een goed werkend,
geaard stopcontact.
3. Controleer of de monitor is aangesloten op de juiste server- of KVM-connector.
4. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
o Controleer bij servers in een rack de kabels naar de KVM-schakelaar en zorg ervoor dat de
schakelaar goed is ingesteld voor de server. U moet de monitor wellicht direct op de server
aansluiten om te controleren of de KVM-schakelaar defect is.
o Controleer bij towermodel servers of de monitor goed is aangesloten op de server en de server
goed is aangesloten op het stopcontact.
5. Druk op een willekeurige toets of typ het wachtwoord en wacht even totdat het scherm actief wordt,
om er zeker van te zijn dat er geen voorziening voor energiebesparing actief is.
6. Controleer of u beschikt over het meest recente beeldschermstuurprogramma. Kijk in
de documentatie bij de videoadapter van andere fabrikanten wat de vereisten voor
het stuurprogramma zijn.
7. Controleer of er geen video-uitbreidingskaart is toegevoegd ter vervanging van de videocontroller,
zodat het lijkt alsof het beeldscherm niet werkt. Ontkoppel de videokabel van de videocontroller op
de systeemkaart en sluit deze kabel vervolgens aan op de videoconnector op de uitbreidingskaart.
OPMERKING: Een videocontroller op de systeemkaart wordt automatisch door de server
genegeerd wanneer een video-uitbreidingskaart aanwezig is.
8. Druk op een willekeurige toets of typ het wachtwoord en wacht even totdat het scherm actief wordt,
om er zeker van te zijn dat er geen opstartwachtwoord is ingeschakeld. U ziet na afloop van POST
een sleutelsymbool op het scherm als het opstartwachtwoord is ingeschakeld.
Als u het wachtwoord niet kent, moet u het opstartwachtwoord uitschakelen via de daarvoor
bestemde schakelaar op de systeemkaart. Raadpleeg de documentatie van de server.
9. Controleer bij een video-uitbreidingskaart in een hot-pluggable PCI-slot of het slot voeding ontvangt.
U ziet dit aan het voedingslampje op het slot (indien aanwezig). Raadpleeg de documentatie van
de server.
10. Controleer of de video-uitbreidingskaart wordt ondersteund door de server en het besturingssysteem.
Problemen oplossen 43
Page 44
Monitor werkt niet goed bij gebruik van voorzieningen voor energiebesparing
Actie: Controleer of de monitor voorzieningen voor energiebesparing ondersteunt. Schakel de
voorzieningen uit als dat niet het geval is.
Probleem met de schermkleuren
Actie:
• Controleer of de 15-pins VGA-kabel goed is aangesloten op de juiste VGA-connector op de server
en de monitor.
• Controleer of de monitor en een eventuele KVM-schakelaar compatibel zijn met de VGA-uitvoer
van de server.
Langzaam verschuivende horizontale lijnen op het scherm
Actie: Controleer of er sprake is van interferentie van magnetische velden. Zorg dat de monitor niet
in de buurt staat van andere monitoren of transformatoren.
Problemen met het geluid
Actie: Controleer of de luidspreker van de server is aangesloten. Raadpleeg de documentatie
van de server.
Problemen met de printer
Printer drukt niet af
Actie:
1. Controleer of de printer is ingeschakeld en online is.
2. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
3. Controleer of de juiste printerstuurprogramma’s zijn geïnstalleerd.
Printer drukt betekenisloze tekens af
Actie: Controleer of de juiste printerstuurprogramma’s zijn geïnstalleerd.
Problemen met muis en toetsenbord
Actie:
1. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16). Controleer of de server goed
is aangesloten op een eventuele KVM-schakeleenheid.
o Controleer bij servers in een rack de kabels naar de schakeleenheid en zorg ervoor dat de
schakelaar goed is ingesteld voor de server.
o Controleer bij een towermodel de kabelverbinding tussen het invoerapparaat en de server.
2. Controleer bij gebruik van een KVM-schakeleenheid of alle kabels van de juiste lengte zijn en
kabels en connectoren worden ondersteund door de schakelaar. Raadpleeg de documentatie
bij de schakeleenheid.
3. Controleer of de meest recente stuurprogramma’s voor het besturingssysteem zijn geïnstalleerd.
4. Vervang het apparaatstuurprogramma om te controleren of het beschadigd is.
Problemen oplossen 44
Page 45
5. Start het systeem opnieuw op en controleer of het invoerapparaat goed werkt.
6. Vervang het apparaat door een vergelijkbaar apparaat (muis of toetsenbord) dat goed werkt.
o Als het probleem zich ook met de nieuwe muis of het nieuwe toetsenbord voordoet,
is de connector op de I/O-systeemkaart defect. Vervang de kaart.
o Als het probleem is opgelost, is het oorspronkelijke invoerapparaat defect. Vervang
het apparaat.
7. Controleer of het toetsenbord of de muis op de juiste connector zijn aangesloten. Controleer of de
lampjes van het toetsenbord knipperen tijdens POST en of het Num Lock-lampje brandt. Als dit niet
het geval is, sluit u de apparatuur aan op een andere connector.
8. Zorg ervoor dat het toetsenbord of de muis schoon is.
Problemen met de diagnoseadapter
Actie: Zorg ervoor dat u geen PS/2-toetsenbord of -muis gebruikt als de diagnoseadapter geen hotpluggable functionaliteit heeft. Met een PS/2-toetsenbord of -muis kan de diagnoseadapter niet als een
hot-pluggable apparaat worden aangesloten. Sluit de diagnoseadapter aan voordat u de server opstart
of schakel over op USB-apparaten (indien ondersteund) om de hot-pluggable functionaliteit van de
adapter te gebruiken.
Problemen met het modem
Geen kiestoon
Actie:
1. Controleer of de kabels zijn aangesloten volgens de instructies in de documentatie bij het modem.
2. Sluit een goed werkende telefoon direct aan op de telefoonaansluiting in de muur en controleer
of u een kiestoon hoort.
3. Als u geen kiestoon hoort, werkt de telefoonlijn niet. Vraag de telefoonmaatschappij om het
probleem te verhelpen.
Geen verbinding met een ander modem
Actie:
1. Controleer of u een kiestoon hoort.
2. Controleer of de lijn niet door een ander toestel wordt gebruikt.
3. Controleer of u het juiste telefoonnummer kiest.
4. Controleer of het modem waarmee u belt werkt.
Geen reactie bij AT-opdrachten
Actie: Configureer het COM-poortadres voor het modem opnieuw.
1. Controleer of de communicatiesoftware is ingesteld op de COM-poort waarop het modem
is aangesloten.
2. Controleer of er een conflict is tussen de IRQ-instellingen in de software en die van het modem.
3. Typ achter de opdrachtprompt de opdracht AT&F om terug te keren naar de standaardinstellingen
van het modem.
Problemen oplossen 45
Page 46
4. Controleer of u zich in de terminalstand bevindt en niet in de MS-DOS-stand.
5. Raadpleeg de HP-website (http://www.hp.com) voor een complete lijst met AT-opdrachten.
AT-opdrachten niet zichtbaar
Actie: Stel de echo-opdracht in op ON (Aan). Gebruik hiervoor de AT-opdracht ATE.
