HP blade-pc bc1000 in een HP
Consolidated Client Infrastructure-oplossing
Artikelnummer van het document: 355079-332
Juli 2004
Deze handleiding bevat stap-voor-stap instructies voor de installatie
van de HP CCI-oplossing (Consolidated Client Infrastructure), alsmede
naslaginformatie over het gebruik van deze oplossing, het verhelpen
van problemen en toekomstige upgrades.
Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation
in de Verenigde Staten.
De enige garanties die gelden voor HP producten en diensten zijn de garanties
die worden beschreven in de garantieverklaringen behorende bij deze producten
en diensten. Niets in deze handleiding mag worden opgevat als een aanvullende
garantie. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten of redactionele
fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
De informatie in dit document is intellectuele eigendom waarop het auteursrecht
van toepassing is. Niets uit deze publicatie mag worden gekopieerd, vermenigvuldigd
of vertaald in een andere taal, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming
van Hewlett-Packard Company.
WAARSCHUWING: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt,
Å
kan dit leiden tot persoonlijk letsel of levensgevaar.
VOORZICHTIG: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt,
Ä
kan dit beschadiging van de apparatuur of verlies van gegevens tot
gevolg hebben.
Setup- en installatiehandleiding
HP blade-pc bc1000 in een HP Consolidated Client
Infrastructure-oplossing
Tweede editie, juli 2004
Eerste editie, februari 2004
Artikelnummer van het document: 355079-332
Deze handleiding bevat stap-voor-stap instructies voor de installatie
van de HP CCI-oplossing (Consolidated Client Infrastructure), alsmede
naslaginformatie over het gebruik van deze oplossing, het verhelpen
van problemen en toekomstige upgrades.
De verwijzingen in deze handleiding zijn gekoppeld aan het
✎
naslaggedeelte. Als u op een verwijzing klikt, gaat u rechtstreeks
naar het betreffende naslaggedeelte.
Deze handleiding is bestemd voor personen die HP CCI-oplossingen
installeren en beheren en die verantwoordelijk zijn voor de
probleemoplossing. HP gaat ervan uit dat u voldoende gekwalificeerd
bent om onderhoud aan computerapparatuur te verrichten en dat u in
staat bent de risico’s te onderkennen van het werken met producten
met gevaarlijke energieniveaus.
1
Belangrijke veiligheidsinformatie
WAARSCHUWING: Lees het meegeleverde document Belangrijke
Å
veiligheidsinformatie voordat u het systeem installeert.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com1–1
Over deze handleiding
Symbolen op de apparatuur
De onderstaande symbolen kunnen op de apparatuur zijn aangebracht
om de aandacht te vestigen op potentieel gevaarlijke situaties:
WAARSCHUWING: Dit symbool duidt in combinatie met
een van de volgende symbolen op de aanwezigheid van een
potentieel risico. Er bestaat een risico op lichamelijk letsel indien
de waarschuwingen niet worden opgevolgd. Raadpleeg de
documentatie voor specifieke informatie.
Dit symbool duidt op de aanwezigheid van gevaarlijke
energieniveaus of het risico van elektrische schokken. Onderhoud
en reparaties mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel
worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING: Vanwege het risico van letsel door
elektrische schokken mag dit gedeelte niet worden geopend.
Onderhoud, reparaties en upgrades mogen uitsluitend door
gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
Dit symbool duidt op een risico van elektrische schokken.
Dit gedeelte bevat geen onderdelen die door gebruikers
of onderhoudsmedewerkers kunnen worden onderhouden
en mag onder geen beding worden geopend.
WAARSCHUWING: Vanwege het risico van letsel door
elektrische schokken mag dit gedeelte niet worden geopend.
Dit symbool op een RJ-45-connector duidt op een netwerkaansluiting.
WAARSCHUWING: Steek geen telefoon- of
telecommunicatieconnectoren in deze aansluiting, om het
risico van letsel door elektrische schokken, brand of schade
aan apparatuur te beperken.
Dit symbool duidt op de aanwezigheid van een heet oppervlak of
onderdeel. Er bestaat een kans op letsel bij contact met dit oppervlak.
WAARSCHUWING: Laat het oppervlak afkoelen voordat u het
aanraakt, om het risico van brandwonden te beperken.
1–2www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Dit symbool duidt erop dat het onderdeel zwaarder is dan
het gewicht dat door één persoon veilig kan worden gedragen.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat de geldende wet- en
Gewicht in kg
Gewicht in lb
regelgeving voor arbeidsomstandigheden en de richtlijnen
voor dragen en tillen worden nageleefd, zodat het risico op
persoonlijk letsel of schade aan de apparatuur beperkt wordt.
Stabiliteit van het rack
WAARSCHUWING: Beperk het risico van lichamelijk letsel
of schade aan de apparatuur door ervoor te zorgen dat:
• de stelvoetjes van het rack op de grond staan;
• het volledige gewicht van het rack op deze stelvoetjes rust;
• de stabilisatiesteunen aan het rack zijn bevestigd (bij installatie
in een enkel rack);
• de racks aan elkaar zijn gekoppeld (bij installatie van
meerdere racks);
• er mag slechts één onderdeel tegelijkertijd uitgeschoven zijn.
Een rack kan instabiel worden wanneer meerdere onderdelen
worden uitgeschoven.
Over deze handleiding
Deze symbolen, aanwezig op voedingseenheden of
systemen, duiden aan dat de apparatuur is voorzien
van meerdere stroombronnen.
WAARSCHUWING: Ontkoppel alle netsnoeren
van het systeem om de energietoevoer naar het
systeem geheel uit te schakelen, zodat u het risico
van letsel door elektrische schokken beperkt.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com1–3
Over deze handleiding
Symbolen in de tekst
De onderstaande symbolen worden in de tekst van deze handleiding
gebruikt. Deze symbolen hebben de volgende betekenis:
WAARSCHUWING: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt,
Å
kan dit leiden tot persoonlijk letsel of levensgevaar.
VOORZICHTIG: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan
Ä
dit leiden tot beschadiging van de apparatuur of verlies van gegevens.
BELANGRIJK: De tekst na dit kopje bevat belangrijke uitleg over een
onderwerp of instructies voor het uitvoeren van een taak.
De tekst na dit kopje bevat extra informatie waarmee belangrijke
✎
onderdelen in de hoofdtekst worden benadrukt of aangevuld.
Overige documentatie
Meer informatie over de onderwerpen uit deze handleiding vindt
u in de volgende documenten:
■ HP ProLiant BL e-Class Integrated Administrator User Guide
■ ProLiant Integration Module for Altiris User Guide
■ Servers – Problemen oplossen
■ Product Service Card
■ HP ProLiant BL e-Class C-GbE Interconnect-switch User Guide
■ White paper: HP ProLiant BL e-Class System Overview and
Planning
■ QuickSpecs
1–4www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Hulp bij problemen
Wanneer u in deze handleiding geen oplossing voor een bepaald
probleem kunt vinden, kunt u op de volgende manieren meer
informatie en hulp opvragen.
Technische ondersteuning
Voor technische ondersteuning neemt u contact op met de klantenservice
van HP in uw regio. U vindt de gegevens van de klantenservice in het
boekje met telefoonnummers op de documentatie-cd die met de blade-pc
wordt meegeleverd. De telefoonnummers van de klantenservice
wereldwijd zijn ook beschikbaar op de HP website
HP website
De HP website bevat informatie over dit product. Ook kunt u hier de
meest recente stuurprogramma’s en flash-ROM-bestanden downloaden.
U vindt de HP website op het adres
Over deze handleiding
www.hp.com.
www.hp.com.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com1–5
Technologie van de HP CCI-oplossing
Voorzieningen van de hardware
De HP CCI-oplossing bestaat uit een blade-pc-behuizing die bedoeld
is voor montage in een rack en die is voorzien van geavanceerde
elektronica voor het beheer van maximaal 20 blade-pc’s met elk
één processor.
2
ProLiant BL e-Class behuizing met blade-pc’s (20)
Tenzij anders vermeld, zijn de hierna beschreven voorzieningen
van de behuizing en de blade-pc’s standaard aanwezig in de
HP CCI-oplossingen.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com2–1
Technologie van de HP CCI-oplossing
Voorzieningen van de ProLiant BL e-Class
blade-behuizing
De blade-behuizing biedt de volgende voorzieningen:
■ Hoogte 3U en standaardbreedte 48 cm
■ Ondersteuning voor maximaal 20 blade-pc’s
■ Interconnectlade-opties voor elke serverblade-behuizing:
❏ Interconnect-switch met vier RJ-45 Gigabit Ethernet
uplink-connectoren
❏ Optioneel patch-paneel met veertig RJ-45-connectoren
■ ProLiant BL e-Class Integrated Administrator-module voor
De ProLiant BL e-Class C-GbE interconnect-switch biedt de volgende
voordelen:
■ Aanzienlijke beperking van de bekabeling (van 40
netwerkadapteraansluitingen voor de blade-pc’s naar
vier RJ-45 Gigabit Ethernet uplink-connectoren)
■ Interconnectlade die in de blade-behuizing past
■ Laag wattage voor optimale energiezuinigheid
■ Compatibiliteit met de belangrijkste core switches
■ Fouttolerantie op het netwerk: twee geïntegreerde switchmodules,
switch A en switch B, bieden redundante paden naar de
netwerkpoorten op de blade-pc’s
2–2www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Technologie van de HP CCI-oplossing
RJ-45-patch-paneel (optioneel)
Voorzieningen van het RJ-45-patch-paneel:
■ Veertig 10/100 RJ-45-connectoren
■ 1-op-1 koppeling van alle netwerkadapters op de blade-pc’s met
een van de veertig RJ-45-poorten aan de achterkant van dit in een
lade gemonteerde patch-paneel
■ Afzonderlijke lampjes voor verbinding en netwerkactiviteit voor
elke 10/100-poort
■ Fouttolerantie op het netwerk: twee geïntegreerde switchmodules,
switch A en switch B, bieden redundante paden naar de
netwerkpoorten op de blade-pc’s
ProLiant BL e-Class Integrated Administrator
De ProLiant BL e-Class Integrated Administrator biedt de volgende
voorzieningen:
■ Lokale toegang en toegang op afstand tot informatie over de
behuizing en de blade-pc’s
■ Webtoegang via Secure Shell, Telnet en Secure Sockets Layer (SSL)
■ Virtuele aan/uit-knop en UID-knop (Unit Identification)
ter identificatie van de eenheid
■ Toegang tot remote consoles van alle blade-pc’s
■ Toegang tot Computer Setup (Computerinstellingen)
op alle blade-pc’s
■ Ondersteuning voor opdrachtregelscripts
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com2–3
Technologie van de HP CCI-oplossing
Redundante stroomvoorziening
De ProLiant BL e-Class blade-behuizing bevat twee redundante,
hot-pluggable 600 Watt voedingseenheden:
■ 1 + 1 redundantie
■ Hot-pluggable ondersteuning geïntegreerd
■ Automatische detectie van ingangsspanning 100–127 VAC
of 200–240 VAC
■ Verdeling van de belasting tussen alle blade-pc’s
Redundante koeling
De ProLiant BL e-Class blade-behuizing wordt geleverd met vier
redundante hot-pluggable ventilatoren. Deze ventilatoren bieden:
■ 2 + 2 redundantie
■ Hot-swapping tussen alle ventilatorposities
■ Ventilatoren met variabele snelheid
■ Afzonderlijke lampjes voor de status van elke ventilator
Lampjes voor de systeemstatus
Informatie over de systeemstatus wordt lokaal weergegeven door een
complete set systeemlampjes, waaronder:
■ Interne lampjes voor de status van de ventilatoren
■ Externe statuslampjes
❏ Lampje voor de status van de ventilator
❏ Lampje voor de status van de behuizing
❏ Lampjes voor de status van de blade-pc’s
❏ Lampjes voor de status van de voedingseenheid
❏ Lampje voor de status van de Integrated Administrator
2–4www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Voorzieningen van blade-pc’s
Installatie, distributie en onderhoud van blade-pc’s zijn eenvoudig uit
te voeren. Wanneer u op een blade-pc upgrades, reparaties of onderhoud
wilt uitvoeren waarbij het noodzakelijk is de blade-pc uit het rack te
nemen, kunt u deze eenvoudig vervangen door een andere blade-pc.
De volgende afbeelding toont een blade-pc.
Technologie van de HP CCI-oplossing
Blade-pc
Een blade-pc biedt ondersteuning voor processoren
en systeemcomponenten, waaronder:
■ Processor
■ Geheugen
■ Opslag
■ Status en controle van de blade-pc
■ Diagnostische adapter (hiervoor is een optionele diagnostische
grafische kaart vereist)
■ Video (connector voor een diagnostische grafische kaart; het
artikelnummer voor de optionele diagnostische grafische kaart
is 346204-001)
■ ROM
■ 2 LOM (LAN op systeemkaart)
■ Controle van status en stroomvoorziening
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com2–5
Technologie van de HP CCI-oplossing
Processor
Elke blade-pc wordt geleverd met een geïntegreerde Transmeta
Efficeon-processor met 1 MB cache.
VOORZICHTIG: De processor met bijbehorend koelelement is in de
Ä
systeemkaart geïntegreerd en kan niet worden verwijderd.
Geheugen
De blade-pc ondersteunt de volgende geheugenvoorzieningen:
■ DDR 333 (2 SODIMM-connectoren)
Voor meer informatie raadpleegt u QuickSpecs op de HP website:
www.hp.com
■
512 MB systeemgeheugen, uitbreidbaar tot 1 GB (32 MB
systeemgeheugen is gereserveerd voor de processor)
Opslag
De blade-pc wordt geleverd met een ATA-vaste schijf, die met
schroeven is gemonteerd.
Status en controle van blade-pc’s
Een blade-pc biedt de volgende status- en controlevoorzieningen:
■ Knop en lampje voor identificatie van de blade-pc (UID-lampje)
■ Lampje voor de status van de blade-pc
■ Lampjes voor netwerkactiviteit van de blade-pc
■ Lampje voor activiteit van de vaste schijf
■ Aan /uit-knop en -lampje
■ Ondersteuning van diagnostiek via Computer Setup
(Computerinstellingen), Integrated Management Log (IML)
en HP Systems Insight Manager
2–6www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Technologie van de HP CCI-oplossing
Diagnostische adapter en diagnostische grafische kaart
Elke blade-pc beschikt over een diagnostische connector. Met de
diagnostische adapter en de diagnostische grafische kaart (samen
als optie verkrijgbaar) zijn de volgende voorzieningen beschikbaar:
■ USB-aansluiting voor twee USB-apparaten, zoals diskettedrive,
cd-rom-drive, toetsenbord en muis
■ PS/2-aansluitingen voor toetsenbord en muis
■ Videoaansluiting door middel van een standaard 15-pins
VGA-connector (voor video is een optionele diagnostische
grafische kaart vereist)
■ Seriële aansluiting ten behoeve van softwareonderhoud
Video (optioneel)
De blade-pc ondersteunt video via de diagnostische adapter en
de diagnostische grafische kaart (samen als optie verkrijgbaar).
