Gardena Sileno Life 750, Smart Sileno Life 750, Sileno City Smart 250, Sileno City 350 User manual

Gebruiksaanwijzing
SILENO city, smart SILENO city SILENO life, smart SILENO life
gardena.com
InDesign P01 omslag P01_P02_a5.indd 1 2019-01-03 14:56:19
1 Inleiding
1.1 Inleiding...................................................... 3
1.2 Productoverzicht.........................................4
1.3 Symbolen op het product........................... 5
1.4 Symbolen op het display............................ 6
1.5 Symbolen op de accu.................................6
1.6 Overzicht menustructuur............................ 7
1.7 Overzicht menustructuur............................ 8
1.8 Display........................................................9
1.9 Toetsenbord .............................................. 9
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidsdefinities..................................10
2.2 Algemene veiligheidsinstructies............... 10
2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening....... 12
3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie..................................16
3.2 Vóór de installatie van de draden.............16
3.3 Vóór de installatie van het product........... 16
3.4 Montage van het product..........................20
3.5 De draad in positie zetten met staken...... 22
3.6 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad ingraven............................... 22
3.7 De positie van de begrenzingsdraad
of geleidingsdraad wijzigen............................ 22
3.8 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad verlengen............................. 22
3.9 Na de installatie van het product.............. 22
3.10 De productinstellingen uitvoeren............ 23
4 Werking
4.1 De AAN/UIT-knop.....................................30
4.2 Product starten......................................... 30
4.3 Bedieningsmodi........................................30
4.4 Stoppen.................................................... 31
4.5 Uitschakelen.............................................31
4.6 Schema en Stand-by................................32
4.7 De accu opladen...................................... 33
4.8 Maaihoogte aanpassen............................ 33
5 Onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud............................ 34
5.2 Product reinigen....................................... 34
5.3 Messen vervangen................................... 35
5.4 Software-update....................................... 35
5.5 Accu......................................................... 36
5.6 Winterbeurt...............................................37
6 Probleemoplossing
6.1 Introductie - problemen oplossen............. 38
6.2 Foutmeldingen..........................................39
6.3 Informatiemeldingen.................................44
6.4 Indicatielampje in het laadstation............. 45
6.5 Symptomen.............................................. 46
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen............ 47
7 Vervoer, opslag en verwerking
7.1 Transport.................................................. 50
7.2 Opslag...................................................... 50
7.3 Afvoeren................................................... 50
8 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens.............................. 51
9 Garantie
9.1 Garantiebepalingen.................................. 54
10 EG verklaring van overeenstemming
10.1 EG verklaring van overeenstemming..... 55
2 1034 - 001 -
1 Inleiding
1.1 Inleiding
Serienummer:
PIN-code:
Productregistratiecode:
Het serienummer staat op het productplaatje en op de productverpakking.
Gebruik het serienummer om uw product te registreren op www.gardena.com.
1.1.1 Ondersteuning
Neem contact op met uw GARDENA Central Service voor ondersteuning met betrekking tot het GARDENA-product.
1.1.2 Productbeschrijving
Let op: GARDENA werkt het uiterlijk en de
werking van producten regelmatig bij. Zie
Ondersteuning op pagina 3
.
Het product is een robotmaaier. Het product bevat een accu en maait het gras automatisch. Het gras hoeft niet te worden verzameld.
De gebruiker selecteert de instellingen voor de werking met de toetsen op het toetsenblok. Het display toont de geselecteerde en mogelijke instellingen voor de werking, en de bedrijfsmodus van het product.
De begrenzingsdraad en de geleidingsdraad regelen de beweging van het product binnen het werkgebied.
1034 - 001 - Inleiding - 3
1.2 Productoverzicht
1
5
4
3
9
28
21
27
10
22
23
29
26
30
25
24
19
6
8
7
2
18
15
14
17
16
20
13
12
11
De nummers in de afbeelding geven het volgende aan:
1. Behuizing
2. Klep voor display en toetsenbord
3. Stopknop
4. Achterwiel (SILENO city)/achterwielen (SILENO life)
5. Voorwielen
6. Laadstation
7. Contactstrips
8. LED voor controle van de werking van het laadstation, begrenzingsdraad en begeleidingsdraad
9. Maaihoogteafstelling
10. Productplaatje
11. Display
12. Toetsenbord
13. AAN/UIT-knop
14. Maaisysteem
15. Maaischijf
16. Hendel
17. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
18. Accudeksel
19. Voeding (het uiterlijk van de voeding kan verschillen afhankelijk van de markt)
20. Lusdraad voor begrenzingslus en begeleidingsdraad
21. Koppelingen voor de lusdraad
22. Haringen
4 - Inleiding 1034 - 001 -
23. Stekker voor de lusdraad
24. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
25. Meetlat voor hulp bij het installeren van de begrenzingsdraad (de meetlat is losgeraakt uit de doos)
26. voeding Smart Gateway (alleen voor smart­model)
27. Laagspanningskabel
28. Smart Gateway (alleen voor smart-model)
29. LAN-kabel Smart Gateway (alleen voor smart-model)
30. Bedieningshandleiding en beknopte handleiding
1.3 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op het product. Bestudeer ze zorgvuldig.
WAARSCHUWING: Lees de gebruikersinstructies voordat u het product ge­bruikt.
WAARSCHUWING: Be­dien de uitschakelinrich­ting voordat u werkzaam­heden aan het product uitvoert of dit gaat optil­len.
Het product kan alleen starten als de AAN/UIT­knop is ingedrukt en het indicatielampje brandt. Ook moet de juiste pinco­de worden ingevoerd. Schakel het product uit en controleer of het indicatie­lampje op de AAN/UIT­knop niet brandt voordat u inspecties of onderhoud uitvoert.
WAARSCHUWING: Be­waar een veilige afstand tot het product als dit in gebruik is. Houd uw han­den en voeten uit de buurt van de roterende messen.
WAARSCHUWING: Ga niet op het product zitten of staan. Plaats uw han­den of voeten nooit in de buurt van of onder het product.
Gebruik geen hogedruk­reiniger.
Dit product voldoet aan de geldende EG-richtlij­nen.
Geluidsemissie naar de omgeving. De emissies zijn opgenomen in
Technische gegevens op pagina 51
en op het productplaatje.
1034 - 001 -
Inleiding - 5
Het is niet toegestaan om dit product als normaal huishoudelijk afval af te voeren. Zorg dat het product wordt gerecycled volgens de lokale wettelijke voorschriften.
De laagspanningskabel mag niet worden ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van de laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij het knippen van randen waar de kabels liggen.
1.4 Symbolen op het display
De schemafunctie bepaalt wanneer het product het gazon maait.
De functie SensorControl past automatisch de maai-intervallen aan de grasgroei aan.
De instellingenfunctie is bedoeld voor de algemene instellingen voor de producten.
Het product maait het gras niet door de schemafunctie.
Het product heft de schemafunctie op.
De accu-indicator geeft het laadniveau van de accu aan. Wanneer het product wordt opgeladen, knippert het symbool.
Het product is in het laadstation geplaatst, maar de batterij wordt niet opgeladen.
Het product staat in de ECO-modus.
1.5 Symbolen op de accu
Lees de gebruikersinstructies goed door.
Dank de accu niet af door deze in een vuur te gooien en stel de accu niet bloot aan een warmtebron.
Dompel de accu niet onder in water.
6 - Inleiding
1034 - 001 -
1.6 Overzicht menustructuur
Schema
Weekoverzicht
Periode 1
Periode 2 Kopiëren
Zo
Huidige dag
Heel de week
ZaVrDoWoDiMaalle
dagen
Reset
* smart SILENO city en smart SILENO life ** SILENO life en smart SILENO life
Wizard Uitgebreid
smart system*
Goed Matig Slecht
Aangesloten
Ja/Nee
Signaalsterkte
Status
Apparaat uitsluiten
SensorControl**
Laag/mid./hoog
Maaitijd
SensorControl
gebruiken
1034 - 001 - Inleiding - 7
1.7 Overzicht menustructuur
Instellingen
Tijd en datum
Ingestelde tijd
Ingestelde datum
Tijdnotatie Datumnotatie
Taal Land
Reset alle gebruikersin­stellingen
Info
Veiligheid Tuindekking Installatie
Algemeen
Laag Midden*
Wijzig PIN-code
Nieuw lussignaal
Veiligheids­niveau
Uitgebreid
Gebied 1-3
Hoe?
Hoe vaak?
Hoe ver?
Uitscha­kelen
ResetTest
Meer
Uitgangs­situatie
Rijd over draad
ECO­modus
Maaierhuis
Hoog
* SILENO life, smart SILENO life
8 - Inleiding 1034 - 001 -
1.8 Display
Op het display op het product wordt informatie over de instellingen van het product weergegeven.
Druk op STOP om naar het display te gaan.
1.9 Toetsenbord
Het toetsenbord bestaat uit 6 groepen knoppen:
1
2
4
3
5
6
1. De AAN/UIT-knop wordt gebruikt om het product AAN/UIT te zetten. Het indicatielampje op de AAN/UIT-knop is een belangrijke indicator. Zie
Het indicatielampje
op pagina 30
.
2. De knop Start wordt gebruikt om het product te starten.
3. De knop Menu wordt gebruikt om naar het hoofdmenu te gaan.
Let op:
De knop Menu wordt ook gebruikt als een knop voor Terug, dat wil zeggen wanneer u een niveau terug wilt in de menulijsten.
4. De knop Mode wordt gebruikt om een bedieningsmodus te kiezen, bijvoorbeeld
Hoofdgebied
of
Parkeren
.
5. De OK-knop wordt gebruikt om de gekozen instellingen in de menu's te bevestigen.
6. De pijltoetsen worden gebruikt voor navigatie in het menu. De pijltoetsen omhoog/omlaag worden ook gebruikt om cijfers in te voeren, bijvoorbeeld pincode, tijd en datum
1034 - 001 -
Inleiding - 9
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidsdefinities
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en opmerkingen worden gebruikt om te wijzen op belangrijke delen van de handleiding.
WAARSCHUWING: Wordt gebruikt om te wijzen op de kans op ernstig of fataal letsel voor de gebruiker of omstanders wanneer de instructies in de handleiding niet worden gevolgd.
OPGELET: Wordt gebruikt indien er een risico bestaat op schade aan het product en andere eigendommen of aan de omgeving wanneer de
instructies in de handleiding niet worden gevolgd.
Let op: Geven verdere informatie die nodig is in een bepaalde situatie.
2.2 Algemene veiligheidsinstructies
Om het gebruik van de bedieningshandleiding eenvoudiger te maken, wordt gebruik gemaakt van het volgende systeem:
Cursief
gedrukte tekst geeft schermteksten van het product aan of is een verwijzing naar een ander gedeelte in de bedieningshandleiding.
Vet gedrukte tekst geeft de toetsen op het toetsenbord van het product aan.
Tekst gedrukt in
HOOFDLETTERS
en
cursieve letters
verwijst naar de verschillende bedrijfsmodi die beschikbaar zijn in het product.
10 - Veiligheid 1034 - 001 -
2.2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER TE KUNNEN RAADPLEGEN
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken met andere mensen of beschadigingen van hun eigendommen.
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaron­der kinderen) met fysieke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen (die van invloed kunnen zijn op het veilig bedienen van het pro­duct), of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat hebben ont­vangen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veilig­heid.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en andere personen die ondanks hun fysieke, sensorische of geestelijke handicap of gebrek aan ervaring en kennis onder toezicht of instructie van een verantwoordelijke persoon in staat zijn veilig gebruik te maken van het apparaat en op de hoogte zijn van alle gevaren. Er kunnen plaatselijke regels zijn met betrekking tot de minimumleeftijd voor het bedienen van dit apparaat. Kinde­ren mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen of onder­houden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het snoer beschadigd is. Een versleten of beschadigd snoer ver­hoogt het risico op een elektrische schok.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of lek­kage van corroderende vloeistof uit de accu. Spoelen met water/ neutralisatiemiddel in geval van lekkage van elektrolyt. Raadpleeg een arts in geval van contact met de ogen.
Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden aan­bevolen. De veiligheid van het product kan niet worden gegaran­deerd met niet-originele accu's. Gebruik geen niet-oplaadbare ac­cu's.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt verwijderd.
1034 - 001 -
Veiligheid - 11
WAARSCHUWING: Het product kan gevaarlijk zijn wanneer het verkeerd wordt gebruikt.
WAARSCHUWING:
Gebruik het product niet als personen, met name kinderen, of huisdieren zich in het werkgebied bevinden.
WAARSCHUWING:
Houd uw handen en voeten uit de buurt van de roterende messen. Plaats uw handen of voeten niet in de buurt van of onder het product wanneer de motor draait.
2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening
2.3.1 Gebruik
Het product is bedoeld voor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant over bediening/onderhoud moeten nauwkeurig worden gevolgd.
Er moeten waarschuwingsborden worden geplaatst rondom het werkgebied van het product als het in openbare gebieden wordt gebruikt. De borden moeten de volgende
tekst bevatten:
Waarschuwing! Automatische gazonmaaier! Blijf uit de buurt van de machine! Houd toezicht op kinderen!
Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier!
Blijf uit de buurt van de machine!
Houd toezicht op kinderen!
Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier!
Blijf uit de buurt van de machine!
Houd toezicht op kinderen!
Gebruik de bedieningsmodus
Parkeren
of schakel het product uit wanneer personen, vooral kinderen, of huisdieren zich in het werkgebied bevinden. Het verdient aanbeveling het product te programmeren voor gebruik tijdens uren wanneer geen activiteit in het gebied plaatsvindt, bijvoorbeeld 's nachts. Zie
Het schema
instellen op pagina 24
