Onze welgemeende dank voor de aankoop van dit product.
De originele instructies zijn geschreven in het Engels. Alle andere
talen zijn vertalingen van de oorspronkelijke instructies.
LEES DEZE INSTRUCTIES ZORGVULDIG VOOR DE
INSTALLATIE. IN DEZE INSTRUCTIES STAAT HOE U DE
UNIT JUIST INSTALLEERT EN CONFIGUREERT. BEWAAR
DEZE HANDLEIDING OP EEN PLAATS WAAR U ZE KUNT
TERUGVINDEN VOOR LATERE NASLAG.
1. DEFINITIES
1.1. Betekenis van de waarschuwingen en symbolen
De waarschuwingen zijn in deze handleiding geordend volgens hun
zwaarte en kans op voorkomen.
GEVAAR
Duidt een direct gevaarlijke situatie aan die, als ze niet
wordt voorkomen, leidt tot ernstig letsel en/of de dood.
WAARSCHUWING
Duidt een potentieel gevaarlijke situatie aan die, als ze niet
wordt voorkomen, kan leiden tot ernstig letsel en/of de dood.
VOORZICHTIG
Duidt een potentieel gevaarlijke situatie aan die, als ze niet
wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelzwaar letsel.
Deze aanduiding kan ook worden gebruikt om te
waarschuwen voor onveilige handelingen.
AANDACHT
Duidt situaties aan die uitsluitend kunnen leiden tot
materiële schade.
Dit symbool duidt op handige tips of bijkomende informatie.
Sommige soorten gevaar worden met speciale symbolen aangeduid:
Elektrische stroom.
Gevaar om zich te verbranden (ook door zure stoffen).
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
1.2. Betekenis van termen
Montagehandleiding:
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde
toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing
moet worden geïnstalleerd, geconfigureerd en onderhouden.
Gebruiksaanwijzing:
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde
toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing
moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud:
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een
bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien
van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of
onderhouden te worden.
Dealer:
Verkoper van de producten beschreven in deze handleiding.
Installateur:
Technisch geschoold persoon die bevoegd is om de producten die in
deze handleiding worden besproken, te installeren.
Gebruiker:
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product
gebruikt.
Onderhoudsbedrijf:
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste onderhoudswerkzaamheden
aan de unit uit te voeren of te coördineren.
Toepasselijke wetgeving:
Alle internationale, Europese, nationale en locale richtlijnen, wetten,
verordeningen en/of voorschriften die relevant zijn voor en van
toepassing zijn op een bepaald product en/of een bepaald bereik.
Accessoires:
Apparatuur die bij de unit wordt geleverd en die moet worden
geïnstalleerd volgens de instructies in de documentatie.
Optionele apparatuur:
Apparatuur die optioneel kan worden gecombineerd met de
producten die in deze handleiding worden besproken.
Levering door opdrachtgever:
Daikin
Niet door
worden volgens de richtlijnen in deze handleiding.
geleverde apparatuur die geïnstalleerd dient te
2.VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Alle in deze handleiding vermelde voorzorgen betreffen belangrijke
punten: deze voorzorgsmaatregelen dienen dus steeds nauwgezet te
worden gevolgd.
Alle activiteiten die in deze handleiding worden beschreven, moeten
door een installateur worden uitgevoerd.
Draag gepaste persoonlijke veiligheidsuitrusting (veiligheidshandschoenen, veiligheidsbril, ...) als u installatie-, onderhouds- of
servicewerkzaamheden aan de unit uitvoert.
Vraag bij twijfel over installatieprocedures of bediening van de unit
altijd uw plaatselijke dealer om advies en informatie.
Een verkeerde installatie of bevestiging van apparatuur of
accessoires kan een elektrische schok, kortsluiting, lekkages, brand
of schade aan de apparatuur veroorzaken. Gebruik uitsluitend
accessoires en optionele apparatuur van Daikin die speciaal zijn
ontwikkeld voor toepassing met de producten die in deze handleiding
worden behandeld en laat ze door een installateur installeren.
GEVAAR: ELEKTRISCHE SCHOK
Schakel de voeding volledig uit voordat u het servicepaneel
van de schakelkast verwijdert of voordat u onderdelen
aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
Verbreek de verbinding van de voeding in ieder geval
1 minuut of eerder voordat u servicewerkzaamheden aan
elektrische onderdelen gaat uitvoeren. Meet ook na
1 minuut altijd de spanning op de klemmen van de
hoofdstroomkringcondensatoren of op de elektrische
onderdelen en controleer, voordat u onderdelen aanraakt,
of die spanning max. 50 V DC of minder is.
Als u de servicepanelen heeft verwijderd kunnen onder
spanning staande onderdelen gemakkelijk per ongeluk
worden aangeraakt. Laat de unit daarom niet onbeheerd
achter als u voor installatie- of servicewerkzaamheden het
servicepaneel heeft verwijderd.
