Deze handleiding dient als een permanent onderdeel van het
voertuig te worden beschouwd en moet bij doorverkoop van het
voertuig aan de nieuwe eigenaar worden verstrekt.
Deze publicatie bevat de meest recente productinformatie die
beschikbaar was voor het ter perse gaan. Honda Motor Co., Ltd.
behoudt zich het recht voor om te allen tijde wijzigingen aan te
brengen zonder voorafgaande kennisgeving en zonder het aangaan
van enige verplichting.
Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming
worden gereproduceerd.
Het kan zijn dat het afgebeelde voertuig in dit instructieboekje
verschilt van uw voertuig.
Van harte gefeliciteerd met de aanschaf van
uw nieuwe Honda-voertuig. Door te kiezen
voor een Honda maakt u deel uit van een
wereldwijde familie van tevreden klanten die
Honda's reputatie voor het leveren van
hoogwaardige producten waarderen.
Met het oog op uw veiligheid en rijplezier:
Lees dit instructieboekje aandachtig door.
●
Volg alle aanbevelingen op en voer alle
●
procedures uit die in deze handleiding
zijn vermeld.
●
Besteed extra aandacht aan
veiligheidsinformatie in deze handleiding
en op het voertuig.
● De volgende code in deze handleiding
duidt de landen aan.
Landcode
Code
Land
CBF125NA
EDDirecte verkoop Europa,
Macau, Singapore
*De specificaties kunnen van land tot land
verschillen.
Enkele opmerkingen over veiligheid
Uw veiligheid en de veiligheid van anderen zijn
zeer belangrijk. Het veilig rijden op dit voertuig is
een belangrijke verantwoordelijkheid.
Om u te helpen goed geïnformeerde
veiligheidsbeslissingen te nemen, hebben wij
bedieningsprocedures en andere informatie in deze
handleiding en op veiligheidslabels verstrekt. Deze
informatie maakt u attent op potentiële gevaren
waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Het is vanzelfsprekend niet praktisch of niet
mogelijk om u te waarschuwen voor alle gevaren
die kunnen optreden bij het rijden op en
onderhouden van een voertuig. U moet dan ook
uw eigen gezonde verstand gebruiken.
U zult belangrijke veiligheidsinformatie in
verschillende vormen tegenkomen, waaronder:
● Veiligheidslabels op het voertuig
● Veiligheidsinformatie voorafgegaan door
een waarschuwingssymbool en een
van de drie waarschuwingswoorden:
GEVAAR, WAARSCHUWING of LET OP.
Deze signaalwoorden betekenen:
Andere belangrijke informatie vindt u
onder de volgende koppen:
3GEVAAR
U ZULT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
OPLOPEN als u de instructies niet
opvolgt.
3WAARSCHUWING
U KUNT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
OPLOPEN als u de instructies niet
opvolgt.
3LET OP
U KUNT LETSEL OPLOPEN als u de
instructies niet opvolgt.
LET OP
Informatie om beschadiging van uw
voertuig, andere eigendommen of
het milieu te voorkomen.
Inhoudsopgave
Veiligheid van het voertuigBLZ. 2
BedieningshandleidingBLZ. 16
OnderhoudBLZ. 51
Verhelpen van storingenBLZ. 92
InformatieBLZ. 102
SpecificatiesBLZ. 115
Veiligheid van het voertuig
Dit gedeelte bevat belangrijke informatie voor het veilig rijden met uw voertuig.
Lees dit gedeelte aandachtig door.
Volg deze richtlijnen met het oog op uw veiligheid:
● Voer alle routine- en periodieke inspecties uit
die in deze handleiding zijn beschreven.
● Zet de motor uit en houd vonken en vuur uit
de buurt als u tankt.
● Laat de motor niet draaien in afgesloten of
gedeeltelijk afgesloten ruimten. Koolmonoxide
in uitlaatgassen is giftig en kan uw dood
veroorzaken.
Draag altijd een helm
Het is bewezen dat helmen en beschermende
kleding het aantal en de ernst van hoofdletsel en
ander letsel aanzienlijk kunnen verminderen. Draag
dus altijd een goedgekeurde helm en
beschermende kleding. 2 BLZ. 10
Voordat u gaat rijden
Zorg ervoor dat u in goede lichamelijke conditie
bent, geconcentreerd bent en niet onder de
invloed van alcohol of drugs verkeert. Zorg ervoor
dat u en uw duopassagier allebei een
goedgekeurde helm en beschermende kleding
dragen. Draag duopassagiers op om zich aan de
zadelriem of aan uw middel vast te houden, met u
mee te leunen tijdens het schuinleggen van de
motorfiets in bochten en hun voeten altijd op de
voetsteunen te houden, zelfs wanneer het voertuig
stilstaat.
Neem de tijd om te leren en te oefenen
Zelfs als u al op andere voertuigen hebt gereden,
kunt u het beste in een veilige omgeving oefenen
om vertrouwd te raken met de werking en het
stuurgedrag van dit voertuig en om gewend te
raken aan de afmetingen en het gewicht van het
voertuig.
Rijd defensief
Besteed altijd aandacht aan ander verkeer om u
heen en veronderstel niet dat andere bestuurders
u zien. Zorg dat u snel kunt stoppen of een
uitwijkmanoeuvre kunt maken.
Vervolg
Veiligheid van het voertuig
3
Veiligheidsrichtlijnen
Zorg dat u goed zichtbaar bent
Veiligheid van het voertuig
Zorg ervoor dat u beter zichtbaar bent, vooral
's avonds, door heldere reflecterende kleding te
dragen, te rijden op plaatsen waar andere
bestuurders u kunnen zien, uw richting aan te
geven voordat u afslaat of van rijstrook verandert
en uw claxon te gebruiken indien nodig.
Rijd binnen uw grenzen
Rijd nooit harder dan u aankunt of sneller dan de
verkeersomstandigheden toestaan. Vermoeidheid
en onoplettendheid kunnen afbreuk doen aan uw
beoordelingsvermogen en het veilig rijden.
Rijd niet onder de invloed van alcohol
of drugs
Alcohol of drugs en motorrijden gaan niet samen.
Zelfs één alcoholisch drankje kan uw vermogen om
op wisselende omstandigheden te reageren
verminderen en uw reactiesnelheid wordt minder
na elk aanvullend drankje. Hetzelfde geldt voor het
gebruik van drugs. Rijd niet onder de invloed van
4
alcohol of drugs en laat uw vrienden dit ook niet
doen.
Houd uw Honda in veilige staat
Het is belangrijk voor uw veiligheid en uw rijplezier
dat u het voertuig goed onderhoudt.
Inspecteer uw voertuig voor elke rit en voer al het
aanbevolen onderhoud uit. Houd u aan de
beladingslimieten (2 BLZ. 15), bouw uw voertuig
niet om en installeer geen accessoires die uw
voertuig onveilig maken (2 BLZ. 14).
Betrokken zijn bij ongevallen
Persoonlijke veiligheid is uw eerste prioriteit. Als u
of iemand anders letsel heeft opgelopen, neem
dan de tijd om de ernst van het letsel te
beoordelen en te bepalen of het veilig is om door
te rijden. Schakel indien nodig de hulpdiensten in.
Volg tevens de geldende wet- en regelgeving
indien een andere persoon of een ander voertuig
bij het ongeval is betrokken.
Veiligheidsrichtlijnen
Als u besluit verder te rijden, zet dan eerst de
contactschakelaar in de stand (Off) en
controleer de staat van uw voertuig. Inspecteer op
vloeistoflekkage, controleer of cruciale moeren en
bouten goed vastzitten en controleer het stuur, de
bedieningshendels, remmen en wielen. Rijd
langzaam en voorzichtig.
Het kan zijn dat uw voertuig schade heeft
opgelopen die niet onmiddellijk zichtbaar is. Laat
uw voertuig zo snel mogelijk grondig inspecteren
door een erkend reparatiebedrijf.
Gevaar voor koolmonoxide
Uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide, een
kleurloos, reukloos gas. Het inademen van
koolmonoxide kan bewusteloosheid veroorzaken
en tot uw dood leiden.
Als u de motor in een besloten of zelfs gedeeltelijk
afgesloten ruimte laat draaien, kan de lucht die u
inademt een gevaarlijke hoeveelheid koolmonoxide bevatten.
Laat uw voertuig nooit in een garage of andere
besloten ruimte draaien.
3WAARSCHUWING
Het laten draaien van de motor van uw
voertuig in een afgesloten of zelfs in
een gedeeltelijk afgesloten ruimte, kan
leiden tot een snelle opbouw van het
giftige gas koolmonoxide.
Het inademen van dit kleur- en
geurloze gas kan leiden tot
bewusteloosheid en zelfs tot de dood.
Laat de motor van uw voertuig alleen
draaien in een goed geventileerde
ruimte buiten.
Veiligheid van het voertuig
5
Waarschuwingslabels
Waarschuwingslabels
Veiligheid van het voertuig
Op de volgende pagina's wordt de betekenis
van de labels beschreven. Sommige labels
waarschuwen u voor potentiële gevaren die
ernstig letsel kunnen veroorzaken. Andere
bieden belangrijke veiligheidsinformatie. Lees
deze informatie aandachtig en verwijder de
labels niet.
Als een label eraf valt of moeilijk te lezen is,
neem dan contact op met uw dealer voor een
vervangingslabel.
Elk label is voorzien van een specifiek symbool.
De betekenis van elk symbool en elk label is als
volgt.
6
Lees de instructies in het instructieboekje
aandachtig door.
Lees de instructies in de werkplaatshandleiding
aandachtig door. Laat om veiligheidsredenen
het onderhoud aan uw voertuig alleen
uitvoeren door uw dealer.
GEVAAR (met RODE achtergrond)
U ZULT ERNSTIG of zelfs DODELIJK LETSEL
oplopen als u deze aanwijzingen niet opvolgt.
WAARSCHUWING (met ORANJE
achtergrond)
U KUNT ERNSTIG of zelfs DODELIJK LETSEL
oplopen als u deze aanwijzingen niet opvolgt.
LET OP (met GELE achtergrond)
U KUNT GEWOND RAKEN als u deze
aanwijzingen niet opvolgt.
Waarschuwingslabels
ACCULABEL
GEVAAR
•
Houd vonken en vlammen uit de buurt van de accu.
Accu's produceren gas dat een explosie kan veroorzaken.
• Draag een beschermbril en rubberen handschoenen
bij het hanteren van de accu, anders kunt u
brandwonden oplopen of uw gezichtsvermogen
verliezen door het elektrolyt van de accu.
• Laat kinderen en andere personen geen accu
aanraken tenzij ze op de hoogte zijn van de
voorschriften voor het hanteren van accu's en de
hieraan verbonden gevaren.
•
Wees buitengewoon voorzichtig bij het hanteren van de
accuvloeistof aangezien deze verdund zwavelzuur bevat.
Contact met uw huid of ogen kan brandwonden
veroorzaken of leiden tot verlies van uw gezichtsvermogen.