. Houd er rekening mee dat bepaalde diersoorten, bijvoorbeeld egels, 's nachts actief zijn. Deze diersoorten kunnen potentieel gewond raken door het product.
Het product mag uitsluitend worden bediend, onderhouden en gerepareerd door personen die volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken van en veiligheidsregels voor het product. Lees de bedieningshandleiding zorgvuldig door en zorg dat u de instructies hebt begrepen voordat u het product gebruikt.
Het is niet toegestaan het originele ontwerp van het product aan te passen. Alle wijzigingen zijn op eigen risico.
Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap, speelgoed of andere voorwerpen op het gazon liggen die de messen kunnen beschadigen. Objecten op het gazon kunnen er ook toe leiden dat het product vast komt te zitten. Er kan hulp nodig zijn om het object te verwijderen voordat het product verder kan gaan met maaien. Schakel altijd eerst het product uit
12
- Veiligheid
1034 - 001 -
met de AAN/UIT-knop voordat u een blokkade verwijdert.
Start het product volgens de instructies. Wanneer het product is ingeschakeld, dient u ervoor te zorgen dat u uw handen en voeten uit de buurt van de roterende messen houdt. Plaats uw handen of voeten nooit onder het product.
Raak nooit bewegende gevaarlijke onderdelen, zoals de maaischijf, aan voordat de maaier volledig tot stilstand is gekomen.
Til het product nooit op en draag het niet rond terwijl het is ingeschakeld.
Sta niet toe dat het product wordt gebruikt door personen die niet weten hoe het werkt en zich gedraagt.
Het product mag nooit in aanraking komen met personen of andere levende wezens. Als een persoon of ander levend wezen in de baan van het product komt, moet deze onmiddellijk worden gestopt. Zie
Stoppen op
pagina 31
.
Zet niets boven op het product of het laadstation.
Voorkom dat het product wordt gebruikt wanneer de kap, maaischijf of behuizing beschadigd is. De maaier mag ook niet worden gebruikt als de messen, schroeven, moeren of kabels defect zijn. Sluit nooit een beschadigde kabel aan en raak deze ook niet aan voordat de kabel is losgekoppeld van de voeding.
Gebruik het product niet als de AAN/UIT­knop niet werkt.
Schakel het product altijd uit met de AAN/ UIT-knop wanneer het product niet in gebruik is. Het product kan alleen worden gestart als de AAN/UIT-knop is
ingeschakeld en de juiste pincode is ingevoerd.
GARDENA staat niet garant voor volledige compatibiliteit tussen het product en andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, ondergrondse elektrische afrasteringen of dergelijke.
Metalen voorwerpen in de bodem (zoals wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen voorwerpen kunnen storing van het lussignaal veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand brengen.
Bedrijfs- en opslagtemperatuur is 0-50 °C/ 32-122 °F. Temperatuurbereik voor het opladen is 0-45 °C/32-113 °F. Te hoge temperaturen kunnen schade aan het product veroorzaken.
2.3.2 Veiligheid bij accu's
WAARSCHUWING: Lithium-ionaccu's
kunnen ontploffen of brand veroorzaken, indien gedemonteerd, kortgesloten, blootgesteld aan water, brand of hoge temperaturen. Behandel de accu voorzichtig, demonteer de accu niet, open de accu niet en voorkom elektrisch/mechanisch misbruik. Zet een accu niet in direct zonlicht.
Voor meer informatie over de accu, raadpleeg
Accu op pagina 36
2.3.3 Het product optillen en verplaatsen
Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied:
1. Druk op de STOP-knop om het product te stoppen. Als de beveiliging is ingesteld op hoog niveau (zie
Het beveiligingsniveau
instellen op pagina 25
), moet de pincode worden ingevoerd. De pincode bestaat uit vier cijfers en wordt gekozen wanneer u het product voor het eerst start. Zie
De
basisinstellingen uitvoeren op pagina 22
.
1034 - 001 -
Veiligheid - 13
2. Druk op de AAN/UIT-knop en zorg ervoor dat het product is uitgeschakeld. Controleer of het indicatielampje op de AAN/UIT-knop niet brandt. Dit betekent dat het product is uitgeschakeld. Zie
Het indicatielampje op
pagina 30
.
3. Draag het product aan de hendel met de maaischijf uit de buurt van uw lichaam.
WAARSCHUWING:
Het product moet worden uitgeschakeld voordat het wordt opgetild. Het product is uitgeschakeld wanneer het indicatielampje op de AAN/UIT-knop niet brandt.
OPGELET: Til het product niet op als het in het laadstation is geparkeerd. Hierdoor kan het laadstation en/of het
product worden beschadigd. Druk op STOP en trek het product uit het laadstation voordat u het optilt.
2.3.4 Onderhoud
WAARSCHUWING: Het product moet
worden uitgeschakeld voordat er onderhoudswerkzaamheden aan worden uitgevoerd. Het product is uitgeschakeld wanneer het indicatielampje op de AAN/UIT-knop niet brandt.
OPGELET: Gebruik nooit een hogedrukreiniger om het product schoon te maken. Gebruik nooit oplosmiddelen voor de reiniging.
Inspecteer het product wekelijks en vervang beschadigde of versleten onderdelen. Zie
Introductie - onderhoud op pagina 34
.
2.3.5 Bij onweer
Om het risico op schade aan de elektrische componenten in het product en het laadstation te beperken, adviseren we om alle aansluitingen op het laadstation (voeding, begrenzingsdraad en geleidingsdraad) los te koppelen als er kans op onweer is.
14
- Veiligheid
1034 - 001 -
1. Markeer de draden om eenvoudig opnieuw verbinding te maken. De aansluitingen op het laadstation zijn gemarkeerd met R, L en GUIDE.
2. Koppel alle aangesloten kabels en de voeding los.
3. Sluit alle kabels en de voeding weer aan als er geen onweer meer dreigt. Het is belangrijk dat elke draad op de juiste plaats wordt aangesloten.
1034 - 001 - Veiligheid - 15
3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie
WAARSCHUWING: Zorg dat u het
hoofdstuk over veiligheid hebt gelezen en begrepen voordat u het product monteert.
OPGELET: Gebruik alleen originele reserveonderdelen en origineel installatiemateriaal.
Let op: Zie www.gardena.com voor meer informatie over de installatie.
3.2 Vóór de installatie van de draden
U kunt kiezen om de draden met staken te bevestigen of om ze in te graven. U kunt de 2 procedures voor hetzelfde werkgebied gebruiken.
Graaf de begrenzings- of geleidingsdraad in als u een verticuteermachine in het werkgebied gaat gebruiken. Zo niet, dan bevestigt u de begrenzings- of geleidingsdraad met staken.
Maai het gras voordat u het product installeert. Zorg ervoor dat het gras maximaal 4 cm/1.6 inch is.
Let op:
De eerste weken na installatie kan het waargenomen geluidsniveau bij het maaien van het gras hoger zijn dan verwacht. Wanneer het product het gras enige tijd heeft gemaaid, is het waargenomen geluidsniveau veel lager.
3.3 Vóór de installatie van het product
Maak een blauwdruk van het werkgebied en
neem er alle obstakels in op.
Breng een markering aan op de blauwdruk
waar het laadstation, de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad moeten worden geplaatst.
Breng een markering op de blauwdruk aan
waar de geleidingsdraad aansluit op de begrenzingsdraad. Zie
De geleidingsdraad
installeren op pagina 21
.
Vul de gaten in het gazon.
Let op: Gaten met water in het gazon kunnen schade aan het product veroorzaken.
3.3.1 Onderzoeken waar het laadstation moet worden geplaatst
Zorg voor minimaal 2 m/6.6 ft vrije ruimte vóór het laadstation.
Houd een minimum aan van 30 cm/12 inch vrije ruimte rechts en links van het midden van het laadstation.
60- cm / 24- in.
Plaats het laadstation in de buurt van een buitenstopcontact.
Plaats het laadstation op een vlakke ondergrond.
Max 5 cm /2 "
Max 5 cm /2 "
16
- Installatie
1034 - 001 -
Max +/- 2 cm / 0.8 in.
Plaats het laadstation in het laagst mogelijke deel van het werkgebied.
Plaats het laadstation in een gebied met bescherming tegen de zon.
Als het laadstation op een eiland is geplaatst, dient u ervoor te zorgen dat u de geleidingsdraad met het eiland verbindt. Zie
Een eiland maken op pagina 18
.
3.3.2 Onderzoeken waar de voeding
moet worden geplaatst
Plaats de voeding in een gebied met een dak en bescherming tegen de zon en de regen.
Plaats de voeding in een gebied met een goede luchtstroom.
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer u de voeding aansluit op het stopcontact.
WAARSCHUWING:
Wijzig de voeding niet. U mag de laagspanningskabel niet doorsnijden of verlengen. Er bestaat een gevaar voor elektrische schokken.
Laagspanningskabels van verschillende lengtes zijn verkrijgbaar als accessoires.
OPGELET:
Zorg ervoor dat de messen op het product niet de laagspanningskabel doorsnijden.
OPGELET: Plaats de laagspanningskabel niet in een spoel of onder de plaat van het laadstation. De bobine veroorzaakt interferentie met het signaal van het laadstation.
3.3.3 Onderzoeken waar u de begrenzingsdraad plaatst
OPGELET: Als het werkgebied aan
een waterpartij, helling, afgrond of openbare weg grenst, moet behalve de begrenzingsdraad ook een beschermende muur worden geplaatst. De muur moet minimaal 15 cm/6 inch hoog zijn.
D
E
B
C
F
A
Plaats de begrenzingsdraad rond de hele werkzone (A). Pas de afstand tussen de begrenzingsdraad en de obstakels aan.
1034 - 001 -
Installatie - 17
Zet de begrenzingsdraad 35 cm/14 inch (B) van een hindernis af die meer dan 5 cm/2 inch hoog is.
Zet de begrenzingsdraad 30 cm/12 inch (C) van een obstakel af dat 1-5 cm/0.4-2 inch hoog is.
Zet de begrenzingsdraad 10 cm/4 inch (D) van een hindernis af die kleiner is dan 1 cm/0.4 inch.
Als u een tegelpad op niveau van het gazon hebt, plaatst u de begrenzingsdraad lager dan de tegels.
Let op: Indien het tegelpad minimaal 30 cm/12 inch breed is, gebruikt u de fabrieksinstelling voor de functie Rijd over draad om al het gras naast het tegelpad te maaien.
OPGELET: Laat het product niet werken op grind.
Als u een eiland maakt, zet u de begrenzingsdraden die naar en van het eiland lopen dicht bij elkaar (E). Plaats de kabels in dezelfde staak.
Maak een oogje (F) op de plaats waar de geleidingsdraad met de begrenzingsdraad moet worden verbonden.
OPGELET:
Maak geen scherpe bochten wanneer u de begrenzingsdraad installeert.
OPGELET: Voor een zorgvuldige werking zonder geluid isoleert u alle obstakels zoals bomen, wortels en stenen.
3.3.3.1 De begrenzingsdraad op een helling plaatsen
SILENO city, smart SILENO city: Voor hellingen steiler dan 25% binnen het werkgebied isoleert u de helling met begrenzingsdraad.
SILENO life, smart SILENO life: Voor hellingen steiler dan 30% binnen het werkgebied isoleert u de helling met begrenzingsdraad.
Voor hellingen steiler dan 10% langs de buitenrand van het gazon plaatst u de begrenzingsdraad 20 cm/8 inch (A) van de rand.
Voor hellingen grenzend aan een openbare weg plaatst u een hek of een beschermende muur langs de buitenrand van de helling.
A
>10%
0-25%
3.3.3.2 Doorgangen
Een doorgang is een sectie met begrenzingsdraad aan elke kant die 2 werkgebieden verbindt. De doorgang moet minimaal 60 cm/24 inch breed zijn.
Let op: Als een doorgang minder dan 2 m/6.5 ft breed is, installeert u een geleidingsdraad door de doorgang.
3.3.3.3 Een eiland maken
Plaats de begrenzingsdraad op en rond het obstakel om een eiland te maken.
Plaats de 2 stukken begrenzingsdraad die naar en van het obstakel lopen bij elkaar.
Zet de 2 stukken begrenzingsdraad in dezelfde staak vast.
0 cm / 0
"
18
- Installatie
1034 - 001 -
OPGELET: Kruis geen gedeelte van de begrenzingsdraad over een ander gedeelte. De begrenzingsdraadgedeelten moeten evenwijdig lopen.
OPGELET: Kruis de geleidingsdraad niet over de begrenzingsdraad, bijvoorbeeld een begrenzingsdraad die naar een eiland gaat.
3.3.3.4 Een bijgebied maken
Maak een bijgebied als het werkgebied 2 gebieden heeft die niet zijn verbonden met een doorgang.
Plaats de begrenzingsdraad rond het bijgebied (B) om een eiland te maken. Het werkgebied met het laadstation is het hoofdgebied (A). Zie
Een eiland maken op
pagina 18
.
B
A
Let op:
Wanneer het product gras maait in
het bijgebied, moet de modus
Bijgebied
worden geselecteerd. Zie
2e gebied op
pagina 31
.
3.3.4 Onderzoeken waar de geleidingsdraad moet worden gelegd
Plaats de geleidingsdraad in een lijn op minimaal 1 m/3.3 ft afstand vóór het laadstation.
Min 1m / 3.3ft
G
Zorg voor zo veel mogelijk vrije ruimte links van de geleidingsdraad, gezien in de richting van het laadstation. Zie
Kalibratie
begeleidingsdraad op pagina 23
.
Plaats de geleidingsdraad minimaal 30 cm /12 inch van de begrenzingsdraad.
Maak geen scherpe bochten wanneer u de geleidingsdraad plaatst.
Als het werkgebied een helling heeft, plaatst u de geleidingsdraad diagonaal over de helling.
1034 - 001 -
Installatie - 19
3.3.5 Voorbeelden van werkgebieden
B
D
A
C
Als het laadstation in een klein gebied (A) wordt geplaatst, zorgt u ervoor dat de afstand tot de begrenzingsdraad minimaal 2 m/6.6 ft is.
Als het werkgebied een doorgang (B) heeft, zorgt u ervoor dat de afstand tot de begrenzingsdraad minimaal 2 m/6.5 ft is. Als de doorgang kleiner is dan 2 m/6.5 ft, plaatst u een geleidingsdraad door de doorgang. De minimale doorgang tussen de begrenzingsdraad is 60 cm/24 inch.
Als het werkgebied gebieden heeft die met kleine doorgangen (C) zijn verbonden, kunt u de instellingen wijzigen in
Tuindekking
. Zie
Functie Tuindekking instellen op pagina 26
.
Indien het werkgebied een bijgebied (D) omvat, raadpleegt u
Een bijgebied maken
op pagina 19
. Zet het product in het
bijgebied en selecteer
de modus Bijgebied
.
3.4 Montage van het product
3.4.1 Laadstation monteren
WAARSCHUWING: Volg de nationale
voorschriften voor elektrische veiligheid.
1. Lees en begrijp de instructies over het laadstation. Zie
Onderzoeken waar het laadstation moet worden geplaatst op pagina 16
.
2. Plaats het laadstation in het geselecteerde gebied.
3. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation.
4. Zet de voeding op een minimale hoogte van 30 cm/12 inch.
min 30 cm / 12”
WAARSCHUWING: Zet de voeding niet op een hoogte waar er een risico bestaat dat deze in het water komt te staan. Zet de voeding niet op de grond.
5. Sluit de voedingskabel aan op een buitenstopcontact van 100-240 V.
WAARSCHUWING:
Van toepassing voor USA/Canada. Als de voedingseenheid buiten is opgesteld: Risico van elektrische schok. Alleen aansluiten op een afgedekt GFCI-stopcontact (RCD), klasse A, dat voorzien is van een behuizing die waterdicht is, ongeacht of de kap van de aansluitstekker is geplaatst.
