Daikin RQYQ140PY1, RQYQ180PY1, RQCYQ280PY1, RQCYQ360PY1, RQCYQ460PY1 Installation manuals [nl]

...
INSTALLATION MANUAL
System air conditioner
Series
MODELS
RQYQ140PY1 RQYQ180PY1 RQCYQ280PY1 RQCYQ360PY1 RQCYQ460PY1 RQCYQ500PY1 RQCYQ540PY1
RQEQ140PY13 RQEQ180PY13 RQEQ212PY13 RQCEQ280PY13 RQCEQ360PY13 RQCEQ460PY13 RQCEQ500PY13 RQCEQ540PY13 RQCEQ636PY13 RQCEQ712PY13 RQCEQ744PY13 RQCEQ816PY13 RQCEQ848PY13
Installation manual
III
VRV
Conditionneur d’air VRV
Sistema de acondicionador de aire VRV
Condizionatore d’aria a sistema VRV
Κλιìατιστικü ìε σýστηìα VRV
Airconditioner met VRV
System air conditioner
Installationsanleitung
III
VRV
System Klimaanlage
Manuel d’installation
III
System
Manual de instalación
Manuale di installazione
Εγχειρßδιο εγκατÜστασηò
Installatiehandleiding
III
Systeem
III
III
III
English
Deutsch
Français
Español
Italiano
Nederlands
Manual de instalação
III
Ar condicionado VRV
Рóêоводство по монтажó
Кондиционер системы VRV
Montaj elkitabý
III
VRV
System Klima
System
III
Português
Рóссêий
Türkçe
[Q140~212 type]
1
2
<
If installed as a single unit
(Pattern 1)
3
1
3
45
(Pattern 2)
6
7
8
(Pattern 3)
9
10
11
2
figure 1 figure 2 figure 3
10
50
200
>
<
If installed as a serial installation
(Pattern 1)
300 300
4
1
10
500
3
100
50
500
2
4
3
1
300
1
10
(Pattern 2)
50
(Pattern 3)
200
20
100
1
20
100
1
300
1
400 400
10
50
2
>
500
4
3
500
100
4
3
1
2
2
1500
5
1000
1000
3
1000
4
1500
1500
1500
(mm)
1
2
3
4
1
2
figure 4 figure 5 figure 6
3
1
2
100
100
1
100
figure 7 figure 8
1
1
2
3
figure 10.1
2
765
1
4
5
1
2
6
3
4
2
56
4
5
3
3
figure 9 figure 10.2 figure 11 figure 12
2
1
3
100
3
2
1
1
2
1
3
3
5
6
2
figure 13 figure 14.1 figure 14.2 figure 14.3
1
1
2
4
7
31
5
12
6
12
11
12
7
9
13
24
5
12
8
13
6
5
15
12
10
14
8
10
figure 15.1 figure 15.2
31
7
15
14
15
12
24
5
6
15
11
9
7
15
13
18-1
C
12
A-arrow view
A
3
4
1
figure 16
D
1
B-arrow view
B
1
18-2
figure 17 figure 18
1
1
2
4
3
1
2
5
3 4
6
7
8
2
4
3
1
2
figure 19.1 figure 19.2
1 2
12
9
10
8
7
3 4
5
11
8
12 13
3
ABC
6
figure 20 figure 21.1
2
(C-arrow view)
1
4
(D-arrow view)
5
A5P A1P
A
C
B
3
5
1
3
4
6
9
6
3
4
8
7
1
2
TO IN/D
TO OUT/D
TO MULTI
UNIT
UNIT
F1 F2 F1 F2 Q1 Q2
UNIT
1
1
4
F1 F2 F1 F2 F1 F2
5
18-3
8
6
7
4
1
A1P
TO IN/D
TO OUT/D
UNIT
UNIT
F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2
TO IN/D
TO OUT/D
UNIT
UNIT
5
F1F2F1
2
6
F1 F2 F1 F2
TO IN/D
TO OUT/D
UNIT
UNIT
5
F1F2F1
F2
F2
6
7
F1 F2
F1 F2
3
figure 21.2 figure 22
1
23
A5P A1P A1P
A
C
B
311
4
TO OUT/D
TO IN/D
UNIT
UNIT
F1 F2 F1 F2
TO MULTI
UNIT
Q1 Q2
2
6
5
TO MULTI
UNIT
Q1 Q2
1
2
22
5
22
3
2
4
22
6
11
10
99
22
22
22
22
7
5
4
8
6
figure 23 figure 24
2
5
3
1
5
4
1
3
4
figure 25.1
4
2
1
5
2
8
4
(A5P)
L1 L2 L3 N
2
1
(A1P)
(A5P)
2
6
7
4
8
3
4
6
figure 25.2 figure 26
9
1
2
3
4
11
5
10
8
13
7
2
6
5
4
6
6
figure 27 figure 29.1 figure 29.2
2
1
3
4
5
1
4
2
11 12 13
3
5
8
7
6
99 9
10
figure 28.1 figure 30
1
2
3
1
4
9
8
7
6
10 10 10 10
2
12 13 14
3
5
11
figure 28.2
7
6
1
3
2
10
4
5
8 88
9
1
11
4
figure 31.1 figure 31.2
3
4
1
1
5
6
7
3
2
figure 32 figure 33
8
7 6
3
2
5
5
1
4
999
10
2
3
RQYQ140PY1 RQYQ180PY1 RQCYQ280PY1 RQCYQ360PY1 RQCYQ460PY1 RQCYQ500PY1 RQCYQ540PY1
RQEQ140PY13 RQEQ180PY13 RQEQ212PY13 RQCEQ280PY13 RQCEQ360PY13 RQCEQ460PY13 RQCEQ500PY13
RQCEQ540PY13 RQCEQ636PY13 RQCEQ712PY13 RQCEQ744PY13 RQCEQ816PY13 RQCEQ848PY13
Airconditioner met VRV
III
-Q Serie
VRV
III
Systeem
Installatiehandleiding
INHOUD
1. ALVORENS TE BEGINNEN ....................................................1
1-1. Veiligheidsmaatregelen .................................................. 1
1-2. Speciale mededeling over het product ...........................2
1-3. Voorschriften voor afvoer ............................................... 3
2. INLEIDING ...............................................................................3
2-1. Combinatie ..................................................................... 3
2-2. Standaard meegeleverde accessoires ...........................4
2-3. Optionele accessoires .................................................... 4
2-4. Technische en elektrische gegevens ............................. 4
2-5. Hoofdcomponenten ........................................................ 4
2-6. Installatieprocedure ........................................................ 4
3. EEN LOCATIE KIEZEN ........................................................... 4
HET APPARAAT CONTROLEREN EN TRANSPORTEREN
4.