Na verbinding worden gegevens als betekenisloze tekens weergegeven
Actie:
1. Controleer of beide modems dezelfde instellingen hebben, zoals voor snelheid, gegevens,
pariteit en stopbits.
2. Controleer of de software is ingesteld op de juiste terminalemulatie.
a. Stel de software opnieuw op de juiste wijze in.
b. Start de server opnieuw op.
c. Start de communicatiesoftware, controleer de instellingen en wijzig deze zo nodig.
d. Start de server opnieuw op en breng de modemverbinding opnieuw tot stand.
Modem beantwoordt een binnenkomende oproep niet
Actie:
1. Schakel in de communicatiesoftware de optie voor automatische beantwoording in.
2. Controleer of een antwoordapparaat de lijn beantwoordt voordat het modem de oproep
kan aannemen.
a. Schakel het antwoordapparaat uit.
of
Configureer de optie voor automatische beantwoording zodanig dat het modem sneller
reageert dan het antwoordapparaat.
b. Start de server opnieuw op en probeer het nog eens.
Modem verbreekt online de verbinding
Actie:
1. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
2. Controleer of er sprake is van storingen op de lijn. Probeer meerdere malen de verbinding opnieuw
tot stand te brengen. Als de verbinding slecht blijft, neemt u contact op met de telefoonmaatschappij
om de lijn te laten testen.
3. Controleer of de verbinding wordt verbroken door een binnenkomende oproep omdat de
wachtstand is ingeschakeld. Schakel de wachtstand uit en maak opnieuw verbinding.
AT-initialisatiereeks werkt niet
Actie: Gebruik een zo eenvoudig mogelijke reeks. De standaard initialisatiereeks is AT&F&C1&D2&K3.
Problemen oplossen 46
Page 47
Verbindingsfouten
Actie:
1. Controleer welke baudrate het andere modem maximaal ondersteunt en geef uw eigen modem
dezelfde baudrate.
2. Als voor de lijn die u wilt gebruiken foutcontrole moet zijn uitgeschakeld, schakelt u deze uit met de
AT-opdracht AT&Q6%C0.
3. Controleer of er sprake is van storingen op de lijn. Probeer meerdere malen de verbinding opnieuw
tot stand te brengen. Als de verbinding slecht blijft, neemt u contact op met de telefoonmaatschappij
om de lijn te laten testen.
4. Controleer of u beschikt over een up-to-date modem dat voldoet aan de CCITT- en Bell-standaard.
Vervang het modem zo nodig door een ondersteund modem.
Verbinding met een online abonnementsservice niet mogelijk
Actie:
1. Als voor de lijn die u wilt gebruiken foutcontrole moet zijn uitgeschakeld, schakelt u deze uit
met de AT-opdracht AT&Q6%C0.
2. Als uw ISP werkt met een lagere baudrate, stelt u via de communicatiesoftware de baudrate
in op een snelheid die overeenkomt met die van de ISP.
3. Als dit niet werkt, forceert u een lagere baudrate (14400 baud) met de AT-opdracht
AT&Q6N0S37=11.
Verbinding met 56 Kbps niet mogelijk
Actie:
1. Ga na met welke maximale baudrate de ISP verbinding maakt en stel uw modem hierop in. Probeer
verbinding te maken met een lagere baudrate.
2. Controleer of er sprake is van storingen op de lijn. Probeer meerdere malen de verbinding opnieuw
tot stand te brengen. Als de verbinding slecht blijft, neemt u contact op met de telefoonmaatschappij
om de lijn te laten testen.
Problemen met de netwerkadapter
Geïnstalleerde netwerkadapter werkt niet
Actie:
1. Kijk of u aan de hand van de lampjes op de netwerkadapter de oorzaak van het probleem kunt
achterhalen. Raadpleeg de documentatie bij de netwerkadapter voor informatie over lampjes.
2. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
3. Controleer of de netwerkkabel werkt door deze te vervangen door een goed werkende kabel.
4. Controleer of de storing geen gevolg is van een softwareprobleem. Raadpleeg de documentatie
bij het besturingssysteem voor informatie over het toevoegen en vervangen van hot-pluggable
PCI-apparaten.
5. Controleer of de adapter wordt ondersteund door de server en het besturingssysteem. Raadpleeg
de documentatie bij de server en het besturingssysteem.
6. Controleer of de adapter is ingeschakeld in de BIOS Setup Utility.
Problemen oplossen 47
Page 48
7. Controleer aan de hand van het voedingslampje op het hot-pluggable PCI-slot of het slot voeding
ontvangt (indien van toepassing).
8. Zorg ervoor dat het server-ROM up-to-date is.
9. Zorg ervoor dat de adapterstuurprogramma’s up-to-date zijn.
10. Controleer of de adapter een geldig IP-adres heeft en of de configuratie-instellingen correct zijn.
11. Voer Insight Diagnostics uit (zie “HP Insight Diagnostics” op pagina 14) en vervang defecte
onderdelen zoals aangegeven.
Netwerkadapter werkt niet meer
Actie:
1. Kijk of u aan de hand van de lampjes op de netwerkadapter de oorzaak van het probleem kunt
achterhalen. Raadpleeg de documentatie bij de netwerkadapter voor informatie over lampjes.
2. Controleer of het juiste netwerkstuurprogramma voor de adapter is geïnstalleerd en of het
stuurprogrammabestand niet beschadigd is. Installeer het stuurprogramma opnieuw.
3. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
4. Controleer of de netwerkkabel werkt door deze te vervangen door een goed werkende kabel.
5. Controleer aan de hand van het voedingslampje op het hot-pluggable PCI-slot of het slot voeding
ontvangt (indien van toepassing).
6. Controleer of de netwerkadapter is beschadigd.
7. Voer Insight Diagnostics uit (zie “HP Insight Diagnostics” op pagina 14) en vervang defecte
onderdelen zoals aangegeven.
Netwerkadapter werkt niet meer na toevoeging van een uitbreidingskaart
Actie:
1. Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten (zie pagina 16).
2. Controleer of de adapter wordt ondersteund door de server en het besturingssysteem. Raadpleeg
de documentatie bij de server en het besturingssysteem.
3. Controleer of de nieuwe uitbreidingskaart de serverconfiguratie heeft gewijzigd, waardoor het
netwerkstuurprogramma opnieuw moet worden geïnstalleerd.
a. Verwijder via het besturingssysteem het stuurprogramma van de slecht werkende
netwerkadapter.
b. Start de server opnieuw op, voer de BIOS Setup Utility uit en controleer of de server de adapter
herkent en of er systeembronnen beschikbaar zijn voor de adapter.
c. Start de server opnieuw op en installeer het netwerkstuurprogramma weer.
4. Controleer aan de hand van de documentatie van het besturingssysteem of de juiste
stuurprogramma’s zijn geïnstalleerd.
5. Controleer aan de hand van de documentatie van het besturingssysteem of de parameters van
het stuurprogramma overeenstemmen met de configuratie van de netwerkadapter.