De volgende videovoorzieningen zijn beschikbaar:
■ Ondersteuning voor SVGA, VGA en EGA
■ Video is beschikbaar na aansluiting van een optionele diagnostische
grafische kaart op de blade-pc (de optionele diagnostische grafische
kaart ondersteunt resoluties tot 1024 × 768 bij een 24-bits kleurdiepte)
■ 4 MB SDRAM videogeheugen
ROM
Het ROM van de blade-pc’s biedt de volgende voorzieningen:
■ 2 MB ROM voor het systeem, de video en het processor-BIOS
■ Hulpprogramma ROMPaq voor upgrades van het systeem-ROM
■ Hardwarematige beveiliging van het opstartblok
■ Ondersteuning voor ROM-flash op afstand
■ Ondersteuning voor opstarten vanaf USB-diskettedrive
■ Beperkte ondersteuning voor opstarten vanaf USB cd-rom-drive
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com2–7
Technologie van de HP CCI-oplossing
Netwerkadapters
De twee geïntegreerde netwerkadapters in de blade-pc bieden
de volgende voorzieningen:
■ Geïntegreerde 10/100-Mbps Broadcom 5705F Fast Ethernet-
netwerkadapters
■ Ondersteuning voor Preboot eXecution Environment (PXE)
(alleen op eerste netwerkadapter)
■ Automatische afstemming van 10/100-Mbps verbindingssnelheid
■ Ondersteuning voor full-duplex Ethernet
■ Teaming voor fouttolerantie en verdeling van de belasting van het
netwerk (ook wel port bonding of trunking genoemd)
Voorzieningen voor distributie en beheer
van software
HP biedt een uitgebreide verzameling voorzieningen en optionele
hulpmiddelen voor effectieve distributie en beheer van software.
Zie Hoofdstuk 5, “Softwaredistributie en beheer”, voor uitgebreide
beschrijvingen van de volgende voorzieningen:
■ ProLiant BL e-Class Integrated Administrator
De ProLiant BL e-Class Integrated Administrator is een centraal
beheer- en controlesysteem voor blade-pc’s en de ProLiant BL e-Class
behuizing. Integrated Administrator combineert de functies van
een terminalserver met de mogelijkheid een blade-pc op afstand
uit te schakelen en ondersteunt beveiligde, seriële out-of-band
consoleverbindingen naar alle blade-pc’s in de behuizing.
■ Computer Setup (Computerinstellingen)
Computer Setup (Computerinstellingen) ondersteunt een scala
aan configuratiefuncties en biedt toegang tot een groot aantal
instellingen, onder andere voor systeemapparaten, beveiliging,
opslag en de opstartvolgorde.
2–8www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Technologie van de HP CCI-oplossing
■ Rapid Deployment Pack
Rapid Deployment Pack biedt onder andere de volgende
voorzieningen:
❏ Een grafische distributieconsole die ondersteuning biedt voor
versleepbare objecten zoals scripts en afbeeldingen, waarmee
besturingssystemen en toepassingen op een intuïtieve manier
kunnen worden gedistribueerd naar elke gewenste combinatie
van blade-pc’s in de behuizingen
❏ Gelijktijdige distributie naar meerdere blade-pc’s
❏ Geavanceerde functies waarmee blade-pc’s kunnen worden
herkend en weergegeven aan de hand van hun fysieke locatie:
rack, behuizing en positie binnen de behuizing
❏ De mogelijkheid om de distributieconsole in te stellen
op automatische distributie van vooraf gedefinieerde
configuraties naar nieuw geïnstalleerde blade-pc’s
Meer informatie over Rapid Deployment Pack vindt u bij een
geautoriseerde HP Business Partner, op de cd Rapid Deployment
die met de behuizing wordt meegeleverd of op de HP website:
www.hp.com.
■ HP Systems Insight Manager
HP Systems Insight Manager biedt geavanceerde functies voor
centraal beheer vanaf één console van systeemfouten, inventarissen
en configuraties van HP-serverplatforms (ook met honderden
blade-pc’s).
■ Diagnostics Utility
Het diagnoseprogramma Diagnostics Utility geeft informatie
weer over de hardware van een blade-pc en voert tests uit om
te zien of het systeem naar behoren functioneert.
■ Automatic System Recovery-2 (ASR-2)
ASR-2 is een voorziening voor diagnostiek en systeemherstel die
de blade-pc automatisch opnieuw opstart na een kritieke fout in
het besturingssysteem.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com2–9
Technologie van de HP CCI-oplossing
■ Enclosure Self Recovery (ESR)
ESR, vergelijkbaar met ASR-2, is een functie van de Integrated
Administrator voor zelfcontrole en extra betrouwbaarheid. Als
de Integrated Administrator-module niet kan opstarten of tijdens
de uitvoering vastloopt, zal ESR automatisch de Integrated
Administrator- module opnieuw opstarten in een poging zelfherstel
uit te voeren. ESR heeft geen invloed op de blade-pc’s en de
interconnectlade.
■ Integrated Management Log (IML)
IML biedt een gedetailleerd logboek van de belangrijkste
systeemgebeurtenissen. Dit logboek, dat ook het statuslogboek
omvat, kan worden geopend met behulp van hulpprogramma’s
zoals HP Systems Insight Manager.
■ ROMPaq
Dankzij het hulpprogramma ROMPaq kunt u de firmware
(het BIOS) upgraden met systeem- of optie-ROMPaq’s.
■ Online ROM-flash
Wanneer u Smart Components for Remote ROM Flash gebruikt
in combinatie met de consoletoepassing Remote Deployment
Utility (RDU), kunt u met Remote ROM Flash de firmware
(het BIOS) upgraden vanaf een externe locatie.
■ ProLiant BL e-Class C-GbE interconnect-switch
De interconnect-switch voegt de veertig 10/100 Ethernetnetwerkverbindingen van de blade-pc’s samen tot vier RJ-45 Gigabit
Ethernet uplink-connectoren. Elke uplink kan communiceren met
elk van de 40 netwerkverbindingen. Hierdoor is het mogelijk een,
twee, drie of vier van deze connectoren te gebruiken, hetgeen
maximaal kan leiden tot een veertigvoudige beperking van het aantal
netwerkkabels dat op de behuizing is aangesloten. De
interconnect-switch voldoet aan de industriestandaarden
en is geheel voorgeconfigureerd en klaar voor gebruik.
Voor meer informatie over deze hulpmiddelen raadpleegt u Hoofdstuk 5,
“Softwaredistributie en beheer”.
2–10www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Diagnosevoorzieningen
Voor diagnostiek van de hardware, software en firmware zijn
de volgende hulpmiddelen beschikbaar:
■ ProLiant BL e-Class Integrated Administrator
■ Diagnostische adapter voor lokale toegang tot blade-pc’s
(hiervoor is een optionele diagnostische grafische kaart vereist)
■ Optionele diagnostische grafische kaart
■ HP Systems Insight Manager
■ Power-On Self Test (POST)
■ Diagnostics Utility
■ ROMPaq
■ Statuslampjes
Technologie van de HP CCI-oplossing
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com2–11
Planning van de installatie
Optimale omgeving
Voor een maximaal prestatieniveau en optimale beschikbaarheid van
uw HP CCI-oplossing moet de omgeving voor de installatie voldoen
aan de vereiste specificaties voor wat betreft:
■ Draagkracht van de vloer
■ Ruimte
■ Voedingsbronnen
■ Aarding
■ Te mperatuur
■ Luchtcirculatie
Voor uitgebreide informatie over deze vereisten raadpleegt u het
white paper HP ProLiant BL e-Class System Overview and Planning
op de documentatie-cd of op de HP website:
3
www.hp.com.
Waarschuwingen en instructies voor het rack
Besteed aandacht aan de volgende punten voordat u het rack installeert:
WAARSCHUWING: Neem de onderstaande voorzorgsmaatregelen
Å
in acht om het risico van lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur
te beperken:
• Het rack moet afdoende gestabiliseerd zijn wanneer u een onderdeel
installeert of verwijdert.
• Er mag slechts één onderdeel tegelijkertijd uitgeschoven zijn.
• De stelvoetjes van het rack moeten op de grond staan.
• Het volledige gewicht van het rack moet op deze stelvoetjes rusten.
• De stabilisatiesteunen moeten aan het rack zijn bevestigd (bij installatie
in een enkel rack).
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com3–1
Planning van de installatie
Å
Å
Ä
Ä
WAARSCHUWING: Om het risico op persoonlijk letsel of schade aan
de apparatuur te beperken, moet het rack door TEN MINSTE twee personen
van de pallet worden uitgeladen. Een leeg 42U-rack kan tot 115 kg wegen,
meer dan 2,10 m hoog zijn en onstabiel worden bij verplaatsing op de
zwenkwielen.
Ga nooit vóór het rack staan wanneer dit van de pallet wordt gerold.
Houd het rack altijd aan beide zijkanten vast.
WAARSCHUWING: Wanneer u de behuizing in een Telco-rack
installeert, moet het rackframe stevig aan de vloer en aan het plafond
worden bevestigd.
VOORZICHTIG: Wanneer u een Compaq 7000 Series rack gebruikt,
heeft u een speciaal inzetstuk voor de rackdeur nodig (artikelnummer
327281-B21 voor een 42U-rack en 157847-B21 voor een 22U-rack).
Dit inzetstuk zorgt voor voldoende luchtstroom van voor naar achter en
voor voldoende koeling, zodat schade aan de apparatuur wordt voorkomen.
VOORZICHTIG: Indien u een rack van HP of een andere leverancier
gebruikt, zorgt u dat aan de onderstaande aanvullende vereisten is voldaan
om voldoende luchtcirculatie te garanderen en schade aan de apparatuur
te voorkomen:
• Voor- en achterdeuren: Als een 42U-rack is voorzien van afsluitende vooren achterdeuren, is er minimaal 5350 vierkante centimeter aan openingen
vereist, gelijkmatig verdeeld van onder tot boven, om voldoende luchtcirculatie
mogelijk te maken (dit komt neer op de vereiste 64% open ruimte voor de
ventilatie).
• Zijkant: De afstand tussen de geïnstalleerde onderdelen en de zijpanelen
van het rack moet minimaal 7 cm bedragen.
VOORZICHTIG: Gebruik altijd afdekpanelen om de resterende lege
Ä
posities in het voorpaneel van het rack af te sluiten. Hierdoor zorgt u voor
een goede luchtcirculatie. Wanneer u het rack gebruikt zonder dat er
afdekpanelen zijn aangebracht, wordt een goede ventilatie verhinderd
en kan er schade door oververhitting optreden.
3–2www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Planning van de installatie
Waarschuwingen voor de ProLiant BL e-Class
blade-behuizing
Besteed voldoende aandacht aan de onderstaande punten voordat
u de ProLiant BL e-Class blade-behuizing installeert:
WAARSCHUWING: Besteed aandacht aan alle waarschuwingen in
Å
de installatie-instructies om het risico van persoonlijk letsel of schade
aan de apparatuur te beperken.
WAARSCHUWING: Er bestaat een risico van persoonlijk letsel of schade
Å
aan de apparatuur als gevolg van gevaarlijke energieniveaus. De toegangsdeur
biedt toegang tot onderdelen met een hoog energieniveau. Deze deur dient
tijdens normaal gebruik of bij probleemoplossing afgesloten te zijn, of het
systeem moet worden geïnstalleerd op een locatie waartoe alleen
gekwalificeerd personeel toegang heeft.
WAARSCHUWING: U kunt het risico van letsel door elektrische schokken
Å
en schade aan de apparatuur als volgt beperken:
• Alleen specifieke onderdelen van de HP CCI-oplossing mogen worden
geopend of gerepareerd, zoals vermeld in de gebruikersdocumentatie.
• Gebruik altijd de geaarde netsnoerstekkers. De geaarde stekkers vormen
een belangrijke veiligheidsvoorziening.
• Steek de stekkers van beide netsnoeren in geaarde stopcontacten die altijd
gemakkelijk te bereiken zijn.
• Als u de stroomtoevoer naar de behuizing wilt afsluiten, koppelt
u de netsnoeren los.
WAARSCHUWING: Laat de interne systeemonderdelen afkoelen voordat
Å
u ze aanraakt, om het risico van brandwonden te beperken.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com3–3
Planning van de installatie
Å
Å
Ä
WAARSCHUWING: De ProLiant BL e-Class blade-behuizing is erg zwaar.
U kunt het risico van persoonlijk letsel of schade aan de apparatuur als
volgt beperken:
• Houd u aan de geldende Arbo-voorschriften en de richtlijnen voor dragen
en tillen.
• Verwijder de blade-pc’s en de voedingseenheden uit de behuizing voordat
u een behuizing installeert of verwijdert.
• Ga tijdens het installeren of verwijderen voorzichtig tewerk en laat iemand
u helpen om de behuizing op te tillen en te stabiliseren. Dit geldt met name
wanneer de behuizing niet aan het rack is bevestigd. Als de behuizing boven
borsthoogte in het rack wordt geplaatst, MOET er een derde persoon aanwezig
zijn om te helpen de behuizing op de juiste wijze op de rackrails te schuiven
terwijl de andere twee personen het gewicht van de behuizing dragen.
WAARSCHUWING: De ProLiant BL e-Class blade-behuizing is voorzien
van twee netsnoeren voor redundante netvoedingsbronnen. Als de
stroomtoevoer ten behoeve van onderhoud of reparatie moet worden
afgesloten, verwijdert u beide netsnoeren uit het stopcontact of uit de
connectoren aan de achterkant van de behuizing.
VOORZICHTIG: Bij onderhoud aan onderdelen die niet hot-pluggable zijn,
moet de stroomtoevoer naar de blade-pc’s of naar de behuizing en de blade-pc’s
worden afgesloten. Voor bepaalde handelingen is het echter noodzakelijk de
stroomtoevoer naar de blade-pc’s in stand te houden, bijvoorbeeld bij het
vervangen van een hot-pluggable onderdeel of bij probleemoplossing.
VOORZICHTIG: Bescherm uw apparatuur met behulp van een UPS-voorziening
Ä
tegen schommelingen in de stroomsterkte en onderbrekingen van de netvoeding.
Een UPS-voorziening beschermt de hardware tegen schade als gevolg van
spanningspieken en houdt het systeem operationeel tijdens stroomuitval.
VOORZICHTIG: Zorg er altijd voor dat de apparatuur voldoende
Ä
geaard is voordat u installatiewerkzaamheden uitvoert. Elektrostatische
ontlading ten gevolge van ontoereikende aarding kan de elektronische
onderdelen beschadigen. Raadpleeg Bijlage B, “Elektrostatische
ontlading” voor meer informatie.
VOORZICHTIG: Verwijder een voedingseenheid pas wanneer u beschikt
Ä
over een vervangende eenheid die gereed is voor installatie. Een uitgevallen
voedingseenheid moet in het systeem aanwezig blijven om voldoende
luchtcirculatie te waarborgen, zodat oververhitting wordt voorkomen.
3–4www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Planning van de installatie
Distributie van de software voorbereiden
Ter voorbereiding op de distributie van software installeert u Rapid
Deployment Pack of een andere oplossing voor softwaredistributie.
De oplossingen voor softwaredistributie worden beschreven in
Hoofdstuk 5, “Softwaredistributie en beheer”.
Rapid Deployment Pack
Als u de softwaredistributie naar de blade-pc’s wilt uitvoeren met
behulp van Rapid Deployment Pack, dient u te beschikken over een
DHCP-server voor toewijzing van IP-adressen, een distributieserver
(dit kan hetzelfde systeem zijn als de DHCP-server) en de cd Rapid
Deployment die met de behuizing is meegeleverd.
Alternatieve methode van softwaredistributie
Als u Rapid Deployment Pack niet gebruikt, volgt u voor de
softwaredistributie een andere methode naar keuze. Blade-pc’s
beschikken over een met PXE compatibele netwerkadapter (alleen
de eerste netwerkadapter) en ondersteunen het opstarten vanaf
USB-diskettedrives en USB cd-rom-drives (aangesloten via de
diagnostische adapter).