• Lees deze handleiding aandachtig door en zorg
ervoor dat u de inhoud begrijpt voordat u de accu
hanteert. Het niet opvolgen van de instructies kan
lichamelijk letsel en beschadiging van het voertuig
veroorzaken.
•
Gebruik geen accu met het elektrolyt op of onder het
onderste merkstreepje. De accu kan exploderen en
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Vervolg
Veiligheid van het voertuig
7
Waarschuwingslabels
Veiligheid van het voertuig
8
STICKER RADIATEURDOP
GEVAAR
NOOIT OPENEN BIJ WARME MOTOR.
Hete koelvloeistof veroorzaakt brandwonden.
De overdrukklep opent bij 1,1 kgf/cm2.
WAARSCHUWINGSLABEL ACCESSOIRES EN BELADING
WAARSCHUWING
ACCESSOIRES EN BELADING
• De veiligheid, stabiliteit en het weggedrag van dit voertuig kunnen
nadelig worden beïnvloed door de toevoeging van accessoires en
bagage.
Lees de instructies in de gebruikers- en montagehandleiding
•
aandachtig door voordat u een accessoire monteert.
• Het totale gewicht van accessoires en bagage en het gewicht van de
bestuurder en de passagier mag niet meer zijn dan 180 kg, ofwel de
maximale gewichtscapaciteit.
Het gewicht van de bagage mag niet meer zijn dan 8 kg onder alle
•
omstandigheden.
•
Het monteren van grote kuipdelen op de voorvork of het stuur wordt
niet aanbevolen.
Waarschuwingslabels
STICKER ACHTERSCHOKDEMPER
GEVULD MET GAS
Niet openen. Niet verwarmen.
LABEL BANDENINFORMATIE EN AANDRIJFKETTING
Bandenspanning in koude toestand:
[Alleen bestuurder]
Voor
Achter
200 kPa (2,00 kgf/cm2)
225 kPa (2,25 kgf/cm2)
[Bestuurder en passagier]
Voor
Achter
200 kPa (2,00 kgf/cm2)
225 kPa (2,25 kgf/cm2)
Zorg ervoor dat de aandrijfketting juist is afgesteld en gesmeerd.
Speling 55 - 60 mm
VEILIGHEIDSLABEL
Draag altijd een helm en beschermende kleding met het oog op uw
veiligheid.
BRANDSTOFLABEL
Uitsluitend loodvrije benzine
ETHANOL tot 10 volumeprocent
Veiligheid van het voertuig
9
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheid van het voertuig
● Rijd voorzichtig met uw beide handen aan het
stuur en uw voeten op de voetsteunen.
● Passagiers moeten zich aan de zadelriem of
aan uw middel vasthouden, en hun voeten
moeten zich tijdens het rijden op de
voetsteunen bevinden.
● Denk altijd aan de veiligheid van uw passagier
en andere bestuurders en rijders.
Beschermende uitrusting
Zorg ervoor dat u en uw duopassagier een goedgekeurde
motorfietshelm, beschermbril en duidelijk zichtbare
beschermende kleding dragen. Draag geen loshangende
kleding om het gevaar dat er iets tussen de bewegende
delen van het voertuig komt, te voorkomen. Rijd defensief
en houd altijd rekening met de weers- en
wegomstandigheden.
Helm
#
Moet voldoen aan de veiligheidsnorm, duidelijk zichtbaar
zijn en de juiste afmetingen voor uw hoofd hebben
●
De motorhelm moet comfortabel passen en
veilig met de kinriem zijn vastgemaakt.
10
● Vizier met een onbelemmerd gezichtsveld of
andere goedgekeurde oogbescherming
3WAARSCHUWING
Het niet dragen van een helm verhoogt
het risico op ernstig of dodelijk letsel in
geval van een botsing.
Zorg ervoor dat u en uw duopassagier
altijd een goedgekeurde helm en
beschermende kleding dragen.
Handschoenen
#
Leren handschoenen met volledige vingers en een
hoge slijtweerstand
Motorlaarzen of -schoenen
#
Stevige motorlaarzen met antislipzolen en
enkelbeschermers
Motorjas en -broek
#
Beschermende, duidelijk zichtbare motorjas met
lange mouwen en duurzame broek voor het rijden (of
een beschermend motorpak)
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Voorzorgsmaatregelen
voor het rijden
Inrijperiode
Volg deze richtlijnen tijdens de eerste 500 km om
de toekomstige betrouwbaarheid en prestaties van
uw voertuig te waarborgen.
● Vermijd het vol gas starten en snel accelereren.
● Vermijd sterk afremmen en snel
terugschakelen.
● Rijd behoedzaam.
Remmen
Neem de volgende richtlijnen in acht:
● Vermijd bijzonder sterk afremmen en
terugschakelen.
u Door plotseling remmen kan de stabiliteit
van het voertuig verminderen.
u Ga waar mogelijk langzamer rijden voor
een bocht; anders bestaat het gevaar dat u
uit de bocht vliegt.
● Wees voorzichtig op oppervlakken met een
lage tractie.
u De banden slippen sneller op dit soort
oppervlakken en de remweg is langer.
● Vermijd continu remmen.
u Door herhaaldelijk te remmen, zoals bij
heuvelafwaarts rijden, kunnen de remmen
ernstig oververhit raken waardoor de remwerking vermindert. Verminder snelheid
door afwisselend te remmen op de motor
en de remmen te gebruiken.
Bedien de voor- en achterrem tegelijkertijd
●
voor de meest efficiënte remwerking.
Vervolg
Veiligheid van het voertuig
11
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Antiblokkeersysteem (ABS)
#
Veiligheid van het voertuig
Dit model is uitgerust met een antiblokkeersysteem
(ABS) dat is ontwikkeld om te voorkomen dat de
remmen blokkeren tijdens abrupt remmen.
Het ABS werkt op basis van de informatie die
wordt geleverd door de IMU (inertiemeetunit).
● De remweg is niet korter met het ABS. In
bepaalde gevallen kan het gebruik van het ABS
een langere remweg tot gevolg hebben.
● ABS werkt niet bij snelheden lager dan 10 km/h.
● Het kan zijn dat de remhendel en het
rempedaal lichtjes terugspringen wanneer u de
rem bedient. Dit is normaal.
●
Gebruik altijd de aanbevolen voor-/
achterbanden en tandwielen om de werking
van ABS te waarborgen.
12
Remmen op de motor
#
Remmen op de motor helpt om de snelheid van
uw voertuig te verminderen wanneer u gas
mindert. Schakel terug naar een lagere versnelling
om meer snelheid te verminderen. Rem op de
motor en gebruik met tussenpozen de rem om
snelheid te minderen wanneer u lange, steile
hellingen afrijdt.
Natte of regenachtige omstandigheden
#
Wegoppervlakken zijn glad wanneer ze nat zijn, en
natte remmen zorgen voor een verminderde
remwerking.
Wees bijzonder voorzichtig bij het remmen onder
natte omstandigheden.
Als de remmen nat worden, rem dan tijdens het
rijden op lage snelheid om ze te laten drogen.
Parkeren
● Parkeer op een stevige, horizontale
ondergrond.
● Als u op een helling of onverhard terrein moet
parkeren, parkeer het voertuig dan zodanig dat
dit niet kan wegrollen of omvallen.
● Zorg ervoor dat hete onderdelen niet in
contact kunnen komen met ontvlambare
materialen.
● Raak de motor, geluiddemper, remmen en
andere hete onderdelen niet aan voordat ze
zijn afgekoeld.
●
Zet het stuur altijd op slot en verwijder de
sleutel als u het voertuig onbewaakt achterlaat
om de kans op diefstal te verminderen.
Het gebruik van een antidiefstalvoorziening
wordt ook aanbevolen.
Parkeren op de zijstandaard
#
1.
Zet de motor uit.
2.
Klap de zijstandaard omlaag.
3.
Laat het voertuig langzaam naar links leunen
totdat het volle gewicht op de zijstandaard
steunt.
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
4.
Draai het stuur volledig naar links.
u Het draaien van het stuur naar rechts
reduceert de stabiliteit en kan tot gevolg
hebben dat het voertuig omvalt.
5.
Zet de contactschakelaar in de stand (Lock)
en verwijder de sleutel. 2 BLZ. 44
Richtlijnen voor tanken en brandstof
Volg deze richtlijnen om de motor, het
brandstofsysteem en de katalysator te
beschermen:
●
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
●
Gebruik benzine met het aanbevolen octaangetal. Het gebruik van benzine met een lager
octaangetal heeft een verminderde motorprestatie tot gevolg.
●
Gebruik geen brandstof met een hoog
alcoholgehalte. 2 BLZ. 113
●
Gebruik geen oude of verontreinigde benzine
of een olie-benzinemengsel.
●
Laat geen vuil of water in de brandstoftank
binnendringen.
Veiligheid van het voertuig
13
Accessoires & aanpassingen
Accessoires &
Veiligheid van het voertuig
aanpassingen
Wij raden u ten sterkste aan om geen accessoires
te installeren die niet specifiek door Honda voor
uw voertuig zijn ontworpen en geen modificaties
aan het oorspronkelijke ontwerp van uw voertuig
aan te brengen. Hierdoor kan uw voertuig onveilig
worden.
Het ombouwen van uw voertuig kan tevens uw
garantie doen vervallen en het gebruik van uw
voertuig op de openbare weg illegaal maken.
Voordat u besluit om accessoires op uw voertuig te
installeren, moet u nagaan of dit veilig en legaal is.
14
3WAARSCHUWING
Ondeugdelijke accessoires of
aanpassingen kunnen leiden tot een
ongeval waarbij u ernstig of dodelijk
letsel kunt oplopen.
Volg alle aanwijzingen in dit
instructieboekje betreffende accessoires
en aanpassingen.
Trek geen aanhangwagen met uw voertuig en
koppel geen zijspan aan uw voertuig. Uw voertuig
is niet ontworpen voor dit toebehoren en het
gebruik hiervan kan het stuurgedrag van uw
voertuig nadelig beïnvloeden.
Beladen
Beladen
● Het vervoeren van extra gewicht heeft invloed
op het rijgedrag, het remgedrag en de
stabiliteit van uw voertuig.
Rijd altijd met een veilige snelheid die is
afgestemd op de belading.
gewicht van de bagage gelijkmatig en plaats
de bagage dicht bij het midden van het
voertuig.
●
Plaats geen bagage dicht bij de lampen of de
geluiddemper.
3WAARSCHUWING
Overbelasting of verkeerd beladen kan
een ongeval veroorzaken waarbij u
ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Volg alle limieten en richtlijnen voor
belading in deze handleiding.
Veiligheid van het voertuig
15
Basishandelingen
Inspectie voor het rijden (BLZ.56)
#
Bedieningshandleiding
16
Voor een veilige rit dient u uw voertuig
eerst zorgvuldig te inspecteren.
#
Start de motor en laat deze warmdraaien.
Het gebruik van basisfuncties.
•
Instrumenten (BLZ.20)
•
Controlelampjes (BLZ.38)
• Schakelaars (BLZ.42)
• Stuurslot (BLZ.44)
Drijf het toerental niet op.
Accelereren
#
Draai het gas geleidelijk open.
