Daikin LCBKQ3AV1, LCBKQ3AV1E Installation manuals [nl]

Page 1
INSTALLATION MANUAL
Booster Unit
Booster Unit
(LCBKQ3AV1(E))
Installation manual
Booster Unit
Installationsanleitung
Zusatzgerät
Manuel d’installation
Unité d'accélération
Manual de instalación
Unidad booster
Manuale di installazione
Compressore ausiliario
Installatiehandleiding
Boostereenheid
Manual de instalação
Booster
English
Deutsch
Français
Español
Italiano
Portugues
Page 2
Page 3
LCBKQ3AV1(E)
INHOUD
1.ALVORENS TE BEGINNEN1
1-1 Veiligheidsmaatregelen..................................................... 1
1-2 Speciale mededeling over het product.............................. 2
1-3 Vereisten voor verwijdering............................................... 2
2. VOOR INSTALLATIE ............................................................... 2
2-1 Standaard meegeleverde accessoires.............................. 2
2-2 Voorbeeld van de systeemconfiguratie............................. 2
2-3 Beperkingen voor de binnenunit .......................................3
3. EEN LOCATIE KIEZEN ........................................................... 3
4. PLAATSEN VAN HET APPARAAT.......................................... 3
4-1 Hantering van de unit........................................................ 3
4-2 Installatie van de unit ........................................................ 4
4-3 Afvoering van de unit ........................................................ 4
4-4 Installatieprocedure........................................................... 4
5. KOELMIDDELLEIDINGEN....................................................... 4
5-1 Uitkiezen van het leidingmateriaal ....................................5
5-2 Beveiliging tegen verontreiniging bij het installeren
van leidingen..................................................................... 6
5-3 Aansluiten van de leidingen .............................................. 6
5-4 De koelmiddelleidingen aansluiten ................................... 6
5-5 Lektest / Vacuümdrogen ................................................... 7
5-6 Warmte-isolatie voor leidingen.......................................... 7
6. BEDRADING BUITEN HET APPARAAT ................................. 8
6-1 Voorbeeld van bekabeling van het gehele systeem ......... 9
6-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels ....................... 9
6-3 Aansluiten van de kabels ................................................ 10
6-4 Controleren van de apparatuur en de
installatiecondities........................................................... 10
7. CONTROLES NADAT DE WERKZAAMHEDEN ZIJN
VOLTOOID ............................................................................ 11
8. KOELMIDDEL BIJVULLEN.................................................... 11
9. PROEFDRAAIEN................................................................... 11
1. ALVORENS TE BEGINNEN
• Dit document is een installatiehandleiding voor de Daikin Boos­tereenheid. Lees alvorens het apparaat te installeren deze hand­leiding aandachtig door en volg de aanwijzingen die daarin worden aangegeven op. Laat na het installeren het apparaat proefdraaien om te zien of het apparaat goed functioneert en instrueer daarna de klant aan de hand van de gebruiksaanwijzing in het gebruik en onderhoud van het apparaat.
• Maak tenslotte de klant er op attent deze handleiding tezamen met de gebruiksaanwijzing op een veilige plaats te bewaren. In deze handleiding wordt de wijze van installeren van de binnenunit
• en de buitenunit niet beschreven. Zie hiervoor de installatiehandleiding die is meegeleverd met de binnenunit en de buitenunit.
1-1 Veiligheidsmaatregelen
Lees deze “Veiligheidsmaatregelen” zorgvuldig door voordat u de boostereenheid installeert en zorg ervoor dat u het apparaat op de juiste wijze installeert. Laat na het voltooien van de installatie het apparaat proefdraaien om op fouten te controleren en instrueer de cliënt in het gebruik en onderhoud van de boostereenheid aan de hand van de bedieningshandleiding. Vraag de cliënt de installatie­handleiding en de bedieningshandleiding bij elkaar te bewaren, zodat deze later opnieuw kunnen worden nagelezen.
Betekenis van de WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATRE­GELEN mededelingen
WAARSCHUWING .. Het niet correct opvolgen van deze
VOORZORGSMAATREGEL ....Het niet correct opvolgen van
instructies kan ernstig lichamelijk letsel of een dodelijk ongeval veroorzaken.
deze instructies kan schade aan eigendommen of licha­melijk letsel tot gevolg heb­ben, dat ernstig kan zijn al
Boostereenheid
WAARSCHUWING
• Laat de installatie door uw dealer of door vakbekwaam perso­neel uitvoeren. Probeer de boostereenheid niet zelf te installe­ren. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Onderhoudspersoneel van de fabrikant of gelijkaardig geschoold personeel moeten deze unit installeren.
• Installeer de boostereenheid conform de instructies van deze installatiehandleiding. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Neem, wanneer het apparaat in een kleine ruimte wordt geïnstal­leerd, maatregelen om te voorkomen dat een weggelekte hoeveel­heid koelmiddel de maximaal toegestane veilige hoeveelheid kan overschrijden. Neem contact op met de plaats van aankoop voor meer informatie. Een hoge concentratie koelmiddel in een gesloten omgeving kan tot zuurstofgebrek leiden.
• Gebruik uitsluitend de voorgeschreven accessoires en onderde­len om het toestel te installeren. Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens installatie kan het omvallen van de unit, waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Installeer de boostereenheid op een fundering die sterk genoeg is om het gewicht van het apparaat te kunnen dragen. Op een te zwakke fundering kan de unit omvallen en lichamelijk letsel veroorzaken.
• Houd bij het installeren van de unit rekening met natuurkrachten, zoals harde wind, stormen of aardbevingen, waar van toepassing. Wanneer hiermee tijdens de installatie geen rekening wordt gehouden, kan dit tot gevolg hebben dat de unit omvalt en onge­vallen veroorzaakt worden.
Zorg ervoor dat de unit wordt voorzien van een gescheiden voedings­systeem en dat al het werk aan elektrische bedrading wordt uitge­voerd door erkende elektriciens en conform de landelijk geldende voorschriften en de instructies van deze installatiehandleiding. Onvol­doende capaciteit van de voeding en fouten in de bedrading kunnen elektrische schrokken en brand tot gevolg hebben.
• Zorg ervoor dat alle bekabeling stevig is vastgezet, het juiste type kabel wordt gebruikt en dat er op de aansluitpunten of kabels geen druk wordt uitgeoefend. Verkeerd aangesloten of bevestigde kabels kunnen abnormale warmteontwikkeling of brand veroorzaken.
• Leid, wanneer de voedingskabel en de besturingskabels aange­sloten worden, de kabels zodanig dat het deksel van de bestu­ringskast stevig bevestigd kan worden. Als het deksel van de besturingskast niet goed bevestigd wordt, kan gevaar voor elektrische schokken, brand of oververhitting van de aansluitingen ontstaan.
• Als er tijdens installatie koelmiddelgas ontsnapt, dient de ruimte onmiddellijk goed gelucht te worden. Als het koelmiddelgas tot ontbranding komt, kunnen er giftige gassen vrijkomen.
• Controleer na het voltooien van de installatie of er geen lekkage van koelmiddelgas is. Er kunnen giftige gassen vrijkomen als koelmiddelgas weglekt en dit in contact komt met warmtebron­nen, zoals gasfornuizen, kookplaten of verwarmingstoestellen met warmtespiralen.
• Schakel de unit uit alvorens elektrische onderdelen aan te raken.
• Raak koelmiddel dat is weggelekt uit koelmiddelleidingen of uit andere plaatsen niet aan, aangezien het gevaar bestaat voor bevriezingsverschijnselen.
• Laat kinderen niet op de buitenunit klimmen en plaats geen voor­werpen op de unit. Als de unit losraakt en valt, kan dit letsel ver­oorzaken.
De boostereenheid moet geaard worden. Aard de unit niet aan een gas- of waterpijp, bliksemafleider of telefoon-aardkabel. Onvoldoende aarding kan elektrische schokken of brand veroorzaken. Een plotselinge schok van inslaande bliksem of iets anders kan de boostereenheid beschadigen.
