Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn in
de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, april 2010
Artikelnummer van document: 597857-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op de computer
beschikbaar.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING!U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding).
Zorg ook dat de netvoedingsadapter niet in contact komt met de huid of een voorwerp van zacht
materiaal wanneer u met de computer werkt. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de
temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedefinieerd door
de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
Video .................................................................................................................................................. 37
Externe monitor of projector aansluiten ............................................................................. 37
Menu's van het setupprogramma ..................................................................................................... 104
Main (Hoofdmenu) ........................................................................................................... 104
Menu Security (Beveiliging) ............................................................................................. 104
Menu System Configuration (Systeemconfiguratie) ........................................................ 104
Menu Diagnostics (Diagnostische gegevens) .................................................................. 105
Bijlage B Software-updates .......................................................................................................................... 106
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................. 109
ix
Bijlage C Back-up en herstel ........................................................................................................................ 110
Herstelschijven maken ..................................................................................................................... 111
Back-up van uw gegevens maken ................................................................................................... 112
Windows Back-up maken and terugzetten ...................................................................... 113
Herstelactie uitvoeren vanaf de herstelschijven .............................................................. 114
Herstelactie uitvoeren vanaf de speciale herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) ...... 114
Index ................................................................................................................................................................. 116
x
1Voorzieningen
Hardware herkennen
Ga als volgt te werk om een lijst van op de computer geïnstalleerde hardware weer te geven:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2.Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.
OPMERKING:Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van applicaties, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Hardware herkennen1
Onderdelen
Onderdelen aan de bovenkant
Touchpad
OnderdeelFunctie
TouchpadHiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en onderdelen op het
scherm selecteren of activeren.
Ga als volgt te werk om de voorkeuren voor cursorbesturing te bekijken of te wijzigen:
1.Selecteer Start > Apparaten en printers.
2.Klik met de rechtermuisknop op het apparaat dat naar de computer verwijst.
3.Selecteer Muisinstellingen.
2Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Touchpad-knoppen
ItemBeschrijvingFunctie
1Aan/uit-knop van het touchpadHiermee kunt u het touchpad aan- en uitzetten.
2Linkerknop van het touchpadDeze knop heeft dezelfde functie als de
3Rechterknop van het touchpadDeze knop heeft dezelfde functie als de
Druk op de aan/uit-knop en houd deze twee
seconden ingedrukt om het touchpad uit en in te
schakelen.
linkerknop op een externe muis.
rechterknop op een externe muis.
Ga als volgt te werk om de voorkeuren voor cursorbesturing te bekijken of te wijzigen:
1.Selecteer Start > Apparaten en printers.
2.Klik met de rechtermuisknop op het apparaat dat naar de computer verwijst.
3.Selecteer Muisinstellingen.
Onderdelen3
Lampjes
ItemBeschrijvingFunctie
1Caps Lock-lampjeAan — Caps Lock is ingeschakeld.
2Aan/uit-lampje
3Lampje Volume uitOranje — het geluid van de computer is uitgeschakeld.
4Lampje voor draadloze communicatie
5Touchpad-lampjeOranje — het touchpad is uitgeschakeld.
6Lampje van vingerafdruklezer
Aan — de computer is ingeschakeld.
●
Knippert — de computer staat in de slaapstand.
●
Uit — de computer is uitgeschakeld of staat in de
●
hibernationstand.
Wit — een geïntegreerd apparaat voor draadloze
●
communicatie, zoals een adapter voor draadloze
communicatie (WLAN) en/of een Bluetooth®-apparaat, is
gedetecteerd.
Oranje — er zijn geen apparaten voor draadloze
●
communicatie gedetecteerd.
Wit — de vingerafdruk werd gelezen.
●
Oranje — de vingerafdruk werd niet gelezen.
●
4Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
ItemBeschrijvingFunctie
1Aan/uit-knopMet een druk op de aan/uit-knop kunt u het volgende doen:
Schakel de computer in.
●
Slaapstand activeren.
●
De slaapstand beëindigen.
●
De hibernationstand beëindigen.
●
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van
Windows geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens
vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Selecteer Start>Configuratiescherm>Systeem enbeveiliging>Energiebeheer voor meer informatie over
energiebeheer.
2Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows aanmelden,
in plaats van met een wachtwoord.
In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Raadpleeg Help en ondersteuning voor
informatie over het wijzigen van de fabrieksinstellingen.
Onderdelen5
Toetsen
ItemBeschrijvingFunctie
1esc-toetsDruk esc en fn tegelijk in om de systeeminformatie weer te geven.
2fn-toetsDruk fn in combinatie met een functietoets of esc tegelijk in om
3Windows-logotoetsHiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
4Windows-applicatietoetsHiermee opent u een snelmenu voor items waarop de aanwijzer
5Geïntegreerd numeriek toetsenblokDeze toetsen kunt u laten werken als de toetsen op een extern
6FunctietoetsenDruk fn in combinatie met een functietoets tegelijk in om
Onderdelen aan de voorkant
BeschrijvingFunctie
LuidsprekersHiermee wordt het geluid van de computer weergegeven.
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
zich bevindt.
numeriek toetsenblok.
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
6Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Onderdelen aan de rechterkant
ItemBeschrijvingFunctie
1Aan/uit-lampje
2Lampje van vaste schijf
3USB-poorten (2)Hierop kunt u optionele USB-apparatuur aansluiten.
4Lampje van optische-schijfeenheidKnippert — er wordt geschreven naar of gelezen van de optische-
5OptischeschijfeenheidLeest optische schijven en schrijft (alleen bij bepaalde modellen)
6Lampje van netvoedingsadapter
7VoedingsconnectorHierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
8Bevestigingspunt voor beveiligingskabelHierop kunt u een optionele beveiligingskabel aansluiten. Van de
Aan — de computer is ingeschakeld.
●
Knippert — de computer staat in de slaapstand.
●
Uit — de computer is uitgeschakeld of staat in de
●
hibernationstand.
Wit — de vaste schijf is actief.
●
Oranje — de vaste schijf is geparkeerd.
●
schijfeenheid.
naar optische schijven.
Aan — de computer is aangesloten op een externe
●
voedingsbron.
Uit — de computer is niet aangesloten op een externe
●
voedingsbron.
beveiligingskabel moet op de eerste plaats een
ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet
voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
Onderdelen7
Onderdelen aan de linkerkant
ItemBeschrijvingFunctie
1Ventilatieopeningen (2)Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
2Poort voor externe monitorHierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector aansluiten.
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen.
Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
3RJ-45-netwerkconnectorHierop kunt u een netwerkkabel aansluiten.
4HDMI-poortHiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel video- of
5eSATA/USB-poort (alleen bepaalde modellen)Hierop sluit u een optionele hoogwaardige eSATA-component aan,
6USB-poortHierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten.
7Audio-ingang (microfoon)Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
8Audio-uitgang (hoofdtelefoon)Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele
9SD-kaartlezerLeest SD-kaarten die in de lezer worden geplaatst.
audioapparaat, zoals een high-definition televisie en andere
compatibele digitale apparatuur of audio-apparatuur.
zoals een eSATA externe vaste schijf, of sluit u een optioneel USBapparaat aan.
OPMERKING: Afhankelijk van het model computer is de
computer mogelijk alleen voorzien van een USB-poort.
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een
oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het
computergeluid via dat apparaat weer te geven.
8Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Onderdelen aan de onderkant
ItemBeschrijvingFunctie
1AccuruimteHierin bevindt zich de accu.
2AccuvergrendelingHiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
3Ventilatieopeningen (7)Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
4Primaire vaste-schijfruimteBiedt plaats aan de primaire vaste schijf, de geheugenmoduleslots
5Geïntegreerde subwooferLevert superieure geluidskwaliteit wat lage tonen betreft.
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen.
Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
en de WLAN-module (alleen bepaalde modellen).
VOORZICHTIG: Vervang de module door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met
betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land/
regio. Zo voorkomt u dat het systeem niet meer reageert en er een
waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van de module
een waarschuwing verschijnt, verwijdert u de module om de
functionaliteit van de computer te herstellen. Neem vervolgens via
Help en ondersteuning contact op met de technische
ondersteuningsdienst.
Onderdelen9
Onderdelen van het beeldscherm
ItemBeschrijvingFunctie
1Interne microfoons (2)Hiermee neemt u geluid op.
2Lampje van de webcamAan — de webcam is in gebruik.
3WebcamHiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Antennes voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen)
Bepaalde computermodellen zijn voorzien van minimaal 2 antennes (1, 2) die signalen verzenden naar
en ontvangen van een of meer apparaten voor draadloze communicatie. Deze antennes zijn niet
zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
OPMERKING:Voor een optimale verzending houdt u de directe omgeving van de antennes vrij.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte van
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu in Help en ondersteuning dat van toepassing is op uw
land/regio.
10Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Overige hardwareonderdelen
ItemBeschrijvingFunctie
1Netsnoer*Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een
2NetvoedingsadapterHiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
stopcontact.
3Accu*Levert voeding wanneer de computer niet op een externe
voedingsbron aangesloten is.
* Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per regio en land.
Onderdelen11
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig hebt wanneer u problemen
met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer. Houd deze gegevens bij de hand
wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Certificaat van echtheid van Microsoft: bevat de productcode voor Windows. U kunt het
●
die uniek is voor elk product.
van de computer zichtbaar is.
computer binnen de garantie valt.
productidentificatienummer nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of
problemen met het systeem wilt oplossen. Dit certificaat bevindt zich aan de onderkant van de
computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
●
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Label met keurmerken voor het modem: bevat voorschriften en keurmerken van instanties die zijn
●
vereist voor een aantal landen/regio's waarin het modem kan worden gebruikt. U kunt deze
informatie nodig hebben als u de computer in het buitenland wilt gebruiken. Het label met
keurmerken voor het modem bevindt zich aan de binnenkant van de vasteschijfruimte.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (uitsluitend voor bepaalde modellen): bevat
●
(ten) informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van
diverse landen waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Een optioneel
apparaat kan een WLAN-adapter (Wireless Local Area Network) of een optioneel Bluetoothapparaat zijn. Als het model computer is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze
communicatie, is de computer voorzien van een of meer certificeringslabels. U kunt deze informatie
nodig hebben als u de computer in het buitenland wilt gebruiken. Labels met keurmerk voor
draadloze communicatie bevinden zich aan de binnenkant van het compartiment voor de Mini
Card.
12Hoofdstuk 1 Voorzieningen
SIM-label (Subscriber Identity Module, alleen bepaalde modellen): bevat de ICCID (Integrated
●
Circuit Card Identifier) van de SIM-kaart. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
Label met serienummer van HP-module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): bevat
●
het serienummer van de HP-module voor mobiel breedband. Dit label bevindt zich in de
accuruimte.
Labels13
2Draadloos netwerk, lokaal netwerk en
modem
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): Hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
●
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-netwerken, draadloze LAN's of WLAN's genoemd) in
bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en
universiteiten. In een WLAN communiceert elk mobiel apparaat met een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat (alleen bepaalde modellen): Hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal
●
Area Network, PAN) opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte
apparaten zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een
PAN communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Computers met WLAN-apparaten ondersteunen een of meer van de volgende IEEE-industrienormen:
802.11b, de eerste populaire standaard, ondersteunt overdrachtssnelheden tot 11 Mbps en werkt
●
met een frequentie van 2,4 GHz.
802.11g ondersteunt gegevenssnelheden van maximaal 54 Mbps en werkt op een frequentie van
●
2,4 GHz. Een 802.11g WLAN-apparaat is achterwaarts compatibel met 802.11b-apparaten zodat
deze op hetzelfde netwerk kunnen worden ingezet.
802.11a ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 5 GHz.
●
OPMERKING:802.11a is niet compatibel met 802.11b en 802.11g.
802.11n ondersteunt een gegevenssnelheid van maximaal 450 Mbps en kan werken op 2,4 GHz
●
of 5 GHz, waardoor deze norm terugwaarts compatibel is met 802.11a, b en g.
Raadpleeg de informatie en de websitekoppelingen in Help en ondersteuning voor meer informatie over
draadloze technologie.
Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen
PictogramNaamBeschrijving
14Hoofdstuk 2 Draadloos netwerk, lokaal netwerk en modem
Draadloos (ingeschakeld)Geeft de locatie van het lampje en de toets voor draadloze
communicatie op de computer aan. Hiermee wordt tevens de
HP Wireless Assistant-software op de computer herkend en wordt
aangegeven dat een of meer apparaten voor draadloze
communicatie zijn ingeschakeld.
Draadloos (uitgeschakeld)Hiermee wordt de HP Wireless Assistant-software op de computer
Bekabeld netwerk
(aangesloten)
Bekabeld netwerk
(gedeactiveerd/
losgekoppeld)
Netwerk (aangesloten)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer
Netwerk (losgekoppeld)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer
Netwerk (gedeactiveerd/
losgekoppeld)
herkend en wordt aangegeven dat alle apparaten voor draadloze
communicatie zijn uitgeschakeld.
Hiermee wordt aangegeven dat een of meer
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat een of meer
netwerkapparaten op het bekabelde netwerk zijn aangesloten.
Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, maar dat geen
netwerkapparaten zijn aangesloten (of alle netwerkapparaten zijn
gedeactiveerd in het Configuratiescherm van Windows).