Houd u aan de snelheidslimiet.
Schakelen (BLZ.47)
#
Motor starten (BLZ.45)
Voertuig
#
starten
Geef, voor u wegrijdt, uw richting aan
met de richtingaanwijzerschakelaar en
controleer of er ander verkeer is.
Remmen
#
Stoppen
#
Geef, als u de weg gaat verlaten, tijdig
richting aan. Verlaat de weg soepel.
Draai de gashendel dicht en bedien
de voor- en achterrem tegelijk.
u
Het remlicht geeft aan dat u remt.
Bochten nemen
#
Rem voordat u
een bocht
neemt.
Parkeren (BLZ.13)
#
Parkeer op een stevige, horizontale ondergrond. Gebruik de standaard en vergrendel het stuurslot.
Tanken (BLZ.48)
#
Draai de gashendel geleidelijk weer
open zodra u de bocht uit bent.
Bedieningshandleiding
17
Locatie van onderdelen
Bedieningshandleiding
18
Gereedschapsset (BLZ.50
Koppelingshendel (BLZ.88
Remvloeistofreservoir van
voorrem
Gashendel (BLZ.91
Expansiereservoirdop/
peilstok
Motorolievuldop/peilstok
(BLZ.79)
Remvloeistofreservoir van
achterrem
Datalinkstekker
(BLZ.83)
)
(BLZ.81)
(BLZ.83)
)
)
Accu (BLZ.69
)
Brandstofvuldop (BLZ.48
Bestuurderszadel (BLZ.72
Duozadel (BLZ.78
)
)
Bedieningshandleiding
)
Documentzakje (BLZ.50
Zekeringkast (BLZ.100
Schakelpedaal (BLZ.47
Aandrijfketting (BLZ.87
Zijstandaard (BLZ.86
)
)
)
)
)
19
Instrumenten
Toerenteller
Bedieningshandleiding
SEL
-toets
SET
-toets
Displaycontrole
Wanneer de contactschakelaar in de stand (On) wordt gezet, worden alle modus- en
digitale segmenten weergegeven. Als een deel van deze displays niet wordt
weergegeven zoals het hoort, laat dan uw dealer controleren op problemen.
20
LET OP
Laat de motor niet draaien met de toerenteller in de rode zone. Een te
hoog motortoerental kan de levensduur van de motor nadelig beïnvloeden.
Resterende brandstof wanneer alleen het 1e (E)
segment gaat knipperen: ongeveer 1,9 L
Als het controlelampje van de brandstofniveaumeter knippert of uitgaat: (BLZ.97)
Kilometerteller [TOTAL] en ritteller
[TRIP A/B] en stopwatch
(BLZ.22)
Versnellingsstandindicator
De schakelstand wordt weergegeven
door de versnellingsstandindicator.
u “-” verschijnt wanneer niet goed in
een versnelling is geschakeld.
Bedieningshandleiding
Vervolg
21
Instrumenten (Vervolg)
Kilometerteller [TOTAL] en ritteller [TRIP A/B] en stopwatch
SEL
De
-toets wisselt tussen de kilometerteller, ritteller A, ritteller B en stopwatch.
Bedieningshandleiding
22
Kilometerteller
Ritteller ARitteller BStopwatch
Kilometerteller [TOTAL]
#
Totale afgelegde afstand. Als ""
wordt weergegeven, ga dan naar uw dealer
voor onderhoud.
Ritteller [TRIP A/B]
#
Afstand gereden na het terugstellen van de
ritteller.
Als "" wordt weergegeven, ga dan
naar uw dealer voor onderhoud.
Om de ritteller terug te stellen: (BLZ.24)
Stopwatch
#
Toont de verstreken tijd sinds de
werd ingedrukt om de meting te starten.
Weergavebereik:
0H00M00,0S - 9H59M59,9S
• Meer dan 9H59M59,9S terug naar
0H00M00,0S
Gebruik van de stopwatch: (BLZ.25
SET
-toets
Bedieningshandleiding
)
Vervolg
23
Instrumenten (Vervolg)
De ritteller [TRIP A/B], het gemiddelde
#
brandstofverbruik [AVG], het brandstofverbruik en de gemiddelde snel-
Bedieningshandleiding
heid AVG] terugstellen
Om de ritteller A, het gemiddelde brandstofverbruik
A, het brandstofverbruik A en de gemiddelde snelheid A (die zijn gebaseerd op ritteller A) tegelijk terug
te stellen, houdt u de
ritteller A wordt weergegeven.
Gemiddeld brandstofverbruik A
SEL
-toets ingedrukt terwijl de
Brandstofverbruik A
Gemiddelde
snelheid A
Om de ritteller B, het gemiddelde brandstofverbruik B, het brandstofverbruik B en de gemiddelde snelheid B (die zijn gebaseerd op ritteller
B) tegelijk terug te stellen, houdt u de
ingedrukt terwijl ritteller B wordt weergegeven.
Gemiddeld brandstofverbruik B
Ritteller B
Brandstofverbruik B
ofof
SEL
-toets
Gemiddelde
snelheid B
24
Ritteller A
ofof
ofof
ofof
Stopwatch
De tijd meten
#
a
Selecteer de stopwatch. (BLZ.22)
b
Druk op de
starten.
u De meting blijft doorgaan, als u tijdens het
c
Druk op de
beëindigen.
u
SEL
SET
-toets om de meting te
meten een item verandert.
SET
-toets om de meting te
De meting kan ook worden beëindigd door
de contactschakelaar in de stand (Off) te
zetten.
-toets
De meting opnieuw starten
#
Druk nogmaals op de
SET
-toets. De stopwatch
begint opnieuw te meten.
De gemeten waarde terugstellen
#
Houd de
SEL
-toets ingedrukt als de stopwatch
wordt weergegeven en de meting voltooid is.
Bedieningshandleiding
SET
-toets
Stopwatch
Vervolg
25
Instrumenten (Vervolg)
Huidig brandstofverbruik, gemiddeld brandstofverbruik [AVG], brandstofverbruik en
gemiddelde snelheid [AVG]
SET
De
Bedieningshandleiding
-toets wisselt tussen het huidige brandstofverbruik, het gemiddelde brandstofverbruik, het
brandstofverbruik en de gemiddelde snelheid.
u Wanneer de stopwatch geselecteerd is, kan hiertussen niet worden gewisseld.
Huidig
brandstofverbruik
26
Gemiddeld
brandstofverbruik
Brandstofverbruik
Gemiddelde
snelheid
Huidig brandstofverbruik
#
Toont het huidige brandstofverbruik.
Weergavebereik: 0,0 tot 299,9 km/L (L/100 km,
mile/gal of mile/L)
• Meer dan 299,9 km/L (L/100 km, mile/gal of
mile/L): "299.9" wordt weergegeven.
Als uw snelheid lager is dan 6 km/h: " "
•
wordt weergegeven.
Als "
dan het bovenvermelde geval, ga dan naar uw
dealer voor onderhoud.
" wordt weergegeven in een ander
Gemiddeld brandstofverbruik [AVG]
#
Toont het gemiddelde brandstofverbruik sinds
het terugstellen van de geselecteerde ritteller.
Het gemiddelde brandstofverbruik wordt berekend op basis van de waarde weergegeven op
de geselecteerde ritteller (A of B).
Het gemiddelde brandstofverbruik voor ritteller A
wordt ook weergegeven wanneer de kilometerteller,
ritteller A en stopwatch zijn geselecteerd.
Weergavebereik: 0,0 tot 299,9 km/L (L/100 km,
mile/gal of mile/L)
Meer dan 299,9 km/L (L/100 km, mile/gal of
•
mile/L): "299.9" wordt weergegeven.
• Wanneer ritteller A of B wordt teruggesteld:
"" wordt weergegeven.
Als " " wordt weergegeven in een ander
dan het bovenvermelde geval, ga dan naar uw
dealer voor onderhoud.
Het gemiddelde brandstofverbruik
terugstellen: (BLZ.24)
Bedieningshandleiding
Vervolg
27
Instrumenten (Vervolg)
Totaal verbruikte brandstof
#
Toont het brandstofverbruik sinds het terugstellen van de geselecteerde ritteller.
Bedieningshandleiding
Het brandstofverbruik wordt berekend op basis
van de waarde weergegeven op de geselecteerde ritteller (A of B).
Het brandstofverbruik voor ritteller A wordt ook
weergegeven wanneer de kilometerteller,
ritteller A en de stopwatch zijn geselecteerd.
Weergavebereik: 0,0 tot 299,9 L (liter) of 0,0 tot
299,9 gal (gallon)
Meer dan 299,9 L (liter) of 299,9 gal (gallon):
•
"299.9" wordt weergegeven.
Als "" wordt weergegeven, dient u voor
onderhoud naar uw dealer te gaan.
Het brandstofverbruik terugstellen:
(BLZ.24)
28
Gemiddelde snelheid
#
Toont de gemiddelde snelheid sinds het terugstellen van de geselecteerde ritteller.
De gemiddelde snelheid wordt berekend op
basis van de waarde weergegeven op de geselecteerde ritteller (A of B).
De gemiddelde snelheid voor ritteller A wordt
ook weergegeven wanneer de kilometerteller,
ritteller A en stopwatch zijn geselecteerd.
Weergavebereik: 0 tot 199 km/h (0 tot 124 mile/h)
•
Beginweergave: "---" wordt weergegeven.
Als u minder dan 0,2 km (0,12 mile) met de
•
motorfiets hebt gereden sinds het starten
van de motor: "---" wordt weergegeven.
•
Als de gebruikstijd van uw motorfiets minder
dan 30 seconden is sinds het starten van de
motor: "---" wordt weergegeven.
Als "---" wordt weergegeven in andere dan de
bovenvermelde gevallen, ga dan naar uw dealer
voor onderhoud.
De gemiddelde snelheid terugstellen: (BLZ.24
)
Display instellen
Instelmodus A
De volgende items kunnen sequentieel worden gewijzigd. (BLZ.30)
• Klok instellen
Helderheid achtergrondverlichting instellen
•
• Eenheid van snelheid en afgelegde afstand wijzigen
• Eenheid van de brandstofverbruikmeter wijzigen
Instelmodus B
De volgende items kunnen sequentieel worden gewijzigd. (BLZ.33)
Toerentalindicator instellen
•
(instelling van toerental waarbij indicator gaat branden, instelling van interval waarbij indicator
gaat branden en helderheid)
Weergavemodus van toerenteller wijzigen
•
Bedieningshandleiding
Vervolg
29
Instrumenten (Vervolg)
Instelmodus A
Als er ongeveer 30 seconden niet op de toetsen
wordt gedrukt, wordt de bediening automatisch
Bedieningshandleiding
omgeschakeld van de instelmodus naar de
normale weergave.
Als er ongeveer 30 seconden niet op de toetsen
wordt gedrukt, worden items waarvoor de instelling aan de gang is genegeerd en worden
alleen items met voltooide instellingen toegepast. Pas als de contactschakelaar in de stand
(Off) wordt gezet, worden items waarvoor
de instelling aan de gang is en items met voltooide instellingen toegepast.
