Elke vorm van reproductie zonder schriftelijke toestemming van Dell Inc. is ten strengste verboden.
Handelsmerken die in deze tekst worden gebruikt: Dell, het DELL logo, Inspiron, Dell Precision, Dimension, OptiPlex, Latitude, PowerEdge, PowerVault, PowerApp en Dell
OpenManage zijn handelsmerken van of Dell Inc.; Intel, Pentium en Celeron zijn gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation; Microsoft en Windows zijn gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation; AirPrint en het AirPrint logo zijn handelsmerken van Apple, Inc.
Andere handelsmerken en handelsnamen kunnen in dit document worden gebruikt om te verwijzen naar onderdelen met daarop aanduidingen van merken en namen, of
bijbehorende producten. Dell Inc. maakt geen aanspraak op eigendomsrechten van de handelsmerken en handelsnamen van anderen.
Inhoudsopgave2
Inhoudsopgave
Informatie over veiligheid............................................................................5
Omgaan met de printer................................................................................7
Informatie zoeken over de printer............................................................................................................7
Een locatie voor de printer selecteren......................................................................................................8
Geld besparen en het milieu een handje helpen.........................................79
Papier en toner besparen........................................................................................................................79
Energie besparen.....................................................................................................................................79
De printer reinigen..................................................................................................................................85
De status van de onderdelen en supplies controleren............................................................................85
Geschat aantal resterende pagina's........................................................................................................86
Help bij transport....................................................................................................................................91
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat gemakkelijk
bereikbaar is.
Plaats dit product niet in de buurt van water of in vochtige omgevingen.
LET OP—KANS OP LETSEL: Dit product maakt gebruik van een laser. het toepassen van bedieningswijzen,
aanpassingsmethoden of procedures anders dan in deze publicatie worden beschreven, kan blootstelling aan
gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Dit product maakt gebruik van een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Door de hitte kan het
afdrukmateriaal bepaalde stoffen afgeven. Bestudeer het gedeelte in de bedieningsinstructies waarin de richtlijnen
voor het selecteren van afdrukmaterialen worden besproken om schadelijke emissies te voorkomen.
LET OP—KANS OP LETSEL: De lithiumbatterij in dit product moet niet worden vervangen. Wanneer de
lithiumbatterij niet juist wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar. Een lithiumbatterij mag niet opnieuw
worden opgeladen, uit elkaar worden gehaald of worden verbrand. Gooi gebruikte lithiumbatterijen weg
volgens de aanwijzingen van de fabrikant en houd hierbij de plaatselijke regelgeving in acht.
LET OP—KANS OP LETSEL: Volg voordat u de printer verplaatst deze richtlijnen om te voorkomen dat u zich
bezeert of dat de printer beschadigd raakt.
• Schakel de printer uit met de aan/uit-knop en trek de stekker uit het stopcontact.
• Koppel alle snoeren en kabels los van de printer voordat u de printer verplaatst.
• Als er een optionele lade is geïnstalleerd, moet u deze eerst verwijderen van de printer. Schuif de hendel aan de
rechterzijde van de lade naar de voorkant van de lade tot de hendel vastklikt om de lade te verwijderen.
• Gebruik bij het tillen van de printer de handgrepen aan de zijkanten.
• Let erop dat uw vingers zich niet onder de printer bevinden wanneer u het apparaat neerzet.
• Voordat u de printer instelt, moet u ervoor zorgen dat er voldoende ruimte vrij is rondom de printer.
Gebruik alleen het netsnoer dat bij dit product is geleverd of een door de fabrikant goedgekeurd vervangend onderdeel.
LET OP—HEET OPPERVLAK: De binnenkant van de printer kan heet zijn. Om letsel te voorkomen, moet u een
heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakelt u
deze ook uit en koppelt u de kabels los van de printer.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: controleer of alle aansluitingen (zoals Ethernet- en
telefoonaansluitingen) correct op de aangegeven poorten zijn aangesloten.
Dit product is samen met specifieke onderdelen van de fabrikant ontwikkeld, getest en goedgekeurd volgens strikte,
wereldwijd geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk
zichtbaar. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
LET OP—KANS OP LETSEL: U moet het netsnoer niet snijden, draaien, vastbinden, afknellen of zware objecten
op het snoer plaatsen. Zorg dat er geen schaafplekken op het netsnoer kunnen ontstaan of dat het snoer onder
druk komt te staan. Zorg dat het netsnoer niet bekneld raakt tussen twee objecten, zoals een meubelstuk en
een muur. Als een van deze dingen gebeurt, is er een kans op brand of elektrische schokken. Controleer het
netsnoer regelmatig op dergelijke problemen. Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voor u het
netsnoer controleert.