6. Bevestig de laagspanningskabel met staken in de grond of graaf de kabel in. Zie
De draad in positie zetten met staken op pagina 22
of
De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad ingraven op pagina 22
.
20
- Installatie
1034 - 001 -
7. Sluit de kabels aan op het laadstation. Zie
De begrenzingsdraad installeren op pagina 21
en
De geleidingsdraad installeren op
pagina 21
.
8. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven.
OPGELET: Het is niet toegestaan om nieuwe gaten in de plaat van het laadstation te maken.
OPGELET: Plaats uw voeten niet in het laadstation.
3.4.2 De begrenzingsdraad installeren
1. Plaats de begrenzingsdraad rond het volledige werkgebied. Start en voltooi de installatie achter het laadstation.
OPGELET: Plaats geen ongewenste draad in een spoel. De spoel veroorzaakt interferentie met het product.
2. Open de connector en leg de begrenzingsdraad in de connector.
3. Sluit de connector met een tang.
4. Snijd de begrenzingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8 inch boven elke connector.
5. Druk de rechterconnector op de metalen pen met het merkteken "R".
6. Druk de linkerconnector op de metalen pen met het merkteken "L".
3.4.3 De geleidingsdraad installeren
1. Open de connector en leg de draad in de connector.
2. Sluit de connector met een tang.
3. Knip de geleidingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8 inch boven elke connector af.
4. Druk de geleidingsdraad door de sleuf in de plaat van het laadstation.
5. Druk de connector op de metalen pen met het merkteken "G".
6. Plaats het uiteinde van de geleidingsdraad in het oogje op de begrenzingsdraad.
7. Knip de begrenzingsdraad door met een draadtang.
8. Sluit de geleidingsdraad met behulp van een koppeling op de begrenzingsdraad aan.
a) Plaats de 2 uiteinden van de
begrenzingsdraad en het uiteinde van de geleidingsdraad in de koppeling.
Let op: Zorg ervoor dat u het uiteinde van de geleidingsdraad kunt zien via het transparante gedeelte van de koppeling.
b) Druk met een verstelbare tang op de
knop op de koppeling.
OPGELET:
Een tweeaderige kabel of een kroonsteentje geïsoleerd met isolatietape levert geen adequate lassen op. Het vocht in de grond zorgt ervoor dat de draden gaan oxideren, waardoor het circuit na een tijdje wordt onderbroken.
9. Bevestig de geleidingsdraad aan de grond. Met staken of begraaf de geleidingsdraad in de grond. Zie
De draad in positie zetten met
staken op pagina 22
of
De begrenzingsdraad of geleidingsdraad ingraven op pagina 22
.
1034 - 001 -
Installatie - 21
3.5 De draad in positie zetten met staken
Plaats de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad op de grond.
Zet de staken op minimaal 75 cm/30 inch afstand van elkaar.
Bevestig de staken in de grond met een (kunststof) hamer.
OPGELET: Zorg ervoor dat de staken de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad tegen de grond houden.
Let op: De draad is na enkele weken overgroeid met gras en niet meer zichtbaar.
3.6 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad ingraven
Snijd met een kantsnijder of een rechte schop een groef in de grond.
Plaats de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad 1-20 cm/0.4-8 inch in de grond.
3.7 De positie van de
begrenzingsdraad of geleidingsdraad wijzigen
1. Als de begrenzingsdraad of geleidingsdraad in positie wordt gezet met staken, haalt u de staken uit de grond.
2. Verwijder voorzichtig de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad uit de grond.
3. Stel de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad af in een nieuwe positie.
4. Plaats de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad in positie. Zie
De draad in
positie zetten met staken op pagina 22
of
De begrenzingsdraad of geleidingsdraad ingraven op pagina 22
.
3.8 De begrenzingsdraad of geleidingsdraad verlengen
Let op:
Verleng de begrenzingsdraad of
geleidingsdraad als deze te kort is voor het
werkgebied. Gebruik originele reserveonderdelen, bijvoorbeeld koppelingen.
1. Knip de begrenzingsdraad of geleidingsdraad af met een draadtang op de plaats waar het verlengstuk moet worden geplaatst.
2. Voeg draad toe naar de locatie waar het verlengstuk moet worden geplaatst.
3. Plaats de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad in positie.
4. Plaats de draaduiteinden in een koppeling.
Let op: Zorg ervoor dat u de uiteinden van de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad door het transparante gedeelte van de koppeling heen kunt zien.
5. Druk met een verstelbare tang op de knop op de koppeling.
3.9 Na de installatie van het product
3.9.1 Visuele controle van het
laadstation uitvoeren
1. Controleer of de led-indicator op het laadstation groen brandt.
2. Als de led-indicator niet groen is, controleert u de installatie. Zie
Indicatielampje in het
laadstation op pagina 45
en
Laadstation
monteren op pagina 20
.
3.9.2 De basisinstellingen uitvoeren
Voordat u het product voor de eerste keer start, moet u de basisinstellingen uitvoeren en het product kalibreren.
1. Druk op de AAN/UIT-knop.
22
- Installatie
1034 - 001 -
2. Druk op de pijltoetsen en de knop OK. Selecteer
taal, land, datum, tijd
en stel een
pincode in.
Let op: Het is niet mogelijk om 0000 als pincode te gebruiken.
3. Plaats het product in het laadstation.
4. Druk op START en sluit de klep.
3.9.3 Kalibratie begeleidingsdraad
Het kalibratieproces stelt een zo breed mogelijke doorrijbreedte in om het risico van spoorvorming op het gazon te beperken. Zie
Het beginpunt
instellen op pagina 27
.
Let op: Het product loopt altijd links van de geleidingsdraad (gezien in de richting van het laadstation).
Als de afstand aan de linkerkant van het startpunt kleiner is dan 0.6 m/2 ft, wordt het kalibratieproces onderbroken. Voor de breedst mogelijke doorrijbreedte van de geleiding moet u ervoor zorgen dat de afstand van het startpunt tot de begrenzingsdraad minimaal 1.35 m/4.5 ft is (loodrecht op de geleidingsdraad).
3.10 De productinstellingen
uitvoeren
Het product heeft fabrieksinstellingen, maar de instellingen kunnen aan elk werkgebied worden aangepast.
3.10.1 Toegang krijgen tot het menu
1. Druk op STOP.
2. Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/ omlaag en de knop OK om de PIN-code in te voeren.
3. Druk op MENU.
3.10.2 De schema-instellingen uitvoeren
3.10.2.1 Wizard
De wizard is een snelle tool om geschikte schema-instellingen voor uw gazon te vinden.
1. Voer de geschatte grootte van uw gazon in. Het is niet mogelijk om een groter gazon in te voeren dan de maximale werkcapaciteit.
2. Druk op OK om de grootte van het gazon te bevestigen. Door de grootte van uw gazon in te voeren suggereert de wizard een geschikt dagelijks schema (ga naar stap 4) of vraagt om gegevens voor inactieve dagen.
3. Kies welke dag(en) het product inactief moet zijn. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om andere dagen te kiezen.
4. Druk op OK om de gekozen inactieve dag(en) te bevestigen.
5. De wizard stelt een dagelijks schema voor de actieve dagen voor. Als u het schema­interval naar eerder of later op de dag wilt verplaatsen, drukt u op de pijltoetsen omhoog of omlaag.
6. Druk op OK om het dagschema te bevestigen. Er wordt een overzicht van het dagelijkse schema weergegeven. Druk op
OK om terug te gaan naar het hoofdmenu.
Let op:
Als u de schema-instellingen voor bepaalde werkdagen wilt wijzigen, gebruikt u het menu
Schema - Geavanceerd
.
3.10.2.2 De schema-instelling berekenen
1. Bereken de afmeting van uw gazon in m2/
yd2.
2. Deel de m2/yd2 van het gazon door de
geschatte werkcapaciteit. Zie de onderstaande tabel.
3. Het resultaat is gelijk aan het aantal uur dat
het product elke dag moet werken. Het aantal uur omvat zowel de bedrijfs- als de oplaadtijd.
1034 - 001 -
Installatie - 23
Let op: De werkcapaciteit is bij benadering en de schema-instellingen kunnen worden aangepast.
Model Geschatte werkcapaciteit,
m2/yd2/u
1250 m
2
60 / 72
1000 m
2
61 / 73
750 m
2
62 / 74
500 m
2
41 / 49
250 m
2
45 / 54
Voorbeeld: Een gazon van 500 m2/600 yd2, gemaaid met een SILENO life gespecificeerd voor 1250 m2.
500 m2/60 ≈ 8.5 u.
600 yd2/72 ≈ 8.5 u.
Dagen/ week
u/dag Schema-instellin-
gen
7 8.5 07:00-15:30 / 7:00
am-3:30 pm
3.10.2.3 Het schema instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Schema > Geavanceerd >
Overzicht
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de dag te selecteren.
4. Gebruik de pijltoets naar links om de periode te selecteren.
5. Druk op de knop OK.
6. Voer de tijd in met de pijltoetsen. Het product kan het gras 1 of 2 perioden per dag maaien.
7. Als het product op een bepaalde dag niet moet maaien, maakt u de selectie van het vakje naast de 2 perioden ongedaan.
3.10.2.4 De schema-instelling kopiëren
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Schema > Geavanceerd >
Overzicht > Kopiëren
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de schema-instelling te kopiëren. U kunt de schema-instellingen van dag tot dag of voor de volledige week kopiëren.
3.10.2.5 De schema-instelling herstellen
U kunt alle schema-instellingen verwijderen en de fabrieksinstelling gebruiken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Schema > Geavanceerd >
Overzicht > Reset
te doorlopen.
a) Druk op de pijltoetsen om
Huidige dag
te selecteren om alleen de huidige dag in te stellen op de fabrieksinstellingen.
b) Druk op de pijltoetsen om
Heel de
week
te selecteren om alle schema­instellingen naar de fabrieksinstellingen te herstellen.
3. Druk op de knop OK.
3.10.3 Beveiligingsniveau
U kunt kiezen uit 3 veiligheidsniveaus voor het product.
24
- Installatie
1034 - 001 -
Werking Laag
Midden
(SILENO life)
Hoog
(SILENO ci-
ty)
Hoog
(SILENO li-
fe)
Alarm X
Pincode X X
Tijdsslot X X X
Alarm - een alarm gaat af als de pincode niet binnen 10 seconden wordt ingevoerd nadat de STOP-knop is ingedrukt. Het alarm gaat ook af wanneer het product wordt opgetild. Het alarm stopt wanneer de pincode wordt ingevoerd.
Pincode - de juiste pincode moet worden ingevoerd om toegang te krijgen tot de menustructuur van het product. Wanneer 5 keer achter elkaar de verkeerde pincode wordt ingevoerd, wordt het product enige tijd geblokkeerd. De vergrendeling wordt voor elke nieuwe onjuiste poging verlengd.
Tijdvergrendeling - het product wordt vergrendeld als de pincode 30 dagen niet is ingevoerd. Voer de pincode in om toegang te krijgen tot het product.
3.10.3.1 Het beveiligingsniveau instellen
Selecteer 1 van 3 beveiligingsniveaus voor uw product.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Beveiliging
> Beveiligingsniveau
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om het beveiligingsniveau te selecteren.
4. Druk op de knop OK.
3.10.3.2 De pincode wijzigen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Beveiliging
> Geavanceerd > Pincode wijzigen
te
doorlopen.
3. Voer de nieuwe PIN-code in.
4. Druk op de knop
OK.
5. Voer de nieuwe PIN-code in.
6. Druk op de knop OK.
7. Noteer de nieuwe pincode. Zie
Inleiding op
pagina 3
.
3.10.4 SensorControl
SILENO life, smart SILENO life.
SensorControl past de maaitijd automatisch aan de groei van het gras aan. Het product mag niet meer dan volgens de schema-instellingen worden gebruikt.
De eerste activiteit van de dag wordt ingesteld op basis van de schema-instellingen. Het product voltooit altijd 1 maaicyclus en vervolgens selecteert SensorControl of het product blijft werken of niet.
Let op: SensorControl wordt gereset als het product langer dan 50 uur stilstaat of als een reset van alle gebruikersinstellingen wordt uitgevoerd. Het resetten van schema-instellingen heeft geen invloed op SensorControl.
3.10.4.1 SensorControl instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
SensorControl >
SensorControl gebruiken
te doorlopen.
3. Druk op de knop OK om SensorControl te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.4.2 Frequentie SensorControl instellen
Stel in hoe vaak het product het gras moet maaien wanneer SensorControl in gebruik is. Er zijn 3 frequentieniveaus: Laag, Midden en Hoog. Hoe hoger de frequentie, hoe langer het product mag werken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
SensorControl > Maaitijd
te doorlopen.
1034 - 001 -
Installatie - 25
3. Gebruik de pijltoetsen om de frequentie
Laag, Midden
of
Hoog
te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.5 Tuindekking
De functie Tuindekking wordt gebruikt om het product te geleiden naar verafgelegen delen van het werkgebied.
U kunt uw gazon verdelen in 3 gebieden.
3.10.5.1 Functie Tuindekking instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Tuindekking
> Gebied 1-3
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoets om het gebied te selecteren.
4. Druk op de knop OK.
5. Meet de afstand van het laadstation naar het begin van het gebied. Meet langs de geleidingsdraad. Zie
De afstand van het
laadstation meten op pagina 26
.
6. Druk op de pijltoetsen om de afstand te selecteren, gemeten in m.
7. Druk op de knop OK.
8. Gebruik de pijltoetsen om het percentage van de maaitijd te selecteren dat het product het gebied moet maaien. Het percentage is gelijk aan het percentage van het gebied ten opzichte van het volledige werkgebied.
a) Meet het gebied. b) Deel het gebied door de werkruimte. c) Zet het resultaat om in een percentage.
30%
20%
9. Druk op de knop TERUG.
3.10.5.2 De functie Tuindekking testen
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stap 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 23
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Tuindekking
> Gebied 1-3 > Meer > Testen
te doorlopen.
4. Druk op de knop OK.
5. Druk op de START-knop.
6. Sluit de klep.
7. Zorg ervoor dat het product het gebied kan vinden.
3.10.5.3 De afstand van het laadstation meten
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Tuindekking
> Gebied 1-3 > Hoe ver?
te doorlopen.
4. Gebruik de pijltoetsen500 om m als afstand in te stellen.
5. Druk op de knop OK.
6. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Tuindekking
> Gebied 1-3 > Meer > Testen
te doorlopen.
7. Druk op de knop OK.
8. Druk op de knop STOP wanneer het product op de afstand is die u selecteert om te meten. De afstand wordt weergegeven in het display.
3.10.5.4 De functie Tuindekking uit- of
inschakelen
Hiermee schakelt u de functie

