• Dit document is een installatiehandleiding voor de Daikin Boostereenheid. Lees alvorens het apparaat te installeren deze handleiding aandachtig door en volg de aanwijzingen die daarin
worden aangegeven op. Laat na het installeren het apparaat
proefdraaien om te zien of het apparaat goed functioneert en
instrueer daarna de klant aan de hand van de gebruiksaanwijzing
in het gebruik en onderhoud van het apparaat.
• Maak tenslotte de klant er op attent deze handleiding tezamen
met de gebruiksaanwijzing op een veilige plaats te bewaren.
In deze handleiding wordt de wijze van installeren van de binnenunit
•
en de buitenunit niet beschreven.
Zie hiervoor de installatiehandleiding die is meegeleverd met de
binnenunit en de buitenunit.
1-1 Veiligheidsmaatregelen
Lees deze “Veiligheidsmaatregelen” zorgvuldig door voordat u de
boostereenheid installeert en zorg ervoor dat u het apparaat op de
juiste wijze installeert. Laat na het voltooien van de installatie het
apparaat proefdraaien om op fouten te controleren en instrueer de
cliënt in het gebruik en onderhoud van de boostereenheid aan de
hand van de bedieningshandleiding. Vraag de cliënt de installatiehandleiding en de bedieningshandleiding bij elkaar te bewaren,
zodat deze later opnieuw kunnen worden nagelezen.
Betekenis van de WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN mededelingen
WAARSCHUWING .. Het niet correct opvolgen van deze
VOORZORGSMAATREGEL ....Het niet correct opvolgen van
instructies kan ernstig lichamelijk letsel
of een dodelijk ongeval veroorzaken.
deze instructies kan schade
aan eigendommen of lichamelijk letsel tot gevolg hebben, dat ernstig kan zijn al
Boostereenheid
WAARSCHUWING
• Laat de installatie door uw dealer of door vakbekwaam personeel uitvoeren. Probeer de boostereenheid niet zelf te installeren. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische
schokken of brand tot gevolg hebben.
• Onderhoudspersoneel van de fabrikant of gelijkaardig geschoold
personeel moeten deze unit installeren.
• Installeer de boostereenheid conform de instructies van deze
installatiehandleiding. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage,
elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Neem, wanneer het apparaat in een kleine ruimte wordt geïnstalleerd, maatregelen om te voorkomen dat een weggelekte hoeveelheid koelmiddel de maximaal toegestane veilige hoeveelheid kan
overschrijden. Neem contact op met de plaats van aankoop voor
meer informatie. Een hoge concentratie koelmiddel in een gesloten
omgeving kan tot zuurstofgebrek leiden.
• Gebruik uitsluitend de voorgeschreven accessoires en onderdelen om het toestel te installeren.
Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens
installatie kan het omvallen van de unit, waterlekkage, elektrische
schokken of brand tot gevolg hebben.
• Installeer de boostereenheid op een fundering die sterk genoeg is
om het gewicht van het apparaat te kunnen dragen.
Op een te zwakke fundering kan de unit omvallen en lichamelijk
letsel veroorzaken.
• Houd bij het installeren van de unit rekening met natuurkrachten,
zoals harde wind, stormen of aardbevingen, waar van toepassing.
Wanneer hiermee tijdens de installatie geen rekening wordt
gehouden, kan dit tot gevolg hebben dat de unit omvalt en ongevallen veroorzaakt worden.
•
Zorg ervoor dat de unit wordt voorzien van een gescheiden voedingssysteem en dat al het werk aan elektrische bedrading wordt uitgevoerd door erkende elektriciens en conform de landelijk geldende
voorschriften en de instructies van deze installatiehandleiding. Onvoldoende capaciteit van de voeding en fouten in de bedrading kunnen
elektrische schrokken en brand tot gevolg hebben.
• Zorg ervoor dat alle bekabeling stevig is vastgezet, het juiste type
kabel wordt gebruikt en dat er op de aansluitpunten of kabels geen
druk wordt uitgeoefend. Verkeerd aangesloten of bevestigde kabels
kunnen abnormale warmteontwikkeling of brand veroorzaken.
• Leid, wanneer de voedingskabel en de besturingskabels aangesloten worden, de kabels zodanig dat het deksel van de besturingskast stevig bevestigd kan worden.
Als het deksel van de besturingskast niet goed bevestigd wordt,
kan gevaar voor elektrische schokken, brand of oververhitting van
de aansluitingen ontstaan.
• Als er tijdens installatie koelmiddelgas ontsnapt, dient de ruimte
onmiddellijk goed gelucht te worden. Als het koelmiddelgas tot
ontbranding komt, kunnen er giftige gassen vrijkomen.
• Controleer na het voltooien van de installatie of er geen lekkage
van koelmiddelgas is. Er kunnen giftige gassen vrijkomen als
koelmiddelgas weglekt en dit in contact komt met warmtebronnen, zoals gasfornuizen, kookplaten of verwarmingstoestellen
met warmtespiralen.
• Schakel de unit uit alvorens elektrische onderdelen aan te raken.
• Raak koelmiddel dat is weggelekt uit koelmiddelleidingen of uit
andere plaatsen niet aan, aangezien het gevaar bestaat voor
bevriezingsverschijnselen.
• Laat kinderen niet op de buitenunit klimmen en plaats geen voorwerpen op de unit. Als de unit losraakt en valt, kan dit letsel veroorzaken.
•
De boostereenheid moet geaard worden.
Aard de unit niet aan een gas- of waterpijp, bliksemafleider of
telefoon-aardkabel. Onvoldoende aarding kan elektrische
schokken of brand veroorzaken. Een plotselinge schok van
inslaande bliksem of iets anders kan de boostereenheid beschadigen.
• Installeer altijd een aardlekschakelaar. Het niet plaatsen van een
aardlekschakelaar kan gevaar voor elektrische schokken of brand
tot gevolg hebben.
VOORZORGSMAATREGEL
• Installeer volgens de aanwijzingen van deze installatiehandleiding
afvoerleidingen om voor goede afvoer te zorgen en isoleer leidingen
om condensvorming te voorkomen.
Installatiehandleiding
naar gelang de omstandigheden.
Nederlands1
Page 4
Het op verkeerde wijze aanleggen van de afvoer kan waterlekkage
binnenshuis en schade aan eigendommen tot gevolg hebben.
• Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel en de tussenliggende bedrading op tenminste 1 meter afstand van televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen. (Een
afstand van 1 meter kan afhankelijk van de ontvangen signaalsterkte
niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
• Installeer de boostereenheid niet op de volgende plaatsen:
1. Waar er een hoge concentratie is van minerale oliespray of stoom
(zoals bijv. in een keuken).
Plastic onderdelen kunnen worden aangetast, onderdelen kunnen losraken en er kan waterlekkage ontstaan.
Waar bijtende gassen voorkomen, zoals zwavelzuurgas.
2.
Aantasting van koperen leidingen of gesoldeerde verbindingen
kan lekkage van koelmiddel tot gevolg hebben.
3. In de buurt van machines die elektromagnetische straling opwek-
ken. Elektromagnetische straling kan de werking van het besturingssysteem beïnvloeden en storingen in de unit veroorzaken.
4. Waar ontvlambare gassen vrijkomen, waar koolstofvezel of ont-
vlambare stoffen in de lucht hangen, of waar licht ontvlambare
materialen voorkomen, zoals verfverdunner of benzine.
Het gebruik van de unit onder dergelijke omstandigheden kan
brand tot gevolg hebben.