30
1 Klok instellen:
a
Zet de contactschakelaar in de stand (On).
b
Selecteer de kilometerteller, ritteller A of
ritteller B. (BLZ.22)
c
Houd de
totdat het uur begint te knipperen.
d
Druk op de
wordt weergegeven.
u
SEL
Houd de
versneld vooruit te laten gaan.
SET
- en
SEL
SEL
-toetsen ingedrukt
-toets totdat het gewenste uur
-toets ingedrukt om de uren
e
Druk op de
SET
-toets. De minuten beginnen
te knipperen.
f
Druk op de
SEL
-toets totdat de gewenste
minuten worden weergegeven.
u Houd de
SEL
-toets ingedrukt om de
minuten versneld vooruit te laten gaan.
g
Druk op de
SET
-toets. De klok is ingesteld en
de weergave schakelt over naar het aanpassen
van de helderheid van de
achtergrondverlichting.
2 Helderheid achtergrondverlichting
instellen:
U kunt een van de vijf helderheidsniveaus
instellen.
a
Druk op de
SEL
-toets. De helderheid wordt
omgeschakeld.
b
Druk op de
SET
-toets. De achtergrondverlichting
is ingesteld en de weergave schakelt over naar
het wijzigen van de eenheid van snelheid en
afgelegde afstand. De eenheid van snelheid en
afgelegde afstand begint te knipperen.
Bedieningshandleiding
Vervolg
31
Instrumenten (Vervolg)
3 Eenheid van snelheid en afgelegde
afstand wijzigen:
a
Bedieningshandleiding
Druk op de
"mph" en "mile" te selecteren.
b
Druk op de
heid en afgelegde afstand is ingesteld en het
display schakelt over naar het wijzigen van de
eenheid van de brandstofverbruikmeter.
32
SEL
-toets om "km/h" en "km" of
SET
-toets. De eenheid van snel-
4 Eenheid van brandstofverbruikmeter
wijzigen:
Wanneer "km/h" voor snelheid en "km" voor
a
afstand zijn geselecteerd
Druk op de
SEL
-toets om "km/L" of
"L/100 km" te selecteren.
Wanneer "mph" voor snelheid en "mile" voor
afstand zijn geselecteerd
Druk op de
SEL
-toets om "mile/L" of
"mile/gal" te selecteren.
b
Druk op de
SET
-toets. De brandstofverbruikmeter is ingesteld en het display keert terug
naar de normale weergave.
Instelmodus B
Als er ongeveer 30 seconden niet op de toetsen
wordt gedrukt, wordt de bediening automatisch
omgeschakeld van de instelmodus naar de normale weergave.
Als er ongeveer 30 seconden niet op de toetsen
wordt gedrukt, worden items waarvoor de instelling aan de gang is genegeerd en worden
alleen items met voltooide instellingen toegepast. Pas als de contactschakelaar in de stand
(Off) wordt gezet, worden items waarvoor
de instelling aan de gang is en items met voltooide instellingen toegepast.
1 Toerentalindicator instellen:
U kunt de instelling van de toerentalindicator
wijzigen.
De toerentalindicator knippert tijdens het
instellen.
SEL
-toets
SET
-toets
Toerenteller
Toerentalindicator
Numerieke
toerenteller
Bedieningshandleiding
Vervolg
33
Instrumenten (Vervolg)
a
Om over te schakelen naar instelmodus B zet u
de contactschakelaar in de stand (On) en
Bedieningshandleiding
drukt u tegelijkertijd op de
weergavecontrole is voltooid. Het knipperende
staafsegment van de toerenteller toont het ingestelde toerental waarbij de toerentalindicator
gaat branden en de numerieke toerenteller
toont de waarde.
u Het staafsegment van de toerenteller wordt
weergegeven als conventionele weergave,
ongeacht welke weergavemethode is
ingesteld.
34
SEL
-toets tot de
b
Telkens wanneer u op de
SEL
-toets drukt,
neemt de instelwaarde voor het toerental
waarbij de toerentalindicator gaat branden met
250 r/min (omw/min) (één segment) toe.
Wanneer de instelwaarde voor het toerental
waarbij de toerentalindicator gaat branden
buiten het toegestane bereik komt, keert de
instelwaarde voor het toerental waarbij de
toerentalindiactor gaat branden automatisch
terug naar 4.000 r/min (omw/min).
u Houd de
SEL
-toets ingedrukt om de
instelwaarde voor het toerental waarbij de
toerentalindicator gaat branden versneld
vooruit te laten gaan.
Beschikbaar instelbereik
4.000 -tot- 10.750 r/min (omw/min)
c
Druk op de
SET
-toets. Het toerental waarbij de
toerentalindicator gaat branden is ingesteld en
de weergave schakelt over naar de instelling
van het interval voor het toerental waarbij de
toerentalindicator gaat branden.
Tegelijkertijd toont het knipperende staafsegment het ingestelde toerental waarbij de
toerentalindicator gaat branden en toont de
numerieke toerenteller het toerentalinterval
waarbij de toerentalindicator gaat branden.
d
Telkens wanneer de
SEL
-toets wordt ingedrukt, verandert het toerentalinterval waarbij
de toerentalindicator gaat branden tussen
0 r/min (omw/min), 250 r/min (omw/min) en
500 r/min (omw/min) in deze volgorde.
Bedieningshandleiding
Toerenteller
Numerieke toerenteller
Vervolg
35
Instrumenten (Vervolg)
Voorbeeld
Bedieningshandleiding
Knippert
(2 keer per seconde)
Knippert
(5 keer per seconde)
Knippert
(10 keer per seconde)
Brandt
Indien het toerentalinterval waarbij de toerentalindicator
gaat branden 0 is, gaat de toerentalindicator branden
zodra het toerental waarbij de toerentalindicator gaat
branden bereikt is.
36
Het toerental waarbij de toerentalindicator gaat branden is ingesteld op
10.000 r/min (omw/min) en het toerentalinterval waarbij de toerentalindicator gaat branden op 250 r/min
(omw/min).
Toerentalindicatoromw/min (tpm)
9.250 r/min (omw/min)
9.500 r/min (omw/min)
9.750 r/min (omw/min)
10.000 r/min (omw/min)
e
Druk op de
waarbij de toerentalindicator gaat branden is
ingesteld en de weergave schakelt over naar
het aanpassen van de helderheid van de toerentalindicator.
SET
-toets. Het toerentalinterval
De toerentalindicator schakelt over van
knipperen naar permanent branden.
f
Druk op de
omgeschakeld.
u
g
Druk op de
toerentalindicator is ingesteld en het display
schakelt over naar het instellen van de
weergave van de toerenteller.
SEL
-toets. De helderheid wordt
U kunt een van de vijf helderheidsniveaus
instellen.
SET
-toets. De helderheid van de
2 Weergavemodus van toerenteller
wijzigen:
U kunt de weergavemodus van de toerenteller
wijzigen.
a
Druk op de
van de toerenteller te wijzigen.
b
Druk op de
teerde weergavemodus is ingesteld en het display
keert terug naar de normale weergave.
SEL
-toets om de weergavemodus
SET
-toets. De momenteel geselec-
Standaardweergave
Geeft het motortoerental op het staafsegment
van de toerenteller weer.
Weergave piekwaarde
Geeft het motortoerental op het staafsegment
van de toerenteller en de piekwaarde weer.
Het segment voor de piekwaarde toont tijdelijk
het maximale motortoerental.
Voorbeeld
Motortoerental
10.750 r/min (omw/min)
Standaardweergave
Weergave
piekwaarde
Staafsegment van
de toerenteller
Staafsegment van
de toerenteller
Segment voor
piekwaarde
Bedieningshandleiding
37
Controlelampjes
Als één van deze controlelampjes niet gaat branden terwijl dat zou moeten, laat uw dealer
dan controleren op problemen.
Als het controlelampje gaat branden terwijl
de motor draait:
38
(BLZ.95)
Controlelampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
Gaat kort branden als de contactschakelaar in de stand
Als het gaat branden tijdens het
rijden:
(On) wordt gezet.
(BLZ.94)
Toerentalindicator (BLZ.40
Controlelampje grootlicht
Richtingaanwijzer links
)
Controlelampje neutraalstand
Gaat branden als de transmissie in de
neutraalstand staat.
Bedieningshandleiding
Richtingaanwijzer rechts
Controlelampje laag brandstofniveau
Gaat branden als er alleen nog reservebrandstof in de
tank aanwezig is. Reservebrandstof wanneer het
controlelampje laag brandstofniveau gaat branden: 1,9 L
SIDE STAND-indicator
Gaat branden wanneer de
zijstandaard omlaag geklapt is.
naar de stand (Stop) (de
startmotor werkt niet) om de
motor te stoppen.
Contactschakelaar
Schakelt het elektrische systeem in/uit,
vergrendelt het stuur.
u De sleutel kan in de stand (Off) of
(Lock) worden verwijderd.
(On)
Schakelt het elektrische systeem
in voor het starten/rijden.
(Off)
Schakelt de motor uit.
(Lock)
Vergrendelt het stuur.
Bedieningshandleiding
Vervolg
43
Schakelaars (Vervolg)
Stuurslot
Vergrendel het stuur wanneer u parkeert om
Bedieningshandleiding
diefstal te voorkomen.
Een U-vormig wielslot of iets vergelijkbaars
wordt ook aanbevolen.
Contactsleutel
Duwen
Draaien
44
Vergrendelen
#
a
Draai het stuur volledig naar links.
b
Duw de sleutel omlaag en zet de
contactschakelaar in de stand (Lock).
u Draai het stuur als het stuur moeilijk
vergrendeld kan worden.
c
Verwijder de sleutel.
Ontgrendelen
#
Steek de sleutel in het slot, duw de sleutel erin en zet
de contactschakelaar in de stand (Off).
Motor starten
Start de motor volgens de volgende procedure,
ongeacht of de motor koud of warm is.
LET OP
•
Als de motor niet binnen 5 seconden start, moet u
de contactschakelaar in de stand (Off) zetten
en 10 seconden wachten voordat u de motor
opnieuw probeert te starten om de accuspanning
te verhogen.
•
Het langdurig versneld stationair draaien en het
verhogen van het toerental kunnen de motor en het
uitlaatsysteem beschadigen.
a
Zorg ervoor dat de motorstopschakelaar in de
stand (Run) staat.
b
Zet de contactschakelaar in de stand (On).
c
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand (Ncontrolelampje gaat branden). U kunt ook de
koppelingshendel intrekken om uw motorfiets te
starten met de versnellingsbak in de versnelling
wanneer de zijstandaard omhoog is geklapt.
d
Druk met volledig gesloten gashendel op de
startknop.
u
Als u de motor niet kunt starten, draai dan de
gashendel iets open (circa 3 mm, zonder
speling) en druk op de startknop.
Circa 3 mm, zonder speling
Bedieningshandleiding
Vervolg
45
Motor starten (Vervolg)
Als de motor niet start:
a
Open de gashendel volledig en druk
Bedieningshandleiding
gedurende 5 seconden op de startknop.
b
Herhaal de normale startprocedure.
c
Als de motor start en het stationair toerental
instabiel is, moet u de gashendel een klein
beetje openen.
d
Als de motor niet start, wacht dan 10 seconden
voordat u stap a en b opnieuw probeert.