Informatie over veiligheid6
Laat onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de gebruikersdocumentatie worden beschreven, uitvoeren
door een servicevertegenwoordiger.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Om het risico op elektrische schokken te vermijden, trekt u de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact en koppelt u alle kabels los die op de printer zijn aangesloten voor u de
buitenkant van de printer reinigt.
LET OP—KANS OP LETSEL: Zorg ervoor dat u papier afzonderlijk in elke lade plaatst om instabiliteit van de
apparatuur te voorkomen. Houd alle overige laden gesloten tot u ze nodig hebt.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Tijdens onweer moet u dit product niet installeren en geen elektrische
verbindingen aanleggen, bijvoorbeeld voor de faxfunctie, of kabels en snoeren aansluiten, zoals een netsnoer of
telefoonkabel.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
Omgaan met de printer7
Omgaan met de printer
Informatie zoeken over de printer
Gewenste informatieBron
Eerste installatie-instructies:
• De printer aansluiten
Installatiedocumentatie: de installatiedocumentatie is bij de printer
geleverd.
• De printersoftware installeren
Extra installatieopties en instructies voor het gebruik
van de printer:
• Papier en speciaal materiaal selecteren en
bewaren
Gebruikershandleiding en Naslagkaart: de handleidingen staan mogelijk op
de cd Software en documentatie.
Ga naar onze website op
matie.
www.dell.com/support/manuals voor meer infor-
• Papier in de printer plaatsen
• Printerinstellingen configureren
• Documenten en foto's weergeven en afdrukken
• De printersoftware instellen en gebruiken
• De printer configureren in een netwerk
• De printer onderhouden
• Problemen oplossen
Instructies voor:
• De printer aansluiten op een Ethernet-netwerk
• Verbindingsproblemen met de printer oplossen
Help bij de printersoftwareHelp voor Windows of Mac: open een printerprogramma en klik vervolgens
Handleiding netwerken: Open de cd Software en documentatie en ga naar:
Documentatie > Gebruikershandleiding en andere publicaties >Handleiding
netwerken
op Help.
?
Klik op
om contextafhankelijke informatie weer te geven.
Recente aanvullende informatie, updates en
technische ondersteuning:
• Documentatie
• Stuurprogramma's downloaden
• Productupgrades
• Informatie over onderhoud en reparaties
• Bestelstatus
• Ondersteuning via live-chat
• Ondersteuning per e-mail
• Telefonische ondersteuning
Opmerkingen:
• De Help wordt automatisch geïnstalleerd met de printersoftware.
• De printersoftware bevindt zich in de map van het printerprogramma
of op het bureaublad, afhankelijk van uw besturingssysteem.
Ondersteuningswebsite van Dell:
De telefoonnummers voor ondersteuning en werkuren voor uw regio of land
kunt u terugvinden op de ondersteuningswebsite.
Houd de volgende informatie bij de hand wanneer u de klantenservice belt,
zodat u sneller kunt worden geholpen:
www.dell.com/support/printers
• Servicetag
• Express service code
Opmerking: De servicetag en express service code staan op etiketten op
uw printer.
Omgaan met de printer8
Gewenste informatieBron
• Software en stuurprogramma's: gecertificeerde
stuurprogramma's voor uw printer en installatieprogramma's voor Dell printersoftware
• Leesmij-bestanden: de laatste informatie over
technische wijzigingen of geavanceerd technisch
referentiemateriaal voor ervaren gebruikers of
technici.
• Supplies en accessoires voor uw printer
• Vervangende tonercartridge.
• Veiligheidsinformatie over het voorbereiden van
de printer
• Regelgevingen
• Garantie-informatie
Cd Software en documentatie
Dell website voor printersupplies:
U kunt online, telefonisch of in bepaalde winkels printersupplies kopen.
Handleiding met productinformatie
Opmerking: de Handleiding met productinformatie is mogelijk niet
beschikbaar in uw land of regio.
www.dell.com/printers
Een locatie voor de printer selecteren
Houd bij het plaatsen van de printer rekening met ruimte voor het openen van laden, kleppen en deuren. Als u van
plan bent optionele hardwareonderdelen te installeren, moet u hier ook voldoende ruimte voor vrijhouden. Het
volgende is belangrijk:
• Plaats de printer in de buurt van een goed geaard en eenvoudig toegankelijk stopcontact.
