ATI en ATI Mobility Radeon zijn
handelsmerken van Advanced Micro
Devices, Inc. Bluetooth is een handelsmerk
van de desbetreffende eigenaar en wordt
door Hewlett-Packard Company onder
licentie gebruikt. Intel is een handelsmerk
van Intel Corporation in de Verenigde Staten
en andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, april 2010
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op de computer
beschikbaar.
Artikelnummer van document: 609867-331
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING!U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg ervoor
dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding).
Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid
of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). De computer en de
netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker
toegankelijk zijn, zoals gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology
Equipment (IEC 60950).
Video .................................................................................................................................................. 31
Externe monitor of projector aansluiten ............................................................................. 31
De computer herkent de cd, dvd of bd niet ........................................................................................ 98
Een cd, dvd of bd wordt niet afgespeeld ............................................................................................ 99
ix
Een cd, dvd of bd wordt niet automatisch afgespeeld ...................................................................... 100
Een dvd- of bd-film stopt, slaat stukken over of wordt niet naar behoren afgespeeld ...................... 100
Een dvd- of bd-film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ..................................................... 100
Het branden van een cd of dvd begint niet of stopt voordat het gereed is ....................................... 101
Een dvd of bd die wordt afgespeeld in Windows Media Player, geeft geen geluid of beeld ............ 101
Een apparaatstuurprogramma moet opnieuw worden geïnstalleerd ................................................ 101
Meest recente apparaatstuurprogramma’s van HP verkrijgen ........................................ 102
Meest recente apparaatstuurprogramma's van Windows verkrijgen ............................... 102
Index ................................................................................................................................................................. 103
x
1Voorzieningen
Hardware herkennen
Ga als volgt te werk om een lijst van in de computer geïnstalleerde hardware weer te geven:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2.Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
Gebruik Apparaatbeheer om hardware toe te voegen of apparaatconfiguraties te wijzigen.
OPMERKING:Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van applicaties, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Onderdelen
Onderdelen aan de bovenkant
Touchpad
OnderdeelBeschrijving
(1)Aan/uit-knop van touchpadHiermee kunt u het touchpad aan- en uitzetten. Tik snel tweemaal op de knop om
(2)Touchpad-zone*Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en onderdelen op het scherm
het touchpad in of uit te schakelen.
selecteren of activeren.
Hardware herkennen1
Lampjes
OnderdeelBeschrijving
(3)Linkerknop van het touchpad*Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis.
(4)Rechterknop van het touchpad*Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Als u de voorkeuren voor cursorbesturing wilt weergeven of wijzigen,
selecteert u Start > Apparaten en printers. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op het pictogram dat het apparaat
weergeeft, en selecteer Muisinstellingen.
Onde
rdeel
(1)Caps Lock-lampjeAan: Caps Lock is ingeschakeld.
(2)Aan/uit-lampje
(3)Lampje Geluid uitOranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
(4)Lampje voor draadloze communicatie
BeschrijvingFunctie
2Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Aan: de computer is ingeschakeld.
●
Knippert: de computer staat in de slaapstand.
●
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
●
hibernationstand.
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
●
communicatie, zoals een adapter voor draadloze
communicatie (WLAN) en/of een Bluetooth®-apparaat, is
gedetecteerd.
Oranje: er zijn geen apparaten voor draadloze communicatie
●
gedetecteerd.
Onde
rdeel
(5)Touchpad-lampjeOranje: het touchpad is uitgeschakeld.
BeschrijvingFunctie
(6)Lampje van vingerafdruklezer
Wit: de vingerafdruk werd gelezen.
●
Oranje: de vingerafdruk werd niet gelezen.
●
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
Onde
rdeel
(1)Aan/uit-knopDruk op de aan/uit-knop om:
(2)Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows aanmelden,
BeschrijvingFunctie
De computer in te schakelen.
●
De slaapstand te activeren.
●
De slaapstand te beëindigen.
●
De hibernationstand te beëindigen.