Als de motor niet start (BLZ.93)
#
46
Schakelen
De transmissie van uw voertuig is uitgerust met
6 vooruitversnellingen in een schakelpatroon
van één omlaag, vijf omhoog.
6
5
4
3
2
N
1
Als u het voertuig in de versnelling zet met een
omlaag geklapte zijstandaard, wordt de motor
uitgeschakeld.
Bedieningshandleiding
47
Tanken
Contactsleutel
Bedieningshandleiding
Brandstofvuldop
Vul geen brandstof bij tot boven het plaatje van de vulhals.
Brandstoftype: uitsluitend loodvrije benzine
Brandstof-octaangetal: uw voertuig is
ontworpen voor het gebruik van een researchoctaangetal (RON) van 91 of hoger.
Tankinhoud: 10,1 L
Richtlijnen voor tanken en brandstof
#
(BLZ.13)
48
Afdekkap
van slot
Plaatje van
vulhals
Brandstofvuldop openen
Open de afdekkap van het slot, steek de
contactsleutel in het slot en draai deze naar
rechts om de brandstofvuldop te openen.
Brandstofvuldop sluiten
a
Sluit de brandstofvuldop na het tanken en
draai deze totdat de dop vastklikt.
b
Verwijder de contactsleutel en sluit de
afdekkap van het slot.
De contactsleutel kan niet worden verwijderd als de
u
brandstofvuldop niet is vergrendeld.
3WAARSCHUWING
Benzine is een uiterst licht ontvlambare en
explosieve stof. U kunt brandwonden of ernstig
letsel oplopen in de omgang met brandstof.
• Zet de motor uit en houd warmte,
vonken en vlammen uit de buurt.
• Vul de tank uitsluitend buiten.
•
Verwijder gemorste brandstof onmiddellijk.
Opberguitrusting
Onder het duozadel zitten de helmhouder en
helmbevestigingskabel (in de gereedschapsset).
Helmhouder
Helmbevestigingskabel
Helmhouder
Helmbevestigingskabel
u
Gebruik de helmhouder uitsluitend bij het parkeren.
D-ring helm
3WAARSCHUWING
Een helm die aan de houder is bevestigd,
kan tijdens het rijden tegen het achterwiel
of de vering komen en tot een ongeval
leiden.
Gebruik de helmhouder uitsluitend bij
het parkeren. Rijd niet met een helm
die aan de helmhouder hangt.
Bedieningshandleiding
Duozadel demonteren (BLZ.78
#
)
Vervolg
49
Opberguitrusting (Vervolg)
Gereedschapsset
De gereedschapsset bevindt zich onder het
duozadel en is vastgezet met een rubberen
Bedieningshandleiding
band.
Rubberen
band
Gereedschapsset
Documentzakje
Het documentzakje bevindt zich onder het
duozadel en is vastgezet met een rubberen
band.
Documentzakje
Rubberen band
Duozadel demonteren (BLZ.78
#
50
Duozadel demonteren (BLZ.78
)
#
)
Onderhoud
Lees "Het belang van onderhoud" en "Standaardonderhoud" aandachtig door voordat u
onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Raadpleeg “Specificaties” voor servicegegevens.
Het belang van onderhoud .............................BLZ. 52
Het goed onderhouden van uw voertuig is
absoluut essentieel voor uw veiligheid en het
beschermen van uw investering, optimale
Onderhoud
prestaties, het voorkomen van pech en het
reduceren van luchtverontreiniging. De eigenaar is
verantwoordelijk voor het onderhoud. Inspecteer
uw voertuig voor elke rit, en voer de periodieke
controles uit die in het onderhoudsschema zijn
vermeld. 2 BLZ. 53
3WAARSCHUWING
Het niet goed onderhouden van uw
voertuig of het niet repareren van een
defect voordat u gaat rijden kan een
botsing veroorzaken waarbij u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Volg altijd de aanwijzingen voor
inspectie en onderhoud volgens de
schema's die in dit instructieboekje
staan vermeld.
52
Onderhoudsveiligheid
Lees altijd de onderhoudsvoorschriften voordat u
onderhoud uitvoert en zorg ervoor dat u over de
benodigde gereedschappen, onderdelen en
vakkundigheid beschikt.
Wij kunnen u niet waarschuwen voor alle denkbare
risico's die zich kunnen voordoen tijdens het
uitvoeren van onderhoud. Alleen u kunt beslissen
of u een bepaalde taak wel of niet zou moeten
uitvoeren.
Volg deze richtlijnen tijdens het uitvoeren van
onderhoud.
●
Zet de motor uit en verwijder de sleutel.
●
Plaats uw voertuig op een stevige, vlakke
ondergrond met behulp van de zijstandaard of
een onderhoudsbok voor steun.
●
Laat de motor, geluiddemper, remmen en
andere hete onderdelen afkoelen voor het
uitvoeren van een servicebeurt, anders kunt u
brandwonden oplopen.
●
Laat de motor uitsluitend draaien wanneer dit
wordt aangegeven en alleen in een goed
geventileerde ruimte.
Onderhoudsschema
Het onderhoudsschema vermeldt de
onderhoudsprocedures die vereist zijn voor veilige,
betrouwbare prestaties en een goed werkende
emissieregeling.
De onderhoudswerkzaamheden moeten worden
uitgevoerd overeenkomstig de normen en
specificaties van Honda door geschoolde en
bevoegde monteurs. Uw dealer voldoet aan deze
vereisten. Het bijhouden van een nauwkeurig
onderhoudsrapport zorgt ervoor dat uw voertuig
goed wordt onderhouden.
Zorg ervoor dat de monteur die het onderhoud
uitvoert dit onderhoudsrapport invult.
Het periodieke onderhoud wordt beschouwd als
normale onderhoudskosten voor de eigenaar die
door uw dealer in rekening zullen worden
gebracht. Bewaar alle facturen. Deze facturen
moeten aan de nieuwe eigenaar worden verstrekt
wanneer u het voertuig verkoopt.
Honda raadt aan om uw dealer een proefrit met
uw voertuig te laten maken na het uitvoeren van
het periodieke onderhoud.
Vervolg
Onderhoud
53
Onderhoudsschema
*1
Inspectie
Items
Brandstofleiding–
Brandstofniveau–
Onderhoud
Werking van de gashendel
*2
Luchtfilter
Carterontluchting
Bougie–
Klepspeling–
Motorolie–
Motoroliefiltergaasje–
Stationair motortoerental
Radiateurkoelvloeistof
Koelsysteem–
Benzinedampafzuigsysteem
*3
*4
voor het
rijden
2 BLZ. 56
× 1000 km 161218243036
× 1000 mijl
Frequentie
0,64812162024
Jaarlijkse con-
trole
OnderhoudsniveauOnderhoudslegenda
Tussenniveau. Wij raden u aan het onderhoud uit te laten
:
voeren door uw dealer, tenzij u over het benodigde
gereedschap en de mechanische vakkundigheid beschikt.
De procedures zijn vermeld in een officiële
werkplaatshandleiding van Honda.
Technisch. Met het oog op uw veiligheid raden wij
:
aan om het voertuig voor een servicebeurt naar uw
dealer te brengen.
:
Inspecteren (reinigen, afstellen, smeren, of vervangen,
indien nodig)
:
Reinigen
:
Smeren
:
Vervangen
54
Regel-
matig
vervan-
gen
3 jaar81
Zie
pagina
91
–
–
–
–
Onderhoudsschema
*1
Inspectie
Items
Aandrijfketting
Remvloeistof
Remblokslijtage84
Remsysteem56
Remlichtschakelaar85
Koplamphoogte–
Lichten/claxon–
Motorstopschakelaar–
Koppelingssysteem88
Zijstandaard86
Vering–
Moeren, bouten,
bevestigingsmiddelen
Wielen/banden65
Balhoofdlagers–
Opmerkingen:
*
1: Herhaal volgens het hier vermelde frequentie-interval bij hogere kilometerstanden.
*
2: Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in buitengewoon natte of stoffige omgevingen rijdt.
*
3: Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in de regen rijdt of met vol gas.
*
4: Voor het vervangen is technische vaardigheid vereist.
*4
voor het
rijden
2 BLZ. 56
× 1000 km 161218243036
× 1000 mijl
Frequentie
0,64812162024
Elke 1000 km:
Jaarlijkse con-
trole
Regel-
matig
vervan-
gen
2 jaar83
pagina
Zie
87
Onderhoud
–
55
Standaardonderhoud
Inspectie voor het rijden
Met het oog op de veiligheid bent u verantwoordelijk
om een controle voor het rijden uit te voeren en alle
vastgestelde problemen te corrigeren. Een controle
Onderhoud
voor het rijden is een must, niet alleen met het oog
op de veiligheid, maar omdat pech, of zelfs een lekke
band, een aanzienlijk ongemak kan betekenen.
Controleer het volgende voordat u op uw voertuig
stapt:
● Brandstofniveau - Vul de brandstoftank
wanneer dit nodig is. 2 BLZ. 48
●
Gashendel - Controleer of de gashendel in alle
stuurstanden goed opent en sluit. 2 BLZ. 91
Koelvloeistofpeil - Vul indien nodig
koelvloeistof bij. Inspecteer op lekken.
2 BLZ. 81
56
● Aandrijfketting - Staat en speling controleren,
indien nodig afstellen en smeren. 2 BLZ. 87
● Remmen − Werkingscontrole;
Voor en achter: controleer het remvloeistofpeil
en de remblokken op slijtage. 2 BLZ. 83,
2 BLZ. 84
Lichten en claxon - Controleer de lichten,
●
controlelampjes en claxon op juiste werking.
Motorstopschakelaar - Controleer op juiste
●
werking. 2 BLZ. 42
Koppeling − Werkingscontrole;
●
Stel indien nodig de speling af. 2 BLZ. 88
● Zijstandaard met ontstekingsblokkering -
Controleer op juiste werking. 2 BLZ. 86
● Wielen en banden - Controleer de staat, de
bandenspanning en pas indien nodig aan.
2 BLZ. 65
Standaardonderhoud
Onderdelen vervangen
Gebruik altijd originele Honda-onderdelen of
gelijkwaardige onderdelen om betrouwbaarheid
en veiligheid te waarborgen.
Vermeld de modelnaam, kleur en code vermeld op
het kleurenlabel bij het bestellen van gekleurde
onderdelen.
Het kleurenlabel bevindt zich op het achterspatbord onder het duozadel. 2 BLZ. 78
Kleurenlabel
3WAARSCHUWING
Het monteren van andere onderdelen
dan Honda-onderdelen kan uw
voertuig onveilig maken en een botsing
veroorzaken waarbij u ernstig of
dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik altijd originele Hondaonderdelen of gelijkwaardige
onderdelen die voor uw voertuig
werden ontworpen en goedgekeurd.