....... 5
5. PLAATSEN VAN HET APPARAAT.......................................... 5
6. KOELMIDDELLEIDINGEN....................................................... 6
6-1. Keuze van het leidingmateriaal en de
koelmiddelaftakkingset ................................................... 6
6-2. Beveiliging tegen verontreiniging bij het installeren
van leidingen .................................................................. 6
6-3. Aansluiten van de leidingen............................................ 6
6-4. De koelmiddelleidingen aansluiten ................................. 6
6-5. Aansluitvoorbeeld ......................................................... 10
7. BEDRADING BUITEN HET APPARAAT ...............................16
7-1. Voedingscircuit, beveiligingsinrichtingen en
bedradingsvereisten ..................................................... 16
7-2. Aansluitvoorbeeld van bedrading voor het gehele
systeem ........................................................................ 17
7-3. Leiden van de bedrading .............................................. 17
7-4. Aansluiten van de transmissiebedrading...................... 17
7-5. Aansluiten van de voedingsbedrading.......................... 18
7-6. Aansluiten van bedrading binnen in units..................... 18
8. LEKTEST EN VACUUMDROGEN......................................... 19
8-1. Voorbereidingen ........................................................... 19
8-2. Methode lektest en vacuümdrogen .............................. 19
9. LEIDINGISOLATIE ................................................................ 19
10. CONTROLEREN VAN DE APPARATUUR EN DE
INSTALLATIECONDITIES ..................................................... 20
11. EXTRA KOELMIDDEL BIJVULLEN EN SYSTEEM
TESTEN................................................................................. 20
11-1. Alvorens met het werk te beginnen .............................. 20
11-2. Uitvoeren van de werkingstest .....................................21
12. PLAATSELIJK TE MAKEN INSTELLINGEN .........................27
Plaatselijk te maken instellingen met de voeding uit
12-1.
Plaatselijk te maken instellingen met de voeding aan
12-2.
....... 27
.... 27
13. PROEFDRAAIEN................................................................... 27
13-1. Alvorens het proefdraaien ............................................27
13-2. Proefdraaien................................................................. 27
13-3. Controles na het proefdraaien...................................... 27
14. LET OP BIJ KOELMIDDELLEKKAGE ................................... 27
15. AANSLUITSCHEMA .............................................................. 29
De Engelse tekst is de oorspronkelijke versie. Andere talen zijn vertalingen van de oorspronkelijke instructies.
1. ALVORENS TE BEGINNEN
• Gebruik de BS-unit met warmteterugwinningserie (RQCEQ).
• Dit document is een installatiehandleiding voor de Daikin VRVIII- Q serie VRV Inverter. Lees deze handleiding aandachtig door alvorens het apparaat te installeren en volg de aanwijzingen die daarin worden aangegeven op. Laat het apparaat na installatie proefdraaien om te zien of het goed functioneert en leg de klant daarna aan de hand van de gebruiksaanwijzing uit hoe hij het apparaat moet gebruiken en onderhouden.
• Maak de klant er tenslotte op attent dat hij deze handleiding samen met de gebruiksaanwijzing op een veilige plaats moet bewaren.
• In deze handleiding wordt niet beschreven hoe de binnenunit moet worden geïnstalleerd. Raadpleeg daarvoor de installatiehandleiding die bij de betrokken binnenunit wordt geleverd.
1-1 Veiligheidsmaatregelen
Lees deze “Veiligheidsmaatregelen” zorgvuldig door voordat u de airconditioner installeert en zorg ervoor dat u het toestel op de juiste wijze installeert. Betekenis van de WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN mededelingen. Beide bevatten belangrijke veiligheidsinstructies. U dient ze dan ook altijd op te volgen.
WAARSCHUWING
VOORZORGSMAATREGELEN
Voer nadat de installatie is voltooid, een werkingstest uit om te bevestigen dat de apparatuur probleemloos werkt. Leg daarna aan de cliënt uit hoe hij de apparatuur moet bedienen wijs hem erop dat hij de bedieningshandleiding moet volgen. Vraag de cliënt de installatiehandleiding en de bedieningshandleiding bij elkaar te bewaren, zodat deze later opnieuw kunnen worden nagelezen. Deze airconditioner is ingedeeld in de categorie “apparaten niet voor algemeen gebruik”. Het VRV-systeem is een klasse A product. In een huishoudelijke omgeving kan dit apparaat radiostoring veroorzaken in welk geval de gebruiker genoodzaakt kan zijn passende maatregelen te nemen.
WAARSCHUWING
• Laat de installatie door uw dealer of door vakbekwaam person­eel uitvoeren. Probeer de airconditioner niet zelf te installeren. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Installeer de airconditioner conform de instructies van deze installatiehandleiding. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Bij installatie van de unit in een kleine ruimte, moeten de nodige voorzorgen worden genomen om te voorkomen dat bij lekkage de koelmiddelconcentratie te hoog wordt. Neem contact op met uw verdeler voor meer informatie. Als de koelmiddelconcentratie te hoog wordt, kan dit leiden tot zuurstofgebrek.
• Gebruik uitsluitend de voorgeschreven accessoires en onderdelen om het toestel te installeren. Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens installatie kan het omvallen van de unit, waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben. Installeer de airconditioner op een fundering die sterk genoeg is om
• het gewicht van de unit te kunnen hebben. Als de fundering niet sterk genoeg is, kan de apparatuur vallen en verwondingen veroorzaken.
• Houd bij de installatie rekening met harde wind, tropische stormen en aardbevingen. Als de installatie niet correct is uitgevoerd, kan de unit vallen en ongevallen veroorzaken.
• Elektrische werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkend elektricien conform de lokale wetten en regelgeving, en met inachtneming van deze installatiehandleiding. Gebruik altijd een afzonderlijk voedingscircuit en sluit in geen geval bijkomende bedrading aan op het bestaande circuit. Onvoldoende capaciteit van de voeding en fouten in de bedrading kunnen elektrische schokken en brand tot gevolg hebben.
• De airconditioner moet geaard worden. Gebruik hiervoor geen gas- of waterpijp, bliksemafleider of telefoon-aardkabel. Onvoldoende aarding kan kortsluiting of brand veroorzaken. Een plotselinge schok van inslaande bliksem of iets anders kan de airconditioner beschadigen.
• Plaats een aardlekschakelaar. Het niet plaatsen van een aardlekschakelaar kan gevaar voor elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
......Het niet correct opvolgen van deze instruc-
ties kan ernstig lichamelijk letsel of een dodelijk ongeval veroorzaken.
....
Het niet correct opvolgen van deze instructies kan schade aan eigendommen of lichamelijk letsel tot gevolg hebben, dat ernstig kan zijn al naar gelang de omstandigheden.
