Lees voor de eerste inbedrijfname deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem alle veiligheidsvoorschriften in acht!
Gebruiksaanwijzing zorgvuldig bewaren!
http://www.dolmar.com
PS-460
PS-460 D
PS-500
PS-500 D
1
2
RE Y
Hartelijk dank voor uw vertrouwen!
Wij feliciteren u met uw nieuwe DOLMAR motorzaag en hopen,
dat u met deze moderne machine tevreden zult zijn. DOLMAR
is ’s werelds oudste fabrikant van benzinemotorzagen (sinds
1927) en heeft daardoor de langste ervaring op dit gebied,
ervaring, die ook vandaag de dag iedere DOLMAR motorzaag
tot in het kleinste detail ten goede komt.
De PS-460, PS-500 modellen zijn bijzonder handige en robuuste
motorzagen in een nieuw design.
De automatische kettingsmering met een hoeveelheidsregelbare
oliepomp, een onderhoudsvrije elektronische ontsteking, het
gezondheidsbeschermende antitrilsysteem en de ergonomische
vormgeving van grepen en bedieningselementen zorgen voor
bediencomfort en praktisch onvermoeiend werken met de
zaag.
De veiligheidsuitrusting van de DOLMAR motorzagen PS-460,
PS-500 is op de nieuwste stand van de techniek en vervult alle
nationale en internationale veiligheidsvoorschriften. Zij omvat
handbeschermers aan beide grepen, een gasafsperknop, een
kettingvangbout, een veiligheidszaagketting en een kettingrem,
die niet alleen met de hand in werking kan worden gesteld, maar
die ook d.m.v. zaaggeleidingsterugslag (kickback), automatisch
door een vertragingsmechanisme in werking wordt gesteld.
In het apparaat zijn volgende octrooirechten in de praktijk
gebracht: WO 01/77572, DE 10191359, DE 20219246, DE
20300769, US 2003/0152471, TO 2001 A 000338, TO 2004 A
000015, EP 1428637.
Om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen en een optimaal
functioneren en optimale beschikbaarheid van uw nieuwe motorkettingzaag te garanderen, verzoeken wij u het volgende:
Leest u voor de eerste ingebruikname van de motorzaag deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem
beslist alle veiligheidsvoorschriften in acht! Nietinachtneming kan levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken!
EU-conformiteitsverklaring
De ondergetekenden Shigeharu Kominami en Rainer Bergfeld
gemachtigd door DOLMAR GmbH, verklaren hiermede, dat de
apparaten van het merk DOLMAR,
vervaardigd door DOLMAR GmbH, Jenfelder Str. 38, D22045 Hamburg, aan de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen van de desbetreffende, EU-richtlijnen voldoen:
EU-machinerichtlijn 98/37/ EG, EU-EMV-richtlijn 89/336/ EEG
(gewijzigd door 91/263 EWG, 92/31 EEG en 93/68 EEG),
Geluidsemissie 2000/14/EG. Vanaf 29/12/2009 wordt richtlijn
2006/42/EG van kracht ter vervanging van richtlijn 98/37/EG.
Het product voldoet dan ook aan de eisen van deze richtlijn.
Ter vakkundige realisering van de in deze EU-richtlijnen vervatte
eisen zijn doorslaggevend de volgende normen als grondslag
genomen: EN 11681-1, EN ISO 14982, CISPR 12.
Het conformiteitsbeoordelingsprocédé 2000/14/EG is volgens
appendix V doorgevoerd. Het gemeten peil van geluidsvermo
gen (Lwa) bedraagt 111 dB(A). Het gegarandeerde peil van
geluidsvermogen (Ld) is 112 dB(A).
De EU-bouwmodelkeuring conform 98/37/EG geschiedde door:
S = apparaat met hoog toerental
D = apparaat met decompressieklep
H = apparaat met handgreepverwarming
1. Motorkettingzaag
2. Zaaggeleider
3. Zaagketting
4. Beschermkap
zaaggeleider
5. Combisleutel
6. Haakse schroevedraaier
7. Schroevedraaier voor het instellen van de carburator
8. Gebruiksaanwijzing (niet afgebeeld)
Indien een van de hier afgebeelde onderdelen bij de levering
ontbreekt, wendt u zich dan tot uw verkoper!
Symbolen
Op de machine en bij het lezen van de gebruiksaanwijzing treft u de volgende symbolen aan:
Gebruiksaanwijzing lezen en de
waarschuwings- en veiligheidsaanwijzingen opvolgen!
Bijzondere attentie!
Verboden!
Veiligheidshelm, ogen- en
gehoorbescherming dragen!
Beschermende
handschoenen!
Roken verboden!
Geen open vuur!
Motor uitzetten!
Attentie, terugslag
(Kickback)!
Kettingrem
Brandstofmengsel
Normaal-/winterbedrijf
Handgreepverwarming
Carburatorafstelling
Zaagkettingolie
Schroef voor het afstellen
Decompressieklep indrukken
Motor starten
Combischakelaar
choke/start/stop (I/O)
van het oliedebiet voor
de zaagketting
Eerste hulp
Recycling
CE-norm
3
4
4
5
6
7
1
2
3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Beoogd gebruik
Motorzagen
De motorzaag mag uitsluitend worden gebruikt voor het zagen van
hout in openlucht. Al naargelang de motorzaagklasse geschikt voor
volgende toepassingen:
- midden- en professionele klasse: gebruik in dun, middelma
tig dik en dik hout, vellen, onttakken, inkorten, uitdunnen van
bossen.
- hobbyklasse: occassioneel gebruik in dun hout, onderhoud
van fruitbomen, vellen, onttakken, inkorten.
Niet toegestane gebruikers
Personen die niet vertrouwd zijn met de handleiding, kinderen, jon
geren en personen onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen
mogen het apparaat niet bedienen.
Algemene voorschriften
- Om een veilig gebruik te garanderen moet degene die het
apparaat bedient altijd deze gebruiksaanwijzing te lezen,
om zich met de werking ervan vertrouwd te maken. Onvoldoende geïnstrueerde gebruikers kunnen zichzelf en anderen
door ondeskundig gebruik in gevaar brengen.
- De motorkettingzaag alleen uitlenen aan personen met
ervaring in het gebruik van een motorkettingzaag. De gebruiksaanwijzing dient daarbij overhandigd te worden.
- Nieuwe gebruikers moeten zich door de verkoper laten instru
eren, of een wettelijk erkende opleiding volgen, om vertrouwd
teraken met het zagen met een motorkettingzaag.
- Kinderen en jeugdige personen onder 18 jaar mogen de
motorkettingzaag niet gebruiken. Voor jeugdigen boven 16 jaar
geldt dit verbod niet als zij in het kader van hun opleiding onder
toezicht staan van een vakman.
- Het werken met de motorkettingzaag vereist een hoge mate
van concentratie.
- Werk alleen in goede lichamelijke conditie. Ook vermoeidheid
kan onoplettendheid tot gevolg hebben. Van begin tot eind van
werkzaamheden is een zeer goede concentratie vereist. Voer
alle werkzaamheden rustig en zorgvuldig uit. De gebruiker is
verantwoordelijk ten opzichte van derden.
- Nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen werken.
- Bij het werken in gemakkelijk ontbrandbare begroeiing en bij
droogte moet een brandblusser bij de hand zijn.
Persoonlijke beschermingsuitrusting
- Om bij het zagen verwondingen aan hoofd, ogen, handen
of voeten en schade aan het gehoor te vermijden moet de
hierna omschreven beschermende uitrusting en beschermende kleding gedragen worden.
- De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. goed aansluitend,
maar mag niet hinderen. Draag geen sieraden of kleding
waarmee u achter takken of struiken kunt blijven haken. Bij lang
haar een haarnet dragen.
- Bij alle werkzaamheden in het bos dient een
(1) te worden gedragen, voor bescherming tegen vallende
takken. De veiligheidshelm moet regelmatig op beschadigingen
gecontroleerd worden en moet na maximaal 5 jaar vervangen
worden. Alleen goedgekeurde helmen gebruiken.
gezichtsbeschermer (2) van de helm (alternatief: veilig-
- De
heidsbril) beschermt tegen wegspattende zaagspaanders en
houtsplinters. Om verwondingen aan de ogen te voorkomen
moet bij het werken met de motorkettingzaag altijd oogbescherming resp. gezichtsbescherming gedragen worden.
- Om gehoorschade te voorkomen moet geschikte persoonlijke
gehoorbescherming gedragen worden. (Oorbeschermers
(3), oordopjes, oorwatten etc.) Octaafbandanalyse op aanvraag.
- De
passen, is comfortabel in het dragen en gemakkelijk
in onderhoud.
- De
bosbouw-veiligheidsjas (4) heeft signaalrode schouder-
bosbouw-veiligheidsbroek (5) bestaat uit 22 lagen
veiligheidshelm
nylonweefsel en beschermt tegen snijwonden. Het gebruik
ervan wordt dringend aanbevolen.
- Werkhandschoenen (6) van een zware kwaliteit leer be-
-
-
-
horen tot de voorgeschreven uitrusting en moeten bij het
werken met de motorkettingzaag altijd gedragen worden.
- Bij het werken met de motorkettingzaag moeten veiligheids-
schoenen of veiligheidslaarzen(7)metproelzool,stalen
neus en beenbeschermers gedragen worden. Veiligheidsschoeisel met een beschermende inleg biedt bescherming
tegen snijverwondingen en zorgen ervoor dat men stabiel
staat.