Tuindekking

in of
uit voor elk gebied.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Tuindekking
> Gebied 1-3 > Uitschakelen
te doorlopen.
3. Druk op de knop OK.
4. Druk op de knop TERUG.
26
- Installatie
1034 - 001 -
3.10.5.5 De instellingen Tuindekking terugzetten
U kunt de instellingen
Tuindekking
voor elk gebied terugzetten en de fabrieksinstelling gebruiken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Instellingen > Tuindekking
> Gebied 1-3 > Meer > Herstellen
te
doorlopen.
3. Druk op de knop OK.
3.10.6 Het beginpunt instellen
Via deze functie bepaalt u hoe ver het product vanuit het laadstation langs de geleidingsdraad rijdt voordat het met maaien begint. De fabrieksinstelling is 60 cm en de maximale afstand is 300 cm.
Let op: Dit is een nuttige functie wanneer het laadstation bijvoorbeeld onder een veranda of in een andere krappe ruimte is geplaatst. Het kiezen van een goed startpunt is belangrijk, zodat het kalibratieproces van de geleiding wordt geoptimaliseerd.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoets en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
startpunt
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de afstand in cm
te specificeren.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.7 De functie Rijd over draad instellen
De voorzijde van het product beweegt zich altijd over een bepaalde afstand langs de begrenzingsdraad voordat het product weer naar het werkgebied beweegt. De fabrieksinstelling is 30 cm. U kunt een afstand van 20-40 cm selecteren.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoets en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
Aandrijving > Rijd over draad
te doorlopen.
3. Gebruik de
pijltoetsen om de afstand in cm
in te stellen.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.8 ECO-modus
De

ECO-modus

stopt het signaal in de begrenzingslijn, de geleidingsdraad en het laadstation wanneer het product wordt geparkeerd of wordt opgeladen.
Let op: Gebruik de
ECO-modus
als het signaal van het laadstation interferentie met andere draadloze apparatuur veroorzaakt, bijvoorbeeld ringgeleidingen of garagedeuren.
Let op: Druk op STOP voordat u het product uit het laadstation verwijdert. Zo niet, dan kan het product niet worden gestart in het werkgebied.
3.10.8.1 De ECO-modus instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
ECO mode
te doorlopen.
3. Druk op OK om de
ECO-modus
te
selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.9 Botsingen met het maaierhuis vermijden
De slijtage van het product en het maaierhuis neemt af wanneer u
Botsingen tegen het huis
vermijden
selecteert.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Installatie > Maaierhuis > Botsingen tegen het huis vermijden
te doorlopen.
3. Druk op de knop TERUG.
Let op:
Als
Botsingen tegen het huis vermijden
is geselecteerd, kan dit ertoe leiden dat het gras rond het laadstation niet wordt gemaaid.
1034 - 001 -
Installatie - 27
3.10.10 Algemeen
In