GEVAAR: LEIDINGEN EN INTERNE ONDERDELEN
NIET AANRAKEN
Raak tijdens of direct na bedrijf geen koelleidingen,
waterleidingen of interne onderdelen aan. De leidingen en
de interne onderdelen kunnen heet of koud zijn afhankelijk
van de bedrijfsomstandigheid van de unit.
Uw handen kunnen brandwonden of bevriezingswonden
oplopen als u leidingen of interne onderdelen aanraakt.
Laat om letsel te voorkomen leidingen en interne
onderdelen weer op normale temperatuur komen of draag
veiligheidshandschoenen als het zich niet laat vermijden
om ze aan te raken.
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
Montagehandleiding
2
Waarschuwing
Voorzichtig
■Vraag aan uw dealer of aan bevoegd personeel om de montagewerkzaamheden uit te voeren. Monteer de machine niet zelf.
Een slechte montage kan lekken of elektrische schokken of
brand veroorzaken.
■Voer de montagewerkzaamheden uit zoals beschreven in deze
montagehandleiding.
Een slechte montage kan lekken of elektrische schokken of
brand veroorzaken.
■Vraag aan uw plaatselijke dealer wat gedaan moet worden
wanneer het koelmiddel lekt. Indien de unit in een kleine kamer
geplaatst moet worden, dienen de nodige maatregelen
genomen te worden om ervoor te zorgen dat er niet meer koelmiddel kan lekken dan de maximum toegestane concentratie in
het geval dat koelmiddel zou lekken. Anders zou een ongeluk
kunnen gebeuren door gebrek aan zuurstof.
■Gebruik enkel de voorgeschreven accessoires en stukken voor
de montage.
Het niet gebruiken van de voorgeschreven stukken kan
waterlekken of elektrische schokken veroorzaken of de unit
doen vallen.
■Monteer de unit op een fundering die het gewicht van de unit
kan dragen.
Indien de fundering niet stevig genoeg is, kan apparatuur vallen
en iemand verwonden.
■Hou tijdens de beschreven montagewerkzaamheden rekening
met sterke winden, orkanen of aardbevingen.
Slordige montagewerkzaamheden kunnen ongelukken
veroorzaken doordat apparatuur kan vallen.
■Controleer of alle elektrische werkzaamheden door bevoegd
personeel worden uitgevoerd volgens de toepasselijke
wetgeving en zoals beschreven in deze montagehandleiding,
gebruik makend van een afzonderlijke kring.
Een niet voldoende krachtige voedingskring of een niet goed
uitgevoerde elektrische constructie kunnen elektrische
schokken of brand veroorzaken.
■Controleer of alle bedradingen veilig zijn en conform de
beschreven draden uitgevoerd worden; controleer of externe
krachten geen aansluitklemmen of draden kunnen belasten.
Een slechte aansluiting of een slecht gesloten klem kunnen
brand veroorzaken.
■Bij het bedraden tussen de binnenunit en de buitenunit en bij het
bedraden van de voeding: leg al deze draden zo dat de
voorplaat steeds goed en veilig vastgezet kan worden.
Indien de voorplaat niet goed op zijn plaats zit, kunnen de
aansluitklemmen warm worden en elektrische schokken of brand
veroorzaken.
■Ventileer de omgeving direct als er koelmiddelgas lekt tijdens de
montagewerkzaamheden.
Als koelmiddelgas in contact komt met vuur kan er een toxisch
gas ontstaan.
■Nadat de montagewerkzaamheden uitgevoerd werden,
controleer of er geen koelmiddelgas lekt.
Als koelmiddelgas lekt, kan giftig gas in de kamer ontstaan, dat
in contact kan komen met een warmtebron, zoals een kachel,
een kookplaat of een ventilatorkachel.
■Wanneer eerder gemonteerde units verplaatst moeten worden,
dient eerst het koelmiddel gerecupereerd te worden nadat deze
werd afgetapt. Zie hoofdstuk "13. Het leegpompen" op
pagina 19.
■Raak nooit direct een lekkend koelmiddel aan. U kunt hierdoor
ernstig letsel oplopen door bevriezingswonden.
■Monteer altijd een aardlekschakelaar in overeenstemming met
de toepasselijke wetgeving. Anders bestaat het gevaar dat
iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
■Sluit de unit aan op de aarde.
De aarding dient te gebeuren conform de toepasselijke
wetgeving.
Sluit een aardleiding nooit aan op een gas- of waterleiding,
een bliksemafleider of een telefoonaardleiding.
Een slechte of onvolledige aarding kan elektrische
schokken veroorzaken.
■ Gasleiding
Lekkend gas lekt kan vuur vatten of ontploffen.
■ Waterleiding
Harde vinylbuizen zijn geen goede aardingen.
■ Bliksemafleider of telefoonaardleiding.
Er kan zich een abnormaal elektrisch potentiaal vormen
indien de bliksem inslaat.