1
2
3
4
STOP
ON
Brandstoffen / tanken
- Bij het aftanken van de motorkettingzaag moet de motor worden
uitgezet.
- Roken en iedere vorm van open vuur zijn niet toegestaan (5).
- Laat de motor afkoelen alvorens te tanken.
- Brandstoffen kunnen oplosmiddelachtige substanties bevatten. Huiden oogcontact met mineraalolieprodukten vermijden. Draag bij het
aftanken handschoenen. Vervang en reinig beschermende kleding
regelmatig. Adem de brandstofdampen niet in. Het inademen van
motorbrandstofdampen kan lichamelijk letsel veroorzaken.
- Mors geen brandstof of kettingolie. Als er toch brandstof of olie ge
morst is moet de motorkettingzaag direct schoongemaakt worden.
Zorg dat er geen brandstof op uw kleding terechtkomt. Als dat toch
gebeurt kleedt u dan direct om.
- Let erop dat er geen brandstof of kettingolie in de grond wegloopt (be
scherming van het milieu). Leg iets op de grond ter bescherming.
- Tank niet in afgesloten ruimten. Brandstofdampen verzamelen zich
op de bodem (explosiegevaar).
- Sluit de tankdoppen van brandstof- en olietank goed.
- Start de motorkettingzaag niet op dezelfde plek als waar u getankt
heeft (tenminste 3 meter verwijderd van de tankplaats) (6).
- Brandstof is niet onbeperkt houdbaar. Koop niet meer dan u binnen
een redelijke tijd zult gebruiken.
- Vervoer en bewaar brandstof en kettingolie alleen in goedgekeurde
en gewaarmerkte jerrycans. Sla brandstof en kettingolie zo op dat
kinderen er niet bij kunnen.
Inbedrijfname
-
Werk niet alleen, in noodgevallen moet er iemand in de buurt
zijn (gehoorafstand).
- Verzeker u ervan dat er zich geen kinderen of andere personen
binnen het werkbereik van de motorkettingzaag bevinden. Let
ook op dieren (7).
-
Controleer voor aanvang van de werkzaamheden of de motorkettingzaag goed werkt en volgens voorschrift bedrijfsklaar is
gemaakt.
Let vooral op of de kettingrem werkt, of de zaaggeleider juist gemon
teerd is, of de zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen
is, of de kettingwielbeschermer vastzit, de gashendel soepel beweegt,
de sperknop werkt, of de handgrepen droog en schoon zijn, en of
Start/Stop schakelaar het doet.
- De motorkettingzaag pas nadat deze volledig in elkaar gezet is in
bedrijf nemen. De motorkettingzaag mag uitsluitend geheel gemon
teerd gebruikt worden!
- Voor het starten moet de bediener van de zaag goed stabiel staan.
- Start de motorkettingzaag uitsluitend volgens de gebruiksaanwijzing
(8). Andere startmethoden zijn niet toegestaan.
- Bij het starten van de motorkettingzaag moet de machine goed
gesteund en stevig vastgehouden worden. De ketting en de zaag
geleider mogen nergens tegenaan komen.
-
Houd tijdens het werken met de motorkettingzaag deze met beide
handen vast, met de rechterhand op de achterste handgreep en
de linker hand op de beugelgreep. De handgrepen met de duimen
eromheen vasthouden.
-
ATTENTIE: Bij het loslaten van de gashendel loopt de ketting
nog enige tijd door (vrijloopeffect).
- Let er voortdurend op dat u stevig staat.
- De motorkettingzaag moet zodanig gehanteerd worden dat er geen
uitlaatgassen ingeademd kunnen worden. Werk niet in gesloten
ruimten (vergiftigingsgevaar).
-
Zet de motorkettingzaag direct af bij merkbaar veranderd
machinegedrag.
- Zet de motorzaag af voor het controleren van de kettingspanning,
het naspannen, het verwisselen van de ketting en het opheffen
van storingen (9).
- Als de zaag met stenen, spijkers of andere harde voorwerpen in
aanraking is gekomen moet de motor direct afgezet worden en moet
de zaaginrichting geïnspecteerd worden.
- Tijdens werkonderbrekingen en voor het verlaten moet de motorzaag
uitgeschakeld worden (9) en zo geparkeerd, dat niemand in gevaar
kan geraken.
- Leg de warme motorkettingzaag niet in droog gras of op brandbare
voorwerpen. De uitlaat geeft een aanzienlijke hitte af (brandge
vaar).
-
ATTENTIE: Na het uitzetten van de motorkettingzaag kan er olie van de
ketting en zaaggeleider in de grond weglopen (bodemverontreiniging)!
Leg iets onder de zaag als bescherming.
-
5
-
3 meter
6
-
-
7
-
8
-
● Onderhoud ● Werkonderbreking
● Tanken ● Transport
● Zaagketting slijpen ● Uitbedrijfname
9
5
6
Terugslag (Kickback)
- Bij het werken met de motorkettingzaag kan gevaarlijke terugslag
optreden.
- Deze terugslag ontstaat als het bovenste kwadrant van de zaag
geleider per ongeluk tegen hout of andere vaste voor-werpen
aankomt (10).
- Daarbij wordt de motorzaag ongecontroleerd en met grote kracht
in de richting van de bedieningspersoon geslingerd, resp. versneld
(gevaar voor letsel!)
Om terugslag te voorkomen moet op het volgende gelet
worden:
- Insteekwerk (direkt met het het uiteinde van de zaaggeleider
in het hout aanzetten) mag uitsluitend door speciaal geschoold
personeel worden uitgevoerd!
- De punt van de zaaggeleider moet altijd in het oog gehouden
worden. Pas op bij het voortzetten van reeds begonnen zaags
neden.
- Begin met lopende zaagketting aan de zaagsnede!
- De zaagketting moet altijd correct geslepen worden. Let daarbij
vooral op de juiste hoogte van de dieptebegrenzing.
- Zaag nooit meerdere takken tegelijkertijd door! Let er bij het
verwijderen van takken op dat geen andere tak geraakt wordt.
- Let bij het afkorten op in de buurt liggende stammen.
Werkomstandigheden en -technieken
- Werk alleen bij goed zicht en goede verlichting. Let in het bijzonder
op gladheid, nattigheid, ijs en sneeuw (uitglijgevaar). Verhoogd
gevaar voor uitglijden bestaat op vers ontbast hout (schors).
- Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Let op obstakels op
de werkplek, struikelgevaar. Let er voortdurend op dat u stevig
staat.
- Zaag nooit boven schouderhoogte (11).
- Zaag nooit staande op een ladder (11).
- Klim nooit met de motorkettingzaag in een boom om werkzaamheden uit te voeren.
- Niet te ver voorovergebogen werken!
- Beweeg de motorkettingzaag zodanig dat zich geen lichaamsdelen in het verlengde van het zwenkbereik van de zaagketting
bevinden (12).
- Gebruik de motorkettingzaag uitsluitend voor het zagen van
hout.
- Houd de lopende zaagketting vrij van de grond.
- Gebruik motorkettingzagen nooit voor het wegtillen en verwijderen
van stukken hout en andere voorwerpen.
- Ontdoe het bereik van de zaagsnede van vreemde voorwerpen
zoals zand, stenen, spijkers etc. Vreemde voorwerpen beschadigen de zaag en kunnen gevaarlijke terugslag (kickback) tot
gevolg hebben.
- Gebruik bij het zagen van sprokkelhout en dunne stammen een
stabiele bok (indien mogelijk een zaagbok, 13). Het hout mag
niet met de voet of door een tweede persoon worden vastgehouden.
- Rondhout moet tegen verdraaien tijdens het zagen worden
geborgd.
- Bij afkorten moet de getande beugel (13, Z) tegen het te
zagen hout worden gezet.
- Voor het afkorten moet de getande beugel tegen het te zagen
hout gezet worden en pas daarna met lopende zaagketting het
hout gezaagd worden. De zaag wordt daarbij door middel van
de achterste handgreep omhoog getrokken en met de beugelhandgreep geleid. De getande beugel dient daarbij als draaipunt.
Het volgen gebeurt met een lichte druk op de beugelgreep. De
zaag hierbij iets terugtrekken. Getande beugel lager aanzetten
en opnieuw de achterste handgreep omhoog trekken.
- Steek- en langssneden mogen alleen door speciaal ge-schoold personeel uitgevoerd worden (verhoogd gevaar voor
terugslag).
- Langssneden (14) in een zo klein mogelijke hoek aanzetten.
Hier moet bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan, daar
de getande beugel niet kan grijpen.
- Trek de zaag alleen met lopende zaagketting uit het hout.
- Zijn er meerdere zaagsneden nodig dan moet de gashendel
tussendoor losgelaten worden.
-
10
-
11
12
13
14
B
A
B
- Pas op bij het zagen van versplinterd hout. Er kunnen afgezaagde
houtsplinters meegetrokken worden (gevaar voor letsel).
- Bij het zagen met de bovenzijde van de zaaggeleider kan de
motorkettingzaag in de richting van de bedieningspersoon ge
stoten worden als de zaagketting klem komt te zitten. Daarom
moet zoveel mogelijk met de onderzijde van de zaaggeleider
gezaagd worden, daar in dat geval de zaag altijd van het lichaam
weg in de richting van het hout getrokken zal worden (15).