●
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van
Windows geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens
vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Selecteer Start>Configuratiescherm>Systeem enbeveiliging>Energiebeheer voor meer informatie over
energiebeheer.
in plaats van met een wachtwoord.
Onderdelen3
Toetsen
In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer
informatie over het wijzigen van de fabrieksinstellingen.
Onde
BeschrijvingFunctie
rdeel
(1)esc-toetsDruk de esc- en fn-toets tegelijkertijd in om de systeeminformatie
(2)fn-toetsDruk op de fn-toets in combinatie met een functietoets of de esc-
(3)Windows-logotoetsHiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4)Windows-applicatietoetsHiermee opent u een snelmenu voor items waarop de aanwijzer
(5)Geïntegreerd numeriek toetsenblokDeze toetsen kunt u laten werken als de toetsen op een extern
(6)ActietietoetsenHiermee voert u veelgebruikte functies uit.
Onderdelen aan de voorkant
BeschrijvingFunctie
LuidsprekersHiermee wordt het geluid van de computer weergegeven.
weer te geven.
toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
zich bevindt.
numeriek toetsenblok.
4Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Onderdelen aan de rechterkant
Onde
BeschrijvingFunctie
rdeel
(1)Aan/uit-lampje
(2)Lampje van vaste schijf
(3)USB-poorten (2)Hierop kunt u optionele USB-apparatuur aansluiten.
(4)Lampje van de optische-schijfeenheidKnippert: er wordt geschreven naar of gelezen van de optische-
(5)Optische-schijfeenheidLeest optische schijven en schrijft (alleen bij bepaalde modellen)
(6)Lampje van netvoedingsadapter
(7)NetvoedingsconnectorHierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(8)Bevestigingspunt voor beveiligingskabelSluit een optionele beveiligingskabel aan. Van de
Aan: de computer is ingeschakeld.
●
Knippert: de computer staat in de slaapstand.
●
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
●
hibernationstand.
Wit: de vaste schijf is actief.
●
Oranje: de vaste schijf wordt geparkeerd.
●
schijfeenheid.
naar optische schijven.
Aan: de computer is aangesloten op een externe
●
voedingsbron.
Uit: de computer is niet aangesloten op een externe
●
voedingsbron.
beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigende
werking uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat
de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Onderdelen5
Onderdelen aan de linkerkant
Onde
BeschrijvingFunctie
rdeel
(1)Ventilatieopeningen (2)Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer wordt automatisch
gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen van de
computer en om oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat
de interne ventilator af en toe aan- en uitgaat tijdens het gebruik
van de computer.
(2)Poort voor externe monitorHierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector aansluiten.
(3)RJ-45-netwerkconnectorHierop kunt u een netwerkkabel aansluiten.
(4)HDMI-poortHiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel video- of
(5)eSATA/USB-poort (alleen bepaalde modellen)Hierop sluit u een optioneel hoogwaardig eSATA-component aan,
(6)USB-poortHierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten.
(7)Audio-ingang (microfoon)Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
(8)Audio-uitgang (hoofdtelefoon)Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele
(9)SD-kaartlezerLeest in de lezer geplaatste SD-kaarten.
audioapparaat, zoals een high-definition televisie en andere
compatibele digitale apparatuur of audio-apparatuur.
zoals een eSATA externe vaste schijf, of sluit u een optioneel USBapparaat aan.
OPMERKING: Afhankelijk van het model van de computer is de
computer mogelijk alleen voorzien van een USB-poort.
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een
oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het
computergeluid via dat apparaat weer te geven.
6Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Onderdelen aan de onderkant
Onde
BeschrijvingFunctie
rdeel
(1)AccuruimteHierin bevindt zich de accu.
(2)AccuontgrendelingHiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
(3)Ventilatieopeningen (7)Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen.
Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
(4)Primaire vaste-schijfruimteBiedt plaats aan de primaire vaste schijf, de geheugenmoduleslots
en de WLAN-module (alleen bepaalde modellen).