Problemen oplossen 48
Page 49
Contact opnemen met HP
In dit gedeelte
Contact opnemen met de technische ondersteuning of een geautoriseerde Business Partner van HP................. 49
Contact opnemen met de technische ondersteuning of een geautoriseerde Business
Partner van HP
Probeer een probleem altijd eerst zelfstandig op te lossen voordat u contact opneemt met HP, door de
procedures in deze handleiding te volgen.
BELANGRIJK: Verzamel alle benodigde gegevens over de server (zie “Benodigde
servergegevens” op pagina 49) en over het besturingssysteem (zie “Benodigde gegevens
Voor technische ondersteuning van een geautoriseerde HP Business Partner:
• Als u zich in de Verenigde Staten bevindt, raadpleegt u de HP-servicezoeker
over het besturingssysteem” op pagina 50) voordat u contact opneemt met HP.
(http://www.hp.com/service_locator
).
• Op andere locaties raadpleegt u de webpagina Contact HP worldwide (in het Engels)
Zorg ervoor dat u over de volgende informatie beschikt als u contact opneemt met HP:
• Alle gegevens over uw eigen pogingen om het probleem op te lossen.
• Een overzicht op papier van de systeemomgeving en het besturingssysteem en een overzicht met
historische gegevens die van belang kunnen zijn. Zorg indien mogelijk ook voor een elektronische
kopie van deze gegevens, zodat u ze per e-mail naar een ondersteuningsmedewerker kunt sturen.
Gebruik voor het verzamelen van deze gegevens het hulpprogramma Survey (indien beschikbaar)
en raadpleeg de documentatie bij de server.
).
). Telefonisch contact opnemen met HP:
).
).
• Een lijst met alle systeemonderdelen:
o product, model en serienummer
o hardwareconfiguratie
o uitbreidingskaarten
Problemen oplossen 49
Page 50
o monitor
o aangesloten randapparatuur zoals tapedrives
• Een lijst met alle hardware en software van andere fabrikanten:
o volledige productnaam en model
o volledige bedrijfsnaam
o Product version (Productversie)
o stuurprogrammaversie
• Notities over het probleem, inclusief recente wijzigingen in het systeem, de gebeurtenissen die het
probleem hebben veroorzaakt of ermee verbonden zijn en de stappen die nodig zijn om het
probleem te reproduceren.
• Notities over alles wat niet standaard is in de installatie van de server.
• Gegevens over het besturingssysteem (zie “Benodigde gegevens over het besturingssysteem” op
pagina 50).
Benodigde gegevens over het besturingssysteem
Afhankelijk van het probleem moet u allerlei gegevens verstrekken. Een overzicht van de gegevens die
u bij de hand moet hebben, vindt u in de volgende gedeelten, onderverdeeld per besturingssysteem.
Microsoft-besturingssystemen
Verzamel de volgende gegevens:
• besturingssysteem wel of niet in de fabriek geïnstalleerd
• versienummer van het besturingssysteem
• recente kopie van de volgende bestanden:
o WinMSD (Msinfo32.exe op Microsoft® Windows® 2000-systemen)
o Boot.ini
o Memory.dmp
o Event logs (Gebeurtenislogboeken
o logboek van Dr. Watson (drwtsn32.log) bij een probleem met een gebruikersapplicatie,
zoals Insight Agents
o informatie over IRQ- en I/O-adressen in tekstindeling
• bijgewerkte noodhersteldiskette
• bij installatie van HP-stuurprogramma’s:
o gebruikte PSP-versie
o lijst met stuurprogramma’s in de PSP
• informatie over het schijfsubsysteem en het bestandssysteem:
o aantal partities en logische schijfeenheden en de grootte ervan
o bestandssysteem voor elke logische schijfeenheid
• informatie over geïnstalleerde Microsoft® Windows® Service Packs en hotfixes
Problemen oplossen 50
Page 51
• lijst van elk geïnstalleerd hardwareonderdeel van andere fabrikanten, met firmwareversie
• lijst van elk geïnstalleerd softwareonderdeel van andere fabrikanten, met firmwareversie
• gedetailleerde beschrijving van het probleem en alle bijbehorende foutberichten
Linux-besturingssystemen
Verzamel de volgende gegevens:
• distributie en versie van het besturingssysteem
Gebruik hiervoor het bestand /etc/distributie-release (bijvoorbeeld /etc/redhat-release)
• gebruikte kernelversie
• uitvoer van de volgende opdrachten (vanaf root):
o lspci -v
o uname -a
o cat /proc/meminfo
o cat /proc/cpuinfo
o rpm -ga
o dmesg
o lsmod
o ps -ef
o ifconfig -a
o chkconfig -list
o mount
• inhoud van de volgende bestanden:
o /var/log/messages
o /etc/modules.conf of etc/conf.modules
o /etc/lilo.conf of /etc/grub.conf
o /etc/fstab
• bij installatie van HP-stuurprogramma’s:
o gebruikte PSP-versie
o lijst met stuurprogramma’s in de PSP (/var/log/hppldu.log)
• lijst van elk geïnstalleerd hardwareonderdeel van andere fabrikanten, met de firmwareversies
• lijst van elk geïnstalleerd softwareonderdeel van andere fabrikanten, met de firmwareversies
• gedetailleerde beschrijving van het probleem en alle bijbehorende foutberichten
Novell NetWare-besturingssystemen
Verzamel de volgende gegevens:
• besturingssysteem wel of niet in de fabriek geïnstalleerd
• versienummer van het besturingssysteem
Problemen oplossen 51
Page 52
• afdrukken of elektronische kopieën (voor verzending per e-mail naar ondersteuningsmedewerker)
van AUTOEXEC.NCF, STARTUP.NCF en de systeemdirectory
• lijst met alle modules. Gebruik CONLOG.NLM om de modules te identificeren en te controleren of
zich fouten voordoen als de modules worden geladen
• lijst met SET-parameters die afwijken van de standaardinstellingen van NetWare
• lijst van stuurprogramma’s en NLM-bestanden die op de server worden gebruikt, inclusief namen,
versies, datums en groottes (deze gegevens kunt u direct uit de bestanden CONFIG.TXT of
SURVEY.TXT halen)
• bij installatie van HP-stuurprogramma’s:
o gebruikte PSP-versie
o lijst met stuurprogramma’s in de PSP
• afdrukken of elektronische kopieën (voor verzending per e-mail naar
ondersteuningsmedewerker) van:
o SYS:SYSTEM\SYS$LOG.ERR
o SYS:SYSTEM\ABEND.LOG
o SYS:ETC\CPQLOG.LOG
o SYS:SYSTEM\CONFIG.TXT
o SYS:SYSTEM\SURVEY.TXT
• huidige patchniveau
• lijst van elk geïnstalleerd hardwareonderdeel van andere fabrikanten, met de firmwareversies
• lijst van elk geïnstalleerd softwareonderdeel van andere fabrikanten, met de firmwareversies
• gedetailleerde beschrijving van het probleem en alle bijbehorende foutberichten
• processtatus ten tijde van de storing (indien mogelijk)
• afdrukken of elektronische kopieën (voor verzending per e-mail naar
ondersteuningsmedewerker) van:
o uitvoer van opdracht /etc/hwconfig
o uitvoer van opdracht /usr/bin/swconfig
o uitvoer van opdracht /etc/ifconfig
o /etc/conf/cf.d/sdevice
o /etc/inittab
o /etc/conf/cf.d/stune