Inhoud van het pakket
BELANGRIJK: Al het montagemateriaal dat nodig is voor installatie van
de ProLiant BL e-Class blade-behuizing in een rack van HP, Compaq of
een andere leverancier, wordt met de behuizing meegeleverd. Er is een
optionele uitbreidingsset verkrijgbaar met montagemateriaal voor een
Telco-rack.
Voor uitgebreide informatie over infrastructuur en opties
voor softwaredistributie raadpleegt u het white paper
HP ProLiant BL e-Class System Installation and Planning
op de documentatie-cd.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com3–5
Planning van de installatie
Blade-behuizing
De ProLiant BL e-Class blade-behuizing wordt geleverd met de
onderstaande onderdelen:
■ Twee redundante hot-pluggable voedingseenheden met netsnoeren
■ Vier redundante hot-pluggable ventilatoren
■ Afdekpanelen voor blade-pc’s
■ ProLiant Essentials Foundation Pack for ProLiant BL Servers
■ Montagemateriaal voor installatie in een rack van HP, Compaq
■ Nulmodemkabel
VOORZICHTIG: Installeer in alle blade-pc-posities altijd een blade-pc of
Ä
een afdekpaneel, zodat voldoende luchtcirculatie en koeling gewaarborgd
zijn. Ontoereikende luchtcirculatie kan leiden tot schade door oververhitting.
VOORZICHTIG: Verwijder een voedingseenheid pas wanneer u beschikt
Ä
over een vervangende eenheid die gereed is voor installatie. Een uitgevallen
voedingseenheid moet in het systeem aanwezig blijven om voldoende
luchtcirculatie te waarborgen, zodat oververhitting wordt voorkomen.
of een andere leverancier
Montagemateriaal voor installatie in een rack
De volgende afbeelding en tabel tonen het montagemateriaal voor
installatie in racks van HP, Compaq en andere leveranciers. Dit materiaal
wordt standaard meegeleverd met de ProLiant BL e-Class blade-behuizing.
VOORZICHTIG: Wanneer de Blade PC's en de behuizing in het rack
Ä
gemonteerd zijn, mogen ze uitsluitend worden vervoerd nadat de
transportbeveiliging voor e-Class behuizingen is geïnstalleerd
(artikelnummer PH555A). Als de transportbeveiliging niet wordt gebruikt,
kunnen de Blade PC's en/of de behuizing beschadigd raken, waardoor
de garantie ongeldig wordt. Raadpleeg de documentatie bij de
transportbeveiligingsset voor meer informatie.
3–6www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Planning van de installatie
BELANGRIJK: Al het montagemateriaal dat nodig is voor installatie van
de ProLiant BL e-Class blade-behuizing in een rack van HP, Compaq of een
andere leverancier, wordt met de behuizing meegeleverd. Er is een optionele
uitbreidingsset verkrijgbaar met materiaal voor montage in een Telco-rack.
Montagemateriaal voor installatie in een rack
ConnectorBeschrijving
1
2
Niet afgebeeld Racksjabloon
Rackrails (2, links en rechts)
Zak met schroeven
De rackrails hebben de volgende eigenschappen:
■ Instelbare diepte van 61 tot 91 cm
■ Diepte-indicatie in het midden van de rail
■ Aanduidingen “L” en “R” om de linker- en rechterrail te
onderscheiden (gezien vanaf de voorkant van het rack)
Blade-pc’s
De blade-pc’s worden geleverd in pakketten van één of tien
exemplaren.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com3–7
Planning van de installatie
Interconnect-switch
De HP CCI-oplossing biedt ondersteuning voor een
interconnect-switch die van achteren in de behuizing kan worden
geschoven, zoals in de volgende afbeelding is weergegeven.
Achterkant van de behuizing met geïnstalleerde interconnect-switch
Optioneel RJ-45-patch-paneel
Achterkant van behuizing met geïnstalleerd RJ-45-patch-paneel
Optionele installatieservice
U kunt de installatie van uw HP CCI-oplossing door HP laten
uitvoeren. Hierdoor beschikt u meteen vanaf het begin over een
optimaal prestatieniveau. Deze service is met name waardevol
voor bedrijfskritieke toepassingen. Neem contact op met
HP voor meer informatie en een prijsopgave.
3–8www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
4
Installatie en bekabeling van
de HP CCI-oplossing
Dit hoofdstuk beschrijft de volgende procedures:
■ Installatie van de interconnectlade in de behuizing
■ Meten met de racksjabloon
■ Installatie van de rackrails
■ Installatie van de behuizing in het rack
■ Bekabeling van de HP CCI-oplossing
❏ Connectoren van de interconnectlade
❏ Kabels aansluiten op de behuizing
■ Inschakelen van de HP CCI-oplossing
■ Uitschakelen van de HP CCI-oplossing
❏ Uitschakelen van een blade-pc
❏ Uitschakelen van een behuizing
■ Installatie van een blade-pc
■ Blade-pc verwijderen
■ Installatie van extra geheugen
■ Aansluiten van de diagnostische adapter en de diagnostische
grafische kaart
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–1
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Installatie van de interconnectlade
Als u een optionele interconnectlade in de behuizing wilt installeren,
moet u eerst een interconnectlade aanschaffen. De Integrated
Administrator-module wordt met de interconnectlade meegeleverd.
De procedure is voor alle interconnectlades hetzelfde.
✎
U installeert de interconnectlade als volgt:
1. Druk op de paarse vergrendeling om een van de hot-pluggable
voedingseenheden te ontgrendelen 1.
De kleur paars duidt op een hot-pluggable onderdeel.
✎
2. Open de hendel 2.
3. Schuif de hot-pluggable voedingseenheid uit de behuizing 3.
Hot-pluggable voedingseenheid verwijderen
4. Herhaal de stappen 1 tot en met 3 om de tweede hot-pluggable
voedingseenheid te verwijderen.
4–2www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
5. Druk op de ontgrendelingsknoppen van de interconnectlade 1.
6. Draai de blauwe ontgrendelingshendels naar de achterkant van
de behuizing 2.
De kleur blauw duidt op een onderdeel met interne contactpunten.
✎
Hendels van de interconnectlade openen
7. Plaats de interconnectlade in de behuizing 1.
8. Draai de hendels van de interconnectlade naar de vergrendelde
positie 2.
Interconnectlade plaatsen en de hendels vergrendelen
(interconnect switch afgebeeld)
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–3
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
9. Installeer de hot-pluggable voedingseenheden 1.
10. Sluit de hendels van de voedingseenheden 2.
Hot-pluggable voedingseenheid installeren
Meten met de racksjabloon
Met behulp van de racksjabloon vindt u de juiste uitsparingen in de
verticale racksteunen om de lipjes in te plaatsen. Gebruik een potlood
om de boven- en onderrand voor de racksteunen op de racksjabloon
aan te geven. Hiermee bepaalt u de positie voor de rails die de
behuizing dragen.
U gebruikt de racksjabloon als volgt om de benodigde ruimte en juiste
locatie voor de behuizing te bepalen:
1. Ga voor het rack staan en gebruik de voorkant van de racksjabloon.
2. Begin vanaf de bovenkant van het laatste geïnstalleerde item en
bevestig de racksjabloon aan de voorkant van het rack door de
twee lipjes in de uitsparingen in de racksteunen te steken.
WAARSCHUWING: Het rack moet vóór en na de installatie van onderdelen
Å
voldoende gestabiliseerd worden. Wanneer u behuizingen in een leeg rack
installeert, plaatst u de eerste behuizing onder in het rack. De volgende
behuizingen plaatst u steeds één niveau hoger.
4–4www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het gaatjespatroon op de racksjabloon
aansluit op de uitsparingen in de racksteunen.
Meten met de racksjabloon
3. Plaats de racksjabloon zodanig dat de zijkanten van de sjabloon
evenwijdig lopen aan de zijkanten van het rack.
BELANGRIJK: Breng op de racksteunen markeringen aan om de juiste
stand van de racksjabloon aan te geven.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–5
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
4. Gebruik een potlood om een “M” te tekenen op de plaatsen op het
rack waar de rackrails moeten komen 1.
5. Markeer op het rack de boven- en onderrand van de racksjabloon
om de racksjabloon gemakkelijker te kunnen positioneren voor
de volgende behuizing 2.
Rack markeren voor installatie van een behuizing
6. Verwijder de racksjabloon van de voorkant van het rack en ga
naar de achterkant van het rack.
7. Gebruik de achterkant van de racksjabloon.
8. Herhaal de stappen 2 tot en met 5 voor de achterkant van het rack.
Bewaar de racksjabloon voor later gebruik.
✎
4–6www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie van de rackrails
1. Meet de diepte van het rack.
2. Zorg ervoor dat de railvergrendeling geopend is 1.
3. Druk het vergrendelingslipje van de rackrail in om de rail
te ontgrendelen 2.
4. Stel de rackrail in op de diepte van het rack aan de hand van
de getallen op de rackrail 3. De diepte van een Compaq rack
(29 inch) is duidelijk op de rackrails aangegeven.
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Rackrail ontgrendelen en instellen
BELANGRIJK: De getallen op de rackrail zijn bedoeld voor een globale
aanpassing aan de diepte van het rack. Eventueel moet de rackrail nog
iets verder worden aangepast voor een optimale pasvorm.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–7
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
5. Plaats de achterkant van de rechterrackrail in het rack bij
de markeringen die u met behulp van de racksjabloon heeft
aangebracht.
De rackrails zijn voorzien van de aanduidingen “L” en “R” om de
✎
linker- en rechterrail te kunnen herkennen (gezien vanaf de voorkant
van het rack).
Achterkant van de rackrail installeren
4–8www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
6. Druk de rackrail met veer in, in de richting van de achterkant
van het rack 1.
7. Gebruik de markeringen die u met behulp van de racksjabloon
heeft gemaakt om de voorkant van de rechterrackrail te laten
aansluiten op de juiste uitsparingen en laat vervolgens de rail
los, zodat deze uitveert en in de juiste positie komt 2.
8. Sluit de vergrendeling 3.
Voorkant van de rackrail installeren en vergrendelen
VOORZICHTIG: De rackrails moeten zo strak mogelijk worden
Ä
geïnstalleerd. Wanneer de rails niet precies passen, kan dit schade
veroorzaken aan de apparatuur.
Nadat de rechterrackrail op de juiste manier is geïnstalleerd,
plaatst u de linkerrackrail volgens dezelfde procedure.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–9
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Installatie van de behuizing in het rack
De behuizing wordt geleverd met schroeven in twee verschillende
maten:
■ Schroeven in maat 10-32 met witte zeshoekige ringen, die compatibel
zijn met racks van het merk Compaq en met enkele racks van HP
en andere leveranciers
■ Schroeven in maat M6 met zwarte zeshoekige ringen, die compatibel
zijn met racks van enkele leveranciers die metrische schroefmaten
gebruiken
U vervangt een schroef als volgt:
1. Trek de schroef naar buiten 1.
2. Draai de schroef los 2 terwijl u de zeshoekige ring tegenhoudt.
3. Verwijder de schroef en de zeshoekige ring 3.
Schroef met zeshoekige ring verwijderen
4–10www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
4. Plaats de zeshoekige ring aan de achterkant van de uitsparing
in de behuizing 1.
5. Steek de schroef door de uitsparing in de behuizing.
6. Druk op de kop van de schroef, zodat de veer volledig wordt
ingedrukt 2.
7. Draai de zeshoekige ring op de schroef totdat de ring de schroefdraad
geheel gepasseerd is en stevig vast zit binnen de schroefkap 3.
Schroef met veer en zeshoekige ring vervangen
8. Herhaal de stappen 1 tot en met 7 voor de andere schroef.
WAARSCHUWING: Verwijder de twee hot-pluggable voedingseenheden
Å
voordat u de behuizing in het rack plaatst, zodat het gewicht beperkt wordt.
WAARSCHUWING: De behuizing moet door ten minste twee personen
Å
in het rack worden getild. Als de behuizing boven borsthoogte in het rack
wordt geplaatst, moet er een derde persoon aanwezig zijn om te helpen
de behuizing op de rackrails te schuiven terwijl de andere twee personen
het gewicht van de behuizing dragen.
VOORZICHTIG: Houd de behuizing niet bij de schroeven vast wanneer
Ä
u deze uit het rack verwijdert. Gebruik de handgrepen die zich vlak
boven de schroeven bevinden.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–11
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
U plaatst de behuizing als volgt in het rack:
1. Installeer de interconnectlade. Zie het gedeelte “Installatie van
de interconnectlade” in dit hoofdstuk.
2. Ga aan de voorkant van het rack staan.
3. Zorg ervoor dat de onderkant van de behuizing aansluit
op de bovenkant van de rackrails.
4. Schuif de behuizing geheel in het rack 1.
5. Draai de schroeven aan om de behuizing vast te zetten in het
rack 2.
Installatie van de behuizing in het rack
Bekabeling van de HP CCI-oplossing
Voor de HP CCI-oplossing zijn geen interne kabels vereist. De externe
bekabeling verloopt via de geïnstalleerde interconnect-switch.
De procedure voor het aansluiten van kabels op een behuizing bestaat
uit de volgende stappen:
■ Herkennen van de connectoren op de interconnectlade
■ Aansluiten van de kabels op de blade-behuizing
4–12www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Connectoren van de ProLiant BL e-Class
C-GbE interconnect-switch
De interconnect-switch voegt veertig 10/100 Ethernetnetwerkverbindingen, afkomstig van de blade-pc’s, samen
tot vier Rj-45 Gigabit Ethernet uplink-connectoren.
De Integrated Administrator-module wordt met de
✎
interconnect-switch meegeleverd.
Connectoren op de interconnect-switch
Connector BeschrijvingLocatie
1
2
3
4
5
6
7
8
*Deze connectoren hebben betrekking op de Integrated Administrator-module.
✎
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–13
Gigabit Ethernet poort 26-connector op switch BInterconnect-switch
Gigabit Ethernet poort 25-connector op switch BInterconnect-switch
Beheerconnector van de Integrated Administrator
(10/100 Ethernet)*
Consoleconnector van de Integrated Administrator (serieel)* Integrated Administrator-module
Link-connector (RJ-45) van behuizing (gereserveerd)*Integrated Administrator-module
Link-connector (RJ-45) van behuizing (gereserveerd)*Integrated Administrator-module
Gigabit Ethernet poort 26-connector op switch AInterconnect-switch
Gigabit Ethernet poort 25-connector op switch AInterconnect-switch
Integrated Administrator-module
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Optioneel RJ-45-patch-paneel
Het RJ-45-patch-paneel dient voor fouttolerante Ethernet-doorgifte
en een 1-op-1 koppeling van alle netwerkadapters op alle blade-pc’s
met een van de veertig RJ-45-poorten aan de achterkant van dit in een
lade gemonteerde patch-paneel.
Achterkant van behuizing met geïnstalleerd RJ-45-patch-paneel
Connector BeschrijvingLocatie
1
2
3
4
5
6
7
8
*Deze connectoren hebben betrekking op de Integrated Administrator-module.