- Hout onder spanning (16) moet altijd eerst aan de drukzijde
(A) ingezaagd worden. Pas daarna kan de scheidingssnede
op de trekzijde (B) gemaakt worden. Zo wordt het ingeklemd
reken van de zaaggeleider voorkomen.
ATTENTIE: Velwerkzaamheden en verwijderen van takken,
alsmede het werken aan omgewaaide bomen mogen alleen
uitgevoerd worden door geschoold personeel! Gevaar voor
letsel!
- Steun bij het verwijderen van takken de motorkettingzaag altijd
zo dicht mogelijk op de stam. Hierbij mag niet met de voorzijde
van de zaaggeleider gezaagd worden (terugslaggevaar).
- Let vooral goed op bij onder spanning staande takken. Zaag
vrijhangende takken niet van onder af door.
- Ga nooit op een stam staan terwijl u takken verwijdert.
- Met het vellen van bomen mag pas worden begonnen nadat
men zich ervan heeft verzekerd dat:
a) alleen personen die bij het vellen betrokken zijn zich op de
werkplek bevinden.
b) ongehinderd uitwijken mogelijk is voor iedereen die betrokken
is bij het vellen (de uitwijkruimte dient schuin naar achteren
telopenondereenhoekvanongeveer45˚).
c) de voet van de stam vrij is van alle vreemde voorwerpen,
struikgewas en takken. Zorg voor een stabiele werkpositie
(struikelgevaar).
d) de dichtsbijgelegen werkplek tenminste twee en een halve
boomlengte verwijderd is (17). Vergewist u zich er vóór
het vellen van dat er zich geen personen of voorwerpen
binnen een afstand van 2 1/2 maal de boomlengte (17)
bevinden.
Beoordeling van de boom:
-
Overhangrichting - losse of dorre takken - hoogte van de boom
- natuurlijke overhang - is de boom rot ?
- Let op de windrichting en windsnelheid. Bij zware windstoten
mogen er geen bomen geveld worden.
Inzagen van de worteluitlopers:
-
Bij de grootste worteluitloper beginnen. Als eerste de zaagsne
de in verticale richting en daarna de zaagsnede in horizontale
richting aanbrengen.
Valkerf (18, A) aanbrengen:
-
De valkerf geeft de boom de juiste valrichting en stuurt deze.
De valkerf wordt haaks op de valrichting aangebracht met een
diepte van 1/3 - 1/5 van de stamdoorsnede. De zaagsnede
indien mogelijk dicht boven de grond aanbrengen.
- Eventuele correcties van de valkerf moeten over de gehele
breedte van de boom aangebracht worden.
De valzaagsnede (19, B) wordt boven de valkerfholte (D)
aangebracht. De valzaagsnede moet loodrecht op de stam
aangebracht worden. Voor de val-kerf moet ongeveer 1/10 van
de stamdoorsnede blijven staan als breukvlak.
- Het breukvlak (C) werkt als scharnier. Dit mag in geen geval
doorgezaagd worden, daar dit het ongecontroleerd vallen van
de boom kan veroorzaken. Breng tijdig spieën aan!
- De valzaagsnede mag alleen gezekerd worden met kunststof of
aluminium spieën. Het gebruik van ijzeren spieën is verboden,
daar een aanraking ernstige beschadigingen of zaagkettingbreuk
tot gevolg kan hebben.
- Bij het vellen van bomen altijd terzijde van de vallende boom
gaan staan.
- Bij het terugkeren naar de valzaagsnede oppassen voor vallende
takken.
- Bij het werken op hellingen moet de bedieningspersoon boven
of terzijde van de te bewerken stam, respectievelijk liggende
boom staan.
- Pas op voor aanrollende boomstammen.
-
15
16
45°
2 1/2
45°
17
-
18
19
= Velbereik
7
8
Transport en opslag
- Bij het veranderen van werkplek tijdens het werken
moet de motorkettingzaag afgezet of de kettingrem
ingeschakeld worden om onbedoeld starten en aanlopen van de zaagketting te voorkomen.
-
Vervoer of draag de motorkettingzaag nooit met lopende
zaagketting.
- Bij vervoer over langere afstanden moet in ieder geval de
meegeleverde beschermkap voor de zaaggeleider aangebracht
worden.
- Draag de motorkettingzaag altijd aan de beugelgreep,
waarbij de zaaggeleider naar achter wijst (20). Zorg ervoor
dat u niet met de uitlaat in aanraking komt (gevaar voor
brandwonden!).
- Tijdens vervoer in personenwagens moet de machine zo
geplaatst worden dat er geen brandstof of kettingolie kan
uitlekken.
- De motorkettingzaag moet veilig in een droge ruimte opgeslagen
worden. De motorkettingzaag mag niet buiten bewaard worden.
Berg de motorkettingzaag ontoegankelijk voor kinderen op.
- Bij opslag gedurende langere tijd en bij het verzenden van
de motorkettingzaag moeten olietank en brandstoftank
volledig geleegd zijn.
Onderhoud
- Bij alle onderhoudswerkzaamheden moet de motorkettingzaag uitgezet (21), en de bougiedop losgetrokken
worden!
- Vóór het begin van de werkzaamheden moet altijd eerst
gecontroleerd worden of de motorkettingzaag goed werkt,
en speciaal de kettingrem. Let er vooral op of de zaagketting
volgens voorschrift geslepen en gespannen is (22).
- De motorkettingzaag moet met zo weinig mogelijk lawaai
en uitlaatgassen gebruikt worden. Let goed op een correcte
afstelling van de carburator.
- Reinig de motorkettingzaag regelmatig.
- Controleer regelmatig of de tankdoppen goed sluiten.
Neem de veiligheidsvoorschriften van de Arbeidsinspektie
enverzekeringsmattschappijen in acht.
Breng in geen geval veranderingen in der constructie van
de motorkettingzaag aan. U brengt daarmee uw veiligheid
in gevaar.
Onderhouds- en montagewerkzaamheden mogen alleen uit-
gevoerd worden voorzover deze in deze gebruiksaanwijzing
beschreven zijn. Alle overige werkzaamheden moeten door
de DOLMAR service uitgevoerd worden.
Gebruik uitsluitend DOLMAR reserve-onderdelen en geauto-
riseerde accessoires.
Bij gebruik van niet-originele DOLMAR reserve onderdelen, niet-
geautoriseerde accessoires of zaaggeleider/kettingcombinaties
en -lengten is er een verhoogd ongevalsrisico. Bij ongelukken
of schade als gevolg van niet-geautoriseerde zaagmechanieken
of accessoires vervalt iedere aansprakelijkheid.
Eerste Hulp (E.H.B.O.)
Voor eventuele ongevallen dient altijd een verbanddoos op de
werkplek aanwezig te zijn. Vul gebruikt materiaal direct weer
aan.
Als u om hulp vraagt, geeft u dan de volgende informa-
tie:
- Waar gebeurde het
- Wat gebeurde er
- Hoeveel gewonden
- Aard van de verwondingen
- Noem uw naam!
Aanwijzing: Bij personen met circulatiestoornissen kunnen vaak
optredende vibraties tot beschadiging van do bloedvaten of van
het zenuwstelsel leiden. Door vibraties aan vingers, handen of
polsen kunnen de volgende symptomen optreden: inslapen van
lichaamsdelen, prikkelen, pijn steken, verandering van de huidkleur
of van de huid. Bij het waarnemen van zulke symptomen moet
u een dokter opzoeken.
20
21
22
SERVICE
23
24
DOLMARPS-500
2005 123456
000.000.001
Typ 179
DOLMAR GmbH, 22045 Hamburg, Germany
2
2526
17
18
19 20
3
4
1
6
7
16
5
8
9
11121314
21222324
1015
Technische specicaties
Cilinderinhoud cm
3
PS-460 PS-500
45,6 49,9
Boring mm 43 45
Slag mm 31,4 31,4
3)
Maximaal vermogen bij toerental
Maximale koppel bij toerental
Stationair toerental / max. motor toerental met zaaggeleider /ketting
kW / 1/min 2,2 / 10.000 2,4 / 10.000
3)
Nm / 1/min 2,7 / 7.000 2,9 / 7.000
1/min 2.500 / 13.500 2.500 / 13.500
Koppel toerental 1/min 3.900 3.900
Geluidsdruk (op de werkplek) L
Geluidsniveau L
Trillingen a
h,w eq
vlgs. ISO/CD 22868 1) dB (A) 108,3 108,8
WA av
vlgs. ISO 22867
- Beugelgreep m/s
- Achterste handgreepm/s
vlgs. ISO/CD 22868 1) dB (A) 102,1 102,4
pA av
1)
2
2
4,1 5,2
3,6 3,7
Carburateur Type Membraan carburateur
Ontsteking Type Condensatorontstekingsinstallatie
Bougie Type NGK BPMR 7A
of bougie Type BOSCH WSR 6F
Elektrodenafstand mm 0,5
3)
Brandstofverbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293
g/kWh 500 500
Inhoud brandstoftank l 0,47
Inhoud olietank I 0,27
Mengverhouding (brandstof : 2-taktolie)
- bij gebruik van DOLMAR olie 50:1 / 100:1 (HP-100)
- bij gebruik van Aspen Alkalyt (2-taktbrandstof) 50 : 1 (2%)
- bij gebruik van andere olie 40:1 (kwaliteitsklasse
Kettingrem
inwerkingstelling met de hand of door terugslag (kickback)
JASO FC of ISO EGD)
Kettingsnelheid (Bij max. vermogen) m/s .325= 19,3 3/8= 22,2
Kettingwielverdeling inch .325 of 3/8
Aantal tanden Z 7
Kettingtype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst
Verdeling / Schakeldikte inch .325 / 0,050, 0,058 of 3/8 / 0,058
Zaaggeleider snijlengte cm 33 / 38 / 45 / 53
Zaagggeleidertype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst
Gewicht motorzaag (lege tank, zonder blad, ketting en toebeh.)
