Lees deze “VEILIGHEIDSMAATREGELEN” zorgvuldig door voordat u de airconditioner installeert en zorg
ervoor dat u het toestel op de juiste wijze installeert.
Laat na het voltooien van de installatie het apparaat proefdraaien om op fouten te controleren en instrueer de
cliënt in het gebruik en onderhoud van de airconditioner aan de hand van de bedieningshandleiding. Vraag
de cliënt de installatiehandleiding en de bedieningshandleiding bij elkaar te bewaren, zodat deze later
opnieuw kunnen worden nagelezen.
Deze airconditioner is ingedeeld in de categorie “apparaten niet voor algemeen gebruik”.
Veiligheidsmaatregel
Dit apparaat is een product van klasse A. Bij huishoudelijk gebruik kan dit product de ontvangst van radiosignalen verstoren, waardoor de gebruiker genoodzaakt zal zijn om passende maatregelen te treffen.
Betekenis van de WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN mededelingen.
WAARSCHUWING ...................... Het niet correct opvolgen van deze instructies kan ernstig licha-
melijk letsel of een dodelijk ongeval veroorzaken.
VOORZORGSMAATREGELEN
WAARSCHUWING
Laat de installatie door uw dealer of door vakbekwaam personeel uitvoeren.
•
Probeer de airconditioner niet zelf te installeren. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische
schokken of brand tot gevolg hebben.
• Installeer de airconditioner conform de instructies van deze installatiehandleiding.
Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Vraag uw plaatselijke dealer om advies over hoe te handelen in geval van koelmiddellekkage. Wanneer het
apparaat in een kleine kamer wordt geïnstalleerd, is het noodzakelijk de juiste maatregelen te nemen zodat
in het geval van koelmiddellekkage de concentratie de toegestane veiligheidslimieten niet overschrijdt.
Anders kan zich een ongeluk voordoen als gevolg van zuurstofgebrek.
... Het niet correct opvolgen van deze instructies kan schade aan
eigendommen of lichamelijk letsel tot gevolg hebben, dat ernstig
kan zijn al naar gelang de omstandigheden.
Nederlands1
Page 4
• Gebruik uitsluitend de voorgeschreven accessoires en onderdelen om het toestel te installeren.
Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens installatie kan het omvallen van de unit,
waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
Installeer de airconditioner op een fundering die sterk genoeg is om het gewicht van de unit te kunnen hebben.
•
Op een te zwakke fundering kan de unit omvallen en lichamelijk letsel veroorzaken.
• Houd bij het installeren van de unit rekening met natuurkrachten, zoals harde wind, stormen of aardbevingen, waar van toepassing.
Wanneer hiermee tijdens de installatie geen rekening wordt gehouden, kan dit tot gevolg hebben dat de
unit omvalt en ongevallen veroorzaakt worden.
• Zorg ervoor dat de unit wordt voorzien van een gescheiden voedingssysteem en dat al het werk aan de elektrische bedrading wordt uitgevoerd door erkende elektriciens en conform de landelijk geldende voorschriften en de instructies van deze installatiehandleiding.
Onvoldoende capaciteit van de voeding en fouten in de bedrading kunnen elektrische schokken en brand
tot gevolg hebben.
• Zorg ervoor dat alle bekabeling stevig is vastgezet, het juiste type kabel wordt gebruikt en dat er op de
aansluitpunten of kabels geen druk wordt uitgeoefend.
Verkeerd aangesloten of bevestigde kabels kunnen abnormale warmteontwikkeling of brand veroorzaken.
• Wanneer de voedingskabel en de bekabeling tussen de binnen- en buitenunits verbonden worden, plaats
de kabels zodat het deksel van de controle eenheid stevig bevestigd kan worden.
Als het deksel van de controle eenheid niet correct bevestigd wordt, kan gevaar voor elektrische schokken,
brand of oververhitting van de aansluitingen ontstaan.
• Als er tijdens installatie koelmiddelgas ontsnapt dient de ruimte onmiddellijk goed gelucht te worden.
Als het koelmiddel tot ontbranding komt, kunnen er giftige gassen vrijkomen.
• Controleer na het voltooien van de installatie of er geen lekkage van koelmiddelgas is.
Er kunnen giftige gassen vrijkomen als koelmiddelgas weglekt en dit in contact komt met warmtebronnen,
zoals gasfornuizen, kookplaten of verwarmingstoestellen met warmtespiralen.
• Schakel de unit uit alvorens elektrische onderdelen aan te raken.
• Raak koelmiddel dat is weggelekt uit koelmiddelleidingen of uit andere plaatsen niet aan, aangezien het
gevaar bestaat voor bevriezingsverschijnselen.
• De airconditioning moet geaard worden.
Aard de unit niet aan een gas- of waterpijp, bliksemafleider of telefoon-aardkabel. Onvoldoende aarding
kan elektrische schokken of brand veroorzaken.
Een plotselinge schok van inslaande bliksem of iets anders kan de airconditioner beschadigen.
• Plaats een aardlekschakelaar.
Het niet plaatsen van een aardlekschakelaar kan gevaar voor elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Installeer volgens de aanwijzingen van deze installatiehandleiding afvoerleidingen om voor goede afvoer te
zorgen en isoleer leidingen om condensvorming te voorkomen.
Het op verkeerde wijze aanleggen van de afvoer kan waterlekkage binnenshuis en schade aan eigendommen tot gevolg hebben.
• Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel en de bedrading op tenminste 1 meter afstand van
televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen.
(Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van de ontvangen signaalsterkte niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
• Het bereik van de (draadloze) afstandsbediening kan in kamers met TL-verlichting (vooral bij typen met
omzetter of snelstarter) korter zijn dan verwacht.
Installeer de binnenunit zover uit de buurt van TL-verlichting als mogelijk.
• Installeer de airconditioner niet in de volgende plaatsen:
1. Waar er een hoge concentratie is van minerale oliespray of stoom (zoals bijv. in een keuken).
Plastic onderdelen kunnen worden aangetast, onderdelen kunnen losraken en er kan waterlekkage ontstaan.
2. Waar bijtende gassen voorkomen, zoals zwavelzuurgas.
Aantasting van koperen leidingen of gesoldeerde verbindingen kan lekkage van koelvloeistof tot gevolg hebben.
3. In de buurt van machines die elektromagnetische straling opwekken.
Elektromagnetische straling kan de werking van het besturingssysteem beïnvloeden en storingen in de
unit veroorzaken.
2Nederlands
Page 5
4. Waar ontvlambare gassen vrijkomen, waar koolstofvezel of ontvlambare stoffen in de lucht hangen, of
waar licht ontvlambare materialen voorkomen, zoals verfverdunner of benzine.
Het gebruik van de unit onder dergelijke omstandigheden kan brand tot gevolg hebben.
• De airconditioner is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel explosieve atmosfeer.
2.VOOR INSTALLATIE
Zorg ervoor dat de kunststof onderdelen van het apparaat niet belast worden wanneer het apparaat
wordt geopend of wanneer deze wordt verplaatst nadat deze is geopend.
Controleer voordat u met de werkzaamheden begint welk type R410A koelmiddel wordt gebruikt.
(Gebruik van een verkeerd koelmiddel heeft tot gevolg dat het apparaat niet normaal functioneert.)
• Houd het apparaat bij het openen van de verpakking en bij het verplaatsen na het openen bij de hefogen
vast zonder druk op overige onderdelen uit te oefenen, vooral op afvoerleidingen en andere kunststof
onderdelen.
• Kies een transportmethode.
• Breng het apparaat in de verpakking tot aan de installatieplaats. Gebruik wanneer uitpakken niet te verm-
ijden is bij het ophijsen van het apparaat een draagriem van zacht materiaal of beschermende platen met
een touw om beschadiging of krassen op het apparaat te voorkomen.
• Maak vooral niet de verpakkingsdoos (bovenaan) los die de besturingskast beschermt totdat het
apparaat is opgehangen.
• Meer informatie over onderwerpen die niet in deze handleiding zijn beschreven vindt u in de installatiehan-
dleiding bij de buitenunit.