o /etc/conf/cf.d/config.h
o /etc/conf/cf.d/sdevice
o /var/adm/messages (bij PANIC-berichten)
Problemen oplossen 52
Page 53
• bij installatie van HP-stuurprogramma’s:
o gebruikte EFS-versie
o lijst met stuurprogramma’s in de EFS
• versienummer van eventueel geïnstalleerde Management Agents
• systeemdumps als deze voorhanden zijn (bij Panic)
• lijst van elk geïnstalleerd hardwareonderdeel van andere fabrikanten, met de firmwareversies
• lijst van elk geïnstalleerd softwareonderdeel van andere fabrikanten, met de firmwareversies
• gedetailleerde beschrijving van het probleem en alle bijbehorende foutberichten
IBM OS/2-besturingssystemen
Verzamel de volgende gegevens:
• versienummer van besturingssysteem en afdrukken of elektronische kopieën (voor verzending
per e-mail naar ondersteuningsmedewerker) van:
o IBMLAN.INI
o PROTOCOL.INI
o CONFIG.SYS
o STARTUP.CMD
o gedetailleerde SYSLEVEL-gegevens
o TRAPDUMP-gegevens (in geval van een TRAP-fout)
• een lijst met directory’s van:
o C:\
o C:\OS2
o C:\OS2\BOOT
o HPFS386.INI (voor Advanced of Advanced met SMP)
• bij installatie van HP-stuurprogramma’s:
o gebruikte SSD-versie
o lijst met stuurprogramma’s in de SSD
o versies van de OS/2 Management Insight Agents, CPQB32.SYS en gebruikte
OS/2 Health Driver
• informatie over het schijfsubsysteem en het bestandssysteem:
o aantal partities en logische schijfeenheden en de grootte ervan
o bestandssysteem voor elke logische schijfeenheid
• gebruikte Warp Server-versie en
o of Entry, Advanced, Advanced met SMP of e-Business wordt gebruikt
o alle services die tijdens het optreden van het probleem werden uitgevoerd
• lijst van elk geïnstalleerd hardwareonderdeel van andere fabrikanten, met de firmwareversies
• lijst van elk geïnstalleerd softwareonderdeel van andere fabrikanten, met de firmwareversies
• gedetailleerde beschrijving van het probleem en alle bijbehorende foutberichten
Problemen oplossen 53
Page 54
Sun Solaris-besturingssystemen
Verzamel de volgende gegevens:
• versienummer van het besturingssysteem
• type geselecteerde installatie: Interactive, WebStart of Customer JumpStart
• de softwaregroep die is geselecteerd voor installatie: End User Support, Entire Distribution,
Developer System Support of Core System Support
• of er HP-stuurprogramma’s zijn geïnstalleerd met een DU:
o DU-nummer
o lijst met stuurprogramma’s in de DU-diskette
• informatie over het schijfsubsysteem en het bestandssysteem:
o aantal partities en logische schijfeenheden en de grootte ervan
o bestandssysteem voor elke logische schijfeenheid
• een lijst met alle hardware en software van andere fabrikanten, met versienummers
• gedetailleerde beschrijving van het probleem en alle bijbehorende foutberichten
• afdrukken of elektronische kopieën (voor verzending per e-mail naar
ondersteuningsmedewerker) van:
o /usr/sbin/crash (voor toegang tot de crash dump-afbeelding bij /var/crash/$hostname)
o /var/adm/messages
o /etc/vfstab
o /usr/sbin/prtconf
Softwareprogramma’s en oplossingen
Problemen met de software (zie “Inleiding softwareproblemen” op pagina 54)
a
Inleiding softwareproblemen
Onderhoud van de firmware (op pagina 57)
De meeste informatie over softwareproblemen vindt u in de documentatie bij het besturingssysteem en
bij de applicatie. Daarin wordt u misschien ook verwezen naar foutopsporingsprogramma’s die fouten
melden en de systeemconfiguratie vastleggen.
Een andere handige bron is HP Insight Diagnostics. Dit hulpprogramma helpt u informatie over kritieke
systeemhardware en -software te verzamelen en problemen vast te stellen.
BELANGRIJK: In deze handleiding vindt u informatie over meerdere servers. Sommige
informatie is wellicht niet van toepassing op uw server. Raadpleeg de serverdocumentatie voor
informatie over procedures, hardwareopties, hulpprogramma’s en besturingssystemen die door
de server worden ondersteund.
b
Raadpleeg voor meer informatie “Serversoftware en configuratieprogramma’s (zie “Software en
configuratieprogramma’s” op pagina 14)”.
Problemen oplossen 54
Page 55
Updates voor het besturingssysteem
Wees voorzichtig wanneer u updates van het besturingssysteem (Service Packs, hotfixes en patches)
installeert. Lees vooraf de release-info bij elke update. Als u de specifieke fix van de update niet
nodig heeft, raadt HP u aan de update niet te installeren. Sommige updates overschrijven specifieke
HP-bestanden.
Als u besluit een update uit te voeren van het besturingssysteem, doet u het volgende:
1. Maak een volledige back-up van het systeem.
2. Voer de update van het besturingssysteem uit volgens de instructies die bij de update
worden geleverd.
3. Installeer de meest recente stuurprogramma’s.
Als u na installatie van de update problemen ondervindt, zoekt u op de website Software and Drivers
Download (http://h18007.www1.hp.com/support/files/server
kunt oplossen.
Problemen met het besturingssysteem
Besturingssysteem loopt vast
) de bestanden waarmee u de problemen
Actie: Scan op virussen met een bijgewerkt viruscontroleprogramma.
Fouten in het foutenlogboek
Actie: Lees de informatie in het foutenlogboek en raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem.
Problemen na installatie van een Service Pack
Actie: Volg de instructies op voor een update van het besturingssysteem (zie “Updates voor het
besturingssysteem” op pagina 55).
Binding van netwerkadapters niet mogelijk tijdens Protocols Interview met een in de fabriek
geïnstalleerd Novell NetWare 5-besturingssysteem
Actie: Controleer of de instelling voor pakketontvangstbuffers hoog genoeg is. Ga tijdens het Protocols
Interview naar de console en geef deze instellingen een hogere waarde zodat u de netwerkadapters
kunt binden. U wordt aangeraden een minimumwaarde van 50 buffers per poort in te stellen. De
maximumwaarde moet 125 hoger zijn dan de minimumwaarde. U wijzigt de instellingen als volgt:
1.Typ de volgende opdrachten in het System Console-scherm (waar XXX de nieuwe
numerieke waarde is):
Set Minimum Packet Receive Buffers=XXX
Set Maximum Packet Receive Buffers=XXX
2. Voeg de opdrachten toe aan het bestand STARTUP.NCF.
OPMERKING: Bij gigabit-netwerkadapters stelt u de minimumwaarde van de buffers op
minimaal 500 in en de maximumwaarde op ten minste 2.000.
Tijdens de installatie van Sun Solaris loopt het systeem vast of treedt er een Panic-fout op
Actie: Schakel ACPI-ondersteuning uit in Sun Solaris. Op de website van Sun (http://www.sun.com)
wordt uitgelegd hoe u ACPI kunt uitschakelen.