• Zorg ervoor dat de luchtstroom in de ruimte voldoet aan de laatste herziening van de ASHRAE 62-norm of de CEN/TC
156-norm.
• Plaats de printer op een vlakke, stevige en stabiele ondergrond.
• Houd de printer:
– schoon, droog en stofvrij;
– uit de buurt van rondslingerende nietjes en paperclips;
– uit de buurt van de directe luchtstroom van airconditioners, warmtebronnen of ventilators;
– uit de buurt van direct zonlicht en extreme vochtigheidswaarden;
• Houd rekening met de aanbevolen temperaturen en voorkom schommelingen.
Omgevingstemperatuur16 tot 32 °C
Temperatuur voor opslag -20 tot 40 °C
• Laat de volgende aanbevolen hoeveelheid ruimte vrij rondom de printer voor een goede ventilatie:
Omgaan met de printer9
5
4
1
1
3
2
1Rechterkant 300 mm (12 inch)
2Voorkant510 mm (20 inch)
3Linkerkant200 mm (8 inch)
4Achterkant200 mm (8 inch)
5Bovenkant300 mm (12 inch)
Printerconfiguraties
LET OP—KANS OP LETSEL: Zorg ervoor dat u papier afzonderlijk in elke lade plaatst om instabiliteit van de
apparatuur te voorkomen. Houd alle overige laden gesloten tot u ze nodig hebt.
U kunt de printer aanpassen door een optionele lade voor 550 vel toe te voegen. Zie
pagina 17 voor instructies voor het installeren van de optionele lade.
“Optionele laden installeren” op
Omgaan met de printer10
1Bedieningspaneel van de printer
2Papierstopper
3Standaarduitvoerlade
4Ontgrendelingsknop op voorklep
5Toegangsklep van de controllerkaart
6Standaardlade voor 250 vel
7Optionele lade voor 550 vel
Opmerking: Er is ook een vergrendelbare lade voor 550 vel beschikbaar. Neem voor meer informatie contact op met het
verkooppunt waar u de printer hebt gekocht.
8Multifunctionele invoer voor 50 vel
9Voorklep
Omgaan met de printer11
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken
OnderdeelFunctie
1Menu's, knopHiermee opent u de menu's.
Opmerkingen:
• De menu's zijn alleen beschikbaar als de printer in de stand Gereed staat.
• Als u op deze knop drukt terwijl u in de menu's bladert, keert het bedieningspaneel terug
naar het menuscherm op het hoogste niveau.
2SchermOpties voor afdrukken en status- en foutberichten weergeven.
3SlaapknopDe slaapstand of sluimerstand inschakelen.
Opmerkingen:
• Als u op een fysieke knop drukt, wordt de slaapstand uitgeschakeld.
• Als u op de slaapknop of de aan/uit-knop drukt, keert de printer terug uit de sluimerstand.
4knop Stop.
• Printermenu’s afsluiten en de printer terugzetten in de werkstand Gereed.
• Printeractiviteit, zoals afdrukken of downloaden van lettertypen, beëindigen.
5Knop Pijl naar rechts
• Bladeren door menu's of schakelen tussen schermen en menuopties.
• Bladeren door instellingen of tekst. Voor menu's met numerieke waarden, zoals Exemplaren,
houdt u een pijltoets ingedrukt om door de instellingen te bladeren. Laat de knop los wanneer
het gewenste aantal wordt weergegeven.
6Knop Selecteren
• Een menu openen.
• Beschikbare waarden of instellingen weergeven voor een menu. De huidige standaardinstelling
wordt aangegeven met een sterretje (*).
• De weergegeven waarde opslaan als de nieuwe standaardinstelling van de gebruiker.
7Knop Pijl naar links
• Bladeren door menu's of schakelen tussen schermen en menuopties.
• Bladeren door instellingen of tekst. Voor menu's met numerieke waarden, zoals Exemplaren,
houdt u een pijltoets ingedrukt om door de instellingen te bladeren. Laat de knop los wanneer
het gewenste aantal wordt weergegeven.
8Knop TerugTerugkeren naar het vorige scherm.
9IndicatielampjeDe status van de printer bepalen.
Omgaan met de printer12
Uitleg over de kleuren van de slaapknop en de indicatielampjes
De kleuren van de slaapknop en indicatielampjes geven een bepaalde printerstatus of -toestand aan.
Indicatielampje Printerstatus
UitDe printer is uitgeschakeld of de sluimerstand van de printer is actief.
Knippert groen De printer is bezig met opwarmen, met het verwerken van gegevens of met afdrukken.