5. In voertuigen, schepen of op andere plaatsen waar trillingen zijn
of waar de boostereenheid kan verschuiven.
De boostereenheid kan foutief functioneren of zuurstofgebrek
veroorzaken wanneer er koelmiddel lekt.
6. Op plaatsen met sterke voltageschommelingen.
De boostereenheid kan dan foutief werken.
7. Op plaatsen waar een opeenhoping is van afgevallen bladeren of
op plaatsen met dichte onkruidbegroeiing.
8. Op plaatsen waar kleine dieren beschutting zoeken.
Als kleine dieren in contact komen met de elektrische onderdelen, kan dit een defect, rook of brand veroorzaken.
• De boostereenheid is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel
explosieve omgeving.
1-2 Speciale mededeling over het product
Deze boostereenheid valt onder de term “apparaten niet voor algemeen publiek”.
[CLASSIFICATIE]
• Deze boostereenheid valt onder de term “apparaten niet voor algemeen publiek”.
• Volg de ombouw die aangesloten moet worden voor de klimaatklasse.
[EMC KARAKTERISTIEKEN]
Dit systeem is een klasse A product. In een huishoudelijke omgeving
kan dit apparaat radiostoring veroorzaken in welk geval de gebruiker
genoodzaakt kan zijn passende maatregelen te nemen.
[KOELMIDDEL]
Belangrijke informatie over het gebruikte koelmiddel
Dit product is in de fabriek gevuld met N2.
Het koelsysteem zal gevuld worden met gefluoreerde broeikasgassen die
onder het Kyoto-protocol vallen. Laat de gassen niet vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A
(1)
GWP
waarde: 1975
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel)
∗ Waarden zijn aangegeven in F-gas voorschriften (EC) No.842/2006,
Bijlage I, Delen 1 en 2.
• Bij het R410A koelmiddel zijn strenge voorzorgen vereist om het systeem schoon, droog en gasdicht te houden.
Lees het hoofdstuk “KOELMIDDELLEIDINGEN” aandachtig door en
volg de daarin beschreven procedures nauwgezet op.
A.Schoon en droog
Wees voorzichtig dat geen vreemde bestanddelen (inclusief
minerale oliën zoals SUNISO olie of vocht) in het systeem
terechtkomen.
B.Gasdicht
Zorg er tijdens het inbouwen voor het systeem gasdicht te houden.
R410A bevat geen chloor, tast de ozonlaag niet aan en doet geen
afbreuk aan de bescherming van de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling. R410A kan een weinig bijdragen aan het broeikaseffect wanneer het vrijkomt.
• Aangezien R410A een gemengd koelmiddel is, moet de hoeveelheid
koelmiddel die moet worden bijgevuld in vloeibare vorm bijgevuld
worden. Als het koelmiddel in gasvorm wordt bijgevuld, verandert de
samenstelling en zal het systeem niet juist werken.
[ONTWERPDRUK]
Omdat de ontwerpdruk 3,8 MPa of 38 bar is (voor de R407C units:
3,3 MPa of 33 bar), moet de wanddikte van de leidingen nauwkeurig
worden gekozen in overeenstemming met de geldende plaatselijke
en landelijke wetgeving.
1-3 Vereisten voor verwijdering
Ontmanteling van het apparaat en behandeling van het koelmiddel,
de olie en andere onderdelen, moet gebeuren overeenkomstig de
geldende landelijke en plaatselijke wetgeving.
2.VOOR INSTALLATIE
VOORZORGSMAATREGEL
•
Zie voor het installeren van de binnenunit en de buitenunit de installatiehandleiding die is meegeleverd met de binnenunit en de buitenunit.
• Voor het installeren van het product zijn optionele accessoires
vereist. Zie de informatie over optionele accessoires.
2-1 Standaard meegeleverde accessoires
De volgende accessoires zijn meegeleverd. De opbergplaats van de
accessoires wordt getoond in afbeelding.
Opemerking
Geen van de accessoires weggooien voordat de installatie voltooid is.
NaamKlemHandleiding
Hoeveelheid3 stuks1 stuk1 stuk
Vor m
Naam
Hoeveelheid1 stuk4 stuks
Vor m
Condenswater-
opvangbak
Installatiehan
dleiding
Openingdop
2-2 Voorbeeld van de systeemconfiguratie
NaamBuitenunitBoostereenheid
Vor m
Binnenunit
Naam
Vor m
Naam
Vor m
Airconditioner
Binnenunit
Vriezer
Blaasconvector
BlaasconvectorOmbouw
Ombouw
Koeling
Bedie-
ningspa-
neel
(ont-
dooien)
Waarsc h
uwingsp
aneel
Afvoermof
Afstandsbedi
ening (voor
air
conditioner)
2Nederlands
Page 5
<Wanneer geïnstalleerd
als één enkele unit>
< Wanneer geïnstalleerd in serie >
1, 2
1 Installatiehandleiding
2 Klemmen
2-3 Beperkingen voor de binnenunit
• De ontwerpdruk voor de binnenunit is 2,5 MPa of meer.
• Monteer een R410A mechanische thermostatische expansieklep
op elke binnenunit.
• Isoleer het voelerblok van de mechanische thermostatische
expansieklep.
• Monteer een R410A solenoïdeklep aan de primaire zijde van de
hierboven beschreven mechanische thermostatische expansieklep (max. differentiële bedrijfsdruk van 3,5 MPa [35 bar] of
meer) voor elke binnenunit.
• Monteer een filter op de primaire zijde van de hierboven beschreven solenoïdeklep voor elke binnenunit. Bepaal de filtermaas op
basis van de maat opgegeven voor de gebruikte solenoïdeklep en
de mechanische thermostatische expansieklep.
• Leid het pad naar de warmtewisselaar van de binnenunit zodanig
dat de koelmiddelstroom van boven naar beneden loopt.
• Bij het installeren van meerdere binnenunits moet u deze op hetzelfde niveau installeren.
• Gebruik het ontdooien met de elektrische verwarmer als het ontdooitype. Modellen met heet-gas ontdooien kunnen niet worden
gebruikt.
3.EEN LOCATIE KIEZEN
Kies een plaats voor installatie die voldoet aan de volgende condities. Verkrijg toestemming van de klant.
1. Er kan geen brandgevaar ontstaan als gevolg van lekkage van
ontbrandbare gassen.
2. Monteer het apparaat op een zodanige plaats dat het geluid dat
het apparaat produceert geen overlast bezorgt.
3. De fundering is sterk genoeg om het gewicht van het apparaat te
dragen en de vloer waarop het apparaat wordt gemonteerd is vlak
om trillingen en, als gevolg daarvan, geluidsoverlast te voorkomen.
4.
De lengte van de leiding tussen de boostereenheid en de binnenunit of
tussen de boostereenheid en de buitenunit kan de toegestane leidinglengte niet overschrijden. (Zie
5. Wanneer de buitenunit geïnstalleerd wordt, installeer deze bij
voorkeur op een plaats die niet aan regen is blootgesteld.
6. De ruimte rondom het apparaat moet voldoende zijn voor het uitvoe-
ren van onderhoud en de minimale ruimte voor luchtaanvoer en
luchtafvoer moet beschikbaar zijn. (Zie de “Voorbeelden van installatieruimte” voor de minimum ruimtevereisten.)
Voorbeelden van installatieruimte
• Bij het inbouwen, de units installeren aan de hand van de meest
geschikte van de patronen aangegeven in onderstaande afbeelding voor de plaats in kwestie en houd daarbij rekening met personenverkeer en wind.