1)
Opgaves houden in gelijke delen rekening met de bedrijfstoestanden stationair, volle belasting en maximum toerental.
(tevens inertieschakelaar voor de kettingrem)
6 Uitlaatdemper
7 Getande beugel (klauwgreep)
8 Instelschroef voor kettingspanner
9 Bevestigingsmoeren
10 Kettingvanger11 Kettingwielbeschermer 12 Decrompressieklep (alleen bij apparaten met modelbenaming “D”)13 Afstelschroef voor oliepomp (onderzijde)
14 Afstelschroef voor de carburator
15 Schakelaar voor handgreepverwarming
(alleen bij apparaten met modelbenaming “H”) 16 Typeplaatje
17 Startergreep18 Combischakelaar (choke/start/stop)19 Gashendel 20 Veiligheids-sperknop
21 Achterste handbeschermer
22 Tankdop brandstoftank
23 Ventilatorhuis met startinrichting
24 Tankdop olietank25 Zaaggeleider
26 Zaagketting (snijwerktuig)
Typeplaatje (16)
Bij bestellen van eserveonderdelen opgeven!
Serienummer
Bouwjaar
9
10
57
654
1
2
3
A
INBEDRIJFNAME
ATTENTIE:
Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting te
allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken
(zie Bougie vervangen) en beschermende handschoenen
dragen!
ATTENTIE:
De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig
te zijn samengebouwd en controle!
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting
Gebruik de bijgeleverde combisleutel voor de hierna genoemde werkzaamheden.
Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en voer
de volgende stappen uit voor de montage van de zaagketting
en de zaaggeleider uit:
Ontkoppel de kettingrem door aan de beschermingshendel (
te trekken, in de richting van de pijl.
Bevestigingsmoeren (
Verwijder de kettingwielbeschermer (
2) eraf draaien.
3).
1)
B
C
De kunststof transportbeschermer (
de afval gooien.
De instelschroef voor de kettingspanner (
(tegen de klok in), tot de tap (5) van de kettingspanner onder
de bout (6) staat.
Het zaagblad (7) monteren. Erop letten dat de tap (5) van de
kettingspanner in het gat van het zaagblad steekt.
*) erafnemen en in
4) naar links draaien
D
8
1011
9
912
2
4
23
De zaagketting (
LET OP!
De zaagketting
steken.
9) op kettingwiel (8) leggen.
niet tussen het kettingwiel en het blad
De zaagketting bovenaan ca. tot de helft in de geleidegroef (
van het zaagblad leggen.
De zaagketting onderaan op de kettingvanger (
ATTENTIE:
De snijkanten van de zaagketting moeten aan de geleiderbo
venkant in de richting van de pijl wijzen!
Voer de zaagketting (
de zaaggeleider, en trek daarbij de zaagketting licht in de
richting van de pijl.
9) o m d e o mle gschijf ( 12) van
11) leggen.
10)
-
E
F
De kettingwielbeschermer (3) weer aanbrengen.
De bevestigingsmoeren (
2) eerst handvast aandraaien.
Zaagketting spannen
De instelschroef (4) naar rechts draaien (met de klok mee), tot
de zaagketting in de geleidegroef aan de onderkant van het
blad grijpt (zie cirkeltje).
Het zaagblad licht optillen en de instelschroef (
draaien (met de klok mee), tot de zaagketting weer tegen de
onderkant van het blad ligt (zie cirkeltje).
Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog tillen
en de bevestigingsmoeren (
aandraaien.
4) naar rechts
2) met de combisleutel vast
G
H
11
12
2
4
12
1
A
Controle van de kettingspanning
De zaagketting is juist gespannen wanneer de zaagketting tegen
de onderzijde van de zaaggeleider aanligt en de zaagketting
nog gemakkelijk met de hand bewogen kan worden over de
zaaggeleider.
Hierbij moet de kettingrem gelost zijn.
Controleer regelmatig de kettingspanning, omdat nieuwe zaag
kettingen na verloop van tijd uitrekken en langer worden!
Daarom de kettingspanning regelmatig bij
controleren.
ADVIES:
IIn de praktijk wordt geadviseerd 2-3 zaagkettingen afwisselend
te gebruiken.
Voor een gelijkmatige slijtage van de zaaggeleidergroef moet
bij het verwisselen van een ketting de zaaggeleider omgekeerd
worden (onderzijde boven en bovenzijde onder).
afgezette motor
Zaagketting naspannen
De bevestigingsmoeren (2) met de combisleutel ca. een
omwenteling losdraaien. Het zaagblad licht optillen en de
instelschroef (4) naar rechts draaien (met de klok mee), tot
de zaagketting weer tegen de onderkant van het blad ligt (zie
cirkeltje).
Het zaagblad verder optillen en de bevestigingsmoeren (
de combisleutel weer stevig aandraaien.
2) met
-
B
Kettingrem
De DOLMAR motorzagen PS-460 / PS-500 zijn standaard met
een vertragingsveroorzakende kettingrem uitgerust. Ontstaat er
een terugslag (kickback) doordat de punt van de zaaggeleider met
het hout in aanraking komt (zie hoofdstuk „VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN”, blz. 6), wordt bij voldoende terugslag de kettingrem
door massatraagheid in werking gesteld. In een fractie van een
seconde wordt de zaagketting stilgezet.
De kettingrem is bedoeld voor noodgevallen en voor het
blokkeren van de zaagketting voor het starten.
ATTENTIE: In geen geval (behalve bij de controle, zie hoofdstuk „Kettingrem controleren”) de motorzaag bij ingeschakelde
kettingrem bedienen, daar anders in zeer korte tijd aanzienlijke schade aan de motorzaag kan optreden!
Vóór het begin van de werkzaamheden
onvoorwaardelijk de kettingrem vrijzetten!
Inschakeling van de kettingrem (blokkeren)
C
Als de terugslagkracht sterk genoeg is, dan zal de plotselinge
versnelling van de beugelgreep in combinatie met de inertie van
de handbescherming (
Druk voor handbediening de handbeschermer (1) met de
linker hand in de richting van de voorzijde van de zaaggeleider
(pijl 1).
Kettingrem lossen
De handbeschermer (
(pijl 2) trekken tot deze voelbaar aangrijpt. De kettingrem is
gelost.
1) de rem automatisch aanzetten.
1) in de richting van de beugelgreep
Brandstoffen
OIL
50:1
DOLMAR
OIL
HP 100
LET OP:
De machine wordt met mineraalolieproducten (benzine en olie) bedreven!
Bij de omgang met benzine is verhoogde waakzaamheid
geboden.
Roken en open vuur zijn ontoelaatbaar (ontplofngs
gevaar).
Brandstofmengsel
De motor van de motorkettingzaag is een tweetaktmotor met
een groot vermogen die werkt op een mengsel van benzine en
tweetaktolie. De motor is ontworpen voor gebruik van normale
loodvrije benzine met een minimaal octaangetal van 91 ROZ. Is
deze brandstof niet beschikbaar, dan kunnen ook brandstoffen
met een hoger octaangetal gebruikt worden. Hierdoor ontstaat
geen schade aan de motor.
Gebruik voor een optimale motorwerking en ter be-
scherming van gezondheid en leefmilieu alleen loodvrije
brandstof !
Voor de smering van de motor wordt tweetaktmotorolie (kwaliteitsklasse JASO FC of ISO EGD) gebruikt; deze wordt bij de
benzine gemengd. De motor is ontworpen voor DOLMAR HP
100 tweetaktolie met een milieuvriendelijke mengverhouding van
100:1. Hierdoor wordt een lange levensduur en een betrouwbare,
rookarme werking van de motor gewaarborgd.
DOLMAR HP 100 kwaliteitstwee-takt olie is leverbaar in de
volgende verpakkingen:
0,5 l Bestelnummer 980 008 109
DOLMAR kwaliteitstwee-olie is afhankelijke van het verbruik
leverbaar in de volgende verpakkingen:
1 l Bestelnummer 980 008 107
100 ml Bestelnummer 980 008 106
Indien er geen DOLMAR tweetaktolie beschikbaar is moet een
mengverhouding van 40:1 bij gebruik van andere tweetaktoliën
aangehouden worden, aar anders problemen kunnen optre
den.
Attentie: geen kant en klaar mengsel van benzinesta
tions gebruiken!
Het verkrijgen van de juiste mengverhouding:
50:1 Bij gebruik van DOLMAR tweetaktolie, d.w.z. 50 delen
brandstof mengen met 1 deel olie.
100:1 Bij gebruik van DOLMAR HP 100 tweetaktolie, d.w.z.
100 delen brandstof mengen met 1 deel olie.