Algemeen

kunt u de algemene instellingen van
het product wijzigen.
3.10.10.1 De datum en tijd instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Algemeen >
Tijd en datum
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de tijd in te stellen en druk vervolgens op de knop TERUG.
4. Gebruik de pijltoetsen om de datum in te stellen en druk vervolgens op de knop TERUG.
5. Gebruik de pijltoetsen om de tijdnotatie in te stellen en druk vervolgens op de knop TERUG.
6. Gebruik de pijltoetsen om de datumnotatie in te stellen en druk vervolgens op de knop
TERUG.
3.10.10.2 De taal instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Algemeen >
Taal
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de taal te selecteren en druk vervolgens op de knop
TERUG.
3.10.10.3 Het land instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Algemeen >
Land
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om het land te selecteren en druk vervolgens op de knop
TERUG.
3.10.10.4 Alle gebruikersinstellingen resetten
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de menustructuur
Instellingen > Algemeen >
Alle gebruikersinstellingen resetten
te
doorlopen.
3. Gebruik de
pijl naar rechts om
Doorgaan met het resetten van alle gebruikersinstellingen?
te selecteren.
4. Druk op OK om alle gebruikersinstellingen te resetten.
Let op:
Beveiligingsniveau, Pincode, Lussignaal,
Berichten, Datum en tijd, Taal
en
Landinstellingen
worden niet gereset.
3.10.10.5 Het menu Over
Het menu
Over
geeft informatie weer over het product, bijvoorbeeld het serienummer en de softwareversies.
3.10.11 GARDENA smart system
Alleen voor smart SILENO city en smart SILENO life.
Het product kan verbinding maken met mobiele apparaten waarop de GARDENA smart system­app is geïnstalleerd. Met het GARDENA smart system is draadloze interactie mogelijk tussen uw smart product en andere apparaten van het GARDENA smart system, zoals smart Water Control en smart Sensor.
In dit menu kunt u:
het smart product opnemen in of uitsluiten
van de GARDENA smart system-app.
de status van de draadloze verbinding met
het smart system controleren.
Let op:
De procedure voor het opnemen kan meerdere minuten duren. Zodra het opnemen is gelukt, keert u automatisch terug naar het beginscherm van het product. Indien het opnemen om de een of andere reden mislukt, probeer het dan opnieuw.
3.10.11.1 Installatie
Zorg ervoor dat het smart product volledig is geïnstalleerd voordat u dit opneemt in de GARDENA smart system-app. Zie
Installatie op
pagina 16
. Het is belangrijk om de installatie
zorgvuldig te plannen.
3.10.11.2 Integratiemodus activeren
Uw smart product integreren in de GARDENA smart system-app:
28
- Installatie
1034 - 001 -
1. Selecteer het pictogram van het smart system in het hoofdmenu van het product en druk op OK. De optie
Integratiemodus
activeren
verschijnt op het display.
2. Selecteer Ja door op de pijltoets rechts te drukken en druk vervolgens op OK.
3. Voer de pincode in met de pijltoetsen omhoog/omlaag en druk op OK.
4. De integratiecode wordt weergegeven in het display van het product.
Let op: Het product kan alleen als een apparaat in de smart system-app worden weergegeven als dit eerst in de app is opgenomen via het product.
3.10.11.3 Integratie in de app
De integratie van alle GARDENA smart­apparaten vindt plaats via de smart system app.
De GARDENA smart system-app downloaden
1. Download de GARDENA smart system-app uit App Store of Google Play.
2. Open de app en registreer uzelf als gebruiker.
3. Meld u aan en kies
Apparaat integreren
op
de startpagina in de app.
4. Volg de instructies in de app.
Let op:
De smart gateway heeft een internetverbinding nodig om het product in de app te kunnen opnemen.
3.10.11.4 Uitgeschakelde menu's
Wanneer het smart product deel uitmaakt van het smart system, zijn sommige menu's in het productdisplay uitgeschakeld. U kunt nog steeds alle instellingen in het product zien, maar sommige daarvan kunnen alleen worden gewijzigd met de GARDENA smart system-app. De volgende instellingen in de menuselectie van het smart product worden geblokkeerd:
Schema
Tijd & datum
Taal
Land
3.10.11.5 Apparaat uitsluiten
Selecteer de optie
Apparaat uitsluiten
in het menu van het product om de draadloze verbinding tussen het product en het smart
system te verwijderen. Als u het uitsluiten van het apparaat bevestigt, is er geen communicatie tussen het product en andere smart system­apparaten.
Let op: Het product moet handmatig worden verwijderd uit de lijst van producten in de GARDENA smart system-app.
3.10.11.6 Status van het GARDENA smart system
Verbonden Ja/Nee
Zodra het product is verbonden met de smart system-gateway, kunt u in dit menu de verbindingsstatus controleren. De status is verbonden
Ja
of niet verbonden
Nee
.
Signaalsterkte
De signaalkwaliteit tussen het product en de gateway is
Goed, Zwak
of
Slecht
. Het laadstation van het product moet bij voorkeur worden geplaatst op een locatie met een
goede
signaalsterkte
voor de beste prestaties van het
smart system.
1034 - 001 - Installatie - 29
4 Werking
4.1 De AAN/UIT-knop
WAARSCHUWING: Lees de
veiligheidsinstructies zorgvuldig door voordat u het product start.
WAARSCHUWING: Houd uw handen en voeten uit de buurt van de roterende messen. Plaats uw handen of voeten niet in de buurt van of onder de machine wanneer de motor draait.
WAARSCHUWING: Gebruik het product niet als personen, met name kinderen, of huisdieren zich in het werkgebied bevinden.
Druk op de AAN/UIT-knop om het product in te schakelen. Het product is actief wanneer het indicatielampje op de AAN/UIT-knop brandt.
Druk op de AAN/UIT-knop om het product uit te schakelen.
4.1.1 Het indicatielampje
Het indicatielampje op de AAN/UIT-knop is een belangrijke indicator:
Het product is actief als het indicatielampje continu brandt.
Het product is in stand-by als het indicatielampje knippert. Dit betekent dat de gebruiker op de AAN/UIT-knop moet drukken om het product weer te activeren.
Het product is uitgeschakeld wanneer het indicatielampje niet brandt.
WAARSCHUWING:
Het is alleen veilig om een inspectie of onderhoud aan het product uit te voeren als dit is uitgeschakeld. Het product is uitgeschakeld wanneer het lampje van de AAN/UIT-knop niet brandt.
4.2 Product starten
1. Open de klep voor het toetsenbord.
2. Druk op de AAN/UIT-knop. Het display wordt verlicht.
3. Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/ omlaag en de knop OK om de PIN-code in te voeren.
4. Selecteer de gewenste bedieningsmodus en bevestig met de OK-knop. Zie
Bedieningsmodi op pagina 30
.
5. Sluit de klep.
Let op:
Als het product in het laadstation is geparkeerd, verlaat het product het laadstation alleen wanneer de accu volledig is opgeladen en wanneer het schema toestaat dat het product werkt.
4.3 Bedieningsmodi
Wanneer de knop Mode is ingedrukt, kunnen de volgende bedieningsmodi worden geselecteerd:
Hoofdgebied
Bijgebied (2e gebied)
Parkeren
Parkeren / Schema
Negeer schema
Intens maaien (SILENO life, smart SILENO
life)
30
- Werking
1034 - 001 -
4.3.1 Hoofdgebied

Hoofdgebied

is de standaardbedieningsmodus waarbij het product automatisch maait en wordt opgeladen.
4.3.2 2e gebied
Voor het maaien van bijgebieden moet de bedieningsmodus

2e gebied

worden gekozen.
Het selecteren van
2e gebied
betekent dat het
product maait totdat de accu leeg is.
Als het product in de modus
2e gebied
wordt opgeladen, zal het volledig worden opgeladen, waarna het ongeveer 50 cm naar buiten rijdt en dan stopt. Dit geeft aan dat het product volledig is opgeladen en gereed is om te maaien. Als het hoofdgebied moet worden gemaaid na het laden, wordt het aanbevolen om de bedieningsmodus eerst naar
Hoofdgebied
te schakelen alvorens
het product weer in het laadstation te plaatsen.
4.3.3 Parkeren
De bedieningsmodus

Parkeren

betekent dat het product in het laadstation blijft totdat een andere bedieningsmodus wordt geselecteerd.
4.3.4 Parkeren / Schema
De bedieningsmodus

Parkeren/Schema

betekent dat het product in het laadstation blijft tot de volgende keer dat het schema of de stand-by­stand het toestaat dat het product werkt. Zie
Schema en Stand-by op pagina 32
.
4.3.5 Negeer schema
De schema-instellingen kunnen tijdelijk worden genegeerd door

Negeer schema

te selecteren. Het is mogelijk om het schema voor 3 uur te overschrijven. Het is niet mogelijk om een stand­byperiode te overschrijven.
4.3.6 Intens maaien
SILENO life, smart SILENO life.