• Voor wat betreft de ruimte aan de voorzijde van de unit, bij het
installeren van de units rekening houden met de benodigde
ruimte voor de lokale koelmiddelleidingen.
• Als de werkcondities in onderstaande afbeelding niet van toepassing
zijn, rechtstreeks contact opnemen met uw dealer of met Daikin.
"6. KOELMIDDELLEIDINGEN
”)
Leidinggleuf
VoorkantVoorkant
≥500mm
≥200mm≥200mm
≥500mm
≥500mm≥500mm
≥500mm≥500mm
Boostereenheid
≥500mm≥500mm
VOORZORGSMAATREGEL
Voeding
Voeding
Voeding
Bedieningspaneel
Ombouw
Boostereenheid
1
1
,
,
5m of meer
5m of meer
1,5m of meer
Unitkoeler
Bedieningspaneel
Alarmpaneel
of meer
5m
,
1
5m oof meer
,
1
Voeding
5m of meer
,
1
5m
,
1
Binnenunit
of meer
1m of meer
1m of meer
1,5m
,5m of meer
1
1,5m of meer
Afstands
bediening
of meer
Voeding
1. Een inverter boostereenheid kan elektronische ruis veroorzaken
in AM-uitzendingen. Kies zorgvuldig de plaats uit voor de boostereenheid en de bekabeling en houd voldoende afstand tot stereoapparatuur, personal computers enz.
In het bijzonder voor plaatsen met een zwakke ontvangst, ervoor
zorgen dat er een afstand is van tenminste 3 meter voor binnenshuisafstandsbedieningen, de voedingsbedrading en besturingsbedrading in buizen plaatsen en de buizen aarden.
2. Als condenswater op een trap (of een stoep) zou kunnen vallen,
afhankelijk van de conditie van de vloer, een maatregel nemen zoals
de installatie van een afvoerbakset (afzonderlijk verkrijgbaar).
3. Het koelmiddel R410A is op zichzelf niet giftig, niet brandbaar en
onschadelijk. Wanneer er echter koelmiddel uit een installatie
weglekt, kan de concentratie koelmiddel in de betreffende ruimte
de toegestane concentratie overschrijden (afhankelijk van de
grootte van de ruimte). Als gevolg hiervan is het misschien nodig
maatregelen te nemen tegen lekkage.
Zie “Technische gegevens” voor bijzonderheden.
4.PLAATSEN VAN HET APPARAAT
4-1 Hantering van de unit
1.
Bepaal de transportroute.
2. Als de unit wordt opgehesen, een stoffen draagriem gebruiken
om beschadiging van de unit te voorkomen. Houd rekening met
de volgende punten en hang de unit op volgens de procedure
aangegeven in onderstaande afbeelding.
• Gebruik de riemen die het gewicht van het product kunnen
dragen.
• Til de unit met 2 riemen van tenminste 4 m lang.
• Plaats beschermingsdoeken waar de riemen contact hebben
met de behuizing.
• Til het product met de holte in de positie van het zwaartepunt.
Indien de hendel van de unit gebruikt wordt, draag de unit traag.
Draagriem
Draagriem
Beschermingsdoek
Hendel
Hang aan de rand
van de bodemplaat.
Nederlands3
Page 6
4-2 Installatie van de unit
• Zorg ervoor dat het apparaat geïnstalleerd wordt op een voldoende stabiele en stevige ondergrond om trillingen en lawaai te
voorkomen.
•
Maak het apparaat aan zijn ondergrond vast met behulp van de
funderingsbouten. (Gebruik vier in de handel verkrijgbare funderingsbouten, moeren en onderlegringen van het type M8.)
• De funderingsbouten moeten 20 mm ingestoken worden.
4. Sluit de slang aan op de afvoermof met behulp van een commer-
ciële plastic slang (Binnendiam. 25 mm) en een slangring. Indien
de slang lang is en hangt, zorg ervoor dat deze in het midden niet
doorbuigt.
4 Afvoermof
Haal het weg naar
20
Indien een afvoerslang direct op de boostereenheid wordt geïnstalleerd, reserveer ruimte zoals hierboven beschreven.
beneden
Boostereenheid
Afvoerslang
≥300mm
Voor koelkast
20
680
650
320
180
Afmeting van boostereenheid
en funderingsboutpositie
(Unit : mm)
Opemerking
Bij installatie op een dak, er op letten dat het dak stevig genoeg is en
•
ervoor zorgen dat alle werkzaamheden waterdicht worden uitgevoerd.
• Zorg voor een goede afvoer van het gedeelte rondom het apparaat door afvoergoten aan te brengen rondom de fundering.
Soms wordt er door de boostereenheid tijdens het functioneren
afvoerwater naar buiten afgevoerd.
• Als de boostereenheid in normale mate
bestendig is tegen een zilte omgeving,
moet u moeren met kunststof onderlegringen gebruiken om het apparaat aan
de funderingsbouten te bevestigen (zie
de afbeelding rechts hiernaast). Het
roestbestendige effect van de moer
gaat verloren als de beschermlaag op het aantrekgedeelte van de
moer loslaat.
Gebruik de afvoerbakset bij gebruik binnenshuis. <Model> BWC63A2
•
Zorg dat er voldoende afvoer wordt geleverd door de richtlijnen hieronder te volgen als noodzakelijk voor gebruik buitenshuis.
Kunststof
onderlegringen
4-3 Afvoering van de unit
• Voor afvoerwerk van de unit, installeer leidingen om te zorgen
voor een volledige afvoer.
• Er kan condensatie gevormd worden op het bodemframe afhankelijk van de toestand van de installatielocatie.
Indien de unit geïnstalleerd wordt op een locatie met slechte
afvoer, installeer een extra afvoerbak (optionele accessoire).
• Controleer de afvoer van de afvoerbak nadat het installatiewerk
voltooid is om ervoor te zorgen dat het water vlot stroomt.
4-4 Installatieprocedure
1.
Plaats de afvoerhouder aan
de bovenkant van de punt
van de afvoermof.
2. Plaats de afvoermof in
afvoeropening A van het
bodemframe van de unit en
draai ongeveer 40 graden
met de klok mee.
3. Steek openingdoppen in de
andere afvoeropeningen (BE) van de onderkant om
waterlekkage te voorkomen.
Afvoermof
BD
A 2
C
Positie afvoeropening
1 Condenswater opvangbak
E
3 Openingdop
5.KOELMIDDELLEIDINGEN
Voor installateurs van leidingen
• Gebruik geen vloeimiddel bij het solderen en aansluiten van de
koelmiddelleidingen. Gebruik fosfor-koper soldeermetaal (BCuP-
2) waarvoor geen vloeimiddel vereist is. Vloeimiddel op chloorbasis veroorzaakt corrosie van de leidingen. Als dit bovendien fluor
bevat, heeft het vloeimiddel een nadelige invloed op de koelmiddelleidingen, zoals aantasting van de koelcompressorolie.
VOORZORGSMAATREGEL
• Alle leidingen buiten het apparaat moeten door een erkende koelinstallatiemonteur worden geïnstalleerd en moeten voldoen aan
de plaatselijke en nationale wetgeving.
[Voorzorgsmaatregelen bij hergebruik van bestaande koelleidingen/warmtewisselaars]
Neem de volgende punten in acht bij hergebruik van bestaande
koelleidingen/warmtewisselaars.
Dit om een defect als gevolg van foutief functioneren te voorkomen.
• Gebruik bestaande leidingen niet in de volgende gevallen.
Gebruik in deze gevallen nieuwe leidingen.