■Monteer de afvoerleiding zoals beschreven in deze
montagehandleiding om een goede afvoer te hebben, en isoleer
de buis om geen condensatievorming te hebben. Zie de
combinatietabel in "Mogelijke opties" op pagina 5.
Een foute afvoerleiding kan water doen lekken en de meubels
nat maken.
■Monteer de binnen- en buitenunits en plaats de voedingskabel
en de aansluitdraad op minstens 1 meter van televisietoestellen
of radio's om beeldstoringen of ruis te voorkomen.
(Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1
meter soms niet om ruis te voorkomen.)
■Spoel de buitenunit niet af. Dit kan kortsluiting of brand veroorzaken.
■Monteer de unit niet in de volgende plaatsen:
■ plaatsen waar (mineraal)olienevel of oliedamp hangt (zoals
in een keuken),
plaatsen waarin onderdelen in plastiek kunnen verderven,
afvallen of waterlekken veroorzaken,
■ plaatsen waarin corrosieve gassen (zoals zwavelhoudend
zuur gas) geproduceerd worden,
plaatsen waarin koperleidingen of gelaste onderdelen
kunnen corroderen en koelmiddel doen lekken,
■ plaatsen waarin zich machines bevinden die
elektromagnetische golven uitstralen.
Elektromagnetische golven kunnen de regeling storen en
maken dat apparatuur slecht begint te werken,
■ plaatsen waarin ontvlambare gassen kunnen lekken, waar
koolstofvezel of ontvlambaar stof in de lucht aanwezig is of
waarin met vluchtige brandbare gassen (zoals
verdunningsmiddelen of benzine) gewerkt wordt.
Dergelijke gassen kunnen vuur vatten en een brand
veroorzaken,
■ plaatsen waarin de lucht veel zout bevat (zoals aan de zee),
■ plaatsen waarin de spanning schommelt (zoals in fabrieken),
■ in voertuigen of boten,
■ plaatsen waarin zure of alkalische damp aanwezig is.
■Laat geen kinderen op de buitenunit kruipen; zet geen
voorwerpen op de unit. Kinderen kunnen eraf vallen en zich
kwetsen; voorwerpen kunnen eraf vallen en iemand verwonden.
■Wanneer units in toepassingen met temperatuuralarmen
gebruikt worden, wordt geadviseerd om een vertraging van
10 minuten te voorzien vooraleer een dergelijk alarm wordt
gegeven wanneer de temperatuur hoger wordt dan een
maximumwaarde. De unit kan meerdere minuten stoppen
tijdens haar normaal bedrijf om de "unit te ontdooien" of
wanneer deze zich in "thermostaatstop" bevindt.
Montagehandleiding
3
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
3.VOORALEERTEMONTEREN
WAARSCHUWING
Aangezien de maximum werkdruk voor ERHQ 4,0 MPa of
40 bar bedraagt en voor ERLQ 4,17 MPa of 41,7 bar, kunnen
buizen met een grotere wanddikte nodig zijn. Zie paragraaf
"8.1. Keuze van het leidingmateriaal" op pagina 12.
3.1. Bestek van de handleiding
In deze handleiding worden de werkwijzen beschreven voor het
hanteren, het monteren en het aansluiten van de ERHQ en ERLQunits. Deze handleiding bevat instructies opdat adequaat onderhoud
van de unit is gegarandeerd. Bovendien biedt de handleiding
ondersteuning voor problemen.
3.2. Voorzorgsmaatregelen voor R410A
■Het koelmiddel dient met strikte voorzorgsmaatregelen behandeld
te worden om het systeem zuiver, droog en waterdicht te houden.
- Zuiver en droog
Alle mogelijke voorzorgen dienen genomen te worden opdat er
nooit vreemde stoffen (inclusief minerale oliën of vochtigheid) in
het systeem kunnen komen en zich vermengen met het
koelmiddel.
-Waterdicht
Lees zorgvuldig "9. Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddelleidingen"
op pagina 13 en volg nauwgezet deze werkwijzen.
■Daar R410A een koelmiddelmengsel is, dient het nodige
bijkomend koelmiddel in zijn vloeibare toestand toegevoegd te
worden. (Indien het koelmiddel in gasvormige toestand is, zal
zijn samenstelling wijzigen, waardoor het systeem niet goed zal
werken).
■De aangesloten binnenunit moet de EKHBH/X016 unit zijn, die
uitsluitend voor R410A is ontworpen.
3.3. Montage
■Een ERLQ_CA-buitenunit kan op een EKHBH/X016*-
binnenunit aangesloten worden (de bodemplaatverwarming van de buitenunit wordt geregeld via de
buitenprintplaat). Alle functionaliteiten met betrekking
tot het warm water voor huishoudelijk gebruik van een
ERLQ_CA gelden enkel in combinatie met een
EKHBH/X016BB-binnenunit.