✎
4–14www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
RJ-45-connector voor netwerkadapter 1 van
blade-pc-positie 20
RJ-45-connector voor netwerkadapter 2 van
blade-pc-positie 20
Consoleconnector van de Integrated Administrator (serieel)* Integrated Administrator-module
Link-connector (RJ-45) van behuizing (gereserveerd)*Integrated Administrator-module
Link-connector (RJ-45) van behuizing (gereserveerd)*Integrated Administrator-module
RJ-45-connector voor netwerkadapter 1 van
blade-pc-positie 1
RJ-45-connector voor netwerkadapter 2 van
blade-pc-positie 1
RJ-45-patch-paneel
RJ-45-patch-paneel
RJ-45-patch-paneel
RJ-45-patch-paneel
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Kabels aansluiten op de behuizing
VOORZICHTIG: Sluit nooit een extern apparaat aan op de link-connectoren
Ä
(RJ-45) van de behuizing, tenzij het apparaat in de QuickSpecs wordt genoemd als
een compatibel apparaat. Wanneer u een niet-ondersteund extern apparaat op
een link-connector (RJ-45) van de behuizing aansluit, kan dit schade aan het
externe apparaat veroorzaken.
U sluit als volgt kabels aan op een ProLiant BL e-Class blade-behuizing
die al in een rack is geïnstalleerd:
1. Als u de Integrated Administrator lokaal wilt benaderen en
configureren, sluit u met een nulmodemkabel (meegeleverd met
de behuizing) een clientapparaat aan op de consoleconnector van
de Integrated Administrator. Zorg ervoor dat op het clientapparaat
software voor emulatie van een VT-100 terminal wordt uitgevoerd.
Als u de Integrated Administrator via het netwerk wilt benaderen
en configureren, sluit u de Integrated Administrator via de
beheerconnector aan op het beheernetwerk.
2. Sluit de netwerkconnectoren van de blade-pc aan op uw netwerk
❏ Zorg ervoor dat ten minste één van de uplink-connectoren
van de interconnect-switch is aangesloten. Elke
netwerkadapter van een blade-pc kan worden aangesloten op
elk van de uplink-connectoren. Aangezien normaal
gesproken alleen netwerkadapter 1 van elke blade-pc
compatibel is met PXE, wordt echter aangeraden poort 25 of
poort 26 van switch A te gebruiken voor PXE-functies.
❏ Zorg er bij het RJ-45-patch-paneel voor dat er kabels zijn
aangesloten voor elke blade-pc die u in de behuizing wilt
installeren. Normaal gesproken is alleen de RJ-45-connector
van de eerste netwerkadapter van een blade-pc compatibel
met PXE.
3. Sluit netsnoeren aan op alle hot-pluggable voedingseenheden.
VOORZICHTIG: De behuizing wordt ingeschakeld zodra er een netsnoer
Ä
is aangesloten op een voedingsbron en een voedingseenheid.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–15
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
4. Maak een bundel van de netwerk- en voedingskabels en leid
de kabels langs de buitenrand van het rack.
Bekabeling door middel van de interconnect-switch
Bekabeling door middel van het RJ-45-patch-paneel
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat de kabels voor de behuizing langs een
zodanige route worden geleid dat u snel en eenvoudig toegang kunt krijgen
tot de consoleconnector voor een lokaal clientapparaat, zoals een laptopcomputer.
5. Herhaal de stappen 1 tot en met 4 voor alle geïnstalleerde
blade-pc behuizingen.
4–16www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Nulmodemkabel
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Wanneer u een serieel apparaat zoals een laptopcomputer op de
consoleconnector van de Integrated Administrator aansluit, is het
belangrijk dat u de met de behuizing meegeleverde nulmodemkabel
gebruikt, en niet een straight-through kabel. De onderstaande tabel
bevat de specificaties van de nulmodemkabel.
Signaalgegevens van een nulmodemkabel
SignaalEM PINDB-9 PINDB-25 PIN
TxD323
RxD232
RTS785
CTS874
GND557
DSR6420
CD1420
DTR41 & 66 & 8
TxD323
Installatie van een blade-pc
VOORZICHTIG: Elektrostatische ontlading kan leiden tot beschadiging
Ä
van elektronische onderdelen. Zorg ervoor dat u voldoende geaard bent
voordat u met de installatieprocedure begint. Zie Bijlage B, “Elektrostatische
ontlading” voor meer informatie.
U installeert een blade-pc als volgt:
1. Bepaal de hardwareconfiguratie en de gewenste methode voor de
softwaredistributie. Zie Hoofdstuk 5, “Softwaredistributie en beheer”.
2. Installeer geheugen of voeg geheugen toe voordat u de blade-pc
in een behuizing installeert. Zie het gedeelte “Extra geheugen
installeren” in dit hoofdstuk.
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat elke blade-pc-positie is voorzien van
Ä
ofwel een blade-pc ofwel een afdekpaneel. Dit is de enige manier om
voldoende luchtcirculatie te waarborgen. Wanneer er lege blade-pc-posities
zijn, kan dit leiden tot onvoldoende koeling en schade door oververhitting.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–17
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
3. Verwijder het afdekpaneel:
a. Druk op de vergrendelingslipjes op het afdekpaneel 1.
b. Schuif het afdekpaneel uit de blade-pc-positie 2.
Afdekpaneel voor één blade-pc verwijderen
Afdekpaneel voor vijf blade-pc’s verwijderen
Bewaar het afdekpaneel voor later gebruik.
✎
4–18www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
BELANGRIJK: Voordat u voor het eerst blade-pc’s installeert, bepaalt u
de hardwareconfiguratie en de gewenste methode voor
softwaredistributie. Zie Hoofdstuk 5, “Softwaredistributie en beheer”.
4. Installeer de blade-pc als volgt:
a. Houd de blade-pc voor de blade-pc-positie in de behuizing
en schuif de blade-pc gedeeltelijk in de behuizing.
b. Druk op het vergrendelingslipje 1 op de blade-pc.
c. Beweeg de hendel omlaag 2.
Blade-hendel openen
VOORZICHTIG: De blade-pc past maar op één manier in de blade-pc-positie.
Ä
Als de blade-pc niet eenvoudig in de positie geschoven kan worden, controleert
u of de blade-pc in de goede stand staat.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–19
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
d. Schuif de blade-pc naar binnen totdat de hendel de behuizing
raakt 1.
e. Sluit de hendel, zodat u een klikgeluid hoort dat aangeeft dat
de blade-pc vastgeklikt en vergrendeld is 2.
Installatie van een blade-pc
BELANGRIJK: Installeer blade-pc’s op de plaats van alle afdekpanelen
die u heeft verwijderd.
5. Herhaal de stappen 2 tot en met 4 voor alle blade-pc’s die u wilt
installeren.
4–20www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Inschakelen van de HP CCI-oplossing
Zodra u een netsnoer aansluit op een hot-pluggable voedingseenheid
op het achterpaneel, wordt de behuizing ingeschakeld. Alle blade-pc’s
die in de behuizing geïnstalleerd zijn, worden met tussenpozen van
ongeveer een seconde een voor een ingeschakeld. Sluit de tweede
voedingseenheid aan omwille van de redundantie.
Zodra u een afdekpaneel verwijdert en in plaats hiervan een
blade-pc in het voorpaneel van de behuizing installeert, wordt
deze blade-pc ingeschakeld.
Uitschakelen van de HP CCI-oplossing
U kunt een of meer blade-pc’s of de gehele behuizing uitschakelen.
Blade-pc uitschakelen
U schakelt een blade-pc als volgt uit:
1. Zorg ervoor dat de blade-pc niet actief is.
Raadpleeg Bijlage E, “Lampjes en knoppen” voor specifieke
informatie over de lampjes op een blade-pc.
2. Indien de blade-pc in gebruik is, waarschuwt u de gebruikers en
vervolgens stopt u de desbetreffende toepassingen.
3. Sluit het besturingssysteem af. Het is mogelijk dat de blade-pc
hierdoor wordt uitgeschakeld.
4. Indien de blade-pc nog niet uitgeschakeld is, kunt u deze handmatig
uitschakelen door:
❏ de Integrated Administrator te gebruiken
of
❏ door op de aan/uit-knop aan de voorkant van de blade-pc
te drukken
BELANGRIJK: Raadpleeg de HP ProLiant BL e-Class Integrated Administrator
User Guide voor informatie over het uitschakelen van blade-pc’s met behulp
van de Integrated Administrator.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–21
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Uitschakelen van een blade-pc
Als u een noodstop wilt uitvoeren om een blade-pc uit te schakelen,
houdt u de aan/uit-knop van de blade-pc gedurende vier seconden
ingedrukt.
VOORZICHTIG: Wanneer u een noodstop op een blade-pc uitvoert,
Ä
kan dit leiden tot verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Behuizing uitschakelen
Als u de behuizing en alle blade-pc’s op een veilige manier
wilt uitschakelen, drukt u op de aan/uit-knop van de behuizing.
Wanneer u Microsoft Windows XP als besturingssysteem gebruikt,
zal de behuizing automatisch alle blade-pc’s op een correcte manier
uitschakelen, waarna de behuizing zelf wordt uitgeschakeld.
Als u een noodstop wilt toepassen op de behuizing en alle blade-pc’s,
houdt u de aan/uit-knop van de behuizing gedurende vier seconden
ingedrukt.
VOORZICHTIG: Wanneer u een noodstop op een behuizing uitvoert,
Ä
kan dit leiden tot verlies van niet-opgeslagen gegevens op alle blade-pc’s.
4–22www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Verwijderen van een blade-pc
U verwijdert een blade-pc als volgt:
1. Druk op het vergrendelingslipje 1.
2. Beweeg de hendel omlaag 2.
3. Neem de blade-pc uit de behuizing 3.
Blade-pc verwijderen
Extra geheugen installeren
De blade-pc’s ondersteunen de volgende geheugenvoorzieningen:
■ Ongebufferd SODIMM DDR 333-geheugen
Voor meer informatie raadpleegt u QuickSpecs op de
HP website:
■
512 MB systeemgeheugen, uitbreidbaar tot 1 GB (32 MB
systeemgeheugen is gereserveerd voor de processor)
■ Twee SODIMM-geheugenvoetjes
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–23
www.hp.com
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
U installeert als volgt SODIMM’s op een blade-pc:
1. Schakel de blade-pc uit. Zie het gedeelte “Blade-pc uitschakelen”
in dit hoofdstuk.
2. Neem de blade-pc uit de behuizing. Zie het gedeelte “Verwijderen
van een blade-pc” in dit hoofdstuk.
3. Plaats de blade-pc op een vlakke, niet-geleidende ondergrond.
4. Lokaliseer de SODIMM-voetjes op de blade-pc:
❏ SODIMM-voetje 1 1
❏ SODIMM-voetje 2 2
BELANGRIJK: SODIMM’s worden om en om geïnstalleerd. Als de labels
op SODIMM 1 aan de bovenkant zitten, bevinden de labels op SODIMM 2
zich doorgaans aan de onderkant.
SODIMM-voetjes
BELANGRIJK: Stap 5 is alleen van toepassing wanneer u de SODIMM’s
wilt upgraden.
4–24www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
5. Verwijder de aanwezige SODIMM:
a.Maak de vergrendelingen aan beide zijden van SODIMM 1 los 1.
b. Neem de SODIMM uit de blade-pc 2.
SODIMM verwijderen
6. Installeer SODIMM 1:
a. Zorg ervoor dat de uitsparing op de SODIMM aansluit op het
lipje van het SODIMM-voetje en steek de SODIMM onder
een kleine hoek in het voetje 1.
b. Beweeg de SODIMM in de richting van de kaart en zorg ervoor
dat de SODIMM goed op zijn plaats zit en de vergrendelingen
vastgeklikt zijn 2.
SODIMM installeren
7. Herhaal stap 6 om een tweede SODIMM te installeren
in SODIMM-voetje 2.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–25
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
Aansluiten van de diagnostische grafische
kaart en de diagnostische adapter
Als u beeldweergave mogelijk wilt maken, installeert u de optionele
diagnostische grafische kaart op de systeemkaart van de blade-pc.
Als u randapparatuur zoals een toetsenbord, beeldweergaveapparaat,
muis, USB-diskettedrive of USB cd-rom-drive wilt aansluiten, koppelt
u de diagnostische adapter aan de diagnostische connector aan de
voorkant van de blade-pc.
BELANGRIJK: Wanneer een randapparaat hot-pluggable is, kunt u dit apparaat
op de diagnostische adapter aansluiten zonder eerst de blade-pc uit te schakelen.
Aangezien PS/2-apparaten niet hot-pluggable zijn, moet de blade-pc opnieuw
worden opgestart nadat de diagnostische adapter is aangesloten. USB-apparaten
zijn hot-pluggable en het is daarom niet nodig de blade-pc opnieuw op te
starten nadat u een USB-apparaat heeft geïnstalleerd.
U installeert de diagnostische grafische kaart en de diagnostische
adapter als volgt:
1. Schakel de blade-pc uit. Zie het gedeelte “Blade-pc uitschakelen”
in dit hoofdstuk.
2. Verwijder de blade-pc. Zie het gedeelte “Verwijderen van een
blade-pc” in dit hoofdstuk.
3. Leg de blade-pc op een vlakke ondergrond en installeer de optionele
diagnostische grafische kaart in de hiervoor bestemde connector.
4. Installeer de blade-pc in de behuizing. Zie het gedeelte
“Installatie van een blade-pc” in dit hoofdstuk.
5. Plaats de diagnostische adapter in de diagnostische connector
van de blade-pc 1.
6. Draai de schroeven aan om de diagnostische adapter vast
te zetten 2.
Diagnostische adapter aankoppelen
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com4–27
Installatie en bekabeling van de HP CCI-oplossing
De onderstaande afbeelding en tabel bevatten informatie over
de connectoren op de diagnostische adapter.
Connectoren op de diagnostische adapter
Connector Beschrijving
1
2
3
4
5
6
4–28www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
PS/2-muisconnector
USB 1.1 nr. 2
Seriële poort
PS/2-toetsenbordconnector
USB 1.1 nr. 1
Videoconnector
5
Softwaredistributie en beheer
Dit hoofdstuk bevat de volgende informatie:
■ Een overzicht van de beschikbare methoden om software te
distribueren op blade-pc’s
❏ Automatische distributie met Rapid Deployment Pack
❏ Alternatieve distributiemethoden
❏ Diagnostische adapter en optionele diagnostische grafische
kaart
■ Beschrijving van de configuratiesoftware en hulpprogramma’s
voor de HP CCI-oplossing
❏ Ondersteunde besturingssystemen
❏ Computer Setup (Computerinstellingen)
❏ Hulpprogramma ROMPaq
❏ ROM-flash uitvoeren met Remote ROM Flash
❏ ProLiant BL e-Class Integrated Administrator
❏ HP Systems Insight Manager
❏ Beheerprogramma’s voor de ProLiant BL e-Class C-GbE
interconnect-switch
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–1
Softwaredistributie en beheer
Methoden van softwaredistributie
voor blade-pc’s
Blade-pc’s zijn speciaal ontworpen voor snelle softwaredistributie
en bij uitstek geschikt voor onbeheerde installatie en configuratie
van software via een netwerk. Rapid Deployment Pack is de beste
keuze voor blade-pc’s en maakt het mogelijk om desnoods honderden
blade-pc’s op afstand te configureren vanuit een eenvoudig te gebruiken
grafische distributieconsole. Doordat (alleen) de eerste netwerkadapter
compatibel is met PXE en de blade-pc ondersteuning biedt voor
USB-diskettedrives en USB cd-rom-drives, kunnen ook andere
distributiemethoden worden toegepast.
Automatische softwaredistributie
met Rapid Deployment Pack
In Rapid Deployment Pack (RDP) zijn twee krachtige producten
geïntegreerd: Altiris Deployment Solution en ProLiant Integration Module.