• De maat van de leidingen is verschillend.
• De sterkte van de leidingen is onvoldoende.
• De compressor van de voorheen gebruikte boostereenheid
heeft een defect veroorzaakt. Er bestaat kans op een schadelijke invloed van resterende bestanddelen, zoals oxidatieresten
van koelmiddelolie en andere afzettingen.
• Als de binnenunit of buitenunit langdurig van de leidingen los-
gekoppeld is geweest. Er bestaat kans op binnendringen van
water en stof in de leidingen.
• De koperleiding is gecorrodeerd.
Het koelmiddel van de voorheen gebruikte boostereenheid was
•
een ander koelmiddel dan R410A (bijv. R404A / R507 of R407C).
Er bestaat kans op vervuiling van het koelmiddel door heterogeniteit.
• Als er gelaste verbindingen op de lokale leidingen zijn, moet u de
gelaste verbindingen op gaslekkage controleren.
• Zorg dat de verbindingsleidingen geïsoleerd worden.
De temperatuur van de vloeistof- en gasleidingen is als volgt:
Minimale ingaande temperatuur van vloeistofleiding:
5°C (Voor buitenunit)
-10°C (Naar binnenunit)
Minimale ingaande temperatuur van gasleiding:
-45° (Voor binnenunit)
100°C (Naar buitenunit) (Max. temperatuur)
Als de dikte van het isolatiemateriaal onvoldoende is, moet u
extra isolatiemateriaal gebruiken of het bestaande isolatiemateriaal vernieuwen.
• Vernieuw het isolatiemateriaal als dit versleten is.
Neem de volgende punten in acht bij hergebruik van bestaande
warmtewisselaars
• Apparaten met een lage ontwerpdruk (dit product is een R410A
unit) vereisen een lage-trap ontwerpdruk van 2,5 MPa
[25 bar].
• Apparaten waarbij het pad naar de warmtewisselaar zo loopt dat
het koelmiddel van beneden naar boven stroomt.
• Apparaten met koperen buizen of een verroeste ventilator.
• Apparaten die vervuild zijn met vreemde bestanddelen zoals afval
of vuil.
4Nederlands
Page 7
5-1 Uitkiezen van het leidingmateriaal
•
Gebruik leidingen die van binnen en buiten schoon zijn en waarin zich geen schadelijke stoffen zoals zwavel, oxide, vuil, leidingstukjes, olie, vet en water hebben verzameld.
De kleefolie in de leidingen mag niet meer bedragen dan 30 mg per 10 m.
• Gebruik het volgende type koelmiddelleiding.
Materiaal: Naadloze fosfor gedesoxideerde koperleiding (C1220T-O voor een maximale buitendiameter van 15,9 mm en C1220T-1/2H voor
Maat en wanddikte van koelmiddelleiding: Bepaal de maat en de wanddikte aan de hand van de volgende tabel.
(Dit product maakt gebruik van R410A. De weerstandsdruk van het O type kan onvoldoende zijn wanneer deze wordt gebruikt voor
leidingen met een minimumdiameter van 19,1 mm. Gebruik daarom het 1/2 H type met een minimumdikte van 1,0 mm.
Als het O type wordt gebruikt voor leidingen met een minimumdiameter van 19,1 mm, is een minimumdikte van 1,2 mm vereist. In
dat geval moeten alle verbindingen gesoldeerd worden.)
• Bij het leggen van de leidingen moeten de waarden aangegeven in de volgende tabel worden aangehouden.
<Leidingdiameter koelmiddel>
LCBKQ3AV1(E)
<Leidinglengte koelmiddel en toelaatbaar hoogteverschil>
Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit voor de binnenunit.
(Opmerking 1)
Inlaat vloeistofleiding (Hoofdvloeistofleiding tussen boostereenheid en
buitenunit)
Uitlaat vloeistofleiding (tussen boostereenheid en koelombouw)
Zuigleidingleiding (tussen boostereenheid en koelombouw)
Afvoerleiding (Hoofdgasleiding tussen boostereenheid en buitenunit)
(Opmerking 2)
Indien de diameter van de aansluitingsleiding van de koelombouw die van
de aftakleiding weergegeven in de tabel aan de linkerkant overschrijdt,
installeer dan leiding nabij de koelombouw.
Tussen boostereenheid en koel
ombouw (equivalente lengte)
Max. hoogteverschil tussen boostereenheid
en koelombouw (zie de rechterafbeelding)
<Voorbeeld van leidingaansluiting>
Binnenunit
(Airconditioner)
c
a
Buitenunit
Koeling
ombouw
gf
b
a + b + c + d ≤ 130m (d is d1, d2 of e om het even welke
langer is)
g ≤ 30m (d is d1, d2, of e om het even welke langer is)
b + f ≤ 30m
b + c + d ≤ 30m
i ≤ 30m
0 ≤ H ≤ 10m (Zie de rechterafbeelding)
<Aantal aansluitingen van boostereenheid >
Max aantal aansluitingen
van boostereenheid
Boosterenheid
ii
Unitkoeler
(Koeling)
e
Ombouw
vriezer
d1
Boosterenheid
Ombouw
H
Knippert
LRYEQ16AY1
2
Boosterenheid
Ombouw
vriezer
d2
Nederlands5
Page 8
5-2 Beveiliging tegen verontreiniging bij het
n
installeren van leidingen
Bescherm de leidingen om het binnendringen van vocht, stof en vuil,
enz. in de leidingen te voorkomen.
PlaatsInstallatieperiodeBeschermingsmethode
Buiten
BinnenOngeacht de periode
Meer dan een maandLeiding dichtklemmen
Minder dan een maand
Leiding dichtklemmen of
met tape afplakken
Opemerking
Wees speciaal voorzichtig om te voorkomen dat vuil of stof binnendringt bij het duwen van leidingen door gaten in muren en bij het naar
buiten duwen van leidinguiteinden.
5-3 Aansluiten van de leidingen
•
Zorg ervoor bij het solderen stikstofpermutatie of stikstofinblazing uit te
voeren.
Koelmiddelleiding
Plaats voor
solderen
Stikstofgas
Tape
Praktische afsluiter
Solderen zonder het uitvoeren van stikstofpermutatie of stikstofinblazing in de leidingen veroorzaakt grote hoeveelheden oxidatiefilm in
de leidingen dat afsluiters en compressoren in het koelsysteem
nadelig beïnvloedt en normaal functioneren verhindert.
• De drukregelaar voor de stikstof die ontsnapt wanneer het solderen wordt uitgevoerd, moet op 0,02 MPa worden ingesteld (ongeveer 0,2 kg/cm
2
: deze druk is zodanig dat u de stikstof licht tegen
uw wang voelt blazen).
Opemerking
Gebruik geen anti-oxidanten bij het solderen van leidingkoppelingen.
Leidingen kunnen door restanten verstopt raken waardoor apparatuur defect kan raken.
Regelaar
Stikstofgas
Plaats de leiding
zodanig dat ze
schuin naar
beneden loopt.
A
Vloeistofleiding
uitlaat
Hoofdgasleiding
van buitenunit
(koeling)
Sluit aan van het bovendeel
van de hoofdleiding
Om te voorkomen dat olie en
vloeibaar koelmiddel binnenstroomt
van de hoofdleiding wanneer de
boosterunit gestopt wordt
Koeling
ombouw
Radpleeg de
buisdiameter
van de ombouw
B Uitlaat
vloeistofleiding
C Zuig
leiding
Boostereen-
heid
De leidinglengte zam 30 m of minder zijn.