VOORZICHTIG: Vervang de module door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met
betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land/
regio. Zo voorkomt u dat het systeem niet meer reageert en er een
waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van de module
een waarschuwing verschijnt, verwijdert u de module om de
functionaliteit van de computer te herstellen. Neem vervolgens via
Help en ondersteuning contact op met de technische
ondersteuningsdienst.
(5)Geïntegreerde subwoofer (alleen bepaalde
modellen)
Levert superieure lage tonen.
Onderdelen7
Onderdelen van het beeldscherm
Onde
BeschrijvingFunctie
rdeel
(1)Interne microfoons (2)Hiermee neemt u geluid op.
(2)WebcamlampjeAan: de webcam is in gebruik.
(3)WebcamHiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Antennes voor draadloze communicatie
Bepaalde computermodellen zijn voorzien van minimaal 2 antennes die signalen verzenden naar en
ontvangen van een of meer apparaten voor draadloze communicatie. Deze antennes zijn niet zichtbaar
aan de buitenkant van de computer.
8Hoofdstuk 1 Voorzieningen
OPMERKING:Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe omgeving van de antennes
vrij.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte van de
publicatie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Deze voorschriften vindt u in Help en ondersteuning.
Overige hardwareonderdelen
dat van toepassing is op uw land/regio.
Onde
BeschrijvingFunctie
rdeel
(1)Netsnoer*Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een
(2)NetvoedingsadapterHiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
(3)Accu*Levert voeding wanneer de computer niet op een externe
stopcontact.
voedingsbron aangesloten is.
Onderdelen9
* Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per regio en land.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer. Houd deze gegevens bij de hand
wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
OnderdeelOnderdeelBeschrijving
(1)ProductnaamDit is de productnaam die aan de voorkant van de computer
(2)SerienummerDit is een alfanumerieke identificatiecode die uniek is voor elk
(3)ProductnummerDit is een alfanumerieke identificatiecode die specifieke
(4)GarantieperiodeDit is de periode (in jaren) waarin de computer binnen de
(5)Modelbeschrijving (alleen
Certificaat van echtheid van Microsoft: bevat de productcode voor Windows. U kunt het
●
bepaalde modellen)
zichtbaar is.
product.
informatie geeft over de hardwarecomponenten. Het
productnummer helpt een onderhoudstechnicus bij het bepalen
van de vereiste componenten en onderdelen.
garantie valt.
Dit is een alfanumerieke identificatiecode die u gebruikt wanneer
u documenten, stuurprogramma's en ondersteuning voor de
notebookcomputer zoekt.
productidentificatienummer nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of
problemen met het systeem wilt oplossen. Dit certificaat bevindt zich aan de onderkant van de
computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
●
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (uitsluitend voor bepaalde modellen): bevat
●
(ten) informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van
diverse landen waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Een optioneel
apparaat kan een WLAN-adapter of een Bluetooth-apparaat zijn. Als het model computer is
voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de computer voorzien van
een of meer certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig hebben als u de computer in het
buitenland wilt gebruiken. Labels met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie
bevinden zich in de accuruimte.
10Hoofdstuk 1 Voorzieningen
SIM-label (Subscriber Identity Module, alleen bepaalde modellen): bevat de ICCID (Integrated
●
Circuit Card Identifier) van de SIM-kaart. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
Label met serienummer van HP-module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): bevat
●
het serienummer van de HP-module voor mobiel breedband. Dit label bevindt zich in de
accuruimte.
Labels11
2Netwerk
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
●
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-netwerken, draadloze LAN's of WLAN's genoemd) in
bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en
universiteiten. In een WLAN communiceert elk mobiel apparaat met een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat (alleen bepaalde modellen): hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal
●
Area Network, PAN) opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte
apparaten, zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een
PAN communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Computers met WLAN-apparaten ondersteunen een of meer van de volgende IEEE-industrienormen:
802.11b, de eerste populaire standaard, ondersteunt overdrachtssnelheden tot 11 Mbps en werkt
●
met een frequentie van 2,4 GHz.