De grafische interface van de RDP-console maakt het mogelijk scripts
en afbeeldingen te slepen om op een intuïtieve manier besturingssystemen
en toepassingen tegelijkertijd naar meerdere blade-pc’s te distribueren.
Rapid Deployment Pack biedt bovendien geavanceerde voorzieningen
waarmee blade-pc’s kunnen worden herkend en weergegeven aan de
hand van de fysieke locatie van het rack, de behuizing en de positie
binnen de behuizing. U kunt de distributieconsole instellen op
automatische distributie van voorgedefinieerde configuraties naar
nieuw geïnstalleerde blade-pc’s.
Meer informatie over Rapid Deployment Pack vindt u bij geautoriseerde
HP Business Partners, op de cd Rapid Deployment die met de behuizing
wordt meegeleverd of op deze website:
www.hp.com/servers/rdp.
Alternatieve methoden van softwaredistributie
Blade-pc’s beschikken over een met PXE compatibele
netwerkadapter (alleen de eerste netwerkadapter) en ondersteunen
opstarten vanaf een USB-diskettedrive of een USB cd-rom-drive.
Bovendien kunt u een toetsenbord, een muis of apparatuur voor
beeldweergave aansluiten via de diagnostische adapter. Hierdoor kunt u
uw eigen netwerkgeoriënteerde of lokale distributiemethoden
gebruiken om software op blade-pc’s te installeren.
5–2www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Softwaredistributie en beheer
Diagnostische adapter en diagnostische grafische kaart
Doordat u randapparatuur via de diagnostische adapter en de optionele
diagnostische grafische kaart rechtstreeks op een blade-pc kunt aansluiten,
is het mogelijk om lokaal de status van een blade-pc op te vragen en
te beheren. Met de diagnostische adapter en de diagnostische grafische
kaart kunt u het volgende doen:
■ Berichten bekijken over gebeurtenissen op een blade-pc (zie het
gedeelte “Berichten van gebeurtenissen op blade-pc’s” in dit
hoofdstuk)
■ Een ROM-flash uitvoeren op de blade-pc (zie het gedeelte
“ROM-flash uitvoeren op een blade-pc” in dit hoofdstuk)
■ Informatie over de software weergeven tijdens de distributie
Raadpleeg Hoofdstuk 4, “Installatie en bekabeling van
de HP CCI-oplossing” voor informatie over het aansluiten van de
diagnostische adapter en de optionele diagnostische grafische kaart.
BELANGRIJK: Wanneer een randapparaat hot-pluggable is, kunt u dit
apparaat op de diagnostische adapter aansluiten zonder eerst de
blade-pc uit te schakelen.
Voorzieningen en ondersteunde software
van de blade-pc
De configuratie van een blade-pc omvat onder andere de installatie
van een besturingssysteem, toepassingen en geoptimaliseerde
stuurprogramma’s.
Met Rapid Deployment Pack kunt u de hardware automatisch detecteren
en configureren en geoptimaliseerde stuurprogramma’s installeren.
Ondersteunde besturingssystemen
Blade-pc’s ondersteunen Microsoft Windows XP Professional met
SP1a of hoger.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–3
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen)
Met het hulpprogramma Computer Setup (Computerinstellingen) kunt
u de configuratie van een blade-pc opvragen en wijzigen. De blade-pc
is vooraf geconfigureerd en vereist alleen interactie met Computer Setup
(Computerinstellingen) wanneer u de standaardinstellingen wilt wijzigen.
De onderstaande tabel toont de menuopties van Computer Setup
(Computerinstellingen).
Als u Computer Setup (Computerinstellingen) wilt openen, installeert
u op de betreffende blade-pc de optionele diagnostische grafische kaart,
de diagnostische adapter, een toetsenbord en een monitor en vervolgens
drukt u tijdens het opstarten op de toets
Wanneer u een remote console gebruikt, kunt u Computer Setup
(Computerinstellingen) starten via de Integrated Administrator. Start de
blade-pc opnieuw op vanaf de Integrated Administrator en druk dan eerst
Esc en vervolgens op 0 (het cijfer nul). Raadpleeg de HP ProLiant
op
BL e-Class Integrated Administrator User Guide voor meer informatie.
U kunt vanaf de remote console de functietoetsen gebruiken door eerst
✎
Esc en vervolgens op de cijfertoetsen 1 tot en met 0 te drukken, voor
op
respectievelijk
door eerst op
gebruikt door eerst op Esc en dan op @ te drukken.
F1 tot en met F10. De functietoets F11 is te gebruiken
Esc en vervolgens op ! te drukken; F12 kan worden
F10.
De configuratie-informatie van de blade-pc kan ook op afstand
worden beheerd met behulp van System Software Manager (SSM).
Bezoek de volgende website voor meer informatie:
www.hp.com/go/ssm.
5–4www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen)
OnderwerpOptieBeschrijving
File (Bestand)System Information
(Systeeminformatie)
About (Informatie)Hiermee geeft u auteursrechtinformatie weer.
Set Time and Date
(Datum en tijd instellen)
Save to Diskette
(Opslaan op diskette)
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Hiermee krijgt u toegang tot de volgende
informatie:
• productnaam
• type/snelheid/stepping van de processor
• cachegrootte (L1/L2)
• geheugencapaciteit en -snelheid
• geïntegreerd MAC-adres voor
ingebouwde, ingeschakelde
netwerkadapter 1
• geïntegreerd MAC-adres voor
ingebouwde, ingeschakelde
netwerkadapter 2
• systeem-ROM (inclusief familienaam
en versie)
• serienummer van het chassis
• inventarisnummer
• CMS-revisie (Transmeta Code
Morphing Software)
• naam van het rack
• naam van de behuizing
• model van de behuizing
Hiermee stelt u tijd en datum van het systeem in.
Hiermee bewaart u de systeemconfiguratie,
inclusief het CMOS, in een bestand met de
naam CPQsetup.txt op een geformatteerde
1,44-MB diskette of op een USB Drive Key.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–5
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen) (Vervolg)
OnderwerpOptieBeschrijving
File (Bestand)
(vervolg)
Storage
(Opslag)
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Restore from Diskette
(Herstellen vanaf diskette)
Set Defaults and Exit
(Standaardwaarden
selecteren en afsluiten)
Ignore Changes and
Exit (Wijzigingen
negeren en afsluiten)
Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan
en afsluiten)
Device Configuration
(Apparaatconfiguratie)
Hiermee herstelt u de systeemconfiguratie
vanaf een diskette of USB Drive Key.
Hiermee herstelt u de standaardinstellingen,
waarbij eventuele wachtwoorden worden gewist.
Hiermee sluit u Computer Setup (Computerinstellingen) af zonder wijzigingen toe te passen
of op te slaan.
Hiermee slaat u wijzigingen in
de systeemconfiguratie op en sluit u
Computer Setup (Computerinstellingen) af.
Hiermee geeft u alle geïnstalleerde
opslagapparaten met BIOS-besturing weer.
Wanneer u een apparaat selecteert, worden
gedetailleerde gegevens en opties weergegeven.
Transfer Mode (Overdrachtsstand, alleen IDE-apparaten)
Hiermee wordt de actieve stand voor
gegevensoverdracht gespecificeerd.
De mogelijkheden zijn als volgt (afhankelijk van
het apparaat): PIO 0, Max PIO, Enhanced DMA,
Ultra DMA 0 en Max UDMA.
5–6www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen) (Vervolg)
OnderwerpOptieBeschrijving
Storage
(Opslag)
(vervolg)
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Device Configuration
(Apparaatconfiguratie)
(vervolg)
Translation Mode (Conversiestand,
alleen IDE-schijfeenheden)
Hiermee selecteert u de conversiestand voor het
apparaat. Door middel van de conversiestand
krijgt het BIOS toegang tot schijfeenheden die
op andere systemen zijn gepartitioneerd en
geformatteerd. Dit is van belang voor gebruikers
van oudere versies van UNIX (bijvoorbeeld
SCO UNIX versie 3.2). De mogelijke waarden
zijn Bit-Shift (Bitverschuiving), LBA Assisted
(LBA-geassisteerd), User (Gebruiker) en
None (Geen).
VOORZICHTIG: Normaal gesproken mag
Ä
de conversiestand die automatisch door
het BIOS wordt geselecteerd, niet worden
gewijzigd. Als de ingestelde conversiestand
niet compatibel is met de stand die actief was
toen de schijfeenheid werd gepartitioneerd
en geformatteerd, is de informatie op de
schijfeenheid niet meer toegankelijk.
Translation Parameters
(Conversieparameters,
alleen IDE-schijfeenheden)
Hiermee geeft u de parameters op
(logische cilinders, koppen en sectoren
per track) die door het BIOS worden gebruikt
om de I/O-verzoeken (afkomstig van het
besturingssysteem of een applicatie) te vertalen
in termen die de vaste schijf kan interpreteren.
Het aantal logische cilinders is maximaal 1024.
Het aantal koppen is maximaal 256. Het aantal
sectoren per track is maximaal 63. Deze velden
zijn alleen zichtbaar en instelbaar wanneer
de conversiestand van de schijfeenheid is
ingesteld op User (Gebruiker).
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–7
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen) (Vervolg)
OnderwerpOptieBeschrijving
Storage
(Opslag)
(vervolg)
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Device Configuration
(Apparaatconfiguratie)
(vervolg)
Storage Options
(Opslagopties)
IDE DPS Self-Test
(IDE DPS-zelftest)
Multisector Transfers
(Multisectoroverdracht,
alleen IDE-apparaten)
Hiermee geeft u aan hoeveel sectoren worden
verzonden per multisector-PIO-actie. De mogelijke
waarden (afhankelijk van de schijfeenheid)
zijn Disabled (Uitgeschakeld), 8 en 16.
Removable Media Boot
(Opstartbeveiliging verwisselbare
schijfeenheden)
Hiermee kunt u de mogelijkheid om het
systeem op te starten vanaf verwisselbare
media in- of uitschakelen.
Primary IDE Controller
(Primaire IDE-controller)
Hiermee schakelt u de primaire IDE-controller
in of uit. Deze functie is niet op alle modellen
beschikbaar.
BIOS IDE DMA Transfers (BIOS IDE
DMA-gegevensoverdracht)
Hiermee kunt u instellen hoe I/O-verzoeken
voor schijfeenheden door het BIOS worden
afgehandeld. Als “Enable” (Inschakelen) is
geselecteerd, worden alle I/O-verzoeken
afgehandeld met behulp van
DMA-gegevensoverdracht. Als “Disable”
(Uitschakelen) is geselecteerd, worden alle
I/O-verzoeken afgehandeld met behulp van
PIO-gegevensoverdracht.
Hiermee kunt u zelftests laten uitvoeren op een
IDE vaste schijf die DPS-zelftests (Drive Protection
System) ondersteunt.
Deze keuzemogelijkheid verschijnt alleen
✎
als het systeem ten minste één schijfeenheid
bevat die in staat is de IDE DPS-zelftests
uit te voeren.
5–8www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen) (Vervolg)
OnderwerpOptieBeschrijving
Storage
(Opslag)
(vervolg)
Security
(Beveiliging)
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Boot Order
(Opstartvolgorde)
Setup Password
(Instelwachtwoord)
System IDs
(Systeemidentificatie)
Hiermee geeft u de volgorde op waarin
aangesloten randapparaten (zoals vaste schijven,
USB-apparaten of netwerkadapters) worden
gecontroleerd op de aanwezigheid van een
besturingssysteem dat kan worden opgestart.
U kunt elk apparaat in de lijst afzonderlijk in
aanmerking laten komen als opstartapparaat.
Hiermee kunt u het instel- of beheerderswachtwoord instellen en inschakelen.
Als het instelwachtwoord is gedefinieerd,
✎
heeft u dit wachtwoord nodig om
wijzigingen aan te brengen in de opties
van Computer Setup (Computerinstellingen),
een flash op het ROM uit te voeren en
wijzigingen aan te brengen in bepaalde
Plug and play-instellingen van Windows.
Hiermee kunt u het volgende instellen:
• Inventarisnummer (18-byte code) en
eigendomslabel (80-byte code die
tijdens DE POST wordt weergegeven).
• Serienummer van het chassis of het
UUID-nummer (Universal Unique Identifier).
Het UUID-nummer kan alleen worden
gewijzigd als het huidige serienummer
van het chassis ongeldig is. (Deze identificatienummers worden normaal gesproken
in de fabriek ingesteld en dienen ter
eenduidige identificatie van het systeem.)
• De toetsenbordinstelling (in Nederland
wordt meestal de instelling VS/Internationaal
gebruikt).
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–9
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen) (Vervolg)
OnderwerpOptieBeschrijving
Security
(Beveiliging)
(vervolg)
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Master Boot Record
Security (MBR-beveiliging)
Save Master Boot
Record (MBR opslaan)
Hiermee kunt u de beveiliging van de
hoofdopstartrecord (MBR) in- of uitschakelen.
Als deze optie is ingeschakeld, wijst het
BIOS alle verzoeken af om te mogen schrijven
naar de hoofdopstartrecord op de huidige
opstartschijf. Telkens wanneer de computer
wordt opgestart, vergelijkt het BIOS de MBR
van de huidige opstartschijf met de eerder
opgeslagen MBR. Als er een afwijking wordt
vastgesteld, kunt u de MBR van de opstartschijf
laten opslaan, de eerder opgeslagen MBR laten
herstellen of de MBR-beveiliging uitschakelen.
U moet hiervoor het instelwachtwoord opgeven,
indien dit is gedefinieerd.
Schakel de MBR-beveiliging uit voordat u
✎
de huidige opstartschijf opzettelijk opnieuw
partitioneert of formatteert. Verschillende
hulpprogramma’s, zoals FDISK en FORMAT,
proberen de MBR bij te werken.
Als de MBR-beveiliging is ingeschakeld
en de schijftoegang door het BIOS wordt
afgehandeld, worden de verzoeken om naar
de MBR te schrijven geweigerd, waardoor
de hulpprogramma’s foutberichten zullen
weergeven.
Als de beveiliging van de hoofdopstartrecord
is ingeschakeld en de toegang tot de schijf
via het besturingssysteem verloopt, worden
wijzigingen in de hoofdopstartrecord tijdens
de eerstvolgende opstartprocedure door
het BIOS gedetecteerd, waarna een
beveiligingswaarschuwing wordt
weergegeven.
Hiermee maakt u een reservekopie van de
hoofdopstartrecord (MBR) van de huidige
opstartschijf.
Deze optie is alleen beschikbaar indien
✎
de MBR-beveiliging is ingeschakeld.
5–10www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen) (Vervolg)
OnderwerpOptieBeschrijving
Security
(Beveiliging)
(vervolg)
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Restore Master Boot
Record (MBR herstellen)
Device Security
(Apparaatbeveiliging)
Network Service
Boot (Netwerkopstartbeveiliging)
Hiermee herstelt u de reservekopie van de
hoofdopstartrecord (MBR) op de huidige
opstartschijf.
Deze optie is alleen beschikbaar indien
✎
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• MBR-beveiliging is ingeschakeld;
• Er is eerder een reservekopie van
de MBR opgeslagen;
• De huidige opstartschijf is dezelfde als
de schijf waarvoor eerder de reservekopie
van de MBR is gemaakt.
VOORZICHTIG: Als u een eerder
Ä
opgeslagen MBR herstelt nadat een
hulpprogramma of het besturingssysteem de
MBR heeft gewijzigd, kan dit ertoe leiden dat
de gegevens op de schijf onleesbaar worden.