Brandt groenDe printer staat aan, maar is niet actief.
Knippert roodDe printer vereist interventie door de gebruiker.
Lampje van slaapknopPrinterstatus
UitDe printer is uitgeschakeld, niet actief of staat in de stand Gereed.
Brandt oranjeDe printer bevindt zich in de slaapstand.
Knippert oranjeDe sluimerstand van de printer wordt in- of uitgeschakeld.
Knippert oranje volgens een langzaam patroon waarbij de
knop 0,1 seconde brandt en 1,9 seconde uit gaat.
De sluimerstand van de printer is actief.
Embedded Web Server gebruiken
Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar op netwerkprinters of printers die zijn aangesloten op afdrukservers.
Als de printer op een netwerk is geïnstalleerd, kunt u de Embedded Web Server gebruiken voor het volgende:
• De virtuele display van het bedieningspaneel van de printer weergeven.
• De status van de printersupplies controleren.
• Meldingen over supplies configureren.
• De printerinstellingen configureren.
• De netwerkinstellingen configureren.
• Rapporten weergeven.
U kunt als volgt de Embedded Web Server voor uw printer openen:
1 Zoek het IP-adres van printer op:
• Vanuit het gedeelte TCP/IP in het menu Netwerk/poorten
• Door een netwerkconfiguratiepagina of pagina met menu-instellingen af te drukken of en het gedeelte TCP/IP
te controleren
Opmerkingen:
– Een IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten, bijvoorbeeld 123.123.123.123.
– Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan
worden geladen.
2 Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
3 Druk op Enter.
De pagina van de Embedded Web Server wordt weergegeven.
Omgaan met de printer13
Het hulpprogramma voor lokale-printerinstellingen gebruiken
1 Open het hulpprogramma voor lokale-printerinstellingen in de lijst met toepassingen of het menu Start om de
printerinstellingen aan te passen.
2 Sla de wijzigingen op via het menu Acties.
Opmerking: Sla de instellingen op in een opdrachtbestand als u de instellingen wilt toepassen op andere
printers.
Extra printer instellen14
Extra printer instellen
Interne opties installeren
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
Beschikbare interne opties
Geheugenkaarten
•
Flash-geheugen
• Lettertypen
Toegang krijgen tot de controllerkaart
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakelt u
deze ook uit en koppelt u de kabels los van de printer.
1 Open de toegangsklep van de controllerkaart.
2 Kijk waar de aansluiting voor de geheugenkaart zich bevindt.
Let op—Kans op beschadiging: De elektronische componenten van de controllerkaart raken gemakkelijk
beschadigd door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen oppervlak aan voordat u de
elektronische componenten of aansluitingen van de controllerkaart aanraakt.
Extra printer instellen15
Een optionele kaart installeren
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, moet u
deze ook uitschakelen en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektronische componenten van de controllerkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen oppervlak aan voordat u de elektronische componenten
of aansluitingen van de controllerkaart aanraakt.
1 Open het toegangspaneel van de controllerkaart.
Zie
“Toegang krijgen tot de controllerkaart” op pagina 14 voor meer informatie.
2 Haal de optionele kaart uit de verpakking.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan.
Extra printer instellen16
3 Houd de kaart aan de zijkanten vast en breng de pinnen (1) aan de onderkant op gelijke hoogte met de uitsparingen
(2) in de controllerkaart.
2
1
4 Druk de kaart stevig op zijn plaats zoals op de afbeelding te zien is.
Extra printer instellen17
Let op—Kans op beschadiging: Een onjuiste installatie van de kaart kan schade veroorzaken aan de kaart en de
controllerkaart.
Opmerking: De connector van de kaart moet over de gehele lengte in aanraking zijn met de controllerkaart.
5 Sluit de toegangsklep van de controllerkaart.
Opmerking: Nadat de printersoftware en eventuele hardwareopties zijn geïnstalleerd, is het wellicht nodig om
de opties handmatig toe te voegen in het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor
afdruktaken. Zie
informatie.