Problemen oplossen 55
Page 56
Back-upversie herstellen
Als u na een upgrade van het besturingssysteem of de software problemen hebt die u niet kunt oplossen,
kunt u proberen een eerder opgeslagen versie van het systeem te herstellen. Voordat u de back-up
herstelt, maakt u een back-up van het huidige systeem. Als het probleem niet wordt opgelost met het
terugzetten van de back-upversie, kunt u de huidige set herstellen, zodat u niet meer functionaliteit verliest.
Raadpleeg de documentatie bij de back-upsoftware.
Software opnieuw configureren of laden
Als het probleem met alle andere oplossingen niet is verholpen, kunt u overwegen het systeem opnieuw
te configureren. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u deze stap zet:
1. Weeg de tijd die u naar verwachting nodig hebt voor het opnieuw laden van de software af tegen
de tijd die u nodig hebt om af en toe optredende problemen op te lossen. Het kan zinvol zijn
opnieuw te beginnen en de probleemsoftware te verwijderen en opnieuw te installeren.
2. Controleer of de server voldoende systeembronnen (processorsnelheid, ruimte op de vaste schijf
en geheugen) heeft voor de software.
3. Controleer of het server-ROM up-to-date is en de configuratie correct is.
4. Zorg voor een afdruk op papier van alle probleemoplossingsinformatie die u tot nu toe
hebt verzameld.
5. Zorg voor twee goede back-ups voordat u begint. Test de back-ups met een back-upprogramma.
6. Controleer alle bronnen voor het besturingssysteem en de applicatie om er zeker van te zijn dat
u de meest recente informatie heeft.
7. Als de laatste configuratie die correct werkte niet meer werkt, probeert u het systeem te herstellen
met herstelsoftware van het besturingssysteem:
o Microsoft®-besturingssystemen:
Windows Server™ 2003: Geautomatiseerde systeemhersteldiskette. Als het besturingssysteem
in de fabriek werd geïnstalleerd, opent u het back-upprogramma via Start>Alle programma’s>Bureau-accessoires>Systeemwerkset. Raadpleeg de documentatie bij het
besturingssysteem voor meer informatie.
Windows® 2000: Noodhersteldiskette. Als het besturingssysteem in de fabriek werd
geïnstalleerd, opent u het hulpprogramma voor de noodhersteldiskette via Start>Alle programma’s>Bureau-accessoires>Systeemwerkset. Raadpleeg de documentatie bij
het besturingssysteem voor meer informatie.
o Novell NetWare: Repareer traditionele volumes met VREPAIR. Herstel NSS-volumes op
NetWare 5.X-systemen met de NSS-menuopdracht. Herstel NSS-volumes op NetWare
6-systemen met de opdracht NSS/PoolVerify, zo nodig gevolgd door de opdracht
NSS/PoolRebuild. Raadpleeg de documentatie bij NetWare voor meer informatie.
o Caldera UnixWare en SCO OpenServer van Caldera: Noodopstartdiskette. Raadpleeg de
documentatie bij Caldera UnixWare of SCO OpenServer van Caldera voor meer informatie.
o Sun Solaris: Device Configuration Assistant-opstartdiskette. Raadpleeg de Solaris-documentatie
voor meer informatie.
o IBM OS/2: Schakel de server in vanaf de opstartdiskettes. Raadpleeg de OS/2-documentatie bij
de server voor nadere informatie.
o Linux: Raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem voor informatie.
Problemen oplossen 56
Page 57
Linux-besturingssystemen
Voor informatie over het oplossen van problemen die specifiek zijn voor Linux-besturingssystemen
raadpleegt u de speciale ProLiant website voor Linux
(http://h18000.www1.hp.com/products/servers/linux
Problemen met toepassingssoftware
Software loopt vast
Actie:
1. Kijk of u in de logboeken van de applicatie of van het besturingssysteem een reden kunt vinden
voor de softwarestoring.
2. Controleer of er sprake is van incompatibiliteit met andere software op de server.
3. Kijk op de ondersteuningssite van de softwareleverancier of het om een bekend probleem gaat.
4. Controleer in de logbestanden of er sprake is van serverwijzigingen die het probleem kunnen
hebben veroorzaakt.
5. Scan de server op virussen. Gebruik een bijgewerkt viruscontroleprogramma.
).
Fouten na wijziging van een software-instelling
Actie: Kijk in de logbestanden welke wijzigingen zijn aangebracht en maak deze wijzigingen ongedaan.
Fouten na wijzigingen in de systeemsoftware
Actie: Herstel de oorspronkelijke configuratie. Als u meerdere instellingen hebt gewijzigd, wijzigt
u de instellingen één voor één om de oorzaak van het probleem te achterhalen.
Fouten na installatie van een applicatie
Actie:
• Kijk of u in de logboeken van de applicatie of van het besturingssysteem een reden kunt vinden
voor de softwarestoring.
• Kijk of de systeeminstellingen de oorzaak van de fout zijn. Wellicht moet u de instellingen
opzoeken in het serversetupprogramma en de softwareschakelaars handmatig instellen.
Raadpleeg de documentatie bij de applicatie, de website van de leverancier of beide.
• Controleer of er bestanden overschreven zijn. Controleer in de documentatie bij de applicatie
welke bestanden door de applicatie worden toegevoegd.
• Installeer de applicatie opnieuw.
• Zorg ervoor dat u beschikt over de meest recente stuurprogramma’s.
Onderhoud van de firmware
HP heeft technologieën ontwikkeld, zodat HP-servers over maximale uptime beschikken en zo weinig
mogelijk onderhoud vereisen. Deze technologieën vereenvoudigen vaak ook de serverbeheertaken,
zodat beheerders problemen kunnen oplossen zonder de servers offline te plaatsen.
Problemen oplossen 57
Page 58
Typen ROM
Tot de typen ROM behoren:
• Systeem-ROM (zie pagina 58)
• Optie-ROM’s (zie pagina 58)
Systeem-ROM
U dient het systeem opnieuw op te starten voordat een ROM-upgrade van kracht wordt. In noodgevallen
of voor het downgraden van het ROM zijn er reservekopieën beschikbaar van de meest recente
ROM-afbeelding in redundant ROM of als ROM-reservekopie.
Optie-ROM’s
Tot de typen optie-ROM’s behoren:
• Arraycontroller-ROM’s
• Geïntegreerde Lights-Out (iLO)-ROM’s
• Vaste schijf ROM’s
ROM flashen
Het upgraden van systeem- en optie-ROM’s wordt het flashen van het ROM genoemd. Een ROM-flash
gebruikt software om het huidige systeem-ROM op een doelserver te vervangen door een nieuwe
ROM-afbeelding. Flash het ROM om:
• Ondersteuning te bieden voor nieuwe functies
• Problemen in een vorige ROM-versie te corrigeren
Hulpprogramma ROMPaq
Met flash-ROM kunt u de firmware (BIOS) bijwerken met ROMPaq-hulpprogramma’s voor systeem-ROM of
optie-ROM. Voor het upgraden van het BIOS plaatst u een ROMPaq-diskette in de diskettestations en start
u het systeem op.