• Bewaar alle eventueel overtollige onderdelen totdat de gehele installatie gereed is.
2-1VOORZORGSMAATREGELEN
• Lees deze handleiding alvorens tot installatie van de binnen-unit over te gaan.
• Zie het installatiesjabloon voor de keuze van de plaats van installatie.
• Deze unit, zowel de binnenunit als de buitenunit, is bedoeld voor gebruik in woningen, winkels en schone
industriële omgevingen. Wanneer de installatie in een woning wordt gebruikt, kan deze elektromagnetische
storingen veroorzaken.
• Laat de installatie ervan uitvoeren door de leverancier van de installatie of een andere erkende installateur.
Wanneer de installatie niet op de juiste manier wordt uitgevoerd, kan lekkage en, in het slechtste geval,
gevaar voor elektrische schokken of brand ontstaan.
• Gebruik bij het installeren van het apparaat uitsluitend de meegeleverde onderdelen of onderdelen die voldoen aan de specificaties. Onderdelen die niet voldoen aan de voorgeschreven specificaties kunnen
afbreken, losraken of lekkage veroorzaken, waardoor, in het slechtste geval, gevaar voor elektrische
schokken of brand kan ontstaan.
• Installeer en gebruik de unit niet in ruimten die in het onderstaande worden beschreven.
Waarin minerale olie, oliedamp of een olienevel aanwezig is. (Kunststofonderdelen kunnen daardoor
•
afgebroken worden, waardoor het apparaat als geheel los kan geraken en waterlekkage kan ontstaan.)
• Waarin agressieve gassen, zoals zwaveldamp, aanwezig zijn. (Daardoor kunnen koperen leidin-
gen en soldeerverbindingen corroderen, waardoor uiteindelijk een lekkage in het koelmiddelcircuit kan ontstaan.)
• Ruimten waarin ontbrandbare gassen worden gebruikt, zoals verfverdunner en benzine.
• Ruimten waarin lichtontvlambare gassen voorkomen en ruimten waarin ontbrandbare gassen
worden gebruikt, zoals verfverdunner en benzine. (Gas dat in de omgeving va de unit wordt
gebruikt, kan ontbranden.)
• Ruimten waar machines elektromagnetische golven veroorzaken. (Het besturingssysteem kan
ontregeld worden.)
•
Ruimten waar de lucht hoge zoutgehaltes bevat, zoals in kuststreken, en plaatsen waar grote spanningschommelingen optreden, zoals in fabrieken. Hetzelfde geldt voor voertuigen en schepen.
Nederlands3
Page 6
2-2ACCESSOIRES
Controleer of de volgende accessoires bij het apparaat zijn meegeleverd.
Naam
Hoeveelheid1 setje
Vorm
Naam(5) Klem(6) Borgschroeven
Hoeveelheid1 grote 3 kleine2 stuks
Vorm
(1) installatie-
paneel
(2) Bevestigingsschroeven voor
het installatiepaneel
8 stuks → FXAQ20,25,32 type
9 stuks → FXAQ40,50,63 type
M4 × 25L
M4 × 12L
(3) Papieren
pasmal
1 stuk1 stuk
(4) Isolatietape
(Overigen)
• Bedieningshandleiding
• Installatiehandleiding
2-3OPTIONELE ACCESSOIRES
• Er zijn twee soorten van astandsbedieningen: met draad en draadloos. Selecteer een afstandsbediening
na overleg met de cliënt en installeer de afstandsbediening op een geschikte plaats.
Type afstandsbedieningModel
Met draadBRC1C517 · *BRC1D52 · *BRC1E51A7
Draadloos
* Zie de installatiehandleiding voor het bevestigen van de afstandsbediening.
OPMERKING
Wanneer de cliënt een afstandsbediening wenst die niet on bovenstaande tabel wordt vermeld, dient u een
•
geschikte afstandsbediening te selecteren na de catalogi en de technische handleidingen geraadpleegd te hebben.
Type met warmtepompBRC7E618
Model voor alleen koelenBRC7E619
BESTEED TIJDENS INSTALLATIE EXTRA AANDACHT AAN DE VOLGENDE PUNTEN EN
INSPECTEER NA INSTALLATIE.
a. Inspectiepunt na voltooiing van installatie.
Inspectiepunt
Zijn de binnen- en buitenunit stevig gemonteerd?
Is de buitenunit volledig geïnstalleerd?
Is de gaslektest goed uitgevoerd?Er kan onvoldoende gekoeld worden.
Is de unit goed geïsoleerd?Er kan condenswater gaan druppen.
Stroomt de afvoer goed door?Er kan condenswater gaan druppen.
Komt de voedingsspanning overeen met de
spanning die op de kenplaat staat?
Zjin de bedrading en de buizen goed aan-
gelegd?
Is de unit goed geaard?Gevaar op elektrische schrokken.
Wat kan gebeuren als het niet goed is uitgevoerd.
Als de apparaten loskomen, kunnen ze
trillingen of lawaai veroorzaken.
Er kunnen storingen optreden ofcomponenten doorbranden.
Er kunnen storingen optreden ofcomponenten doorbranden.
Er kunnen storingen optreden of componenten doorbranden.
Inspectiepunt
4Nederlands
Page 7
Voldoet de bedrading aan de specificaties?
Worden de luchtinlaat of de luchtuitlaat van
binnen- of buitennuit geblokkeerd?
Is de lengte van de koelleidingen en de lading
van het aanvullende koelmiddel genoteerd?
b. Punten die moeten worden gecontroleerd bij aflevering
Lees ook de paragraaf “VEILIGHEIDSMAATREGELEN”
InspectiepuntInspectiepunt
Is het deksel van de besturingskast, het luchtfilter en het aanzuigrooster bevestigd?
Hebt u de werking van het apparaat uitgelegd aan de klant aan de hand van de bedien-
ingshandleiding?
Hebt u de bedieningshandleiding aan de klant overhandigd?
c. Aandachtspunten bij de bediening
De items in de handleiding die gemarkeerd zijn metWAARSCHUWING enVOORZORGSMAATREGELEN maken u attent op een risico van lichamelijk letsel en beschadiging van het
materiaal dat bestaat naast het normale gebruik van het product. Het is daarom van groot belang dat u de
betreffende punten uitgebreid toelicht en u uw klant wijst op de noodzaak van het aandachtig doorlezen
van de handleiding.
Er kunnen storingen optreden of componenten doorbranden.
Er kan onvoldoende gekoeld worden.
De lading van het koelmiddel in het
systeem kan niet goed bepaald worden.
2-4OPMERKINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
Vergeet niet om de klant te demonstreren hoe deze de unit op de juiste manier bedient (met name het reinigen van de filters, de werking van de verschillende functies en het instellen van de temperatuur) en de klant
deze handelingen zelf uit te laten voeren met de handleiding als leidraad.
3.HET SELECTEREN VAN DE PLAATS
(1) Monteer de unit op een plaats die aan de volgende voorwaarden voldoet en die ook de instemming
van de klant heeft.
• Bovenin (ook boven het plafond ) de binnenunit waar geen water van de koelmiddelleiding, de afvoer-
leiding, de waterleiding enz. omlaag kan druppelen.
• Waar de muur sterk genoeg is om het gewicht van de binnenunit te kunnen dragen.
• Waar geen gevaar voor lekkage van gevaarlijke gassen bestaat. (Zie Afb. 1 en Afb. 2)
• Waar steeds een goede ventilatie luchtstroming mogelijk is.
• Waar de luchtdoorgangen niet geblokkeerd worden.
• Waar condens goed kan worden afgevoerd.
• Waar de wand redelijk vlak is.
• Waar de muur redelijk vlak en verticaal is.
• Leidingen tussen binnen- en buitenunits zo mogelijk binnen de toegestane afmetingen.
(Zie de installatiehandleiding van de buitenunit.)
Zorg ervoor dat de afstand tussen buitenunits, voedingskabel en besturingskabels en televisies en radio’s
•
minimaal 1 m bedraagt, om vervorming van het beeld en interferentie te voorkomen. (Afhankelijk van het
type en de bron van de elektrische golven, kan interferentie ook optreden op grotere afstanden dan 1 m.)