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat een of meer
netwerkapparaten op het draadloos netwerk zijn aangesloten.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat draadloze
verbindingen beschikbaar zijn, maar dat er geen netwerkapparaten
zijn aangesloten op een draadloos netwerk.
Hiermee wordt aangegeven dat een of meer
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, maar dat er geen
draadloze verbindingen beschikbaar zijn (of dat alle
netwerkapparaten voor draadloze communicatie zijn gedeactiveerd
via de knop voor draadloze communicatie of via
HP Wireless Assistant).
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Regel de draadloze apparaten op de computer met:
Draadloze actietoets of hotkey (fn+f12)
●
HP Wireless Assistant-software
●
HP Connection Manager software (alleen bepaalde modellen)
●
Voorzieningen van het besturingssysteem.
●
Toets voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een toets voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle apparaten
voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie wit
wanneer u de computer inschakelt.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor
draadloze communicatie wit brandt, is ten minste één apparaat voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje brandt, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken15
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn geactiveerd, kunt u met de toets
voor draadloze communicatie alle apparaten voor draadloze communicatie tegelijk in- of uitschakelen.
Een afzonderlijk apparaat voor draadloze communicatie kan worden bestuurd via
HP Wireless Assistant.
HP Wireless Assistant gebruiken
Een apparaat voor draadloze communicatie kan via HP Wireless Assistant worden in- of uitgeschakeld.
Als een apparaat voor draadloze communicatie is gedeactiveerd in het setupprogramma, moet het
opnieuw worden geactiveerd via het setupprogramma voordat het kan worden in- of uitgeschakeld via
Wireless Assistant.
OPMERKING:Als u een draadloos apparaat activeert of inschakelt betekent dit niet dat de computer
automatisch verbinding maakt met een netwerk of Bluetooth-apparaat.
U kunt de status van de apparaten voor draadloze communicatie weergeven door te klikken op het
pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak) en de
muisaanwijzer over het pictogram voor draadloze communicatie te bewegen.
Ga als volgt te werk om het pictogram voor draadloze communicatie weer te geven in het systeemvak,
als dat niet het geval is:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Windows
Mobiliteitscentrum.
2.Klik op het pictogram voor draadloze communicatie op de tegel Wireless Assistant. Deze bevindt
zich in de onderste rij van het Windows Mobiliteitscentrum. Het venster Wireless Assistant wordt
weergegeven.
3.Klik op Eigenschappen.
4.Selecteer het selectievakje naast het pictogram van HP Wireless Assistant in het systeemvak.
5.Klik op Toepassen.
6.Klik op Sluiten.
Raadpleeg de Help van Wireless Assistant voor meer informatie. Ga als volgt te werk om de Help te
openen:
1.Open Wireless Assistant door de klikken op het pictogram voor draadloze communicatie in het
Windows Mobiliteitscentrum.
2.Klik op de knop Help.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Sommige besturingssystemen bieden de mogelijkheid om geïntegreerde apparaten voor draadloze
communicatie en de draadloze verbinding te beheren. Zo biedt Windows het Netwerkcentrum waarmee
u een verbinding of netwerk tot stand kunt brengen, verbinding kunt maken met een netwerk, draadloze
netwerken kunt beheren en netwerkproblemen kunt diagnosticeren en verhelpen.
U opent het Netwerkcentrum door te klikken op Start >Configuratiescherm> Netwerk eninternet>Netwerkcentrum.
Selecteer Start>Help en ondersteuning voor meer informatie.
16Hoofdstuk 2 Draadloos netwerk, lokaal netwerk en modem
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos lokaal netwerk (WLAN), dat bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING:De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
●
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties kunnen worden afgescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een draadloze
●
router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een internetverbinding, printer en
bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of software nodig is.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLANinfrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Draadloos netwerk installeren
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende
apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
●
een abonnement bij een internetprovider;
een draadloze router (afzonderlijk aan te schaffen) (2);
●
de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
●
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een installatie van een draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloos netwerk beveiligen
Aangezien de WLAN-standaard is ontwikkeld met slechts beperkte beveiligingsfuncties die niet zijn
opgewassen tegen krachtige aanvallen, is het van cruciaal belang dat u begrijpt dat draadloze
netwerken kwetsbaar zijn voor de welbekende veiligheidsrisico's.
Draadloze netwerken in openbare zones, of "hotspots", zoals café's en luchthavens, zijn mogelijk
helemaal niet beveiligd. Door fabrikanten van producten voor draadloze communicatie en aanbieders
WLAN gebruiken17
van hotspotservices worden nieuwe technologieën ontwikkeld om de openbare ruimte veiliger en
anoniemer te maken. Als u bezorgd bent om de beveiliging van uw computer in een hotspot, beperkt u
uw netwerkactiviteiten tot minder belangrijke e-mail en eenvoudig surfen over internet.
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk,
is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen
onbevoegde toegang. De algemene beveiligingsniveaus zijn WPA (Wi-Fi Protected Access) en WEP
(Wired Equivalent Privacy). Aangezien draadloze radiosignalen tot buiten het netwerk reiken, kunnen
andere WLAN-apparaten onbeschermde signalen opvangen en verbinding maken met uw netwerk
(onuitgenodigd) of informatie opvangen die via het netwerk wordt verzonden. Ga als volgt te werk om
het draadloos netwerk te beveiligen:
Gebruik een zender met ingebouwde beveiliging
●
Veel draadloze basisstations, gateways of routers bevatten ingebouwde beveiligingsvoorzieningen
zoals protocollen voor beveiliging van draadloze communicatie en firewalls. Met behulp van de
juiste draadloze zender kunt u uw netwerk beschermen tegen de meest voorkomende
beveiligingsrisico's van draadloze communicatie.
Gebruik een firewall
●
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als gegevensverzoeken controleert die naar uw
netwerk worden verstuurd, en verdachte items verwijdert. Firewalls zijn er in vele variaties, zowel
softwarematige als hardwarematige. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van
beide typen.
Gebruik codering voor draadloze communicatie
●
Voor uw draadloze netwerken zijn diverse geavanceerde coderingsprotocollen beschikbaar. Kies
de oplossing die voor uw netwerkbeveiliging het geschiktst is:
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een beveiligingsprotocol voor draadloze communicatie dat
◦
een WEP-sleutel gebruikt om alle netwerkgegevens te coderen of te versleutelen voordat
deze worden doorgestuurd. Het netwerk wijst de WEP-sleutel toe, maar u kunt uw eigen
sleutel instellen, een andere sleutel genereren of andere geavanceerde opties selecteren.
Zonder de juiste sleutel kunnen anderen niet gebruikmaken van het draadloze netwerk.
WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt, net zoals WEP, gebruik van beveiligingsinstellingen
◦
om gegevens te versleutelen en te ontsleutelen die via het netwerk worden verzonden. In
plaats van één statische beveiligingssleutel voor versleuteling te gebruiken, zoals dat bij WEP
het geval is, maakt WPA echter gebruik van een "temporal key integrity protocol" (TKIP) om
voor elk pakket dynamisch een nieuwe sleutel te genereren. Bovendien worden voor elke
computer op het netwerk andere sleutelsets gegenereerd.
Verbinding maken met een draadloos netwerk (WLAN)
Ga als volgt te werk om een apparaat op het draadloos netwerk aan te sluiten:
1.Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie wit. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt
u op de toets voor draadloze communicatie.
OPMERKING:Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
2.Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
18Hoofdstuk 2 Draadloos netwerk, lokaal netwerk en modem
3.Selecteer uw WLAN in de lijst.
4.Klik op Verbinding maken.
OPMERKING:Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, voert u een netwerkbeveiligingssleutel, een
●
beveiligingscode, in en klik u vervolgens op OK om het verbinden te voltooien.
Als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven, klikt u op Netwerkcentrum openen en
●
vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er wordt een lijst
met opties weergegeven. Zoek een netwerk en maak daarmee verbinding, of maak een
nieuwe netwerkverbinding.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkpictogram in het
systeemvak om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING:Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naar gelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparaten of
verschillende typen wanden en vloeren.
Meer informatie over het gebruik van een WLAN is beschikbaar via:
Uw internetprovider en de gebruikershandleidingen die bij de draadloze router en andere WLAN-
●
apparatuur zijn geleverd.
Help en ondersteuning en websitekoppelingen.
●
Neem contact op met uw internetprovider of zoek op internet naar een overzicht van openbare draadloze
netwerken ("hotspots") bij u in de buurt. Ga naar de website van uw internetprovider of zoek op internet
met de zoekterm "hotspot". Informeer bij elke locatie met een openbaar draadloos netwerk naar de
kosten en de vereisten voor een verbinding.
Naar een ander netwerk roamen
Wanneer u uw computer binnen het bereik van een ander WLAN plaatst, probeert Windows verbinding
te maken met dat netwerk. Als dit lukt, wordt automatisch een verbinding gemaakt tussen uw computer
en het nieuwe netwerk. Als het nieuwe netwerk niet door Windows wordt herkend, volgt u de instructies
uit "Aansluiten op een draadloos netwerk".
WLAN gebruiken19
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie
gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen klein bereik, ter vervanging van fysieke
kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden aangesloten:
Bluetooth-apparaten bieden peer-to-peer mogelijkheden waarmee u een persoonlijk netwerk (PAN) van
Bluetooth-apparaten kunt samenstellen. Voor meer informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten raadpleegt u de Help bij de Bluetooth-software.
Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS)
HP raadt af om één computer met Bluetooth in te stellen als een host en deze vervolgens te gebruiken
als een gateway waarlangs andere computers verbinding met internet kunnen maken. Wanneer twee
of meer computers met behulp van Bluetooth met elkaar zijn verbonden, en ICS (Internet Connection
Sharing) op een van de computers is ingeschakeld, kunnen de andere computers geen verbinding met
internet maken via het Bluetooth-netwerk.
De kracht van Bluetooth ligt in het synchroniseren van informatieoverdrachten tussen de computer en
draadloze apparaten, waaronder mobiele telefoons, printers, camera's en PDA's. Het feit dat twee of
meer computers niet consistent met elkaar kunnen worden verbonden om internet te gebruiken via
Bluetooth, is een beperking van Bluetooth en het Windows-besturingssysteem.
20Hoofdstuk 2 Draadloos netwerk, lokaal netwerk en modem
Verbinding maken met een lokaal netwerk
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig
(niet meegeleverd). Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, waarmee storing van
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt voorkomen, sluit u de kabel aan op de computer met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2).
WAARSCHUWING!Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om het
risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
U sluit de netwerkkabel als volgt aan:
1.Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer (1).
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2).
Verbinding maken met een lokaal netwerk21
3Cursorbesturing en toetsenbord
Cursorbesturing gebruiken
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen
Via de eigenschappen van de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen
aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer
instellen.
Ga als volgt te werk om de eigenschappen van de muis in Windows te openen:
1.Selecteer Start > Apparaten en printers.
2.Klik met de rechtermuisknop op het apparaat dat naar de computer verwijst.
3.Selecteer Muisinstellingen.
Touchpad gebruiken
De volgende afbeelding en tabel geven informatie over het touchpad van de computer.
22Hoofdstuk 3 Cursorbesturing en toetsenbord
OnderdeelBeschrijving
(1)Indicatielampje Touchpad uitOm de touchpadzone in en uit te schakelen, dubbeltikt u snel op
het indicatielampje Touchpad uit.
OPMERKING: Wanneer de touchpadzone actief is, is het lampje
uit.
(2)TouchpadzoneHiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en onderdelen
(3)Linkerknop van het touchpadDeze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe
(4)Rechterknop van het touchpadDeze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
Het touchpad in- en uitschakelen
Het touchpad is standaard ingeschakeld. Wanneer de touchpadzone actief is, is het lampje uit. Om het
touchpad in en uit te schakelen, dubbeltikt u snel op het indicatielampje Touchpad uit.
op het scherm selecteren of activeren.
muis.
externe muis.
Touchpadbewegingen gebruiken
Het touchpad ondersteunt een aantal touchpadbewegingen. Om de touchpadbewegingen te activeren,
plaatst u twee vingers op het touchpad, zoals beschreven in de volgende gedeeltes.
Om bewegingen in en uit te schakelen, klikt u op het pictogram Synaptics in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Vervolgens schakelt u het selectievakje Bewegingen uitschakelen in of uit.
Om een specifieke beweging in of uit te schakelen, selecteert u Configuratiescherm > Hardware engeluiden> Muis > Apparaatinstellingen > Instellingen. Vervolgens schakelt u het selectievakje naast
de beweging die u wilt in of uitschakelen, in of uit.
Cursorbesturing gebruiken23
Schuiven
Knijpen
Schuiven is handig wanneer u een pagina of afbeelding omhoog of omlaag wilt bewegen. Plaats twee
vingers een beetje uit elkaar op het touchpad en beweeg ze omhoog, omlaag, naar links of naar rechts
over het touchpad.
OPMERKING:De schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van uw vingers.
Met de knijpfunctie kunt u in- of uitzoomen op items zoals pdf-bestanden, afbeeldingen en foto's.
Ga als volgt te werk om te knijpen:
U zoomt in door twee vingers naast elkaar op het touchpad te plaatsen en de vingers vervolgens
●
uit elkaar te bewegen om de omvang van een object te vergroten.