Nederlands 1
• Schakel de unit uit alvorens elektrische onderdelen aan te raken. Het aanraken van onderdelen onder spanning kan elektrische schokken tot gevolg hebben.
• Gebruik voor de bedrading de voorgeschreven draden en sluit ze stevig en vast aan zodanig er geen externe kracht van de draden kan worden uitgeoefend op de klemaansluitingen. Als de draden niet stevig zijn aangesloten en vastgemaakt, kan dit oververhitting, brand of dergelijke tot gevolg hebben.
• Bij het aanleggen van de voedingsbedrading en het aansluiten van de afstandsbedieningbedrading en de transmissiebedrading, de bedrading zodanig plaatsen dat het deksel van de elektrische aansluitingenkast stevig vastgezet kan worden. Als het deksel van de elektrische aansluitingenkast niet goed bevestigd wordt, kan er gevaar voor elektrische schokken, brand of oververhitting van de aansluitpunten ontstaan.
• Als er tijdens installatie koelmiddelgas ontsnapt dient de ruimte onmiddellijk goed gelucht te worden. Als het koelmiddel tot ontbranding komt, kunnen er giftige gassen vrijkomen.
• Controleer na het voltooien van de installatie of er geen lekkage van koelmiddelgas is. Er kunnen giftige gassen vrijkomen als koelmiddelgas weglekt en dit in contact komt met warmtebronnen, zoals gasfornuizen, kookplaten of verwarmingstoestellen met warmtespiralen.
• Raak koelmiddel dat uit de koelmiddelleiding of andere plaatsen is gelekt niet rechtstreeks aan aangezien gevaar van bevriezing bestaat.
• Laat kinderen niet op de buitenunit klimmen en plaats geen voor­werpen op de unit. Als de unit losraakt en valt kan dit letsel veroorzaken.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Leg de afvoerleiding correct aan volgens deze installatiehan­dleiding en isoleer de leiding om condensatie te voorkomen. Een slecht geïnstalleerde afvoerleiding kan waterlekkage binnen en beschadiging van eigendom tot gevolg hebben.
• Installeer de binnen-, BS- en buitenunits, de voedingskabel en de tussenliggende bedrading op tenminste 1 meter afstand van tele­visietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen. (Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van de ontvangen sig­naalsterkte niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
• Installeer de binnenunit en de BS-unit zo ver mogelijk uit de buurt van TL-verlichting. Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met elektronische TL-verlichting (types met omzetter of snelstarter), kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
• Neem passende maatregelen om te voorkomen dat de buitenunit gebruikt gaat worden als een onderkomen voor kleine dieren. Als kleine dieren in contact komen met elektrische onderdelen, kan dit defecten, rook of brand veroorzaken. Wijs de klant erop dat hij het gedeelte rondom de unit schoon moet houden.
• Installeer de airconditioner niet in de volgende plaatsen:
1. Waar er een hoge concentratie is van minerale oliespray of
stoom (zoals bijv. in een keuken). De kwaliteit van plastic onderdelen kan verminderen waardoor ze uit het toestel kunnen vallen of waterlekkage veroorzaken.
2. Waar bijtende gassen voorkomen, zoals zwavelzuurgas.
Er kan corrosie van koperen leidingen of gesoldeerde onderdelen optreden, wat lekkage van het koelmiddel tot gevolg kan hebben.
3. Waar er machines zijn die elektromagnetische golven
genereren en waar er vaak spanningsschommelingen optreden, zoals in fabrieken. Het besturingssysteem kan slecht gaan functioneren waardoor de unit mogelijk niet meer correct zal werken.
4. Waar ontvlambare gassen vrijkomen, waar koolstofvezel of
ontvlambare stoffen in de lucht hangen, of waar licht ontvlambare materialen voorkomen, zoals verfverdunner of benzine. Het gebruik van de unit onder dergelijke omstandigheden kan brand tot gevolg hebben.
• De airconditioner is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel explosieve atmosfeer.
1-2 Speciale mededeling over het product
[CLASSIFICATIE]
Deze airconditioner valt onder “apparaten niet toegankelijk voor het algemeen publiek”.
[EMC KARAKTERISTIEKEN]
Het VRVIII systeem is een klasse A product. In een huishoudelijke omgeving kan dit apparaat radiostoring veroorzaken in welk geval de gebruiker genoodzaakt kan zijn passende maatregelen te nemen.
[KOELMIDDEL] Het VRVIII systeem maakt gebruik van R410A koelmiddel.
• Het koelmiddel R410A vereist inachtneming van strikte voor­zorgsmaatregelen om het systeem schoon, droog en goed afge­dicht te houden. Lees het hoofdstuk “KOELMIDDELLEIDINGEN” aandachtig en volg de daarin aangegeven procedures nauwgezet.
A. Schoon en droog
Er moeten strikte maatregelen worden genomen om onzuiv­erheden (zoals vloeistof, vuil en stofdeeltjes) uit het systeem te weren.
Goed afgedicht
B.
R410A bevat geen chloor, tast de ozonlaag niet aan en doet geen afbreuk aan de bescherming van de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling. R410A draagt alleen in ger­inge mate bij aan het broeikaseffect wanneer dit naar de atmosfeer ontsnapt. Het is daarom van het grootste belang dat de unit bij installatie goed wordt afgedicht. Lees aan­dachtig het hoofdstuk “KOELMIDDELLEIDINGEN” en volg de correcte procedures strikt na.
• Aangezien de ontwerpdruk voor lokale aansluitleidingen (hoge­druk/lagedruk-aanzuiggasleiding, gasleiding en vloeistofleiding) minstens 3,3 MPA bedraagt, kunnen bestaande leidingen (met ontwerpdruk van minstens 3,3 MPa) worden gebruikt, maar lees “6. KOELMIDDELLEIDINGEN” en controleer of de bestaande leidingen (inclusief aftakleidingen) qua materiaal en dikte com­patibel zijn met deze unit en of ze niet roest zijn. Voer een lektest uit (3,3 MPa 24/u) om de sterkte van de bestaande leidingen te controleren en na te gaan of er geen gaslekken zijn. Als er geen druktest kan worden uitgevoerd, vervang de bestaande leidingen dan door leidingen met een ontwerpdruk van minstens 3,3 MPa.
• Controleer of er geen problemen zijn met de compressor, de afvoer van de gasaansluiting of gelijkaardige problemen die het gevolg kunnen zijn van eerdere problemen met de leidingen. Als er al dergelijke problemen zijn geweest, moet u controleren of de correcte herstellingen werden uitgevoerd. Voer deze herstell­ingen zelf uit wanneer ze nog niet zijn gebeurd.