• Installeer de binnenunit niet lager dan 2,5 m boven de vloer. Als het onvermijdelijk is dat de unit lager
wordt geïnstalleerd, dient u voldoende maatregelen te nemen om te voorkomen dat er handen in de
luchtinlaat kunnen worden gestoken.
• Waar de koele (warme) lucht de hele ruimte kan bereiken.
Nederlands5
Page 8
[ Benodigde ruimte voor installatie (mm) ]
≥ 50≥ 50
≥ 90
Obstakel
≥ 30
Afb. 1
VOORZORGSMAATREGELEN
• De binnen- en buitenunits, de voedingsbedrading en afstandsbedieningskabel moeten op een afstand van
tenminste 1 m van televisies of radio's geïnstalleerd worden. Dit om storing bij de ontvangst van beeld en
geluid te voorkomen. (Afhankelijk van de ontvangstkwaliteit kan er ook op een afstand van meer dan 1 m
storing optreden.)
• Als de draadloze set wordt geïnstalleerd, kan de afstand van het signaal dat door de afstandsbediening
wordt verzonden verkort worden als er zich fluorescerende lampen die elektrisch gestart worden (zoals met
inverters, snelstarters, enz.) in de ruimte bevinden. De binnenunit moet zover mogelijk van fluorescerende
lampen vandaan geïnstalleerd worden.
(2) Bekijk of de locatie waar het apparaat zal worden geïnstalleerd het gehele gewicht van het appa-
raat kan dragen en verstevig deze, indien nodig, met een plaat of balken voordat u de unit gaat
installeren. Verstevig de locatie ook om trillingen en lawaai te voorkomen voordat u de unit gaat
installeren.
(De afstanden tussen de ophangpunten vindt u op het installatiesjabloon (3). Maak gebruik van
deze maten wanneer de installatielocatie moet worden verstevigd.)
(3) De binnenunit kan niet rechtstreeks op de wand worden geïnstalleerd. Gebruik het meegeleverde
installatiepaneel (1) voordat u het apparaat installeert.
≥ 2500 (vanaf de vloer)
Voor hoge installatie.
Vloer
≤ 120
Afb. 2
4.INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT
• Gebruik uitsluitend accessoires en onderdelen met de juiste specificatie.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Installeer het apparaat zodanig dat het niet zijwaarts of voorover helt.
Til het apparaat niet op aan de horizontale jaloezieën. (Daardoor kunnen de horizontale jaloezieën beschadigen.)
•
(1) Open de doorvoeropening voor de leidingen.
• De koelmiddelleiding en de afvoerleiding kunnen in één van de 6 verschillende richtingen worden geleid: links, onderzijde-links, achter-links, rechts, onderzijde-rechts en achter-rechts. (Zie Afb. 3)
• Gebruik het installatiesjabloon (3), en bepaal waar de leidingen uit de unit moeten komen en maak een
doorvoeropening (φ 80) in de muur.
Maak de opening zodanig dat de afvoerleidingen iets omlaag aflopen. (Zie “6. HET AANLEGGEN VAN
DE AFVOERBUIZEN”)
6Nederlands
Page 9
(2) Haal het installatiepaneel (1) van het apparaat en bevestig het op de wand.
(Het installatiepaneel is tijdelijk aan het apparaat bevestigd met een schroef. (Bij de modellen 20-32))
(Zie Afb. 3)
(a) Controleer de locatie voor de opening aan de hand van het meegeleverde installatiesjabloon (3).
Kies een zodanige locatie dat er een vrije ruimte van ten minste 90 is tussen het plafond en de hoofdunit.
•
(b) Bevestig het installatiepaneel (1) tijdelijk op het installatiesjabloon (3) en gebruik een waterpas om
ervoor te zorgen dat de afvoerslang ofwel horizontaal of iets omlaag afloopt.
(c) Bevestig het installatiepaneel (1) op de wand met schroeven of bouten.
• Wanneer u bevestigingsschroeven voor het installatiepaneel (2) gebruikt, moet u ten minste 4
schroeven aan weerskanten (dus totaal 8 schroeven met een lengte tussen 20 en 32 type), 9 schroeven (met een lengte van 40 tot 63 type) van de aanbevolen maat gebruiken volgens het meegeleverde installatiesjabloon (3).
• Als u het installatiepaneel met bouten bevestigt kunt u M8 - M10 bouten gebruiken (totaal 2 bouten)
aan elke kant.
• Gebruik, wanneer het installatiepaneel in beton moet worden bevestigd, gewone funderingsbouten
(M8 - M10).
(3) Verwijder de betreffende uitbreekopeningen in de voorste grille wanneer u de leidingen via links,
linksonder, rechts of rechtsonder wilt leiden. (Zie Afb. 4)
Installatiepaneel (1)
Tijdelijke schroef
(Bij de modellen 20-32)
Leiding links
Voorzijde grille
Uitbreken op
de groef.
Leiding linksachter
Leiding linksonder
Uitbreken
Leiding rechtsachter
Leiding rechts
Afb. 3
(4) Verwijder het frontpaneel en het onderhoudsluik. (Zie Afb. 5)
< Zo verwijdert u het frontpaneel en het onderhoudsluik >
(1) Open het frontpaneel zo ver mogelijk.
(2) Druk de asjes aan beide zijden van het frontpaneel naar het midden van de hoofdunit en verwijder het
paneel. (U kunt het paneel ook losnemen door het ofwel geheel naar links of naar rechts te schuiven
en het daarna naar voor te trekken.)
(3) Verwijder de schroef van het onderhoudsluik en trek de greep naar voor.
Leiding rechtsonder
As
(1)
Frontpaneel
As
Onderhoudsluik
Afb. 4
(2)(2)
(3)
Greep
As
Afb. 5
Nederlands7
Schroef
Page 10
(5) Buig de leiding in de gewenste richting.
Voor leidingen via rechts, rechtsonder en rechtsachter
(Zie Afb. 6)
Omwikkel de afvoerslang samen met de koelmiddelleiding met isolati-
•
etape (4) zodat de afvoerslang onder de koelmiddelleiding zit.
Isolatietape (4)
Koelmiddelleiding
Voor leidingen links, linksonder en linksachter
• Verwijder het frontpaneel. (Zie Afb. 7)
< Zo verwijdert u het frontpaneel >
Verwijder het frontpaneel op de manier zoals is beschreven bij het
bevestigen van de binnenunit met schroeven of bij het monteren van
Afb. 6
Afvoerslang
optionele accessoires (draadloze afstandsbediening, adapterprintplaat, enz.).
(1) Verwijder het frontpaneel.
(2) Verwijder de schroeven (2 stuks bij type FXAQ20, 25 en 32; 3 stuks bij type FXAQ40, 50 en 63)
waarmee de grille is bevestigd.
(3) Verwijder de nokjes (3 stuks) waarmee het frontpaneel is bevestigd door deze in de richting van de
pijlen te drukken.
(4) Pak de horizontale jaloezieën niet vast en verwijder frontpaneel door het in de richting van de pijl te
trekken.
Nokje
(3)
Positie van de nokjesPositie van de nokjes
(3)(3)
Voorzijde
grille
Positie van de schroeven
(2)
(2)(2)
(4)
Afb. 7
Positie van de schroeven (bij type FXAQ40, 50 en 63)
• Verwijder de afvoerplug, de isolatie en de afvoerslang van de afvoerschaal en vervang deze.
(Zie Afb. 8)
• Sluit eerst de lokale koelmiddelleidingen aan en zorg er daarbij voor dat de leiding overeenkomt met de
ingeslagen markering op het installatiepaneel (1).
< De afvoerslang en de afvoerplug vervangen >
(1) Verwijder de afvoerplug en de isolatie.
(2) Verwijder de afvoerslang en monteer deze aan de linkerkant.
(3) Monteer de afvoerplug en de isolatie aan de rechterkant.
Isolatie
Zorg ervoor dat
deze de leiding
volledig omhult.
Afb. 8
Afvoerplug
Gebruik geen smeermiddel (koelmiddelolie) tijdens het
monteren. Hierdoor kan het materiaal beschadigen en
kunnen waterlekkages ontstaan.