40:1 Bij gebruik van andere tweetaktoliën, d.w.z. 40 delen
brandstof mengen met 1 deel olie
ADVIES: Voor het verkrijgen van het juiste benzine/olie mengsel
wordt de olie voorgemengd met de helft van de totaal benodigde
hoeveelheid benzine, waarna de rest van de brandstof wordt
toegevoegd. Voor het vullen van de tank van de motorkettingzaag
eerst het mengsel goed schudden.
.
Brandstof
40:1
50:1
100:1
+
1000 cm3 (1 liter) 25 cm
5000 cm3 (5 liter) 125 cm
10000 cm3 (10 liter) 250 cm
3
20 cm3 10 cm
3
100 cm
3
200 cm3 100 cm
3
Het is niet zinvol uit overdreven veiligheidsbewustzijn
het olie-aandeel in het tweetaktmengsel te vergroten
ten opzichte van de aangegeven mengverhouding.
Dit veroorzaakt nl. meer verbrandingsresten. Deze
belasten het milieu en verstoppen het uitlaatkanaal in de cilinder evenals de geluidsdemper. Ook
stijgt hierdoor het brandstofverbruik en neemt het
vermogen af.
Opslag van brandstof
Brandstoffen zijn slechts in beperkte mate geschikt
voor opslag. Brandstof en brandstofmengsels ver
ouderen door verdamping, vooral onder invloed van
hoge temperaturen. Te lang bewaarde brandstoffen
en brandstofmengsels kunnen zo tot startproblemen
en motorschade leiden. Koop niet meer brandstof in
-
dan in enkele maanden wordt verbruikt. Bij hogere
temperaturen dienen brandstoffen binnen de 6-8 weken
-
te worden opgebruikt.
Bewaar brandstoffen uitsluitend in goedgekeurde
bussen op een droge, koele en veilige plaats!
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid.
Bij herhaaldelijk en langdurig contact droogt de huid
uit. Diverse huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn.
Bovendien zijn allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties.
Bij oogcontact direct het betreffende oog met schoon
water uitspoelen. Bij aanhoudende irritatie direct een
arts bezoeken!
50 cm
3
3
3
-
D
Zaagkettingolie
Voor het smeren van de zaagketting en de zaaggeleider moet
zaagkettingolie met een hechtmiddeltoevoeging gebruikt worden.
De hechtmiddeltoevoeging in de zaagkettingolie voor-komt een
te snel wegslingeren van de olie.
Om het milieu te sparen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare zaagkettingolie aangeraden. In sommige plaatselijke
verordeningen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare
olie verplicht gesteld.
De door DOLMAR aangeboden zaagkettingolie BIOTOP wordt
op basis van geselecteerde plantenoliën vervaardigd en is
100% biologisch afbreekbaar. BIOTOP is bekroond met de
blauwe milieu-engel (RAL UZ 48).
BIOTOP zaagkettingolie is leverbaar in de volgende
verpakkingsgroottes:
1 l Bestelnummer 980 008 210
5 l Bestelnummer 980 008 211
20 l Bestelnummer 980 008 213
Biologisch afbreekbare kettingolie is slechts beperkt
houdbaar en dient binnen 2 jaar na de fabricageda
tum die op de verpakking staat gedrukt te worden
opgemaakt.
E
13
14
Belangrijke aanwijzing aangaande bio-olie voor
zaagkettingen
Bij een bultenbedrijfsstelling op langere duur moet
de olietank worden leeggemaakt, waama er een
kleine hoeveelheid motorolie (SAE 30) moet worden
ingegoten. Daarop de zaag enige tijd laten lopen, om
alle resten bio-olie uit de tank, het olieleidingssysteem
en de zaaginrichting te spoelen. Deze maatregel is
noodzakelijk, omdat verschillende bio-olies ertoo noigen
Afgewerkte
olie
plakkerig te worden, waardoor schade aan de oliepomp of aan
oliegeleidende machinedelen kan optreden. Bij hernieuwde
ingebruikname weer met BIOTOP-zaagkettingolie vullen.
Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte of
ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak op
garantie.
Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepas
sing van zaagkettingolie.
-
GEBRUIK NOOIT AFGEWERKTE OLIE!
Afgewerkte olie is zeer schadelijk voor het milieu ! Afgewerkte
olie bevat hoge concentraties van stoffen waarvan bewezen
is dat ze kankerverwekkend zijn. De vervuiling in afgewerkte
olie veroorzaakt verhoogde slijtage aan de oliepomp en het
zaagmechaniek.
Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte of
ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak op
garantie.
Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepassing
van zaagkettingolie.
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid. Bij herhaaldelijk en langdurig contact droogt de huid uit. Diverse
huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn. Bovendien zijn
allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij oogcontact
direct het betreffende oog met schoon water uitspoelen.
Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken!
A
Zaagkettingolie
Brandstof
en tweetaktolie
Tanken
NEEM ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN IN
ACHT!
De omgang met brandstoffen vereist een voorzichtige en
zorgvuldige handelwijze.
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
Rondom de vulopeningen goed schoonmaken, zodat er geen
vuil in de tanks komt.
De tankdop afschroeven (evt. met de combisleutel losdraaien,
zie afbeelding) en het brandstofmengsel resp. de zaagkettin
golie tot de onderkant van de vulopening bijvullen. Voorzichtig
ingieten, om geen brandstofmengsel of zaagkettingolie te
morsen.
De tankdop
Tankdop en omgeving na het tanken reinigen!
met de hand tot de aanslag opschroeven.
-
B
Smering van de zaagketting
Om de zaagketting voldoende te smeren, moet altijd voldoende
zaagkettingolie in de tank voorhanden zijn. De tankinhoud
volstaat voor ongeveer 1/2 uur continubedrijf. Tijdens het werk
controleren of er nog voldoende kettingolie in de tank is en indien
nodig bijvullen. Alleen bij een uitgeschakelde motor!
De tankdop
met de hand tot de aanslag aandraaien.
23
1
Kettingsmering controleren
Zaag nooit met onvoldoende kettingsmering. Hiermee verkort
u de levensduur van de zaaginrichting!
Controleer vóór het begin van de werkzaamheden altijd het
oliepeil in de tank en de controleer ook de olietoevoer.
De olietoevoer kan op als volgt gecontroleerd worden:
Start de motorkettingzaag (zie hoofdstuk „Motor starten”).
Houd de lopende zaagketting ongeveer 15 cm boven een boom
stam of de grond (leg er iets onder als bescherming).
Bij voldoende smering vormt zich een licht oliespoor door de
afgeslingerde olie. Bij voldoende smering ontstaat door afspat
tende olie een geringe oliespoor. Let op de windrichting en stelt
u zich niet onnodig aan de smeeroliemist bloot!
Aanwijzing:
Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is het normaal,
dat gedurende enige tijd nog resten van kettingolie eruitlopen,
die nog in het olieleidingssysteem en aan de zaaggeleider en
de ketting voorhanden zijn. Hierbij is geen sprake van een
defect!
Gebruik een geschikte onderlegger.
-
-
C
Kettingsmering afstellen
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
De olietoevoerhoeveelheid kan met de afstelschroef (
geregeld. De instelschroef vindt u aan de onderkant van kast.
De oliepomp is in de fabriek op een gemiddelde pompcapaciteit afgesteld.
Om de toevoerhoeveelheid te veranderen, met een kleine
schroevendraaier de instelschroef met
• een draai naar rechts op een grotere
• een draai naar links op een kleinere
toevoerhoeveelheid instellen.
Al naargelang de bladlengte een van de drie instellingen kie
zen.
Tijdens de werkzaamheden controleren of er voldoende kettingolie
in de tank zit. Indien nodig bijvullen.
Voor een probleemloze werking van de oliepomp moeten de
olietoevoergroef in het krukashuis (2) en de olietoevoerboring
in de zaaggeleider (3) regelmatig gereinigd worden.
1) worden
Instelbereik ca. 90°
-
D
Aanwijzing:
Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is het normaal,
dat gedurende enige tijd nog resten van kettingolie eruitlopen,
die nog in het olieleidingssysteem en aan de zaaggeleider en
de ketting voorhanden zijn. Hierbij is geen sprake van een
defect!
Gebruik een geschikte onderlegger.
E
15
16
A
1
4
5
3
2
ON
Motor starten
De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig
te zijn samengebouwd en controle!
Op minstens 3 m afstand van de plek waar getankt wordt.
Zorg dat u stabiel staat en leg de motorkettingzaag zo op de
grond leggen dat de zaaginrichting vrij van de grond blijft.
Kettingrem inschakelen (blokkeren).
Houd de beugelgreep stevig met één hand vast en druk de
motorkettingzaag tegen de grond.
Plaat s de punt van de rech ter voe t in de achterste
handbeschermer.
Koudstart:
De combischakelaar (1) naar boven drukken (chokestand). Hierbij
wordt tegelijkertijd de halfgasvergrendeling geactiveerd.
Trek de starterkabel (2) langzaam uit tot u weerstand voelt (de
zuiger staat nu voor het bovenste dode punt).
De decompressieklep (5) indrukken (alleen bij apparaten met de
modelbenaming “D”).
Trek de kabel nu snel en krachtig verder uit tot er een eerste
hoorbare ontsteking volgt.
B
Koudstart (Choke)
Warmstart (ON)
Afzetten van de motor
ATTENTIE: De starterkabel niet meer dan ca. 50 cm uittrekken
en altijd langzaam met de hand terugbrengen.