• De bestaande voeding en transmissiebedrading is eveneens ont­worpen voor gebruik met bestaande bedrading, maar controleer of de specificaties ervan overeenkomen en dat de onderdelen (in het bijzonder klemmen) niet versleten zijn. Neem desgevallend de nodige maatregelen (bijv. vervanging).
• Aangezien R410A een gemengd koelmiddel is, moet de bij te vullen hoeveelheid koelmiddel in vloeibare vorm toegevoegd worden. (Als het systeem met koelmiddel in gasvormige toestand wordt geladen, zal het systeem als gevolg van de verandering in de samenstelling niet normaal functioneren.)
• De binnenunit is ontworpen voor gebruik met R410A. Raadpleeg de catalogus voor binnenunits die geschikt zijn. (Het systeem zal niet normaal werken wanneer er units op worden aangesloten die oorspronkelijk ontworpen werden voor andere koelmiddelen.)
• De warmteterugwinningsserie (RQCEQ) kan niet worden aangesloten op oudere BS-units (BSVQ-M type).
Beperking van de totale maximum gevulde hoeveelheid koelm­iddel.
In overeenstemming met EG-norm EN60335-2-40 moet de totale maximum gevulde hoeveelheid koelmiddel van een VRVIII systeem minder dan 100 kg bedragen. Dit betekent dat wanneer de totale maximum gevulde hoeveelheid koelmiddel van het systeem (in de fabriek gevulde hoeveelheid en extra gevulde hoeveelheid) gelijk is aan of meer is dan 100 kg, u uw multi-systeem met meerdere buitenunits in kleinere onafhankelijke systemen moet onderverdelen die elk een gevulde hoeveelheid koelmiddel van minder dan 100 kg bevatten. Kijk op het typeplaatje op het apparaat voor de in de fabriek gevulde hoeveelheid koelmiddel.
Belangrijke informatie over het gebruikte koelmiddel.
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die onder het Kyoto­protocol vallen. Laat de gassen niet vrij in de atmosfeer. Koelmiddeltype: R410A
(1)
waarde: 1975
GWP
(1)
GWP = Global Warming Potential (aardopwarmingsvermogen)
Schrijf met onuitwisbare inkt, de hoeveelheid koelmiddel van het product gevuld in de fab-
riek,
2 Nederlands
de lokaal bijgevulde extra hoeveelheid koelmiddel en + de totale hoeveelheid koelmiddel op het label voor de
hoeveelheid koelmiddel dat bij het product zit.
Het ingevulde label moet worden aangebracht in de buurt van de
vulopening van het product (bijv. aan de binnenkant van het ser­vicedeksel).
4
hoeveelheid koelmiddel van het product gevuld in de
1
fabriek: zie typeplaatje van
1
2
3
5
6
(2)
Bij systemen met meerdere buitenunits moet slechts 1 label
(2)
de unit
lokaal bijgevulde extra
2
hoeveelheid koelmiddel
totale hoeveelheid
3
koelmiddel
Bevat gefluoreerde
4
broeikasgassen die onder het Kyoto-protocol vallen
5 buitenunit
koelmiddelfles en
6
verdeelstuk voor vullen
worden aangebracht, met daarop de totale in de fabriek gevulde hoeveelheid koelmiddel van alle buitenunits die op het koelmiddel­systeem zijn aangesloten.
[ONTWERPDRUK]
• Aangezien de ontwerpdruk voor lokale aansluitleidingen (hoge­druk/lagedruk-aanzuiggasleiding, gasleiding en vloeistofleiding) minstens 3,3 MPa bedraagt, kunnen bestaande leidingen (met ontwerpdruk van minstens 3,3 MPa) worden gebruikt, maar lees “6. KOELMIDDELLEIDINGEN” en controleer of de bestaande leidingen (inclusief aftakleidingen) qua materiaal en dikte com­patibel zijn met deze unit en of ze niet roest zijn. Voer een lektest uit (3,3 MPa 24/u) om de sterkte van de bestaande leidingen te controleren en na te gaan of er geen gaslekken zijn. Als er geen druktest kan worden uitgevoerd, plaats de bestaande leidingen dan met leidingen met een ontwerpdruk van minstens 3,3 MPa.
• Controleer of er geen problemen zijn met de compressor, de afvoer van de gasaansluiting of gelijkaardige problemen die het gevolg kunnen zijn van eerdere problemen met de leidingen. Als er al dergelijke problemen zijn geweest, moet u controleren of de correcte herstellingen werden uitgevoerd. Voer deze herstell­ingen zelf uit wanneer ze nog niet zijn gebeurd.
1-3 Voorschriften voor afvoer
Het demonteren van het apparaat, het verwerken van het koelmiddel, olie en andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de lokale en nationale wetgeving.
2. INLEIDING
•De VRVIII-Q serie is ontworpen voor installatie buiten en wordt gebruikt voor koel- en warmtepomptoepassingen. De buitenunits zijn verkrijgbaar in drie standaardformaten, en met een enkelvou­dig systeem of een multisysteem waarop tot drie buitenunits (warmtepompserie), of tot vier buitenunits (warmteterugwinning­serie) kunnen worden aangesloten. Hieronder vindt u de nomi­nale capaciteit. RQ(C)YQ: Koelen 14,0~54,0 kW, Verwarmen 16,0~60,0 kW RQCEQ: Koelen 28,0~84,8 kW, Verwarmen 32,0~89,6 kW
• De BS-units die met het RQCEQ-systeem gecombineerd worden voor het veranderen van de stroomrichting van het koelmiddel naar de binnenunits zijn enkel van het A-type (BSQ-AV1, BS1Q­A7V1B, BS-Q14AV1) of P-type (BSVQ-P, BSV-Q100P). Combinatie van A-type en P-type zal defecten veroorzaken.
• De VRV-units kunnen worden gecombineerd met binnenunits van de Daikin VRV-serie voor aircotoepassingen. Gebruik altijd geschikte binnenunits die compatibel zijn met R410A. Raadpleeg de productcatalogi om te kijken welke binnenunits compatibel zijn met R410A. Combinatie met een ander koelmiddel zal defecten in de binnenunit veroorzaken.
2-1 Combinatie
De binnenunits kunnen in het volgende bereik worden geïnstalleerd.