Monteren met een steeksleutel (4mm).
8Nederlands
Page 11
(6) Haak de binnenunit op het montagepaneel. (Zie Afb. 9)
• Plaats een blokje tussen de wand en de binnenunit; dit werkt een stuk gemakkelijker.
Onderhoudsluik
Frontpaneel
Gebruik een kabeldoorvoer
Haak de haak van de binnenunit op het installatiepaneel (1).
Voorzijde grille
Plaats een blokje
Wand
voor alle bekabeling.
Koelmiddelleiding
Nokje
(Doe dit op 2 plaatsen)
Bekabeling (niet meegeleverd)
Voedingskabel, besturingskabel, aardingskabel,
bekabeling voor de afstandsbediening
Voor leidingen via rechts, rechtsonder en rechtsachter
• Leid de afvoerslang en de koelmiddelleiding naar de wand.
(7) Leid de voedingskabel, de besturingskabel, de aardingkabel en de bekabeling voor de afstands-
bediening via de kabeldoorvoer vanaf de achterzijde van de binnenunit naar de voorzijde.
(8) Sluit de leidingen aan. (Zie “5. AANLEGGEN VAN DE KOELSTOFLEIDING” en Afb. 10)
Afb. 9
Installatiepaneel
(accessoire) (1)
Voedingskabel en aardingkabel
Koelmiddelleiding
Zet deze vast met
vinyltape.
Afvoerslang
Bekabeling
Koelmiddelleiding
A
A Kijkrichting
Besturingskabel en bekabeling
voor de afstandsbediening
Wikkel de isolatietape ten minste een halve
Afdichten met kit.
tapebreedte overlappend.
Wikkel deisolatietape helemaal tot het
kniestuk.
Afb. 10
Om stoorsignalen (ruis) van de voedingskabel op de besturingskabel en de bekabeling voor de afstandsbe-
•
diening zo veel mogelijk te voorkomen moeten deze kabels zo ver mogelijk verwijderd van de voedings-/aardingskabel worden geïnstalleerd. Houd de voedingskabel en de aardingkabel bij elkaar, zoals is weergegeven
in de afbeelding. Houd de besturingskabel en de kabel voor de afstandsbediening bij elkaar en leid ze op voldoende afstand van de voedings-/aardingkabel (d.w.z. langs de andere zijkant dan de voedings-/aardingkabel). Bevestig de kabels vervolgens stevig op de koelmiddelleiding.
• Dicht de leidingdoorvoer af met kit.
Nederlands9
Page 12
(9) Druk met beide handen de hoeken onderaan de binnenunit omhoog en haak het nokje aan de acht-
erzijde van de binnenunit op het installatiepaneel (1). (Zie Afb. 9)
• Verwijder nu het blokje dat u in stap (6) heeft aangebracht.
• Zorg ervoor dat de voedingskabel, besturingskabel, aardingskabel en bekabeling voor de afstandsbe-
diening niet binnenin de binnenunit worden afgeklemd.
■ Bij schroeven in de binnenunit
• Verwijder het frontpaneel. (Zie Afb. 7)
• Bevestig de binnenunit op het installatiepaneel (1) met de borgschroeven (6). (Zie Afb. 11)
Afb. 11
Installatiepaneel
(accessoire) (1)
Koelmiddelleiding
Isolatietape
(accessoire) (4)
M4 × 12L
(accessoire) (6)
5.AANLEGGEN VAN DE KOELSTOFLEIDING
〈Meer informatie voor de koelmiddelbuizen voor de buitenunit vindt u in de installatiehandleiding die
aan de buitenunit is bevestigd.〉 〈Breng aan beide zijden van zowel de gas- als de vloeistofleidingen het thermische isolatiemateriaal
aan. Wanneer de leidingen niet worden geïsoleerd kan dat leiden tot waterlekkage.〉
(Gebruik geschikt isolatiemateriaal omdat bij gebruik van een warmtepomp de temperatuur van de gasleiding
kan oplopen tot ongeveer 120°C.)
〈Breng ook extra isolatiemateriaal om de koelmiddelleiding aan (minimaal 20 mm) in situaties waarbij
de temperatuur om de koelmiddelleidingen hoger kan worden dan 30 °C of de relatieve vochtigheid
hoger kan worden dan 80%. Op het oppervlak van de isolatie kan anders condens worden gevormd.〉〈Controleer, voordat de koelmiddelleidingen worden aangesloten, welk type koelmiddel wordt
gebruikt. Wanneer verschillende typen koelmiddel worden gebruikt zal de installatie niet goed
werken.〉
VOORZORGSMAATREGELEN
• Gebruik een pijpsnijder en tromp die geschikt is voor het te gebruiken koelmiddel.
• Breng, voordat u de trompverbinding aandraait, esterolie of etherolie op de tromp aan.
• Knijp de leiding dicht of plak deze af met tape om te voorkomen dat vuil, vloeistof of stof de
leiding kan binnendringen.
• Voorkom dat lucht of andere stoffen dan het koelmiddel in de koelmiddelleidingen terecht kunnen
komen. Ventileer de ruimte onmiddelijk wanneer gasvormig koelmiddel ontsnapt tijdens de
installatiewerkzaamheden.
• Meng geen lucht of ander gas met het voorgeschreven koelmiddel in de koelcyclus.
• Ventileer de kamer als tijdens de werkzaamheden koelmiddelgas is ontsnapt.
• De buitenunit is gevuld met koelmiddel.
• Gebruik alleen naadloze leidingen van koperlegering. (ISO 1337)
10Nederlands
Page 13
• Maak de verbindingen altijd met een steeksleutel en een momentsleutel, zoals is weergegeven in de afbeelding, wanneer de leidingen
worden bevestigd op/losgekoppeld van het apparaat. (Zie Afb. 12)
• Zie “Tabel 1” voor de afmetingen van de flensmoeren.
• Breng, voordat u de flensverbinding bevestigt, wat ether- of esterolie
aan op de getrompte leiding, draai deze drie of vier keer rond en draai
vervolgens de verbinding aan. (Zie Afb. 13)
• Zorg ervoor dat alle met schroeven bevestigde kunststof onder-
Buisverbinding
delen (bijv. leidingdrukplaten) niet met olie in aanraking komen.
Als deze met olie in aanraking komen, vermindert de stevigheid van
de met schroeven bevestigde kunststof onderdelen.
VOORZORGSMAATREGELEN
Wanneer de flensmoer te hard wordt aangedraaid, kan deze
•
breken, waardoor lekkage ontstaat en koelmiddel kan weglekken.
OPMERKING
• Gebruik de flensmoer die bij de behuizing van het apparaat is meegeleverd.
Tabel 1
Momentsleutel
Steeksleutel
Trompmoer
Afb. 12
Breng esterolie of etherolie
enkel aan op de binnenzijde
Afb. 13
PijpdiameterDraaimoment (N·m)Trompafmetingen A (mm)Tromp
φ 6,4 (1/4”)14,2 – 17,28,7 – 9,1
φ 9,5 (3/8”)32,7 – 39,912,8 – 13,2
φ 12,7 (1/2”)49,5 – 60,316,2 – 16,6
0
2
±
0
45
0
2
±
0
90
R0,4-0,8
A
φ 15,9 (5/8”)61,8 – 75,419,3 – 19,7
• Zie Tabel 1 voor het bepalen van het juiste aantrekkoppel.
Niet aanbevolen, maar voor noodgevallen
In principe dient u altijd een momentsleutel te gebruiken maar als die niet beschikbaar is, kunt u de
hieronder beschreven installatiemethode toepassen.
Controleer altijd of er geen lekken zijn als het werk klaar is.
Als u de optrompbout met een sleutel aandraait, komt er een punt waarop het aantrekkoppel plotseling
toeneemt. Vanaf dat punt draait u de bout nog verder over de hoek die hieronder wordt aangegeven:
Tabel 2
PijpdiameterAantal graden doordraaienAanbevolen armlengte van gereedschap
φ 6,4 (1/4”)60 à 90 gradenCirca 150mm
φ 9,5 (3/8”)60 à 90 gradenCirca 200mm
φ12,7 (1/2”)30 à 60 gradenCirca 250mm
φ15,9 (5/8”)30 à 60 gradenCirca 300mm
Controleer altijd of er geen lekken zijn als het werk klaar is.