U zoomt uit door twee vingers uit elkaar op het touchpad te plaatsen en de vingers vervolgens
●
samen te trekken om de omvang van een object te verkleinen.
24Hoofdstuk 3 Cursorbesturing en toetsenbord
Draaien
Met de draaifunctie kunt u items zoals foto's en pagina's draaien. Als u een item wilt draaien, beweegt
u uw duim en wijsvinger in een cirkelvormige beweging rond uw duim.
Externe muis aansluiten
Sluit een externe USB-muis via een van de USB-poorten op de computer aan op de computer. U kunt
een USB-muis ook via de poorten op een optioneel dockingapparaat of een optioneel dockingproduct
op het systeem aansluiten.
Cursorbesturing gebruiken25
Actietoetsen gebruiken
Actietoetsen zijn bepaalde toetsen bovenaan het toetsenbord waaraan aangepaste acties zijn
toegewezen.
Als u een actietoets wilt gebruiken, houdt u deze toets ingedrukt. De toegewezen functie wordt dan
uitgevoerd.
OPMERKING:De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening
uitschakelen via het setupprogramma. Als deze voorziening is uitgeschakeld in het setupprogramma,
moet u op de fn-toets en een van de actietoetsen drukken om de toegewezen functie in te schakelen.
Raadpleeg
PictogramBeschrijving
Setupprogramma (BIOS) op pagina 101 voor meer informatie.
Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat informatie bevat over het besturingssysteem Windows en de
computer, antwoorden op vragen, zelfstudieprogramma's en updates voor de computer.
Help en ondersteuning voorziet ook in geautomatiseerde probleemoplossing en koppelingen naar
ondersteuningsspecialisten.
Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verlaagd.
Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verhoogd.
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als bijvoorbeeld een
monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op deze toets drukt,
overgeschakeld tussen het scherm van de computer, de monitor, en zowel het computerscherm als de
monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om videogegevens van de
computer te ontvangen. Met de toets voor Schakelen tussen beeldschermen kan de weergave ook worden
geschakeld van en naar andere apparaten die weergavegegevens van de computer ontvangen.
Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of bd af.
Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
Hiermee stopt u het afspelen van een audio-cd, dvd of bd.
Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd of bd af.
Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
26Hoofdstuk 3 Cursorbesturing en toetsenbord
PictogramBeschrijving
Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Met deze toets kunt u geen draadloze verbinding tot stand brengen. Als u een draadloze
verbinding tot stand wilt brengen, moet er een draadloos netwerk zijn ingesteld.
prt scHiermee maakt u een momentopname of afbeelding van het computerbeeldscherm die naar het Klembord
wordt gekopieerd.
Hotkeys gebruiken
Hotkeys zijn combinaties van de fn-toets (2) en ofwel de esc-toets (1) ofwel een actietoets (3).
Druk op fn+esc om informatie weer te geven over de hardwareonderdelen en het versienummer van
het BIOS (Basic Input-Output System) van het systeem. Afhankelijk van de toepassing die u gebruikt,
wordt er als u op de fn-toets en een van de actietoetsen drukt, in die toepassing een snelmenu geopend.
Ga als volgt te werk om een hotkeyopdracht te gebruiken:
Druk op de fn-toets en vervolgens op de tweede toets van de hotkeyopdracht.
●
– of –
Houd de fn-toets ingedrukt, druk op de tweede toets van de hotkeyopdracht en laat vervolgens
●
beide toetsen tegelijk los.
Hotkeys gebruiken27
Toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een optioneel extern
numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
ItemBeschrijvingFunctie
1Num lock-toetsSchakelt het geïntegreerde numerieke toetsenblok of Num Lock
2Geïntegreerd numeriek toetsenblokDeze toetsen kunt u laten werken als de toetsen op een extern
voor een aangesloten optioneel numeriek toetsenblok in of uit.
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het moment
dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw actief
wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
numeriek toetsenblok.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
De werking van de toetsen op het geïntegreerde numerieke toetsenblok hangt af van het wel of niet
ingeschakeld zijn van Num Lock. Num Lock is standaard uitgeschakeld.
Wanneer Num Lock is ingeschakeld, kunt u met de toetsenbloktoetsen cijfers typen.
●
Wanneer Num Lock is uitgeschakeld, werken de toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page up-toets
●
of page down-toets.
Druk op de toets voor num lk op het geïntegreerde toetsenblok om de Num Lock uit of in te
schakelen.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet ingeschakeld zijn van num lock. (Num lock is standaard uitgeschakeld.)
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
●
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
●
up-toets of page down-toets.
28Hoofdstuk 3 Cursorbesturing en toetsenbord
Wanneer Num Lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het Num Lock-lampje op de
computer branden. Wanneer Num Lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het Num
Lock-lampje op de computer uit.
Druk op de toets voor num lk op het externe toetsenblok, niet op de computer, om de Num Lock op een
extern toetsenblok uit of in te schakelen.
Touchpad en toetsenbord reinigen
Als het touchpad vies of vettig wordt, gaat de aanwijzer onverwachte bewegingen maken. U kunt dit
vermijden door het touchpad te reinigen met een vochtige doek en uw handen regelmatig te wassen
wanneer u met de computer werkt.
WAARSCHUWING!Gebruik geen stofzuigeraccessoires om het toetsenbord te reinigen, om het risico
van een elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger laat
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achter.
Reinig het toetsenbord regelmatig om te voorkomen dat toetsen blijven steken en om stof, pluisjes en
kruimels te verwijderen die onder de toetsen terechtkomen. U kunt een spuitbus met perslucht en een
rietje gebruiken om lucht rondom en onder de toetsen te blazen en vuil te verwijderen.
Touchpad en toetsenbord reinigen29
4Multimedia
Multimediavoorzieningen
De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt kijken
en afbeeldingen en foto's kunt bekijken. De computer beschikt mogelijk over de volgende
multimediacomponenten:
optischeschijfeenheid voor het afspelen van audio- en videoschijven;
●
geïntegreerde luidsprekers om muziek te beluisteren;
●
geïntegreerde microfoon om zelf audio op te nemen;
●
geïntegreerde webcam waarmee u video kunt opnemen en delen;
●
vooraf geïnstalleerde multimediasoftware waarmee u muziek, films, afbeeldingen en foto's kunt
●
weergeven en beheren;
multimediatoetsen voor snelle toegang tot multimediataken.
●
OPMERKING:De computer beschikt mogelijk niet over alle vermelde componenten.
30Hoofdstuk 4 Multimedia
Multimediacomponenten herkennen
ItemBeschrijvingFunctie
1Dubbele array-microfoons (2)Hiermee neemt u geluid op.
2Lampje van de webcamDit lampje gaat branden wanneer videosoftware gebruik maakt van
3WebcamHiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
4Toets Geluid zachterHiermee kunt u het geluidsvolume verlagen.
5Toets Geluid harderHiermee kunt u het geluidsvolume verhogen.
6Toets Geluid uitHiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
7Luidsprekers (2)Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven.
8Audio-uitgang (hoofdtelefoon)Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
de webcam.
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel
aansluiten, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico
van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie overvoorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over
veiligheid.
OPMERKING: Wanneer u een extern audioapparaat aansluit op
de hoofdtelefoonuitgang, worden de computerluidsprekers
uitgeschakeld.
9Audio-ingang (microfoon)Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
Multimediavoorzieningen31
Geluidsvolume aanpassen
U kunt het geluidsvolume aanpassen met de volumetoetsen van de computer.
Als u het geluid zachter wilt zetten, drukt u op de toets Geluid zachter(1).
●
Als u het geluid harder wilt zetten, drukt u op de toets Geluid harder(2).
●
Als u het geluid wilt uitschakelen of weer wilt inschakelen, drukt u op de toets Geluid uit(3).
●
OPMERKING:U kunt het geluidsvolume aanpassen via het besturingssysteem Windows en via
bepaalde programma's.
Toetsen voor het afspelen van media gebruiken
Met de toetsen voor het afspelen van media regelt u het afspelen van een audio-cd of een dvd of bd
die in een (afzonderlijk aan te schaffen) externe optische-schijfeenheid is geplaatst.
Als een audio-cd of dvd niet wordt afgespeeld, drukt u op de toets Afspelen/pauzeren(2) om de
●
schijf af te spelen.
Als een audio-cd of een dvd wordt afgespeeld, gebruikt u de volgende toetsen:
●
Om het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd af te spelen,
◦
drukt u op de toets Vorige track(1).
Om het afspelen van de schijf te onderbreken of te hervatten, drukt u op de toets Afspelen/
◦
pauzeren(2).
Om de schijf stop te zetten, drukt u op de toets Stoppen(3).
◦
Om het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd af te
◦
spelen, drukt u op de toets Volgende track(4).
32Hoofdstuk 4 Multimedia
Multimediavoorzieningen33
Multimediasoftware
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware waarmee u muziek kunt afspelen en films en afbeeldingen
kunt bekijken.
HP MediaSmart software gebruiken
HP MediaSmart maakt van de computer een mobiel entertainmentcentrum. U kunt muziek luisteren en
films op dvd's en bd's bekijken, internettelevisie en live televisie kijken en uw fotoverzamelingen beheren
en bewerken.
OPMERKING:Gebruik een geïntegreerde tv-tuner (alleen bepaalde modellen) of een optionele
externe tv-tuner (niet meegeleverd) om live tv-uitzendingen op de computer te bekijken, op te nemen
en te pauzeren.
MediaSmart bevat:
Internet-tv: met een internetverbinding kunt u klassiekers uit de oude doos afspelen, kiezen uit een
●
scala van tv-programma's en tv-zenders en de zender HP-TV op het volledige scherm bekijken.
Ondersteuning voor het uploaden van foto's en video's
●
Uw MediaSmart-foto's uploaden naar fotosites op internet, zoals Snapfish.
◦
Eigen video's (bijvoorbeeld leuke filmpjes die u met de geïntegreerde webcam heeft gemaakt)
◦
uploaden naar YouTube.
Pandora Internet-radio (alleen Noord-Amerika): luister naar muziek die speciaal voor u is
●
geselecteerd, als streaming audio via Internet.
Dubbelklik op het pictogram MediaSmart op het bureaublad van de computer om MediaSmart te
starten.
Selecteer Start>Help en ondersteuning en typ MediaSmart in het zoekvak voor meer informatie
over het gebruik van MediaSmart.
Andere vooraf geïnstalleerde multimediasoftware gebruiken
OPMERKING:Sommige programma's bevinden zich mogelijk in submappen.
U zoekt als volgt andere vooraf geïnstalleerde multimediasoftware op:
1.Selecteer Start > Alle programma's.
2.Open het multimediaprogramma dat u wilt gebruiken. Klik bijvoorbeeld op Windows Media
Player als u een audio-cd wilt afspelen met Windows Media Player.
Multimediasoftware vanaf een schijf installeren
Ga als volgt te werk om multimediasoftware vanaf een cd of dvd te installeren:
1.Plaats de schijf in de optischeschijfeenheid.
2.Volg de installatie-instructies die worden gegeven in de installatiewizard.
3.Start de computer opnieuw op als daarom wordt gevraagd.
34Hoofdstuk 4 Multimedia
OPMERKING:Raadpleeg de instructies van de softwarefabrikant voor informatie over de software
die bij de computer is geleverd. De instructies worden mogelijk met de software, op de softwareschijf
of op de website van de fabrikant meegeleverd.
Multimediasoftware35
Audio
De computer bevat uiteenlopende audiovoorzieningen waarmee u o.a. het volgende kunt doen:
Muziek afspelen via de computerluidsprekers en/of aangesloten externe luidsprekers
●
Geluid opnemen met de interne microfoon of een aangesloten externe microfoon
●
Muziek downloaden van internet
●
Multimediapresentaties maken met beeld en geluid
●
Beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's
●
Radioprogramma's als audiostream ontvangen (alleen bepaalde modellen) of FM-radiosignalen
●
ontvangen
Audio-cd's maken of "branden"
●
Externe audioapparatuur aansluiten
WAARSCHUWING!Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en
milieu voor aanvullende informatie over veiligheid.
Als u externe apparaten zoals externe luidsprekers, een hoofdtelefoon of een microfoon wilt aansluiten,
raadpleegt u de bij het apparaat verstrekte informatie. Voor de beste resultaten:
Zorg dat de apparaatkabel correct is aangesloten op de juiste connector van de computer.
●
Kabelconnectoren hebben normaliter een kleurcodering die overeenkomt met die van de
corresponderende connectoren op de computer.
Installeer alle stuurprogramma's die zijn vereist voor het externe apparaat.
●
OPMERKING:Een stuurprogramma is een vereist programma dat fungeert als "vertaler" tussen
het apparaat en de programma's die gebruikmaken van het apparaat.
Audiofuncties controleren
Ga als volgt te werk om het systeemgeluid van de computer te controleren:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm.
2.Klik op Hardware en geluiden.
3.Klik op Geluid.
4.Wanneer het venster Geluid wordt weergegeven, klikt u op het tabblad Geluiden.
5.Selecteer onder Programmagebeurtenissen het gewenste geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal.
6.Klik op de knop Test. Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten
hoofdtelefoon.
36Hoofdstuk 4 Multimedia
Video
Ga als volgt te werk om de opnamefuncties te controleren:
1.Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2.Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Voor optimale resultaten tijdens het
opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is
van achtergrondruis.