• Warmtepompserie (RQ(C)YQ) <Buitenunit> <Totale capaciteit binnenunits> <Totaal aantal binnenunits>
RQYQ140PY1....................7,0 ~ 18,2 8 units
RQYQ180PY1....................9,0 ~ 23,4 10 units
RQCYQ280PY1 .............. 14,0 ~ 36,4 16 units
RQCYQ360PY1 ............... 17,8 ~ 46,2 20 units
RQCYQ460PY1 ............... 22,5 ~ 58,5 26 units
RQCYQ500PY1 ............... 25,0 ~ 65,0 29 units
RQCYQ540PY1 ............... 28,0 ~ 72,8 33 units
• Warmteterugwinningserie (RQCEQ) <Buitenunit> <Totale capaciteit binnenunits> <Totaal aantal binnenunits>
RQCEQ280PY13 ............. 14,0 ~ 36,4 16 units
RQCEQ360PY13 ............. 17,8 ~ 46,2 20 units
RQCEQ460PY13 ............. 22,5 ~ 58,5 26 units
RQCEQ500PY13 ............. 25,0 ~ 65,0 29 units
RQCEQ540PY13 ............. 28,0 ~ 72,8 33 units
RQCEQ636PY13 ............. 30,8 ~ 80,0 36 units
RQCEQ712PY13 ............. 34,5 ~ 89,7 40 units
RQCEQ744PY13 ............. 36,5 ~ 94,9 43 units
RQCEQ816PY13 ............. 40,0 ~ 104 47 units
RQCEQ848PY13 ............. 42,5 ~ 111 50 units
Opmerking
• Zorg ervoor dat enkel R410 binnenunits worden aangesloten. Kijk in de catalogus welke binnenunits geschikt zijn.
• De hierboven aangegeven totale capaciteit en totale aantal units is wanneer de binnenunits in een standaardcombinatie geconfig­ureerd zijn. Raadpleeg de technische specificaties voor details over de totale capaciteit en het totale aantal binnenunits wanneer er geen standaardcombinatie wordt gebruikt. De standaardcom­binaties zijn als volgt.
• Warmtepompserie (RQ(C)YQ) <Combinatie unit> <Onafhankelijke unit> RQYQ140PY1 RQYQ140PY1 RQYQ180PY1 RQYQ180PY1 RQCYQ280PY1 RQYQ140PY1+RQYQ140PY1 RQCYQ360PY1 RQYQ180PY1+RQYQ180PY1 RQCYQ460PY1 RQCYQ500PY1 RQCYQ540PY1
• Warmteterugwinningserie (RQCEQ) <Combinatie unit> <Onafhankelijke unit> RQCEQ280PY13 RQEQ140PY13+RQEQ140PY13 RQCEQ360PY13 RQEQ180PY13+RQEQ180PY13 RQCEQ460PY13 RQCEQ500PY13 RQCEQ540PY13 RQCEQ636PY13 RQCEQ712PY13 RQCEQ744PY13 RQCEQ816PY13 RQCEQ848PY13
Opmerking
• Andere dan deze combinaties zijn verboden.
• Als de totale capaciteit van de aangesloten binnenunits de capac­iteit van de buitenunit overschrijdt, bestaat de kans dat wanneer de binnenunits draaien de koeling- en verwarmingsprestaties ver­minderen. Zie de capaciteitentabel in het Technische gegevens boekje voor bijzonderheden.
• Bij multi-systemen zijn er beperkingen wat betreft de aanslu­itvolgorde van de koelmiddelleidingen tussen de buitenunits. Let er bij de installatie op dat aan de volgende beperkingen wordt beantwoord. <Beperkingen> De capaciteiten van buitenunits A en B moeten aan de volgende voorwaarden voldoen.
A B
RQYQ180PY1+RQYQ140PY1+RQYQ140PY1 RQYQ180PY1+RQYQ180PY1+RQYQ140PY1 RQYQ180PY1+RQYQ180PY1+RQYQ180PY1
RQEQ180PY13+RQEQ140PY13+RQEQ140PY13 RQEQ180PY13+RQEQ180PY13+RQEQ140PY13 RQEQ180PY13+RQEQ180PY13+RQEQ180PY13 RQEQ212PY13+RQEQ212PY13+RQEQ212PY13 RQEQ212PY13+RQEQ180PY13+RQEQ180PY13+RQEQ140PY13 RQEQ212PY13+RQEQ212PY13+RQEQ180PY13+RQEQ140PY13 RQEQ212PY13+RQEQ212PY13+RQEQ212PY13+RQEQ180PY13 RQEQ212PY13+RQEQ212PY13+RQEQ212PY13+RQEQ212PY13
Buiten-
unit A
Buiten-
unit B
naar binnenunit
Multiverbinding­leidingenset voor buitenunit
Nederlands 3
2-2 Standaard meegeleverde accessoires
De volgende accessoires worden meegeleverd. De opbergplaats van de accessoires wordt getoond in afbeelding 1.
• Warmtepompserie (RQYQ)
Aansluitstuk
Naam
Aantal
Vor m
Naam Klem (1) Klem (2) Klem (3) Overige Aantal
Vor m
• Warmteterugwinningserie (RQEQ)
Naam
Aantal
Vor m
Naam
Aantal
Vor m
Opmerking
Geen van de accessoires weggooien voordat de installatie voltooid is.
gaszijde (1)
(Lang) (Kort)
(Groot) (Klein)
Aansluit-
stuk gas-
aanvoerz-
ijde (1)
1 st. 1 st. 1 st. 1 st. 1 st. 1 st.
Q140 type: φ15,9,
Q180·212 type:
L-type verbin-
ding (1)
2 st.1 st.8 st.1 st.
(Zie afbeelding 1)
1. Klemmen, Gebruiksaanwijzing, enz.
2. Aansluitstukken
3. Installatiehandleiding
Aansluitstuk
gaszijde (2)
1 st. 1 st. 1 st. 1 st. 1 st.
1 st. 8 st. 1 st. 1 st. van elk onderdeel
Aansluit­stuk gas-
aanvoerz-
ijde (2)
φ
19,1
Klem (1) Klem (2) Klem (3)
(Groot) (Klein)
Aansluitstuk
vloeistofzijde
Hogedruk/
Lagedruk
Aansluit-
stuk gasz-
ijde (1)
Q140 type:
Q180·212 type:
Aansluitstuk
vloeistofzijde
(1)
• Bedieningshan-
• Installatiehandleiding
• Conformiteitsverklar-
• “VERZOEK VOOR
• “EXTRA
Hogedruk/
Lagedruk
Aansluitstuk
gaszijde
(2)
φ
12,7,
φ
15,9
L-type
verbinding
(2)
dleiding
ing (PED, EMC, MD)
NOTITIES” label (Installatienotities)
KOELMIDDEL” label
Aansluit-
stuk vloe-
istofzijde
(1)
1 st. van elk
• Bedieningshandleiding
• Installatiehandleiding
•Conformiteits­verklaring (PED, EMC, MD)
• “VERZOEK VOOR
NOTITIES” label (Installatienotities)
• “EXTRA KOELMIDDEL” label
(1)
Aansluit-
stuk
vloeistof-
zijde (2)
Overige
onderdeel
2-3 Optionele accessoires
Voor het installeren van de buitenunits zijn ook de volgende optionele onderdelen noodzakelijk. Zie “6-5 Aansluitvoorbeeld” voor het selecteren van de optimale set.