• Installeer altijd een aardlekschakelaar. Het niet plaatsen van een aardlekschakelaar kan gevaar voor elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
VOORZORGSMAATREGEL
• Installeer volgens de aanwijzingen van deze installatiehandleiding afvoerleidingen om voor goede afvoer te zorgen en isoleer leidingen om condensvorming te voorkomen.
Installatiehandleiding
naar gelang de omstandighe­den.
Nederlands 1
Page 4
Het op verkeerde wijze aanleggen van de afvoer kan waterlekkage binnenshuis en schade aan eigendommen tot gevolg hebben.
• Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel en de tussen­liggende bedrading op tenminste 1 meter afstand van televisietoe­stellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen. (Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van de ontvangen signaalsterkte niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
• Installeer de boostereenheid niet op de volgende plaatsen:
1. Waar er een hoge concentratie is van minerale oliespray of stoom
(zoals bijv. in een keuken). Plastic onderdelen kunnen worden aangetast, onderdelen kun­nen losraken en er kan waterlekkage ontstaan. Waar bijtende gassen voorkomen, zoals zwavelzuurgas.
2.
Aantasting van koperen leidingen of gesoldeerde verbindingen kan lekkage van koelmiddel tot gevolg hebben.
3. In de buurt van machines die elektromagnetische straling opwek-
ken. Elektromagnetische straling kan de werking van het bestu­ringssysteem beïnvloeden en storingen in de unit veroorzaken.
4. Waar ontvlambare gassen vrijkomen, waar koolstofvezel of ont-
vlambare stoffen in de lucht hangen, of waar licht ontvlambare materialen voorkomen, zoals verfverdunner of benzine. Het gebruik van de unit onder dergelijke omstandigheden kan brand tot gevolg hebben.
5. In voertuigen, schepen of op andere plaatsen waar trillingen zijn
of waar de boostereenheid kan verschuiven. De boostereenheid kan foutief functioneren of zuurstofgebrek veroorzaken wanneer er koelmiddel lekt.
6. Op plaatsen met sterke voltageschommelingen.
De boostereenheid kan dan foutief werken.
7. Op plaatsen waar een opeenhoping is van afgevallen bladeren of
op plaatsen met dichte onkruidbegroeiing.
8. Op plaatsen waar kleine dieren beschutting zoeken.
Als kleine dieren in contact komen met de elektrische onderde­len, kan dit een defect, rook of brand veroorzaken.
• De boostereenheid is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel explosieve omgeving.
1-2 Speciale mededeling over het product
Deze boostereenheid valt onder de term “apparaten niet voor alge­meen publiek”.
[CLASSIFICATIE]
• Deze boostereenheid valt onder de term “apparaten niet voor alge­meen publiek”.
• Volg de ombouw die aangesloten moet worden voor de klimaat­klasse.
[EMC KARAKTERISTIEKEN]
Dit systeem is een klasse A product. In een huishoudelijke omgeving kan dit apparaat radiostoring veroorzaken in welk geval de gebruiker genoodzaakt kan zijn passende maatregelen te nemen.
[KOELMIDDEL] Belangrijke informatie over het gebruikte koelmiddel
Dit product is in de fabriek gevuld met N2. Het koelsysteem zal gevuld worden met gefluoreerde broeikasgassen die onder het Kyoto-protocol vallen. Laat de gassen niet vrij in de atmosfeer. Koelmiddeltype: R410A
(1)
GWP
waarde: 1975
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel) Waarden zijn aangegeven in F-gas voorschriften (EC) No.842/2006, Bijlage I, Delen 1 en 2.
• Bij het R410A koelmiddel zijn strenge voorzorgen vereist om het sys­teem schoon, droog en gasdicht te houden. Lees het hoofdstuk “KOELMIDDELLEIDINGEN” aandachtig door en volg de daarin beschreven procedures nauwgezet op. A.Schoon en droog
Wees voorzichtig dat geen vreemde bestanddelen (inclusief minerale oliën zoals SUNISO olie of vocht) in het systeem terechtkomen.
B.Gasdicht
Zorg er tijdens het inbouwen voor het systeem gasdicht te houden. R410A bevat geen chloor, tast de ozonlaag niet aan en doet geen afbreuk aan de bescherming van de aarde tegen schadelijke ultra­violette straling. R410A kan een weinig bijdragen aan het broeika­seffect wanneer het vrijkomt.
• Aangezien R410A een gemengd koelmiddel is, moet de hoeveelheid koelmiddel die moet worden bijgevuld in vloeibare vorm bijgevuld worden. Als het koelmiddel in gasvorm wordt bijgevuld, verandert de samenstelling en zal het systeem niet juist werken.
[ONTWERPDRUK]
Omdat de ontwerpdruk 3,8 MPa of 38 bar is (voor de R407C units: 3,3 MPa of 33 bar), moet de wanddikte van de leidingen nauwkeurig worden gekozen in overeenstemming met de geldende plaatselijke en landelijke wetgeving.
1-3 Vereisten voor verwijdering
Ontmanteling van het apparaat en behandeling van het koelmiddel, de olie en andere onderdelen, moet gebeuren overeenkomstig de geldende landelijke en plaatselijke wetgeving.
2. VOOR INSTALLATIE
VOORZORGSMAATREGEL
Zie voor het installeren van de binnenunit en de buitenunit de installa­tiehandleiding die is meegeleverd met de binnenunit en de buitenunit.
• Voor het installeren van het product zijn optionele accessoires vereist. Zie de informatie over optionele accessoires.
2-1 Standaard meegeleverde accessoires
De volgende accessoires zijn meegeleverd. De opbergplaats van de accessoires wordt getoond in afbeelding.
Opemerking
Geen van de accessoires weggooien voordat de installatie voltooid is.
Naam Klem Handleiding
Hoeveelheid 3 stuks 1 stuk 1 stuk
Vor m
Naam
Hoeveelheid 1 stuk 4 stuks
Vor m
Condenswater-
opvangbak
Installatiehan
dleiding
Openingdop
2-2 Voorbeeld van de systeemconfiguratie
Naam Buitenunit Boostereenheid
Vor m
Binnenunit
Naam
Vor m
Naam
Vor m
Airconditioner
Binnenunit
Vriezer
Blaasconvector
Blaasconvector Ombouw
Ombouw
Koeling
Bedie-
ningspa-
neel
(ont-
dooien)
Waarsc h
uwingsp
aneel
Afvoermof
Afstandsbedi
ening (voor
air
conditioner)
2 Nederlands
Page 5
<Wanneer geïnstalleerd
als één enkele unit>
< Wanneer geïnstalleerd in serie >
1, 2
1 Installatiehandleiding 2 Klemmen
2-3 Beperkingen voor de binnenunit
• De ontwerpdruk voor de binnenunit is 2,5 MPa of meer.
• Monteer een R410A mechanische thermostatische expansieklep op elke binnenunit.
• Isoleer het voelerblok van de mechanische thermostatische expansieklep.
• Monteer een R410A solenoïdeklep aan de primaire zijde van de hierboven beschreven mechanische thermostatische expan­sieklep (max. differentiële bedrijfsdruk van 3,5 MPa [35 bar] of meer) voor elke binnenunit.
• Monteer een filter op de primaire zijde van de hierboven beschre­ven solenoïdeklep voor elke binnenunit. Bepaal de filtermaas op basis van de maat opgegeven voor de gebruikte solenoïdeklep en de mechanische thermostatische expansieklep.
• Leid het pad naar de warmtewisselaar van de binnenunit zodanig dat de koelmiddelstroom van boven naar beneden loopt.
• Bij het installeren van meerdere binnenunits moet u deze op het­zelfde niveau installeren.
• Gebruik het ontdooien met de elektrische verwarmer als het ont­dooitype. Modellen met heet-gas ontdooien kunnen niet worden gebruikt.
3. EEN LOCATIE KIEZEN
Kies een plaats voor installatie die voldoet aan de volgende condi­ties. Verkrijg toestemming van de klant.