Nederlands11
Page 14
VOORZORGSMAATREGELEN
LET OP DE VOLGENDE PUNTEN BIJ HET MAKEN VAN SOLDEERVERBINDINGEN
“Gebruik geen vloeimiddel bij het maken van een soldeerverbinding tussen koperen koelmiddelleidingen.
Gebruik daarvoor in de plaats fosfor-kopersoldeer (BCuP-2: JIS Z 3264/B-Cu93P-710/795: ISO 3677) waarvoor geen vloeimiddel nodig is.”
(Vloeimiddel is erg schadelijk voor koelmiddelleidingystemen. Wanneer bijvoorbeeld een vloeimiddel op basis
van chloride wordt gebruikt zullen de leidingen corroderen en wanneer het vloeimiddel fluor bevat zal de
koelmiddelolie worden aangetast.)
• Blaas alvorens plaatselijk aangelegde koelmiddelleidingen te solderen, stikstofgas door de leidingen om de
lucht uit te leidingen te verdrijven.
Solderen zonder het uitvoeren van stikstofinblazing in de leidingen veroorzaakt grote hoeveelheden oxidatiefilm aan de binnenzijde van de leidingen dat tot het defect raken van het systeem kan leiden.
• Bij het solderen van de koelmiddelleidingen pas beginnen met solderen na het uitvoeren van stikstofsubstitutie of na het blazen van stikstofgas in de koelmiddelleidingen. Sluit hierna de binnenunit aan met een
trompverbinding of flensverbinding.
• De stikstofdruk moet met behulp van een reduceerventiel worden ingesteld op 0,02 MPa wanneer tijdens
het vullen van de leidingen een soldeerverbinding moet worden gemaakt. (Zie Afb. 14)
Reduceerventiel
Koelmiddelleiding
Tape
Te solderen
onderdeel
Stikstof
VOORZORGSMAATREGELEN
Isoleer alle ter plaatse gemonteerde leidingen helemaal tot aan de leidingkoppeling binnenin het apparaat. Wanneer iemand een niet-geïsoleerde leiding aanraakt kan deze een brandwond oplopen of kan
daardoor condens worden gevormd op de leiding.
• Vergeet niet om, nadat u de leidingverbinding op gaslekkage heeft gecontroleerd, de meegeleverde isolatietape (4) op de verbinding aan te brengen. De isolatietape (4) moet vanaf het kniestuk helemaal tot het
leidingeind binnenin het apparaat worden gewikkeld. (Zie Afb. 15)
handafsluiter
Stikstof
Afb. 14
Buisisolatie voor de
binnenunitleidingen
Lokale
Buisisolatie
Klem groot (accessoire) (5)
Buisisolatie
Buisisolatie
leidingen
Kniestuk
Rand van buisisolatie
Bevestig de buisisolatie
Binnenunitleidingen
Buisisolatie voor de
binnenunitleidingen
Isolatietape (accessoire) (4)
Zie “4. INSTALLATIE VAN DE
BINNENUNIT”
Hier beginnen met omwikkelen
zodanig dat er geen ruimte
is tussen de randen van de
buisisolatie.
Afb. 15
VOORZORGSMAATREGELEN
Isoleer alle ter plaatse gemonteerde leidingen helemaal tot aan de leidingkoppeling binnenin het apparaat. Wanneer iemand een niet-geïsoleerde leiding aanraakt kan deze een brandwond oplopen of kan
daardoor condens worden gevormd op de leiding.
12Nederlands
Page 15
6.HET AANLEGGEN VAN DE AFVOERBUIZEN
(1) Installeer de afvoerleiding. (Zie Afb. 16)
• Zorg ervoor dat de afvoerleiding zo kort mogelijk is en afloopt om luchtbelvorming te voorkomen.
• Let op de in Afb. 16 gemarkeerde punten wanneer u de afvoer installeert.
Zorg ervoor dat de
afvoer naar beneden
afloopt.
Zorg ervoor dat het uiteinde niet onder water komt te
staan (ook niet wanneer water wordt bijgevuld).
• Gebruik, wanneer de afvoerslang moet worden verlengd, een gewone slang en isoleer het deel van de
afvoerslang binnenshuis. (Zie Afb. 17)
Verlenging voor
afvoerleidingen
(in de handel verkrijgbaar)
Buisisolatie
(in de handel verkrijgbaar)
( Zie “4. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT” )
Afb. 17
• Zorg ervoor dat de diameter van de leidingen gelijk is aan of groter is dan die van de leidingen (PVC,
nominale diameter 13 mm).
• Wanneer u een PVC-leidingverbinding (met nominale diameter 13 mm) gebruikt op de afvoerslang die
verbonden is met de binnenunit (bijvoorbeeld voor ingebouwde leidingen enz.) kunt u een normaal in de
handel verkrijgbare PVC-leidingverbinding (met nominale diameter 13 mm) gebruiken. (Zie Afb. 18)
Afvoerslang
(Aflopend)
Afb. 16
Afvoerslang van
binnenunit
Isolatietape (accessoire) (4)
Afvoerslang
Afvoerslang,
aangesloten op
de binnenunit
(2) Zorg ervoor dat de afvoer goed werkt.
• Controleer, nadat u de afvoer heeft geïn-
stalleerd, of deze goed werkt door het frontpaneel te openen, het luchtfilter te verwijderen, water in de afvoerschaal te
gieten en te controleren of het water zonder
problemen uit de afvoerslang loopt.
(Zie Afb. 19)
Nederlands13
In de handel verkrijgbare
leidingverbinding
(met nominale diameter
13 mm)
Afb. 18
Plastic bakje
om water mee
te gieten
Afb. 19
In de handel verkrijgbare
leiding ( met nominale
diameter 13 mm)
Afvoerschaal
Zorg ervoor dat het water niet opspat.
Page 16
VOORZORGSMAATREGELEN
• Aansluitingen voor afvoerleidingen
Sluit de afvoerleidingen niet direct aan op een riool dat ruikt naar ammoniak. De ammoniak in het riool kan
de binnenunit via de afvoerleidingen binnendringen waardoor de warmtewisselaar gaat corroderen.
• Hierdoor zal de afvoerleiding geblokkeerd worden omdat het water in afvoerleiding zal blijven staan.
7.ELEKTRISCHE BEDRADING
7-1ALGEMENE INFORMATIE
• Alle niet meegeleverde en ter plaatse aangeschafte componenten en materialen moeten voldoen aan de
ter plaatse geldende voorschriften.
• Gebruik alleen koperdraad.
• Meer informatie over de elektrische aansluitingen vindt u in “BEDRADINGSSCHEMA” dat is bevestigd aan
de behuizing van het apparaat.
• Meer informatie over het aansluiten van de bedrading van de afstandsbediening vindt u in de installatiehandleiding die bij de afstandsbediening werd meegeleverd.
• Alle bedrading dient door een erkend elektricien te worden aangelegd.
• Dit systeem bestaat uit meerdere binnenunits. Markeer de verschillende apparaten als unit A, unit B enz.
en controleer dat de printplaatbedrading naar de buitenunit en de BS-unit correct is aangesloten. Wanneer
de bedrading en/of de leidingen tussen de buitenunit en een binnenunit niet goed is/zijn aangesloten,
bestaat de mogelijkheid dat het systeem niet goed werkt.
• Er dient een circuitonderbreker te worden geïnstalleerd waarmee de stroomtoevoer van het gehele
systeem kan worden onderbroken.
• Meer informatie over de soort voedingskabel, de capaciteit van de onderbrekerschakelaar en de schakelaar en de bekabeling vindt u in de installatiehandleiding bij de buitenunit.
• Vergeet niet om de airconditioner te aarden.
• Sluit de aardingsdraad niet aan op een gas- of waterleiding, bliksemafleider of de aardedraad van een tele-
fooninstallatie.