• Koelmiddelaftakkingset
Als het niet mogelijk is om bestaande aftakleidingen te gebruiken of als er nieuwe leidingen moeten worden geïnstalleerd voor het install­eren van de koelmiddelleidingen op BS-/binnenunits, zijn de vol­gende onderdelen vereist. (Let erop dat u aftakleidingen gebruikt met een ontwerpdruk van minstens 3,3 MPa.)
• Warmtepompserie (RQ(C)YQ)
REFNET­verdeler REFNET­verbinding
• Warmteterugwinningserie (RQCEQ)
REFNET­verdeler
REFNET­verbinding
• Multiverbindingleidingenset voor buitenunit
• Warmtepompserie (RQ(C)YQ)
• Warmteterugwinningserie (RQCEQ)
Opmerking
Zorg ervoor dat alle afzonderlijk gekochte accessoires geschikt zijn voor gebruik met R410A.
KHRP26M22H KHRP26M33H KHRP26M72H KHRP26M73H
KHRP26A22T KHRP26A33T KHRP26A72T KHRP26A73T
voor 3 leidingen voor 2 leidingen
- KHRP25M33H KHRP26M22H KHRP26M33H
KHRP25M72H KHRP25M73H KHRP26M72H KHRP26M73H
KHRP25A22T KHRP25A33T KHRP26A22T KHRP26A33T KHRP25A72T KHRP25A73T KHRP26A72T KHRP26A73T
Naam set 2 units BHFP22P36C 3 units BHFP22P54C
Naam set 2 units BHFP26P36C 3 units BHFP26P63C 4 units BHFP26P84C
2-4 Technische en elektrische gegevens
Zie het Technische gegevens boekje voor de volledige lijst van tech­nische gegevens.
2-5 Hoofdcomponenten
Zie het Technische gegevens boekje voor de hoofdcomponenten en de functie van de hoofdcomponenten.
2-6 Installatieprocedure
De installatieprocedure wordt getoond in afbeelding 2. Voer de instal­latie uit in de getoonde volgorde.
(Zie afbeelding 2)
1. “3. EEN LOCATIE KIEZEN”
2. “4. HET APPARAAT CONTROLEREN EN TRANSPOR-
TEREN”
3. “5. PLAATSEN VAN HET APPARAAT”
4. “6. KOELMIDDELLEIDINGEN”
5. “7. BEDRADING BUITEN HET APPARAAT”
6. “8. LEKTEST EN VACUUMDROGEN”
7. “9. LEIDINGISOLATIE”
8. “10. CONTROLEREN VAN DE APPARATUUR EN DE
INSTALLATIECONDITIES”
9. “11. EXTRA KOELMIDDEL BIJVULLEN EN SYSTEEM
TESTEN”
10. “13. PROEFDRAAIEN”
11. Handelingen waarvoor de voeding aan moet staan
3. EEN LOCATIE KIEZEN
Kies voor de installatie een locatie die aan de volgende voorwaarden voldoet. Vraag toelating aan de klant.
1.
Er kan geen brandgevaar ontstaan als gevolg van lekkage van ontbrandbare gassen.
2.
Monteer het apparaat op een zodanige plaats dat de luchtstroom die door het apparaat wordt veroorzaakt (zowel aangezogen als uitgeblazen lucht) en het geluid dat het apparaat produceert geen overlast bezorgt.
3.
De fundering is sterk genoeg om het gewicht van het apparaat te dragen en de vloer waarop het apparaat wordt gemonteerd is vlak om trillingen en, als gevolg daarvan, geluidsoverlast te voorkomen.
4.
De lengte van de leidingen tussen de binnenunit en de buitenunit zijn niet langer dan de toegestane leidinglengte. (Zie
“6. KOELMIDDELLEIDINGEN”)
5.
Locaties waar de luchtaanvoer- en luchtafvoeropening niet op de wind gericht staan. Wind die rechtstreeks in de luchtaanvoer- of luchtafvoeropening geblazen wordt verhindert de werking van het apparaat. Installeer indien nodig een soort van windscherm voor de wind af te schermen.
6.
De ruimte rondom het apparaat moet voldoende zijn voor het uitvoeren van onderhoud en de minimale ruimte voor luchtaan­voer en luchtafvoer moet beschikbaar zijn. (Zie de “Voorbeelden van installatieruimte” voor de minimale ruimtevereisten.)
4 Nederlands
Voorbeelden van installatieruimte.
• De vereiste installatieruimte zoals getoond in afbeelding 3 is een referentie voor de koelingsfunctie wanneer de buitentemperatuur 35°C is. Als de ontwerpbuitentemperatuur hoger is dan 35°C is of de warmtebelasting overschrijdt de maximum capaciteit in alle buite­nunits, een gelijkmatige grote tussenruimte aanhouden voor de luchtaanvoer zoals getoond in afbeelding 3.
• Bij het inbouwen, de units installeren aan de hand van de meest geschikte van de patronen aangegeven in afbeelding 3 voor de plaats in kwestie en houd daarbij rekening met personenverkeer en wind.
• Als het aantal units dat geïnstalleerd wordt meer is dan het aantal aangegeven in het patroon in afbeelding 3, de units zodanig installeren dat er geen kortsluitingen zijn.
• Voor wat betreft de ruimte aan de voorzijde van de unit, bij het installeren van de units rekening houden met de benodigde ruimte voor de lokale koelmiddelleidingen.
• Als de werkcondities in afbeelding 3 niet van toepassing zijn, rechtstreeks contact opnemen met uw dealer of met Daikin.
(Zie afbeelding 3)
1. Voorzijde
2. Geen beperking voor muurhoogte
3. Onderhoudsruimte aan voorzijde
4. Onderhoudsruimte aan aanvoerzijde
Voor patronen 1 en 2 in afbeelding 3:
• Muurhoogte voor voorzijde niet hoger dan 1.500 mm.
• Muurhoogte voor aanvoerzijde niet hoger dan 500 mm.
• Muurhoogten voor zijkanten – geen limiet.
• Als de hoogte bovenstaande afmetingen overschrijdt, h1 en h2
berekenen zoals getoond in onderstaande afbeelding en h1/2 aan de onderhoudsruimte van de voorzijde toevoegen en h2/2 aan de onderhoudsruimte van de aanvoerzijde toevoegen.
h1
A
1.500
Voorzijde
h1 = A (Werkelijke hoogte) – 1.500 h2 = B (Werkelijke hoogte) – 500
Opmerking
1.