3.Sla het bestand op het bureaublad op.
4.Open Windows Media Player of MediaSmart en speel het geluid af.
Als u de audio-instellingen van de computer wilt bevestigen of wijzigen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
De computer bevat uiteenlopende videovoorzieningen waarmee u o.a. het volgende kunt doen:
Films bekijken;
●
Spelletjes spelen via internet;
●
Afbeeldingen en video's bewerken voor presentaties;
●
Externe videoapparatuur aansluiten;
●
Televisie kijken, waaronder HDTV (high-definition tv, alleen bepaalde modellen).
●
Externe monitor of projector aansluiten
Via de externemonitorpoort sluit u een extern weergaveapparaat aan op de computer, zoals een externe
monitor of projector.
Sluit de kabel van het apparaat aan op de externemonitorpoort om een weergaveapparaat aan te sluiten.
OPMERKING:Als een extern weergaveapparaat op de juiste wijze is aangesloten maar geen beeld
geeft, drukt u op de toets Schakelen tussen beeldschermen om het beeld te schakelen naar het
apparaat. Door herhaaldelijk te drukken op de toets Schakelen tussen beeldschermen, schakelt u de
weergave tussen het computerbeeldscherm en het externe weergaveapparaat.
Video37
HDMI-apparaat aansluiten
De computer beschikt over een HDMI-poort (High Definition Multimedia Interface). Via de HDMI-poort
sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-definition
televisietoestel of andere compatibele digitale apparatuur of audio-apparatuur.
De computer kan gelijktijdig beelden weergeven op één van de op de HDMI-poort aangesloten HDMIapparaten en op het beeldscherm van de computer of een ander ondersteund extern
weergaveapparaat.
OPMERKING:Als u videosignalen wilt verzenden via de HDMI-poort, heeft u een HDMI-kabel nodig.
Deze moet u aanschaffen bij een elektronicazaak.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:
1.Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat volgens de instructies van de
fabrikant.
3.Druk op de toets Schakelen tussen beeldschermen om het beeld te schakelen tussen de
weergaveapparaten die zijn aangesloten op de computer.
Audio voor HDMI configureren (alleen bepaalde modellen)
Ga als volgt te werk om HDMI-audio te configureren:
1.Sluit een audio- of videoapparaat, zoals een high-definition televisie, aan op de HDMI-poort.
2.Configureer het standaardapparaat voor audioweergave:
a.Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk.
b.Klik op Afspeelapparaten.
c.Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of op Apparaat voor digitale uitvoer
(HDMI).
38Hoofdstuk 4 Multimedia
Ga als volgt te werk om de audio weer af te spelen via de computerluidsprekers:
1.Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant
2.Klik op Afspeelapparaten.
3.Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
4.Klik op Standaard.
5.Klik op OK.
Webcam
De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt. De
webcam is een invoerapparaat waarmee u video kunt vastleggen en uitwisselen.
Ga als volgt te werk om de webcam te gebruiken:
1.Klik op het pictogram HP MediaSmart op het bureaublad.
d.Klik op Standaard.
e.Klik op OK.
van de taakbalk.
2.Selecteer het videopictogram in het SmartMenu van MediaSmart.
3.Klik op Webcam.
Klik op Start >Help en ondersteuning en typ MediaSmart in het zoekveld voor meer informatie over
het gebruik van HP MediaSmart.
Voor optimale webcamprestaties:
Als u problemen ondervindt bij het weergeven of verzenden van multimediabestanden naar iemand
●
in een ander lokaal netwerk of buiten uw netwerkfirewall, schakelt u de firewall tijdelijk uit. Voer de
gewenste acties uit en schakel de firewall vervolgens weer in. Als u het probleem permanent wilt
oplossen, configureert u de firewall waar nodig opnieuw en past u vervolgens het beleid en de
instellingen van andere inbraakdetectiesystemen aan.
Plaats heldere lichtbronnen zo mogelijk achter de camera en buiten het beeldveld.
●
Webcam39
5Energiebeheer
Opties voor energiebeheer instellen
Energiebesparende standen gebruiken
Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de slaapstandvoorziening en de
hibernationvoorziening.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de slaapstand gaat
sneller dan het beëindigen van de hibernationstand. Als de slaapstand gedurende lange tijd geactiveerd
is of als de acculading een kritiek laag niveau bereikt terwijl de slaapstand is geactiveerd, wordt de
hibernationstand geactiveerd.
Wanneer de hibernationstand wordt geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een hibernationbestand
op de vaste schijf en wordt de computer afgesloten.
VOORZICHTIG:Activeer de slaapstand of de hibernationstand niet terwijl er wordt gelezen van of
geschreven naar een schijf of een externemediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de
audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING:Wanneer de computer in de slaapstand of de hibernationstand staat, is het niet
mogelijk om netwerkverbindingen te maken of de computer te gebruiken.
Slaapstand activeren of beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de slaapstand wordt geactiveerd als de computer 15 minuten
inactief is geweest en op accuvoeding werkt, of als de computer 30 minuten inactief is geweest en op
een externe voedingsbron werkt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de time-outs wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van
het Configuratiescherm van Windows.
Als de computer is ingeschakeld, gaat u als volgt te werk om de slaapstand te activeren:
Druk op de aan/uit-knop.
●
Sluit het beeldscherm.
●
Klik op Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
●
U beëindigt als volgt de slaapstand:
Druk op de aan/uit-knop.
●
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
●
40Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Druk op een willekeurige toets op het toetsenbord, of op een willekeurige knop op de
●
afstandsbediening (alleen bepaalde modellen).
Activeer het touchpad.
●
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaat het aan/uit-lampje branden en wordt het venster hersteld
op het punt waar u bent gestopt met werken.
OPMERKING:Als u een wachtwoord moet invoeren wanneer u de slaapstand afsluit, voer dan uw
wachtwoord voor Windows achter de opdrachtprompt in.
Hibernationstand activeren of beëindigen
De hibernationstand wordt geactiveerd als de computer 1.080 minuten (18 uur) inactief is geweest en
op accuvoeding of netvoeding werkt, of wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de time-outs wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van
het Configuratiescherm van Windows.
Klik op Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Hibernationstand om de
hibernationstand te starten.
Beëindig de hibernationstand door de aan/uit-knop in te drukken. Het aan/uit-lampje gaat branden en
het venster dat actief was toen de hibernationstand geactiveerd werd, wordt hersteld.
OPMERKING:Als u een wachtwoord moet invoeren wanneer u de hibernationstand afsluit, voer dan
uw wachtwoord voor Windows achter de opdrachtprompt in.
Accumeter gebruiken
De Accumeter bevindt zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Met de Accumeter
heeft u snel toegang tot Energiebeheer, kunt u de acculading bekijken en een ander
energiebeheerschema selecteren.
Beweeg de cursor over het pictogram van de Accumeter om de acculading en het huidige
●
energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de Accumeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen tot
●
Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen.
Verschillende accumeters geven aan of de computer op accuvoeding of netvoeding werkt. Het
pictogram geeft ook een bericht weer wanneer de accu bijna leeg is, de acculading een kritiek laag
niveau bereikt of overschakelt op reservevoeding.
Ga als volgt te werk om het pictogram van de Accumeter te verbergen of weer te geven:
1.Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan
de linkerkant van het systeemvak).
2.Klik op Meldingspictogrammen aanpassen.
3.Selecteer Pictogrammen en waarschuwingen weergeven voor het pictogram Volume onder de
kolom Gedrag.
4.Klik op OK.
Opties voor energiebeheer instellen41
Energiebeheerschema's gebruiken
Een energiebeheerschema bestaat uit een reeks systeeminstellingen waarmee het energieverbruik van
de computer wordt beheerd. U kunt energiebeheerschema's gebruiken om energie te besparen of de
prestaties van de computer te maximaliseren.
U kunt de instellingen van energiebeheerschema's aanpassen of uw eigen energiebeheerschema
maken.
Huidig energiebeheerschema weergeven
Ga als volgt te werk om het huidige energiebeheerschema weer te geven:
Klik op het pictogram Accumeter in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
●
– of –
Klik op Start >Configuratiescherm> Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
●
Ander energiebeheerschema selecteren
Ga als volgt te werk om een ander energiebeheerschema te selecteren:
Klik op het pictogram Accumeter in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en
●
selecteer vervolgens een energiebeheerschema in de lijst.
– of –
Klik op Start >Configuratiescherm> Systeem en beveiliging > Energiebeheer en selecteer
●
een energiebeheerschema in de lijst.
Energiebeheerschema's aanpassen
Ga als volgt te werk om een energiebeheerschema aan te passen:
1.Klik op het pictogram Accumeter in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klik
vervolgens op Meer opties.
– of –
Klik op Start >Configuratiescherm> Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2.Selecteer een energiebeheerschema en klik vervolgens op Instellingen voor schema wijzigen.
3.Breng de gewenste wijzigingen aan.
4.Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen om meer instellingen te wijzigen.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaap- of hibernationstand:
1.Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2.Klik in het linkerdeelvenster op Wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3.Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
42Hoofdstuk 5 Energiebeheer
4.Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
5.Klik op Wijzigingen opslaan.
Opties voor energiebeheer instellen43
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING!Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter, of een compatibele adapter die als
accessoire is aangeschaft bij HP.
WAARSCHUWING!Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Externe netvoeding wordt geleverd via:
Een goedgekeurde netvoedingsadapter
●
Een optioneel dockingapparaat of dockingproduct
●
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert
●
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast
●
Wanneer u informatie naar een cd of dvd schrijft
●
Wanneer de computer op een externe netvoedingsbron wordt aangesloten:
De accu laadt op.
●
Als de computer is ingeschakeld, verandert het pictogram Accumeter in de taakbalk van vorm.
●
Wanneer de computer van een externe netvoedingsbron wordt losgekoppeld:
De computer schakelt over op accuvoeding.
●
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Als
●
u de helderheid van het beeldscherm wilt verhogen, drukt u op de toets Beeldschermhelderheid
verhogen of sluit u de netvoedingsadapter opnieuw aan.
Netvoedingsadapter aansluiten
WAARSCHUWING!Ga als volgt te werk om het risico van een elektrische schok en schade aan de
apparatuur te beperken:
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat altijd gemakkelijk te bereiken is.
Ontkoppel de netvoeding van de computer door de stekker uit het stopcontact te halen (niet door het
netsnoer los te koppelen van de computer).
Als bij het product een geaard netsnoer met een geaarde stekker is geleverd, sluit u het netsnoer aan
op een geaard stopcontact. Probeer niet de aarding te omzeilen door bijvoorbeeld adapters of
stekkerdozen zonder aarding te gebruiken. De aarding is een belangrijke veiligheidsvoorziening.
U sluit de computer als volgt aan op een externe netvoedingsbron:
1.Sluit de netvoedingsadapter aan op de voedingsconnector van de computer (1).
2.Sluit het ene uiteinde van het netsnoer aan op de netvoedingsadapter (2).
3.Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3).
44Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Externe netvoeding gebruiken45
Accuvoeding gebruiken
Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten
op een externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding.
Als er een opgeladen accu in de computer is geplaatst en de computer op externe voeding werkt via
de netvoedingsadapter, schakelt de computer over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter
wordt losgekoppeld van de computer.
OPMERKING:De helderheid van het beeldscherm wordt verlaagd om accuvoeding te besparen
wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding. Als u de helderheid van het beeldscherm wilt
verhogen, drukt u op de toets Beeldschermhelderheid verhogen of sluit u de netvoedingsadapter
opnieuw aan.
U kunt een accu in de computer laten zitten of de accu verwijderen en opbergen. Dit is afhankelijk van
de manier waarop u de computer gebruikt. Als u de accu in de computer laat zitten wanneer de computer
is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen. Bovendien wordt zo uw werk
beschermd in geval van een stroomstoring. Een accu in de computer wordt echter langzaam ontladen
wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
WAARSCHUWING!Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde accu, een
door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij
HP.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
Accu-informatie vinden in Help en ondersteuning
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma's en informatie over de accu:
Accucontrole, waarmee u de prestaties van de accu kunt controleren.
●
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
●
slaan om de levensduur van de accu te maximaliseren.
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
●
Voor informatie over accu's selecteert u Start > Help en ondersteuning > Leren >
Energiebeheerschema's: Veelgestelde vragen.
Accucontrole gebruiken
Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de in de computer geïnstalleerde accu.
OPMERKING:Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
46Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Ga als volgt te werk om Accucontrole uit te voeren:
1.Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
2.Selecteer Start > Help en ondersteuning > Problemen oplossen > Voeding, thermisch en
mechanisch.
3.Klik op het tabblad Voeding en klik vervolgens op Accucontrole.
Accucontrole onderzoekt de accu en de cellen ervan om te kijken of ze goed functioneren, en rapporteert
vervolgens de resultaten van het onderzoek.
Acculading weergeven
Beweeg de cursor over het pictogram Accumeter in het systeemvak om de overgebleven acculading
weer te geven.
Accu plaatsen of verwijderen
VOORZICHTIG:Als u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is, kunnen er gegevens verloren
gaan. Om gegevensverlies te voorkomen, activeert u de hibernationstand of sluit u de computer af via
Windows voordat u de accu verwijdert.
U plaatst de accu als volgt:
1.Sluit het beeldscherm.