De decompressieklep (5) indrukken (alleen bij apparaten met de
modelbenaming “D”).
De combischakelaar (1) in de middelste stand (ON) drukken.
Opnieuw snel en krachtig aan de starterkabel trekken.Zodra de
motor loopt, de handgreep omvatten (de veiligheidsblokkeertoets
(3) wordt met de handpalm bediend) en de gashendel (4) aantip-
pen. De halfgasvastzetter wordt opgeheven en de motor loopt
stationair.
Attentie: de motor moet na het aanlopen direct teruggebracht
worden naar het stationaire toerental, daar anders schade kan
ontstaan aan de kettingrem
Nu de kettingrem lossen
.
.
Warmstart:
Zoals beschreven onder koudstart, maar voor het starten de
combischakelaar (1) naar boven drukken (chokestand) en meteen
weer in de middelste stand (ON) drukken, om alleen de halfgasvergrendeling te activeren. Als de motor na 2 tot 3 pogingen niet
draait, het complete startproces herhalen, zoals beschreven onder
koudstart.
Afzetten van de motor
De combischakelaar (1) naar beneden drukken in de stand .
6
9
EIN
AUS
7
8
Kettingrem controleren
De kettingrem moet elke keer vóór werkbegin worden
gecontroleerd.
De motor zoals beschreven starten (een vellige stand innemen
en de motorzaag zodanig op de grond zetten, dat het zaagwerk
vrij staat).
De beugelgreep met één hand stovig omvatten, de andere hand
aan de handgreep.
De motor op halve toeren laten lopen en met
hand de handbeschermer (
tot de kettingrem blokkeert. Nu moet de zaagketting onmiddellijk tot staan komen.
De motor onmiddellijk in zijn vrij zetten en de kettingrem weer
loszetten.
Let op! Mocht de zaagketting bij deze controle niet onmiddellijk tot stilstand komen, de motor onmiddellijk uitschakelen.
Met de motorzaag mag in dit geval niet gezaagd worden.
Neem a.u.b. contact op met een DOLMAR-atelier.
6) in de richting van de pijl drukken
de rug van de
C
Gebruik in de winter
Ter voorkoming van ijsafzetting in de carburator, die bij lage
temperaturen en hoge luchtvochtigheid optreedt, en om bij temperaturen onder + 5°C sneller op bedrijfstemperatuur te komen,
kan warme lucht van de cilinder worden aangezogen.
Deafdekkapwegnemen(zieluchtlterreinigen).
De inzet (
afgebeeld.
Bij temperaturen boven + 5°C moet steeds koude lucht worden
aangezogen.
de cilinder en zuigers ontstaan!
Bij temperaturen boven +5 °C de inzet 180° draaien, zodat na
het inzetten de aanzuigopening (
De afdekkap weer monteren.
Opmerking: Bij werkzaamheden in de sneeuw kan de inzet (7)
het binnendringen van poedersneeuw te verhinderen. Deze is
als toebehoren verkrijgbaar onder het bestelnr. 957 173 250.
7) uittrekken en voor het winterbedrijf inzetten zoals
Bij het niet tijdig uitschakelen kan schade aan
8) wordt afgesloten.
Symbool bij inzetten boven - normaalbedrijf
Symbool bij inzetten boven - winterbedrijf
D
Handgreepverwarming
(alleen bij apparaten met de modelbenaming “H”)
De elektrische handgreepverwarming wordt met de schakelaar
(9) in- of uitgeschakeld.
Ingeschakeld: schakelaar beneden indrukken
Uitgeschakeld: schakelaar boven indrukken
UIT
AAN
E
17
18
HSL
Instellen van de carburateur
LET OP!
Het instellen van de carburateur mag pas gebeuren na de
volledige montage en controle van het apparaat! Instellingen zonder toerenteller zijn niet toegestaan!
Het instellen van de carburateur dient ter verkrijging van
een optimaal functioneren, een zuinig verbruik en bedrijfsveiligheid. De instelling moet gebeuren bij een warme
motor, zuivere luchtlter en correcte montage van het
snijgereedschap. U dient de instelling van de carburateur
in elk geval door een DOLMAR-servicedienst te laten
uitvoeren, daar verkeerde instellingen tot motorschade
kunnen leiden.
Omwille van nieuwe emissienormen worden de instelschroeven
(H) en (L) van de carburateur van begrenzingen voorzien. Door
de zo beperkte instelmogelijkheid (ca. 180 graden) wordt
een te vette carburateurinstelling verhinderd. Dit garandeert
dat de emissienormen worden aangehouden en tevens een
optimaal motorvermogen en zuinig brandstofverbruik.
Voor een optimale instelling is een toerenteller (Bestel-nr.
950 233 210)
hoogst toelaatbare toerental tot overhitting en tekort aan
smeerolie leidt. Gevaar van motorschade!
Fabrieksinstelling van de instelschroeven (H) en (L): tot kort
voor de aanslag (tegen de klok in) uitgedraaid.
Het instellen van de carburateur gebeurt met een schroeven
draaier (kopbreedte 4 mm, bestelnummer 944 340 001).
Voor een juiste instelling zijn de volgende arbeidsstappen
nodig:
Controle van de instelschroef (H)
Alvorens te starten, dient u zich ervan te vergewissen dat de
instelschroef (
uitgedraaid. De begrenzingen beschermen de motor niet
tegen verarming!
1. Motor starten en warm laten lopen (3-5 minuten)
2. Stationairgang instellen
3. Acceleratie controleren
4. Het hoogst toelaatbaar toerental instellen
5. Stationairgangstoerental controleren
2. Stationairgang instellen
Het stationairgangstoerental overeenkomstig de technische
gegevens instellen.
Draaien naar rechts van de instelschroef (
nairgangstoerental stijgt aan. Naar links draaien (tegen de
wijzers van de klok in): het stationairgangstoerental neemt
af. Het snijgereedschap mag niet meelopen!
benodigd, daar een overschrijden van het
H) tegen de klok in tot de voelbare aanslag is
S): het statio-
4. Instellen van het hoogste toerental
Het hoogste toerental instellen door minimaal regelen
van instelschroef (
Erin draaien van instelschroef (H) met de wijzers van
de klok mee (rechtsom): het toerental neemt toe. In
geen geval het maximaal toelaatbare toerental
overschrijden!
Opmerking voor apparaten met een elektronische
toerentalbegrenzer: Bij deze apparaten is het niet
mogelijk op de toerenteller het maximumtoerental
correct af te lezen. Als het maximumtoerental
wordt bereikt, treden hier duidelijk hoorbare
ontstekingsweigeringen op!
5. Controleren van het
stationairgangstoerental
Na het instellen van het hoogst toelaatbare toerental
het stationairgangstoerental controleren (Het snijge
reedschap mag niet meelopen!).
Het instelproces vanaf punt 2 herhalen totdat het
stationairgangstoerental, goede acceleratie en het
hoogst toelaatbare toerental bereikt zijn.
H) volgens de technische gegevens.
-
3. Controleren van de acceleratie
Bij bediening van de gashendel moet de motor zonder
overgang van stationairgang op hoge toerentallen accele
reren.
De instelschroef (L) in kleine stappen tegen de klok in uit-
draaien, tot de goede acceleratie gegeven is.
A
-
α
α
ββ
min.
3 mm (0.11”)
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zaagketting slijpen
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker
eraf trekken (zie Bougie vervangen) en beschermende hand-
schoenen dragen!
De zaagketting moet worden geslepen, wanneer:
zaagselachtige spaanders ontstaan bij het zagen van vochtig
hout.
de ketting ook bij grote druk slechts met moeite in het hout trekt.
de snijkant zichtbaar beschadigd is.
Het zaagmechaniek in het hout eenzijdig naar links of rechts
verloopt. De oorzaak hiervan is een ongelijkmatige scherpte van
de zaagketting.
Belangrijk: vaak slijpen, weinig materiaal afslijpen!
Voor eenvoudig naslijpen zijn in de meeste gevallen twee tot drie
streken van de vijl voldoende.
Nadat men de ketting meerdere malen zelf nageslepen heeft moet
de zaagketting in de servicewerkplaats nageslepen worden.
A
Slijpkriteria:
ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten
kettingen en zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de
reserveonderdelenlijst)!
Alle zaagtanden moeten even lang zijn (maat a). Verschillen in
hoogte van de zaagtanden betekenen een ongelijkmatige loop
van de ketting en kunnen kettingbreuk veroorzaken!
Minimumlengte zaagtand = 3 mm. Wanneer de minimumlengte
bereikt is, de kettingzaag niet meer slijpen. Er moet dan een
nieuwe kettingzaag worden opgelegd (zie uittreksel uit de
reserveonderdelenlijst en het Hoofdstuk „Nieuwe zaagketting“).
De afstand tussen de dieptebegrenzers (ronde neus) en de snijkant
bepaalt de spaandikte.
De beste zaagresultaten worden bereikt met een afstand van 0,64
(.025“) tussen de dieptebegrenzers.
ATTENTIE: Een te grote afstand
vergroot het gevaar van terugslag!
De slijphoek (α) moet bij alle zaagtanden absoluut gelijk zijn.
25° bij kettingtype 686, 099
30° bij kettingtype 086, 484
35° bij kettingtype 093
De juiste borsthoek van de zaagtand (
van de juiste ronde vijl vanzelf.