Een inverter airconditioner kan elektronische ruis veroorzaken wanneer afgestemd wordt op een AM-zender. Kies met zorg de plaats waar de airconditioner en de bekabeling moet worden geïnstalleerd. Zorg dat de afstand tot stereoapparat­uur, pc’s enz. voldoende groot is. In het bijzonder voor plaatsen met een zwakke ontvangst, ervoor zorgen dat er een afstand is van tenminste 3 meter voor binnenhuisafstandsbedieningen, de voedingsbedrading en transmissiebedrading in buizen plaatsen en de buizen aarden.
(Zie afbeelding 4)
1. Binnenunit
2. Aftakschakelaar, overstroomonderbreker, aardle-
kschakelaar
3. Afstandsbediening
4. Keuzeschakelaar KOELEN / VERWARMEN
5. PC of radio
2.
Bij het installeren op plaatsen waar zware sneeuwval voorkomt, de volgende maatregelen nemen voor sneeuwafscherming.
• Zorg ervoor dat de standaard hoog genoeg is, zodat de inlaten niet door sneeuw geblokkeerd kunnen worden.
• Verwijder de achterste luchtinlaatgrille om te voorkomen dat sneeuw zich op de vinnen ophoopt.
3.
Als condenswater op een trap (of een stoep) zou kunnen vallen, afhankelijk van de conditie van de vloer, een maatregel nemen zoals de installatie van een centrale afvoerbakset (afzonderlijk verkrijgbaar).
4.
Het koelmiddel R410A is op zichzelf niet giftig, niet brandbaar en onschadelijk. Wanneer er echter koelmiddel uit een instal­latie weglekt, kan de concentratie koelmiddel in de betreffende ruimte de toegestane concentratie overschrijden (afhankelijk van de grootte van de ruimte). Als gevolg hiervan kan het noodzakelijk zijn om maatregelen te nemen tegen mogelijke lekkage. Zie “14. LET OP BIJ KOELMIDDELLEKKAGE” voor details.
h2
B
Aanzuigzijde
500
4. HET APPARAAT CONTROLEREN EN TRANSPORTEREN
• Controleer de verpakking bij aflevering. Neem, wanneer de ver­pakking beschadigd is, meteen contact op met de vervoerder.
• Neem de volgende punten in acht wanneer u het apparaat verp­laatst:
1.
Breekbaar, behandel het apparaat met zorg.
Houd het apparaat rechtop om beschadiging van de comp-
pressor te voorkomen.
2.
Bepaal de transportroute.
3.
Als er een vorkheftruck moet worden gebruikt, moet u erop letten dat u de vorken door de grote openingen onderaan de unit voert.
(Zie afbeelding 5)
4.
Als de unit wordt opgehesen, een stoffen draagriem gebruiken om beschadiging van de unit te voorkomen. Houd rekening met de volgende punten en hang de unit op volgens de procedure aangegeven in afbeelding 6.
• Gebruik een draagriem die sterk genoeg is om het gewicht van
de unit te kunnen houden.
• Gebruik 2 riemen van tenminste 8 m lang.
• Plaats extra doeken of planken op de plaatsen waar de behu-
izing in contact komt met de draagriem om beschadiging te voorkomen.
• Hijs het apparaat op en zorg ervoor dat deze bij zijn
zwaartepunt wordt opgetild.
5.
Verwijder na installatie de transportgreep die aan de grote openingen is bevestigd. (Zie afbeelding 6)
6.
Verplaats de unit via de twee bovenste handgrepen achteraan en de handgrepen onderaan het product, zoals getoond in afbeeld­ing 7.
• Aangezien de apparatuur breekbaar is, mag het product niet
meer dan 60° worden gekanteld.
• Draag handschoenen tijdens het werken.
• Respecteer de plaatselijke werkreglementeringen en werk
steeds met minstens 4 personen.
(Zie afbeelding 5)
1. Vo rk
2. Gat (groot)
3. Transportgreep (geel)
4. Vaste schroeven transportgreep
(Zie afbeelding 6)
1. Draagriem
2. Plaat
3. Gat (groot)
(Zie afbeelding 7)
1. Stootplaat
2. Funderingssteun
3. Ophangbeugel
Opmerking
Breng opvulmateriaal op de vork aan om te voorkomen dat de lak­laag van het bodemframe beschadigd raakt om roestvorming te voorkomen wanneer een unit die een anti-roestbehandeling heeft ondergaan met een vorkheftruck vervoerd wordt.
5. PLAATSEN VAN HET APPARAAT
• Zorg ervoor dat het apparaat geïnstalleerd wordt op een vol­doende stabiele en stevige ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen. (Zie afbeelding 8)
• De ondergrond moet rondom groter zijn dan de breedte van de poten van de unit (66 mm), en moet in staat zijn om de unit te ondersteunen. (Zie afbeelding 9) Als beschermingsrubbers worden aangebracht, deze over de gehele voorkant van de ondergrond aanbrengen.
• De ondergrond moet ten minste 150 mm boven de vloer zijn.
• Maak het apparaat aan zijn ondergrond vast met behulp van de funderingsbouten. (Gebruik vier in de handel verkrijgbare funder­ingsbouten, moeren en onderlegringen van het type M12.)
De funderingsbouten moeten 20 mm ingesto­ken worden
.
(Zie afbeelding 8)
1. Het product kan worden onderste-
und bij de vier hoeken
(Zie afbeelding 9)
1. Punt funderingsbout (φ15 dia. : 4 posities)
2. Diepte van product
20
Nederlands 5
Opmerking
• In het geval van een multi-systeem zijn er beperkingen voor wat betreft de aansluitvolgorde van de koelmiddelleidingen tussen de buitenunits. Zie de Opmerking in “2-1 Combinatie” voor meer details.
• Bij installatie op een dak, erop letten dat het dak stevig genoeg is en ervoor zorgen dat alle werkzaamheden waterdicht worden uitgevoerd.
• Zorg voor een goede afvoer van het gedeelte rondom het appa­raat door afvoergoten aan te brengen rondom de fundering. Soms wordt er door de buitenunit tijdens het functioneren afvoer­water naar buiten afgevoerd.
• Gebruik voor roestwering moeren met kunststof onderlegringen. Als de verf op moerverbindingen loslaat, wordt de roestwerende werking verminderd.
Kunsthars onderlegringen
6. KOELMIDDELLEIDINGEN
Opmerking
• Alle leidingen die ter plaatse worden aangelegd, moeten door een gekwalificeerd koeltechnicus worden gemonteerd. Deze leidin­gen moeten voldoen aan de ter plaatse geldende voorschriften.