Intens maaien

is handig om snel een gebied te maaien waar het gras minder gemaaid is dan elders in de tuin. U moet het product handmatig verplaatsen naar het gekozen gebied.
Intens maaien betekent dat het product in een spiraalvormig patroon maait om het gras te maaien in het gebied waar het is gestart. Wanneer dit is gebeurd, schakelt het product automatisch terug naar
Hoofdgebied
of
Bijgebied
.
De functie
Intens maaien
kan worden geactiveerd met de START-knop. U kunt selecteren hoe het product moet blijven werken nadat het maaien is beëindigd door op de pijltoets rechts te drukken en daarna
In hoofdgebied
of
In bijgebied
te
kiezen.
4.4 Stoppen
1. Druk op de STOP-knop boven op het
product.
Het product stopt en de maaimotor stopt.
4.5 Uitschakelen
1. Druk op de STOP-knop.
2. Open de klep.
3. Druk gedurende 3 seconden op de AAN/
UIT-knop.
4. Het product wordt uitgeschakeld.
5. Controleer of het indicatielampje op de
AAN/UIT-knop niet brandt.
1034 - 001 -
Werking - 31
4.6 Schema en Stand-by
Het product heeft een voorgeprogrammeerde stand-bytijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden. Deze stand-by-tijd biedt bijvoorbeeld een goede mogelijkheid om het gazon te besproeien of om er op te spelen.
Model Standby-tijd, mini-
maal aantal uren per dag
1250 m
2
3
1000 m
2
8
500 m
2
13
250 m
2
19
4.6.1 Voorbeeld 1
Dit voorbeeld is van toepassing op producten met een gespecificeerd werkgebied van 500 m2, maar het principe is hetzelfde voor de andere modellen.
Schema-instelling, periode 1: 8:00-22:00.
Actieve periode (A): 8:00-19:00.
De schema-instellingen zorgen ervoor dat het product om 08:00 uur begint met maaien. Het product wordt echter vanaf 19:00 in de stand-by­modus in het laadstation geparkeerd en blijft daar tot het om 08:00 uur weer begint met maaien.
Als de schema-instelling wordt opgedeeld in 2 werkperiodes, kan de rustperiode worden opgedeeld in een aantal periodes. De minimale rusttijd dient echter overeen te komen met de tabel voor Rusttijden.
24 uur
Bediening
Sta
n
d-by
O
pl
aden
Maai
en
B
A
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van 500 m
2
Bedrijf, A = max. uren 11
Laden/stand-by, B = min. uren 13
4.6.2 Voorbeeld 2
Dit voorbeeld is van toepassing op producten met een gespecificeerd werkgebied van 500 m2, maar het principe is hetzelfde voor de andere modellen.
De schema-instellingen kunnen worden verdeeld in 2 werkperioden om te voorkomen dat er wordt gemaaid wanneer er gewoonlijk andere activiteiten aan de gang zijn. Als de schema­instellingen worden verdeeld in 2 werkperioden, kan de rustperiode worden opgedeeld in verschillende perioden. De totale rusttijd dient echter overeen te komen met de tabel voor rusttijden.
Schema-instelling periode 1 (A): 8:00-17:00.
Schema-instelling periode 2 (C): 20:00-23:00.
Actieve periode (A): 8:00-17:00
Actieve periode (C): 20:00-22:00.
Het product werkt tussen 08:00 en 17:00. Het zal om 20:00 uur opnieuw gaan werken, maar om 22:00 uur stoppen in de stand-by-modus, totdat het om 08:00 uur weer start.
Opl
aden
Maaien
24 uur
Stand-by
Stand-by
Bedie
n
i
n
g
Bediening
32
- Werking
1034 - 001 -
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van 500 m
2
Bedrijf, A + C = max. uren 11
Laden/stand-by, B + D = min. uren 13
4.7 De accu opladen
Wanneer het product nieuw is of langere tijd is opgeslagen, is de accu mogelijk leeg en moet deze voor gebruik worden geladen. In de modus
Hoofdgebied
wisselt het product automatisch
tussen maaien en opladen.
WAARSCHUWING: Laad het product alleen op met een laadstation dat daarvoor bedoeld is. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu.
Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze weg met water. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen etc.
1. Druk op de AAN/UIT-knop om het product te starten.
2. Plaats het product in het laadstation. Schuif het product zo ver mogelijk naar binnen om te zorgen voor een goed contact tussen het product en het laadstation. Zie Contact- en laadstrips in
Productoverzicht op pagina 4
3. Op het display wordt aangegeven dat de accu wordt opgeladen.
4.8 Maaihoogte aanpassen
De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm/0.8 inch) tot MAX (5 cm/2 inch).
OPGELET:
In de eerste weken na een nieuwe installatie moet de maaihoogte worden ingesteld op MAX om schade aan de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte elke week geleidelijk worden verlaagd totdat de gewenste maaihoogte is bereikt.
4.8.1 De maaihoogte aanpassen
1. Druk op de STOP-knop om het product te stoppen.
2. Open de klep.
3. Draai de knop in de vereiste positie.
Draai rechtsom als u de maaihoogte
wilt verhogen.
Draai linksom als u de maaihoogte wilt
verlagen.
4. Sluit de klep.
1034 - 001 - Werking - 33
5 Onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud
Voor een betere betrouwbaarheid en langere levensduur: controleer en reinig het product regelmatig en vervang versleten onderdelen, indien nodig. Alle onderhoud en reparaties moeten worden uitgevoerd volgens de instructies van GARDENA. Zie
Garantiebepalingen op
pagina 54
.
Na de ingebruikname van het product moet u de maaischijf en de messen eens per week inspecteren. Als de mate van slijtage in deze periode laag is, kan het controle-interval worden vergroot.
Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait. De randen van de messen mogen niet beschadigd zijn. De levensduur van de messen kan sterk uiteenlopen en hangt bijvoorbeeld af van:
de rijtijd en de grootte van het werkgebied.
de grassoort en seizoensgebonden groei.
grond, zand en het gebruik van kunstmest.
de aanwezigheid van voorwerpen zoals dennenappels, afgewaaide vruchten, speelgoed, gereedschap, stenen en wortels.
De normale levensduur is 4 tot 7 weken bij gebruik onder gunstige voorwaarden. Zie
Messen
vervangen op pagina 35
voor het vervangen
van de messen.
Let op:
Werken met botte messen geeft een slechter maairesultaat. Het gras wordt niet goed gemaaid en er is meer energie nodig, waardoor het product een kleiner oppervlak dan normaal kan maaien.
WAARSCHUWING: Het product moet worden uitgeschakeld voordat er onderhoudswerkzaamheden aan worden uitgevoerd. Het product is uitgeschakeld wanneer het indicatielampje op de AAN/UIT-knop niet brandt.
WAARSCHUWING: Draag veiligheidshandschoenen.
5.2 Product reinigen
Het is belangrijk om het product schoon te houden. Een product waar een grote hoeveelheid gras aan blijft plakken, werkt minder goed op hellingen. Het wordt aanbevolen om voor het reinigen een borstel te gebruiken.
GARDENA biedt een speciale set voor reiniging en onderhoud aan als accessoire. Neem contact op met GARDENA Central Service.
OPGELET: Gebruik nooit een hogedrukreiniger om het product schoon te maken. Gebruik nooit oplosmiddelen voor de reiniging.
5.2.1 Chassis en maaischijf
Inspecteer de maaischijf en de messen één keer per week.
1. Druk op de STOP-knop.
2. Druk gedurende 3 seconden op de AAN/ UIT-knop om het product uit te schakelen.
3. Controleer of het indicatielampje op de AAN/UIT-knop niet brandt.
4. Als het product erg vuil is, maakt u dit schoon met een afwasborstel of een tuinslang. Gebruik geen hogedrukreiniger.
5. Til het product op z'n kant.
6. Reinig de maaischijf en het chassis met bijvoorbeeld een afwasborstel. Controleer ook of de maaischijf vrij kan draaien ten opzichte van de voetbeschermer. Controleer ook of de messen intact zijn en vrij kunnen draaien.
5.2.2 Wielen
Reinig rondom de voorwielen en het achterwiel en ook rond de achterwielsteun. Gras op de
34
- Onderhoud
1034 - 001 -
wielen kan van invloed zijn op de wijze waarop het product op hellingen werkt.
5.2.3 Kap
Gebruik een vochtige, zachte spons of doek om de kap te reinigen. Als de kap erg vuil is, kunt u ook een zeepoplossing of afwasmiddel gebruiken.
5.2.4 Laadstation
Ontdoe het laadstation regelmatig van gras, bladeren, twijgen en andere objecten die het dokken kunnen belemmeren.
WAARSCHUWING: Ontkoppel het laadstation met de stekker voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht, of het laadstation of de voeding reinigt.
5.3 Messen vervangen
WAARSCHUWING: Gebruik altijd
messen en schroeven van het juiste type. GARDENA kan de veiligheid alleen garanderen als originele messen worden gebruikt. Als u alleen de messen vervangt en de schroef opnieuw gebruikt, kan er slijtage aan de schroef optreden tijdens het maaien. De messen kunnen vervolgens uit de behuizing losraken en ernstig letsel veroorzaken.
Vervang veiligheidshalve versleten of beschadigde onderdelen. Zelfs als de messen intact zijn, moeten ze regelmatig worden vervangen voor het beste maairesultaat en een laag energieverbruik. De 3 messen en de schroeven moeten allemaal op hetzelfde moment worden vervangen zodat het maaisysteem uitgebalanceerd blijft. Gebruik originele messen van GARDENA waarop het H-logo met het kroontje staat, raadpleeg
Garantiebepalingen op
pagina 54
.
5.3.1 Messen vervangen
1. Druk op de STOP-knop.
2. Open de klep.
3. Druk gedurende 3 seconden op de AAN/ UIT-knop om het product uit te schakelen.
4. Controleer of het indicatielampje op de AAN/UIT-knop niet brandt.
5. Draai het product ondersteboven. Plaats het product op een zachte en schone ondergrond om krassen op de kap en de klep te voorkomen.
6. Verwijder de 3 schroeven. Gebruik een platte of kruiskopschroevendraaier.
7. Verwijder alle messen en schroeven.
8. Breng nieuwe messen en schroeven aan.
9. Controleer of de messen vrij kunnen draaien.
5.4 Software-update
Als het onderhoud wordt uitgevoerd door de klantenservice van GARDENA, worden beschikbare software-updates door de servicemonteur naar het product gedownload. Eigenaren van GARDENA-producten kunnen de software echter bijwerken indien dit wordt geïnitieerd door GARDENA. Geregistreerde
1034 - 001 -
Onderhoud - 35
gebruikers zullen in dat geval op de hoogte gesteld worden.
5.5 Accu
WAARSCHUWING: Laad het product
alleen op met een laadstation dat daarvoor bedoeld is. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze weg met water. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen etc.
WAARSCHUWING: Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van het product kan niet worden gegarandeerd met andere accu's. Gebruik geen niet-oplaadbare accu's.
OPGELET: De accu moet volledig worden geladen vóór winteropslag. Als de accu niet volledig is opgeladen, kan hij beschadigd raken en in sommige gevallen onbruikbaar worden.
Als de rijtijd van het product tussen twee laadbeurten korter dan normaal is, geeft dit aan dat de accu oud wordt en uiteindelijk moet worden vervangen. De accu is in orde zolang het product blijft zorgen voor een goed gemaaid gazon.
Let op:
De levensduur van de accu hangt af van de lengte van het seizoen en het aantal uren dat het product dagelijks actief is. Een lang seizoen of veel bedrijfsuren per dag betekenen dat de accu vaker moet worden vervangen.
5.5.1 Accu vervangen
WAARSCHUWING:
Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van het product kan niet worden gegarandeerd met andere accu's.
Gebruik geen niet-oplaadbare accu's. Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt verwijderd.
1. Druk gedurende 3 seconden op de AAN/ UIT-knop om het product uit te schakelen. Controleer of het indicatielampje op de AAN/UIT-knop niet brandt.
2. Stel de maaihoogte in op MIN (2).
3. Draai het product ondersteboven. Plaats het product op een zachte en schone ondergrond om krassen op het chassis en de afdekking van het display te voorkomen.
4. Reinig de zone rond het batterijdeksel.
5. Draai de schroeven (Torx 20) van het accudeksel los en verwijder het accudeksel.
6. Maak de vergrendeling van de stekker los en trek hem omhoog.
OPGELET:
Trek niet aan de
kabels.
7. Maak de vergrendeling van de accuhouder los en til de accuhouder (inclusief accu) uit het product. Als de nieuwe accu is ingekapseld in een harde kunststof behuizing, gaat u naar nummer 10.
Th
i
s
side down
7
7
8
6
8. Maak de vergrendeling van de accu los en til de accu uit de accuhouder.
36
- Onderhoud
1034 - 001 -
9. Plaats de nieuwe accu in de accuhouder.
Let op: De sticker met "This side down" (Deze kant onder) moet omhoog gericht zijn wanneer u de accu plaatst. Dit betekent dat "This side down" (Deze kant onder) naar beneden is gericht wanneer het product op de wielen staat.
10. Plaats de accuhouder (inclusief accu) terug op zijn plaats in het product.
11. Sluit de kabel aan
12. Plaats het accudeksel zonder de kabels vast te klemmen. Als de afdichting op het accudeksel zichtbaar beschadigd is, moet het volledige accudeksel worden vervangen.
13. Draai de 4 schroeven (Torx 20) van het accudeksel voorzichtig kruislings vast.
5.6 Winterbeurt
Breng uw product voor een servicebeurt naar uw GARDENA Central Service voordat u het stalt voor de winter. Een regelmatige winterbeurt houdt het product in goede staat en zorgt ervoor dat u het nieuwe seizoen zo goed mogelijk en zonder storingen begint.
Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende:
Grondige reiniging van de kap, het chassis, de maaischijf en alle andere bewegende delen.
Testen van de functies en componenten van het product.
Controle en eventuele vervanging van aan slijtage onderhevige onderdelen, zoals messen en lagers.
Testen van de accucapaciteit van het product en een aanbeveling voor vervanging van de accu waar nodig.
Als er nieuwe software beschikbaar is, wordt het product bijgewerkt.
1034 - 001 -
Onderhoud - 37
6 Probleemoplossing
6.1 Introductie - problemen oplossen
In dit hoofdstuk worden storingen en symptomen beschreven en vindt u informatie indien het product niet naar verwachting werkt. Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen zijn te vinden www.gardena.com.