D Afvoermeiding
• Creëer een afsluitinrichting op de gasleiding op 5 m intervallen
indien de buitenunit zich boven de boostereenheid bevindt (om te
zorgen voor een vlotte terugkeer van olie in de stijgleiding (Zie
Afbeelding 1 hieronder).
• Creëer een afsluitinrichting op de gasleiding op 5 m intervallen
indien de boostereenheid zich onder de buitenunit bevindt (om te
zorgen voor een vlotte terugkeer van olie in de stijgleiding (Zie
Afbeelding 2 hieronder)..
Wanneer de
12
koelombouw onder de
boostereenheid is
Creëer een afsluitinrichting
Koelombouw
Boosterenheid
Over
Wanneer de
buitenunit boven de
boostereenheid it
5m
Creëer een
afsluitinrichting
Boostereenheid
B
uitenunit
Over
5m
Gebruik van de afsluiters
Volg de onderstaande aanwijzingen op wanneer u de afsluiters bedient.
VOORZORGSMAATREGEL
• De afsluiter niet openen totdat alle stappen aangegeven in
” 6-4 Controleren van de apparatuur en de installatiecondities"
voltooid zijn. Laat de afsluiter niet openstaan zonder dat de stroom is
ingeschakeld, want anders kan er koelmiddel in de compressor condenseren en kan vroegtijdige slijtage van het hoofdstroomcircuit worden veroorzaakt.
• Zorg dat u het speciaal gereedschap gebruikt voor het werken
aan de afsluiter. De afsluiter is niet van een type met achterste
klepzitting. Wanneer te veel kracht wordt uitgeoefend, kan de
afsluiter beschadigd raken.
• Gebruik een vulslang wanneer u de onderhoudsaansluiting
gebruikt.
• Controleer of er geen lekkage van koelmiddelgas is nadat de
afdekking en de dop van de afsluiter stevig zijn bevestigd.
5-4 De koelmiddelleidingen aansluiten
VOORZORGSMAATREGEL
• Sluit geen onsite leiding aan op een incorrecte leiding. Een verkeerde aansluiting zal een defect veroorzaken.
Verwijder de leidinggleufdop voor u de leiding aansluit.
A Inlaat vloeistofleiding
Sluit de leiding aan op de vloeistofleiding
(koeling) van de buitenunit.
B Uitlaat vloeistofleiding
Sluit de leiding aan op de vloeistofleiding
van de koelombouw.
C Zuigleiding
Sluit de leiding aan op de gasleiding
van de koelombouw.
D Afvoerleiding
Sluit de leiding aan op de gasleiding
(koeling) van de buitenunit.
• Zorg ervoor dat de onsite leiding geen contact heeft met andere
leidingen, met het bodemframe en de zijkant van het product.
Voorzorgsmaatregelen voor leidingen
• Sluit de leiding altijd aan binnen het bereik van de max. toelaatbare leidinglengte en het toelaatbare hoogteverschil.
• Buig de leiding om rekening te houden met een mogelijk grotere
diameter. Buig de leiding niet herhaaldelijk.
• Installeer een meterkoppelstuk om de druksensor op de inlaat- en
uitlaatleidingen van de boostereenheid te installeren bij het aansluiten van het AIRNET-systeem (Raadpleeg de Onderhoudshandleiding voor meer details).
〈Aantrekkoppel〉
Controleer aan de hand van de volgende tabel de maten van de
afsluiters van elk model en de aantrekkoppelwaarden van de betreffende afsluiters.
Maten van afsluiters
Afsluiter vloeistofzijdeφ9,5
Afsluiter gasaanvoerzijdeφ9,5
Onderhoudsaansluiting
Afsluiterafdekki
Zeshoekig gat
Afdichtingsgedeelte
Spindel
Aantrekkoppel N•m (rechtsom sluiten)
Maten van
afsluiters
φ9,55.4~6.5
Spindel (afsluiterhuis)
Inbussleutel:
4mm
Afsluiterafdekking
13.5~16.511.5~13.9
Onderhoudsaansluiting
〈Aanwijzingen voor openen〉
1. Verwijder de afsluiterafdekking en draai de spindel met een inbussleutel linksom.
2. Draai de spindel totdat deze niet meer verder gaat.
3. Maak de afsluiterafdekking stevig vast. Zie de bovenstaande tabel
voor de aantrekkoppels die bij de verschillende maten horen.
6Nederlands
Page 9
Aanwijzingen voor sluiten〉
e
1. Verwijder de afsluiterafdekking en draai de spindel met een inbussleutel rechtsom.
2. Draai de spindel totdat de spindel in contact komt met het afdichtingsgedeelte van de afsluiter.
3. Maak de afsluiterafdekking stevig vast. Zie de bovenstaande
tabel voor de aantrekkoppels die bij de verschillende maten
horen.
〈Voorzorgsmaatregelen bij het werken aan de afsluiterafdekking〉
• Wees voorzichtig dat het afdichtingsgedeelte niet wordt beschadigd.
• Bij de montage van de afsluiterafdekking moet schroefborgmiddel
op de schroefdraad worden aangebracht.
• Breng geen schroefborgmiddel (voor gebruik met wartelmoeren)
op het afdichtingsgedeelte aan.
• Zorg dat de afsluiterafdekking stevig wordt vastgedraaid nadat de
afsluiter is ingesteld. Zie “Gebruik van de afsluiters” voor de
aantrekkoppels van de afsluiters.
Kunststof haak
Breng een schroefborgmidd
Afsluiterafdekking
aan
Afsluiter
Onderdeel van montag
Afdichtingsgedeelte
van afsluiterafdekking.
Breng geen schroefborgmiddel
aan
〈Voorzorgsmaatregelen bij het werken aan de onderhoudsaansluiting〉
• Gebruik een vulslang met een drukstang bij het werken aan de
onderhoudsaansluiting.
• Bij de montage van de dop moet schroefborgmiddel op de
schroefdraad worden aangebracht.
• Breng geen schroefborgmiddel (voor gebruik met wartelmoeren)
op het afdichtingsgedeelte aan.
• Maak de dop stevig vast nadat de werkzaamheden zijn voltooid.
Zie “Gebruik van de afsluiters” voor het aantrekkoppel van de
dop.
Dop
Afdichtingsgedeelte
Breng geen
schroefborgmiddel aa
Kunststof haak
Breng een
schroefborgmiddel aan
VOORZORGSMAATREGEL
Breng een schroefborgmiddel op het afsluiterafdekking-montagedeel en de schroefdraad van de onderhoudsaansluiting aan.
Het is anders mogelijk dat er condenswater binnendringt en bevriest.
Dit kan tot gevolg hebben dat koelmiddelgas lekt of de compressor
foutief werkt omdat de dop vervormd of beschadigd wordt.
getoond in de rechterafbeelding.
Controleer of er lerkgebieden zijn in het geval van een drukverlies.
• Vacuümdrogen - Zie de installatieleiding van de buitenunit.
Afsluiterpoort
vloeistofzijde
Poort A
5-6 Warmte-isolatie voor leidingen
• Zorg dat de verbindingsleidingen en leidingaftakkingen op de
afvoerzijde, zuigzijde en vloeistofzijde altijd geïsoleerd zijn.
De temperatuur van de vloeistof- en gasleidingen is als volgt:
Minimale ingaande temperatuur van vloeistofleiding:
5°C (Voor buitenunit)
-10°C (Naar binnenunit)
Minimale ingaande temperatuur van gasleiding
• Gebruik een afvoerleiding met een hotteweerstand van 120°C of
meer gezien zijn meximum temperatuur ongeveer 100°C bereikt.