2.Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
3.Plaats de accu in de accuruimte (1) en kantel de accu omlaag totdat de accu op zijn plaats zit
(2).
De accuvergrendeling vergrendelt de accu automatisch.
Accuvoeding gebruiken47
U verwijdert de accu als volgt:
1.Sluit het beeldscherm.
2.Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
3.Verschuif de accuvergrendelingen (1) om de accu los te koppelen.
4.Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu uit de computer (3).
Accu opladen
WAARSCHUWING!Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een
netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een optioneel dockingapparaat.
De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt
sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Het opladen kan langer duren wanneer de accu nieuw is, langer dan twee weken niet is gebruikt of veel
warmer of kouder is dan de normale kamertemperatuur.
Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te verlengen en de nauwkeurigheid van de weergave van de
acculading te optimaliseren:
Als u een nieuwe accu oplaadt, wacht u tot de accu volledig is opgeladen voordat u de computer
●
inschakelt.
Laad de accu pas op wanneer deze door normaal gebruik is ontladen tot ongeveer 5 procent van
●
de volledige lading.
Als de accu één maand of langer niet is gebruikt, is het noodzakelijk de accu te kalibreren in plaats
●
van op te laden.
48Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert afhankelijk van de voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te maximaliseren:
Verlaag de helderheid op het scherm.
●
Controleer of Energiespaarstand in Energiebeheer is ingeschakeld.
●
Verwijder de accu uit de computer als deze niet wordt gebruikt of opgeladen.
●
Bewaar de accu op een koele, droge plaats.
●
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn ingesteld.
Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem daarop
reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm van Windows.
Voorkeuren die u in Energiebeheer instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Lage acculading herkennen
Als u niets onderneemt wanneer de accu bijna leeg is, wordt het niveau van de acculading kritiek.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de hibernationvoorziening is ingeschakeld en de computer aanstaat of in de slaapstand staat,
●
wordt de hibernationstand geactiveerd.
Als de hibernationvoorziening is uitgeschakeld en de computer aanstaat of in de slaapstand staat,
●
blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld,
waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Lage acculading verhelpen
VOORZICHTIG:Wacht met het herstellen van de voeding totdat de aan/uit-lampjes uit zijn. Zo beperkt
u het risico van gegevensverlies wanneer de hibernationstand is geactiveerd doordat het ladingsniveau
van de accu in de computer kritiek laag is geworden.
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is, sluit u een
van de volgende apparaten aan:
netvoedingsadapter
●
optioneel dockingapparaat
●
optionele voedingsadapter
●
Accuvoeding gebruiken49
Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is
Ga als volgt te werk om een lage acculading te verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar
is:
1.Schakel de computer uit of activeer de hibernationstand.
2.Verwijder de lege accu en plaats vervolgens een volle accu.
3.Schakel de computer in.
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, activeert u de
hibernationstand, of u slaat uw werk op en schakelt de computer vervolgens uit.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan beëindigen
Ga als volgt te werk om een lage acculading te verhelpen wanneer de computer de hibernationstand
niet kan beëindigen:
1.Plaats een opgeladen accu of sluit de computer aan op een externe voedingsbron.
2.Beëindig de hibernationstand door de aan/uit-knop in te drukken.
Accu kalibreren
Kalibreer de accu:
Als de weergegeven acculading onjuist lijkt te zijn;
●
Als u constateert dat de werktijd van de accu duidelijk anders is dan tevoren.
●
Een intensief gebruikte accu hoeft slechts eens per maand te worden gekalibreerd. Kalibreer een nieuwe
accu niet.
Ga als volgt te werk om een accu te kalibreren:
1.Laad de accu volledig op.
WAARSCHUWING!Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
OPMERKING:De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar
het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
50Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Ga als volgt te werk om de accu volledig op te laden:
a.Plaats de accu in de computer.
b.Sluit de computer aan op een netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een
optioneel dockingapparaat en sluit de adapter of het apparaat aan op een externe
netvoedingsbron.
c.Zorg dat de computer op de externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig
is opgeladen.
2.Schakel de energiebesparende voorzieningen uit. Ga als volgt te werk om de energiebesparende
voorzieningen uit te schakelen:
a.Klik op het pictogram Accumeter in het systeemvak en klik vervolgens op Meer opties.
– of –
Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
b.Klik onder het huidige energiebeheerschema op Instellingen voor schema wijzigen.
c.Noteer de instellingen voor Het beeldscherm uitschakelen na in de kolom Op accu, zodat u
deze kunt herstellen na het kalibreren.
d.Wijzig de instellingen voor Het beeldscherm uitschakelen na in Nooit.
e.Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
f.Klik op het plusteken naast Slaapstand en klik vervolgens op het plusteken naast
Hibernationstand na.
g.Noteer de instelling voor Op accu onder Hibernationstand na, zodat u deze instelling na de
kalibratie weer kunt opgeven.
h.Wijzig de instelling voor Op accu naar Nooit.
i.Klik op OK.
j.Klik op Wijzigingen opslaan.
3.Ontlaad de accu. Ga als volgt te werk om de accu te ontladen:
a.Koppel de computer los van de externe voedingsbron, maar schakel de computer niet uit.
b.Laat de computer op accuvoeding werken totdat de accu volledig is ontladen.
Accuvoeding gebruiken51
Tijdens het ontladen van de accu moet de computer ingeschakeld blijven. De accu wordt ontladen,
ongeacht of de computer in gebruik is. Wanneer u de computer gebruikt, verloopt het ontladen
echter sneller.
Als u de computer onbeheerd wilt achterlaten tijdens het ontladen, slaat u uw gegevens op
●
voordat u de ontladingsprocedure start.
Als u de computer incidenteel gebruikt tijdens de ontladingsprocedure en u wachttijden voor
●
energiebesparing heeft ingesteld, kunnen de volgende verschijnselen optreden tijdens het
ontladingsproces:
De monitor wordt niet automatisch uitgeschakeld.
◦
De snelheid van de vaste schijf neemt niet automatisch af wanneer de computer inactief
◦
is.
De hibernationstand wordt niet automatisch geactiveerd.
◦
4.Laad de accu op. Ga als volgt te werk om de accu op te laden:
a.Zorg dat de computer op de externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig
is opgeladen.
U kunt de computer gewoon gebruiken terwijl de accu wordt opgeladen, maar het opladen
gaat sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
b.Als de computer is uitgeschakeld, schakelt u deze in wanneer de accu volledig is opgeladen.
5.Schakel de energiebesparende voorzieningen weer in. Ga als volgt te werk om de
energiebesparende voorzieningen weer in te schakelen:
VOORZICHTIG:Als u de hibernationvoorziening niet opnieuw inschakelt nadat u de accu hebt
gekalibreerd, kan de accu volledig worden ontladen.
a.Klik op het pictogram Accumeter in het systeemvak en klik vervolgens op Meer opties.
– of –
Klik op Start >Configuratiescherm> Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
b.Klik onder het huidige energiebeheerschema op Instellingen voor schema wijzigen.
c.Voer de instellingen in die u hebt opgeschreven voor de items in de kolom Op accu.
d.Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
e.Klik op het plusteken naast Slaapstand en klik vervolgens op het plusteken naast
Hibernationstand na.
f.Voer de instelling in die u hebt opgeschreven voor Op accu.
g.Klik op OK.
h.Klik op Wijzigingen opslaan.
52Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Accuvoeding besparen
Ga als volgt te werk om op accuvoeding te besparen:
Selecteer Windows Configuratiescherm>Systeem en beveiliging>Energiebeheer>
●
Energiebeheerschema Energiebesparing.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemtoepassingen af wanneer
●
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
●
deze apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externemediakaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder ze.
●
Druk op de Helderheid van beeldscherm verlagen of Helderheid van beeldscherm verhogen om
●
de helderheid van het beeldscherm indien gewenst aan te passen.
Activeer de slaap- of hibernationstand of schakel de computer uit zodra u stopt met werken.
●
Accu opbergen
VOORZICHTIG:Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt gebruikt
en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING:Controleer een opgeborgen accu elke 6 maanden. Wanneer de capaciteit minder is
dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Afvoeren van afgedankte accu's
WAARSCHUWING!Probeer de accu niet uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren om het risico
op brand en brandwonden te beperken. Sluit externe contactpunten niet kort. Gooi de accu niet in open
vuur of water.
Raadpleeg de bij de computer geleverde Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
veiligheidsinformatie.
Accu vervangen
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Er verschijnt
een bericht waarin u wordt verwezen naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen
van een vervangende accu. Als de accu wordt gedekt door een garantie van HP, wordt bij de instructies
een garantie-id geleverd.
Accuvoeding gebruiken53
OPMERKING:HP raadt u aan een nieuwe accu te kopen als de capaciteitsindicator groen-geel
brandt.
54Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Schakelen tussen grafische modi (alleen bepaalde
modellen)
U kunt met de computer schakelen tussen grafische modi. De computer heeft twee modi voor het
verwerken van grafische beelden. Wanneer u overschakelt van netvoeding naar accuvoeding, schakelt
de computer van de 'high performance'-modus over naar de energiebesparingsmodus om de
levensduur van de accu te verlengen. Wanneer u overschakelt van accuvoeding naar netvoeding,
schakelt de computer terug naar de 'high performance'-modus.
OPMERKING:Om de prestaties van de computer te optimaliseren is het mogelijk dat het systeem
schakelmodi niet toestaat, of dat het systeem u verzoekt tussen modi te schakelen. Het is mogelijk dat
u voor het schakelen eerst alle programma's moet afsluiten.
OPMERKING:HDMI werkt alleen in de 'high performance'-modus. HDMI kan niet in de
energiebesparingsmodus worden gebruikt.
Wanneer u overschakelt tussen netvoeding en accuvoeding, wordt u gewaarschuwd dat de computer
overschakelt naar een andere grafische modus. Desgewenst kunt u aangeven dat u dezelfde grafische
modus wilt blijven gebruiken. Terwijl de computer tussen modi schakelt, is het scherm enkele seconden
leeg. Nadat het overschakelen is voltooid, verschijnt er een melding in het systeemvak en verschijnt het
schermbeeld weer.
OPMERKING:Wanneer bepaalde modellen computers in de 'slate'-modus staan, wordt de
schermstand gereset wanneer er tussen grafische modi wordt geschakeld.
Om te bepalen welke grafische modus u gebruikt klikt u met de rechtermuisknop op het bureaublad van
Windows en vervolgens klikt u op Configure Switchable Graphics (Schakelbare grafische modi
configureren).
Schakelen tussen grafische modi (alleen bepaalde modellen)55
Computer afsluiten
VOORZICHTIG:Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
OPMERKING:Als de computer in de slaap- of hibernationstand staat, beëindig dan de slaap- of
hibernationstand voordat u de computer uitschakelt.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit:
Wanneer u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer.
●
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten.
●
Wanneer u de computer voor een lange periode van een externe netvoedingsbron loskoppelt.
●
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, raadt HP aan de opdracht Afsluiten van
Windows te gebruiken.
U sluit als volgt de computer af:
1.Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2.Klik op Start.
3.Klik op Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de aanbevolen afsluitprocedures te gebruiken,
probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
1.Druk op ctrl+alt+delete en druk vervolgens op de aan/uit-knop.
2.Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
3.Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
56Hoofdstuk 5 Energiebeheer
6Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren
Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees
de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert:
VOORZICHTIG:Behandel een schijfeenheid voorzichtig.
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los voordat u
een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de schijfeenheid
aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijf of op de computer niet aan.
Ga voorzichtig te werk als u met een schijfeenheid moet werken. Laat de schijfeenheid niet vallen en
zet er niets op.
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet of de
computer is uitgeschakeld of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in en
vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet als de optischeschijfeenheid naar een schijf
schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven wanneer de
accu de enige voedingsbron is.
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een schijfeenheid.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te verwijderen,
of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur met
magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In de
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, bijvoorbeeld op een lopende band,
worden röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Schijfeenheden hanteren57
Optischeschijfeenheid
De computer bevat een optische-schijfeenheid die de functionaliteit van de computer vergroot. Met de
optischeschijfeenheid kunt u gegevensschijven lezen, muziek afspelen en films bekijken. Als de
computer een Blu-ray Disc ROM-station heeft, kunt u ook high-definition video op een schijf bekijken.
Type optischeschijfeenheid bepalen
Ga als volgt te werk om een optische-schijfeenheid te herkennen:
1.Selecteer Start > Computer.
Er wordt een lijst met de in de computer geïnstalleerde hardware weergegeven.
2.Identificeer de optische-schijfeenheid die in de computer is geïnstalleerd. De volgende optische-
schijfeenheden kunnen in de computer zijn geïnstalleerd:
OPMERKING:Sommige schijfeenheden worden mogelijk niet door de computer ondersteund.
Gecombineerde LightScribe dvd±rw-/cd-rw-drive met DL-ondersteuning (dubbellaags)
●
Blu-ray rom dvd+/-rw SuperMulti DL-station
●
Blu-ray-rom met LightScribe dvd+/-rw SuperMulti DL-station
●
Optische schijven gebruiken
VOORZICHTIG:Activeer de slaapstand of hibernationstand niet terwijl er wordt gelezen van of
geschreven naar een cd of dvd. Zo voorkomt u verslechtering van audio- of videokwaliteit,
gegevensverlies of verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit.