“Beschikbare opties toevoegen aan het printerstuurprogramma” op pagina 20 voor meer
Hardwareopties installeren
Optionele laden installeren
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
1 Schakel de printer uit met de aan-uitschakelaar en trek de stekker uit het stopcontact.
1
2
2 Pak de lade uit en verwijder het verpakkingsmateriaal.
3 Verwijder de lade uit de basiseenheid.
2
4 Haal het verpakkingsmateriaal uit de lade.
5 Schuif de lade in de basiseenheid.
Extra printer instellen18
6 Plaats de lade in de buurt van de printer.
7 Lijn de printer uit met de lade en laat de printer langzaam op zijn plaats zakken.
1
8 Sluit het netsnoer aan op de printer, steek de stekker in een geaard stopcontact en schakel de stroom in.
2
1
Opmerking: Nadat de printersoftware en eventuele hardwareopties zijn geïnstalleerd, moet u wellicht de opties
handmatig toevoegen in het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor afdruktaken. Zie
“Beschikbare opties toevoegen aan het printerstuurprogramma” op pagina 20 voor meer informatie.
Kabels aansluiten
Sluit de printer aan op de computer met een parallelle of USB-kabel of op het netwerk met een Ethernet-kabel.
Zorg dat de volgende items met elkaar overeenkomen:
• het USB-symbool op de kabel met het USB-symbool op de printer
• de juiste parallelle kabel en de parallelle poort
• de juiste Ethernet-kabel en de Ethernet-poort
Let op—Kans op beschadiging: Raak tijdens het afdrukken niet de USB-kabel, netwerkadapters of het aangegeven
deel van de printer aan. Dit kan leiden tot gegevensverlies of een storing.
Extra printer instellen19
1
2
3
4
5
OnderdeelTot
1
USB-poort
2USB-printerpoortSluit de printer aan op een computer.
3
Ethernet-poort
4
Parallelle poort
5Aan-uitschakelaarDe printer in- of uitschakelen.
6Aansluiting van de stroomkabel van de printer De printer aansluiten op een stopcontact.
7VeiligheidsslotEen slot bevestigen waarmee de printer op zijn plaats wordt gehouden.
*
Deze poorten zijn alleen beschikbaar op bepaalde printermodellen.
*
*
*
Aansluiten op een optionele, draadloze netwerkadapter.
Printer aansluiten op een netwerk.
Sluit de printer aan op een computer.
6
7
De printersoftware instellen
De printer installeren
1 Verkrijg een exemplaar van het software-installatiepakket.
2 Voer het installatieprogramma uit en volg de instructies op het beeldscherm van de computer.
3 Voor Macintosh-gebruikers: voeg de printer toe.
Opmerking: Noteer het IP-adres van de printer uit het gedeelte TCP/IP van het menu Netwerk/poorten.
Extra printer instellen20
Local Printer Settings Utility (Hulpprogramma voor lokale-printerinstellingen)
installeren
1 Ga naar www.dell.com/support/printers en download de software.
2 Dubbelklik op het software-installatiepakket.
3 Selecteer een installatietype en klik op Installeren.
4 Klik op Installeren om de installatie te starten.
5 Klik op Akkoord om akkoord te gaan met de licentieovereenkomst.
6 Klik op Doorgaan en volg de aanwijzingen op uw computer.
Opmerkingen:
• Gebruik het Hulpprogramma voor lokale-printerinstellingen om de instellingen voor tonerintensiteit, spaarstand
en papierformaat te wijzigen voor alle afdruktaken. In de printersoftware kunt u deze instellingen voor
afzonderlijke afdruktaken wijzigen.
• dit hulpprogramma wordt alleen ondersteund op bepaalde modellen.
Beschikbare opties toevoegen aan het printerstuurprogramma
Voor Windows-gebruikers
1 Open de map Printers, en selecteer vervolgens uw printer.
2 Open de printereigenschappen en voeg opties toe of installeer ze handmatig.
3 Pas de wijzigingen toe.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Via Systeemvoorkeuren in het Apple-menu: navigeer naar uw printer en selecteer vervolgens Opties en
• Koop voordat u de printer op een draadloos netwerk aansluit een draadloze netwerkadapter. Als u de draadloze
netwerkadapter wilt installeren, raadpleegt u de handleiding van de adapter.
• Een SSID (Service Set Identifier) is een naam die is toegewezen aan een draadloos netwerk. Wired Equivalent
Privacy (WEP), Wi-Fi Protected Access (WPA), WPA2 en 802.1X - RADIUS zijn beveiligingstypen die op een
netwerk worden gebruikt.
Configuratie van printer op een Ethernet-netwerk voorbereiden
Als u de printer wilt configureren voor een Ethernet-netwerk, moet u de volgende gegevens verzamelen voordat u
begint:
Opmerking: als uw netwerk automatisch IP-adressen toewijst aan computers en printers, gaat u verder met de
installatie van de printer.