802.11g ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 2,4 GHz.
●
Een 802.11g WLAN-apparaat is achterwaarts compatibel met 802.11b-apparaten, waardoor ze in
hetzelfde netwerk kunnen functioneren.
802.11a ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 5 GHz.
●
OPMERKING:802.11a is niet compatibel met 802.11b en 802.11g.
802.11n ondersteunt een gegevenssnelheid van maximaal 450 Mbps en kan werken op 2,4 GHz
●
of 5 GHz, waardoor deze norm terugwaarts compatibel is met 802.11a, b en g.
Raadpleeg de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie
over de technologie voor draadloze communicatie.
Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen
PictogramNaamBeschrijving
Draadloos (ingeschakeld)Geeft de locatie van het lampje en de toets voor draadloze
Draadloos (uitgeschakeld)Hiermee wordt de HP Wireless Assistant-software op de computer
communicatie op de computer aan. Hiermee wordt tevens de HP
Wireless Assistant-software op de computer herkend en wordt
aangegeven dat een of meer apparaten voor draadloze
communicatie zijn ingeschakeld.
aangegeven en wordt aangegeven dat alle apparaten voor
draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
12Hoofdstuk 2 Netwerk
Bekabeld netwerk
(aangesloten)
Hiermee wordt aangegeven dat er een of meer
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat er een of meer
netwerkapparaten zijn aangesloten op een bekabeld netwerk.
Bekabeld netwerk
(gedeactiveerd/
losgekoppeld)
Netwerk (aangesloten)Hiermee wordt aangegeven dat er een of meer
Netwerk (losgekoppeld)Hiermee wordt aangegeven dat er een of meer
Netwerk (gedeactiveerd/
losgekoppeld)
Hiermee wordt aangegeven dat er een of meer
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, maar dat er geen
netwerkapparaten zijn aangesloten (of alle apparaten voor
draadloze communicatie zijn gedeactiveerd in het
Configuratiescherm van Windows).
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat er een of meer
netwerkapparaten zijn aangesloten op een draadloos netwerk.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat er draadloze
verbindingen beschikbaar zijn, maar dat er geen netwerkapparaten
zijn aangesloten op een draadloos netwerk.
Hiermee wordt aangegeven dat er een of meer
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, maar dat er geen
draadloze verbindingen beschikbaar zijn (of dat alle apparaten voor
draadloze communicatie zijn gedeactiveerd via de knop voor
draadloze communicatie of via HP Wireless Assistant).
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met de volgende voorzieningen kunt u de apparaten voor draadloze communicatie op de computer
besturen:
Actietoets voor draadloze communicatie of hotkey (fn+f12)
●
HP Wireless Assistant-software
●
HP Connection Manager-software (alleen bepaalde modellen)
●
Voorzieningen van het besturingssysteem.
●
Toets voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een toets voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle apparaten
voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie wit
wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor
draadloze communicatie wit brandt, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje brandt, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de toets voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit te
schakelen. Een afzonderlijk apparaat voor draadloze communicatie kan worden bestuurd via HP
Wireless Assistant.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken13
HP Wireless Assistant gebruiken
Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via HP Wireless Assistant.
Als een apparaat voor draadloze communicatie is gedeactiveerd in Setup Utility, moet het opnieuw
worden geactiveerd via Setup Utility voordat het kan worden in- of uitgeschakeld via HP Wireless
Assistant.
OPMERKING:Als u een draadloos apparaat activeert of inschakelt, betekent dit niet dat de computer
automatisch verbinding maakt met een netwerk of Bluetooth-apparaat.
U kunt de status van de apparaten voor draadloze communicatie weergeven door te klikken op het
pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak) en de
muisaanwijzer over het pictogram voor draadloze communicatie te bewegen.