Onderhoud
57
Standaardonderhoud
Accu
Uw voertuig is uitgerust met een onderhoudsvrije
accu. U hoeft het elektrolytniveau van de accu niet
te controleren en geen gedistilleerd water toe te
Onderhoud
voegen. Reinig de accupolen als ze vuil zijn
geworden of verroest zijn.
Verwijder de afdichtingen van de accudoppen niet.
De dop hoeft tijdens het laden niet te worden
verwijderd.
LET OP
De accu is van het onderhoudsvrije type en kan
permanent worden beschadigd als de doppenstrip
wordt verwijderd.
Dit symbool op de accu duidt aan dat het
product niet met het huishoudelijk afval
mag worden afgevoerd.
LET OP
Een verkeerd afgevoerde accu kan schadelijk zijn
voor het milieu en de menselijke gezondheid.
Leef altijd de lokale regels voor het correct afvoeren
van accu's na.
58
Wat te doen in geval van nood
#
Als een van de volgende situaties zich voordoet,
dient u onmiddellijk naar uw arts te gaan.
● Elektrolyt spat in de ogen:
Spoel uw ogen herhaaldelijk met koud
u
water gedurende minimaal 15 minuten. Het
gebruik van water onder druk kan schade
toebrengen aan uw ogen.
Elektrolyt spat op de huid:
●
Trek de betreffende kleding uit en was de
u
huid grondig met water.
Elektrolyt spat in de mond:
●
Spoel uw mond grondig met water en slik
u
niet door.
3WAARSCHUWING
Uit de accu komt tijdens normaal gebruik
explosief waterstofgas vrij.
Een vonk of vlam kan het exploderen van
de accu veroorzaken, waardoor u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Draag beschermende kleding en een
gelaatscherm of laat de accu
onderhouden door een bevoegde
monteur.
Standaardonderhoud
3.
Als de polen sterk zijn gecorrodeerd, moeten
ze met een staalborstel of schuurpapier
worden gereinigd en gepolijst. Draag een
veiligheidsbril.
4.
Plaats de accu terug na het reinigen.
Onderhoud
Reinigen van accupolen
#
1.
Verwijder de accu. 2 BLZ. 69
2.
Als de polen door corrosie zijn aangetast en
met een witte aanslag zijn bedekt, moeten ze
met warm water worden gewassen en
afgeveegd.
De accu heeft een beperkte levensduur. Raadpleeg
uw dealer met betrekking tot de vervanging van de
accu. Vervang de accu altijd door een andere
onderhoudsvrije accu van hetzelfde type.
LET OP
Het monteren van elektrische accessoires van
andere fabrikanten dan Honda kan het elektrische
systeem overbelasten, de accu doen ontladen en
mogelijk het systeem beschadigen.
59
Standaardonderhoud
Zekeringen
De zekeringen beschermen de elektrische circuits
van uw voertuig. Als een elektrisch systeem op uw
voertuig uitvalt, controleer dan op doorgebrande
Onderhoud
zekeringen en vervang deze door nieuwe.
2 BLZ. 100
Inspecteren en vervangen van zekeringen
#
Zet de contactschakelaar in de stand (Off) als u
zekeringen gaat verwijderen of inspecteren.
Vervang een doorgebrande zekering door een
zekering met dezelfde stroomsterkte. Zie
"Specificaties" voor de stroomsterkte van
zekeringen. 2 BLZ. 117
Doorgebrande
zekering
60
LET OP
Als u de zekering vervangt door een zekering met
een hogere stroomsterkte, loopt u meer risico op
beschadiging van het elektrisch systeem.
Als een zekering herhaaldelijk doorbrandt, is dit
wellicht te wijten aan een elektrische fout. Laat uw
voertuig door uw dealer inspecteren.
Motorolie
Het motorolieverbruik varieert en de oliekwaliteit
verslechtert afhankelijk van de rijomstandigheden
en de verstreken tijd.
Controleer het motoroliepeil regelmatig en vul bij met
aanbevolen motorolie indien nodig. Vuile olie of oude
olie moet zo snel mogelijk worden ververst.
Motorolie kiezen
#
Zie "Specificaties" voor de aanbevolen motorolie.
2 BLZ. 116
Als u motorolie van andere fabrikanten dan Honda
gebruikt, controleer dan op het label of de olie aan
de volgende normen voldoet:
● JASO T 903-norm
● SAE-norm
● API-classificatie
*2
: 10W-30
*3
*1
: MA
: SG of hoger
Standaardonderhoud
*1.
De JASO T 903-norm is een index voor motorolie
voor 4-taktmotoren van motorfietsen. Er bestaan
twee klassen: MA en MB. Het volgende label toont
bijvoorbeeld de MA-classificatie.
Oliecode
Olieclassificatie
*2.
De SAE-norm stelt de kwaliteit van olie vast aan
de hand van de viscositeit.
*3.
De API-classificatie vermeldt de kwaliteit en
prestatiegraad van motorolie. Gebruik SG of
hogere olie, met uitzondering van olie aangeduid
als "Energiebesparend" of "Hulpbronbesparend"
op het ronde API-servicesymbool.
Niet aanbevolenAanbevolen
Onderhoud
61
Standaardonderhoud
Remvloeistof
Geen remvloeistof bijvullen of verversen, behalve
in een noodgeval. Gebruik uitsluitend verse
remvloeistof uit een afgesloten houder. Als u
Onderhoud
remvloeistof bijvult, moet het remsysteem zo snel
mogelijk door uw dealer worden nagekeken.
LET OP
Remvloeistof kan kunststof- en gelakte oppervlakken
beschadigen.
Verwijder gemorste remvloeistof onmiddellijk en
reinig het oppervlak grondig.
Aanbevolen remvloeistof:
Honda DOT 3- of DOT 4-remvloeistof of
gelijkwaardig
Aandrijfketting
De aandrijfketting moet regelmatig worden
gecontroleerd en gesmeerd. Controleer de
aandrijfketting vaker als u vaak op slechte
wegdekken rijdt, of met een hoge snelheid rijdt, of
herhaaldelijk snel accelereert. 2 BLZ. 87
62
Als de ketting niet soepel beweegt, vreemde geluiden voortbrengt, beschadigde spanrollen heeft of
losse pennen of ontbrekende O-ringen of knikken,
laat de ketting dan door uw dealer inspecteren.
Inspecteer ook het aandrijfkettingwiel en het
aangedreven tandwiel. Laat de tandwielen door uw
dealer vervangen als de tanden hiervan versleten
of beschadigd zijn.
(GOED)
LET OP
Het gebruik van een nieuwe ketting met versleten
kettingwielen veroorzaakt snelle slijtage van de
ketting.
(VERVANGEN)
VersletenNormaal
Beschadigd
(VERVANGEN)
Standaardonderhoud
Reiniging en smering
#
Reinig de ketting en kettingwielen na het
inspecteren van de speling terwijl u het achterwiel
draait. Gebruik een droog doekje met een
kettingreiniger die speciaal is ontworpen voor Oringkettingen of een neutraal reinigingsmiddel.
Gebruik een zachte borstel als de ketting vuil is.
Veeg droog na het reinigen en smeer met het
aanbevolen smeermiddel.
Aanbevolen smeermiddel:
Smeermiddel voor aandrijfketting speciaal
ontworpen voor O-ringkettingen.
Indien niet beschikbaar, gebruik dan SAE
80 of 90 tandwielolie.
Gebruik geen stoomreiniger, hogedrukreiniger,
staalborstel, vluchtig oplosmiddel zoals benzine en
wasbenzine, schurend reinigingsmiddel,
kettingreiniger of smeermiddel dat NIET speciaal
ontworpen is voor O-ringkettingen aangezien
deze de rubberen O-ringafdichtingen kunnen
beschadigen.
Vermijd het morsen van smeermiddel op de
remmen of banden. Vermijd het aanbrengen van
overtollig smeermiddel op de ketting om het
spatten van smeermiddel op uw kleding en het
voertuig te voorkomen.
Aanbevolen koelvloeistof
Macau, Singapore
Gebruik uitsluitend originele HONDA PRE-MIX
COOLANT zonder te verdunnen met water.
Originele HONDA PRE-MIX COOLANT werkt
uitstekend voor het voorkomen van corrosie en
oververhitting.
De koelvloeistof moet correct worden
gecontroleerd en vervangen in overeenstemming
met het onderhoudsschema. 2 BLZ. 53
Vervolg
Onderhoud
63
Standaardonderhoud
Behalve Macau, Singapore
Pro Honda HP-koelvloeistof is een voorgemengde
oplossing van antivriesmiddel en gedistilleerd
water.
Onderhoud
Concentratie:
50% antivriesmiddel en 50% gedistilleerd
water
Een concentratie van antivriesmiddel van minder
dan 40% biedt onvoldoende bescherming tegen
roestvorming en koude temperaturen.
Een concentratie tot max. 60% biedt een betere
bescherming in koudere klimaten.
LET OP
Het gebruik van koelvloeistof die niet bestemd is
voor aluminium motoren, of leiding-/mineraalwater
kan roestvorming veroorzaken.
64
Carterontluchting
U zult het voertuig vaker moeten onderhouden als
u in de regen of met vol gas rijdt of nadat het
voertuig is gewassen of is gevallen. Voer een
servicebeurt uit als het aanslagniveau in het
transparante gedeelte van de aftapslang te zien is.
Als de aftapslang overloopt, kan het luchtfilter
verontreinigd worden door motorolie met slechte
motorprestaties tot gevolg.
Standaardonderhoud
Banden (inspecteren/vervangen)
Bandenspanning controleren
#
Controleer uw banden met het blote oog en gebruik
een bandenspanningsmeter om de bandenspanning
ten minste één keer per maand te meten of wanneer
u constateert dat de bandenspanning laag is.
Controleer de bandenspanning altijd wanneer uw
banden koud zijn.
Controleren op beschadiging
#
Controleer de banden
op sneden, scheuren of
barsten die de
koordlaag van de band
zichtbaar maken of
spijkers of andere
vreemde voorwerpen
die in de zijkant van de
band of het bandloopvlak zijn ingebed. Controleer
ook op bobbels of uitstulpingen in de flanken van
de banden.
Controleren op abnormale slijtage
#
Controleer de banden
op tekenen van
abnormale slijtage op
het draagvlak.
Vervolg
Onderhoud
65
Standaardonderhoud
Profieldiepte controleren
#
Controleer de bandslijtage-indicatoren. Vervang
de banden onmiddellijk zodra deze zichtbaar
worden.
Onderhoud
3WAARSCHUWING
Het rijden op banden die overmatig zijn
versleten of verkeerd zijn opgepompt,
kan een botsing veroorzaken waarbij u
ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Locatiemarkering
slijtage-indicator
66
of TWI
Volg alle aanwijzingen in dit
instructieboekje betreffende de juiste
bandenspanning en onderhoud.
Standaardonderhoud
Laat uw banden door uw dealer vervangen.
Zie "Specificaties" voor de aanbevolen banden en
bandenspanning. 2 BLZ. 116
Volg deze richtlijnen voor het vervangen van
banden.
● Gebruik de aanbevolen banden of
gelijkwaardige banden waarvan de
bandenmaat, constructie, snelheidswaarde en
het belastingsbereik identiek zijn.