38 - Probleemoplossing 1034 - 001 -
6.2 Foutmeldingen
Hieronder vindt u een aantal foutmeldingen die op het display van het product kunnen worden weergegeven. Neem contact op met de klantenservice van GARDENA als dezelfde melding vaak verschijnt.
Melding Oorzaak Actie
Wielmotor vast, links
Er zit gras of iets anders rond het aan­drijfwiel.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het gras of ander materiaal.
Wielmotor vast, rechts
Er zit gras of iets anders rond het aan­drijfwiel.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het gras of ander materiaal.
Maaisysteem ge­blokkeerd
Er zit gras of ander materiaal rond de maaischijf gewikkeld.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het gras of ander materiaal.
De maaischijf ligt in een plas water. Verplaats het product en neem maatre-
gelen om het ophopen van water in het werkgebied te voorkomen.
Geen lussignaal
De voeding is niet aangesloten. Controleer de aansluiting op het stop-
contact en controleer tevens of er een aardlekschakelaar is geactiveerd of niet. Controleer of de laagspanningska­bel is aangesloten op het laadstation.
De laagspanningskabel is beschadigd of niet aangesloten.
Controleer of de laagspanningskabel niet is beschadigd. Controleer tevens of hij correct is aangesloten op het laad­station en de voeding.
De begrenzingsdraad is niet aangeslo­ten op het laadstation.
Controleer of de aansluitklemmen van de begrenzingsdraad correct zijn aan­gesloten op het laadstation. Vervang de connectoren indien ze zijn bescha­digd. Zie
De begrenzingsdraad installe-
ren op pagina 21
.
Begrenzingsdraad gebroken. Lokaliseer de plaats van de breuk. Ver-
vang het beschadigde deel van de lus met een nieuwe lusdraad en maak een las met behulp van een originele kop­peling. Zie
Breuken in de lusdraad op-
sporen op pagina 47
.
De
ECO-modus
is geactiveerd en het product heeft geprobeerd om buiten het laadstation te starten.
Plaats het product in het laadstation en druk op de STOP-knop. Zie
ECO-mo-
dus op pagina 27
.
De begrenzingsdraad is gekruist op het traject van en naar een eiland.
Controleer of de grens draad is gelegd volgens de instructies, bijv. in de juiste richting rond het eiland. Zie
De begren-
zingsdraad installeren op pagina 21
.
De verbinding tussen het product en het laadstation is verbroken.
Plaats het product in het laadstation en genereer een nieuw lussignaal.
Storingen door metalen voorwerpen (hekwerk, wapeningsstaal) of onder­grondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te ver­leggen.
1034 - 001 - Probleemoplossing - 39
Melding Oorzaak Actie
Vastgelopen
Het product is ergens in vastgelopen. Maak het product los en neem de oor-
zaak voor het vastlopen weg.
Het product is blijven steken achter een aantal obstakels.
Ga na of er obstakels zijn die het voor het product moeilijk maken om weg te rijden van deze plek.
Buiten maaigebied
De aansluitingen van de begrenzings­draad op het laadstation zijn gekruist.
Controleer of de begrenzingsdraad cor­rect is aangesloten.
De begrenzingsdraad ligt te dicht bij de rand van het werkgebied.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd volgens de instructies. Zie
De begrenzingsdraad installeren op pagina 21
.
Het werkgebied is te steil voor de be­grenzingslus.
De begrenzingsdraad is in de verkeer­de richting om een eiland heen gelegd.
Storingen door metalen voorwerpen (hekwerk, wapeningsstaal) of onder­grondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te ver­leggen.
Het product kan moeilijk onderscheid maken tussen het eigen signaal en het signaal van een installatie van een an­der product.
Plaats het product in het laadstation en genereer een nieuw lussignaal.
Lege accu
Het product kan het laadstation niet vinden.
Controleer of het laadstation en de be­geleidingsdraad zijn geïnstalleerd vol­gens de instructies. Zie
De geleidings-
draad installeren op pagina 21
.
De begeleidingsdraad is gebroken of niet aangesloten.
Lokaliseer de plaats van de breuk en hef de fout op.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina
36
.
De antenne van het laadstation is de­fect.
Controleer of het indicatielampje in het laadstation rood knippert. Zie
Indicatie­lampje in het laadstation op pagina 45
.
Verkeerde PIN-co­de
Er is een verkeerde PIN-code inge­voerd. Na vijf mislukte pogingen wordt het toetsenbord gedurende vijf minuten vergrendeld.
Voer de juiste PIN-code in. Neem con­tact op met de klantenservice van GARDENA als u de PIN-code bent ver­geten.
40 - Probleemoplossing
1034 - 001 -
Melding Oorzaak Actie
Geen aandrijving
Het product is ergens in vastgelopen. Maak het product los en neem de oor-
zaak van het niet kunnen bewegen weg. Als nat gras de oorzaak is, wacht dan tot het gazon weer droog is voor­dat u het product opnieuw gebruikt.
Het werkgebied bevat een steile hel­ling.
Steilere hellingen moeten worden geï­soleerd. Zie
Onderzoeken waar de ge­leidingsdraad moet worden gelegd op pagina 19
.
De begeleidingsdraad is niet onder een hoek op een helling gelegd.
Wanneer de begeleidingsdraad op een helling wordt geïnstalleerd, moet deze onder een hoek op de helling worden gelegd. Zie
De geleidingsdraad installe-
ren op pagina 21
.
Wielmotor overbe­last, rechts
Het product is ergens in vastgelopen. Maak het product los en neem de oor-
zaak van het niet kunnen bewegen weg. Als nat gras de oorzaak is, wacht dan tot het gazon weer droog is voor­dat u het product opnieuw gebruikt.
Wielmotor overbe­last, links
Laadstation ge­blokkeerd
Het contact tussen de laadstrips en de contactstrips is mogelijk slecht en het product heeft een aantal pogingen om te laden gedaan.
Plaats het product in het laadstation en controleer of de laadstrips en de con­tactstrips goed contact maken.
Er is een obstakel dat het product blok­keert.
Verwijder het voorwerp.
Het laadstation is gekanteld of verbo­gen.
Controleer of het laadstation is ge­plaatst op een volledig vlakke en hori­zontale ondergrond. Het laadstation mag niet gekanteld of verbogen zijn.
Vast in laadstation
Er is een obstakel dat ervoor zorgt dat het product het laadstation niet kan ver­laten.
Verwijder het voorwerp.
Op zijn kop
Het product helt te ver over of is onder­steboven komen te liggen.
Draai het product in de juiste richting.
Moet handmatig laden
Het product staat in de bedieningsmo­dus
Bijgebied
.
Plaats het product in het laadstation. Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te worden ondernomen.
1034 - 001 -
Probleemoplossing - 41
Melding Oorzaak Actie
Volgende start hh:mm
De schema-instelling belet het product om te werken.
Wijzig de schema-instellingen. Zie
De schema-instellingen uitvoeren op pagi­na 23
.
De rustperiode is bezig. Het product heeft een voorgeprogrammeerde stand-by-tijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te worden ondernomen.
De klok op het product geeft niet de juiste tijd aan.
Stel de tijd in. Zie
De datum en tijd in-
stellen op pagina 28
.
De maaiwerk­zaamheden voor vandaag zijn afge­rond
De rustperiode is bezig. Het product heeft een voorgeprogrammeerde stand-by-tijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te worden ondernomen.
Opgetild
De tilsensor is geactiveerd omdat het product is vastgelopen.
Maak het product vrij.
Bots sensor pro­bleem, voor/achter
De behuizing van product kan niet vrij rond het chassis bewegen.
Controleer of de behuizing van het pro­duct vrij rond het chassis kan bewegen.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan vereist de melding actie door een bevoegde servicemonteur.
Aandrijfwiel pro­bleem, rechts/links
Er zit gras of iets anders rond het aan­drijfwiel.
Reinig de wielen en het gebied rondom de wielen.
Veiligheidsfunctie defect
Tijdelijk probleem met de elektronica of software van het product.
Start het product opnieuw op.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan vereist de melding actie door een bevoegde servicemonteur.
Elektronisch pro­bleem
Lussensorpro­bleem, voor/achter
Laadsysteem pro­bleem
Kantelsensorpro­bleem
Tijdelijk probleem
Tijdelijk accupro­bleem
Tijdelijk probleem met de accu of soft­ware van het product.
Start het product opnieuw op.
Verwijder de accu en sluit hem weer aan.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan vereist de melding actie door een bevoegde servicemonteur.
Accuprobleem
42 - Probleemoplossing 1034 - 001 -
Melding Oorzaak Actie
Laadstroom te hoog
Verkeerde of defecte voedingseenheid. Start het product opnieuw op.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan vereist de melding actie door een bevoegde servicemonteur.
Verbindingspro­bleem
Potentieel probleem op de connectivi­teitsprintplaat in het product.
Start het product opnieuw op.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan vereist de melding actie door een bevoegde servicemonteur.
Verbindingsinstel­lingen hersteld
De verbindingsinstellingen zijn hersteld vanwege een storing.
Controleer de instellingen en wijzig ze waar nodig.
Kwaliteit signaal slecht
De connectiviteitsprintplaat in het pro­duct is ondersteboven geassembleerd of het product is gekanteld of ligt onder­steboven.
Controleer of het product niet onderste­boven ligt of gekanteld is. Als dit niet het geval is, dan vereist de melding ac­tie door een bevoegde servicemonteur.
1034 - 001 -
Probleemoplossing - 43
6.3 Informatiemeldingen
Hieronder vindt u een aantal informatiemeldingen die op het display van het product kunnen worden weergegeven. Neem contact op met de klantenservice van GARDENA als dezelfde melding vaak verschijnt.
Melding
Oorzaak Actie
Lage accuspan­ning
Het product kan het laadstation niet vinden.
Controleer of het laadstation en de be­geleidingsdraad zijn geïnstalleerd vol­gens de instructies. Zie
De geleidings-
draad installeren op pagina 21
.
De begeleidingsdraad is gebroken of niet aangesloten.
Lokaliseer de plaats van de breuk en hef de fout op.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina
36
.
De antenne van het laadstation is de­fect.
Controleer of het indicatielampje in het laadstation rood knippert. Zie
Indicatie­lampje in het laadstation op pagina 45
.
Instellingen her­steld
Bevestiging dat de functie
Reset alle
gebruikersinstellingen
is uitgevoerd.
Dat is normaal. Geen actie nodig.
Begeleiding niet gevonden
De begeleidingsdraad is niet aangeslo­ten op het laadstation.
Controleer of de connector van de ge­leidingsdraad correct is aangesloten op het laadstation. Zie
De geleidingsdraad
installeren op pagina 21
.
Breuk in de begeleidingsdraad. Lokaliseer de plaats van de breuk. Ver-
vang het beschadigde deel van de be­geleidingsdraad met een nieuwe lus­draad en maak een las met behulp van een originele koppeling.
De begeleidingsdraad is niet aangeslo­ten op de begrenzingslus.
Controleer of de begeleidingsdraad correct is aangesloten op de begren­zingslus. Zie
De geleidingsdraad instal-
leren op pagina 21
.
Kalibratie geleiding mislukt
Het product heeft de geleidingsdraad niet kunnen kalibreren.
Controleer of de geleidingsdraad vol­gens de instructies is aangebracht. Zie
Onderzoeken waar de geleidingsdraad moet worden gelegd op pagina 19
. Controleer ook of er voldoende afstand is aan de linkerkant van de begelei­dingsdraad. Zie
Onderzoeken waar de geleidingsdraad moet worden gelegd op pagina 19
.
Kalibratie begelei­ding afgerond
Het product heeft de geleidingsdraad met succes gekalibreerd.
Geen actie nodig.
44 - Probleemoplossing 1034 - 001 -
6.4 Indicatielampje in het laadstation
Voor een volledig werkende installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen branden of groen knipperen. Volg de foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven.
Op www.gardena.com vindt u nog meer hulp. Neem contact op met de klantenservice van GARDENA als u nog steeds hulp nodig hebt.
Licht Oorzaak Actie
Constant groen licht
Goede signalen Geen actie nodig
Groen knipperend licht
De signalen zijn goed en de
ECO-mo-
dus
is geactiveerd.
Geen actie nodig. Voor meer informatie over de
ECO-modus
. Zie
ECO-modus
op pagina 27
.
Blauw knipperend licht
De begrenzingslus is niet aangesloten op het laadstation.
Controleer of de aansluitklemmen van de begrenzingsdraad correct zijn aan­gesloten op het laadstation. Zie
De ge-
leidingsdraad installeren op pagina 21
.
Breuk in de begrenzingslus. Lokaliseer de plaats van de breuk. Ver-
vang het beschadigde deel van de lus met een nieuwe lusdraad en maak een las met behulp van een originele kop­peling.
Geel knipperend licht
De begeleidingsdraad is niet aangeslo­ten op het laadstation.
Controleer of de connector van de be­geleidingsdraad correct is aangesloten op het laadstation. Zie
De geleidings-
draad installeren op pagina 21
Breuk in de begeleidingsdraad. Lokaliseer de plaats van de breuk. Ver-
vang het beschadigde deel van de be­geleidingsdraad met een nieuwe lus­draad en maak een las met behulp van een originele koppeling.
Rood knipperend licht
Onderbreking in de antenne van het laadstation.
Neem contact op met de klantenservice van GARDENA.
Constant rood licht
Storing in de printplaat of onjuiste voe­ding in het laadstation. De storing moet worden verholpen door een erkende servicemonteur.
Neem contact op met de klantenservice van GARDENA.
1034 - 001 - Probleemoplossing - 45
6.5 Symptomen
Als uw product niet naar verwachting werkt, volgt u de onderstaande symptoomgids.
Kijk op www.gardena.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal standaardvragen. Neem contact op met klantenservice van GARDENA als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt vinden.