Ga als volgt te werk als het pictogram voor draadloze communicatie niet in het systeemvak wordt
weergegeven:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Windows
Mobiliteitscentrum.
2.Klik op het pictogram voor draadloze communicatie in het deelvenster Wireless Assistant. Dit
bevindt zich in de onderste rij van het Windows Mobiliteitscentrum. HP Wireless Assistant wordt
weergegeven.
3.Klik op Eigenschappen.
4.Schakel het selectievakje naast HP Wireless Assistant icon in notification area (Pictogram HP
Wireless Assistant in systeemvak) in.
5.Klik op Toepassen.
6.Klik op Sluiten.
Raadpleeg de online helpfunctie van de HP Wireless Assistant-software voor meer informatie. Ga als
volgt te werk om de helpfunctie te starten:
1.Open Wireless Assistant door te klikken op het pictogram voor draadloze communicatie in
Windows Mobiliteitscentrum.
2.Klik op de knop Help.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Sommige besturingssystemen bieden de mogelijkheid om geïntegreerde apparaten voor draadloze
communicatie en de draadloze verbinding te beheren. Zo biedt Windows het Netwerkcentrum, waarmee
u een verbinding of netwerk tot stand kunt brengen, verbinding kunt maken met een netwerk, draadloze
netwerken kunt beheren, en netwerkproblemen kunt diagnosticeren en verhelpen.
U opent het Netwerkcentrum door te klikken op Start >Configuratiescherm> Netwerk eninternet>Netwerkcentrum.
Selecteer Start>Help en ondersteuning voor meer informatie.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos lokaal netwerk (WLAN), dat bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
14Hoofdstuk 2 Netwerk
OPMERKING:De begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
●
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een draadloze
●
router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een internetverbinding, printer en
bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of software nodig is.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLANinfrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Draadloos netwerk installeren
U hebt het volgende nodig om een WLAN in te stellen en verbinding met internet te maken:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
●
een abonnement bij een internetprovider;
een draadloze router (afzonderlijk aan te schaffen) (2);
●
de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
●
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een installatie van een draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de
fabrikant van de router of door uw ISP.
Draadloos netwerk beveiligen
Aangezien de WLAN-standaard is ontwikkeld met slechts beperkte beveiligingsfuncties die niet zijn
opgewassen tegen krachtige aanvallen, is het van cruciaal belang dat u begrijpt dat draadloze
netwerken kwetsbaar zijn voor de welbekende veiligheidsrisico’s.
WLAN's in openbare gelegenheden, zoals cafés en luchthavens, (zogenaamde "hotspots") bieden
mogelijk geen extra beveiliging. Er worden door fabrikanten van draadloze netwerken en door
serviceproviders van hotspots nieuwe technologieën ontwikkeld, die de openbare omgeving veiliger en
anoniem moeten maken. Als u bezorgd bent om de beveiliging van de computer in een hotspot, beperkt
u uw netwerkactiviteiten tot minder belangrijke e-mail en surfen op internet.
Schakel bij het instellen van een WLAN of het gebruiken van een bestaand WLAN altijd
beveiligingsvoorzieningen in om uw netwerk te beschermen tegen ongeoorloofde toegang. De
algemene beveiligingsniveaus zijn WPA-Personal (Wi-Fi Protected Access) en WEP (Wired Equivalent
Privacy). Omdat draadloze radiosignalen zich ook buiten het netwerk verspreiden, kunnen andere
WLAN-apparaten onbeveiligde signalen oppakken en (ongevraagd) verbinding maken met uw netwerk
WLAN gebruiken15
of informatie onderscheppen die via deze signalen wordt verstuurd. Ga als volgt te werk om het
draadloze netwerk te beschermen:
Gebruik een zender met ingebouwde beveiliging.
●
Veel draadloze basisstations, gateways of routers bevatten ingebouwde
beveiligingsvoorzieningen, zoals protocollen voor beveiliging van draadloze communicatie en
firewalls. Met behulp van de juiste draadloze zender kunt u uw netwerk beschermen tegen de
meest voorkomende beveiligingsrisico’s van draadloze communicatie.