Laat het wiel, na montage van de band,
●
balanceren met originele
wielbalanceergewichten van Honda of
gelijkwaardig.
● Installeer geen binnenband in een tubeless
band op dit voertuig. De binnenband kan
extreem heet worden en klappen.
● Gebruik uitsluitend tubeless banden op dit
voertuig.
De velgen zijn ontworpen voor tubeless
banden en bij snel optrekken of remmen kan
een band met binnenband op de velg gaan
slippen waardoor de band snel leegloopt.
3WAARSCHUWING
Het monteren van ongeschikte banden
op uw voertuig kan het stuurgedrag en
de stabiliteit nadelig beïnvloeden en
leiden tot een ongeval waarbij u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik altijd banden van het juiste
type en formaat, zoals aanbevolen in dit
instructieboekje.
Onderhoud
67
Gereedschap
De gereedschapsset wordt onder het duozadel
opgeborgen. 2 BLZ. 78
U kunt enkele reparaties onderweg uitvoeren,
kleine afstellingen maken en onderdelen
Onderhoud
vervangen met het meegeleverde gereedschap.
8 × 10 mm steeksleutel
●
10 × 14 mm steeksleutel
●
5 mm inbussleutel
●
Helmbevestigingskabel
●
Kruiskopschroevendraaier nr. 2
●
● Handgreep voor schroevendraaier
68
Demontage en montage van onderdelen
Demontage
Accu
Minpool
#
Zorg ervoor dat de contactschakelaar in de
stand (Off) staat.
1.
Breng de brandstoftank aan de voorzijde
omhoog. 2 BLZ. 76
2.
Koppel de minpool - los van de accu.
3.
Verwijder de minkabel - van de geleider.
4.
Verwijder de bout.
5.
Schuif de accuband los en verwijder hem.
Onderhoud
Geleider
Bout
Minkabel
Accuband
Vervolg
69
Demontage en montage van onderdelen uAccu
Pluspool
Onderhoud
Accu
6.
Koppel de pluspool + los van de accu.
7.
Verwijder de accu en pas op dat u de
moeren van de accupolen niet laat vallen.
70
Montage
#
Monteer de onderdelen in de omgekeerde
volgorde van de demontage. Maak altijd
eerst de pluspool + vast. Controleer of de
bouten en moeren goed vastzitten.
Zorg ervoor dat de klok correct is ingesteld
nadat de accu weer is aangesloten. 2 BLZ. 30
Voor het naar behoren hanteren van de
accu, zie "Standaardonderhoud". 2 BLZ. 58
"De accu loopt leeg". 2 BLZ. 99
Clip
Demontage
#
Centreerstift
1.
Druk op de centreerstift om de
vergrendeling los te maken.
2.
Trek de clip uit de uitsparing.
Demontage en montage van onderdelen uClip
Montage
#
1.
Duw tegen de onderkant van de
centreerstift.
2.
Plaats de clip in de uitsparing.
3.
Druk op de centreerstift om de clip te
vergrendelen.
Onderhoud
71
Demontage en montage van onderdelen uBestuurderszadel
Bestuurderszadel
Bestuurderszadel
Borgclip
Onderhoud
Bevestigingsbouten
Bussen
Demontage
#
1.
Verwijder het duozadel. 2 BLZ. 78
2.
Verwijder de bevestigingsbouten en
bussen, en trek het enkele zadel naar
achteren en omhoog.
Montage
#
1.
Steek de borgclip in de uitsparing.
2.
Breng de bussen en bevestigingsbouten
aan.
3.
Draai de bevestigingsbouten stevig vast.
Aanhaalmoment: 10 N·m (1,0 kgf·m)
72
Uitsparing
u
Controleer of het zadel goed is
vergrendeld door het lichtjes omhoog
te trekken.
4.
Monteer het duozadel. 2 BLZ. 78
Demontage en montage van onderdelen uAfdekkingseenheid brandstoftank
Afdekkingseenheid
brandstoftank
Demontage
#
Verwijder het bestuurderszadel. 2 BLZ. 72
1.
Verwijder de linker en rechter binnenkap
2.
door de clip te verwijderen.
Linkerzijde
Clip
Binnenkap
3.
Verwijder de bout A en bouten B.
Bout B
Bout B
Bout A
Onderhoud
Bout B
Vervolg
73
Demontage en montage van onderdelen uAfdekkingseenheid brandstoftank
4.
5.
Onderhoud
Maak de sleuf los van de steun aan beide
zijden.
Verwijder de bevestigingspennen uit de
bevestigingsrubbers aan beide zijden.
Afdekking brandstoftank
6.
Trek de afdekking van de brandstoftank
omhoog (b) terwijl u de afdekking aan
de buitenkant (a) vastpakt.
u
Bij het verwijderen van de afdekking van
de brandstoftank, houdt u deze vast zoals
zoals weergegeven in de afbeelding.
Bevestigingspennen
Sleuf
Bevestigingsrubbers
Steun
74
Demontage en montage van onderdelen uAfdekkingseenheid brandstoftank
Montage
#
1.
Monteer de afdekking van de brandstoftank in omgekeerde volgorde van het
demonteren.
u Zorg ervoor dat de sleuf in de juiste
positie van de steun komt te zitten.
2.
Breng de bouten B aan en draai ze stevig
vast.
Aanhaalmoment: 4,2 N·m (0,4 kgf·m)
Breng de bout A aan en draai deze stevig
3.
vast.
Aanhaalmoment: 10 N·m (1,0 kgf·m)
4.
Breng de linker en rechter binnenkap aan.
5.
Breng het bestuurderszadel en het
duozadel aan. 2 BLZ. 72
Onderhoud
75
Demontage en montage van onderdelen uOnderhoudsstand voor brandstoftank
4.
Onderhoudsstand voor
brandstoftank
Verwijder de bevestigingsbouten en
bussen aan beide kanten.
De voorkant van de brandstoftank kan wor-
Onderhoud
den gekanteld voor onderhoud.
De brandstoftank hoeft niet te worden
afgetapt.
Brandstoftank omhoog brengen
#
1.
Zet het voertuig op de zijstandaard op
een stevige vlakke ondergrond in de
neutraalstand en zet de contactschakelaar
in de stand (Off).
Controleer of de brandstofvuldop is
gesloten.
2.
Plaats het stuur recht vooruit.
3.
Verwijder de afdekkingseenheid van de
brandstoftank. 2 BLZ. 73
76
Bus
Bevestigingsbout
Breng de brandstoftank aan de voorzijde
5.
omhoog.
Demontage en montage van onderdelen uOnderhoudsstand voor brandstoftank
6.
Trek de borgclip van het accudeksel los
en open dit.
u Nadat het accudeksel is geopend,
drukt u het scharnierdeel omlaag om
het te vergrendelen.
7.
Monteer de brandstoftank op de voet van
het accudeksel.
Onderhoud
Accudeksel
Borgclip
Vergrendelen
Voet van
Brandstoftank
Montage
#
1.
Monteer de brandstoftank in omgekeerde
accudeksel
volgorde van het demonteren.
2.
Breng de bussen en bevestigingsbouten aan.
3.
Draai de bevestigingsbouten stevig vast.
Aanhaalmoment: 12 N·m (1,2 kgf·m)
77
Demontage en montage van onderdelen uDuozadel
Duozadel
Voorste bevestigingspennen
Onderhoud
Voorsteunen
78
Duozadel
Zadelslot
Contactsleutel
Demontage
#
1.
Steek de contactsleutel in het zadelslot.
2.
Draai de sleutel naar rechts en trek het
duozadel omhoog en naar achteren.
Montage
#
1.
Steek de voorste bevestigingspennen in
de voorsteunen op het frame.
2.
Duw de achterkant van het duozadel naar
beneden totdat het zadel op zijn plaats
wordt vergrendeld.
Controleer of het zadel goed is
vergrendeld door het lichtjes omhoog te
trekken.
Het zadel word automatisch vergrendeld bij
het sluiten.
Pas op dat u uw sleutel niet in het opbergcompartiment onder het duozadel opbergt.
Motorolie
Motorolie controleren
1.
Laat de motor 3 tot 5 minuten stationair
draaien als de motor koud is.
2.
Zet de contactschakelaar in de stand (Off)
en wacht 2 tot 3 minuten.
3.
Plaats uw voertuig rechtop op een stevige
en horizontale ondergrond.
4.
Verwijder de olievuldop/peilstok en veeg
deze schoon.
5.
Plaats de olievuldop/peilstok terug
zonder deze vast te draaien.
6.
Controleer of het oliepeil zich tussen het
bovenste en onderste merkstreepje van
de olievuldop/peilstok bevindt.
7.
Monteer de olievuldop/peilstok en draai
stevig vast.
Olievuldop/peilstok
Bovenste niveau
Onderhoud
Onderste niveau
79
Motorolie uMotorolie bijvullen
Motorolie bijvullen
Als het motoroliepeil zich onder of dicht bij
het onderste merkstreepje bevindt, moet u
Onderhoud
de aanbevolen motorolie bijvullen. 2 BLZ. 61,
2 BLZ. 116
1.
Verwijder de olievuldop/peilstok. Voeg de
aanbevolen olie toe totdat deze het
bovenste merkstreepje bereikt.
u Plaats uw voertuig rechtop op stevig,
vlak terrein terwijl u het oliepeil
controleert.
Vul niet hoger dan het bovenste
u
merkstreepje.
Zorg ervoor dat er geen vreemde
u
voorwerpen in de olievulopening
terechtkomen.
Verwijder gemorste olie onmiddellijk.
u
2.
Plaats de olievuldop/peilstok terug en
draai stevig vast.
80
LET OP
Het te vol vullen met olie of het rijden met
onvoldoende olie kan de motor beschadigen. Meng
geen olie van verschillende merken en verschillende
kwaliteit. Dit kan de werking van het smeersysteem
en de koppeling nadelig beïnvloeden.
Zie "Standaardonderhoud" voor de
aanbevolen olie en de oliekeuzerichtlijnen.
2 BLZ. 61
Koelvloeistof
Koelvloeistof controleren
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir terwijl de motor koud is.
Plaats uw motorfiets op een stevige en
1.
vlakke ondergrond.
2.
Houd uw motorfiets rechtop.
3.
Verwijder de expansiereservoirdop/
peilstok en veeg deze schoon.
Plaats de expansiereservoirdop/peilstok
4.
terug zonder deze vast te draaien.
5.
Controleer door het kijkglas of het
koelvloeistofpeil zich tussen de bovenste
en onderste merkstreepjes op de peilstok
bevindt.
Breng de expansiereservoirdop/peilstok
6.
stevig aan.
Als het koelvloeistofpeil zichtbaar daalt of het
expansiereservoir leeg is, is er waarschijnlijk
sprake van een ernstige lekkage. Laat uw
voertuig door uw dealer inspecteren.
Expansiereservoirdop/peilstok
Bovenste
niveau
Onderste
niveau
Koelvloeistof toevoegen
Als het koelvloeistofpeil onder het onderste
niveau staat, vul dan bij met de aanbevolen
koelvloeistof (2 BLZ. 63) tot het bovenste
merkstreepje.