Gebruik een zuigleiding en vloeistofleiding met een hitteweerstand van 80°C als de standaard specificatie.
• Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit voor de
binnenunitzijde.
Isolatie (niet bijgeleverd)
Inlaat vloeistofleiding
(tussen boostereenheid
en hoofdvloeistofleiding)
Uitlaat vloeistofleiding
(tussen boostereenheid
en koelombouw)
Zuigleiding
Isolatie (niet bijgeleverd)
Sluit de leiding aan tot op de
koppeling zodat de leiding
niet blootgesteld wordt.
(Hittebestendig: 120ºC of meer)
VOORZORGSMAATREGEL
• Isoleer altijd de leidingkoppeling voor onsite leidingen.
(Een blootgestelde leiding kan condensvorming veroorzaken en
verbranden door contact).
Afvoerleiding
5-5 Lektest / Vacuümdrogen
Zorg ervoor dat de volgende test werden uitgevoerd na het leidingwerk.
• Controleer dat de afsluiters aan de gasaanvoer- en vloeistofzijde
open zijn.
• Lektest - Gebruik altijd het stikstofgas.
Breng het hogedrukgedeelte (vloeisofzijde) naar de ontwerpdruk
(3,8MPa) van de buitenunit en het lagedrukgedeelte (zuigzijde)
naar de ontwerpdruk (2,5MPa) van de binnenunit (niet meegeleverd).
In dit geval, zullen ze geaccepteerd worden indien geen drukverlies gevonden wordt gedurende 24 uur via onder druk brengen
van minstens 5 minuten van poort A en de the vloeistofafsluiter
Nederlands7
Page 10
6.BEDRADING BUITEN HET APPARAAT
Voor elektrische installateurs
• Installeer altijd een aardlekschakelaar. In het product is een
omzetter ingebouwd. Om defect raken van de aardlekschakelaar
te voorkomen, moet de aardlekschakelaar bestand zijn tegen harmonische interferentie.
• Gebruik de boostereenheid niet voordat de aansluiting van de
koelmiddelleidingen voltooid is, omdat anders de compressor
defect kan raken.
• Verwijder nooit elektrische onderdelen zoals thermistors of sensors bij het aansluiten van de voedingsbedrading of de besturingsbedrading. De kans bestaat dat de compressor defect raakt
als de boostereenheid gebruikt wordt terwijl dergelijke elektrische
onderdelen verwijderd zijn.
VOORZORGSMAATREGEL
• Alle bekabeling buiten het apparaat en alle componenten moeten
door een erkend elektrotechnisch installateur worden geïnstalleerd en moeten voldoen aan de ter plaatse en landelijk geldende
voorschriften.
• Gebruik een schone leiding. Gebruik nooit een voedingsbron die
gedeeld moet worden met een ander apparaat.
• Installeer nooit een faseversnellingscondensator. Aangezien dit
apparaat is uitgerust met een gelijkstroom-wisselstroom omzetter, zal door het installeren van een faseversnellingscondensator
niet alleen het effect van de verbetering van de vermogensfactor
tenietgedaan worden, maar kan dit ook ongevallen veroorzaken
door oververhitting van de condensator als gevolg van hoogfrequente trillingen.
• Begin pas met werkzaamheden aan de bedrading nadat de voeding is uitgeschakeld.
• Aard draden altijd overeenkomstig de plaatselijke en landelijke
voorschriften.
• Dit apparaat is uitgerust met een gelijkstroom-wisselstroom
omzetter. Monteer een aardlekschakelaar voor het elimineren van
overlast op andere apparatuur door vermindering van storing die
door de omzetter wordt geproduceerd en om te voorkomen dat
door lekstromen de behuizing van het apparaat onder stroom kan
komen te staan.
• Aard de installatie nooit op gasleidingen, afvoerpijpen, bliksemafleiders of telefoonaardingskabels.
Gasleidingen: kunnen ontploffen of in brand raken als er een
gaslek is.
Afvoerpijpen: Bij gebruik van leidingen van hard plastic is geen
aardingseffect mogelijk.
Telefoonaardingskabels en bliksemafleiders: gevaarlijk wanneer deze door de bliksem worden getroffen als gevolg van een
abnormale toename van elektrisch potentiaal in de aardaansluiting.
• Installeer een aardlekschakelaar.
Dit apparaat maakt gebruik van een omzetter, dus monteer aardlekschakelaars die geschikt zijn voor hogere harmonischen, om
te voorkomen dat de aardlekschakelaar zelf niet meer werkt.
• Monteer een aardlekschakelaar die geschikt is als bescherming
tegen aardingsfouten in combinatie met een hoofdschakelaar of
zekering voor gebruik met bedrading.
fase te laten draaien kunnen de compressor en overige onderdelen defect raken.
• Maak de voedingskabel stevig vast. Door toevoer van voeding
met een ontbrekende N-fase of verkeerd aangesloten N-fase zal
het apparaat defect raken.
• Nooit de stroomvoorziening in omgekeerde fase aansluiten.
In omgekeerde fase kan het apparaat niet normaal functioneren.
Als u het apparaat in omgekeerde fase aansluit, twee van de drie
fasen verwisselen.
• Zorg ervoor dat de elektrische onbalansverhouding niet groter is
dan 2%. Als deze groter is dan dit, zal de levensduur van het
apparaat verkort worden.
Als de verhouding meer is dan 4%, wordt het apparaat uitgeschakeld en verschijnt er een storingscode op de afstandsbediening
van de binnenunit.
• Sluit de bedrading stevig aan met gebruik van de voorgeschreven
draad en maak deze vast met de bijgeleverde klem zonder
externe druk uit te oefenen op de aansluitpuntonderdelen (aansluitpunt voor voedingsbedrading, aansluitpunt voor besturingsbedrading en aardingsaansluitpunt).
• Installeer een schakelaar waarmee u alle polen van de hoofdvoeding in- en uit kunt schakelen.
Deze schakelaar moet een contactruimte van minstens 3 mm
hebben.
• Elektrische bedrading moet aangebracht worden in overeenstemming met de bedradingsschema’s en de in deze handleiding aangegeven beschrijvingen.
• Het systeem niet inschakelen totdat de installatie van de koelmiddelleidingen voltooid is.
(Als het systeem wordt ingeschakeld alvorens de installatie van
de leidingen is voltooid, kan de compressor defect raken.)
• Verwijder nooit de thermistor, sensor, enz. bij het aansluiten van
de voedingsbedrading en de besturingsbedrading.
(Als het systeem wordt ingeschakeld wanneer de thermistor, sensor, enz. verwijderd zijn, kan de compressor defect raken.)
• Dit product is uitgerust met een fasebeveiligingsdetector die enkel
functioneert wanneer de voeding is ingeschakeld. Als er stroomonderbrekingen zijn of als de stroomvoorziening waarvan het
apparaat gebruik maakt aan en uit gaat, een omgekeerde fasebeveiligingscircuit installeren. Door het apparaat in omgekeerde
8Nederlands
Page 11
6-1 Voorbeeld van bekabeling van het gehele sys-
teem
Opmerking 1. Gebruik voor de afstandsbedieningsschakelaar een spanningsvrij contact voor microstroom (niet meer dan 1mA, 12V gelijkstroom)
Opmerking 2. De totale capaciteit voor waarschuwingen, alarm: 0.5A of minder bij AC 220 tot 240V.
Capaciteit voor werkingsuitgangssignalen: 0.5A of minder bij AC 220 tot 240V.