Het systeem wordt nu gecontroleerd door ROMPaq, waarna u kunt kiezen uit de beschikbare
ROM-versies, indien er meerdere versies zijn. Deze procedure geldt voor zowel het systeem-ROM
als voor het optie-ROM.
Meer informatie over het hulpprogramma ROMPaq vindt u op de website van HP
(http://www.hp.com/servers/manage
Het ROM flashen met ROMPaq:
1. Download de systeemdiskette met het hulpprogramma ROMPaq voor iedere doelserver of optie
waarvoor een ROM -flash is gepland. ROMPaq-downloads vindt u op de HP-website
(http://www.hp.com/support
).
).
2. Schakel alle servers uit waarvan u de systeem- of optie-ROM-afbeeldingen wilt bijwerken en start
het systeem opnieuw met gebruik van de juiste ROMPaq-diskette voor die server.
3. Volg de interactieve sessie in het ROMPaq-hulpprogramma, zodat u de apparaten kunt selecteren
waarvoor u de flash wilt uitvoeren.
4. Nadat het ROMPaq-hulpprogramma de flash heeft uitgevoerd voor de geselecteerde apparaten,
schakelt u de stroom handmatig weer in om het systeem weer op te starten in het besturingssysteem.
Download de nieuwste firmware-updates van de HP-website
(http://h18023.www1.hp.com/support/files/server/us/romflash.html
Firmware updaten
Gebruik HP Insight Diagnostics (zie pagina 14) om de firmwareversie te controleren.
U verricht als volgt een update van de firmware:
1. Controleer de firmareversie.
2. Bepaal de nieuwste firmwareversie.
3. Update de firmware naar de nieuwste versie die door de hardwareconfiguratie wordt ondersteund.
4. Ga na of de firmware is bijgewerkt door het versienummer van de huidige firmware te controleren.
Stuurprogramma’s
HP-stuurprogramma’s en -hulpprogramma’s staan op de ondersteunings-cd. De meest recente
stuurprogramma’s en informatie over ondersteunende besturingssystemen vindt u op de HP-website
(http://www.hp.com/support
BELANGRIJK: Voer altijd een back-up uit voordat u stuurprogramma’s installeert of bijwerkt.
)
).
).
Problemen oplossen 59
Page 60
Batterij vervangen
Als de server niet meer automatisch de juiste datum en tijd weergeeft, moet de batterij die de
real-timeklok van voeding voorziet, mogelijk worden vervangen. In normale omstandigheden
gaat een batterij tussen de vijf en tien jaar mee.
WAARSCHUWING: Deze computer bevat een interne lithiummangaandioxide-, een
vanadiumpentoxide- of een alkalinebatterij of -accu. Als u niet op de juiste manier omgaat
met de batterij, kan er brand ontstaan en kunt u brandwonden oplopen. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om het risico op lichamelijk letsel te vermijden:
• Probeer de accu niet op te laden.
• Stel de batterij/accu niet bloot aan temperaturen boven 60°C.
• Haal de batterij niet uit elkaar, plet of doorboor de batterij niet, maak geen kortsluiting
tussen de contactpunten. De batterij mag niet in water worden ondergedompeld of worden
blootgesteld aan vuur.
• Vervang de batterij alleen door een nieuwe batterij die is goedgekeurd voor dit product.
U verwijdert het onderdeel als volgt:
1. Zet de server uit (zie pagina 5).
2. Schuif de server zo nodig iets uit het rack.
3. Verwijder het toegangspaneel (zie “Toegangspaneel” op pagina 5).
4. Verwijder alle hardware die de toegang tot de batterij belemmert.
5. Verwijder de batterij.
Batterij vervangen 60
Page 61
Als u het onderdeel wilt terugplaatsen, voert u de procedure voor het verwijderen in omgekeerde
volgorde uit.
Neem contact op met een geautoriseerde HP Business Partner voor meer informatie over het vervangen
of voor afvalverwerking aanbieden van de batterij of accu.
Kennisgeving over de laser...................................................................................................................... 66
Kennisgeving vervanging accu’s en batterijen............................................................................................ 67
Taiwanese kennisgeving over hergebruik van batterijen.............................................................................. 68
Voedingskabelverklaring voor Japan ........................................................................................................ 68
Akoestische verklaring voor Duitsland (Geluidsemissie)............................................................................... 68
Voorgeschreven identificatienummers
Ten behoeve van voorgeschreven certificatie en identificatie heeft het product een uniek voorgeschreven
modelnummer. Het voorgeschreven modelnummer staat vermeld op het productlabel, samen met de
vereiste keurmerken en verdere informatie. Vermeld altijd dit voorgeschreven modelnummer wanneer
u om informatie over certificatie van dit product vraagt. Het voorgeschreven modelnummer is niet
hetzelfde als de merknaam of het modelnummer van het product.
Kennisgeving Federal Communications Commission
Deel 15 van de Federal Communications Commission (FCC) Rules and Regulations heeft Radiofrequentie
(RF) emissielimieten vastgesteld om te voorzien in een interferentievrij radiofrequentiespectrum. Veel
elektronische apparaten, inclusief computers, genereren RF-energie tijdens het gebruik ervan en vallen
daarom onder deze regels. In deze regels worden computers en verwante randapparatuur onderverdeeld
in twee klassen, A en B, afhankelijk van de bedoelde installatie. Apparaten van klasse A zijn die
waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat ze in een zakelijke of commerciële omgeving worden
geïnstalleerd. Apparaten van klasse B zijn die waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat ze in
een huiselijke omgeving worden geïnstalleerd (bijvoorbeeld pc’s). De FCC eist dat apparaten in beide
klassen een label dragen dat het interferentiepotentieel van het apparaat aangeeft, alsmede aanvullende
bedieningsinstructies voor de gebruiker.
Wettelijke kennisgevingen 62
Page 63
FCC-indicatielabel
Het FCC-indicatielabel op het apparaat geeft de classificatie van het apparaat aan (A of B). Op Klasse
B-apparatuur staat een FCC-logo of ID op het label. Op Klasse A-apparatuur staat geen FCC-logo of ID
op het label. Nadat u de klasse van het apparaat bepaald hebt, leest u de bijbehorende verklaring.
Klasse A-apparatuur
Deze apparatuur is getest en valt onder de limieten gesteld voor een digitaal apparaat van Klasse A,
overeenkomstig Deel 15 van de FCC-regels. Deze limieten zijn ontworpen om redelijke bescherming
te bieden tegen schadelijke interferentie wanneer deze apparatuur wordt bediend in een commerciële
omgeving. Deze apparatuur genereert, gebruikt en kan radiofrequentie-energie uitstralen en kan, indien
niet geïnstalleerd en gebruikt volgens de instructies, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie
veroorzaken. Gebruik van deze apparatuur in een huiselijke omgeving zal naar alle waarschijnlijkheid
schadelijke interferentie veroorzaken en in dat geval dient de gebruiker zelf deze interferentie op eigen
kosten te corrigeren.