• Nadat het leidingwerk voltooid is, onder geen omstandigheden de afsluiter openen totdat “7. BEDRADING BUITEN HET APPA­RAAT” en “10. CONTROLEREN VAN DE APPARATUUR EN DE INSTALLATIEOMSTANDIGHEDEN” voltooid zijn.
Gebruik geen vloeimiddel bij het solderen van de koelmiddelleidin­gen. Gebruik fosfor-koper soldeermetaal Cu93P-710/795: ISO 3677) (Vloeimiddel is erg schadelijk voor koelmiddelleidingystemen.
Wanneer bijvoorbeeld een vloeimiddel op basis van chloride wordt gebruikt zullen de leidingen corroderen en wanneer het vloeimiddel fluor bevat zal de koelmiddelolie worden aangetast.)
waarvoor geen vloeimiddel nodig is.
6-1 Keuze van het leidingmateriaal en de koelmid-
delaftakkingset
• Gebruik enkel leidingen die van binnen en van buiten schoon zijn en waarin zich geen schadelijke stoffen zoals zwaveloxidanten, vuil, snijolieresten, vocht of andere verontreiniging heeft verzameld. (Het aandeel vreemde bestanddelen in de leidingen zoals olies voor fabricage moet 30 mg/10 m of minder zijn.)
• Houd voor wat betreft de koelmiddelleidingen rekening met het volgende.
Materiaal: Naadloze fosfor-gedesoxideerde koperen leiding. Diameter: Zie “6-5 Aansluitvoorbeeld” om de juiste diameter
te bepalen. Dikte: Kies een dikte voor de koelmiddelleiding die voldoet aan de nationale en lokale wetgeving. De Koelmiddelleiding (gasleiding en vloeistofleiding) en koelmiddelaftakking moeten een ontwerpdruk van minstens 3,3 MPa hebben. Als dit niet bevestigd kan worden, gebruik dan de koelmid­delaftakkingset gekozen bij 6-5 Aansluitvoorbeeld. Bestaande leidingen moeten een ontwerpdruk van minstens 3,3 MPa hebben. Ga in het bijzonder na dat er geen roestvorming is en de dikte van de leidingen niet kleiner is dan de kleinste dikte hieronder. Ontlating (O type, 1/2H type) in de tabel geeft de materiaal­typen aan die gespecificeerd worden in JIS H 3300.
Ontlating O type
buitendiameter
kleinste dikte
* Bij buiging van 3×D of meer (D: Buitendiameter koelmiddelleiding)
Ontlating 1/2H type
buitendiameter
kleinste dikte
• Volg bij leidingwerkzaamheden de maximum toegestane lengte, hoogteverschil en lengte na een aftakking zoals aangegeven in “6-5 Aansluitvoorbeeld”.
φ19,1 φ22,2 φ25,4 φ28,6 φ31,8 φ34,9 φ38,1 φ41,3
(eenheid : mm)
φ6,4 φ9,5 φ12,7 φ15,9 φ19,1
0,4* 0,5* 0,7* 0,9* 1,0*
0,6 0,6 0,7 0,8 0,9 1,0 1,1 1,1
(BCuP-2: JIS Z 3264/B-
(eenheid : mm)
• Voor aftakkingen en verbinding van leidingen tussen buitenunits (in geval van een multi-systeem) is een koelmiddelaftakkingset (afzonderlijk verkocht) nodig. Gebruik enkel die items die precies overeenstemmen met de keuze-indicaties voor de koelmiddelaftakkingset in "6-5 Aanslu- itvoorbeeld".
• Als er taps toelopende leidingen worden gebruikt als aftakleidin­gen, moeten die worden vervangen.
• Als de diameter van de bestaande leidingen verschilt van die van buiten-/BS-/binnenunits, gebruikt u een ter plaatse gekochte onregelmatige mof.
6-2 Beveiliging tegen verontreiniging bij het
installeren van leidingen
Bescherm de leidingen om het binnendringen van vocht, stof en vuil, enz. in de leidingen te voorkomen.
Plaats Installatieperiode
Buiten
Binnen Ongeacht de periode
Opmerking
Wees speciaal voorzichtig om te voorkomen dat vuil of stof bin­nendringt bij het duwen van leidingen door gaten in muren en bij het naar buiten duwen van leidinguiteinden.
Meer dan een maand Leiding dichtklemmen Minder dan een maand
Beschermingsmethode
Leiding dichtklemmen of met tape afplakken
6-3 Aansluiten van de leidingen
• Zorg ervoor dat u bij het solderen stikstofpermutatie of stik-
stofinblazing uitvoert. (Zie afbeelding 11) Solderen zonder het uitvoeren van stikstofpermutatie of stik­stofinblazing in de leidingen veroorzaakt grote hoeveelheden oxidatiefilm in de leidingen dat afsluiters en compressoren in het koelsysteem nadelig beïnvloedt en normaal functioneren verhindert.
(Zie afbeelding 11)
1. Koelmiddel leidingen
2. Plaats van de soldeerverbinding
3. Stikstof
4. Tape
5. Handbedieningsventiel
6. Drukreduceerventiel
• De drukregelaar voor de bij het solderen in te blazen stikstof
moet ingesteld worden op ongeveer 0,02 MPa (0,2 kg/cm Voldoende voor het voelen van een lichte bries tegen uw wang).
Opmerking
Gebruik geen anti-oxidanten bij het solderen van leidingkop­pelingen. Leidingen kunnen door restanten verstopt raken waardoor apparatuur defect kan raken.
2
6-4 De koelmiddelleidingen aansluiten
1.
Richting voor het naar buiten brengen van de leidingen De lokale leidingen tussen de units kunnen aan de voorzijde of aan de zijkanten aangesloten worden (via de bodem naar buiten geleid worden), zoals getoond in afbeelding 12. (Bij het naar buiten leiden via de bodem moet u de uitdrukopening in het bodemframe gebruiken.)
(Zie afbeelding 12)
1. Aansluiting via linkerzijde
2. Aansluiting via voorzijde
3. Aansluiting via rechterzijde
Voorzorgsmaatregelen bij het uitboren van uitdrukopeningen.
• Open een uitdrukopening in het basisframe door de 4 holten eromheen met een 6 mm boor uit te boren. (Zie afbeelding 13)
(Zie afbeelding 13)
1. Uitdrukopening
2. Boor
3. Hol gedeelte
• Voorkom beschadiging van de behuizing.
• Na het uitkloppen van de openingen wordt het aanbevolen ruwe gedeelten bij te werken en deze te verven met reparatieverf om roestvorming te voorkomen.
• Bij het leiden van elektrische bedrading door de uitdrukopenin­gen, de bedrading met een pijp of moffen beschermen om besch­adiging van de bedrading te voorkomen.
:
6 Nederlands
Loading...
+ 24 hidden pages