■Een ERHQ0*BA-buitenunit kan op een EKHBH/
X016BB-binnenunit of een EKHBH/X016AA/AB/BAbinnenunit worden aangesloten (indien een kit met
bodemplaatverwarming nodig is, zie "Mogelijke
opties" op pagina 5).
3.5. Accessoires
■Controleer of de volgende accessoires met de unit inbegrepen zijn.
Montagehandleiding1
Kabelbinder2
Label gefluoreerde
broeikasgassen
Meertalig label gefluoreerde
broeikasgassen
Schroef (M4x12) (enkel
voor ERLQ)
Bevestigingsplaat thermistor
(enkel voor ERLQ,
reserveonderdeel)
1
1
1
1
■Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor de montage
van de binnenunit.
■Laat de unit nooit werken zonder de thermistoren (R3T, R4T) of
de druksensoren (S1NPH, S1PH), want de compressor zou
anders vuur kunnen vatten.
■Controleer ook de naam van het model en het serienummer op
de buitenplaten (de voorplaten) wanneer de platen worden
vastgezet of verwijderd om zich niet te vergissen.
■Bij het sluiten van de platen voor het onderhoud, zorg ervoor dat
het aanspankoppel niet groter wordt dan 4,1 N•m.
3.4. Modelidentificatie
De ERLQ-units bevatten speciale uitrustingen (isolatie,
bodemplaatverwarming, ...) om deze units goed te laten werken in
gebieden waar de omgevingstemperatuur laag kan worden, terwijl
gelijktijdig de luchtvochtigheid hoog kan zijn. In dergelijke
omstandigheden kunnen de ERHQ-modellen problemen
ondervinden door teveel ijsvorming op de luchtgekoelde spoel. Indien
dergelijke omstandigheden voorzien worden, dienen de ERLQmodellen in plaats te worden gemonteerd. Deze modellen zijn
voorzien (isolatie, bodemplaatverwarming, ...) om niet te bevriezen.
ERHQ011AAV3
V3=1~, 230 V, 50 Hz
W1=3N~, 400 V, 50 Hz
Reeks
Capaciteitklasse (kW)
Buitenunit op R410A
H=lage watertemperatuur – omgeving zone (0~–10°C)
L=lage watertemperatuur – omgeving zone (–10°C~–20°C)
Warmtepomp gescheiden buitenpaar
Thermistorhouder (enkel
voor ERLQ)
1
Zie de onderstaande afbeelding voor de plaats van de accessoires.
1Accessoires
1
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
Montagehandleiding
4
■Mogelijke opties
BodemplaatverwarmingAfvoerdop
ERLQStandaard
ERHQOptionele kit
(a) Standaard gemonteerd.
(b) Beide opties mogen niet gecombineerd worden.
(c) Geen afvoerdop beschikbaar voor ERLQ.
Beschutting
tegen sneeuw
ERLQEK016SNCKRP58M51
(a) Deze vraag-printplaatoptie kan enkel voor de functie "Instellen op de vraag
Zoals op onderstaande afbeelding getoond, verplaats traag de unit
door deze aan de linker- en rechtergrepen vast te nemen. Om de
kast niet te vervormen, plaats uw handen ter hoogte van de hoek in
plaats van de luchtinlaat vast te nemen.
VOORZICHTIG
Raak om letsel te voorkomen de luchtinlaat of de
aluminiumlamellen van de unit niet aan.
4.OVERZICHTVANDEUNIT
4.1. Openen van de unit
2
1
1x
2
GEVAAR: ELEKTRISCHE SCHOK
Zie "2. Veiligheidsvoorschriften" op pagina 2.
GEVAAR: LEIDINGEN EN INTERNE ONDERDELEN
NIET AANRAKEN
Zie "2. Veiligheidsvoorschriften" op pagina 2.
Montagehandleiding
5
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
4.2. Hoofdcomponenten
V3W1
1212
19
3
20
4
12
18
6
5
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
1Warmtewisselaar11Accumulator
2Ventilatormotor12Klemmen voor communicatie- en elektrische voeding
3Reactorspoel(en)13Gasafsluiter
44-wegsklep14Vloeistofafsluiter
5Printplaat ruisfilter (enkel voor V3-modellen)15Elektronische expansieklep (hoofd)
6Printplaat onderhoud (enkel voor V3-modellen)16Elektromagnetische klep (doorlaat heet gas) (enkel voor ERLQ)
7Druksensor17Compressor
8Elektromagnetische klep injectie (enkel voor ERLQ)18Onderhoudspoort
9Hoofdprintplaat (printplaat inverter en regeling) (enkel voor
V3-modellen)
10Hogedrukschakelaar20Printplaat inverter (enkel voor W1-modellen)
19Printplaat regeling (printplaat ruis en filter) (enkel voor
■Neem gepaste maatregelen om te voorkomen dat
kleine dieren zich in de buitenunit kunnen nestelen.