Gebruik een firewall.
●
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als gegevensverzoeken controleert die naar het
netwerk worden verstuurd, en verdachte items verwijdert. Er zijn diverse soorten firewalls, zowel
software- als hardwarematige. Sommige netwerken gebruiken een combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
●
Voor uw draadloze netwerken zijn diverse geavanceerde coderingsprotocollen beschikbaar. Kies
de oplossing die voor uw netwerkbeveiliging het meest geschikt is:
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een beveiligingsprotocol voor draadloze communicatie dat
◦
alle netwerkgegevens codeert of versleutelt voordat deze worden doorgestuurd met een
WEP-sleutel. Het netwerk wijst de WEP-sleutel toe, maar u kunt ook uw eigen sleutel instellen,
een andere sleutel genereren of andere geavanceerde opties kiezen. Zonder de juiste sleutel
krijgen anderen geen toegang tot het draadloze netwerk.
WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt net als WEP gebruik van beveiligingsinstellingen om
◦
gegevens die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen of te ontsleutelen. In plaats
van één statische beveiligingssleutel voor versleuteling te gebruiken, zoals dat bij WEP het
geval is, maakt WPA echter gebruik van een "temporal key integrity protocol" (TKIP) om voor
elk pakket dynamisch een nieuwe sleutel te genereren. Bovendien worden voor elke computer
op het netwerk andere sleutelsets gegenereerd.
Verbinding maken met een draadloos netwerk (WLAN)
Ga als volgt te werk om de notebookcomputer op het draadloze netwerk aan te sluiten:
1.Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie wit. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt
u op de toets voor draadloze communicatie.
OPMERKING:Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
2.Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3.Selecteer uw WLAN in de lijst.
4.Klik op Verbinding maken.
OPMERKING:Als er geen WLAN’s worden weergegeven, betekent dit dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, voert u een netwerkbeveiligingssleutel, dit is een
●
beveiligingscode, achter de prompt in en klik u vervolgens op OK om de verbinding te
voltooien.
Als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven, klikt u op Netwerkcentrum openen en
●
vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Een lijst met opties
16Hoofdstuk 2 Netwerk
wordt weergegeven. Zoek een netwerk en maak daarmee verbinding, of breng een nieuwe
netwerkverbinding tot stand.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkpictogram in
het systeemvak om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING:Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naar gelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparaten of
verschillende typen wanden en vloeren.
Meer informatie over het gebruik van een WLAN is beschikbaar via:
Uw internetprovider en de gebruikershandleidingen die bij de draadloze router en andere WLAN-
●
apparatuur zijn geleverd.
Informatie in Help en ondersteuning en koppelingen naar relevante websites
●
Neem contact op met uw internetprovider of zoek op internet naar een overzicht van openbare draadloze
netwerken ("hotspots") bij u in de buurt. Ga naar de website van uw internetprovider of zoek op internet
met de zoekterm "hotspot". Informeer bij elke locatie met een openbaar draadloos netwerk naar de
kosten en de vereisten voor een verbinding.
Naar een ander netwerk roamen
Wanneer u de computer binnen het bereik van een ander WLAN plaatst, probeert Windows verbinding
te maken met dat netwerk. Als dit lukt, wordt er automatisch een verbinding gemaakt tussen de computer
en het nieuwe netwerk. Als Windows het nieuwe netwerk niet herkent, volgt u de instructies uit
"Verbinding maken met een WLAN".
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie
gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen klein bereik, ter vervanging van fysieke
kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden aangesloten:
Bluetooth-apparaten bieden peer-to-peer mogelijkheden waarmee u een persoonlijk netwerk (PAN) van
Bluetooth-apparaten kunt samenstellen. Voor meer informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten raadpleegt u de Help bij de Bluetooth-software.
Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS)
HP raadt af om één computer met Bluetooth in te stellen als een host en deze vervolgens te gebruiken
als een gateway waarlangs andere computers verbinding met internet kunnen maken. Wanneer twee
of meer computers met behulp van Bluetooth met elkaar zijn verbonden en ICS (Internet Connection
Sharing) op een van de computers is ingeschakeld, kunnen de andere computers geen verbinding met
internet maken via het Bluetooth-netwerk.
De kracht van Bluetooth ligt in het synchroniseren van de informatieoverdracht tussen de computer en
draadloze apparaten, waaronder mobiele telefoons, printers, camera's en PDA's. Het feit dat twee of
meer computers niet consistent met elkaar kunnen worden verbonden om internet te gebruiken via
Bluetooth, is een beperking van Bluetooth en het Windows-besturingssysteem.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen)17
Verbinding maken met een lokaal netwerk
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig
(niet meegeleverd). Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, waarmee storing van
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt voorkomen, sluit u de kabel aan op de computer met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2).
WAARSCHUWING!Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om het
risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1.Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer (1).
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2).
18Hoofdstuk 2 Netwerk
3Aanwijsapparaten en toetsenbord
Aanwijsapparaten gebruiken
Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen.
Ga als volgt te werk om de muiseigenschappen te openen:
1.Selecteer Start > Apparaten en printers.
2.Klik met de rechtermuisknop op het apparaat dat de computer weergeeft.
3.Selecteer Muisinstellingen.
Touchpad gebruiken
Touchpad in- of uitschakelen
Het touchpad is standaard ingeschakeld. Het lampje is uit wanneer de touchpad-zone actief is. Tik
tweemaal snel op de uit-indicator van het touchpad om de touchpad-zone in en uit te schakelen.
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u uw vinger over het oppervlak van het touchpad in de richting
waarin u de aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de
knoppen op een externe muis zou gebruiken. Als u omhoog en omlaag wilt schuiven met de schuifzone
van het touchpad, schuift u uw vinger verticaal over de rechterrand van het touchpad.
OPMERKING:Als u het touchpad gebruikt om de aanwijzer te verplaatsen, haalt u eerst uw vinger
van het touchpad voordat u uw vinger op de schuifzone plaatst. Als u uw vinger doorschuift van het
touchpad naar de schuifzone, wordt de schuiffunctie niet geactiveerd.
Aanwijsapparaten gebruiken19
Touchpad-bewegingen gebruiken
Het touchpad ondersteunt een aantal touchpad-bewegingen. Om de touchpad-bewegingen te
activeren, plaatst u twee vingers op het touchpad, zoals beschreven in de volgende gedeeltes.
Om deze voorzieningen uit en in te schakelen, klikt u op het pictogram Synaptics in het systeemvak
aan de rechterkant van de taakbalk en schakelt u vervolgens het selectievakje voor het uitschakelen
van de bewegingen in of uit. Selecteer Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Muis >Apparaatinstellingen>Instellingen om een specifieke beweging in of uit te schakelen, en schakel
vervolgens het selectievakje naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen, in of uit.
Schuiven
Schuiven is handig wanneer u een pagina of afbeelding omhoog of omlaag wilt bewegen. Doe het
volgende om te schuiven: plaats twee vingers enigszins uit elkaar op het touchpad en sleep deze over
het touchpad. Beweeg hierbij omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
OPMERKING:De schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van uw vingers.
Knijpen
Met de knijpfunctie kunt u in- of uitzoomen op items zoals pdf-bestanden, afbeeldingen en foto's.
Ga als volgt te werk om te knijpen:
U zoomt in door twee vingers naast elkaar op het touchpad te plaatsen en de vingers vervolgens
●
uit elkaar te bewegen om de omvang van een object te vergroten.
U zoomt uit door twee vingers uit elkaar op het touchpad te plaatsen en de vingers vervolgens
●
samen te trekken om de omvang van een object te verkleinen.
20Hoofdstuk 3 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Loading...
+ 88 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.