• Gasleidingen: brand- of explosiegevaar bij gaslekkage.
• Waterleidingen: geen aarding op PVC-leidingen.
• Aardingleidingen van telefoon of lichtleidingen: kunnen abnormaal hoge elektrische potentiaal in de
De maximale lengte van de besturingskabels en de bekabeling voor de afstandsbediening is als volgt.
(1) Buitenunit – Binnenunit:Maximum. 1000 m (Totale bedradingslengte 2000 m)
(2) Binnenunit – Afstandsbediening:Maximum. 500 m
OPMERKING
1. Wordt enkel getoond in geval van beschermde leidingen. Gebruik H07RN-F in geval van geen bescherm-
ing.
2. Plastic draad met mantel of kabel (Geïsoleerde dikte: 1 mm of meer)
VOORZORGSMAATREGELEN
• Leid de bedrading en breng het deksel stevig aan zodat dit tijdens werk aan de bedrading niet los kan
raken.
• De afstandsbedieningsbedrading en de besturingsbedrading niet samen vastklemmen met de voedingsbedrading. Dit kan defecten veroorzaken.
• De afstandsbedieningsbedrading en de besturingsbedrading moeten geplaatst worden op een afstand van
tenminste 50 mm van de voedingsbedrading. Wanneer deze richtlijn niet wordt opgevolgd, kan dit defecten
veroorzaken als gevolg van elektrische storing.
16AH05VV - U3G
De diameter en de
lengte van de
gebruikte kabel
moeten voldoen
aan de lokale en
landelijk geldende
voorschriften
Vinylsnoer met
mantel of kabel
(2-draads)
0,75 - 1,25 mm
2
8.
ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN VOORBEELD VAN ELEKTRISCHE AANSLUITING
8-1ZO SLUIT U DE ELEKTRISCHE BEKABELING AAN
Methoden voor aansluiten van voedingskabel, units en snoeren voor afstandsbedieningen bekabeling
• Voedingsbedrading en aardkabel
• Draai de schroeven van het Onderhoudsluik los en verwijder het.
Sluit de voedingskabel en de aardingkabel aan op het aansluitingenblok (3P).
Zet daarbij de voedingskabel en de aardingkabel vast met de meegeleverde klemmen (klein) (5) en bevestig ze vervolgens met de meegeleverde klemmen (klein) (5) op de manier zoals is weergegeven in de
afbeelding. (Zie Afb. 21)
• Besturingskabels en de bekabeling voor de afstandsbediening
Draai de schroeven van het Onderhoudsluik los en verwijder het.
Sluit de bekabeling voor de afstandsbediening en de besturingskabel aan op het aansluitingenblok (6P).
Zet daarbij de kabel voor de afstandsbediening en de besturingskabel vast met de meegeleverde klemmen
(klein) (5) en bevestig ze vervolgens met de meegeleverde klemmen (klein) (5) op de manier zoals is
weergegeven in de afbeelding. (Zie Afb. 21)
• Bevestig dit om te voorkomen dat water en ook insecten en andere kleine dieren van buitenaf kunnen binnendringen. Anders kan er kortsluiting ontstaan in de besturingskast.
Nederlands15
Page 18
[ VOORZORGSMAATREGELEN ]
Houd onderstaande richtlijnen aan bij het aansluiten van bedrading aan het aansluitingenblok van de voedingsbedrading en het aansluitingenblok van de afstandsbediening.
Aantrekkoppel voor aansluitingenblokken
• Gebruik een passende schroevendraaier voor het aandraaien van de schroeven van de aansluitingen.
Als de schroevendraaier te smal is zult u de koppen van de schroeven beschadigen en de aansluitingen
niet strak genoeg aan kunnen draaien.
• Als de aansluitschroeven te strak worden aangedraaid kunnen de schroeven beschadigen.
• In de onderstaande tabel vindt u de aantrekmomenten voor de schroeven van de aansluitingen.
DraaddikteDraaimoment (N·m)
Aansluitingenblok voor afstandsbediening (6P)M3,50,79 - 0,97
Aansluitingenblok voor de voeding en aarding
(3P)
Wanneer deze niet beschikbaar zijn, onderstaande instructies volgen.
Sluit geen kabels met verschillende dikte aan op dezelfde aardaansluiting.
M41,18 - 1,44
Sluit aan beide
zijden kabels van
dezelfde dikte aan.
Loszittende verbindingen kunnen tot onveilige situaties leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het aanleggen van de voedingsbedrading
Gebruik een aansluitoog voor het aansluiten op het voedingsaansluitingenblok. Volg onderstaande instructies
in het geval dit om onvermijdelijke redenen niet gebruikt kan worden.
Verwijder meer dan 40 mm van de isolatie van de voedingsbedrading. (Zie Afb. 20)
Sluit geen kabels
van dezelfde dikte
op één zijde aan.
Sluit geen kabels
van verschillende
dikte aan.
Monteer een isolatiemof
Ronde kabelschoen
Voedingsbedrading en aardkabel
Afb. 20
• Zie voor de afstandsbedieningsbedrading de “INSTALLATIEHANDLEIDING VAN DE AFSTANDSBEDIENING” die meegeleverd is met de afstandsbediening.
• Sluit de voedingskabel nooit aan op het aansluitingenblok voor de afstandsbediening. Door een
dergelijke vergissing kan het hele systeem beschadigd worden.
16Nederlands
40 mm of meer
Page 19
• Gebruik enkel de voorgeschreven kabels en maak deze stevig aan de aansluitpunten vast. Let er op dat
door de kabels geen externe kracht op de aansluitpunten wordt uitgeoefend. Houd de bedrading netjes bij
elkaar en let er op dat deze andere onderdelen niet hindert en dat het deksel van de besturingskast niet
omhoog gedrukt wordt. Zorg ervoor dat het deksel stevig sluit. Niet goed gemaakte aansluitingen kunnen
oververhitting veroorzaken en in het ergste geval elektrische schokken of brand.
Aansluitingenblok voor
de voeding (3P)
Wanneer de aansluitklem van
de voeding ook wordt gebruikt
voor andere apparaten.
N
L
Zorg ervoor dat de isolatie
van de kabels zodanig blijft dat
ze wel contact met het
aansluitingenblok, maar niet
met elkaar kunnen maken.
Massaaansluiting
Aardingskabel
Voedingskabel
Bekabeling
voor de
afstandsbediening
LN
F1 F2 T1 T2P1 P2
REMOTE
TRANSMISSION
WIRING
CNTRL
FORCED
OFF
< Aansluitingen maken >
Klem klein (accessoire) (5)
Vastzetten nadat de bekabeling
tussen de eenheden en de
aardingskabel bij elkaar zijn
geklemd.
Voedingskabel
Besturingskabel
Aardingskabel
Bekabeling voor de
afstandsbediening
Klem klein
(accessoire) (5)
Klem klein (accessoire) (5)
(op 3 plaatsen)
Snij het overtollige materiaal af.
Aansluitingenblok (6P)
Besturingskabel
Afb. 21
VOORZORGSMAATREGELEN
• Vergeet niet om de afdichtmat en kit (niet meegeleverd) aan te brengen, om te voorkomen dat water,
insecten of andere kleine dieren het apparaat kunnen binnendringen. Daardoor kan kortsluiting ontstaan in
het aansluitingencompartiment.
• Oefen geen kracht uit op de kabelverbindingen wanneer u deze vastzet met de meegeleverde klemmen.
Zorg er bij het aansluiten van de bedrading voor dat het deksel van de besturingskast goed aansluit; leg de
kabels netjes neer en schroef het inspectieluik vervolgens stevig vast. Let er bij het bevestigen van het
inspectieluik op dat de bekabeling niet wordt afgeklemd. Voer kabels voorzichtig door de doorvoeren om te
voorkomen dat ze beschadigd worden.
• Voer de kabel voor de afstandsbediening, de verbindingskabels en andere elektrische bekabeling ook
buiten het apparaat niet door dezelfde buis en houdt daarbij een minimale afstand aan van 50 mm om elektrische interferentie en storingen daardoor te voorkomen.