■Kleine dieren die in contact komen met elektrische
onderdelen kunnen storingen, rook of brand
veroorzaken. Gelieve de klant te zeggen de ruimte
rond de unit schoon te houden.
■Kies een plaats voor de montage die aan de volgende
voorwaarden voldoet en die tevens de goedkeuring van uw klant
draagt.
- Plaatsen die goed verlucht zijn.
- Plaatsen waar de unit geen buren kan storen.
- Zekere plaatsen die het gewicht en de trillingen van de unit
kunnen weerstaan en waarop de unit vlak kan worden
geplaatst.
- Plaatsen waar er geen ontvlambare gassen of productlekken
kunnen voorkomen.
- De apparatuur is niet bedoeld voor gebruik in een omgeving
met ontploffingsgevaar.
- Plaatsen met voldoende ruimte voor het onderhoud.
- Plaatsen waarvoor de lengtes van de leidingen en van de
bedrading van de binnen- en buitenunits binnen de toegestane
perken blijven.
- Plaatsen waar een eventuele waterlek uit de unit geen schade
kan toebrengen aan de omgeving (wanneer een afvoerbuis
verstopt zou zijn, bijv.).
- Plaatsen waar de unit zo min mogelijk aan regen wordt
blootgesteld.
-Monteer de unit niet in plaatsen die vaak als werkplaats wordt
gebruikt.
In het geval van bouwwerken (bijv. slijpwerk) waar veel stof
wordt geproduceerd, moet de unit afgedekt worden.
- Plaats geen voorwerpen of uitrusting bovenop de unit
(bovenplaat).
- Klim, zit of sta niet op de unit.
- Neem voldoende voorzorgsmaatregelen in overeenstemming
met de toepasselijke wetgeving indien koelmiddel zou
lekken.
■Indien de unit op een plaats wordt gemonteerd waar hevige
winden waaien, let dan speciaal op het volgende.
Indien sterke winden van 5 m/s of meer blazen tegen de
luchtuitlaat van de buitenunit, ontstaat een kortsluiting
(aanzuiging van uitgeblazen lucht), wat de volgende gevolgen
kan hebben:
- de capaciteit in bedrijf is minder hoog;
- snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het verwarmen;
- stilvallen door de verhoogde druk;
- indien een sterke wind constant tegen de voorzijde van de unit
blaast, kan de ventilator zeer snel beginnen draaien en breken.
Raadpleeg de afbeeldingen om deze unit te monteren op
plaatsen waar de windrichting voorspelbaar is.
■Monteer een leiplaat op de zijde van de buitenunit waar de lucht
wordt aangezogen en plaats de uitlaatzijde zo dat deze een
rechte hoek vormt met de windrichting:
2
1
3
2
1Leiplaat
2Sterke wind
3Uitgeblazen lucht
■Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om overtollig
water rond de unit af te voeren.
■Indien het moeilijk is om het water uit de unit af te voeren,
monteer de unit dan op een fundering met betonblokken, enz. (de
hoogte van dit soort fundering mag maximum 150 mm bedragen).
■Indien u de unit op een frame monteert, zet dan een waterdichte
plaat op niet hoger dan 150 mm van de onderzijde van de unit
om te beletten dat water langs onder zou kunnen
binnendringen.
■Indien de unit op een plaats gemonteerd waar het regelmatig
sneeuwt, zorg dan dat de fundering zo hoog mogelijk is.
■Indien u de unit op het frame van een
gebouw monteert, plaats dan ook een
waterdichte plaat (ter plaatse te voorzien)
(op maximum 150 mm van de onderkant
van de unit) of gebruik een afvoerkit
(raadpleeg de combinatietabel in
"Mogelijke opties" op pagina 5) om te
beletten dat afgevoerd water zou lekken.
(Zie afbeelding).
■Zorg ervoor dat de unit vlak (horizontaal) gemonteerd wordt.
Montagehandleiding
9
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
5.2. Een locatie in koude klimaten kiezen
Zie "3.4. Modelidentificatie" op pagina 4.
■Enkel voor ERLQ. Ga als volgt te werk om de positie van de
luchtthermistor (R1T) te wijzigen. De thermistorhouder wordt
geleverd in de zak met accessoires.
AANDACHT
Wanneer de buitenunit bij lage buitentemperaturen moet
werken, volg dan zeker de volgende richtlijnen.
■Monteer de buitenunit met zijn aanzuigzijde naar de muur
gedraaid, zodat deze uit de wind is.
■Monteer de buitenunit nooit op een plaats waar de aanzuigzijde
rechtstreeks in de wind staat.
■Plaats een leiplaat op de luchtafvoerzijde van de buitenunit,
zodat deze uit de wind is.
■In gebieden waar veel sneeuw valt is het belangrijk om een
montageplaats te kiezen waar de sneeuw geen nadelige
werking op de unit kan hebben, en plaats de uitlaatzijde zo dat
deze een rechte hoek vormt met de windrichting.