Opmerking 3. In geval van het defect
Timer voor koeling
Timer voor vriezer
Relais
Aardlekschakelaar
(Voor beveiliging tegen
aardingsdefecten,
overbelasting en kortsluiting)
Thermostaat voor afstelling van binnentemperatuur
Thermostaat voor voltooiing van ontdooien
Solenoïdeklep
Ombouw vriezer
Koeler koelunit
Koelombouw
Koelombouw
AC 220-240V
Boostereenheid
Aardlekschakelaar
(Hoogfrequentietype)
(Voor beveiliging tegen
aardingsdefecten,
Werkingsuitgang vriezer
overbelasting en
kortsluiting)
Afstandsbedienings
schakelaar
(Opmerking 1)
Opemerking
• Gebruik buizen voor de voedingsbedrading.
• Zorg ervoor dat de zwakstroom elektrische bedrading (bijv. voor
de afstandsbediening, tussen de units, enz.) en de voedingsbedrading niet vlak bij elkaar geleid worden en op een afstand van
tenminste 50 mm van elkaar geïnstalleerd worden.
Wanneer deze bedradingen te dicht bij elkaar geleid worden kan
dit elektrische interferentie, storingen en defecten veroorzaken.
• Sluit de voedingskabels aan op het voedingskabelaansluitpuntenblok en bevestig deze op de manier zoals beschreven in “6-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels”.
• Verbind de voeding niet met het aansluitingenblok voor de besturingskabels van de waarschuwings-, alarm- en werkingssuitgangssignalen, en de afstandsbedieningsschakelaar. Anders zal
het gehele systeem beschadigd worden.
• De transmissiebedrading moet worden vastgezet zoals beschreven in"6-3 Aansluiten van de kabels"
• Zet de bedrading vast met klemmen zoals isolatieklembanden om
contact met de leidingen te voorkomen.
• Vorm de kabels zodanig dat onderdelen zoals het deksel van de
besturingskast niet vervormd kunnen raken. Sluit het deksel stevig.
ST controller
Waarschuwings
Sensor
ingang ssignaal
ingangssignaal
Ombouwinterface
6-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels
• Leg kabels met hoge spanning (voedingskabels, aardkabels en
werkingsuitgangskabels voor koeling) door de bedradingsopeningen aan de kant van de unit (via openingen aan de linkerkant).
Bedradingsschemalabel
(achterkant van deksel van
elektrische accessoirekast)
Elektrische kabels, aardkabel
(hoge spanning)
Transmissiekabel
(lage spanning)
• Leg kabels met lage spanning (transmissiekabels, werkingsingangskabels voor koeling en kabels voor afstandsbedieningschakelaars) door de bedradingsopeningen aan de kant van de unit
(via openingen aan de rechterkant).
Nederlands9
Page 12
• Blokkeer de ruimte (gearceerd deel in de onderstande afbeelding) met afdichtingsmateriaal zoals de kit indien kleine beestjes
zouden kunnen binnendringen.
Raak de hogedrukleiding niet
aan in het gearceerde
deel tijdens de bekabeling.
Ruimte
(Blok met
afdichtingsmateriaal)
6-3 Aansluiten van de kabels
Kabels met hoge spanning (voedingskabels, werkingsuitgangskabels voor koeling en aardkabel)
• Wanneer twee kabels op één enkel aansluitpunt worden aangesloten, zodanig aansluiten dat de draadoogcontacten met de achterkant tegenover elkaar komen te staan.
• Zorg er eveneens voor dat de dunste kabel bovenaan komt en zet
de twee kabels tegelijkertijd vast aan de kunststof haak met
behulp van de meegeleverde klem (1).
Aansluitingenblok
Voedingscircuit, beveiligingsinrichtingen en bedradingsvereisten
• Voor aansluiting van het apparaat moet een voedingscircuit worden
geïnstalleerd (zie onderstaande tabel). Dit circuit moet beveiligd worden met de vereiste beveiligingsinrichtingen, bijv. een hoofdschakelaar, een vertragingszekering voor elke fase en een
aardlekschakelaar.
• Gebruik alleen koperen geleiders.
• Gebruik een geïsoleerde kabel voor de voedingskabel.
• Kies het type voedingskabel en de diameter in overeenstemming
met de betreffende plaatselijk en landelijk geldende bepalingen.
• De specificaties voor te gebruiken bedrading voldoen aan
IEC60245.
• Gebruik kabels van het type H05VV bij het gebruik van ommantelde leidingen.
• Gebruik kabels van het type H07RN-F wanneer geen ommantelde leidingen worden gebruikt.
LCBKQ3AV1
Specificaties serkingsuitgangskabels voor koeling
Dikte van elektrische draad
Max. kabellengte130m
Aardkabel
X1M
LN
X1M
Werkingsuitgangskabel
voor koeling
Bevestig de
werkingsuitgangskabels voor
koeling (S1, S2) via de
bijgeleverde klem.
Bevestig de
voedingskabels (L/N fases)
via de bijgeleverde klem.
Ronde
klemaansluiting
Klem (1)
Kabel: dun
Kabel: dik
Kunststof
onderlegringen
Fase en
frequentie
φ
1, 50Hz220-240V15A20A
Voltage
Minimum
circuit
amp.
0,75~1,25mm
Aanbevo-
len zeke-
ringen
2
VOORZORGSMAATREGEL
•Zie “6-1 Voorbeeld van bekabeling van het gehele systeem” bij
het aansluiten van de werkingsuitgangskabel. De compressor kan
defect raken als de werkingsuitgangskabel niet is aangesloten.
Kabels met lage spanning (transmissiekabels, werkingsingangskabels voor koeling en kabels voor de afstandsbedieningschakelaars)
Sluit de kabels met lage spanning aan tussen de boostereenheid en
de buitenunit, de boostereenheid en het geïntegreerde warmtebesturingspaneel en de afstandsschakelaar door te verwijzen naar de
onderstaande afbeelding.
<Voorzorgsmaatregegelen voor kabels met lage spanning>
• Sluit nooit de 220-240V voeding aan op de stroomklemblok van
kabels met lage spanning. Het volledige systeem zou beschadigd
kunnen geraken.
• Isoleer kabels met lage spanning van de kabels met hoge spanning (voedingskabels, werkingsuitgangskabels voor koeling en
aardkabel) met tenminste 50 mm.
• Installeer kabels met lage spanning altijd middels een snoer of
kabel van 0.75-1.25 mm
2
(duplex) met een vinylmantel.
• Installeer kabels met lage spanning binnen de hieronder beschreven limiet. Het overschrijden van de limiet kan transmissieproblemen geven.
De afstand tussen de boostereenheid en de buitenunit: 100 m
<Aansluiting voor transmissiekabel en werkingsingangkabel
voor koeling>
REMOTE
<Buitenunit>
In-Out
F1F2 F1F2 F1F2 T1T2 F1F2
Transmissiekabel
50mm of meer
Kabels met hoge spanning
Kabels met lage spanning
<Boostereenheid>
Out-Out
Out-Multi
Sluit nooit de voedingskabel aan
Werkingsingangskabel
voor koeling
In-Out
12
Werkingsingangskabel voor koeling
Transmissiekabel
ONOFF
Bevestig de kabels met
lage spanning via de
bijgeleverde klem
<Aansluiting voor kabel voor afstandsbedieningskabel>
• Stel de werkingsschakelaar op "Afstand" zoals aangegeven in de
onderstaande afbeelding om op te starten en af te sluiten van op
afstand.