Herstel een eerder opgeslagen MBR alleen
indien u er zeker van bent dat de MBR van
de huidige opstartschijf beschadigd is,
bijvoorbeeld door een virus.
Hiermee kunt u USB-poorten in- of uitschakelen.
Hiermee maakt u het mogelijk of onmogelijk
op te starten met een besturingssysteem dat
is opgeslagen op een netwerkserver (PXE).
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–11
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen) (Vervolg)
OnderwerpOptieBeschrijving
Advanced
(Geavanceerd)*
*Alleen voor
gevorderde
gebruikers.
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Power-On Options
(Opstartopties)
Hiermee kunt u het volgende instellen:
• POST mode (POST-stand): QuickBoot,
FullBoot of FullBoot elke 1–30 dagen.
• POST messages (POST-meldingen,
in- of uitschakelen).
• F9 prompt (in- of uitschakelen). Als u
deze functie inschakelt, verschijnt de tekst
“F9 = Boot Menu” tijdens de POST. Als
u deze functie uitschakelt, wordt de tekst
niet weergegeven. U kunt het opstartmenu
echter gewoon openen door op F9 te
drukken. Zie Storage (Opslag) > Boot Order
(Opstartvolgorde) voor meer informatie.
• F10 prompt (in- of uitschakelen). Als u
deze functie inschakelt, verschijnt de tekst
“F10 = Setup” tijdens de POST. Als u deze
functie uitschakelt, wordt de tekst niet
weergegeven. U kunt Computer Setup
(Computerinstellingen) echter gewoon
starten door op F10 te drukken.
• F12 prompt (in- of uitschakelen). Als u
deze functie inschakelt, verschijnt de tekst
“F12 = Network Service Boot” tijdens de
POST. Als u deze functie uitschakelt, wordt
de tekst niet weergegeven. U kunt echter
gewoon via het netwerk opstarten door
op F12 te drukken.
5–12www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen) (Vervolg)
OnderwerpOptieBeschrijving
Advanced*
(Geavanceerd)
(vervolg)
*Alleen voor
gevorderde
gebruikers.
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Power-On Options
(Opstartopties)
(vervolg)
Hiermee kunt u het volgende instellen:
•POST Delay (Vertraging voor POST in
seconden, in- of uitschakelen). Als u deze
optie inschakelt, wordt er tijdens de POST
een instelbare vertraging toegepast. Deze
vertraging is soms nodig voor vaste schijven
op bepaalde PCI-kaarten die dermate
langzaam op gang komen, dat ze niet
gereed zijn om op te starten wanneer
de POST is voltooid. De POST-vertraging
geeft u ook meer tijd om op F10 te drukken
om Computer Setup (Computerinstellingen)
te starten.
• I/O APIC Mode (I/O APIC-stand, in- of
uitschakelen). Schakel deze functie in om
Microsoft Windows-besturingssystemen
optimaal te laten werken. Schakel deze
functie uit om bepaalde andere
besturingssystemen goed te laten werken.
• ACPI/USB Buffers @ Top of Memory
(ACPI- en USB-buffer boven in geheugen,
in- of uitschakelen). Als u deze optie
inschakelt, worden de USB-geheugenbuffers
boven in het geheugen geplaatst. Dit biedt
het voordeel dat een deel van het geheugen
onder de 1 MB wordt vrijgemaakt voor
gebruik door optie-ROM’s. Het nadeel
is dat de populaire geheugenbeheerder
HIMEM.SYS niet goed werkt wanneer
de USB-buffers boven in het geheugen
geplaatst zijn én het systeem bovendien
over 64 MB RAM of minder beschikt.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–13
Softwaredistributie en beheer
Computer Setup (Computerinstellingen) (Vervolg)
OnderwerpOptieBeschrijving
Advanced*
(Geavanceerd)
(vervolg)
*Alleen voor
gevorderde
gebruikers.
Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden ondersteund,
✎
is afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Device Options
(Apparaatopties)
NIC PXE Option ROM Download (Optie-ROM
voor PXE-netwerkadapter downloaden;
inschakelen/uitschakelen). Het BIOS bevat een
ingebouwd optie-ROM voor de netwerkadapter,
waarmee de computer via het netwerk kan
worden opgestart naar een PXE-server. Dit
optie-ROM wordt normaal gesproken gebruikt
om een bedrijfs-image naar de vaste schijf
te downloaden. Het optie-ROM voor de
netwerkadapter neemt geheugenruimte
met adressen onder 1 MB in beslag. Dit
geheugengebied wordt de DCH-ruimte
(DOS Compatibility Hole) genoemd en heeft
een beperkte omvang. Door middel van deze
instelling kan de gebruiker het downloaden
van het ingebouwde optie-ROM voor de
netwerkadapter uitschakelen, waardoor er
meer DCH-ruimte vrijkomt voor PCI-kaarten
die misschien ruimte voor een optie-ROM
nodig hebben. De standaardinstelling is
dat het optie-ROM voor de netwerkadapter
is ingeschakeld.
5–14www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Configuratie-instellingen herstellen
Voor herstel van de configuratie-instellingen is het vereist dat u vanuit
Computer Setup (Computerinstellingen) de opdracht Save to Diskette
(Opslaan op diskette) heeft uitgevoerd vóórdat de noodzaak ontstaat
om de instellingen te herstellen.
Het is aan te raden dat u de configuratie-instellingen van de computer
✎
na elke wijziging op een diskette opslaat. Bewaar de diskette voor het
geval u deze instellingen later wilt herstellen.
Om de configuratie te herstellen, plaatst u de diskette met de
opgeslagen configuratie in een USB-diskettedrive (aangesloten op de
diagnostische adapter) en vervolgens voert u vanuit Computer Setup
(Computerinstellingen) de opdracht Restore from Diskette (Herstellen
vanaf diskette) uit.
Als u een monitor met de diagnostische adapter wilt gebruiken,
✎
moet er een optionele diagnostische grafische kaart in de blade-pc
zijn geïnstalleerd.
Softwaredistributie en beheer
U kunt de configuratie-instellingen ook vanuit het besturingssysteem
herstellen door gebruik te maken van System Software Manager (SSM).
Bezoek de volgende website voor meer informatie:
www.hp.com/go/ssm.
ROM-flash uitvoeren op een blade-pc
Wanneer u een ROM-flash uitvoert op een blade-pc, zal het
hulpprogramma ROMPaq het huidige ROM overschrijven en een
backup van het huidige ROM opslaan, zodat u desgewenst eenvoudig
kunt terugkeren naar de eerdere ROM-versie. Hierdoor wordt de eerdere
ROM-versie beveiligd, ook wanneer er een stroomstoring zou optreden
tijdens de ROM-flash.
U kunt de ROM-flash op twee manieren uitvoeren:
■ Met het hulpprogramma ROMPaq
■ Met Remote ROM Flash
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–15
Softwaredistributie en beheer
ROM-flash uitvoeren met het hulpprogramma ROMPaq
U kunt het systeem-BIOS upgraden met het hulpprogramma
ROMPaq voor blade-pc’s.
De onderstaande stappen zijn ook van toepassing wanneer u het
✎
systeem wilt herstellen omdat het systeem in de Boot Block-stand
terechtkomt vanwege een fout bij de ROM-flash.
Voor informatie over het maken van een Drive Key waarmee het
✎
systeem kan worden opgestart, raadpleegt u de volgende website:
1. Download de nieuwste versie van het systeem-BIOS voor de
blade-pc op een USB Drive Key. Het nieuwste systeem-BIOS
is beschikbaar via:
2. Schakel de blade-pc uit. Zie het gedeelte “Blade-pc uitschakelen”
in Hoofdstuk 4.
3. Verwijder de blade-pc. Zie het gedeelte “Verwijderen van een
blade-pc” in Hoofdstuk 4.
4. Installeer de optionele diagnostische grafische kaart in de blade-pc.
www.hp.com.
5. Installeer de blade-pc in de behuizing.
6. Sluit de diagnostische adapter aan op de blade-pc.
7. Sluit een toetsenbord, een monitor, een muis en de USB Drive Key
met het nieuwe systeem-BIOS aan op de diagnostische adapter.
8. Zet de blade-pc aan om de ROM-flash uit te voeren.
ROM-flash uitvoeren met Remote ROM Flash
Met behulp van Remote ROM Flash kan de systeembeheerder veilig
een ROM-flash op afstand uitvoeren. Doordat de systeembeheerder
deze taak op afstand kan verrichten, wordt het eenvoudiger de gebruikte
ROM-versies consistent te gebruiken en goed te beheren. Bovendien
leidt dit tot een hogere productiviteit en lagere onderhoudskosten.
Bezoek de volgende website voor meer informatie over Remote ROM
www.hp.com/go/ssm.
Flash:
5–16www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Softwaredistributie en beheer
ProLiant BL e-Class Integrated Administrator
ProLiant BL e-Class Integrated Administrator is een centraal beheer- en
controlesysteem voor blade-pc’s en de ProLiant BL e-Class-behuizing.
De Integrated Administrator combineert de functies van een terminalserver
met de mogelijkheid een blade-pc op afstand uit te schakelen en
ondersteunt beveiligde, seriële out-of-band consoleverbindingen
naar alle blade-pc’s in de behuizing. De Integrated Administrator
ondersteunt de volgende functies:
■ Volledige opdrachtregel- en webinterface
❏ Toegangsrechten voor de blade-pc kunnen per gebruiker
worden ingesteld
❏ Virtuele aan/uit-knop om de blade-pc in of uit te schakelen
❏ Meer dan 100 opdrachten met scriptondersteuning voor
automatisering van softwaredistributie en beheer
■ Beheer op afstand
❏ Toegang tot de seriële consoles van de blade-pc
❏ Volledige controle over de Power-On Self Test (POST),
het opstartproces en het hulpprogramma Computer Setup
(Computerinstellingen) van de blade-pc
■ Controle van de hardwarestatus
De Integrated Administrator bewaakt de status van de ventilatoren,
temperatuursensoren, voedingseenheden en blade-pc’s in de
behuizing.
■ Offline-buffering van de console (wanneer niet aangesloten)
en gebeurtenislogboeken
❏ Logboek voor de besturingssysteem-console
❏ Hardwaregebeurtenissen bijhouden voor blade-pc’s
en behuizing
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–17
Softwaredistributie en beheer
■ Beveiligingsvoorzieningen
❏ Secure Shell-toegang
❏ Gebruikersbeheer voor maximaal 25 gebruikers
❏ Ongeldige aanmeldpogingen bijhouden
❏ Vastleggen van gebruikersacties in gebeurtenislogboek
❏ Selectief inschakelen van alle protocollen, waaronder Telnet
❏ Out-of-band beheer met behulp van de RS-232 console van
de Integrated Administrator
❏ Secure Sockets Layer (SSL, webinterface)
❏ Door klant te installeren SSL-certificaten
■ Verhoogde beschikbaarheid
❏ De Integrated Administrator is een zelfstandig, geïntegreerd
systeem met eigen processor, geheugen, netwerkadapter en
flash-ROM.
❏ De behuizing is intelligent en fouttolerant en blijft ook
functioneren wanneer de Integrated Administrator uitvalt.
❏ De Integrated Administrator ondersteunt gewaarmerkte
online firmware-updates, zodat alleen gecertificeerde
softwareversies worden geïnstalleerd.
■ Integratie met HP Systems Insight Manager
❏ HP Systems Insight Manager identificeert de Integrated
Administrator als een “blade-beheerprocessor”.
❏ De status van de Integrated Administrator is gekoppeld aan
de status van de blade-pc. Indien de status van de Integrated
Administrator verslechterd is, worden alle door de betreffende
Integrated Administrator beheerde blade-pc’s aangeduid als
verslechterd.
❏ HP Systems Insight Manager kan de SNMP-traps van
de Integrated Administrator onderscheppen.
❏ Met HP Systems Insight Manager kan de gebruiker de
webinterface van de Integrated Administrator starten.
5–18www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Softwaredistributie en beheer
De webinterface van de Integrated Administrator ondersteunt via
een webbrowser een complete verzameling beheerfuncties voor de
blade-pc’s en de behuizing, met onder andere:
■ Behuizing-beheer
❏ Controle van ventilatoren, voedingseenheden en temperatuur
❏ Zorgvuldig stapsgewijs afsluiten van behuizing en blade-pc’s
❏ Beheer van behuizingsidentificatie (UID)
❏ Interface naar beheer- en hulpprogramma’s voor de optionele
interconnect-switch
Raadpleeg de HP ProLiant BL e-Class C-GbE Interconnect-switch User Guide voor meer informatie over de
beheer- en hulpprogramma’s voor de optionele
interconnect-switch.
■ Blade-pc-beheer
❏ Virtuele aan/uit-knop en knop voor UID (Unit Identification)
❏ Seriële remote console
❏ Algemene status
■ Gebruikersbeheer
❏ Beheerders, groepen en gebruikers toevoegen, bewerken
en verwijderen
❏ Blade-pc’s toewijzen aan groepen
❏ Gebruikerstoegang tot groepen op twee niveaus
Voor meer informatie, onder andere over het uitvoeren van een
ROM-flash op het ROM van de Integrated Administrator, raadpleegt
u de HP ProLiant BL e-Class Integrated Administrator User Guide
op de documentatie-cd bij de behuizing.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–19
Softwaredistributie en beheer
Berichten van gebeurtenissen op blade-pc’s
De gebeurtenissenlijst bevat informatie over de betrokken onderdelen
en de foutberichten.
De onderstaande tabel toont de gebeurtenistypen (de betrokken
onderdelen) en de bijbehorende gebeurtenisberichten.
Berichten van gebeurtenissen op blade-pc’s
GebeurtenistypeGebeurtenisbericht
Blade-pc-omgeving
Oververhitting*System Overheating (Zone X) (Systeem oververhit, zone X)
Besturingssysteem
Besturingssysteem automatisch
afgesloten
Behuizing-omgeving
OververhittingThe Integrated Administrator has issued an alert that its health state
VentilatorstoringThe Integrated Administrator has issued an alert that its health state
*Raadpleeg Bijlage F, “Specificaties”. voor specifieke informatie over de bedrijfstemperatuur.
✎
**Raadpleeg het logboek van de Integrated Administrator voor gedetailleerde berichten.
Automatic Operating System Shutdown Initiated Due to Fan Failure
(Besturingssysteem wordt automatisch afgesloten wegens ventilatorstoring)
Automatic Operating System Shutdown Initiated Due to Overheat
Condition (Besturingssysteem wordt automatisch afgesloten wegens
oververhitting)
has changed (Waarschuwing over veranderde status van de Integrated
Administrator)**
has changed (Waarschuwing over veranderde status van de Integrated
Administrator)**
5–20www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
HP Systems Insight Manager
BELANGRIJK: U kunt HP Systems Insight Manager installeren vanaf de
cd Management die bij de behuizing is meegeleverd, of downloaden
vanaf de HP website.
HP Systems Insight Manager biedt geavanceerde functies voor centraal
beheer vanaf één console van systeemfouten, inventarissen en configuraties
van HP-serverplatforms (ook met honderden blade-pc’s). U kunt
HP Systems Insight Manager gebruiken om informatie weer te geven over
alle blade-pc’s en de Integrated Administrator van de blade-behuizingen.
De weergegeven systeemparameters beschrijven de status van alle
essentiële onderdelen van de blade-pc’s en de behuizing. Doordat u de
gebeurtenissen met betrekking tot deze onderdelen kunt weergeven, bent
u in staat onmiddellijk maatregelen te treffen zodra dit noodzakelijk is.