1. Er kan geen brandgevaar ontstaan als gevolg van lekkage van
ontbrandbare gassen.
2. Monteer het apparaat op een zodanige plaats dat het geluid dat
het apparaat produceert geen overlast bezorgt.
3. De fundering is sterk genoeg om het gewicht van het apparaat te
dragen en de vloer waarop het apparaat wordt gemonteerd is vlak om trillingen en, als gevolg daarvan, geluidsoverlast te voorkomen.
4.
De lengte van de leiding tussen de boostereenheid en de binnenunit of tussen de boostereenheid en de buitenunit kan de toegestane lei­dinglengte niet overschrijden. (Zie
5. Wanneer de buitenunit geïnstalleerd wordt, installeer deze bij
voorkeur op een plaats die niet aan regen is blootgesteld.
6. De ruimte rondom het apparaat moet voldoende zijn voor het uitvoe-
ren van onderhoud en de minimale ruimte voor luchtaanvoer en luchtafvoer moet beschikbaar zijn. (Zie de “Voorbeelden van installa­tieruimte” voor de minimum ruimtevereisten.)
Voorbeelden van installatieruimte
• Bij het inbouwen, de units installeren aan de hand van de meest geschikte van de patronen aangegeven in onderstaande afbeel­ding voor de plaats in kwestie en houd daarbij rekening met per­sonenverkeer en wind.
• Voor wat betreft de ruimte aan de voorzijde van de unit, bij het installeren van de units rekening houden met de benodigde ruimte voor de lokale koelmiddelleidingen.
• Als de werkcondities in onderstaande afbeelding niet van toepassing zijn, rechtstreeks contact opnemen met uw dealer of met Daikin.
"6. KOELMIDDELLEIDINGEN
”)
Leidinggleuf
Voorkant Voorkant
500mm
200mm 200mm
500mm
500mm 500mm
500mm 500mm
Boostereenheid
500mm 500mm
VOORZORGSMAATREGEL
Voeding
Voeding
Voeding
Bedieningspaneel
Ombouw
Boostereenheid
1
1
,
,
5m of meer
5m of meer
1,5m of meer
Unitkoeler
Bedieningspaneel Alarmpaneel
of meer
5m
,
1
5m oof meer
,
1
Voeding
5m of meer
,
1
5m
,
1
Binnenunit
of meer
1m of meer
1m of meer
1,5m
,5m of meer
1
1,5m of meer
Afstands bediening
of meer
Voeding
1. Een inverter boostereenheid kan elektronische ruis veroorzaken
in AM-uitzendingen. Kies zorgvuldig de plaats uit voor de booster­eenheid en de bekabeling en houd voldoende afstand tot stereo­apparatuur, personal computers enz. In het bijzonder voor plaatsen met een zwakke ontvangst, ervoor zorgen dat er een afstand is van tenminste 3 meter voor binnens­huisafstandsbedieningen, de voedingsbedrading en besturings­bedrading in buizen plaatsen en de buizen aarden.
2. Als condenswater op een trap (of een stoep) zou kunnen vallen,
afhankelijk van de conditie van de vloer, een maatregel nemen zoals de installatie van een afvoerbakset (afzonderlijk verkrijgbaar).
3. Het koelmiddel R410A is op zichzelf niet giftig, niet brandbaar en
onschadelijk. Wanneer er echter koelmiddel uit een installatie weglekt, kan de concentratie koelmiddel in de betreffende ruimte de toegestane concentratie overschrijden (afhankelijk van de grootte van de ruimte). Als gevolg hiervan is het misschien nodig maatregelen te nemen tegen lekkage. Zie “Technische gegevens” voor bijzonderheden.
4. PLAATSEN VAN HET APPARAAT
4-1 Hantering van de unit
1.
Bepaal de transportroute.
2. Als de unit wordt opgehesen, een stoffen draagriem gebruiken
om beschadiging van de unit te voorkomen. Houd rekening met de volgende punten en hang de unit op volgens de procedure aangegeven in onderstaande afbeelding.
• Gebruik de riemen die het gewicht van het product kunnen dragen.
• Til de unit met 2 riemen van tenminste 4 m lang.
• Plaats beschermingsdoeken waar de riemen contact hebben met de behuizing.
• Til het product met de holte in de positie van het zwaartepunt.
Indien de hendel van de unit gebruikt wordt, draag de unit traag.
Draagriem
Draagriem
Beschermingsdoek
Hendel
Hang aan de rand van de bodemplaat.
Nederlands 3
Page 6
4-2 Installatie van de unit
• Zorg ervoor dat het apparaat geïnstalleerd wordt op een vol­doende stabiele en stevige ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
Maak het apparaat aan zijn ondergrond vast met behulp van de funderingsbouten. (Gebruik vier in de handel verkrijgbare funde­ringsbouten, moeren en onderlegringen van het type M8.)
• De funderingsbouten moeten 20 mm ingesto­ken worden.
4. Sluit de slang aan op de afvoermof met behulp van een commer-
ciële plastic slang (Binnendiam. 25 mm) en een slangring. Indien de slang lang is en hangt, zorg ervoor dat deze in het midden niet doorbuigt.
4 Afvoermof
Haal het weg naar
20
Indien een afvoerslang direct op de boostereenheid wordt geïnstal­leerd, reserveer ruimte zoals hierboven beschreven.
beneden
Boostereenheid
Afvoerslang
300mm
Voor koelkast
20
680
650
320
180
Afmeting van boostereenheid en funderingsboutpositie
(Unit : mm)
Opemerking
Bij installatie op een dak, er op letten dat het dak stevig genoeg is en
• ervoor zorgen dat alle werkzaamheden waterdicht worden uitgevoerd.
• Zorg voor een goede afvoer van het gedeelte rondom het appa­raat door afvoergoten aan te brengen rondom de fundering. Soms wordt er door de boostereenheid tijdens het functioneren afvoerwater naar buiten afgevoerd.
• Als de boostereenheid in normale mate bestendig is tegen een zilte omgeving, moet u moeren met kunststof onderle­gringen gebruiken om het apparaat aan de funderingsbouten te bevestigen (zie de afbeelding rechts hiernaast). Het roestbestendige effect van de moer gaat verloren als de beschermlaag op het aantrekgedeelte van de moer loslaat. Gebruik de afvoerbakset bij gebruik binnenshuis. <Model> BWC63A2
• Zorg dat er voldoende afvoer wordt geleverd door de richtlijnen hieron­der te volgen als noodzakelijk voor gebruik buitenshuis.
Kunststof onderlegringen
4-3 Afvoering van de unit
• Voor afvoerwerk van de unit, installeer leidingen om te zorgen voor een volledige afvoer.
• Er kan condensatie gevormd worden op het bodemframe afhan­kelijk van de toestand van de installatielocatie. Indien de unit geïnstalleerd wordt op een locatie met slechte afvoer, installeer een extra afvoerbak (optionele accessoire).
• Controleer de afvoer van de afvoerbak nadat het installatiewerk voltooid is om ervoor te zorgen dat het water vlot stroomt.
4-4 Installatieprocedure
1.
Plaats de afvoerhouder aan de bovenkant van de punt van de afvoermof.
2. Plaats de afvoermof in
afvoeropening A van het bodemframe van de unit en draai ongeveer 40 graden met de klok mee.
3. Steek openingdoppen in de
andere afvoeropeningen (B­E) van de onderkant om waterlekkage te voorkomen.
Afvoermof
BD
A 2
C
Positie afvoeropening
1 Condenswater­ opvangbak
E
3 Openingdop
5. KOELMIDDELLEIDINGEN
Voor installateurs van leidingen
• Gebruik geen vloeimiddel bij het solderen en aansluiten van de koelmiddelleidingen. Gebruik fosfor-koper soldeermetaal (BCuP-
2) waarvoor geen vloeimiddel vereist is. Vloeimiddel op chloorba­sis veroorzaakt corrosie van de leidingen. Als dit bovendien fluor bevat, heeft het vloeimiddel een nadelige invloed op de koelmid­delleidingen, zoals aantasting van de koelcompressorolie.