• Een geldig en uniek IP-adres voor de printer
• De netwerkgateway
• Het netwerkmasker
• Een persoonlijke naam voor de printer (optioneel)
Opmerking: Met een persoonlijke naam voor de printer kunt u de printer herkennen op het netwerk. U kunt de
standaardnaam gebruiken of zelf een naam opgeven die u makkelijk kunt onthouden.
U hebt een Ether net-kabel nodig om de printer a an te sluiten op het netwerk en een beschikbare netwerkpoort waarmee
u de printer fysiek aansluit op het netwerk. Gebruik een nieuwe netwerkkabel om problemen met een beschadigde
kabel te voorkomen.
Configuratie van printer op een draadloos netwerk voorbereiden
Opmerkingen:
• Zorg dat uw draadloze netwerkadapter geïnstalleerd is op de printer en correct werkt.
• Zorg dat uw toegangspunt (draadloze router) is ingeschakeld en correct werkt.
Zorg dat u volgende gegevens bij de hand hebt voor u de printer configureert voor een draadloos netwerk:
• SSID: er wordt ook naar de SSID verwezen als de netwerknaam.
• Draadloze modus (of Netwerkmodus): de modus is infrastructuur of ad-hoc.
• Kanaal (voor ad-hocnetwerken): het kanaal wordt standaard ingesteld op automatisch voor
infrastructuurnetwerken.
Voor sommige ad-hocnetwerken is de instelling Automatisch ook vereist. Raadpleeg de systeembeheerder als u
niet zeker bent over het kanaal dat u moet selecteren.
Extra printer instellen22
• Beveiligingsmethode: er zijn drie opties voor de beveiligingsmethode:
– WEP-sleutel
Als uw netwerk meerdere WEP-sleutels gebruikt, kunt u er maximaal vier opgeven in de daarvoor bestemde
plaatsen. Selecteer de sleutel die momenteel wordt gebruikt op het netwerk door de standaardsleutel voor
WEP-verzending te selecteren.
of
– Vooraf gedeelde sleutel/wachtwoord voor WPA/WPA2
WPA bevat codering als een extra beveiligingsniveau. U kunt kiezen uit AES of TKIP. Codering moet op de router
en op de printer zijn ingesteld voor hetzelfde type anders kan de printer niet communiceren op het netwerk.
– 802.1X–RADIUS
Als u de printer installeert op een 802.1X-netwerk hebt u mogelijk de volgende gegevens nodig:
• Verificatietype
• Interne-verificatietype
• Gebruikersnaam en wachtwoord van 802.1X
• Certificaten
– Geen beveiliging
Als uw draadloze netwerk geen beveiliging gebruikt, hebt u geen beveiligingsgegevens.
Opmerking: het is onverstandig om een niet-beveiligd draadloos netwerk te gebruiken.
Opmerkingen:
– Als u de SSID van het netwerk waarop de computer is aangesloten niet weet, start u het hulpprogramma voor
de draadloze netwerkadapter van de computer en zoekt u de netwerknaam op. Raadpleeg de documentatie bij
het toegangspunt of neem contact op met uw systeembeheerder als u de SSID of de beveiligingsinformatie van
uw netwerk niet kunt vinden.
– U kunt de WPA/WPA2-sleutel of het WPA/WPA2-wachtwoord voor het draadloze netwerk achterhalen door de
documentatie of webpagina van het draadloze toegangspunt te raadplegen of door contact op te nemen met de
systeembeheerder.
De printer aansluiten op een draadloos netwerk met Wi-Fi Protected Setup (WPS)
Controleer het volgende voor u de printer aansluit op een draadloos netwerk:
• Het toegangspunt (draadloze router) is gecertificeerd voor Wi‑Fi Protected Setup (WPS) of compatibel met WPS.
Raadpleeg de documentatie bij uw toegangspunt voor meer informatie.
• Een draadloze netwerkadapter die in de printer is geïnstalleerd, is aangesloten en werkt correct. Raadpleeg de
instructies bij de draadloze adapter voor meer informatie.
Configuratiemethode met drukknop gebruiken
1
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
3 Open een webbrowser en geef het IP-adres van het toegangspunt op in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten, bijvoorbeeld: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
4 Open de WPS-instellingen. Raadpleeg de documentatie bij uw toegangspunt voor meer informatie.
5 Voer de PIN van acht cijfers in en sla de instelling op.
Printer verbinden met een draadloos netwerk via de printersoftware
Opmerkingen:
• Controleer of printer is ingeschakeld.
• De draadloze netwerkadapter die in de printer is geïnstalleerd, werkt correct. Voor informatie over het
installeren van de draadloze netwerkadapter, raadpleegt u het de handleiding van de adapter.