Volg de instructies in het volgende gedeelte om de gebeurtenissenlijst
weer te geven en af te drukken vanuit HP Systems Insight Manager.
Nadat het desbetreffende onderdeel is gerepareerd, kunt u de bijbehorende
kritieke gebeurtenis of waarschuwing als gerepareerd markeren.
Softwaredistributie en beheer
Gebeurtenissenlijst weergeven
U geeft de gebeurtenissenlijst als volgt weer:
1. Voer de onderstaande stappen uit vanuit het venster System Lists
(Systeemlijsten) van HP Systems Insight Manager:
a. Vouw de System List (Systeemlijst) uit.
b. Vouw Systems by Type (Systemen per type) uit.
c. Selecteer All Systems (Alle systemen), All Enclosures
(Alle behuizingen) of All Clients (Alle clients) om de lijst
met blade-pc’s of behuizingen weer te geven.
2. Klik in de weergegeven lijst op de gewenste behuizing of client.
3. Klik vanuit de pagina die nu wordt weergegeven op het tabblad
Events (Gebeurtenissen).
4. Klik op een gebeurtenis om de bijbehorende gegevens weer
te geven.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–21
Softwaredistributie en beheer
Gebeurtenissenlijst afdrukken
Als u de gebeurtenissenlijst wilt afdrukken, klikt u op de knop
Print (Afdrukken) rechts onder op de gebeurtenispagina.
U drukt de gegevens van een specifieke gebeurtenis als volgt af:
1. Klik op de gebeurtenis.
2. Ga naar beneden op de pagina en klik op View Printable Details
(Afdrukbare gegevens weergeven).
3. Wanneer de nieuwe pagina wordt weergegeven, kiest u in de
webbrowser de opdracht File, Print (Bestand, Afdrukken).
Beheerprogramma’s voor de ProLiant BL e-Class
C-GbE interconnect-switch
De interconnect-switch biedt een scala aan out-of-band en in-band
functies voor configuratie en beheer. De interconnect-switch is
voorzien van een standaardconfiguratie voor onmiddellijk gebruik.
Configuratie en beheer is mogelijk via elk van de vier RJ-45 Gigabit
Ethernet uplink-connectoren op de interconnect-switch, alsmede via
de connectoren op de beheerconsole en de seriële console van de
Integrated Administrator. De volgende interfaces worden ondersteund:
■ HTTP via webbrowser
❏ Uitgebreide beheerinterface
❏ Ondersteuning voor alle veel gebruikte webbrowsers
❏ Grafische weergave van de interconnect-switch
❏ Toegankelijk via elk van de RJ-45 Gigabit Ethernet
uplink-connectoren en de beheerconnector van de
Integrated Administrator
■ Menugestuurde console met lokale toegang en toegang via Telnet
❏ Uitgebreide beheerinterface
❏ Lokale toegang via de consoleconnector van de Integrated
Administrator of toegang op afstand via Telnet
5–22www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Softwaredistributie en beheer
■ Ondersteuning van SNMP-agent voor beheer, configuratie en
controle van de interconnect-switch met behulp van een algemene
SNMP-manager met MIB-compiler
❏ Ondersteuning voor SNMP V1 (RFC 1157) en RMON V1
❏ Ondersteuning voor scripting via een SNMP-hulpprogramma
❏ Toegankelijk via elk van de RJ-45 Gigabit Ethernet
uplink-connectoren en de beheerconnector van de
Integrated Administrator
De interconnect-switch biedt ook aanvullende voorzieningen voor
configuratie en beheer, waaronder:
■ Configuratie en herstel van de interconnect-switch via een
TFTP-server
❏ Downloaden en uploaden van een kopie van de
interconnect-switch-configuratie van en naar een
TFTP-server
❏ Snelle distributie naar meerdere interconnect-switches met
een soortgelijke configuratie
❏ Mogelijkheden voor backup en herstel
■ Ondersteuning voor connectorspiegeling ten behoeve van
netwerkdiagnostiek
Controle van het netwerkverkeer op een
interconnect-switch-connector door een kopie van de gegevens te
spiegelen naar een andere (spiegel-) connector
■ Lampjes voor verbindingssnelheid en activiteit op alle Gigabit
Ethernet uplink-connectoren
■ Gebruikersnamen en wachtwoorden op meerdere niveaus voor
alle beheerinterfaces
❏ Mogelijkheid tot herstel na verlies van beheerderswachtwoord
❏ Instelbare time-outperiode voor console- en Telnet-sessies
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.com5–23
Internationale kennisgevingen
Voorgeschreven identificatienummers
Ten behoeve van voorgeschreven certificatie en identificatie heeft het
product een uniek productnummer. Het productnummer staat vermeld
op het productlabel, samen met de vereiste keurmerken en verdere
informatie. Vermeld altijd dit nummer wanneer u voor dit product
informatie over keurmerken opvraagt. Het productnummer is niet
hetzelfde als de merknaam of het modelnummer van het product.
Kennisgeving van de Europese Unie
Producten met CE-keurmerk voldoen aan zowel de EMC-richtlijn
(89/336/EEC) als de Laagspanningsrichtlijn (73/23/EEC) van de
Commissie van de Europese Gemeenschap.
Hiermee wordt voldaan aan de volgende Europese normen (tussen
haakjes staan de overeenkomstige internationale normen en regels):
■ EN61000-3-2 (IEC61000-3-2): Resonantie in elektrische leidingen
■ EN61000-3-3 (IEC61000-3-3): Fluctuaties in de ingangsstroom
■ EN60950 (IEC950): Productveiligheid
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comA–1
Internationale kennisgevingen
Laserapparatuur
Alle systemen die zijn uitgerust met laserproducten voldoen aan
de van toepassing zijnde veiligheidsnormen, waaronder IEC 825
(International Electrotechnical Commission). De apparatuur, en met
name de laser, voldoet aan de standaard die de overheden hebben
gedefinieerd voor de prestaties van laserproducten uit klasse 1.
De apparatuur straalt geen gevaarlijk licht uit, aangezien de
straal volledig is ingesloten tijdens alle bewerkingen en
onderhoudswerkzaamheden die de klant uitvoert.
Veiligheidswaarschuwingen voor de laser
WAARSCHUWING: U beperkt als volgt het risico van blootstelling aan
Å
gevaarlijke straling:
• Probeer nooit de behuizing van de laserapparatuur te openen. U mag zelf
geen onderdelen repareren.
• Gebruik voor de laserapparatuur geen andere knoppen of instellingen en
voer geen andere aanpassingen of procedures uit dan die welke in deze
handleiding worden beschreven.
• Laat alleen geautoriseerde onderhoudsmonteurs reparaties aan
de laserapparatuur verrichten.
Internationale regels
Alle systemen die zijn uitgerust met laserapparatuur voldoen aan
de van toepassing zijnde veiligheidsnormen, waaronder IEC 825.
A–2www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Label op laserproducten
Het onderstaande (of een hiermee vergelijkbaar) label is bevestigd
aan de buitenkant van het door HP geleverde laserapparaat.
Laserspecificaties
EigenschapBeschrijving
LasertypeHalfgeleider GaAIAs
Golflengte780 nm +/–35 nm
Divergentiehoek53,5 graden +/–0,5 graden
Internationale kennisgevingen
Dit label geeft aan dat het
product is geclassificeerd als
een LASERPRODUCT UIT
KLASSE 1. U vindt dit label
op een laserapparaat dat is
geïnstalleerd in uw product.
–2
UitgangsvermogenMinder dan 0,2 mW of 10.869 W m
PolarisatieCirculair 0,25
Numerieke opening0,45 inch +/–0,04 inch
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comA–3
sr
–1
Internationale kennisgevingen
Kennisgeving over accu’s en batterijen
Uw computer is voorzien van een interne lithiummangaandioxide,
vanadiumpentoxide of alkaline batterij of accu. Als de batterij verkeerd
wordt vervangen of behandeld, kan deze ontploffen en loopt u het risico
gewond te raken. Alleen een geautoriseerde HP Business Partner mag
de batterij vervangen. Hierbij moet de speciaal hiervoor bedoelde
vervangende batterij worden gebruikt. Voor meer informatie over het
vervangen en afvoeren van oude batterijen neemt u contact op met
een geautoriseerde HP Business Partner.
WAARSCHUWING: Uw computer bevat een interne
Å
lithiummangaandioxide, vanadiumpentoxide of alkaline batterij of accu. Als
u niet op de juiste manier omgaat met de batterij of accu, kan er brand
ontstaan en kunt u brandwonden oplopen. Voorkom lichamelijk letsel als
volgt:
• Probeer nooit de batterij op te laden.
• Stel de batterij niet bloot aan temperaturen boven 60 °C.
• Probeer nooit de batterij uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren.
Zorg dat u geen kortsluiting veroorzaakt tussen de externe contactpunten
en laat de batterij niet in aanraking komen met water of vuur.
• Laat de batterij alleen vervangen door een batterij die voor dit product
wordt aanbevolen.
Batterijen, accu’s en accumulators mogen niet
bij het normale huishoudelijke afval worden
gedeponeerd. U kunt gebruik maken van het
openbare inzamelingssysteem voor klein chemisch
afval of de batterijen of accu’s terugsturen naar
HP of een geautoriseerde Business Partner.
A–4www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
✎
POST-foutberichten
Code/bericht
C
POST-foutberichten
Gebruik de POST-foutberichten als leidraad bij het oplossen van
problemen en het stellen van een probleemdiagnose. De onderstaande
tabel toont de numerieke codes en tekstberichten die specifiek van
toepassing zijn op blade-pc’s.
Probeer de voorgestelde oplossingen uit te voeren in de volgorde
waarin ze genoemd worden.
StatuslampjeMogelijke oorzaakAanbevolen actie
101-Option ROM
Checksum Error
(Checksumfout
optie-ROM)
102/103-System
Board Failure
(Systeemkaartfout)
162-System Options
Not Set (Systeemopties
niet ingesteld)
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comC–1
RoodSysteemkaart van
blade-pc is uitgevallen.
RoodSysteemkaart van
blade-pc is uitgevallen.
OranjeCMOS is gewist of
batterij van blade-pc
is defect.
1. Wis het CMOS.
2. Voer een ROM-flash uit.
3. Vervang de systeemkaart.
1. Wis het CMOS.
2. Vervang de systeemkaart.
1. Stel systeemdatum
en -tijd opnieuw in
via Computer Setup
(Computerinstellingen).
2. Vervang de batterij van
de real-timeklok in de
blade-pc.
OranjeVaste schijf is defect.1. Voer IDE Self-Test uit
RoodFout in circuits van
vaste schijf.
OranjeVaste schijf is defect.1. Voer IDE Self-Test uit
OranjeInterne temperatuur hoger
dan toegestaan volgens
specificatie.
1. Voer Drive Protection
System uit (indien van
toepassing).
2. Pas een firmwarepatch toe
(www.hp.com/support).
3. Maak een backup van
de gegevens en vervang
de vaste schijf.
vanuit Computer Setup
(Computerinstellingen).
2. Vervang de vaste schijf.
1. Voer IDE Self-Test uit
vanuit Computer Setup
(Computerinstellingen).
2. Vervang de vaste schijf.
3. Vervang de systeemkaart.
vanuit Computer Setup
(Computerinstellingen).
2. Vervang de vaste schijf.
3. Vervang de systeemkaart.
1. Controleer of de
systeemventilatoren goed
functioneren en zorg voor
voldoende luchtcirculatie
in de behuizing.
2. Controleer het koelelement
van de processor.
3. Vervang de systeemkaart.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comC–3
POST-foutberichten
POST-foutberichten (Vervolg)
Status-
Code/bericht
lampjeMogelijke oorzaakAanbevolen actie
1998-Master Boot
Record Backup has
been lost (MBR-backup
is verloren gegaan)
Druk op een
willekeurige toets om
het hulpprogramma
Computer Setup
(Computerinstellingen)
te starten en de
MBR-backup bij
te werken.
Invalid Electronic
Serial Number
(Ongeldig elektronisch
serienummer)
OranjeDe eerder opgeslagen
kopie van de primaire
opstartrecord (MBR) is
beschadigd.
OranjeHet elektronische
serienummer is
verloren gegaan.
Voer Computer Setup
(Computerinstellingen) uit om
de MBR-backup bij te werken.
1. Start Computer Setup
(Computerinstellingen).
Indien er gegevens aanwezig zijn of de gegevens
niet gewijzigd kunnen
worden, downloadt
u het hulpprogramma
SP5572.EXE
(SNZERO.EXE)
vanaf www.hp.com.
2. Start Computer Setup
(Computerinstellingen)
en voer het serienummer
in bij Security, System ID
(Beveiliging, Systeem-ID).
Sla de wijzigingen
vervolgens op.
C–4www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Elektrostatische ontlading
Besteed aandacht aan de geldende waarschuwingen wanneer u het
systeem installeert of onderdelen hanteert, om schade aan de apparatuur
te voorkomen. Een ontlading van statische elektriciteit via vingers of
andere geleiders kan de systeemkaarten of andere gevoelige apparatuur
beschadigen. Dit soort schade kan de levensduur van het apparaat
bekorten.
Elektrostatische ontlading voorkomen
Houd u aan de volgende richtlijnen om schade door ontlading van
statische elektriciteit te voorkomen:
■ Zorg ervoor dat u de componenten zo min mogelijk met de hand
aanraakt, door ze in antistatische dozen te vervoeren en te bewaren.
■ Onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit, moeten
in de bijbehorende verpakking bewaard worden totdat ze zich op
een plek bevinden die vrij is van statische elektriciteit.
B
■ Leg de onderdelen op een geaard oppervlak wanneer u ze uit
de verpakking haalt.
■ Voorkom dat u pinnen, voedingsdraden of circuits aanraakt.
■ Zorg ervoor dat u altijd goed geaard bent wanneer u een onderdeel
hanteert dat gevoelig is voor elektrostatische ontlading.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comB–1
Elektrostatische ontlading
Aardingsmethoden
U kunt op verschillende manieren voor een juiste aarding zorgen.
Gebruik een of meer van de volgende aardingsmethoden wanneer u
onderdelen hanteert of installeert die gevoelig zijn voor elektrostatische
elektriciteit:
■ Gebruik een polsbandje dat via een aardedraad is verbonden
met een geaard werkstation of de behuizing van de computer.
Polsbandjes zijn flexibele bandjes met een minimumweerstand
van 1 MOhm ±10% in de aardedraden. Draag voor een goede
aarding het bandje dicht op de huid.
■ Gebruik hiel-, schoen- of teenbandjes bij rechtopstaande
werkstations. Draag de bandjes om beide voeten wanneer
u op geleidende vloeren of dissipatieve vloermatten staat.
■ Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
■ Gebruik een draagbare gereedschapskist met een opvouwbare,
statisch dissipatieve werkmat.
B–2www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Problemen oplossen
Deze appendix bevat specifieke informatie voor het oplossen van
problemen met de HP CCI-oplossing. U vindt in deze appendix
informatie over fouten tijdens het opstarten en gebruiken van de
behuizing en de blade-pc’s.
Voor informatie over lampjes en knoppen die specifiek zijn voor
de blade-pc’s en de behuizing, raadpleegt u Bijlage E, “Lampjes en
knoppen”.
WAARSCHUWING: Er bestaat een risico van persoonlijk letsel of schade
Å
aan de apparatuur als gevolg van gevaarlijke energieniveaus. De toegangsdeur
biedt toegang tot onderdelen met een hoog energieniveau. Deze deur dient
tijdens normaal gebruik of probleemoplossing afgesloten te zijn, of het systeem
moet worden geïnstalleerd op een locatie waartoe alleen gekwalificeerd
personeel toegang heeft.