Een optischeschijfeenheid, zoals een dvd-rom-drive, ondersteunt optische schijven (cd's en dvd's).
Deze schijven worden gebruikt voor het opslaan van gegevens, zoals muziek, foto's en films. Als de
optische-schijfeenheid een Blu-ray Disc ROM-station is, kan deze ook Blu-ray-schijven lezen.
OPMERKING:Sommige vermelde schijfeenheden worden mogelijk niet door de computer
ondersteund.
Type optischeschijfeenheid
Gecombineerde
SuperMulti LightScribe
dvd±rw- en cd-rw-drive
met DL-ondersteuning
(dubbellaags)
Blu-ray-rom met
LightScribe dvd+/-rw
SuperMulti DL-station
Blu-ray rom dvd+/-rw
SuperMulti DL-station
Schrijven naar cd-rw Schrijven naar
dvd±rw/r
JaJaJaJa
JaJaJaJa
JaJaJaNee
Schrijven naar
dubbellaags dvd+rw
Label schrijven naar
cd of dvd±rw/r met
LightScribe
58Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Juiste type schijf kiezen (cd's, dvd's en bd's)
Cd's, die worden gebruikt voor de opslag van digitale gegevens, worden ook gebruikt voor commerciële
audio-opnamen en zijn handig voor persoonlijke opslagbehoeften. Dvd's en bd's worden hoofdzakelijk
gebruikt voor films, software en back-ups van gegevens. Dvd's en bd's hebben hetzelfde formaat als
cd's, maar hebben een veel grotere opslagcapaciteit.
OPMERKING:Mogelijk ondersteunt de optische-schijfeenheid niet alle typen optische schijven.
Cd-r-schijven
Cd-r-schijven (één keer schrijven) worden veel gebruikt voor het maken van een permanente kopie van
gegevens die kunnen worden gedeeld. Kenmerkende toepassingen zijn:
grote presentaties verspreiden;
●
gescande en digitale foto's, videoclips en geschreven gegevens delen;
●
eigen muziek-cd's maken;
●
permanente archieven aanleggen van computerbestanden en gescande privébestanden;
●
bestanden van de vaste schijf elders opslaan om schijfruimte vrij te maken.
●
Cd-rw-schijven
Met een cd-rw-schijf (een herschrijfbare versie van een cd) kunt u grote projecten opslaan die vaak
moeten worden bijgewerkt. Kenmerkende toepassingen zijn:
Grote documenten en projectbestanden ontwikkelen en beheren
●
Werkbestanden vervoeren
●
Wekelijkse back-ups maken van bestanden op de vaste schijf
●
Foto's, video, audio en gegevens doorlopend bijwerken
●
Dvd±r-schijven
Met dvd±r-schijven kunt u grote hoeveelheden gegevens permanent opslaan. Nadat de gegevens naar
de schijf zijn geschreven, kunnen ze niet meer worden gewist of overschreven.
Dvd±rw-schijven
Gebruik dvd±rw-schijven om eerder opgeslagen gegevens te wissen of over te schrijven. Dit type schijf
is ideaal voor het testen van audio- of video-opnamen voordat u ze op een cd of dvd brandt die niet kan
worden gewijzigd.
LightScribe dvd+r-schijven
Met LightScribe dvd+r-schijven kunt u gegevens, video's en foto's delen met anderen en opslaan. Deze
schijven kunnen worden gelezen door de meeste dvd-rom-drives en dvd-spelers. Met een station die
LightScribe ondersteunt en LightScribe-software kunt u gegevens naar de schijf schrijven en vervolgens
een zelf ontworpen label aanbrengen op de buitenkant van de schijf.
Optischeschijfeenheid59
Blu-ray-schijven (bd)
OPMERKING:Blu-ray is een nieuwe indeling met nieuwe technologieën. Er kunnen zich bepaalde
problemen voordoen met schijven, digitale aansluiting, compatibiliteit en/of prestaties. Het gaat hierbij
niet om gebreken in het product. Een perfecte weergave op alle systemen is niet gegarandeerd.
Bd is een type high-density optische schijf voor de opslag van digitale informatie, waaronder highdefinition video. Op een Blu-ray-schijf met enkele laag kan 25 GB worden opgeslagen, meer dan vijf
keer zoveel als op een dvd met enkele laag (4,7 GB). Op een Blu-ray-schijf met dubbele laag kan 50 GB
worden opgeslagen, bijna zes keer zoveel als op een dvd met dubbele laag (8,5 GB).
Kenmerkende toepassingen zijn:
Opslag van grote hoeveelheden gegevens
●
Afspelen en opslaan van high-definition video
●
Videospellen
●
Cd, dvd of bd afspelen
Ga als volgt te werk om een optische schijf af te spelen:
1.Zet de computer aan.
2.Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen.
3.Trek de lade uit (2).
4.Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de schijf
op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING:Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
5.Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3).
6.Sluit de lade.
60Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Als u Automatisch afspelen nog niet hebt geconfigureerd, wordt het dialoogvenster Automatisch
afspelen geopend. In dit venster kunt u selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
Raadpleeg Automatisch afspelen configureren voor meer informatie.
OPMERKING:Bij het afspelen van een bd bereikt u het beste resultaat als de netvoedingsadapter is
aangesloten op een externe voedingsbron.
Automatisch afspelen configureren
Ga als volgt te werk om Automatisch afspelen te configureren:
1.Selecteer Start > Standaardprogramma's > Instellingen voor Automatisch afspelen
wijzigen.
2.Controleer of het selectievakje Automatisch afspelen voor alle media en apparaten gebruiken is
ingeschakeld.
3.Klik op Kies een standaardinstelling, en selecteer vervolgens een van de beschikbare opties
voor elk weergegeven mediatype.
OPMERKING:Kies HP MediaSmart om dvd's af te spelen.
4.Klik op Opslaan.
Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie over Automatisch afspelen.
Regio-instelling voor dvd's wijzigen
VOORZICHTIG:U kunt de regio-instelling van het dvd-station slechts vijf keer wijzigen.
De vijfde regio-instelling die u hebt geselecteerd, wordt de permanente regio-instelling van het dvdstation.
Op het tabblad DVD-regio kunt u zien hoe vaak u de regio-instelling nog kunt wijzigen.
De meeste dvd's met auteursrechtelijk beschermde bestanden bevatten ook regiocodes. Regiocodes
zijn een hulpmiddel voor de internationale bescherming van auteursrechten.
Speel een dvd met regiocode alleen af als de regiocode op de dvd overeenkomt met de regio-instelling
van uw dvd-station.
Ga als volgt te werk om de regio-instelling te wijzigen met het besturingssysteem:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2.Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
OPMERKING:Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als
het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie.
3.Vouw de lijst met dvd-/cd-rom-stations uit om alle geïnstalleerde schijfeenheden weer te geven.
4.Klik met de rechtermuisknop op het dvd-station waarvan u de regio-instelling wilt wijzigen en klik
vervolgens op Eigenschappen.
Optischeschijfeenheid61
5.Klik op het tabblad DVD-regio en wijzig de instelling.
6.Klik op OK.
Waarschuwing met betrekking tot auteursrecht
Het illegaal kopiëren van auteursrechtelijk beschermd materiaal, waaronder computerprogramma's,
films, uitzendingen en geluidsopnamen, is een strafrechtelijke overtreding op grond van het
toepasselijke auteursrecht. Gebruik deze computer niet voor dergelijke doeleinden.
VOORZICHTIG:Ga als volgt te werk om verlies van gegevens of beschadiging van een schijf te
voorkomen:
Sluit de computer aan op een betrouwbare externe voedingsbron voordat u naar een schijf schrijft.
Schrijf niet naar een schijf als de computer op accuvoeding werkt.
Sluit alle programma's voordat u naar de schijf begint te schrijven, behalve de schijfsoftware die u
gebruikt.
Kopieer niet rechtstreeks van een bronschijf naar een doelschijf of van een netwerkschijf naar een
doelschijf. Kopieer de informatie eerst naar de vaste schijf en brand deze vervolgens van de vaste schijf
naar de doelschijf.
Gebruik het toetsenbord van de computer niet of verplaats de computer niet als de computer naar een
schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Raadpleeg de instructies van de softwarefabrikant voor informatie over het gebruik van de software die
bij de computer is meegeleverd. Deze instructies kunnen zijn verstrekt op cd of dvd of in de help-functie
van de software, of kunnen op de website van de fabrikant staan.
Cd of dvd kopiëren
Ga als volgt te werk om een cd of dvd te verwijderen:
1.Selecteer Start > Alle programma's > Cyberlink DVD Suites > Power2Go.
2.Plaats de schijf die u wilt kopiëren in de optischeschijfeenheid.
3.Klik op Copy (Kopiëren) rechtsonder op het scherm.
Power2Go leest de bronschijf en kopieert de gegevens naar een tijdelijke map op de vaste schijf.
4.Verwijder, wanneer u hierom wordt verzocht, de bronschijf uit de optische-schijfeenheid en plaats
vervolgens een lege schijf in de schijfeenheid.
Nadat de informatie is gekopieerd, wordt de gemaakte schijf automatisch uitgeworpen.
Cd of dvd maken ('branden')
VOORZICHTIG:Neem de auteursrechtwaarschuwing in acht. Het illegaal kopiëren van
auteursrechtelijk beschermd materiaal, waaronder computerprogramma's, films, uitzendingen en
geluidsopnamen, is een strafrechtelijke overtreding op grond van het toepasselijke auteursrecht.
Gebruik deze computer niet voor dergelijke doeleinden.
Als de computer een cd-rw-, dvd-rw- of dvd+/-rw-optische-schijfeenheid heeft, kunt u met behulp van
software zoals Windows Media Player of CyberLink Power2Go gegevens-, video- en audiobestanden
branden, waaronder MP3- en WAV-muziekbestanden.
62Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Neem de volgende richtlijnen in acht bij het branden van een cd of dvd:
Sla eventuele open bestanden op en sluit ze en sluit alle programma's af voordat u een schijf
●
brandt.
Een cd-r of dvd-r is het geschiktst voor het branden van audiobestanden, omdat de informatie na
●
het kopiëren niet meer kan worden gewijzigd.
OPMERKING:U kunt geen audio-dvd maken met Cyberlink Power2Go.
Gebruik cd-r's voor het branden van muziek-cd's omdat sommige stereo-installaties in huis of in
●
de auto geen cd-rw's kunnen afspelen.
Een cd-rw of dvd-rw is over het algemeen het beste voor het branden van gegevensbestanden of
●
voor het testen van audio- of video-opnamen voordat u ze op een cd of dvd brandt die niet kan
worden gewijzigd.
Dvd-spelers in beeld- en geluidsystemen voor thuisgebruik ondersteunen niet alle dvd-indelingen.
●
Raadpleeg de bij de dvd-speler meegeleverde handleiding voor een overzicht van de
ondersteunde indelingen.
Een MP3-bestand neemt minder ruimte in beslag dan andere indelingen voor muziekbestanden,
●
en het proces voor het maken van een MP3-schijf is hetzelfde als het proces voor het maken van
een gegevensbestand. MP3-bestanden kunnen worden afgespeeld op MP3-spelers of op
computers waarop MP3-software is geïnstalleerd.
Ga als volgt te werk om een cd of dvd te branden:
1.Download of kopieer de bronbestanden naar een map op de vaste schijf.
2.Plaats een lege cd of dvd in de optischeschijfeenheid.
3.Selecteer Start > Alle programma's en selecteer vervolgens de software die u wilt gebruiken.
OPMERKING:Sommige programma's bevinden zich mogelijk in submappen.
4.Selecteer het type cd of dvd dat u wilt maken: gegevens, audio of video.
5.Klik met de rechtermuisknop op Start, Windows Verkenner openen en ga naar de map waarin
de bronbestanden zijn opgeslagen.
6.Open de map en sleep de bestanden vervolgens naar de schijfeenheid die de lege optische schijf
bevat.
7.Start het brandproces zoals aangegeven door het programma dat u hebt geselecteerd.
Raadpleeg de instructies van de softwarefabrikant voor specifieke instructies. Deze instructies kunnen
zijn verstrekt bij de software of op cd of dvd, of kunnen op de website van de fabrikant staan.
Optischeschijfeenheid63
Cd, dvd of bd verwijderen
Ga als volgt te werk om een optische schijf te verwijderen:
1.Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen.
2.Trek de lade voorzichtig uit (2) tot de lade stopt.
3.Verwijder de schijf uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf (3) aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING:Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4.Sluit de lade en berg de schijf vervolgens op in het bijbehorende doosje.
64Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-muis aansluiten op het systeem via de poorten op een optioneel
dockingapparaat of optioneel dockingproduct.
De volgende USB-stations zijn beschikbaar:
1,44-MB diskettedrive
●
Vasteschijfmodule (een vaste schijf met een adapter)
●
Dvd-rom-drive
●
Dvd/cd-rw-combodrive
●
Dvd±rw- en cd-rw-combodrive
●
Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie over benodigde software, stuurprogramma's
en de te gebruiken poort op de computer.
Ga als volgt te werk om een externe schijfeenheid op de computer aan te sluiten:
VOORZICHTIG:Als u een schijfeenheid met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het
risico van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat de stekker uit het stopcontact
is gehaald.