VOORZORGSMAATREGEL
• Alle leidingen buiten het apparaat moeten door een erkende koe­linstallatiemonteur worden geïnstalleerd en moeten voldoen aan de plaatselijke en nationale wetgeving.
[Voorzorgsmaatregelen bij hergebruik van bestaande koellei­dingen/warmtewisselaars]
Neem de volgende punten in acht bij hergebruik van bestaande koelleidingen/warmtewisselaars. Dit om een defect als gevolg van foutief functioneren te voorko­men.
• Gebruik bestaande leidingen niet in de volgende gevallen. Gebruik in deze gevallen nieuwe leidingen.
• De maat van de leidingen is verschillend.
• De sterkte van de leidingen is onvoldoende.
• De compressor van de voorheen gebruikte boostereenheid
heeft een defect veroorzaakt. Er bestaat kans op een schade­lijke invloed van resterende bestanddelen, zoals oxidatieresten van koelmiddelolie en andere afzettingen.
• Als de binnenunit of buitenunit langdurig van de leidingen los-
gekoppeld is geweest. Er bestaat kans op binnendringen van water en stof in de leidingen.
• De koperleiding is gecorrodeerd.
Het koelmiddel van de voorheen gebruikte boostereenheid was
een ander koelmiddel dan R410A (bijv. R404A / R507 of R407C). Er bestaat kans op vervuiling van het koelmiddel door heterogeni­teit.
• Als er gelaste verbindingen op de lokale leidingen zijn, moet u de gelaste verbindingen op gaslekkage controleren.
• Zorg dat de verbindingsleidingen geïsoleerd worden. De temperatuur van de vloeistof- en gasleidingen is als volgt: Minimale ingaande temperatuur van vloeistofleiding: 5°C (Voor buitenunit)
-10°C (Naar binnenunit) Minimale ingaande temperatuur van gasleiding:
-45° (Voor binnenunit) 100°C (Naar buitenunit) (Max. temperatuur) Als de dikte van het isolatiemateriaal onvoldoende is, moet u extra isolatiemateriaal gebruiken of het bestaande isolatiemate­riaal vernieuwen.
• Vernieuw het isolatiemateriaal als dit versleten is.
Neem de volgende punten in acht bij hergebruik van bestaande warmtewisselaars
• Apparaten met een lage ontwerpdruk (dit product is een R410A unit) vereisen een lage-trap ontwerpdruk van 2,5 MPa [25 bar].
• Apparaten waarbij het pad naar de warmtewisselaar zo loopt dat het koelmiddel van beneden naar boven stroomt.
• Apparaten met koperen buizen of een verroeste ventilator.
• Apparaten die vervuild zijn met vreemde bestanddelen zoals afval of vuil.
4 Nederlands
Page 7
5-1 Uitkiezen van het leidingmateriaal
Gebruik leidingen die van binnen en buiten schoon zijn en waarin zich geen schadelijke stoffen zoals zwavel, oxide, vuil, leidingstukjes, olie, vet en water heb­ben verzameld. De kleefolie in de leidingen mag niet meer bedragen dan 30 mg per 10 m.
• Gebruik het volgende type koelmiddelleiding. Materiaal: Naadloze fosfor gedesoxideerde koperleiding (C1220T-O voor een maximale buitendiameter van 15,9 mm en C1220T-1/2H voor
Maat en wanddikte van koelmiddelleiding: Bepaal de maat en de wanddikte aan de hand van de volgende tabel.
(Dit product maakt gebruik van R410A. De weerstandsdruk van het O type kan onvoldoende zijn wanneer deze wordt gebruikt voor leidingen met een minimumdiameter van 19,1 mm. Gebruik daarom het 1/2 H type met een minimumdikte van 1,0 mm. Als het O type wordt gebruikt voor leidingen met een minimumdiameter van 19,1 mm, is een minimumdikte van 1,2 mm vereist. In dat geval moeten alle verbindingen gesoldeerd worden.)
• Bij het leggen van de leidingen moeten de waarden aangegeven in de volgende tabel worden aangehouden.
<Leidingdiameter koelmiddel>
LCBKQ3AV1(E)
<Leidinglengte koelmiddel en toelaatbaar hoogteverschil> Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit voor de binnenunit.
een minimale buitendiameter van 19,1 mm)
Leidingdiameter (Buitendiam. x min. dikte) (mm)
Vloeistofleiding inlaat, uitlaat (Opmerking 1) (Opmerking 2)
Zuigleiding (Opmerking 1) (Opmerking 2)
Afvoerleiding (Opmerking 1)
φ6.4×0.8 (O type)
φ15.9×1.0(O type)
φ9.5×0.8(O type)
(Opmerking 1) Inlaat vloeistofleiding (Hoofdvloeistofleiding tussen boostereenheid en buitenunit) Uitlaat vloeistofleiding (tussen boostereenheid en koelombouw) Zuigleidingleiding (tussen boostereenheid en koelombouw) Afvoerleiding (Hoofdgasleiding tussen boostereenheid en buitenunit) (Opmerking 2) Indien de diameter van de aansluitingsleiding van de koelombouw die van de aftakleiding weergegeven in de tabel aan de linkerkant overschrijdt, installeer dan leiding nabij de koelombouw.
Max.toelaatbare eenzijdige leidinglengte (equivalente lengte)
Max. lengte leidingaftakking (werkelijke lengte)
Tussen boostereenheid en koel ombouw (equivalente lengte)
Max. hoogteverschil tussen boostereenheid en koelombouw (zie de rechterafbeelding)
<Voorbeeld van leidingaansluiting>
Binnenunit (Airconditioner)
c
a
Buitenunit
Koeling ombouw
gf
b
a + b + c + d ≤ 130m (d is d1, d2 of e om het even welke langer is)
g 30m (d is d1, d2, of e om het even welke langer is) b + f ≤ 30m b + c + d ≤ 30m
i 30m
0 H 10m (Zie de rechterafbeelding)
<Aantal aansluitingen van boostereenheid >
Max aantal aansluitingen van boostereenheid
Boosterenheid
ii
Unitkoeler (Koeling)
e
Ombouw vriezer
d1
Boosterenheid
Ombouw
H
Knippert
LRYEQ16AY1
2
Boosterenheid
Ombouw vriezer
d2
Nederlands 5
Page 8
5-2 Beveiliging tegen verontreiniging bij het
n
installeren van leidingen
Bescherm de leidingen om het binnendringen van vocht, stof en vuil, enz. in de leidingen te voorkomen.
Plaats Installatieperiode Beschermingsmethode
Buiten
Binnen Ongeacht de periode
Meer dan een maand Leiding dichtklemmen
Minder dan een maand
Leiding dichtklemmen of met tape afplakken
Opemerking
Wees speciaal voorzichtig om te voorkomen dat vuil of stof binnen­dringt bij het duwen van leidingen door gaten in muren en bij het naar buiten duwen van leidinguiteinden.
5-3 Aansluiten van de leidingen
Zorg ervoor bij het solderen stikstofpermutatie of stikstofinblazing uit te voeren.
Koelmiddelleiding
Plaats voor solderen
Stikstofgas
Tape
Praktische afsluiter
Solderen zonder het uitvoeren van stikstofpermutatie of stikstofinbla­zing in de leidingen veroorzaakt grote hoeveelheden oxidatiefilm in de leidingen dat afsluiters en compressoren in het koelsysteem nadelig beïnvloedt en normaal functioneren verhindert.
• De drukregelaar voor de stikstof die ontsnapt wanneer het solde­ren wordt uitgevoerd, moet op 0,02 MPa worden ingesteld (onge­veer 0,2 kg/cm
2
: deze druk is zodanig dat u de stikstof licht tegen
uw wang voelt blazen).
Opemerking
Gebruik geen anti-oxidanten bij het solderen van leidingkoppelingen. Leidingen kunnen door restanten verstopt raken waardoor appara­tuur defect kan raken.