1
3
4
De reserve thermistorbevestigingsplaat wordt geleverd
in de zak met accessoires.
2
3
1
3
1Monteer een grote afdak.
2Bouw een voetstuk.
Monteer de unit hoog genoeg van de grond zodat hij niet
in de sneeuw staat.
3Sterke wind
4Uitgeblazen lucht
2
Indien geen afdak geplaatst kan worden, monteer dan
de beschutting tegen sneeuw (optie) (EK016SNC).
4
5
6
10
7
8
9
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
Montagehandleiding
10
ERHQ
140
A
140620
11
117
219
276
289
47
ERLQ
140
160
259
28436
35
60182 154
AUitblaaszijde
BOnderaanzicht (mm)
CAfvoergat
423
614
A
B
620
159
B
350
(345-355)
C
140
350
(345-355)
C
6.2. Afvoer (enkel voor ERHQ)
Controleer de combinatietabel in "Mogelijke opties" op pagina 5 om
te zien of een afvoer toegestaan is. Indien een afvoer op uw unit
toegestaan is en de montageplaats een afvoer vereist, volg dan de
volgende richtlijnen.
■Er zijn afvoerkits in optie beschikbaar voor de afvoer.
■Indien de afvoer van de buitenunit moeilijkheden kan
veroorzaken (bijv. als het afvoerwater mensen nat kan maken),
voorzie dan een afvoerleiding met een afvoerdop (optie).
■Zorg ervoor dat de afvoer naar behoren werkt.
6.VOORZORGSMAATREGELENTIJDENSHET
MONTEREN
AANDACHT
Indien afvoergaten van de buitenunit
door een sokkel of een vloer
afgedekt worden, monteer dan de
unit hoger om een vrije ruimte van
minstens 100 mm onder de
buitenunit te hebben.
≥100 mm
6.1. Fundering
■Controleer de sterkte en het vlak zijn van de grond waarop de
unit gemonteerd zal worden, zodat de unit niet gaat trillen of
lawaai maken wanneer in bedrijf.
■Maak de unit goed vast met de ankerbouten zoals aangegeven
op het schema van de fundering op de afbeelding. (Maak 4 sets
M12 ankerbouten klaar, elk met hun moer en sluitringen (ter
plaatse te voorzien).)
■Draai de ankerbouten in de fundering tot zij nog 20 mm boven
het oppervlak van de fundering uitsteken.
6.3. Manier van monteren om te beletten dat de unit
zou omvallen
Indien er voor gezorgd moet worden dat de unit niet kan omvallen,
monteer deze dan zoals aangegeven op de afbeelding.
■Maak alle 4 kabels klaar zoals aangegeven op de tekening.
■Schroef de bovenste plaat los op de 4 plaatsen die met A en B
zijn aangeduid.
■Steek de schroeven door de lussen en schroef ze terug vast.
AA
B
C
APlaats van de 2 bevestigingsgaten op de voorzijde van de unit
BPlaats van de 2 bevestigingsgaten op de achterzijde van de unit
CKabels: ter plaatse te voorzien
Montagehandleiding
11
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
7.DERUIMTENODIGVOORHETONDERHOUD
De maten en afmetingen in de afbeeldingen zijn in mm uitgedrukt.
(Zie "6. Voorzorgsmaatregelen tijdens het monteren" op pagina 11)
Voorzorgsmaatregelen
(A) Voor een niet gestapelde montage (zie afbeelding 1 voor ERHQ,
zie afbeelding 1 voor ERLQ)
Hindernis aanzuigzijde
Hindernis uitblaaszijde
Hindernis linkerzijde
Hindernis rechterzijde
Hindernis bovenzijde
(a) Speciaal voor ERLQ om een blootstelling aan wind te beletten of om te
beletten dat de spoel van de warmtewisselaar door sneeuw zou beïnvloed
worden.
(B) Voor een gestapelde montage (enkel voor ERHQ)
1.Indien er zich vooraan de uitblaaszijde hindernissen bevinden.
≥1000
2.Indien er zich vooraan de luchtinlaat hindernissen bevinden.
Er is een hindernis
✓
In deze gevallen, sluit
1
de bodem van het
montageframe om
te beletten dat de
uitgeblazen lucht een
andere weg zou volgen.
In deze gevallen kunnen
2
slechts 2 units geplaatst
worden.
Aanbevolen
3
montageopstelling.
Deze situatie is niet
toegestaan.
A
≥100
A
(a)
2.Voor een montage van meerdere zijdelinks aangesloten units
(2 of meer units) per rij.
L
A
≥3000
H
≥600
≥1500
De verbanden tussen de afmetingen H, A en L zijn in de volgende
tabel weergegeven.
