BESCHRIJVING
(zie g. 1).
A ON/STAND-BY knop
B Regelknoppen +/-
C MODE knop (keuze van de bedrijfswijze)
D Knop “ECO plus”-functie
E Timerknop
F Knop voor bewegen van draaivoet
G Ontvanger van de afstandsbediening
H Afstandsbediening
I Controlelampje
J Luchtinlaatrooster
K Filter
GEBRUIK
Installatie
Het apparaat kan op elk steunvlak, mits perfect horizontaal,
gebruikt worden. Overbelast het elektrische circuit niet, door
hetzelfde stopcontact niet voor andere apparaten te gebruiken.
op een temperatuur van 7°C en verhindert op deze manier bevriezing.
- Verwarming
Bij deze bedrijfswijze kan de gewenste temperatuur wor-
den gekozen door op de regelknoppen + en - te drukken
( B ):
- Verwarming Silent+
Het apparaat werkt met het minimumvermogen, wat de
geluidsproductie en het energieverbruik tot een minimum beperkt. In deze modus hebben de bedieningsgeluiden een lager volume in vergelijking met die van de
andere modi, om meer stilte te garanderen.
- Verwarming
Het apparaat werkt met een gemiddeld vermogen.
- Verwarming
Het apparaat werkt met het maximumvermogen om snel
de omgeving te verwarmen.
- Druk, om het apparaat uit te zetten, op de knop ON/
STAND-BY (A). Het display kan gedurende circa 6 seconden het aftellen weergeven.
Aansluiting op de netspanning
- Voordat u de stekker in het stopcontact steekt, dient u
te controleren of de netspanning overeenkomt met de
waarde vermeld op het typeplaatje en of het stopcontact
en het voedingsnet op de vereiste belasting zijn afgestemd.
- DIT APPARAAT IS CONFORM DE EG-RICHTLIJN 2004/108
HOUDENDE DE ONDERDRUKKING VAN RADIOSTORINGEN.
Werking en gebruik
- Steek de stekker in het stopcontact.
- Het apparaat geeft een geluidssignaal af en het controlelampje (I) gaat branden en blijft branden gedurende de
tijd dat het apparaat van stroom wordt voorzien.
- Het apparaat treedt in stand-by.
Als het display een knipperende punt weergeeft, be-
tekent dit dat de kantelbeveiliging geactiveerd is. Zie de
paragraaf: “Veiligheidsfuncties” .
- Druk op de knop ON/STAND-BY (A) om het apparaat in te
schakelen. Dit begint de ruimte te verwarmen op basis
van de gemaakte instellingen.
- Druk op de knop MODE (C) om een van de volgende bedrijfswijzen te kiezen:
- Verwarmen
Bij deze bedrijfswijze werkt alleen de ventilator, dus het
apparaat verwarmt niet de omgeving.
- Antivries
Bij deze bedrijfswijze houdt het apparaat de omgeving
Opmerking: Het display kan de temperatuur zowel in
graden °C als in graden °F weergeven. Om de meeteenheid van
de temperatuur te veranderen: op de + toets van het apparaat
drukken en enkele seconden ingedrukt houden en vervolgens
loslaten.
“ECO plus”-functie
De “ECO plus”-functie is uitsluitend beschikbaar voor de functies Verwarming 1, 2 en 3. Druk, om deze functie te activeren,
op de “ECO plus”-knop (D). Bij deze bedrijfswijze regelt het apparaat automatisch het juiste vermogensniveau om het beste
comfort te garanderen en tegelijkertijd het energieverbruik te
verminderen. Terwijl de “ECO plus”-functie actief is, kan het
apparaat automatisch overgaan op een lager verwarmingsniveau dan het weergegeven niveau.
Dit kan ook meerdere keren per uur voorkomen.
Bewegen van draaivoet
Als u wilt dat het apparaat de luchtstroom over een groter gebied verspreidt, druk dan op de knop voor het bewegen van de
draaivoet (F) . Het apparaat zal naar rechts en naar links
beginnen te draaien.
Om het apparaat in de gewenste stand te stoppen, hoeft men
slechts opnieuw op de knop (F) te drukken.
Digitale 24h-timer
Deze functie kan door elke bedrijfswijze geactiveerd worden.
Geprogrammeerde inschakeling: druk, met het apparaat
16
in STAND-BY, op de timerknop (E). Het display geeft het
symbool weer en hoeveel tijd ontbreekt voordat het
apparaat uitschakelt. Bedien, om de timer in te stellen, de
regelknoppen + en – (B) en wacht enkele seconden tot de
programmering opgeslagen wordt. Het display geeft het controlelampje (I) voor de stand-by bedrijfswijze en het symbool
weer om aan te geven dat de timer is ingesteld. Zodra
het geprogrammeerde tijdstip wordt bereikt, schakelt het
apparaat in met dezelfde instellingen die tijdens de vorige
werkingsperiode zijn gebruikt.
Geprogrammeerde uitschakeling: druk bij ingeschakeld apparaat op de timerknop (E). Het display geeft
het symbool weer en hoeveel tijd ontbreekt voordat het
apparaat uitschakelt. Bedien, om de timer in te stellen, de
regelknoppen + en – (B) en wacht enkele seconden tot de
programmering opgeslagen wordt. Het display geeft opnieuw
de huidige instellingen weer en het symbool om aan te
geven dat de timer is ingesteld. Zodra het geprogrammeerde
tijdstip wordt bereikt, schakelt het apparaat automatisch uit.
Als u wilt terugkeren naar werking zonder timer, drukt u twee
maal op de timerknop (E).
Het timersymbool verdwijnt van het display.
GEBRUIK VAN DE AFSTANDSBEDIENING
De functies van de afstandsbediening komen overeen met die
van het bedieningspaneel. Zie voor de beschrijving van de functies het hoofdstuk “Werking en gebruik” op de vorige pagina.
ONDERHOUD
- Voordat u het apparaat gaat schoonmaken, dient u altijd
de stekker uit het stopcontact te verwijderen.
- Maak regelmatig de luchtinlaat- en luchtuitlaatroosters
met een stofzuiger schoon tijdens het gebruiksseizoen
van het apparaat.
- Verwijder om het lter te reinigen, het achterste rooster
door het naar buiten te trekken.
Verwijder het stolter dat de onreinheden tegenhoudt
die uit de lucht worden opgezogen, blaas het voorzichtig
uit en plaats het weer in het apparaat.
- Gebruik nooit oplosmiddelen of schuurmiddelen voor de
reiniging van het apparaat.
TECHNISCHE GEGEVENS
Netspanning Zie gegevensplaatje
Opgenomen vermogen “
Inbrengen en vervanging van de batterijen
- De afstandsbediening
is voorzien van een
lithiumbatterij CR2032.
Verwijder, om het
apparaat te laten werken,
de strook van het deksel
van de batterijen, door
deze weg te trekken.
- Verwijder het deksel van
de batterijen door het
te draaien om de batterijen te vervangen. Vervang de
batterij en let daarbij op dat de correcte polariteit in acht
wordt genomen (zie guur 1).
- Breng het deksel weer aan en draai het naar de stand
.
- De batterijen moet verwijderd en verwerkt worden
overeenkomstig de geldende wetgeving, omdat ze
schadelijk zijn voor het milieu.
Fig. 2
17