Regelaar
Stikstofgas
Plaats de leiding
zodanig dat ze schuin naar beneden loopt.
A
Vloeistofleiding uitlaat
Hoofdgasleiding van buitenunit
(koeling)
Sluit aan van het bovendeel van de hoofdleiding
Om te voorkomen dat olie en vloeibaar koelmiddel binnenstroomt van de hoofdleiding wanneer de boosterunit gestopt wordt
Koeling ombouw
Radpleeg de buisdiameter van de ombouw
B Uitlaat vloeistofleiding
C Zuig leiding
Boostereen-
heid
De leidinglengte zam 30 m of minder zijn.
D Afvoermeiding
• Creëer een afsluitinrichting op de gasleiding op 5 m intervallen indien de buitenunit zich boven de boostereenheid bevindt (om te zorgen voor een vlotte terugkeer van olie in de stijgleiding (Zie Afbeelding 1 hieronder).
• Creëer een afsluitinrichting op de gasleiding op 5 m intervallen indien de boostereenheid zich onder de buitenunit bevindt (om te zorgen voor een vlotte terugkeer van olie in de stijgleiding (Zie Afbeelding 2 hieronder)..
Wanneer de
12
koelombouw onder de boostereenheid is
Creëer een afsluitinrichting
Koelombouw
Boosterenheid
Over
Wanneer de buitenunit boven de boostereenheid it
5m
Creëer een afsluitinrichting
Boostereenheid
B
uitenunit
Over
5m
Gebruik van de afsluiters
Volg de onderstaande aanwijzingen op wanneer u de afsluiters bedient.
VOORZORGSMAATREGEL
• De afsluiter niet openen totdat alle stappen aangegeven in ” 6-4 Controleren van de apparatuur en de installatiecondities" voltooid zijn. Laat de afsluiter niet openstaan zonder dat de stroom is ingeschakeld, want anders kan er koelmiddel in de compressor con­denseren en kan vroegtijdige slijtage van het hoofdstroomcircuit wor­den veroorzaakt.
• Zorg dat u het speciaal gereedschap gebruikt voor het werken aan de afsluiter. De afsluiter is niet van een type met achterste klepzitting. Wanneer te veel kracht wordt uitgeoefend, kan de afsluiter beschadigd raken.
• Gebruik een vulslang wanneer u de onderhoudsaansluiting gebruikt.
• Controleer of er geen lekkage van koelmiddelgas is nadat de afdekking en de dop van de afsluiter stevig zijn bevestigd.
5-4 De koelmiddelleidingen aansluiten
VOORZORGSMAATREGEL
• Sluit geen onsite leiding aan op een incorrecte leiding. Een ver­keerde aansluiting zal een defect veroorzaken.
Verwijder de leidinggleufdop voor u de leiding aansluit.
A Inlaat vloeistofleiding Sluit de leiding aan op de vloeistofleiding (koeling) van de buitenunit.
B Uitlaat vloeistofleiding
Sluit de leiding aan op de vloeistofleiding
van de koelombouw. C Zuigleiding
Sluit de leiding aan op de gasleiding van de koelombouw.
D Afvoerleiding Sluit de leiding aan op de gasleiding (koeling) van de buitenunit.
• Zorg ervoor dat de onsite leiding geen contact heeft met andere leidingen, met het bodemframe en de zijkant van het product.
Voorzorgsmaatregelen voor leidingen
• Sluit de leiding altijd aan binnen het bereik van de max. toelaat­bare leidinglengte en het toelaatbare hoogteverschil.
• Buig de leiding om rekening te houden met een mogelijk grotere diameter. Buig de leiding niet herhaaldelijk.
• Installeer een meterkoppelstuk om de druksensor op de inlaat- en uitlaatleidingen van de boostereenheid te installeren bij het aan­sluiten van het AIRNET-systeem (Raadpleeg de Onder­houdshandleiding voor meer details).
Aantrekkoppel
Controleer aan de hand van de volgende tabel de maten van de afsluiters van elk model en de aantrekkoppelwaarden van de betref­fende afsluiters.
Maten van afsluiters
Afsluiter vloeistofzijde φ9,5
Afsluiter gasaanvoerzijde φ9,5
Onderhoudsaansluiting
Afsluiterafdekki
Zeshoekig gat
Afdichtingsgedeelte
Spindel
Aantrekkoppel N•m (rechtsom sluiten)
Maten van
afsluiters
φ9,5 5.4~6.5
Spindel (afsluiterhuis)
Inbussleutel:
4mm
Afsluiteraf­dekking
13.5~16.5 11.5~13.9
Onder­houdsaan­sluiting
Aanwijzingen voor openen
1. Verwijder de afsluiterafdekking en draai de spindel met een inbus­sleutel linksom.
2. Draai de spindel totdat deze niet meer verder gaat.
3. Maak de afsluiterafdekking stevig vast. Zie de bovenstaande tabel voor de aantrekkoppels die bij de verschillende maten horen.
6 Nederlands
Page 9
Aanwijzingen voor sluiten
e
1. Verwijder de afsluiterafdekking en draai de spindel met een inbus­sleutel rechtsom.
2. Draai de spindel totdat de spindel in contact komt met het afdich­tingsgedeelte van de afsluiter.
3. Maak de afsluiterafdekking stevig vast. Zie de bovenstaande tabel voor de aantrekkoppels die bij de verschillende maten horen.
Voorzorgsmaatregelen bij het werken aan de afsluiterafdek­king
• Wees voorzichtig dat het afdichtingsgedeelte niet wordt bescha­digd.
• Bij de montage van de afsluiterafdekking moet schroefborgmiddel op de schroefdraad worden aangebracht.
• Breng geen schroefborgmiddel (voor gebruik met wartelmoeren) op het afdichtingsgedeelte aan.
• Zorg dat de afsluiterafdekking stevig wordt vastgedraaid nadat de afsluiter is ingesteld. Zie “Gebruik van de afsluiters” voor de aantrekkoppels van de afsluiters.
Kunststof haak Breng een schroefborgmidd
Afsluiterafdekking
aan
Afsluiter Onderdeel van montag
Afdichtingsgedeelte
van afsluiterafdekking.
Breng geen schroefborgmiddel aan
Voorzorgsmaatregelen bij het werken aan de onderhoudsaan­sluiting
• Gebruik een vulslang met een drukstang bij het werken aan de onderhoudsaansluiting.
• Bij de montage van de dop moet schroefborgmiddel op de schroefdraad worden aangebracht.
• Breng geen schroefborgmiddel (voor gebruik met wartelmoeren) op het afdichtingsgedeelte aan.
• Maak de dop stevig vast nadat de werkzaamheden zijn voltooid. Zie “Gebruik van de afsluiters” voor het aantrekkoppel van de dop.
Dop
Afdichtingsgedeelte
Breng geen schroefborgmiddel aa
Kunststof haak Breng een
schroefborgmiddel aan
VOORZORGSMAATREGEL
Breng een schroefborgmiddel op het afsluiterafdekking-monta­gedeel en de schroefdraad van de onderhoudsaansluiting aan.
Het is anders mogelijk dat er condenswater binnendringt en bevriest. Dit kan tot gevolg hebben dat koelmiddelgas lekt of de compressor foutief werkt omdat de dop vervormd of beschadigd wordt.
getoond in de rechterafbeelding. Controleer of er lerkgebieden zijn in het geval van een drukver­lies.
• Vacuümdrogen - Zie de installatieleiding van de buitenunit.
Afsluiterpoort vloeistofzijde
Poort A
5-6 Warmte-isolatie voor leidingen
• Zorg dat de verbindingsleidingen en leidingaftakkingen op de afvoerzijde, zuigzijde en vloeistofzijde altijd geïsoleerd zijn. De temperatuur van de vloeistof- en gasleidingen is als volgt: Minimale ingaande temperatuur van vloeistofleiding:
5°C (Voor buitenunit)
-10°C (Naar binnenunit) Minimale ingaande temperatuur van gasleiding
-45°C (Voor binnenunit) 100°C (Naar buitenunit) (Max. temperatuur)
• Gebruik een afvoerleiding met een hotteweerstand van 120°C of meer gezien zijn meximum temperatuur ongeveer 100°C bereikt. Gebruik een zuigleiding en vloeistofleiding met een hitteweer­stand van 80°C als de standaard specificatie.
• Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit voor de binnenunitzijde.
Isolatie (niet bijgeleverd)
Inlaat vloeistofleiding (tussen boostereenheid en hoofdvloeistofleiding)
Uitlaat vloeistofleiding (tussen boostereenheid en koelombouw)
Zuigleiding
Isolatie (niet bijgeleverd)
Sluit de leiding aan tot op de koppeling zodat de leiding niet blootgesteld wordt.
(Hittebestendig: 120ºC of meer)
VOORZORGSMAATREGEL
• Isoleer altijd de leidingkoppeling voor onsite leidingen. (Een blootgestelde leiding kan condensvorming veroorzaken en verbranden door contact).
Afvoerleiding
5-5 Lektest / Vacuümdrogen
Zorg ervoor dat de volgende test werden uitgevoerd na het lei­dingwerk.
• Controleer dat de afsluiters aan de gasaanvoer- en vloeistofzijde open zijn.
• Lektest - Gebruik altijd het stikstofgas. Breng het hogedrukgedeelte (vloeisofzijde) naar de ontwerpdruk (3,8MPa) van de buitenunit en het lagedrukgedeelte (zuigzijde) naar de ontwerpdruk (2,5MPa) van de binnenunit (niet meegele­verd). In dit geval, zullen ze geaccepteerd worden indien geen drukver­lies gevonden wordt gedurende 24 uur via onder druk brengen van minstens 5 minuten van poort A en de the vloeistofafsluiter
Nederlands 7
Page 10
6. BEDRADING BUITEN HET APPARAAT
Voor elektrische installateurs
• Installeer altijd een aardlekschakelaar. In het product is een omzetter ingebouwd. Om defect raken van de aardlekschakelaar te voorkomen, moet de aardlekschakelaar bestand zijn tegen har­monische interferentie.
• Gebruik de boostereenheid niet voordat de aansluiting van de koelmiddelleidingen voltooid is, omdat anders de compressor defect kan raken.
• Verwijder nooit elektrische onderdelen zoals thermistors of sen­sors bij het aansluiten van de voedingsbedrading of de bestu­ringsbedrading. De kans bestaat dat de compressor defect raakt als de boostereenheid gebruikt wordt terwijl dergelijke elektrische onderdelen verwijderd zijn.
VOORZORGSMAATREGEL
• Alle bekabeling buiten het apparaat en alle componenten moeten door een erkend elektrotechnisch installateur worden geïnstal­leerd en moeten voldoen aan de ter plaatse en landelijk geldende voorschriften.
• Gebruik een schone leiding. Gebruik nooit een voedingsbron die gedeeld moet worden met een ander apparaat.
• Installeer nooit een faseversnellingscondensator. Aangezien dit apparaat is uitgerust met een gelijkstroom-wisselstroom omzet­ter, zal door het installeren van een faseversnellingscondensator niet alleen het effect van de verbetering van de vermogensfactor tenietgedaan worden, maar kan dit ook ongevallen veroorzaken door oververhitting van de condensator als gevolg van hoogfre­quente trillingen.
• Begin pas met werkzaamheden aan de bedrading nadat de voe­ding is uitgeschakeld.
• Aard draden altijd overeenkomstig de plaatselijke en landelijke voorschriften.
• Dit apparaat is uitgerust met een gelijkstroom-wisselstroom omzetter. Monteer een aardlekschakelaar voor het elimineren van overlast op andere apparatuur door vermindering van storing die door de omzetter wordt geproduceerd en om te voorkomen dat door lekstromen de behuizing van het apparaat onder stroom kan komen te staan.
• Aard de installatie nooit op gasleidingen, afvoerpijpen, bliksemaf­leiders of telefoonaardingskabels. Gasleidingen: kunnen ontploffen of in brand raken als er een gaslek is. Afvoerpijpen: Bij gebruik van leidingen van hard plastic is geen aardingseffect mogelijk. Telefoonaardingskabels en bliksemafleiders: gevaarlijk wan­neer deze door de bliksem worden getroffen als gevolg van een abnormale toename van elektrisch potentiaal in de aardaanslui­ting.
• Installeer een aardlekschakelaar. Dit apparaat maakt gebruik van een omzetter, dus monteer aard­lekschakelaars die geschikt zijn voor hogere harmonischen, om te voorkomen dat de aardlekschakelaar zelf niet meer werkt.
• Monteer een aardlekschakelaar die geschikt is als bescherming tegen aardingsfouten in combinatie met een hoofdschakelaar of zekering voor gebruik met bedrading.
fase te laten draaien kunnen de compressor en overige onderde­len defect raken.
• Maak de voedingskabel stevig vast. Door toevoer van voeding met een ontbrekende N-fase of verkeerd aangesloten N-fase zal het apparaat defect raken.
• Nooit de stroomvoorziening in omgekeerde fase aansluiten. In omgekeerde fase kan het apparaat niet normaal functioneren. Als u het apparaat in omgekeerde fase aansluit, twee van de drie fasen verwisselen.
• Zorg ervoor dat de elektrische onbalansverhouding niet groter is dan 2%. Als deze groter is dan dit, zal de levensduur van het apparaat verkort worden. Als de verhouding meer is dan 4%, wordt het apparaat uitgescha­keld en verschijnt er een storingscode op de afstandsbediening van de binnenunit.
• Sluit de bedrading stevig aan met gebruik van de voorgeschreven draad en maak deze vast met de bijgeleverde klem zonder externe druk uit te oefenen op de aansluitpuntonderdelen (aan­sluitpunt voor voedingsbedrading, aansluitpunt voor besturings­bedrading en aardingsaansluitpunt).
• Installeer een schakelaar waarmee u alle polen van de hoofdvoe­ding in- en uit kunt schakelen. Deze schakelaar moet een contactruimte van minstens 3 mm hebben.
• Elektrische bedrading moet aangebracht worden in overeenstem­ming met de bedradingsschema’s en de in deze handleiding aan­gegeven beschrijvingen.
• Het systeem niet inschakelen totdat de installatie van de koelmid­delleidingen voltooid is. (Als het systeem wordt ingeschakeld alvorens de installatie van de leidingen is voltooid, kan de compressor defect raken.)
• Verwijder nooit de thermistor, sensor, enz. bij het aansluiten van de voedingsbedrading en de besturingsbedrading. (Als het systeem wordt ingeschakeld wanneer de thermistor, sen­sor, enz. verwijderd zijn, kan de compressor defect raken.)
• Dit product is uitgerust met een fasebeveiligingsdetector die enkel functioneert wanneer de voeding is ingeschakeld. Als er stroom­onderbrekingen zijn of als de stroomvoorziening waarvan het apparaat gebruik maakt aan en uit gaat, een omgekeerde fasebe­veiligingscircuit installeren. Door het apparaat in omgekeerde
8 Nederlands
Page 11
6-1 Voorbeeld van bekabeling van het gehele sys-
teem
Opmerking 1. Gebruik voor de afstandsbedieningsschakelaar een spanningsvrij contact voor microstroom (niet meer dan 1mA, 12V gelijkstroom) Opmerking 2. De totale capaciteit voor waarschuwingen, alarm: 0.5A of minder bij AC 220 tot 240V. Capaciteit voor werkingsuitgangssignalen: 0.5A of minder bij AC 220 tot 240V.