1.Sluit de schijfeenheid aan op de computer.
2.Als u een schijfeenheid met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van de
schijfeenheid in een geaard stopcontact.
Ga als volgt te werk om een schijfeenheid met eigen netvoedingsaansluiting los te koppelen:
1.Koppel de schijfeenheid los van de computer.
2.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
Externe schijfeenheden gebruiken65
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf zodat het systeem efficiënter werkt.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. Stel de schijfdefragmentatie zodanig in dat die 's nachts wordt uitgevoerd, of op een
ander tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. Stel de
Schijfdefragmentatie zodanig in dat die maandelijks wordt uitgevoerd. U kunt de Schijfdefragmentatie
ook op elk gewenst moment handmatig starten.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1.Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfdefragmentatie.
2.Klik op Schijf defragmenteren.
OPMERKING:Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als
het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Raadpleeg de Help van Schijfdefragmentatie voor meer informatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden die wanneer deze
veilig worden verwijderd, schijfruimte vrij maken zodat de computer efficiënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1.Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfopruiming.
2.Volg de instructies op het scherm.
66Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Vaste schijf in de primaire vasteschijfruimte vervangen
VOORZICHTIG:U voorkomt als volgt dat het systeem vastloopt en gegevens verloren gaan:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer is ingeschakeld of in de slaap- of de hibernationstand staat.
Als u niet zeker weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, schakelt u de
computer in door op de aan/uit-knop te drukken en vervolgens weer uit via het besturingssysteem.
OPMERKING:Het afdekplaatje van de primaire vasteschijfruimte wordt aangeduid met een '1' en het
afdekplaatje van de secundaire vasteschijfruimte met een '2'.
U verwijdert de primaire vaste schijf als volgt:
1.Sla uw werk op.
2.Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
3.Ontkoppel alle externe hardware die op de computer is aangesloten.
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond neer, met de vasteschijfruimte naar u
toe.
6.Verwijder de accu uit de computer.
7.Verwijder de vijf schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf (1).
8.Verwijder het afdekplaatje van de vaste schijf (2).
9.Verwijder de vier schroeven van de vaste schijf (1).
Vaste schijf in de primaire vasteschijfruimte vervangen67
10. Koppel de vaste schijf los door deze naar links te schuiven (2) en verwijder vervolgens de vaste
schijf (3) uit de computer.
U installeert de primaire vaste schijf als volgt:
1.Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1).
2.Sluit de vaste schijf aan door deze naar rechts te schuiven (2).
3.Plaats de vier schroeven van de vaste schijf (3).
4.Steek de lipjes op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer (1).
5.Sluit het afdekplaatje (2).
68Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
6.Draai de schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (3).
7.Plaats de accu terug.
8.Keer de computer om.
9.Sluit alle externe apparaten op de computer aan.
10. Sluit de computer op de netvoeding aan.
11. Schakel de computer in.
Vaste schijf in de primaire vasteschijfruimte vervangen69
Vaste schijf in de secundaire vasteschijfruimte vervangen
VOORZICHTIG:U voorkomt als volgt dat het systeem vastloopt en gegevens verloren gaan:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer is ingeschakeld of in de slaap- of de hibernationstand staat.
Als u niet zeker weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, schakelt u de
computer in door op de aan/uit-knop te drukken en vervolgens weer uit via het besturingssysteem.
OPMERKING:Het afdekplaatje van de primaire vasteschijfruimte wordt aangeduid met een '1' en het
afdekplaatje van de secundaire vasteschijfruimte met een '2'.
De computer is voorzien van een secundaire vasteschijfruimte. Deze ruimte kan leeg zijn of er kan een
secundaire vaste schijf in zijn geplaatst.
Ga als volgt te werk om de secundaire vaste schijf te verwijderen:
1.Sla uw werk op.
2.Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
3.Ontkoppel alle externe hardware die op de computer is aangesloten.
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond neer, met de vasteschijfruimte naar u
toe.
6.Verwijder de accu uit de computer.
7.Verwijder de vijf schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf (1).
8.Verwijder het afdekplaatje van de vaste schijf (2).
9.Verwijder de vier schroeven van de vaste schijf (1).
70Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
10. Koppel de vaste schijf los door deze naar links te schuiven (2) en verwijder vervolgens de vaste
schijf (3) uit de computer.
Ga als volgt te werk om de secundaire vaste schijf te installeren:
1.Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1).
2.Sluit de vaste schijf aan door deze naar rechts te schuiven (2).
3.Plaats de vier schroeven van de vaste schijf (3).
Vaste schijf in de secundaire vasteschijfruimte vervangen71
4.Steek de lipjes op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer (1).
5.Sluit het afdekplaatje (2).
6.Draai de schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (3).
7.Plaats de accu terug.
8.Keer de computer om.
9.Sluit alle externe apparaten op de computer aan.
10. Sluit de computer op de netvoeding aan.
11. Schakel de computer in.
72Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
7Externe apparaten
USB-apparaat gebruiken
Via een USB-poort wordt een optioneel extern apparaat, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -schijf,
-printer, -scanner of -hub, aangesloten op de computer of een optioneel dockingproduct.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software.
De computer heeft drie USB-poorten die ondersteuning bieden voor USB 1.0-, USB 1.1- en USB 2.0apparaten. Als u meer USB-poorten wilt toevoegen, sluit u een optionele hub of een optioneel
dockingproduct aan.
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG:Gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een USB-apparaat, om
beschadiging van de USB-connector te voorkomen.
Als u een USB-apparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de USB-kabel van het apparaat aan op
de USB-poort.
Wanneer het USB-apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING:Wanneer u een USB-apparaat voor de eerste keer aansluit, wordt het bericht
Apparaatstuurprogramma installeren weergegeven in het systeemvak rechtsonder op de taakbalk.
USB-apparaat gebruiken73
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG:Volg de instructies uit "USB-apparaat verwijderen" om te voorkomen dat informatie
verloren gaat of het systeem vastloopt.
VOORZICHTIG:Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van
de USB-connector te voorkomen.
Ga als volgt te werk om een USB-apparaat te verwijderen:
1.Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen in het systeemvak aan
de rechterkant van de taakbalk.
U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen weergeven door te klikken
op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het
systeemvak).
2.Klik in de lijst op de naam van het apparaat.
Er verschijnt een melding dat het apparaat veilig kan worden verwijderd.
3.Verwijder het apparaat.
eSATA-apparaat gebruiken
Op een eSATA-poort kan een optionele, hoogwaardige eSATA-component worden aangesloten,
bijvoorbeeld een externe eSATA-vaste schijf.
Voor bepaalde eSATA-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met
het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de softwarefabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies worden met de software, op schijf, in de Help bij de
software of op de website van de fabrikant meegeleverd.
OPMERKING:De eSATA-poort biedt tevens ondersteuning voor een optioneel USB-apparaat
eSATA-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG:Gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een eSATA-apparaat, om
beschadiging van de connectoren van de eSATA-poort te voorkomen.
Als u een eSATA-apparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de eSATA-kabel van het apparaat
aan op de eSATA-poort.
74Hoofdstuk 7 Externe apparaten
Wanneer het apparaat op de computer is aangesloten, geeft de computer dit aan met een
geluidssignaal.
eSATA-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG:Volg de instructies uit "eSATA-apparaat verwijderen" om te voorkomen dat informatie
verloren gaat of het systeem vastloopt.
VOORZICHTIG:Trek bij het loskoppelen van een eSATA-apparaat niet aan de kabel, om
beschadiging van de eSATA-connector te voorkomen.
Ga als volgt te werk om een eSATA-apparaat te verwijderen:
1.Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen in het systeemvak aan
de rechterkant van de taakbalk.
U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen weergeven door te klikken
op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het
systeemvak).
2.Klik in de lijst op de naam van het apparaat.
Er verschijnt een melding dat het apparaat veilig kan worden verwijderd.
3.Verwijder het apparaat.
eSATA-apparaat gebruiken75
8Externemediakaarten
Kaarten voor het digitalemediaslot gebruiken
Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten
worden gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur
met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Het digitalemediaslot ondersteunt de volgende typen digitale kaarten:
Memory Stick (MS)
●
Memory Stick Pro (MSP)
●
MultiMediaCard (MMC)
●
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
●
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC)
●
xD-Picture Card (XD)
●
xD-Picture Card (XD) type H
●
xD Picture Card (XD) type M
●
Digitale kaart plaatsen
VOORZICHTIG:Voorkom beschadiging van de digitale kaart of de computer: plaats geen adapter,
van welk type dan ook, in het digitale-mediaslot.
VOORZICHTIG:Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1.Houd de digitale kaart met het label naar boven, terwijl de connectoren naar de computer zijn
gericht.
76Hoofdstuk 8 Externemediakaarten
2.Plaats de kaart in het digitalemediaslot en druk de kaart vervolgens aan totdat deze goed op zijn
plaats zit.
Wanneer een apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal en wordt
een optiemenu weergegeven.
Digitale kaart verwijderen
VOORZICHTIG:Volg de instructies uit "Digitale kaart verwijderen" om te voorkomen dat gegevens
verloren gaan of het systeem vastloopt.
OPMERKING:Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het kopieervenster
van het besturingssysteem.
Ga als volgt te werk om een digitale kaart te verwijderen:
1.Sla al uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2.Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen in het systeemvak aan
de rechterkant van de taakbalk.
U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen weergeven door te klikken
op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het
systeemvak).
3.Klik in de lijst op de naam van de digitale kaart.
Er verschijnt een melding dat de hardware veilig kan worden verwijderd.
4.Druk op de digitale kaart (1) en verwijder de kaart vervolgens uit het slot (2).
Kaarten voor het digitalemediaslot gebruiken77
9Geheugenmodules
De computer heeft één geheugenmodulecompartiment, dat zich aan de onderkant van de computer
bevindt. U kunt de geheugencapaciteit van de computer vergroten door een geheugenmodule aan het
lege uitbreidingsslot voor geheugenmodules toe te voegen of door de bestaande geheugenmodule in
het hoofdslot voor geheugenmodules te vergroten.
WAARSCHUWING!Om het risico van schade aan de apparatuur te voorkomen wanneer u een schijf
met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, haalt u de stekker uit het stopcontact en verwijdert u alle
accu's voordat u een geheugenmodule installeert.
VOORZICHTIG:Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd raken.
Zorg ervoor dat u vrij bent van statische elektriciteit door een goed geaard metalen voorwerp aan te
raken voordat u een procedure start.
OPMERKING:Als u een tweekanaals configuratie gebruikt bij toevoeging van een tweede
geheugenmodule, moet u ervoor zorgen dat de geheugenmodules dezelfde capaciteit hebben.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1.Sla uw werk op.
2.Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
Als u niet zeker weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, schakelt u
de computer in door op de aan/uit-knop te drukken en vervolgens weer uit via het
besturingssysteem.
3.Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
6.Verwijder de accu uit de computer.
7.Draai de vijf schroeven van het compartiment voor de geheugenmodule los (1).
78Hoofdstuk 9 Geheugenmodules
8.Verwijder het afdekplaatje van het compartiment voor de geheugenmodule (2) van de computer.
9.Als u een geheugenmodule wilt verwijderen, ga dan als volgt te werk om de bestaande
geheugenmodule te verwijderen:
a.Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
VOORZICHTIG:Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
79
b.Pak de geheugenmodule aan de rand (2) vast en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
10. Ga als volgt te werk om een nieuwe geheugenmodule te plaatsen:
VOORZICHTIG:Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de
geheugenmodule niet.
a.Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b.Houd de geheugenmodule onder een hoek van 45 graden vanaf het oppervlak van het
geheugenmodulecompartiment en druk de module (2) in het geheugenmoduleslot totdat deze
vastzit.
80Hoofdstuk 9 Geheugenmodules
c.Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u zowel de linker- als
rechterrand van de geheugenmodule naar beneden drukt, totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
11. Plaats het lipje (1) op het afdekplaatje van het compartiment voor de geheugenmodule in de
uitsparingen in de computer.
12. Sluit het afdekplaatje (2).
13. Plaats de vijf schroeven van het geheugenmodulecompartiment en draai ze vast (3).
14. Plaats de accu terug.
15. Keer de computer om.
81
16. Sluit alle externe apparaten op de computer aan.
17. Sluit de computer op de netvoeding aan.
18. Schakel de computer in.
82Hoofdstuk 9 Geheugenmodules
10Beveiliging
Computer beschermen
De standaard beveiligingsfuncties van het besturingssysteem Windows en het niet tot Windows
behorende setupprogramma beschermen uw persoonlijke instellingen en gegevens tegen een aantal
risico's.
Volg de procedures uit deze handleiding voor het gebruik van:
Wachtwoorden
●
Antivirussoftware
●
Firewallsoftware
●
Kritieke beveiligingsupdates
●
Optionele beveiligingskabel
●
Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
●
OPMERKING:Van beveiligingsoplossingen moeten op de eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer bloot staat aan softwareaanvallen, of verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
OPMERKING:Verwijder alle wachtwoord- en vingerafdrukinstellingen voordat u de computer laat
nakijken.