• Gebruik de voorgeschreven draad en zet deze stevig vast op de aansluitingen. Oefen daarbij echter niet te
veel kracht uit op de aansluitingen. Leid de draden netjes en voorkom dat de draden in de weg zitten en het
onderhoudsluik niet meer kan worden geopend. Controleer dat het deksel goed aansluit. Wanneer de
installatie niet op de juiste manier wordt uitgevoerd, kan dat leiden tot oververhitting en, in het slechtste
geval, gevaar voor elektrische schokken of brand.
Nederlands17
Page 20
8-2VOORBEELD VAN BEDRADING
• Sluit de voedingskabel van elke unit aan over een schakelaar en zekering zoals is weergegeven in de
afbeelding.
VOORBEELD VAN EEN COMPLEET SYSTEEM (3 systemen)
Voedingskabel
Voeding
Hoofdschakelaar
Buitenunit
BS-eenheid
(Alleen voor modellen
met warmteterugwinning)
Binnenunit
Bekabeling voor de units en
de afstandsbediening
Schakelaar
Zekering
Afstandsbediening
Afb. 22
1. Bij gebruik van1 afstandsbediening voor 1 binnenunit. (Normale bediening)
Voeding
220-240V
50Hz
LN
Buitenunit
Controledoos
IN/D OUT/D
F
1 F2 F1 F2
Voeding
220-240V
LN
50Hz
Voeding
220-240V
50Hz
LN
Voeding
220-240V
50Hz
LN
Systeemnr.1
LN
P1P
2
F1F2T1T
2
P1P
2
F1F2T1T
2LN
P1P
2
F1F2T1T
2LNLNP1P2
F1F2T1T
Binnenunit ABinnenunit BBinnenunit C
P1P
2
P1P
2
P1P
2
P1P
Laatste
2
binnenunit
in de reeks
2
Afb. 23
18Nederlands
Page 21
2. Voor groepsbediening of bediening met 2 afstandsbedieningen
Voeding
220-240V
50Hz
LN
Buitenunit
Controledoos
IN/D OUT/D
F
1 F2 F1 F2
Opmerking: Het is bij gebruik van groepsbesturing niet
Systeemnr.2
Binnenunit BBinnenunit C
Binnenunit A
LN
P1P
2
F1F2T1T
2LNP1P2F1F2T1T2LNP1P2F1F2T1T2LNP1P2F1F2T1T2
P1P
2
3. Bij het invoegen van de BS-eenheid
Voeding
220-240V
50Hz
LN
Buitenunit
Controledoos
IN/D OUT/D
F
1 F2 F1 F2
Systeemnr. 3
nodig om het adresvan de binnenunit te bepalen.
Het adres wordt bij het inschakelen van de netspanning
automatisch ingesteld.
Laatste
binnenunit
in de reeks
P1P
P1P
2
2
Bij gebruik met 2
afstandsbedieningen
Afb. 24
Voeding
220-240V
50Hz
BS-eenheid
Controledoos
IN/DOUT/D
F
1 F2 F1 F2
BS-eenheid
Controledoos
IN/DOUT/D
F
1 F2 F1 F2
LN
Binnenunit A
LNLN
P1P2F1F2T1T
2
P1P2F1F2T1T
Laatste
2
binnenunit
in de reeks
P1P
2
P1P
2
Afb. 25
[ VOORZORGSMAATREGELEN ]
1. Alle besturingsbedrading, behalve de afstandsbedieningsbedrading is gepolariseerd en moet overeenko-
men met het symbool op het aansluitingspunt.
2. Voor units in hetzelfde systeem kan volstaan worden met één hoofdschakelaar. Vertakkingschakelaars en
stroomonderbrekers moeten zorgvuldig worden geselecteerd.
3. Aard de installatie niet op gasleidingen, waterleidingen of bliksemleidingen of op de aardleiding van de
telefooninstallatie. Door een slechte aarding kan gevaar ontstaan voor elektrische schokken.
Nederlands19
Page 22
8-3BESTURING DOOR 2 AFSTANDSBEDIENINGEN (BESTUREN VAN 1 BINNENUIT DOOR
2 AFSTANDSBEDIENINGEN)
• Wanneer u 2 afstandsbedieningen gebruikt, moet u de ene op “HOOFD” instellen en de andere op “HULP”.
HOOFD/HULP-OMSCHAKELING
(1) Steek een schroevendraaier in de sleuf tussen het
onderste en het bovenste deel van de afstandsbediening (op 2 plaatsen) en haal zo het bovenste deel van
afstandsbediening los.
De printplaat is in het bovenste gedeelte van de
afstandsbediening bevestigd. (Zie Afb. 26)
Steek de schroevendraaler hierin
en verwijder het bovenste deel van
de afstandsbediening voorzichtig.
Bovenste deel
van de
afstandsbediening
Onderste deel
van de
afstandsbediening
Afb. 26
Zet de
(2)
hoofd/hulp-omschakeling
van één van de afstandsbedieningen op “S”.
(Laat de schakelaar van de andere afstandsbediening op “M” staan.) (Zie Afb. 27)
Aansluitmethode
(Zie “7. ELEKTRISCHE BEDRADING”)
(3) Verwijder het onderhoudsluik.
(4) Sluit afstandsbediening 2 (slave) aan op het
aansluitingenblok (6P) voor de afstandsbediening (P
, P2) in de controle eenheid.
1
(Geen polariteit.)(Zie afb. 24 en paragraaf 7-3
op de printplaat
Printplaat afstandsbediening
(Fabrieksinstelling)
(Als de fabrieksinstellingen
ongewijzigd zijn gebleven,
hoeft u slechts één van de
afstandsbedieningen te
veranderen.)
S
S
M
S
M
Afb. 27
voor de afmetingen van de bekabeling.)
8-4GECOMPUTERISEERDE BESTURING (GEFORCEERD UIT EN AAN/UIT BESTURING)
(1) Bedradingsspecificaties en het aanleggen van de bedrading
• Sluit de toevoer van buiten aan op de aansluitpunten T1 en T2 van het aansluitingenblok (6P) voor de
afstandsbediening.
Invoer A
F2T1T2
GEFORCEERDE UIT
Afb. 28
Bedradingsspecificatie
Kabeldikte
Bemantelde vinylleiding of kabel (2 kernen)
0,75 - 1,25 mm
2
LengteMaximum. 100 m
Externe aansluiting
Contact gegarandeerd belastbaar met 15 V
gelijkstroom, 1mA
(2) Besturing
• De volgende tabel toont de GEFORCEERD UIT en AAN/UIT WERKINGEN in reactie op invoer A.
GEFORCEERDE UITAAN/UIT BESTURING
Invoer : “AAN” stopt het bedrijf (onmogelijk met afstandsbedieningen).
Invoer UIT maakt bediening via afstandsbediening mogelijk.
Invoer UIT→ AAN schakelt de unit in.
Invoer AAN → UIT schakelt de unit uit.
(3) GEFORCEERD UIT en AAN/UIT selecteren
• Schakel de netspanning in en schakel het toestel met de afstandsbediening in werking.
20Nederlands
Page 23
8-5CENTRALE BESTURING
• Voor centrale besturing dienen de groepsnummers te worden bepaald. Zie de gebruiksaanwijzing van elke
optionele afstandsbediening voor centrale besturing.
9.LOKALE INSTELLINGEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Bij het maken van plaatselijke instellingen of bij het proefdraaien zonder dat het sierpaneel is
bevestigd, de afvoerpomp niet aanraken. Dit kan elektrische schokken veroorzaken.
(1) Zorg ervoor dat de inspectieluiken van de binnen- en buitenunits gesloten zijn.
(2) De veldingstellingen moeten conform de omstandigheden van installatie vanaf de afstandbedien-
ing worden uitgevoerd.
Instelling gebeurt door wijziging van het “Functienr.”, het “EERSTE CODENR.” en het “TWEEDE CODENR.”
•
• In de paragraaf “Lokale instelling” bij de afstandsbediening vindt u de volgorde van de instellingen en de
manier waarop deze moeten worden doorgevoerd.