Opmerking 3. In geval van het defect
Timer voor koeling Timer voor vriezer
Relais
Aardlekschakelaar (Voor beveiliging tegen aardingsdefecten, overbelasting en kortsluiting)
3 fasen 380-415V Aardlekschakelaar (Hoogfrequentietype)
(Opmerking 1) Afstandsbedienings schakelaar
(Voor beveiliging tegen aardingsdefecten, overbelasting en kortsluiting)
Buitenunit
Alarmpaneel
(Opmerking 3)
(Opmerking 3)
Waarschuwing ingang
Waarschuwings ingang ssignaal
Aftakschakelaar Overbelasting circuitonderbreker
Binnenunit
Waarschuwingsuitgangssignaal Waarschuwing uitgang
Werkingsuitgang koeling
Afstands­bediening
Constant a-contactingang
Elektromagnetisch contactelement (Ontdooiingsverwarmer)
Ontdooiingslampje
Geïntegreerde warmtebesturingspaneel (Niet meegeleverd)
In-Out
Out-Out
Timer voor vriezer
Timer voor koeling
Voor bevriezing Voor koelkast
Thermostaat voor afstelling van binnentemperatuur Thermostaat voor voltooiing van ontdooien Solenoïdeklep
Ombouw vriezer
Koeler koelunit
Koelombouw
Koelombouw
AC 220-240V
Boostereenheid Aardlekschakelaar (Hoogfrequentietype) (Voor beveiliging tegen aardingsdefecten,
Werkingsuitgang vriezer
overbelasting en kortsluiting)
Afstandsbedienings schakelaar (Opmerking 1)
Opemerking
• Gebruik buizen voor de voedingsbedrading.
• Zorg ervoor dat de zwakstroom elektrische bedrading (bijv. voor de afstandsbediening, tussen de units, enz.) en de voedingsbe­drading niet vlak bij elkaar geleid worden en op een afstand van tenminste 50 mm van elkaar geïnstalleerd worden. Wanneer deze bedradingen te dicht bij elkaar geleid worden kan dit elektrische interferentie, storingen en defecten veroorzaken.
• Sluit de voedingskabels aan op het voedingskabelaansluitpun­tenblok en bevestig deze op de manier zoals beschreven in “6-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels”.
• Verbind de voeding niet met het aansluitingenblok voor de bestu­ringskabels van de waarschuwings-, alarm- en werkingssuit­gangssignalen, en de afstandsbedieningsschakelaar. Anders zal het gehele systeem beschadigd worden.
• De transmissiebedrading moet worden vastgezet zoals beschre­ven in"6-3 Aansluiten van de kabels"
• Zet de bedrading vast met klemmen zoals isolatieklembanden om contact met de leidingen te voorkomen.
• Vorm de kabels zodanig dat onderdelen zoals het deksel van de besturingskast niet vervormd kunnen raken. Sluit het deksel ste­vig.
ST controller
Waarschuwings
Sensor
ingang ssignaal
ingangssignaal
Ombouwinterface
6-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels
• Leg kabels met hoge spanning (voedingskabels, aardkabels en werkingsuitgangskabels voor koeling) door de bedradingsopenin­gen aan de kant van de unit (via openingen aan de linkerkant).
Bedradingsschemalabel (achterkant van deksel van elektrische accessoirekast)
Elektrische kabels, aardkabel (hoge spanning)
Transmissiekabel (lage spanning)
• Leg kabels met lage spanning (transmissiekabels, werkingsin­gangskabels voor koeling en kabels voor afstandsbedieningscha­kelaars) door de bedradingsopeningen aan de kant van de unit (via openingen aan de rechterkant).
Nederlands 9
Page 12
• Blokkeer de ruimte (gearceerd deel in de onderstande afbeel­ding) met afdichtingsmateriaal zoals de kit indien kleine beestjes zouden kunnen binnendringen.
Raak de hogedrukleiding niet aan in het gearceerde deel tijdens de bekabeling.
Ruimte
(Blok met afdichtingsmateriaal)
6-3 Aansluiten van de kabels
Kabels met hoge spanning (voedingskabels, werkingsuitgangs­kabels voor koeling en aardkabel)
Voeding (1 fase 220~240V)
Overbelasting circuitonderbreker (Aardlekschakelaar)
Aardkabel
Voeding aansluitingenblok
Bevestig de Isolerende mof
Voedingskabel
Aarde-aansluiting
• Wanneer twee kabels op één enkel aansluitpunt worden aange­sloten, zodanig aansluiten dat de draadoogcontacten met de ach­terkant tegenover elkaar komen te staan.
• Zorg er eveneens voor dat de dunste kabel bovenaan komt en zet de twee kabels tegelijkertijd vast aan de kunststof haak met behulp van de meegeleverde klem (1).
Aansluitingenblok
Voedingscircuit, beveiligingsinrichtingen en bedradingsvereisten
• Voor aansluiting van het apparaat moet een voedingscircuit worden geïnstalleerd (zie onderstaande tabel). Dit circuit moet beveiligd wor­den met de vereiste beveiligingsinrichtingen, bijv. een hoofdschake­laar, een vertragingszekering voor elke fase en een aardlekschakelaar.
• Gebruik alleen koperen geleiders.
• Gebruik een geïsoleerde kabel voor de voedingskabel.
• Kies het type voedingskabel en de diameter in overeenstemming met de betreffende plaatselijk en landelijk geldende bepalingen.
• De specificaties voor te gebruiken bedrading voldoen aan IEC60245.
• Gebruik kabels van het type H05VV bij het gebruik van omman­telde leidingen.
• Gebruik kabels van het type H07RN-F wanneer geen omman­telde leidingen worden gebruikt.
LCBKQ3AV1
Specificaties serkingsuitgangskabels voor koeling
Dikte van elektrische draad
Max. kabellengte 130m
Aardkabel
X1M
LN
X1M
Werkingsuitgangskabel voor koeling
Bevestig de werkingsuitgangskabels voor koeling (S1, S2) via de bijgeleverde klem.
Bevestig de voedingskabels (L/N fases) via de bijgeleverde klem.
Ronde klemaansluiting
Klem (1)
Kabel: dun
Kabel: dik
Kunststof onderlegringen
Fase en
frequentie
φ
1, 50Hz 220-240V 15A 20A
Voltage
Minimum
circuit
amp.
0,75~1,25mm
Aanbevo-
len zeke-
ringen
2
VOORZORGSMAATREGEL
•Zie “6-1 Voorbeeld van bekabeling van het gehele systeem” bij
het aansluiten van de werkingsuitgangskabel. De compressor kan defect raken als de werkingsuitgangskabel niet is aangesloten.
Kabels met lage spanning (transmissiekabels, werkingsin­gangskabels voor koeling en kabels voor de afstandsbediening­schakelaars)
Sluit de kabels met lage spanning aan tussen de boostereenheid en de buitenunit, de boostereenheid en het geïntegreerde warmtebestu­ringspaneel en de afstandsschakelaar door te verwijzen naar de onderstaande afbeelding.
<Voorzorgsmaatregegelen voor kabels met lage spanning>
• Sluit nooit de 220-240V voeding aan op de stroomklemblok van kabels met lage spanning. Het volledige systeem zou beschadigd kunnen geraken.
• Isoleer kabels met lage spanning van de kabels met hoge span­ning (voedingskabels, werkingsuitgangskabels voor koeling en aardkabel) met tenminste 50 mm.
• Installeer kabels met lage spanning altijd middels een snoer of kabel van 0.75-1.25 mm
2
(duplex) met een vinylmantel.
• Installeer kabels met lage spanning binnen de hieronder beschre­ven limiet. Het overschrijden van de limiet kan transmissieproble­men geven. De afstand tussen de boostereenheid en de buitenunit: 100 m
<Aansluiting voor transmissiekabel en werkingsingangkabel voor koeling>
REMOTE
<Buitenunit> In-Out F1F2 F1F2 F1F2 T1T2 F1F2
Transmissie­kabel
50mm of meer
Kabels met hoge spanning
Kabels met lage spanning
<Boostereenheid>
Out-Out
Out-Multi
Sluit nooit de voedingskabel aan
Werkingsingangskabel voor koeling
In-Out
12
Werkingsingangskabel voor koeling
Transmissiekabel
ONOFF
Bevestig de kabels met lage spanning via de bijgeleverde klem
<Aansluiting voor kabel voor afstandsbedieningskabel>
• Stel de werkingsschakelaar op "Afstand" zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding om op te starten en af te sluiten van op afstand.