Klasse B-apparatuur
Deze apparatuur is getest en valt onder de limieten gesteld voor een digitaal apparaat van Klasse B,
overeenkomstig Deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze limieten zijn ontworpen om redelijke
bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie in een huiselijke installatie. Deze apparatuur
genereert, gebruikt en kan radiofrequentie-energie uitstralen en kan, indien niet geïnstalleerd en gebruikt
volgens de instructies, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen
garantie dat interferentie niet voorkomt in een bepaalde installatie. Wanneer deze apparatuur toch
schadelijke interferentie veroorzaakt op radio- of televisieontvangst, die herleid kan worden door de
apparatuur uit en in te schakelen, wordt de gebruiker aangeraden dit te corrigeren door een of meer
van de volgende maatregelen te treffen:
• Heroriënteer of verplaats de ontvangende antenne.
• Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
• Sluit de apparatuur aan op een stopcontact op een circuit dat een andere is dan waar
de ontvanger op aangesloten is.
• Vraag de dealer of een ervaren radio- of televisietechnicus om hulp.
Conformiteitsverklaring voor producten gemarkeerd
met het FCC-logo, alleen voor de Verenigde Staten
Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-voorschriften. Gebruik is onderhevig aan de volgende
twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat
moet elke ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste operatie
kan veroorzaken.
Voor vragen aangaande dit product kunt u telefonisch of schriftelijk contact met ons opnemen:
• Hewlett-Packard Company
P. O. Box 692000, Mail Stop 530113
Houston, Texas 77269-2000
Wettelijke kennisgevingen 63
Page 64
• 1-800-HP-INVENT (1-800-474-6836). (Voor doorlopende kwaliteitsverbetering kan het zijn dat
uw gesprek wordt opgenomen of dat er wordt meegeluisterd.)
Voor vragen aangaande deze FCC-verklaring kunt u telefonisch of schriftelijk contact met ons opnemen:
• Hewlett-Packard Company
P. O. Box 692000, Mail Stop 510101
Houston, Texas 77269-2000
• 1281-514-3333
Raadpleeg voor identificatie van dit product het onderdeel-, serie- of modelnummer, dat gevonden kan
worden op het product.
Aanpassingen
De FCC eist dat de gebruiker er van op de hoogte wordt gesteld dat wijzigingen of aanpassingen die
niet expliciet goedgekeurd zijn door Hewlett-Packard Company, de bevoegdheid van de gebruiker om
het apparaat te bedienen, ongeldig kan maken.
Kabels
Voor het aansluiten van dit apparaat moeten conform de FCC-regels afgeschermde kabels met metalen
RFI/EMI-connectorkapjes worden gebruikt.
Canadese kennisgeving (Avis Canadien)
Klasse A-apparatuur
This Class A digital apparatus meets all requirements of the Canadian Interference-Causing
Equipment Regulations.
Cet appareil numérique de la classe A respecte toutes les exigences du Règlement sur le matériel
brouilleur du Canada.
Klasse B-apparatuur
This Class B digital apparatus meets all requirements of the Canadian Interference-Causing
Equipment Regulations.
Cet appareil numérique de la classe B respecte toutes les exigences du Règlement sur le matériel
brouilleur du Canada.
Kennisgeving voor de Europese Unie
Dit product voldoet aan de volgende EU-richtlijnen:
• Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EC
• EMC-richtlijn 2004/108/EC
Het voldoen aan deze richtlijnen impliceert naleving van toepasselijke Europese standaarden (normen).
Deze zijn opgenomen in de EU Declaration of Conformity die Hewlett-Packard voor dit product of deze
productenreeks ter beschikking stelt.
Wettelijke kennisgevingen 64
Page 65
De garantie dat het product aan de richtlijnen voldoet, vindt u op het volgende label dat op het product
is aangebracht:
Dit label is alleen geldig voor niet-Telecom-producten en voor gestandaardiseerde Telecom-producten
in de EU (bijvoorbeeld Bluetooth).
Dit label is geldig voor niet-gestandaardiseerde Telecom-producten in de EU.
*Aangegeven framenummer (alleen indien van toepassing – zie het productlabel)
Hewlett-Packard GmbH, HQ-TRE, Herrenberger Strasse 140, 71034 Boeblingen, Duitsland
Verwijdering van afgedankte apparatuur door
privé-gebruikers in de Europese Unie
Dit symbool op het product of de verpakking geeft aan dat dit product niet mag worden gedeponeerd
bij het normale huishoudelijke afval. U bent zelf verantwoordelijk voor het inleveren van uw
afgedankte apparatuur bij een inzamelingspunt voor het recyclen van oude elektrische en elektronische
apparatuur. Door uw oude apparatuur apart aan te bieden en te recyclen, kunnen natuurlijke
bronnen worden behouden en kan het materiaal worden hergebruikt op een manier waarmee
de volksgezondheid en het milieu worden beschermd. Neem contact op met uw gemeente, het
afvalinzamelingsbedrijf of de winkel waar u het product hebt gekocht voor meer informatie over
inzamelingspunten waar u oude apparatuur kunt aanbieden voor recycling.
Japanse kennisgeving
Wettelijke kennisgevingen 65
Page 66
BSMI-kennisgeving
Koreaanse kennisgeving
Klasse A-apparatuur
Klasse B-apparatuur
Kennisgeving over de laser
Dit product is mogelijk uitgerust met een optische-schijfeenheid (cd- of dvd-drive) en/of een
glasvezeltransceiver. Deze apparaten bevatten een laser die is geclassificeerd als een laserproduct
uit klasse 1 overeenkomstig de Amerikaanse FDA-voorschriften en IEC 60825-1. Het product geeft
geen gevaarlijke straling af.
Elk laserproduct voldoet aan 21 CFR 1040.10 en 1040.11, met uitzondering van afwijkingen
overeenkomstig Laser Notice No. 50, gedateerd 27 mei 2001; en aan IEC 60825-1:1993/A2:2001.
Wettelijke kennisgevingen 66
Page 67
WAARSCHUWING: Als u bedieningselementen gebruikt, instellingen aanpast of procedures
uitvoert op een andere manier dan in deze publicatie of in de installatiehandleiding van het
laserproduct wordt aangegeven, loopt u het risico te worden blootgesteld aan gevaarlijke
straling. U beperkt als volgt het risico van blootstelling aan gevaarlijke straling:
• Probeer niet de behuizing van de module te openen. U mag zelf geen
onderdelen repareren.
• U mag geen functies gebruiken of aanpassingen of procedures uitvoeren aan de
laserapparatuur dan die welke in deze handleiding worden beschreven.
• Laat alleen een geautoriseerde HP Business Partner reparaties aan de
laserapparatuur uitvoeren.
Het Center for Devices and Radiological Health (CDRH) van de U.S. Food and Drug Administration
heeft op 2 augustus 1976 voorschriften voor laserproducten uitgevaardigd. Deze voorschriften zijn
van toepassing op laserproducten die zijn geproduceerd vanaf 1 augustus 1976. Producten die in
de Verenigde Staten op de markt worden gebracht, moeten aan deze voorschriften voldoen.