Deze appendix bevat de volgende onderdelen:
■ De behuizing kan niet worden opgestart
Hier vindt u eerste procedures voor probleemoplossing
en verwijzingen naar andere bronnen van hulp bij de meest
voorkomende problemen tijdens het opstarten van de behuizing.
D
■ Diagnose van problemen met de behuizing
Als de behuizing nog steeds niet kan worden opgestart nadat
u de eerste procedures voor probleemoplossing heeft uitgevoerd,
gebruikt u de tabellen in dit gedeelte voor informatie over
mogelijke oorzaken van het probleem met de bijbehorende
oplossingen.
■ De blade-pc kan niet worden opgestart
Hier vindt u eerste procedures voor probleemoplossing en
verwijzingen naar andere bronnen van hulp bij de meest voorkomende
problemen tijdens de POST. De blade-pc voert de POST-zelftest
tijdens het opstarten automatisch uit voordat het besturingssysteem
wordt geladen en de toepassingen worden gestart.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comD–1
Problemen oplossen
■ Diagnose van problemen met blade-pc’s
Als de blade-pc nog steeds niet kan worden opgestart nadat u de
eerste procedures voor probleemoplossing heeft uitgevoerd, gebruikt
u de tabellen in dit gedeelte voor informatie over mogelijke oorzaken
van het probleem met de bijbehorende oplossingen.
■ Problemen na de POST
Ook nadat de blade-pc de POST heeft doorlopen, kunnen er
nog problemen optreden, bijvoorbeeld wanneer het niet mogelijk
is het besturingssysteem te laden. Hier vindt u procedures voor
probleemoplossing en verwijzingen naar andere bronnen van hulp
wanneer er problemen optreden nadat de POST is uitgevoerd op
de blade-pc.
Behuizing kan niet worden opgestart
Dit gedeelte bevat systematische instructies voor mogelijke oplossingen
en verwijzingen naar andere hulpbronnen bij de meest voorkomende
problemen tijdens het opstarten van de ProLiant BL e-Class behuizing.
Als het probleem specifiek te maken heeft met de blade-pc’s, raadpleegt
u het gedeelte “Blade-pc kan niet worden opgestart” in deze appendix.
Als de behuizing niet kan worden opgestart:
1. Controleer of de behuizing de normale opstartprocedure uitvoert:
a. Het statuslampje voor de behuizing op het voorpaneel en de
statuslampjes voor de ventilator en de Integrated Administrator
alsmede het aan/uit-lampje op het achterpaneel branden in de
kleur groen.
b. De ventilatoren van de voedingseenheden en de hoofdventilatoren
beginnen te draaien.
2. Controleer of de behuizing is aangesloten op een werkend
stopcontact.
3. Ga na of de stroomtoevoer in orde is door aan de achterkant
van de behuizing te controleren of de aan/uit-lampjes van alle
voedingseenheden branden.
Meer informatie over stroombronnen voor ProLiant-behuizingen
vindt u in het gedeelte over voeding in de handleiding Servers – Problemen oplossen op de documentatie-cd bij de behuizing.
Voor informatie over de locatie en functie van alle statuslampjes
op de behuizing raadpleegt u Bijlage E, “Lampjes en knoppen”.
D–2www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Problemen oplossen
4. Ga na of de voedingseenheden goed functioneren door aan
de achterkant van de behuizing de storingslampjes van de
voedingseenheden te controleren.
5. Ga na of de stroomvoorziening naar de behuizing in orde is door
aan de achterkant van de behuizing het aan/uit-lampje voor de
behuizing te controleren.
6. Ga na of de ventilatoren goed werken door aan de achterkant van
de behuizing het statuslampje voor de ventilatoren te controleren.
7. Controleer de stroomtoevoer naar de behuizing door na te gaan
of het statuslampje van de behuizing op het voorpaneel van de
behuizing brandt.
8. Als de Integrated Administrator steeds opnieuw wordt opgestart,
controleer dan of dit niet samenhangt met een probleem dat opnieuw
opstarten via Enclosure Self Recovery (ESR) afdwingt.
Raadpleeg de volgende gedeelten in de HP ProLiant BL e-Class Integrated Administrator User Guide op de documentatie-cd die
bij de behuizing wordt meegeleverd:
❏ “Enclosure Self Recovery”
❏ Het gedeelte over kortsluiting in het systeem voor andere
problemen met voortdurend opnieuw opstarten
9. Start de behuizing opnieuw op door te drukken op de aan/uit-knop
van de behuizing, die zich bevindt op de ventilatorhouder aan de
achterkant van de behuizing.
VOORZICHTIG: Wanneer u de aan/uit-knop van de behuizing indrukt
Ä
terwijl de behuizing ingeschakeld is, worden de behuizing en alle blade-pc’s
uitgeschakeld.
BELANGRIJK: Als de behuizing niet opnieuw wordt opgestart, raadpleegt
u “Tabel D-1: Diagnose van problemen met de behuizing” in deze
appendix.
10. Controleer of alle connectoren en onderdelen goed vast zitten.
Raadpleeg het gedeelte over loszittende connectoren in de
handleiding Servers – Problemen oplossen op de documentatie-cd
bij de behuizing.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comD–3
Problemen oplossen
Diagnose van problemen met de behuizing
Als de behuizing niet correct functioneert, gebruikt u tabel D-1 om te
bepalen welke maatregelen bij de gegeven symptomen moeten worden
genomen. Begin bij vraag 1 en werk de tabel in de opgegeven volgorde
door om de mogelijke oorzaken te bepalen en oplossingen te vinden.
Aan de hand van de antwoorden op de vragen in tabel D-1 wordt u
doorverwezen naar de juiste tabel in het volgende gedeelte van deze
appendix. De desbetreffende tabel geeft informatie over mogelijke
oorzaken voor het probleem, beschikbare hulpmiddelen voor de
diagnose en mogelijke oplossingen.
Tabel D-1: Diagnose van problemen met de behuizing
VraagAntwoord
Vraag 1: Brandt het aan/uit-lampje op beide
voedingseenheden ononderbroken in de kleur
groen?
Vraag 2: Is het storingslampje op beide
voedingseenheden uit?
Vraag 3: Brandt het aan/uit-lampje van de behuizing
op het achterpaneel in de kleur groen?
Vraag 4: Brandt het statuslampje voor de behuizing
op het voorpaneel van de behuizing?
Vraag 5: Geeft de lokale beheerconsole informatie
weer wanneer deze is aangesloten op de behuizing?
Vraag 6: Brandt het statuslampje van de
Integrated Administrator in de kleur groen?
Vraag 7: Brandt het statuslampje van de ventilator
in de kleur groen?
Zo ja, ga verder met vraag 2 in deze tabel.
Zo nee, raadpleeg tabel D-2.
Zo ja, ga verder met vraag 3 in deze tabel.
Zo nee, raadpleeg tabel D-3.
Zo ja, ga verder met vraag 4 in deze tabel.
Zo nee, raadpleeg tabel D-4.
Zo ja, ga verder met vraag 5 in deze tabel.
Zo nee, raadpleeg tabel D-5.
Zo ja, gebruik de weergegeven informatie voor
verdere diagnose.
Zo nee, raadpleeg tabel D-6 of ga verder met
vraag 6.
Zo ja, ga verder met vraag 7 in deze tabel.
Zo nee, raadpleeg tabel D-7.
Zo ja, en indien u nog steeds geen toegang kunt
krijgen tot de lokale console: neem contact op met
HP of een geautoriseerde HP Business Partner voor
vervangende onderdelen en reparatie.
Zo nee, raadpleeg tabel D-8.
VOORZICHTIG: Wanneer u de aan/uit-knop van de behuizing indrukt
Ä
terwijl de behuizing ingeschakeld is, worden de behuizing en alle
blade-pc’s uitgeschakeld.
D–4www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Problemen oplossen
Tabel D-2: Brandt het aan/uit-lampje op beide voedingseenheden
ononderbroken in de kleur groen?
AntwoordMogelijke oorzakenMogelijke oplossingen
Nee, beide lampjes
zijn uit.
Nee, het ene lampje
brandt in de kleur groen
en het andere is uit.
Nee, beide lampjes
knipperen in de kleur
groen.
De voedingseenheid is niet
aangesloten op de netvoeding
of het stopcontact werkt niet.
Een van de voedingseenheden is
niet aangesloten op de netvoeding
of het stopcontact werkt niet.
Beide voedingseenheden zijn
in de standbystand.
Zorg ervoor dat alle netsnoeren op de
voedingseenheden zijn aangesloten.
Zorg ervoor dat alle netsnoeren zijn
aangesloten op werkende, geaarde
stopcontacten.
Zorg ervoor dat het netsnoer is
aangesloten op de voedingseenheid.
De stroomvoorziening is nog voldoende,
maar er is geen redundantie meer.
Keer terug naar tabel D-1.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten op een werkend, geaard
stopcontact. De stroomvoorziening
is nog voldoende, maar er is geen
redundantie meer. Keer terug naar
tabel D-1.
Druk op de aan/uit-knop van
de behuizing op de houder van
de redundante ventilator aan de
achterkant van de behuizing.
VOORZICHTIG: Wanneer u de aan/
uit-knop van de behuizing indrukt
terwijl de behuizing ingeschakeld
is, worden de behuizing en alle
blade-pc’s uitgeschakeld.
Controleer of de connectorpinnen
van de voedingseenheden niet
beschadigd of verbogen zijn.
Controleer of de voedingseenheden
correct zijn geïnstalleerd.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comD–5
Problemen oplossen
Tabel D-2: Brandt het aan/uit-lampje op beide voedingseenheden
ononderbroken in de kleur groen? (Vervolg)
AntwoordMogelijke oorzakenMogelijke oplossingen
Nee, het ene lampje
brandt ononderbroken
in de kleur groen en het
andere knippert in de
kleur groen.
JaIndien beide aan/uit-lampjes ononderbroken branden in de kleur groen,
Een van de voedingseenheden
is in de standbystand.
keert u terug naar tabel D-1.
Controleer of de connectorpinnen van
de voedingseenheden niet beschadigd
of verbogen zijn. De stroomvoorziening
is nog voldoende, maar er is geen
redundantie meer. Keer terug naar
tabel D-1.
Controleer of de voedingseenheden
correct zijn geïnstalleerd. De
stroomvoorziening is nog voldoende,
maar er is geen redundantie meer.
Keer terug naar tabel D-1.
D–6www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Problemen oplossen
Tabel D-3: Is het storingslampje op beide
voedingseenheden uit?
AntwoordMogelijke oorzakenMogelijke oplossingen
Nee, ten minste een van
de lampjes brandt in de
kleur oranje.
Nee, ten minste een van
de lampjes knippert in
de kleur oranje.
De voedingseenheid is niet
aangesloten op de netvoeding
of het stopcontact werkt niet.
De spanning is te hoog.Controleer de spanningsbron om na
De temperatuur is te hoog.Controleer of de ventilatoren van
Ten minste één ventilator van een
voedingseenheid is uitgevallen.
De voedingseenheid is
uitgeschakeld vanwege een
te hoog stroomniveau.
Zorg ervoor dat alle netsnoeren op de
voedingseenheden zijn aangesloten.
Zorg ervoor dat alle netsnoeren zijn
aangesloten op werkende, geaarde
stopcontacten.
te gaan of het juiste voltage wordt
geleverd.
Controleer of de connectorpinnen van
de voedingseenheden niet beschadigd
of verbogen zijn.
Controleer of de voedingseenheden
correct zijn geïnstalleerd.
de voedingseenheden ongehinderd
kunnen draaien.
Neem contact op met HP of een
geautoriseerde HP Business Partner
voor vervangende onderdelen en
reparatie.
Controleer de connectoren van de
voedingseenheden en de centrale
stroomvoorziening op beschadigingen.
Controleer alle overige statuslampjes
om te achterhalen welk onderdeel het
te hoge stroomniveau veroorzaakt.
Neem contact op met HP of een
geautoriseerde HP Business Partner
voor vervangende onderdelen en
reparatie.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comD–7
Problemen oplossen
Tabel D-3: Is het storingslampje op beide
voedingseenheden uit? (Vervolg)
AntwoordMogelijke oorzakenMogelijke oplossingen
Nee, het ene lampje
brandt in de kleur oranje
en het andere is uit.
Nee, het ene lampje
knippert in de kleur oranje
en het andere is uit.
JaIndien de storingslampjes op beide voedingseenheden uit zijn,
In een van de voedingseenheden
is een te hoge spanning
opgetreden.
In een van de voedingseenheden
is een te hoge temperatuur
opgetreden.
Ten minste één ventilator van een
voedingseenheid is uitgevallen.
Een van de voedingseenheden
is uitgeschakeld vanwege een
te hoog stroomniveau.
keert u terug naar tabel D-1.
Controleer de spanningsbron om na
te gaan of het juiste voltage wordt
geleverd.
Controleer of de pinnen van de
voedingseenheid niet beschadigd
of verbogen zijn.
Controleer of de voedingseenheid
correct is geïnstalleerd.
Controleer of de ventilator
ongehinderd kan draaien.
De koeling is niet langer toereikend.
Neem contact op met HP of een
geautoriseerde HP Business Partner
voor vervangende onderdelen en
reparatie.
Controleer de connectoren van de
voedingseenheden en de centrale
stroomvoorziening op beschadigingen.
Controleer de overige statuslampjes
om te achterhalen of een ander
onderdeel het te hoge stroomniveau
veroorzaakt.
Neem contact op met HP of een
geautoriseerde HP Business Partner
voor vervangende onderdelen en
reparatie.
VOORZICHTIG: Wanneer u de aan/uit-knop van de behuizing indrukt
Ä
terwijl de behuizing ingeschakeld is, worden de behuizing en alle
blade-pc’s uitgeschakeld.
D–8www.hp.comSetup- en installatiehandleiding
Problemen oplossen
Tabel D-4: Brandt het aan/uit-lampje van de behuizing
op het achterpaneel in de kleur groen?
AntwoordMogelijke oorzakenMogelijke oplossingen
Nee, het lampje is uit.De kabel tussen de backplane
van de ventilator en de backplane
van de voedingseenheid is niet
goed aangesloten.
De interconnectlade is niet goed
geïnstalleerd.
De Integrated Administrator-module
is niet goed geïnstalleerd.
De ventilator-backplane is defect.
De connector op de backplane
van de voedingseenheid is
beschadigd.
De backplane van de
voedingseenheid is defect.
Nee, het lampje brandt
in de kleur oranje.
Ja, het lampje brandt
in de kleur groen.
De behuizing is in de
standbystand.
Indien het aan/uit-lampje van de behuizing brandt in de kleur groen,
keert u terug naar tabel D-1.
Controleer of de connectoren van de
ventilatorkabel goed geïnstalleerd en
niet beschadigd zijn.
Verwijder de interconnectlade en
plaats deze vervolgens weer terug.
Neem contact op met HP of een
geautoriseerde HP Business Partner
voor vervangende onderdelen en
reparatie.
Druk op de aan/uit-knop van de
behuizing op de ventilatorhouder aan
de achterkant van de behuizing.
VOORZICHTIG: Wanneer u de aan/
uit-knop van de behuizing indrukt
terwijl de behuizing ingeschakeld
is, worden de behuizing en alle
blade-pc’s uitgeschakeld.
Setup- en installatiehandleidingwww.hp.comD–9
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.