* Instelling moet worden uitgevoerd op alle units in een groep. Wanneer u de instelling voor afzonderlijke
units wilt maken of de instellingen wilt controleren, kunt u de modus Nos. gebruiken (met “2” als verhoogd
weergegeven klein cijfer) tussen haakjes ( ).
9-1INSTELLING VAN DE LUCHTFILTERAANDUIDING
• De displays van de afstandsbedieningen zijn voorzien van een luchtfilteraanduiding die aangeeft wanneer
het luchtfilter gereinigd moet worden.
• Stel het TWEEDE CODENR. afhankelijk van de hoeveelheid stof of vuil in de kamer volgens Tabel 3 in.
(De fabrieksinstelling voor het TWEEDE CODENR. is “01” voor licht vervuild filter.)
Tabel 3
Instelling
Luchtfilterbevuiling - licht
Luchtfilterbevuiling - zwaar
Interval tussen
luchtfilteraanduidingen
Ca. 200 uren
Ca. 100 uren02
Functienr.
10 (20)0
EERSTE
CODENR.
TWEEDE CODENR.
01
9-2INSTELLING VAN DE LUCHTSTROOM VERHOUDINGEN
• Het is mogelijk om de ingestelde luchtstroming (HOOG en LAAG) te verhogen. Stel het TWEEDE
CODENR. volgens Tabel 4 naar eigen voorkeur in.
(De fabrieksinstelling voor de TWEEDE CODENR. is standaard “01”.)
Tabel 4
InstellingFunctienr.EERSTE CODENR.TWEEDE CODENR
Standaard
Iets hoger02
Hoger03
〈Bij gebruik van draadloze afstandsbedieningen〉
• Bij gebruik van draadloze afstandsbedieningen moeten de draadloze afstandsbedieningen geadresseerd
worden. Zie de installatiehandleiding van de draadloze afstandsbediening voor details.
13 (23)0
01
.
Nederlands21
Page 24
• Stel de afstandsbediening in op de veld instelfunctie. Zie
“HET INSTELLEN VAN HET VELD” vin de handleiding
TWEEDE CODENR.
Functienr.
van de afstandsbediening voor details.
• Selecteer functienr. 12 als de veld instelfunctie is ingeschakeld en stel het eerste codenummer (schakelaar) in
op “1”. Zet daarna het tweede codenummer (positie) op
“01” voor GEFORCEERDE UIT en “02” voor AAN/UIT
WERKING.
SETTING
(GEFORCEERD UIT is de fabrieksinstelling.)
(Zie Afb. 29)
EERSTE CODENR.MODUS LOKALE
INSTELLINGEN
Afb. 29
10. TESTEN
Zorg ervoor dat de inspectieluiken van de binnen- en buitenunits gesloten zijn.
Zie de installatiehandleiding van de buitenunit.
• De bedrijfsindicator van de afstandsbediening knippert wanneer er een fout optreedt. Lees de storingscode
af van de LCD-display om de plaats van de storing te lokaliseren. Een beschrijving van de storingscodes
en de oorzaak ervan vindt u in de “VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET ONDERHOUD” van de binnenunit.
Als een van de items in Tabel 5 wordt weergegeven is er mogelijk een probleem met de bekabeling of de
voedingsspanning; controleer daarom de bekabeling nogmaals.
Tabel 5
Display van de afstandsbedieningInhoud
De melding “besturing door
systeem” brandt
• Er is een kortsluiting bij de aansluitingen GEFORCEERD
UIT (T1, T2).
• De voedingsspanning van de buitenunit is uitgeschakeld.
De melding “U4” brandt
De melding “UH” brandt
• De voedingskabel van de buitenunit is niet geïnstalleerd.
• Onjuiste bekabeling voor de besturingskabel en/of
GEFORCEERD UIT.
• De kabel voor afstandsbediening is onderbroken.
• De voedingsspanning van de binnenunit is uitgeschakeld.
• De voedingskabel van de binnenunit is niet geïnstalleerd.
Geen informatie in het display
• Onjuiste bekabeling voor de bekabeling voor de afstandsbediening, de besturingskabel en/of GEFORCEERD UIT.
• De vertakkingbekabeling is onderbroken.
• Informeer de klant om als de interieurwerkzaamheden niet voltooid zijn aan het einde van het proefdraaien
de airconditioner niet te gebruiken totdat de interieurwerkzaamheden gereed zijn om de binnenunit te beschermen.
(Als de airconditioner gebruikt wordt kan de binnenunit door stoffen die door de verf worden afgegeven,
kleefmiddel, enz. verontreinigd raken en deze kunnen spatten of waterlekkage veroorzaken.)
OPMERKING
• Controleer na het voltooien van het proefdraaien de punten vermeld onder “b. Punten die moeten worden
gecontroleerd bij aflevering”.
22Nederlands
Page 25
11. BEDRADINGSSCHEMA
OPMERKING) 5
INVOER VANAF BUITEN
ONTVANGER / DISPLAY
BESTURINGSKABEL VOOR
(DRAADLOZE AFSTANDSBEDIENING)
OPMERKING) 8
OPMERKING) 8
OPMERKING) 8
OPMERKING) 8
OPMERKING) 2
BEKABELDE
CENTRALE AFSTANDSBEDIENING
AFSTANDSBEDIENING
OPMERKING) 8
4.TOONT KORTSLUITINGCONNECTOR.
WANNEER DE BEDRADING VANAF BUITEN WORDT
5.
AANGESLOTEN, KAN HET APPARAAT AAN / UIT
WORDEN GESCHAKELD VANAF DE
AFSTANDSBEDIENING. MEER INFORMATIE
HIEROVER VINDT U IN DE INSTALLATIEHANDLEIDING
DIE AAN HET APPARAAT IS BEVESTIGD.6.DE UITVOERING VAN DE AFSTANDSBEDIENING VERSCHILT
PER SYSTEEMCOMBINATIE. CONTROLEER VOORDAT U DE
AANSLUITINGEN MAAKT OF DE TE GEBRUIKEN
AANSLUITMATERIALEN VOLDOEN AAN DE SPECIFICATIES.7.BEVESTIG DE INSTELLING MET DE KEUZESCHAKELAAR
(SS1, SS2) OP DE DRAADLOZE AFSTANDSBEDIENING OF
DE BEKABELDE AFSTANDSBEDIENING OP DE MANIER
ZOALS IS BESCHREVEN IN DE INSTALLATIEHANDLEIDING
EN DE TECHNISCHE GEGEVENS, ENZ.8.X15A, X24A, X35A EN X38A ZIJN AANGESLOTEN WANNEER
DE OPTIONELE ACCESSOIRES GEBRUIKT WORDEN.
BEDRADINGSSCHEMA
~
50 Hz
220-240V
VOEDING
BINNENUNIT
PRINTPLAAT
ZEKERING (T, 3,15AH, 250V)
LICHTDIODE
(ONDERHOUDS-CONTROLE-
GROEN)
MOTOR
(BINNENVENTI-LATOR)
MOTOR (DRAAIKLEP)
THERMISTOR (LUCHT)
THERMISTOR
(VLOEISTOFSPIRAALLEIDING)
A1P
F1U
HAP
M1F
M1S
R1T
R2T
ZIJKANT
THERMISTOR
(GASSPIRAALLEIDING)
AANSLUITINGENBLOK
(BESTURING)
AANSLUITINGENBLOK
(VOEDINGSSPANNING)
R3T
X1M
X2M
VOORZIJDE
(BINNENUNIT)
SCHAKELDOOS
OPMERKINGEN)
ELEKTRONISCHE
EXPANSIEKLEP
VOEDINGSSPANNINGSCHAKELING
PC
Y1E
ONTVANGER / DISPLAY
AANSLUITSTEKKER VOOR EXTRA LEVERBARE
:VELDBEDRADING:AANSLUITSTEKKER
INDIEN GEBRUIK WORDT GEMAAKT VAN CENTRALE
AFSTANDSBEDIENING DIENT DEZE CONFORM DE BIJGEVOEGDE
INSTRUCTIEHANDLEIDING OP DE UNIT TE WORDEN AANGESLOTEN.