Vul uitsluitend vloeistof bij via de expansiereservoirdop/peilstok en verwijder de radiateurdop niet.
Vervolg
Onderhoud
81
Koelvloeistof uKoelvloeistof toevoegen
1.
Verwijder de expansiereservoirdop/peilstok en voeg vloeistof toe terwijl u het
koelvloeistofpeil controleert.
u Vul niet hoger dan het bovenste
Onderhoud
merkstreepje.
u Zorg ervoor dat er geen vreemde
voorwerpen in de opening van het
expansiereservoir terechtkomen.
Breng de expansiereservoirdop/peilstok
2.
weer aan.
3WAARSCHUWING
Als de radiateurdop wordt verwijderd
terwijl de motor heet is, kan er
koelvloeistof uit spuiten waardoor
mogelijk brandwonden worden
veroorzaakt.
Laat de motor en de radiateur altijd
afkoelen voordat u de radiateurdop
verwijdert.
82
Expansiereservoirdop/peilstok
Remmen
Remvloeistof controleren
1.
Plaats uw voertuig rechtop op een stevige
en horizontale ondergrond.
Voor
2.
Controleer of het
remvloeistofreservoir horizontaal staat en
het vloeistofniveau zich boven het LWRmerkstreepje bevindt.
Achter
Controleer of het remvloeistofreservoir
Inspecteer de remblokken op slijtage als het
remvloeistofniveau in een reservoir zich
onder het LWR-merkstreepje of het LOWERmerkstreepje bevindt of de speling van de
remhendel en het rempedaal buitensporig is.
Als de remblokken niet zijn versleten, is er
wellicht sprake van lekkage. Laat uw voertuig
door uw dealer inspecteren.
horizontaal staat en of het niveau zich tussen
de LOWER- en UPPER-merkstreepjes bevindt.
VoorAchter
Remvloeistofreservoir
van voorrem
UPPER-merkstreepje
LWR-merkstreepje
LOWER-merkstreepje
Onderhoud
Remvloeistofreservoir van achterrem
83
Remmen uRemblokken inspecteren
Remblokken inspecteren
Controleer de staat van de remblokslijtageindicatoren.
Onderhoud
Voor
De remblokken moeten worden vervangen als een remblok tot aan de onderkant van de indicator versleten is.
Achter
De remblokken moeten worden vervangen als een remblok tot aan de indicator
versleten is.
Voor
1.
2.
Laat de remblokken indien nodig door uw
dealer vervangen.
Vervang de remblokken links en rechts altijd
tegelijkertijd.
84
Inspecteer de remblokken vanaf de
voorkant van de remklauw.
Achter
Inspecteer de remblokken vanaf
de rechter achterzijde van de motorfiets.
VoorAchter
Remblokken
Remschijf
Slijtage-indicatoren
Remschijf
Slijtage-indicatoren
Slijtage-indicator
Remblokken
Remlichtschakelaar afstellen
Controleer de werking van de
remlichtschakelaar.
Houd de remlichtschakelaar vast en draai de
stelmoer in richting A als de schakelaar te
laat in werking treedt of in richting B als de
schakelaar te vroeg in werking treedt.
Remmen uRemlichtschakelaar afstellen
Remlichtschakelaar
B
A
Stelmoer
Onderhoud
85
Zijstandaard
Zijstandaard controleren
Onderhoud
Veer zijstandaard
Controleer of de zijstandaard soepel
1.
werkt. Als de zijstandaard stijf is of piept,
reinig dan de scharnierzone en smeer de
scharnierbout met schoon vet.
Controleer de veer op beschadiging of
2.
uitrekking.
Ga op het voertuig zitten, zet de
3.
transmissie in neutraal en klap de
zijstandaard omhoog.
86
Start de motor, trek de koppelingshendel
4.
in en zet de versnellingsbak in de
versnelling.
5.
Klap de zijstandaard volledig omlaag. De
motor moet afslaan wanneer u de
zijstandaard omlaag klapt. Laat uw
voertuig inspecteren door uw dealer als
de motor niet afslaat.
Aandrijfketting
Speling van aandrijfketting
inspecteren
Controleer de speling van de aandrijfketting op
verschillende punten langs de ketting. Als de
speling niet constant is op alle punten, kunnen
sommige schakels vervormd zijn en vastlopen.
Laat de ketting door uw dealer inspecteren.
1.
Zet de transmissie in de neutraalstand.
Zet de motor uit.
2.
Zet uw voertuig op de zijstandaard op
een stevige, vlakke ondergrond.
3.
Druk het onderste gedeelte van de
aandrijfketting omlaag en controleer de
speling van de ketting tussen de
aandrijfketting en de swingarm aan het
uiteinde van het glijblok van de
aandrijfketting.
Speling van aandrijfketting:
55 - 60 mm
Rijd niet met uw voertuig als de speling
u
groter is dan 65 mm.
Glijblok aandrijfketting
Duwen
Aandrijfketting
4.
Rol het voertuig naar voren en controleer of
de ketting soepel beweegt.
5.
Inspecteer de kettingwielen. 2 BLZ. 62
6.
Reinig en smeer de aandrijfketting.
2 BLZ. 63
Swingarm
Onderhoud
87
Koppeling
Koppeling controleren
Speling van koppelingshendel
#
controleren
Onderhoud
Controleer de speling van de
koppelingshendel.
Speling bij de koppelingshendel:
10 - 20 mm
Koppelingshendel
Speling
88
Controleer de koppelingskabel op knikken of
tekenen van slijtage. Laat de kabel indien
nodig door uw dealer vervangen.
Smeer de koppelingskabel met een in de
handel verkrijgbaar kabelsmeermiddel om
voortijdige slijtage en corrosie te voorkomen.
LET OP
Een onjuiste afstelling van de speling kan leiden tot
voortijdige slijtage van de koppeling.
Koppeling uSpeling van koppelingshendel afstellen
Speling van koppelingshendel
afstellen
Bovenste versteller
#
Probeer de koppelingskabel eerst af te stellen
met de bovenste versteller.
Trek de rubberen stofkap naar achteren.
1.
Draai de bovenste borgmoer los.
2.
Draai aan de bovenste stelmoer van de
3.
koppelingskabel totdat de speling is
afgesteld op 10 - 20 mm.
4.
Draai de bovenste borgmoer vast en
controleer de speling opnieuw.
5.
Monteer de rubberen stofkap.
Bovenste stelmoer van koppelingskabel
Bovenste
borgmoer
–
+
Rubberen stofkap
Vervolg
Onderhoud
89
Koppeling uSpeling van koppelingshendel afstellen
Onderste stelmoer
#
Als de bovenste versteller van de
koppelingskabel bijna volledig is uitgedraaid
of de juiste speling niet kan worden bereikt,
Onderhoud
probeer dan de koppelingskabel af te stellen
met de onderste stelmoer ervan.
Draai de bovenste borgmoer los en draai de
1.
bovenste stelmoer van de koppelingskabel
volledig in (voor een maximale speling).
Draai de bovenste borgmoer vast.
2.
Draai de onderste borgmoer los.
3.
Draai aan de onderste stelmoer totdat de
speling van de koppelingshendel is afgesteld op 10 - 20 mm.
Draai de onderste borgmoer vast en con-
4.
troleer de speling van de koppelingshendel.
5.
Start de motor, trek de koppelingshendel
in en zet de versnellingsbak in de
versnelling. De motor mag niet afslaan en
het voertuig mag niet kruipen. Laat de
koppelingshendel geleidelijk los en geef
gas. Uw voertuig moet soepel bewegen
en geleidelijk aan accelereren.
90
Onderste stelmoer
+
–
Onderste borgmoer
Neem contact op met uw dealer als de
speling niet naar behoren kan worden
afgesteld of als de koppeling niet goed
werkt.
Gashendel
Gashendel controleren
Zet de motor uit en controleer of de
gashendel soepel draait van de volledig
gesloten tot de volledig geopende stand in
alle stuurstanden en of de speling van de
gashendel juist is. Laat het voertuig door uw
dealer inspecteren als de gashendel niet
soepel beweegt of automatisch dicht gaat of
als de kabel is beschadigd.
Speling bij de flens van de gashendel:
2 - 6 mm
Speling
Flens
Onderhoud
91
Verhelpen van storingen
Motor start niet ..................................................BLZ. 93
De motor is oververhit wanneer zich het
volgende voordoet:
●
Controlelampje hoge koelvloeistoftemperatuur
gaat branden.
● De acceleratie wordt traag.
Verhelpen van storingen
Als dit gebeurt, moet u veilig aan de kant
van de weg parkeren en de volgende
procedure uitvoeren.
Langdurig versneld stationair draaien kan
ertoe leiden dat het controlelampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat branden.
LET OP
Doorrijden met een oververhitte motor kan ernstige
beschadiging van de motor veroorzaken.
1.
Zet de motor uit met de contactschakelaar
en zet de contactschakelaar hierna in de
stand (On).
94
2.
en zet de contactschakelaar hierna in de
stand (Off).
Als de ventilator niet werkt:
Ga uit van een defect. Start de motor niet.
Breng uw voertuig naar uw dealer.
Als de ventilator werkt:
Laat de motor afkoelen met de
startschakelaar in de stand (Off).
3.
Inspecteer de radiateurslang op lekkage
na het afkoelen van de motor. 2 BLZ. 81
In geval van lekkage:
Start de motor niet. Breng uw voertuig
naar uw dealer.
4.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir. 2 BLZ. 81
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
u
5.
Als de controle bij stap 1-4 normaal is, kunt u
doorrijden maar moet u het controlelampje
hoge koelvloeistoftemperatuur nauwlettend in
de gaten houden.
Als het storingslampje tijdens het rijden gaat
branden, kan het PGM-FI-systeem een
ernstig defect vertonen. Verminder snelheid
en laat uw voertuig zo snel mogelijk door uw
dealer inspecteren.
Verhelpen van storingen
95
Waarschuwingslampjes branden of knipperen uABS-controlelampje (antiblokkeersysteem)
ABS-controlelampje
(antiblokkeersysteem)
Als het controlelampje op een van de
volgende manieren werkt, is er mogelijk een
ernstig defect in het ABS. Verminder uw
Verhelpen van storingen
snelheid en laat uw voertuig zo snel mogelijk
door uw dealer inspecteren.
● Het controlelampje gaat branden of
begint te knipperen tijdens het rijden.
● Het controlelampje gaat niet branden als
de contactschakelaar in de stand (On)
wordt gezet.
● Het controlelampje gaat niet uit bij
snelheden hoger dan 10 km/h.
96
Als het ABS-controlelampje blijft branden,
werken uw remmen als een
standaardsysteem maar zonder de
antiblokkeerfunctie.
Het ABS-controlelampje kan gaan knipperen
wanneer u het achterwiel draait terwijl het
achterwiel van de grond komt. In dit geval zet u
de contactschakelaar in de stand (Off) en weer
in de stand (On). Het ABS-controlelampje gaat
uit zodra u een snelheid van 30 km/h bereikt.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.