Wireless Setup Utility gebruiken (alleen Windows)
1 Controleer of de printersoftware al is geïnstalleerd.
2 Gebruik de opdracht Zoeken in het Start-menu om de printerstartpagina te vinden.
3 Open de printerstartpagina en klik vervolgens op Instellingen >Wireless Setup Utility.
4 Volg de instructies op het computerscherm.
Assistent voor draadloze configuratie gebruiken (alleen Macintosh)
Met de Assistent voor draadloze configuratie kunt u het volgende doen:
• De printer configureren voor gebruik op een bestaand draadloos netwerk.
• Een printer toevoegen aan een bestaand ad-hocnetwerk.
• De draadloze instellingen wijzigen na de installatie.
• De printer installeren op extra netwerkcomputers.
Assistent voor draadloze configuratie installeren
1 Ga naar de Dell website voor ondersteuning op www.dell.com/support/printers.
2 Download de nieuwste Assistent voor draadloze configuratie.
Extra printer instellen24
3 Dubbelklik op het gedownloade installatiepakket.
4 Volg de instructies op het beeldscherm.
Assistent voor draadloze configuratie openen
Opmerkingen:
• Controleer of de printer is ingeschakeld.
• Controleer of er een draadloze netwerkadapter in de printer is geïnstalleerd en of deze correct werkt.
1 Blader in de Finder naar:
Programma's > selecteer de printermap
2 Dubbelklik op Assistent voor draadloze configuratie en volg de aanwijzingen op het beeldscherm.
?
Opmerking: Klik op
als er problemen optreden tijdens het uitvoeren van de toepassing.
De printer verbinden met een draadloos netwerk met de Embedded Web Server
Controleer het volgende voor u begint:
• De printer is tijdelijk aangesloten op een Ethernet-netwerk.
• Op uw printer is een draadloze netwerkadapter geïnstalleerd en deze werkt correct. Raadpleeg de instructies die
bij de draadloze netwerkadapter zijn geleverd voor meer informatie.
1 Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres van de printer op het bedieningspaneel van de printer. Het IP-adres bestaat uit vier
sets met cijfers gescheiden door punten, bijvoorbeeld: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Klik op Instellingen >Netwerk/poorten >Draadloos.
3 Pas de instellingen aan zodat deze overeenkomen met de instellingen van het toegangspunt (draadloze router).
Opmerking: Zorg dat u de juiste SSID invoert.
4 Klik op Verzenden.
5 Zet de printer uit en maak vervolgens de Ethernet-kabel los. Wacht vervolgens ten minste vijf seconden voor u de
printer weer inschakelt.
6 U kunt controleren of de printer verbonden is met een netwerk door een pagina met netwerkinstellingen af te
drukken. Kijk vervolgens in het gedeelte Netwerkkaart [x] of de status Aangesloten is.
Extra printer instellen25
Printerconfiguratie controleren
Pagina met menu-instellingen afdrukken
Druk een pagina met menu-instellingen af om de huidige menu-instellingen te bekijken en te controleren of de
printeropties correct zijn geïnstalleerd.
Opmerking: Als u geen wijzigingen hebt aangebracht in de instellingen van de menu-items, worden alle
standaardinstellingen weergegeven op de pagina met menu-instellingen. Wanneer u andere instellingen hebt
geselecteerd en opgeslagen in de menu's, worden de standaardinstellingen vervangen door de standaardinstellingenvan de gebruiker. Een door de gebruiker gekozen standaardinstellingen blijft van kracht tot u het menu opnieuw
opent, een andere waarde selecteert en deze opslaat.
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
>Rapporten > >Pagina Menu-instellingen >
Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken
Als de printer is verbonden met een netwerk, kunt u de netwerkaansluiting controleren door een
netwerkconfiguratiepagina af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij de configuratie van
het afdrukken via een netwerk.
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
>Rapporten > >Netwerkconfiguratiepagina >
Opmerking: Als er een optionele interne afdrukserver is geïnstalleerd, wordt het bericht
2 Controleer het eerste gedeelte van de netwerkconfiguratiepagina om na te gaan of bij Status wordt aangegeven
dat de printer verbinding heeft.
Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet
actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Vraag de systeembeheerder om een oplossing voor dit
probleem en druk daarna nog een pagina met netwerkinstellingen af.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen26
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen
De keuze en de verwerking van papier en speciaal afdrukmateriaal kunnen de betrouwbaarheid van het afdrukken
beïnvloeden. Raadpleeg
informatie.