Symptomen Oorzaak Actie

Het product heeft moeite met dok­ken.
De geleidingsdraad is niet in een rechte lijn gelegd en komt niet ver genoeg uit het laadstation.
Controleer of het laadstation is geïn­stalleerd volgens de instructies in
Laad-
station monteren op pagina 20
De begeleidingsdraad is niet in de sleuf onder het laadstation gestoken.
Voor een goede werking is het van cru­ciaal belang dat de begeleidingsdraad perfect recht ligt en zich in de juiste po­sitie onder het laadstation bevindt. Zorg er daarom voor dat de begeleidings­draad altijd in de sleuf in het laadstation is gestoken. Zie
De geleidingsdraad in-
stalleren op pagina 21
.
Het laadstation bevindt zich op een hel­ling.
Plaats het laadstation op een volledig vlakke ondergrond. Zie
Onderzoeken waar het laadstation moet worden ge­plaatst op pagina 16
.
Het product werkt op het verkeerde tijdstip
De klok van het product moet worden ingesteld.
Stel de klok in. Zie
De datum en tijd in-
stellen op pagina 28
.
De start- en stoptijden voor het maaien zijn verkeerd.
Reset de start- en stoptijdinstelling voor maaien. Zie
De schema-instelling her-
stellen op pagina 24
.
Het product trilt. Beschadigde messen leiden tot onba-
lans in het maaisysteem.
Controleer de messen en schroeven en vervang ze indien nodig. Zie
Messen
vervangen op pagina 35
.
Te veel messen in dezelfde positie lei­den tot onbalans in het maaisysteem.
Controleer of er bij elke schroef slechts één mes is gemonteerd.
Er worden verschillende (dikte) GAR­DENA-messen gebruikt.
Controleer of de messen van verschil­lende uitvoeringen zijn.
Het product rijdt, maar de maaischijf draait niet.
Het product zoekt naar het laadstation of rijdt naar het beginpunt.
Geen actie. De maaischijf draait niet als het product het laadstation zoekt.
Het product maait minder lang dan gewoonlijk tussen laadcycli.
Messchijf geblokkeerd door gras of an­der vreemd voorwerp.
Verwijder en reinig de maaischijf. Zie
Product reinigen op pagina 34
.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina
36
.
46 - Probleemoplossing 1034 - 001 -
Symptomen Oorzaak Actie
Zowel de maaitijd als de laadtijd is korter dan nor­maal.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina
36
.
Het product staat urenlang gepar­keerd in het laad­station.
Het product heeft een voorgeprogram­meerde stand-by-tijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden. Zie
Sche-
ma en Stand-by op pagina 32
.
Geen actie.
De STOP- knop is ingedrukt. Open de klep, voer de PIN-code in en
bevestig met de OK-knop. Druk op de Start-knop en sluit vervolgens de klep.
Ongelijkmatige maairesultaten.
Het product werkt te weinig uren per dag.
Verleng de maaitijd. Zie
De schema-in-
stelling berekenen op pagina 23
.
Vanwege de vorm van het werkgebied moet
Gebied 1-3
worden gebruikt, zo­dat het product de weg naar alle afge­legen gebieden vindt.
Gebruik
Gebied 1-3
om het product naar een afgelegen gebied te sturen. Zie
Functie Tuindekking instellen op
pagina 26
.
De instelling
Hoe vaak?
is niet goed af­gestemd op de indeling van het werk­gebied.
Controleer of
Hoe vaak?
is ingesteld op
de juiste waarde.
Werkgebied te groot. Probeer het werkgebied te verkleinen
of de werktijd te verlengen. Zie
Het
schema instellen op pagina 24
.
Botte messen. Vervang alle messen. Zie
Messen ver-
vangen op pagina 35
.
Lang gras ten opzichte van de ingestel­de maaihoogte.
Verhoog de maaihoogte en stel hem la­ter weer lager in.
Grasophoping bij de maaischijf of rond de motoras.
Controleer of de maaischijf vrij en soe­pel draait. Als dat niet het geval is, schroeft u de maaischijf los en verwij­dert u alle gras en vreemde voorwer­pen. Zie
Product reinigen op pagina 34
.
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan onbedoelde fysieke beschadigingen aan de draad, bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad ook beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond bewegen. Breuken in de draad kunnen ook worden veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid. Beschadigingen aan de isolatie
zorgen soms pas weken of maanden later voor problemen. Om dit te voorkomen, moet u de eerste weken na het installeren altijd de maximale maaihoogte selecteren en de maaihoogte vervolgens elke tweede week een stap verlagen totdat de gewenste maaihoogte is bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken nadat de las werd gemaakt voor problemen zorgen. Een foutieve las kan onder meer worden veroorzaakt doordat de originele koppeling niet stevig genoeg werd samengedrukt met behulp van een tang of doordat een koppeling van een
1034 - 001 - Probleemoplossing - 47
mindere kwaliteit dan de originele koppeling werd gebruikt. Controleer eerst alle bij u bekende lassen voordat u verdergaat met de foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de afstand van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden steeds te halveren, totdat er nog maar een kort stuk draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de
ECO-modus
actief is. Zorg dat de
ECO-modus
eerst wordt uitgeschakeld. Zie
ECO-modus op
pagina 27
.
1. Controleer of het indicatielampje in het laadstation blauw knippert, wat een breuk in de begrenzingslus aangeeft. Zie
Indicatielampje in het laadstation op pagina 45
.
2. Controleer of de aansluitingen van de begrenzingsdraad naar het laadstation
correct zijn aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer of het indicatielampje in het laadstation nog steeds blauw knippert.
R
GUIDE
L
POWER
3. Verwissel de aansluitingen van de begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad in het laadstation.
Begin door aansluiting
L en GUIDE te
verwisselen.
Als het indicatielampje constant groen brandt, bevindt de breuk zich ergens in de begrenzingsdraad tussen L en het punt waar de begeleidingsdraad is aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding).
GUIDE
L
Guide
Om de storing te verhelpen hebt u begrenzingsdraad, connectoren en koppelingen nodig:
a) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad kort is, dan kunt u het gemakkelijkst de hele begrenzingsdraad
48 - Probleemoplossing 1034 - 001 -
vervangen tussen L en het punt waar de begeleidingsdraad is aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn).
b) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad lang is (dikke zwarte lijn), ga dan als volgt te werk: Zet L en GUIDE terug in hun oorspronkelijke posities. Koppel daarna R los. Sluit een nieuwe lusdraad aan op R. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden van het vermoedelijk defecte deel van de draad.
R
Als het indicatielampje nu groen is, bevindt de breuk zich ergens in de draad tussen het losgekoppelde uiteinde en het punt waar de nieuwe draad is aangesloten (dikke zwarte lijn hieronder). Verplaats de aansluiting voor de nieuwe draad in dat geval dichter bij het losgekoppelde uiteinde (grofweg in het midden van het verdachte draaddeel) en
controleer opnieuw of het indicatielampje groen is.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk draad over is, wat het verschil betekent tussen een constant groen licht en een knipperend blauw licht. Volg vervolgens de instructies in stap 5 hieronder.
4. Als het indicatielampje in stap 3 hierboven blauw blijft knipperen: Zet L en GUIDE terug in hun oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens R en GUIDE. Als het indicatielampje nu continu groen brandt koppel dan L los en sluit een nieuwe begrenzingsdraad aan op L. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe draad aan op een punt in het midden van het vermoedelijk defecte deel van de draad. Volg dezelfde procedure als bij 3a) en 3 b) hierboven.
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het beschadigde deel worden vervangen door een nieuw stuk draad. Gebruik altijd originele koppelingen.
1034 - 001 -
Probleemoplossing - 49
7 Vervoer, opslag en verwerking
7.1 Transport
De meegeleverde Li-ion-accu's voldoen aan de wettelijke vereisten voor gevaarlijke goederen.
Neem alle van toepassing zijnde nationale voorschriften in acht.
Neem de bijzondere voorschriften op de verpakking en labels voor commercieel transport in acht. Dit geldt ook voor derden en expediteurs.
7.2 Opslag
Laad het product volledig op. Zie
De accu
opladen op pagina 33
.
Koppel het product los met de AAN/UIT­knop. Zie
De AAN/UIT-knop op pagina 30
.
Reinig het product. Zie
Product reinigen op
pagina 34
.
Bewaar het product in een droge, vorstvrije ruimte.
Laat het product met alle wielen op een vlakke ondergrond staan tijdens opslag, of gebruik een wandhanger van GARDENA.
Als u het laadstation binnen zet, koppelt u de voeding en alle connectoren los van het laadstation. Plaats het uiteinde van elke connectordraad in een bak met vet.
Let op:
Als u het laadstation buiten zet, koppelt u
de voeding en de connectoren niet los.
7.3 Afvoeren
Neem de plaatselijk geldende wet- en regelgeving voor recycling in acht.
Raadpleeg
Accu vervangen op pagina 36
voor vragen over het verwijderen van de accu.
50
- Vervoer, opslag en verwerking
1034 - 001 -
8 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens
Gegevens SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Afmetingen
Lengte, cm 55 58
Breedte, cm 38 39
Hoogte, cm 23 23
Gewicht, kg 7,3 7,3
Elektrisch systeem SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Accu, lithium-ion 18 V/2,1 Ah art.nr. 584 85 28-01, 584 85 28-02
Accu, lithium-ion 18 V/2,0 Ah art.nr. 590 21 42-02
Accu, lithium-ion 18,25 V/2,0 Ah art.nr. 590 21 42-03
Voeding, V/28 V DC 100-240 100-240
Lengte laagspanningskabel, m 5 5
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik 4 kWh/maand in een
werkgebied van 500 m
2
7 kWh/maand in een werkgebied van 1250 m
2
Laadstroom, A DC 1,3 1,3
Gemiddelde maaitijd, min 65 65
Gemiddelde laadtijd, min 60 60
Antenne begrenzingsdraad SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Bedrijfsfrequentieband, Hz 300-80000 300-80000
Max. radiofrequentievermogen, mW op 60 m
1
<25 <25
1
Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioappara­tuur is ingesteld.
1034 - 001 -
Technische gegevens - 51
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als geluidsvermogen
2
SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Gemeten geluidsvermogensniveau, dB (A) 56 56
Onzekerheidsmarge geluidsemissies KWA, dB (A) 2 2
Gegarandeerd geluidsvermogensniveau, dB (A) 58 58
Geluidsdrukniveau bij het oor van de gebruiker, dB (A)
3
45 45
De geluidsemissiedeclaraties zijn conform EN 50636-2-107:2015
Maaien SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Maaisysteem 3 scharnierende messen
Toerental maaimotor, t/min 2500 2500
Energieverbruik tijdens maaien, W +/- 20% 20 20
Maaihoogte, cm 2-5 2-5
Maaibreedte, cm 16 22
Smalst mogelijke doorgang, cm 60 60
Maximale helling voor maaigebied, % 25 30
Maximale helling voor begrenzingsdraad, % 10 10
Maximale lengte begrenzingsdraad, m 300 300
Maximale lengte begeleidingslus, m 150 150
IP-classificatie SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Product IPX5 IPX5
Laadstation IPX5 IPX5
Voeding IPX4 IPX4
Bluetooth
®
SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Bedrijfsfrequentieband, MHz 2400 - 2484 2400 - 2484
Maximaal uitgezonden vermogen, dBm 8 8
2
Geluidsemissie naar de omgeving gemeten als geluidsvermogen (LWA) volgens EG-richt­lijn 2000/14/EG. Het gewaarborgde geluidsvermogensniveau omvat productieverschillen en afwijking van de testcode met 1-3 dB (A).
3
Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau KpA 2-4 dB (A)
52 - Technische gegevens
1034 - 001 -
Interne SRD (short range device) SILENO city, SILENO
life
smart SILENO city, smart SILENO life
Bedrijfsfrequentieband, MHz - 863-870
Maximaal uitgezonden vermogen, dBm - 14
Zendbereik in het vrije veld, ca. m - 100
Husqvarna AB staat niet garant voor volledige compatibiliteit tussen het product en andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, ondergrondse elektrische afrasteringen of dergelijke.
De producten zijn geproduceerd in Engeland of Tsjechië. Zie de informatie op het productplaatje. Zie
Inleiding op pagina 3
.
1034 - 001 - Technische gegevens - 53
9 Garantie
9.1 Garantiebepalingen
GARDENA garandeert de werking van dit product gedurende een periode van twee jaar (vanaf de aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal- of productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen wij kosteloos het product vervangen of repareren, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het product en het laadstation mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de instructies in deze bedieningshandleiding. Deze fabrieksgarantie heeft geen invloed op aanspraken op garantie van dealers/ verkopers.
Eindgebruikers of onbevoegde derden mogen geen pogingen doen om het product te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de garantie vallen:
Schade veroorzaakt door binnendringen van water als gevolg van gebruik van een hogedrukreiniger, of het in water onderdompelen, bijvoorbeeld wanneer door hevige regen waterplassen zijn ontstaan.
Schade veroorzaakt door blikseminslag.
Schade veroorzaakt door onjuiste accu­opslag of onjuist gebruik van de accu.
Schade veroorzaakt door het gebruik van een andere accu dan een originele accu van GARDENA.
Schade die wordt veroorzaakt door het gebruik van andere onderdelen dan originele reserveonderdelen en accessoires van GARDENA; denk hierbij aan zaken als messen en installatiemateriaal.
Schade aan de lusdraad.
Schade die wordt veroorzaakt door wijzigingen die niet zijn toegestaan of geknoei met het product of de voeding ervan.
De messen en wielen worden beschouwd als verbruiksartikelen en vallen niet onder de garantie.
Als uw GARDENA-product een defect vertoont, neem dan contact op met de klantenservice van GARDENA voor verdere instructies. Zorg ervoor
dat u het betalingsbewijs en het serienummer van het product bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met de klantenservice van GARDENA.
54 - Garantie
1034 - 001 -
10 EG verklaring van overeenstemming
10.1 EG verklaring van overeenstemming
Husqvarna AB, SE–561 82 Huskvarna, Zweden,
tel.: +46-36-146500, verklaart dat de robotmaaiers GARDENA SILENO city,
GARDENA smart SILENO city, GARDENA SILENO life en GARDENA smart SILENO life
met serienummers vanaf 2018 week 48 (het jaartal staat duidelijk op het productplaatje vermeld, gevolgd door het serienummer) voldoen aan de eisen die in de RICHTLIJNEN VAN DE RAAD zijn opgenomen:
Richtlijn "betreffende machines" 2006/42/EG.
Bijzondere eisen voor elektrisch
aangedreven robotmaaiers met accu
EN 50636-2-107: 2015
Elektromagnetische velden EN 62233:
2008.
Richtlijn "beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen" 2011/65/EU.
De volgende norm wordt toegepast: EN
50581:2012
Richtlijn "betreffende de geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis" 2000/14/EG. Raadpleeg
Technische
gegevens op pagina 51
voor informatie over
de geluidsemissie en de maaibreedte.
De aangemelde instantie 0404, RISE SMP Svensk Maskinprovning AB, Box 7035, SE-750 07 Uppsala, Sweden heeft een rapport opgesteld inzake een beoordeling van de overeenstemming met bijlage VI van Richtlijn 2000/14/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende "de geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis". Het certificaat heeft nummer: 01/901/287 voor GARDENA SILENO city en voor GARDENA smart SILENO city, GARDENA SILENO life en GARDENA smart SILENO life.
Richtlijn "betreffende radioapparatuur" 2014/53/EU. De volgende normen zijn van toepassing:
ETSI EN 303 447 conceptversie V1.1.1
ETSI EN 300 328 v2.2.0
Elektromagnetische compatibiliteit:
ETSI EN 301 489-1 conceptversie v2.2.0
ETSI EN 301 489-17 conceptversie v3.2.0
Extra voor GARDENA smart SILENO city en GARDENA smart SILENO life uitgerust met apparaat voor smart system:
ETSI EN 301 489-3 v2.1.1
ETSI EN 300 220-1 v3.1.1
ETSI EN 300 220-2 v3.1.1
Huskvarna, 1.11.2018
Lars Roos
Global R&D Director, Electric category
(Geautoriseerde vertegenwoordiger voor Husqvarna AB en verantwoordelijk voor de technische documentatie.)
1034 - 001 - EG verklaring van
overeenstemming - 55
ORIGINELE INSTRUCTIES We behouden ons het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen door te voeren. Copyright © 2019 GARDENA Manufacturing GmbH. All rights reserved.
114 05 86-36
2019-01-15
InDesign P01 omslag P01_P02_a5.indd 2 2019-01-03 14:56:37
Loading...