• Gebruik een afstandsbedieningsschakelaar die een contact heeft
dat kan instaan voor de minimum toepasbare belasting van
DC12V/1mA.
REMOTE
6-4
ON
OFF
Afstandsbedieningsschakelaar
(tussen 1 en 2)
ø
Constant
a-contactingang
Controleren van de apparatuur en de installatiecondities
Controleer de volgende punten.
<Voor diegenen die de elektrische verbindingen maken>
Zie “6-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels”.
1.
Controleer op defecten in de voedingsbedrading of loszittende
moeren.
Zie “6-3 Aansluiten van de kabels”.
2. Is de isolatie van het hoofdvoedingscircuit verouderd?
Meet de isolatie en controleer of de isolatie boven de normale
waarde is overeenkomstig de betreffende plaatselijke en landelijke bepalingen.
<Voor diegenen die de leidingen aanleggen>
1. Zorg ervoor dat de leidingdiameter correct is.
Zie “5-1 Uitkiezen van het leidingmateriaal”.
2. Zorg ervoor dat alle isolatiewerk is uitgevoerd.
Zie “5-6 Warmte-isolatie voor leidingen”.
3. Zorg er voor dat er geen defect is in de koelmiddelleiding.
Zie “5. KOELMIDDELLEIDINGEN”.
10Nederlands
Page 13
7.
CONTROLES NADAT DE WERKZAAMHEDEN ZIJN VOLTOOID
• Zorg ervoor dat de volgende werkzaamheden zijn voltooid overeenkomstig de installatiehandleiding.
Gebruik van de booster is niet nodig om koelmiddel bij te vullen.
Volg de installatiehandleiding van de buitenunit voor de procedure
voor het bijvullen.
9.PROEFDRAAIEN
Voor de persoon die het proefdraaien uitvoert
Laat niet alleen de buitenunit proefdraaien.
Gebruik de volgende procedure om het proefdraaien uit te voeren
nadat het installatiewerk van het volledige systeem is voltooid:
Procedure voor proefdraaien
1. Draai de afsluiters aan de gasaanvoer- en de vloeistofzijde van de
buitenunit en de boostereenheid volledig open.
2. Controleer dat de deksels van de elektrische accessoirekast van
de buitenunit, de boostereenheid en de binnenunit (airconditioner, koelombouw, koeler koelunit) en de leidingafdekking van de
buitenunit en de boostereenheid gesloten zijn.
Schakel vervolgens de buitenunit, de boostereenheid en binnenunits in (airconditioner, koelombouw, koeler koelunit).
3. Schakel de bedieningsschakelaar van het inspectieluik van de
buitenunit en de boostereenheid in. (De ventilator van de buitenunit draait na ongeveer 10 minuten nadat de bedieningsschakelaar
is ingeschakeld en de compressor start).
4. Druk op de AAN/UIT-knop van de afstandsbediening van de bui-
tenunit (airconditioner) om de unit te besturen.
5. Controleer de afdichtingstoestand van de buitenunit via het kijk-
glas. In het geval van een tekort aan koelmiddel, controleer of het
koelmiddel gevuld is tot aan het aangegeven niveau.
6. Controleer het volgende op elke unit.
De koude lucht moet blazen en de
temperatuur moet dalen naar het
Koelombouw
Koeler koelunit
Airconditioner
7. Vergeet niet de bedieningsschakelaar uit te schakelen voor u de
stroom uitschakelt.
Foutendiagnose
• Controleer het volgende indien er niets wordt weergegeven op de
afstandsbediening tijdens het proefdraaien.
<Binnenunit (airconditioner)>
1. Is de stroom ingeschakeld?
2. Is de kabel kapot of niet correct aangesloten (tussen de stroom,
de binnenunit en de afstandbediening)?
3. Is de zekering op de PCB gesmolten?
• Indien u de stroomkabel en de transmissiekabel gewijzigd hebt,
houd de stroom van de binnenunit (airconditioner, koelombouw,
koeler koelunit) en de geïntegreerde warmtebesturingspaneel)
ingeschakeld, schakel de bedieningsschakelaar van de buitenu-
ingestelde niveau.
De unit moet de ontdooifunctie starten
tegen de tijd ingesteld op de timer.
De koude lucht moet blazen en de
temperatuur moet dalen naar het
ingestelde niveau.
De unit moet de ontdooifunctie starten
tegen de tijd ingesteld op de timer.
De koude lucht (of warme lucht) moet
blazen.
nits uit en vergeet niet om de drukknopschakelaar (BS5) op de
PCB (A1P) in de elektrische accessoirekast (rechts) van de buitenunit gedurende minstens 10 seconden in te drukken (Open het
inspectieluik (rechts) op het rechterbovendeel van de elektrische
accessoirekast en bestuur de drukknopschakelaar (BS5) met
behulp van een geïsoleerde stang). (Zie de rechterafbeelding.)
Rechterbovendeel van de elektrische accessoirekast)
• Raadpleeg de Onderhoudshandleiding voor andere storingscodes.
• Onderneem het volgende indien u een storingscode ziet op de
afstandsbediening tijdens het proefdraaien.
Storingscode Defect bij installatieTe ondernemen actie
E3, E4Afsluiters geslotenOpen de afsluiters volledig.
Kabelfout of boosterdefect
EJ
L4
U1
U2Spanningsdaling
U4, UF
UA
E2Elektrisch lekZie *1.
*1
Zet de bedrijfsschakelaar in de “OFF” stand om de voeding te resetten en zet de schakelaar dan weer in de “ON” stand om het apparaat
opnieuw te starten. Raadpleeg de onderhoudshandleiding als het
probleem blijft bestaan.
• Koppel de voeding niet los gedurende 1 minuut nadat de bedrijfsschakelaar in de “ON” stand is gezet.
Nadat de bedrijfsschakelaar in de “ON” stand is gezet en de compressors beginnen te werken, wordt er een elektrische lekkagetest uitgevoerd, dus als de voeding gedurende die tijd wordt
losgekoppeld zal er een foutieve detectie plaatsvinden.
• Controleer nadat het proefdraaien is afgelopen of de leidingafdekking en het voorpaneel zijn aangebracht.
• Bij de overdracht van de apparatuur aan de klant moet u aan de
hand van de gebruiksaanwijzing de volledige werking en bediening van de apparatuur uitleggen.
• Voor voorzorgsmaatregelen bij de overdracht van de apparatuur
aan de klant wordt u tevens verwezen naar de meegeleverde
installatiehandleiding van elk apparaat.
van de transmissiekabel tussen de booster- en de buitenunit
De luchtcirculatie is geblokkeerd.
Faseomkering van de
stroom
Verkeerde bedrading van de
transmissiekabels tussen de
units
In het geval van een systeemafwijking
VOORZORGSMAATREGEL
Voor de dealers
Inspectieluik (rechts)
Controleer de transmissiekabel tussen de booster- en de
buitenunit.
indien de defectcode blijft
bestaan, controleer de LED
op de printplaat (A2P) in de
elektrische accessoirekast
van de boostereenheid.
Raadpleeg de Onderhoudshandleiding voor de
controlemethode.
Verwijder de obstakels die
de luchtcirculatie blokkeren.
Verwissel twee van de drie
voedingskabels.
Controleer de spanningsdaling.
Controleer de aansluiting
van de transmissiekabels
tussen de buitenunit en de
airconditioner.
Controleer of de airconditioner aangesloten is zoals die
gemonteerd moet zijn.
Nederlands11
Page 14
3P248411-5B EM09A056
(1002) FS
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.