• Gebruik een afstandsbedieningsschakelaar die een contact heeft dat kan instaan voor de minimum toepasbare belasting van DC12V/1mA.
REMOTE
6-4
ON
OFF
Afstandsbedieningsschakelaar (tussen 1 en 2)
ø
Constant a-contactingang
Controleren van de apparatuur en de installa­tiecondities
Controleer de volgende punten.
<Voor diegenen die de elektrische verbindingen maken> Zie “6-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels”.
1.
Controleer op defecten in de voedingsbedrading of loszittende moeren.
Zie “6-3 Aansluiten van de kabels”.
2. Is de isolatie van het hoofdvoedingscircuit verouderd?
Meet de isolatie en controleer of de isolatie boven de normale waarde is overeenkomstig de betreffende plaatselijke en lande­lijke bepalingen.
<Voor diegenen die de leidingen aanleggen>
1. Zorg ervoor dat de leidingdiameter correct is.
Zie “5-1 Uitkiezen van het leidingmateriaal”.
2. Zorg ervoor dat alle isolatiewerk is uitgevoerd.
Zie “5-6 Warmte-isolatie voor leidingen”.
3. Zorg er voor dat er geen defect is in de koelmiddelleiding.
Zie “5. KOELMIDDELLEIDINGEN”.
10 Nederlands
Page 13
7.
CONTROLES NADAT DE WERKZAAM­HEDEN ZIJN VOLTOOID
• Zorg ervoor dat de volgende werkzaamheden zijn voltooid over­eenkomstig de installatiehandleiding.
LeidingenwerkBedradingswerkLektest/VacuümdrogenInstallatiewerk voor buitenunit (Koeler koelunit, koelombouw,
ombouw vriezer, airconditioner)
Installatiewerk voor buitenunitAfvoerwater
8. KOELMIDDEL BIJVULLEN
Gebruik van de booster is niet nodig om koelmiddel bij te vullen. Volg de installatiehandleiding van de buitenunit voor de procedure voor het bijvullen.
9. PROEFDRAAIEN
Voor de persoon die het proefdraaien uitvoert
Laat niet alleen de buitenunit proefdraaien. Gebruik de volgende procedure om het proefdraaien uit te voeren nadat het installatiewerk van het volledige systeem is voltooid:
Procedure voor proefdraaien
1. Draai de afsluiters aan de gasaanvoer- en de vloeistofzijde van de
buitenunit en de boostereenheid volledig open.
2. Controleer dat de deksels van de elektrische accessoirekast van
de buitenunit, de boostereenheid en de binnenunit (airconditio­ner, koelombouw, koeler koelunit) en de leidingafdekking van de buitenunit en de boostereenheid gesloten zijn. Schakel vervolgens de buitenunit, de boostereenheid en binnenu­nits in (airconditioner, koelombouw, koeler koelunit).
3. Schakel de bedieningsschakelaar van het inspectieluik van de
buitenunit en de boostereenheid in. (De ventilator van de buitenu­nit draait na ongeveer 10 minuten nadat de bedieningsschakelaar is ingeschakeld en de compressor start).
4. Druk op de AAN/UIT-knop van de afstandsbediening van de bui-
tenunit (airconditioner) om de unit te besturen.
5. Controleer de afdichtingstoestand van de buitenunit via het kijk-
glas. In het geval van een tekort aan koelmiddel, controleer of het koelmiddel gevuld is tot aan het aangegeven niveau.
6. Controleer het volgende op elke unit.
De koude lucht moet blazen en de temperatuur moet dalen naar het
Koelombouw
Koeler koelunit
Airconditioner
7. Vergeet niet de bedieningsschakelaar uit te schakelen voor u de
stroom uitschakelt.
Foutendiagnose
• Controleer het volgende indien er niets wordt weergegeven op de afstandsbediening tijdens het proefdraaien.
<Binnenunit (airconditioner)>
1. Is de stroom ingeschakeld?
2. Is de kabel kapot of niet correct aangesloten (tussen de stroom, de binnenunit en de afstandbediening)?
3. Is de zekering op de PCB gesmolten?
• Indien u de stroomkabel en de transmissiekabel gewijzigd hebt, houd de stroom van de binnenunit (airconditioner, koelombouw, koeler koelunit) en de geïntegreerde warmtebesturingspaneel) ingeschakeld, schakel de bedieningsschakelaar van de buitenu-
ingestelde niveau. De unit moet de ontdooifunctie starten tegen de tijd ingesteld op de timer. De koude lucht moet blazen en de temperatuur moet dalen naar het ingestelde niveau. De unit moet de ontdooifunctie starten tegen de tijd ingesteld op de timer. De koude lucht (of warme lucht) moet blazen.
nits uit en vergeet niet om de drukknopschakelaar (BS5) op de PCB (A1P) in de elektrische accessoirekast (rechts) van de bui­tenunit gedurende minstens 10 seconden in te drukken (Open het inspectieluik (rechts) op het rechterbovendeel van de elektrische accessoirekast en bestuur de drukknopschakelaar (BS5) met behulp van een geïsoleerde stang). (Zie de rechterafbeelding.)
Rechterbovendeel van de elektrische accessoirekast)
• Raadpleeg de Onderhoudshandleiding voor andere storingsco­des.
• Onderneem het volgende indien u een storingscode ziet op de afstandsbediening tijdens het proefdraaien.
Storingscode Defect bij installatie Te ondernemen actie E3, E4 Afsluiters gesloten Open de afsluiters volledig.
Kabelfout of boosterdefect
EJ
L4
U1
U2 Spanningsdaling
U4, UF
UA
E2 Elektrisch lek Zie *1.
*1 Zet de bedrijfsschakelaar in de “OFF” stand om de voeding te reset­ten en zet de schakelaar dan weer in de “ON” stand om het apparaat opnieuw te starten. Raadpleeg de onderhoudshandleiding als het probleem blijft bestaan.
• Koppel de voeding niet los gedurende 1 minuut nadat de bedrijfs­schakelaar in de “ON” stand is gezet. Nadat de bedrijfsschakelaar in de “ON” stand is gezet en de com­pressors beginnen te werken, wordt er een elektrische lekkage­test uitgevoerd, dus als de voeding gedurende die tijd wordt losgekoppeld zal er een foutieve detectie plaatsvinden.
• Controleer nadat het proefdraaien is afgelopen of de leidingaf­dekking en het voorpaneel zijn aangebracht.
• Bij de overdracht van de apparatuur aan de klant moet u aan de hand van de gebruiksaanwijzing de volledige werking en bedie­ning van de apparatuur uitleggen.
• Voor voorzorgsmaatregelen bij de overdracht van de apparatuur aan de klant wordt u tevens verwezen naar de meegeleverde installatiehandleiding van elk apparaat.
van de transmissiekabel tus­sen de booster- en de bui­tenunit
De luchtcirculatie is geblok­keerd. Faseomkering van de stroom
Verkeerde bedrading van de transmissiekabels tussen de units
In het geval van een sys­teemafwijking
VOORZORGSMAATREGEL
Voor de dealers
Inspectieluik (rechts)
Controleer de transmissieka­bel tussen de booster- en de buitenunit. indien de defectcode blijft bestaan, controleer de LED op de printplaat (A2P) in de elektrische accessoirekast van de boostereenheid. Raadpleeg de Onder­houdshandleiding voor de controlemethode. Verwijder de obstakels die de luchtcirculatie blokkeren. Verwissel twee van de drie voedingskabels. Controleer de spanningsda­ling. Controleer de aansluiting van de transmissiekabels tussen de buitenunit en de airconditioner. Controleer of de airconditio­ner aangesloten is zoals die gemonteerd moet zijn.
Nederlands 11
Page 14
3P248411-5B EM09A056
(1002) FS
Loading...