Papierformaat en papiersoort instellen
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
>Menu Papier > >Papierformaat/-soort >
2 Selecteer Lade [x] Formaat of Lade [x] Soort en druk op .
3 Wijzig het papierformaat of de papiersoort en druk op .
Opmerkingen:
“Papierstoringen voorkomen” op pagina 96 en “Papier bewaren” op pagina 42 voor meer
• De papierformaatinstelling voor de standaardlade voor 250 vel (lade 1), optionele lade voor 550 vel (lade 2) en
de universeellader moeten handmatig worden ingesteld in het menu Papierformaat.
• De standaardinstelling voor papierformaat voor lade 1 is Normaal papier.
• De standaardinstelling voor papiersoort voor de universeellader is Aangepast type 6.
• De instelling voor papiersoort moet voor alle laden handmatig worden ingesteld.
Instellingen voor universeel papier configureren
Het universele papierformaat is een door de gebruiker gedefinieerde instelling waarmee u kunt afdrukken op
papierformaten die niet vooraf zijn ingesteld in de printermenu's.
Opmerkingen:
• Het grootste ondersteunde universele formaat is 216 x 355,6 mm (8,5 x 14 inch).
• Het kleinste ondersteunde universele formaat voor de universeellader is 76 x 127 mm (3 x 5 inch). Het kleinste
ondersteunde universele formaat voor de optionele lader is 183 x 210 mm (7,2 x 8,3 inch).
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
2 Druk op de pijltoetsen tot Hoogte Staand of Breedte Staand wordt weergegeven en druk op .
3 Wijzig de instellingen en druk op .
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen27
De standaardlade en papierstop gebruiken
De standaardlade kan maximaal 150 vellen papier van 75 g/m2 bevatten. Afdrukken worden met de afdrukzijde naar
beneden afgeleverd. De standaardlade bevat een papierstop die voorkomt dat papier uit de voorzijde van de lade glijdt
wanneer dit wordt opgestapeld.
Als u de papierstop wilt openen, trekt u aan de papierstop zodat deze naar voren klapt.
Opmerking: als u de printer naar een andere locatie verplaatst, moet de papierstop gesloten zijn.
Laden vullen
LET OP—KANS OP LETSEL: Zorg ervoor dat u papier afzonderlijk in elke lade plaatst om instabiliteit van de
apparatuur te voorkomen. Houd alle overige laden gesloten tot u ze nodig hebt.
1 Trek de lade volledig naar buiten.
Opmerking: Verwijder een lade nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak of als het bericht Bezig op het
bedieningspaneel verschijnt. Dit kan een papierstoring veroorzaken.
1
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen28
2 Druk de breedtegeleider in en schuif deze naar de juiste positie voor het formaat papier dat u in de lade plaatst
3 Druk de lengtegeleider in en schuif deze naar de juiste positie voor het formaat papier dat u in de lade plaatst.
Opmerkingen:
1
2
• Druk de nokjes van de lengtegeleider tegelijk in en schuif de geleider naar achteren voor papierformaten
zoals A4, Letter of Legal, zodat u het papier gemakkelijk kunt plaatsen.
• Als u A6-papier in de standaardlade plaatst, drukt u de nokjes van de lengtegeleider tegelijk in en schuift u
de geleider naar de positie voor A6-formaat in het midden van de lade.
• Zorg ervoor dat de breedte- en lengtegeleiders zijn uitgelijnd met de indicatoren voor papierformaat aan de
onderkant van de lade.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen29
4 Buig de vellen enkele malen en waaier ze uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een vlakke ondergrond de
stapel recht.
5 Plaats de papierstapel in de printer.
Opmerkingen:
• Plaats voorbedrukt of kringlooppapier met de afdrukzijde naar beneden in de printer.
• Plaats voorgeperforeerd papier met de gaatjes naar voren in de lade.
• Plaats briefhoofdpapier met de voorbedrukte zijde omlaag en de bovenrand van het papier naar voren in de
lade. Als u dubbelzijdig wilt afdrukken, voert u briefhoofdpapier met de onderrand van het papier richting de
voorzijde van de lade in.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen30
• Zorg dat het papier niet uitkomt boven de maximale hoogte die is aangegeven op de breedtegeleider.
6 Plaats de lade.
1
7 Geef de soort en het formaat van het papier in de lade op in het menu Papier op het bedieningspaneel van de
printer.
Opmerking: Stel de juiste waarden in voor papiersoort en -formaat om papierstoringen en problemen met de
afdrukkwaliteit te voorkomen.
Loading...
+ 123 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.