LA
L≤H
H<LMontage niet toegestaan
0<L≤1/2H250
1/2H<L300
8.MAATKOELMIDDELLEIDINGEN
TOEGESTANELEIDINGLENGTE
GEVAAR
■Leidingen en andere onder druk staande onderdelen
dienen te voldoen aan de toepasselijke wetgeving en
geschikt te zijn voor koelmiddel. Gebruik met
fosforzuur gedesoxideerd naadloos koper voor
koelmiddelleidingen.
■De montage door een erkende koelmiddeltechnicus
uitgevoerd te worden; de keuze van het materiaal en
de montage dienen te voldoen aan de toepasselijke
wetgeving. In Europa dient de norm EN378
gehanteerd te worden.
AANDACHT
Voor de personen belast met het leggen en aansluiten
van de leidingen:
Open zeker de afsluiter na het werk aan de leidingen en het
ontluchten. (Het systeem laten werken met een gesloten
afsluiter kan de compressor breken.)
≥100
≥300
Niet meer dan een unit opstapelen.
Er zijn ongeveer 100 mm nodig om de afvoerbuis van de bovenste
buitenunit te kunnen plaatsen. Sluit deel A af zodat lucht uit de uitlaat
geen andere weg kan volgen.
(C) Voor een montage in meerdere rijen van units (voor op daken,
enz.)(enkel voor ERHQ)
1.Voor een montage van één unit per rij.
≥100
≥2000
≥200
≥1000
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
Het is verboden om koelmiddel in de atmosfeer af te voeren.
Vang het koelmiddel op volgens de geldende wetgeving
betreffende het opvangen en elimineren van freon.
8.1. Keuze van het leidingmateriaal
■Materiaal: met fosforzuur gedeoxideerde naadloze koperen buis
voor koelmiddel.
■Hardheidsgraad: gebruik leidingen met een hardheidsgraad op
basis van de leidingdiameter zoals in de onderstaande tabel
staat vermeld.
■De leidingdikte van de koelmiddelleiding dient te voldoen aan de
toepasselijke wetgeving. De minimale leidingdikte voor
R410A-leidingen moet voldoen aan de waarden in de
onderstaande tabel.
Hardheidsgraad
Ø leiding
9,5O0,80
15,9O1,00
O=Gegloeid
van leidingmateriaal
Minimale dikte t (mm)
Montagehandleiding
12
8.2. Maat van de koelmiddelleiding
De buizen tussen de buitenunit en de binnenunit dienen in principe
dezelfde maat te hebben als de aansluitingen buiten.
Maat van de koelmiddelleiding (mm)
GasleidingØ15,9
VloeistofleidingØ9,5
8.3. Toegestane leidinglengte en hoogteverschil
■Om te beletten dat vuil, vloeistof of stof in de leiding kan
binnendringen, sluit de buis af met kleefband of nijp ze dicht.
Wees zeer voorzichtig bij het plaatsen van koperen buizen door
de wanden.
Zie de tabel hieronder voor de toegestane lengtes en hoogtes. Zie
afbeelding 2. Veronderstel dat de langste lijn op de afbeelding met de
in werkelijkheid langste buis overeenstemt, en dat de hoogte unit op
de afbeelding met de in werkelijkheid hoogste unit overeenstemt.
Enkel voor ERHQ
Toegestane leidinglengteV3W1
Maximum totale leidinglengte in één richting
L75 m (95 m)
Maximum hoogte tussen binnen en buiten
H30 m
Lengte zonder vulling
L≤30 m≤10 m
(a) De waarden tussen haakjes staan voor de equivalente lengte.
(a)
Enkel voor ERLQ
Toegestane leidinglengteV3W1
Maximum totale leidinglengte in één richting
L50 m (70 m)
Maximum hoogte tussen binnen en buiten
H30 m
Lengte zonder vulling
L≤10 m
(a) De waarden tussen haakjes staan voor de equivalente lengte.
(a)
9.VOORZORGSMAATREGELENVOOR
KOELMIDDELLEIDINGEN
■Sta nooit toe dat iets anders dan het aangewezen koelmiddel
zich kan vermengen in de vriescyclus, zoals lucht, enz. Indien er
koelmiddelgas zou lekken terwijl de unit in bedrijf is, ventileer
dan onmiddellijk de kamer.
■Gebruik uitsluitend R410A als u koelmiddel toevoegt.
Installatiegereedschap:
Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (meetinstrument,
verdeelstuk, vulslang enz.) dat geschikt is voor R410Ainstallaties zodat het de druk kan weerstaan en het niet mogelijk
is dat vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het
systeem komen.
Vacuüm pomp:
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep.
Zorg dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt als
de pomp buiten werking is.
Gebruik een vacuümpomp die het systeem tot –100,7 kPa
(5 Torr, –755 mm Hg) kan leegpompen.
PlaatsMontageperiodeBeschermingsmethode
Meer dan een maandLeiding vastklemmen
Buitenunit
BinnenunitOngeacht de periode
Minder dan
een maand
De leiding dichtknijpen
of afdichten met
kleefband
■De leidingen dienen zo gemonteerd te worden dat de flare nooit
mechanisch belast is.