60° bij kettingtype 686, 099
85° bij kettingtype 086,093,484
Verschil in de hoeken veroorzaakt een ruwe en onregelmatige ket
tingloop, vergroot de slijtage en kan leiden tot kettingbreuk!
β) ontstaat bij gebruik
0,64 mm
(.025“)
0,64 mm
(.025“)
B
-
C
19
20
12
D
Kettingtype
093
α
Kettingtype
086, 484, 686, 099
4/5
Welke vijl en hoe deze te gebruiken
Het slijpen dient te gebeuren met een speciale ronde vijl voor
zaagkettingen.Normale rondvijlen zijn ongeschikt. Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer.
Typ 086, 484, 686: De eerste helft van de zaagtand met een
ø 4,8 mm zaagkettingrondvijl vijlen, daarna met ø 4,5 mm.
Typ 093, 099: De eerste helft van de zaagtand met een ø 5,5 mm
zaagkettingrondvijl vijlen, daarna met ø 4,8 mm.
De vijl mag alleen bij de voorwaartse streek (pijl) vijlen. De vijl moet
bij het terughalen vrij van het materiaal gehouden worden.
De kortste snijtand wordt als eerste geslepen. De lengte van
deze tand is dan de uitgangsmaat voor alle andere snijtanden
van de zaagketting.
Nieuw ingezette snijtanden moeten precies aan de vorm van de
gebruikte tanden aangepast zijn, ook aan de loopvlakken.
De vijl overeenkokmstig het kettingtype gebruiken (90° resp.
10° op het zaagblad).
De vijlhouder vergemakkelijkt de vijlgeleiding, hij is voorzien
van markeringen voor de korrekte slijphoek van:
α = 25°
α = 30°
α = 35°
(de markeringen parallel aan de zaagketting laten lopen) en
begrenst de insteekdiepte (4/5 van de vijldoorsnee). Zie de
accessoirelijst voor het bestelnummer.
E
F
Aansluitend op het naslijpen de hoogte van de dieptebegrenzers
controleren met de kettingmaatlat. Zie de accessoirelijst voor
het bestelnummer.
Ook de geringste uitsteekhoogte met een speciale vlakke vijl
verwijderen (
Dieptebegrenzer aan de voorzijde opnieuw afronden (
1). Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer.
2).
STOP
7
2
3
1
4
65
Reinigen van de remband en van de kettingwielbinnenruimte
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker
eraf trekken (zie Bougie vervangen) en beschermende
handschoenen dragen!
ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden
na volledig te zijn samengebouwd en controle!
Kettingwielbeschermer (
JFNAME“ B) binnenruimte met een kwast schoonmaken.
De kettingspannerschroef (
tot de tap (3) van de kettingspanner onder de bout (4) staat.
Zaagketting (
OPMERKING
Erop letten dat er geen restanten in de oliegeleidegroef (
aan de kettingspanner (
Voor montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwielbeschermer zie Hoofdstuk „INBEDRIJFNAME“.
ADVIES:
De kettingrem is een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening
en is zoals ieder onderdeel onderhevig aan slijtage.
Regelmatige controle en onderhoud is in het belang van uw
eigen veiligheid en dient door een DOLMAR servicewerkplaats te worden uitgevoerd.
5) en zaaggeleider (6) eraf nemen.
1) afnemen (zie Hoofdstuk „INBEDRI-
2) naar links draaien (tegen de klok in),
7) en
3) achterblijven.
SERVICE
A
Zaaggeleider reinigen
ATTENTIE: Beslist werkhandschoenen dragen.
De loopvlakken van de zaaggeleider moeten regelmatig
op beschadigingen worden gecontroleerd en met daartoe
geschikt gereedschap worden schoongemaakt.
B
21
22
Nieuwe zaagketting
8
1213
11
9
14
15
LET OP! Gebruik uitsluitend voor deze zaag goedgekeurde kettingen en geleiders (zie uittreksel uit de onderdelenlijst)!
Bij een verandering van kettingtype, moet de koppelingstrommel volledig (12) aan het kettingtype worden aangepast.
Evt. dient de koppelingstrommel volledig te worden vervangen.
BELANGRIJK! Vindt een verandering van kettingtype van .325“ naar 3/8“ plaats, dan dient een aanpassing van de
spaandeector te gebeuren. Zie onder “Instructie voor de verandering van kettingtype”.
Voordat een nieuwe zaagketting omgelegd wordt moet allereerst de staat van het kettingwiel gecontroleerd worden.
Ingelopen kettingwielen (
nieuwe zaagketting veroorzaken en moeten vervangen te
worden.
Kettingwielbeschermer afnemen (zie Hoofdstuk „INBEDRI
JFNAME“ B)
Zaagketting en zaaggeleider eraf nemen.
De borgschijf (9) afnemen.
VOORZICHTIG: De borgschijf springt uit de gleuf. Houd
de schijf met uw duimen tegen, om te verhinderen dat ze
wegspringt.
De komschijf (11) afnemen.
Bij een versleten kettingwiel (
volledig (12) worden vervangen (Bestelnummer zie „Uittreksel
uit de reservedelenlijst“).
Aanloopschijf (
komschijf (11) en nieuwe borgschijf (9) monteren (bestelnummers, zie “Uittreksel uit de reserveonderdelenlijst”).
Voor montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwielbeschermer zie Hoofdstuk „INBEDRIJFNAME A-H“.
WENK: Geen nieuwe ketting op een ingelopen kettingwiel
gebruiken. Het kettingwiel ten laatste na twee opgebruikte
kettingen vervangen. De nieuwe ketting enkele minuten met
halfgas laten lopen, zodat de zaagkettingolie zich gelijkmatig
verdeelt.
De kettingspanning vaak controleren, daar nieuwe zaagket
tingen uitrekken (zie Controle van de kettingspanning)!
13), nieuwe koppelingstrommel compleet (12),
8) kunnen beschadigingen van de
8) moet de koppelingstrommel
-
-
C
Instructie voor de verandering van
kettingtype
Draag in elk geval veiligheidshandschoenen!
- Bij het gebruik van een
voorafhetgemarkeerdedeelvandespaandeector(14)
uit te snijden!
- Snijd hiertoe eerst met een scherp mes langs de marke
ring (15) en maak vervolgens met een dwarse snede het
stuk los.
OPMERKING
Bij een ombouw naar hettingtype .325“ moet een nieuwe
Schoonmaken van het vlieslter: Voorzichtig uitkloppen
of van binnen met perslucht uitblazen. Niet met een borstel
schoonmaken, daar anders vuil in het weefsel wordt gedrukt.
moet eerst dan worden schoongemaakt, wanneer tijdens het
werken een aanmerkelijk prestatieverlies optreedt. Indien na
het schoonmaken geen merkbare prestatieverbetering intreedt,
moethetlterwordenvervangen.
Schoonmaken van het nylonlter: Met een penseel, zachte
borstel of van binnen behoedzaam met perslucht doorblazen. Een
erin gevallen vuildeeltjes controleren. Zo nodig met een kwast
verwijderen.
ATTENTIE: Beschadigte lucht onmiddelijk vervangen!
Afgescheurde stukken weefsel en grof vuil kunnen de motor
onherstelbaar beschadigen.
Deluchtlter(
de pijl drukken tot ze inklikt.
De combischakelaar (3) naar beneden drukken en de gashendel (6) eenmaal volledig indrukken om de halfgasstand uit te
schakelen.
De afdekkap (2) weer opzetten en met de kapklem (1) bevestigen.
5) naar boven heen wegnemen.
5a) uit de afdekkap (2) verwijderen.
goed droogmaken.
5) inzetten en de kapklem (4) in de richting van
-
A
23
24
8
9
7
0,5 mm
11
10
12
B
Bougie vervangen
ATTENTIE:
Bougie of bougiedop mogen niet bij lopende motor aangeraakt worden (hoogspanning!).
Onderhoudswerkzaamheden uitsluitend bij uitgeschakelde
motor uitvoeren. Bij hete motor gevaar van verbranding.
Beschermhandschoenen dragen!
Bij beschadiging van de isolator, sterke verbranding van de
elektroden, of sterk vervuilde electroden, moet de bougie ver
vangen worden.
Kaperafnemen(ziebij„Luchtlterschoonmaken“).
Bougiestekker (7) van de bougie af trekken. De bougie uitsluitend
met de meegeleverde combisleutel eruitnemen.
Elektroden afstand
De elektrodenafstand moet 0,5 mm zijn.
Controle van de bougievonk
De eruitgedraaide bougie (8) met de vast eropgestoken bougiestekker met een geisoleerde tang tegen de combisleutel
drukken (weg van het bougiegat!).
De combischakelaar (9) in de stand ON drukken.
De starterkabel krachtig doortrekken.
Bij een correct functioneren moet er een vonk zichtbaar zijn
tussen de elektroden.
ATTENTIE: Bij vervanging uitsluitend de bougies BOSCH WSR
6F of NGK BPMR 7A gebruiken.
-
C
D
Controleren van de uitlaatschroeven
De bevestigingsplaat (10) afnemen; hiertoe de schroeven (11,
kort) en (12, lang) uitdraaien.
De geluiddemperschroeven zijn nu door de zakgaten toegan
kelijk en kunnen op hun stevige zitting worden gecontroleerd.
Indien los, met de hand vastdraaien. (Let op: niet te vast aandraaien).