Kennisgeving vervanging accu’s en batterijen
WAARSCHUWING: Deze computer bevat een interne lithiummangaandioxide-, een
vanadiumpentoxide- of een alkalinebatterij of -accu. Als u niet op de juiste manier omgaat
met de batterij, kan er brand ontstaan en kunt u brandwonden oplopen. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om het risico op lichamelijk letsel te vermijden:
• Probeer de accu niet op te laden.
• Stel de batterij/accu niet bloot aan temperaturen boven 60°C.
• Haal de batterij niet uit elkaar, plet of doorboor de batterij niet, maak geen kortsluiting
tussen de contactpunten. De batterij mag niet in water worden ondergedompeld of worden
Neem contact op met een geautoriseerde HP Business Partner voor meer informatie over het vervangen
of voor afvalverwerking aanbieden van de batterij of accu.
blootgesteld aan vuur.
Batterijen en accu’s moeten gescheiden van het overige huisvuil worden ingezameld. Als u de
batterijen en accu’s wilt inleveren voor hergebruik of op de juiste manier wilt vernietigen, kunt
u gebruikmaken van het openbare inzamelingssysteem voor klein chemisch afval of kunt u de
batterijen of accu’s terugsturen naar HP of een geautoriseerde HP Business Partner.
Wettelijke kennisgevingen 67
Page 68
Taiwanese kennisgeving over hergebruik
van batterijen
De EPA van Taiwan vereist van droge accu-fabricage- of importbedrijven die voldoen aan Artikel 15
van de Wet Afvalverwijdering dat zij de hersteltekens aangeven van accu’s die in de uitverkoop, als
relatiegeschenk of speciale aanbieding worden aangeboden. Neem contact op met een gekwalificeerde
Taiwanese recycler voor de correcte afvoer van accu’s.
Voedingskabelverklaring voor Japan
Akoestische verklaring voor Duitsland
(Geluidsemissie)
Geluidsdruk LpA < 70 dB(A)
Toeschouwerposities, normale bediening
Volgens ISO 7779:1999 (typecontrole)
Aardingsmethoden ter voorkoming van elektrostatische ontlading ................................................................ 69
Elektrostatische ontlading voorkomen
Om schade aan het systeem te voorkomen moet u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht nemen
wanneer u het systeem instelt of de onderdelen vastpakt. Een ontlading van statische elektriciteit via
vingers of andere geleiders kan de systeemkaarten of andere gevoelige apparatuur beschadigen.
Dit soort schade kan de levensduur van het apparaat verkorten.
U voorkomt als volgt schade ten gevolge van elektrostatische ontlading:
• Zorg dat u de onderdelen zo weinig mogelijk met de handen aanraakt door onderdelen in de
antistatische verpakking te vervoeren en te bewaren.
• Haal onderdelen niet uit hun antistatische verpakking zolang ze zich niet op een plaats bevinden
die vrij is van statische elektriciteit.
• Plaats de onderdelen op een geaard oppervlak voordat u ze uit de verpakking haalt.
• Vermijd aanraking van pinnen, voedingsdraden en circuits.
• Zorg dat u geen elektriciteit geleidt als u een onderdeel aanraakt dat gevoelig is voor
statische elektriciteit.
Aardingsmethoden ter voorkoming van
elektrostatische ontlading
Er zijn verschillende methoden waarmee u voor aarding kunt zorgen. Pas een of meer van de volgende
aardingsmethoden toe wanneer u werkt met onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit of
wanneer u dergelijke onderdelen installeert:
• Gebruik een polsbandje dat met een aardedraad is verbonden met een geaard werkstation
of computerchassis. Polsbandjes zijn flexibele bandjes met minimaal 1 megohm ±10 procent
weerstand in de aardedraden. Draag het bandje strak tegen de huid voor voldoende aarding.
• Gebruik hiel-, teen- of schoenbandjes bij staande werkstations. Draag de bandjes om beide
voeten wanneer u op een geleidende vloer of dissiperende vloermat staat.
• Gebruik geleidend onderhoudsgereedschap.
• Gebruik een draagbare gereedschapskist met een opvouwbare dissiperende werkmat.
Als u niet beschikt over de aanbevolen hulpmiddelen voor de juiste aarding, laat u een geautoriseerde
Business Partner het onderdeel installeren.
Neem contact op met een Business Partner voor meer informatie over statische elektriciteit of hulp bij
de installatie van het product.
Elektrostatische ontlading 69
Page 70
Technische ondersteuning
In dit gedeelte
Voordat u contact opneemt met HP........................................................................................................... 70
Les produits HP comportent de nombreuses pièces CSR (Customer Self Repair = réparation par le client)
afin de minimiser les délais de réparation et faciliter le remplacement des pièces défectueuses. Si pendant
la période de diagnostic, HP (ou ses partenaires ou mainteneurs agréés) détermine que la réparation peut
être effectuée à l’aide d’une pièce CSR, HP vous l’envoie directement. Il existe deux catégories de
pièces CSR:
•Obligatoire - Pièces pour lesquelles la réparation par le client est obligatoire. Si vous demandez
à HP de remplacer ces pièces, les coûts de déplacement et main d’œuvre du service vous seront
facturés.
•Facultatif - Pièces pour lesquelles la réparation par le client est facultative. Ces pièces sont
également conçues pour permettre au client d’effectuer lui-même la réparation. Toutefois, si vous
demandez à HP de remplacer ces pièces, l’intervention peut ou non vous être facturée, selon le
type de garantie applicable à votre produit.
REMARQUE: Certaines pièces HP ne sont pas conçues pour permettre au client d’effectuer lui-même
la réparation. Pour que la garantie puisse s’appliquer, HP exige que le remplacement de la pièce soit
effectué par un Mainteneur Agréé. Ces pièces sont identifiées par la mention “Non” dans le
Catalogue illustré.
Les pièces CSR sont livrées le jour ouvré suivant, dans la limite des stocks disponibles et selon votre
situation géographique. Si votre situation géographique le permet et que vous demandez une livraison
le jour même ou dans les 4 heures, celle-ci vous sera facturée. Pour bénéficier d’une assistance
téléphonique, appelez le Centre d’assistance technique HP. Dans les documents envoyés avec la pièce
de rechange CSR, HP précise s’il est nécessaire de lui retourner la pièce défectueuse. Si c’est le cas, vous
devez le faire dans le délai indiqué, généralement cinq (5) jours ouvrés. La pièce et sa documentation
doivent être retournées dans l’emballage fourni. Si vous ne retournez pas la pièce défectueuse, HP se
réserve le droit de vous facturer les coûts de remplacement. Dans le cas d’une pièce CSR, HP supporte
l’ensemble des frais d’expédition et de retour, et détermine la société de courses ou le transporteur
à utiliser.
Pour plus d’informations sur le programme CSR de HP, contactez votre Mainteneur Agrée local.
Pour plus d’informations sur ce programme en Amérique du Nord, consultez le site Web HP
(http://www.hp.com/go/selfrepair
).
Technische ondersteuning 71
Page 72
Acroniemen en afkortingen
ACPI
Advanced Configuration and Power Interface
ACU
Array Configuration Utility (Hulpprogramma voor arrayconfiguratie)
ASR
Automatic Server Recovery
BIOS
Basic Input/Output System
BMC
Baseboard Management Controller
CCITT
International Telegraph and Telephone Consultative Committee