ComputerrisicoBeveiligingsvoorziening
Gebruik van de computer door onbevoegdenOpstartwachtwoord
ComputervirussenNorton Internet Security software
Onbevoegde toegang tot gegevens
Onbevoegde toegang tot het setupprogramma, de BIOSinstellingen en andere informatie voor het identificeren van het
systeem
Huidige of toekomstige bedreigingen voor de computerEssentiële beveiligingsupdates van Microsoft®
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccountGebruikerswachtwoord
Firewallsoftware
●
Windows-updates
●
Beheerderswachtwoord
Zonder toestemming meenemen van de computerAansluitpunt voor beveiligingskabel (voor gebruik met een
optioneel kabelslot)
Computer beschermen83
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u selecteert om de informatie op de computer te beveiligen.
U kunt verscheidene typen wachtwoorden instellen afhankelijk van de manier waarop u uw informatie
wilt beveiligen. De wachtwoorden worden in Windows of in het niet bij Windows behorende
setupprogramma dat vooraf op de computer is geïnstalleerd, ingesteld.
VOORZICHTIG:Om te voorkomen dat u geen toegang meer krijgt tot de computer noteert u elk
ingesteld wachtwoord. Aangezien de meeste wachtwoorden niet worden weergegeven wanneer ze
worden ingesteld, gewijzigd of verwijderd, is het belangrijk dat u elk wachtwoord onmiddellijk noteert en
op een veilige plaats bewaart.
Gebruik hetzelfde wachtwoord voor een functie in het setupprogramma en voor een beveiligingsfunctie
in Windows. Dit wachtwoord kunt u ook gebruiken voor meer dan een functie in het setupprogramma.
Ga als volgt te werk om een wachtwoord in het setupprogramma in te stellen:
Maak een wachtwoord van een combinatie van maximaal 8 letters en cijfers. Wachtwoorden zijn
●
hoofdlettergevoelig.
Voer het wachtwoord op de opdrachtregel van het setupprogramma in. Een wachtwoord dat is
●
ingesteld in Windows, moet worden ingevoerd wanneer daarom wordt gevraagd door Windows.
Ga als volgt te werk om op een veilige manier wachtwoorden te maken en op te slaan:
Volg de door het programma ingestelde eisen.
●
Noteer uw wachtwoorden en bewaar ze op een veilige plek (niet op de computer).
●
Bewaar geen wachtwoorden in een bestand op de computer.
●
Gebruik uw naam of andere persoonlijke informatie niet omdat dit eenvoudig door een
●
buitenstaander kan worden ontdekt.
Selecteer Start>Help en ondersteuning voor extra informatie over wachtwoorden in Windows, zoals
wachtwoorden voor de schermbeveiliging.
Wachtwoorden instellen in Windows
WachtwoordFunctie
BeheerderswachtwoordBeveiligt de toegang tot de inhoud van een computer op
GebruikerswachtwoordBeveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
beheerdersniveau.
OPMERKING: Dit wachtwoord kan niet worden gebruikt om
het setupprogramma te openen.
Tevens wordt de toegang tot de inhoud van de computer
beveiligd en moet u dit wachtwoord opgeven als u de
slaapstand of de hibernationstand wilt beëindigen.
84Hoofdstuk 10 Beveiliging
Wachtwoorden instellen in het setupprogramma
WachtwoordFunctie
Beheerderswachtwoord
Opstartwachtwoord
Raadpleeg Beheerderswachtwoord of Opstartwachtwoord voor meer informatie over wachtwoorden.
Beheerderswachtwoord
Uw beheerderswachtwoord beschermt de configuratie-instellingen en de systeemidentificatiegegevens
die in het setupprogramma worden bewaard. Nadat u dit wachtwoord heeft ingesteld, voert u het telkens
wanneer u het setupprogramma opent, opnieuw in.
Hiermee beveiligt u de toegang tot het setupprogramma.
●
Nadat u dit wachtwoord hebt ingesteld, moet u dit
●
wachtwoord telkens wanneer u het setupprogramma wilt
openen invoeren.
VOORZICHTIG: Als u het wachtwoord vergeet, kunt u het
setupprogramma niet meer openen.
Hiermee beschermt u de toegang tot de inhoud van de
●
computer.
Als dit wachtwoord is ingesteld, moet u het wachtwoord
●
opgeven wanneer u de computer inschakelt of herstart of
wanneer u de hibernationstand beëindigt.
VOORZICHTIG: Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt
u de computer niet inschakelen of opnieuw starten, of de
hibernationstand beëindigen.
Uw beheerderswachtwoord is niet uitwisselbaar met een beheerderswachtwoord dat in Windows is
ingesteld en het wordt bij het instellen, wijzigen of verwijderen ook niet weergegeven. Vergeet niet uw
wachtwoord te noteren en op een veilige plek te bewaren.
Wachtwoorden gebruiken85
Beheerderswachtwoord beheren
Ga als volgt te werk om dit wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen:
1.Open het Setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Wanneer
het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de
linkerbenedenhoek van het scherm wordt weergegeven, drukt u op f10.
– of –
Open het Setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Wanneer
het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de
linkerbenedenhoek van het scherm wordt weergegeven, drukt u op esc. Druk wanneer het
startmenu wordt weergegeven op de toets f10.
2.Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) >Set Administrator Password
(Beheerderswachtwoord instellen) en druk op enter.
Om een beheerderswachtwoord in te stellen typt u uw wachtwoord in de velden Enter New
●
Password (Nieuw wachtwoord invoeren) en Confirm New Password (Nieuw wachtwoord
bevestigen) en druk vervolgens op enter.
Om een beheerderswachtwoord te wijzigen typt u uw huidige wachtwoord in het veld Enter
●
Current Password (Huidig wachtwoord invoeren), typt u een nieuw wachtwoord in de velden
Enter New Password (Nieuw wachtwoord invoeren) en Confirm New Password (Nieuw
wachtwoord bevestigen) en drukt u vervolgens op enter.
Om een beheerderswachtwoord te verwijderen typt u uw huidige wachtwoord in de velden
●
Enter Password (Wachtwoord invoeren) en drukt u vervolgens vier keer op enter.
3.Als u uw wijzigingen wilt opslaan en het setupprogramma wilt afsluiten, gebruikt u de pijltoetsen
om Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen opslaan) te selecteren.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart.
Beheerderswachtwoord invoeren
Typ achter de opdrachtregel van Enter Password (Wachtwoord invoeren) uw beheerderswachtwoord
en druk vervolgens op enter. Start nadat u drie keer het verkeerde beheerderswachtwoord hebt
ingevoerd de computer opnieuw op en probeer het opnieuw.
Opstartwachtwoord
Met een opstartwachtwoord voorkomt u dat de computer kan worden gebruikt door onbevoegden. Als
dit wachtwoord is ingesteld, moet u het wachtwoord opgeven wanneer u de computer inschakelt of
herstart of wanneer u de hibernationstand beëindigt. Een opstartwachtwoord wordt niet weergegeven
als het wordt ingesteld, gewijzigd of verwijderd.
86Hoofdstuk 10 Beveiliging
Opstartwachtwoord beheren
Ga als volgt te werk om het opstartwachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen:
1.Open het Setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Wanneer
het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de
linkerbenedenhoek van het scherm wordt weergegeven, drukt u op f10.
– of –
Open het Setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Wanneer
het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de
linkerbenedenhoek van het scherm wordt weergegeven, drukt u op esc. Druk wanneer het
startmenu wordt weergegeven op de toets f10.
2.Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) >Set Power-On Password
(Opstartwachtwoord instellen) en druk vervolgens op enter.
Om een opstartwachtwoord in te stellen typt u uw wachtwoord in de velden Enter New
●
Password (Nieuw wachtwoord invoeren) en Confirm New Password (Nieuw wachtwoord
bevestigen) en druk vervolgens op enter.
Om een opstartwachtwoord te wijzigen typt u uw huidige wachtwoord in het veld Enter Current
●
Password (Huidig wachtwoord invoeren), typt u een nieuw wachtwoord in de velden Enter
New Password (Nieuw wachtwoord invoeren) en Confirm New Password (Nieuw wachtwoord
bevestigen) en drukt u vervolgens op enter.
Om een opstartwachtwoord te verwijderen typt u uw huidige wachtwoord in de velden Enter
●
Current Password (Huidig wachtwoord invoeren) en drukt u vervolgens vier keer op enter.
3.Als u uw wijzigingen wilt opslaan en het setupprogramma wilt afsluiten, gebruikt u de pijltoetsen
om Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen opslaan) te selecteren.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart.
Opstartwachtwoord invoeren
Typ achter de opdrachtregel van Enter Password (Wachtwoord invoeren) uw wachtwoord en druk
vervolgens op enter. Start nadat u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd de computer
opnieuw op en probeer het opnieuw.
Wachtwoorden gebruiken87
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor het verzenden/ontvangen van e-mailberichten, de computer op
een netwerk aangesloten is, of de computer een internetverbinding heeft, staat de computer bloot aan
virussen. Computervirussen schakelen het besturingssysteem, programma's of hulpprogramma's uit of
zorgen ervoor dat ze niet correct werken.
Antivirussoftware detecteert de meeste virussen, vernietigt ze en repareert in de meeste gevallen de
ontstane schade. Zorg ervoor dat de antivirussoftware up-to-date is voor een doorlopende beveiliging
tegen nieuwe virussen.
Op de computer is Norton Internet Security, een antivirusprogramma, vooraf geïnstalleerd. De software
bevat 60 dagen gratis updates. HP raadt aan de computer na die 60 dagen ook tegen nieuwe virussen
te beschermen door een uitgebreide updateservice te kopen. De instructies over het gebruik en het
updaten van de Norton Internet Security-software en over het kopen van uitgebreide updateservices
bevinden zich in het programma. Om Norton Internet Security te bekijken en te openen selecteert u
Start > Alle programma's > Norton Internet Security.
Voor meer informatie over computervirussen typt u virussen in het zoekvak van Help en
ondersteuning.
Firewallsoftware gebruiken
Wanneer u de computer voor het verzenden/ontvangen van e-mailberichten gebruikt, de computer op
een netwerk aangesloten is, of de computer een internetverbinding heeft, kunnen onbevoegde personen
zich toegang tot de computer, uw persoonlijke bestanden en informatie over u verschaffen. Gebruik de
vooraf op de computer geïnstalleerde firewallsoftware om uw privacy te beschermen.
De firewall houdt logboeken en rapporten bij over netwerkactiviteiten, en controleert automatisch al het
binnenkomende en uitgaande verkeer. Raadpleeg de bij de firewall meegeleverde
gebruikershandleiding voor meer informatie of neem contact op met de fabrikant van de firewall.
OPMERKING:In bepaalde situaties blokkeert een firewall de toegang tot spelletjes op internet, houdt
de firewalls het delen van printers of bestanden in een netwerk tegen of blokkeert de firewall toegestane
bijlagen bij e-mailberichten. U kunt dat probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u het probleem
volledig wilt oplossen.
88Hoofdstuk 10 Beveiliging
Kritieke beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG:Microsoft stuurt waarschuwingen over essentiële beveiligingsupdates. Om de
computer te beveiligen tegen beveiligingslekken en computervirussen installeert u alle essentiële
beveiligingsupdates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt.
Het is mogelijk dat er updates voor het besturingssysteem en andere software beschikbaar zijn gekomen
nadat de computer is geleverd. Ga als volgt te werk om er zeker van te zijn dat alle beschikbare updates
op de computer geïnstalleerd zijn:
Voer nadat u de computer hebt ingesteld Windows Update uit. Gebruik de updatekoppeling bij
●
Start > Alle programma's > Windows Update.
Voer Windows Update daarna maandelijks uit.
●
Haal updates voor Windows en ander Microsoft-programma's op wanneer deze beschikbaar zijn
●
van de website van Microsoft en via de updatekoppeling in Help en ondersteuning.
Optionele beveiligingskabel installeren
OPMERKING:Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
OPMERKING:De locatie van het aansluitpunt voor de beveiligingskabel verschilt per computermodel.
Ga als volgt te werk om de beveiligingskabel vast te maken:
1.Leg de beveiligingskabel in een lus om een voorwerp dat niet verplaatst kan worden.
2.Plaats het sleuteltje (1) in het kabelslot (2).
3.Plaats het kabelslot in het bevestigingspunt van de beveiligingskabel op de computer (3) en sluit
OPMERKING:De locatie van de vingerafdruklezer is afhankelijk van het computermodel.
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich bevindt:
Bij de onderkant van het touchpad
●
Aan de rechterkant van het toetsenbord
●
Aan de rechterbovenkant van het beeldscherm
●
Aan de linkerkant van het beeldscherm
●
Afhankelijk van het computermodel bevindt de vingerafdruklezer zich in horizontale of verticale positie.
Voor beide posities geldt dat u uw vinger verticaal langs de metalen sensor moet vegen.
Vingerafdrukken vastleggen
Met een vingerafdruklezer kunt u zich in plaats van met een wachtwoord van Windows met een
vingerafdruk die u in de DigitalPersona Personal-software hebt geregistreerd bij Windows aanmelden.
Ga als volgt te werk om een of meer vingerafdrukken te melden:
1.Klik in Windows op het pictogram DigitalPersona Personal in het systeemvak.
2.Lees de welkomsttekst en klik op Next (Volgende).
Het venster Verify Your Identity (Identiteit controleren) wordt weergegeven.
3.Typ uw Windows-wachtwoord, als u dit heeft ingesteld, en klik op Next (Volgende).
90Hoofdstuk 10 Beveiliging
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.