De luchtgeleider (3) uit het ventilatorhuis nemen.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! Schroef (7) alleen bij ontspande terughaalveer eruit draaien!
Wanneer de startkabel vervangen wordt ofschoon deze niet
defect is, moet men eerst de terughaalveer van de kabeltrommel
(13) ontspannen.
Daartoe de kabel bij de startgreep geheel uit het ventilatorhuis
trekken.
De kabeltrommel met de ene hand vasthouden en met de andere
hand de kabel in de uitsparing (
Laat de kabeltrommel zich voorzichtig draaien, tot de terughaal
veer volledig zonder spanning is.
Schroef (7) eruit draaien en schijf (8) eraf nemen.
De kabeltrommel voorzichtig aftrekken.
Resten van de oude kabel verwijderen.
Een nieuw kabel (ø 3,5 mm, 980 mm lang) inrijgen zoals op de
afbeelding getoond (schijf (
einden een knoop leggen.
Knoop (
Knoop (
De kabeltrommel opzetten, deze daarbij iets draaien tot de
terughaalveer grijpt.
Schroef (7) met schijf (8) erin draaien en vastschroeven.
De kabel in de uitsparing (
de kabeltrommel mét de kabel twee maal rechtsom (met de
wijzers van de klok mee) draaien.
De kabeltrommel met de linker hand vasthouden en met de
rechter hand de verdraaïng van de kabel opheffen, de kabel
strak trekken en vasthouden.
De kabeltrommel voorzichtig los laten. De kabel wordt door de
veerkracht op de kabeltrommel gewikkeld.
Dit proces drie- tot vier keer herhalen. De startgreep moet nu
rechtop op het ventilatorhuis staan.
OPMERKING: Bij geheel uitgetrokken startkabel moet de
kabeltrommel minstens 1/4 toer tegen de veerkracht in verder
kunnen worden gedraaid.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! De uitgetrokken startgreep
vastmaken, daar deze terugschiet als de kabeltrommel per
ongeluk losgelaten wordt.
Terughaalveercassette vervangen
Het ventilatorhuis en de kabeltrommel afnemen (zie boven).
ATTENTIE: Gevaar van letsel! De terughaalveer kan wegspringen! Absoluut een veiligheidsbril en veiligheidshandschoenen dragen!
Het ventilatorhuis met het hele steunvlak van de holle kant
voorzichtig tegen een houten voorwerp slaan en
houden. Het ventilatorhuis nu voorzichtig en stapsgewijze
optillen, want zo kan de uitgevallen terughaalveercassette (13)
zich gecontroleerd ontspannen, als de terughaalveer uit de
kunststof cassette is gesprongen.
De nieuwe terughaalveercassette voorzichtig inzetten en naar
beneden drukken tot ze inklikt.
De kabeltrommel met de schijf (8) en schroef (7) monteren.
De veer opspannen (zie hierboven).
11) in de kabeltrommel (5) trekken.
12) in de startgreep (9) trekken.
6) drukken.
-
10) niet vergeten) en aan de beide
6) naar de kabeltrommel voeren en
daarbij vast-
Ventilatorhuis monteren
De luchtgeleider (3) in het ventilatorhuis zetten en daarbij de
beide uitsparingen (4) laten inklikken.
Het ventilatorhuis juist in de kast passen, licht indrukken en daarbij
aan de starterkabel trekken tot de startinrichting aanzet.
Schroeven (
1) vastdraaien.
A
25
26
14
Schoonmaken van de cilinderruimte
15
De afdekkap wegnemen.
Het ventilatorhuis wegnemen.
ATTENTIE: Wanneer voor het schoonmaken perslucht
wordt gebruikt, te allen tijde een veiligheidsbril dragen, om
ogenverwondingen te vermijden.
B
C
De gehele vrijgemaakte omgeving (
met perslucht worden schoongemaakt.
Om de zuigkop te vervangen, deze met een draadhaak of punt
tang door de tankopening trekken.
-
Periodieke onderhouds- en reingingsvoorschriften
Voor een lange levensduur alsook ter voorkoming van schades en ter waarborging van het volledig functioneren van de
veiligheidsvoorzieningen moeten de hierna beschreven onderhoudstaken regelmatig uitgevoerd worden. Garantieclaims worden
alleen dan toegelaten, indien deze taken regelmatig en zoals voorgeschreven uitgevoerd zijn. Bij niet-inachtneming bestaat er gevaar
voor ongelukken!
Gebruikers van motorkettingzagen mogen alleen de onderhouds- en reinigingswerkzaamheden uitvoeren die beschreven zijn in
deze gebruiksaanwijzing. Alle overige werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door een DOLMAR service werkplaats.
Bladzijde
Algemeen Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren. Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten uitvoeren.
vakopleiding en een van speciaal gereedschap en testapparatuur voorziene gespecialiseerde werkplaats.
Alle niet in deze handleiding beschreven werkzaamheden moeten door een DOLMAR-atelier worden uitgevoerd.
De vakman beschikt over de noodzakelijke opleiding, ervaring en uitrusting om u steeds met zo weinig mogelijk kosten een oplossing
te bieden en helpt u met raad en daad.
Bij reparatiepogingen door derden of niet-geautoriseerde personen vervalt de garantie.
Reserveonderdelen
Betrouwbaarheid, levensduur en veiligheid van uw machine is ook afhankelijk van de kwaliteit van de gebruikte reserveonderdelen.
Alleen originele DOLMAR-reserveonderdelen gebruiken, die door het teken zijn gekenmerkt.
Alleen de originele onderdelen komen uit dezelfde fabriek als de machine en garanderen daarom de beste kwaliteit van materiaal,
maatvastheid, werking and veiligheid.
Originele reserveonderdelen en accessoires zijn verkrijgbaar bij uw vakhandelaar. Deze beschikt over de noodzakelijke reserveonderdelenlijsten en wordt doorlopend op de hoogte gehouden van verbeteringen en veranderingen in het aanbod van reserveonderdelen.
Een lijst met DOLMAR-dealers vindt u onder: www.dolmar.com
Houdt u ook rekening met het feit dat, bij gebruik van niet originele DOLMAR onderdelen, het verlenen van garantie door de DOLMARorganisatie niet mogelijk is.
Garantie
DOLMAR garandeert een uitstekende kwaliteit en vergoedt de kosten van verbeteringen door vervanging van de beschadigde onderdelen
in geval van materiaal- of fabricagefouten die binnen de garantie na de datum van aankoop optreden.
twijfel. Deze is als verkoper van het produkt verantwoordelijk voor de garantie.
De volgende schadeoorzaken vallen buiten de garantie. Wij vragen hiervoor uw begrip:
• Niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing.
• Achterwege laten van noodzakelijke onderhouds- en reinigingswerkzaamheden.
• Schade als gevolg van een onjuiste carburatorinstelling.
• Normale slijtage.
• Duidelijke overbelasting door aanhoudende overschrijding van de maximaal toegestane belasting.
• Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleiders en zaagkettingen.
• Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleider- en zaagkettinglengten.
• Gebruik van geweld, onoordeelkundige behandeling, misbruik of ongevallen.
• Schade door oververhitting als gevolg van vervuiling van het ventilatorhuis.
• Ingrepen door ondeskundige personen of ondeskundige reparatiepogingen.
• Gebruik van ongeschikte reserveonderdelen, resp. niet-originele DOLMAR onderdelen,
voorzover deze schade kunnen veroorzaken.
• Gebruik van ongeschikte of te lang opgeslagen brandstoffen.
• Schade die terug te voeren is tot voorwaarden bij verhuur.
• Schade veroorzaakt door het niet tijdig aandraaien van uitwendige schroef-verbindingen.
Reinigings-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden vallen niet onder de garantie. Alle voorkomende garantiewerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd door een DOLMAR vakhandelaar.
Storingzoeken
Storing Systeem Constatering Oorzaak
Ketting loopt niet Kettingrem Motor loopt Kettingrem ingeschakeld
Motor start niet Ontstekings Ontstekingsvonk Fout in de brandstoftoevoer,
compressiesysteem, of zeer onwillig installatie aanwezig mechanisch defect.
Geen ontstekingsvonk STOP-schakelaar bediend, fout of kortsluiting
in de bedrading, bougiestekker, bougie defect.
Brandstof Brandstoftank is vol Combischakelaar in chokestand, carburator
systemen tegelijker- loopt stationair geluiddemper verstopt, uitlaatkanaal in tijd betrokken zijn de cilinder vernauwd, Vonken-beschermzeef vervuild.
Geen kettingsmering Olietank, Oliepomp Geen kettingolie op de Olietank leeg zaagketting Olietoevoerboring vervuild Afstelschroef voor oliepomp versteld.
29
30
26
33
27
28
29
30
31/32
25
17
10
11
9
19
18
8
7
6
5
1
2
3
14
16
12
13
4
15
Uittreksel uit de reserve-onderdelenlijst
Alleen originele DOLMAR-reserveonderdelen gebruiken. Voor reparaties en vervanging
van andere onderdelen is uw DOLMAR service-werkplaats verantwoordelijk.
PS-460
PS-500
Uittreksel uit de reserve-onderdelenlijst
Alleen originele DOLMAR-reserveonderdelen gebruiken. Voor reparaties en vervanging van
andere onderdelen is uw DOLMAR service-werkplaats verantwoordelijk.