9.1. Voorschriften met betrekking tot de flares
■Hergebruik nooit flares. Maak nieuwe flares om lekken te
voorkomen.
■Gebruik een pijpensnijder en een flaregereedschap die geschikt
zijn voor het gebruikte koelmiddel.
■Gebruik alleen de met de unit meegeleverde gegloeide moeren
voor leidingen met flareaansluiting. Andere moeren voor
leidingen met flareaansluitingen kunnen koelmiddellekken
veroorzaken.
■Zie de tabel voor flareafmetingen en aanhaalmomenten (te vast
draaien zal de flare doen barsten).
Leidingmaat
(mm)
Ø9,533~3912,8~13,2
Ø15,963~7519,4~19,7
■Wanneer u de moer voor flareaansluiting bevestigt, smeert
u eerst de binnenkant van de flare in met ether- of esterolie en
draait u ze vervolgens met de hand 3 of 4 slagen vast, voordat
u ze stevig vastschroeft.
■Draai een moer voor flareaansluiting altijd los met behulp van
twee sleutels in combinatie met elkaar.
Gebruik bij het aansluiten van de leidingen altijd een combinatie
van moersleutel en momentsleutel om de moer voor flareaansluiting vast te draaien en te voorkomen dat deze moer zou
barsten en een lek veroorzaken.
1
Aanhaalmoment
(N•m)
Flareafmetingen A
(mm)
Flarevorm
(mm)
±2
90
45
±2
A
R=0.4~0.8
Montagehandleiding
13
2
4
3
1Momentsleutel
2Moersleutel
3Leidingverbinding
4Moer voor flareaansluiting
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
Alleen voor noodgevallen
Wanneer u geen andere keuze hebt dan de leiding zonder
momentsleutel aan te sluiten, volg dan de volgende
installatiemethode:
■ Draai de moer voor flareaansluiting vast met een moersleutel
tot het aanhaalmoment plots stijgt.
■ Span nu de moer voor flareaansluiting verder aan volgens de
volgende hoek:
Leidingmaat
(mm)
Ø9,560~90±200
Ø15,930~60±300
Verdere aantrekhoek
(graden)
Aanbevolen armlengte
van moersleutel (mm)
■Aangezien de bevestigingsplaat van de afsluiter zich kan
vervormen wanneer enkel een momentsleutel wordt gebruikt om
de moer van de flareaansluiting los of vast te draaien, klem
steeds eerst de afsluiter vast met een moersleutel en schroef
dan pas de moer van de flareaansluiting ("flaremoer") vast of los
met een momentsleutel.
Plaats de moersleutel niet op de dop van de steel, daar dit
anders koelmiddel zou doen lekken.
1
9.2. Richtlijnen voor het hardsolderen
■Blaas tijdens het solderen de leiding door met stikstof.
Het doorblazen met stikstof voorkomt de vorming van een
oxidelaag aan de binnenzijde van de leidingen. Een oxidelaag
heeft een negatief effect op de kleppen en compressoren in het
koelsysteem en daarmee op een probleemloze werking van het
systeem.
■De stikstofdruk dient met een drukregelaar te worden ingesteld op
0,02 MPa (deze druk is net voldoende om op de huid te voelen).
12345
6
1Koelmiddelleidingen
2Te solderen deel
3Kleefband
4Manuele klep
5Drukregelaar
6Stikstof
■Gebruik geen antioxidantia tijdens het hardsolderen van
buiskoppelstukken.
Residuen kunnen buizen verstoppen en uitrustingen breken.
■Gebruik geen vloeimiddel wanneer u koper-op-koper
koelmiddelleidingen soldeert. Gebruik fosfor-kopersoldeervulstof
(BCuP) zodat er geen vloeimiddel nodig is.
■Vloeimiddel heeft een zeer schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Als u bijvoorbeeld vloeimiddel op chloorbasis
gebruikt, dan gaan leidingen corroderen. En als het vloeimiddel
fluor bevat, dan zal dat de koelmiddelolie aantasten.
6
2
1Moersleutel
2Momentsleutel
■Wanneer verwacht wordt dat de werkdruk laag zal zijn (tijdens het
koelen bij lage buitenluchttemperaturen, bijv.), sluit dan de moer
van de flareaansluiting in de afsluiter op de gasleiding voldoende
af met een siliconendichting als maatregel tegen het bevriezen.
Siliconendichting(Zorg ervoor dat er geen opening is)
De afsluiter openen/sluiten
De afsluiter openen
1.Verwijder het klepdeksel.
2.Steek een inbussleutel (vloeistofzijde 4 mm/gaszijde: 6 mm) in
de klepsteel en draai de klepsteel linksom.
3.Als de klepsteel niet verder kan worden gedraaid, stop dan.
De afsluiter is nu open.
De afsluiter sluiten
1.Verwijder het klepdeksel.
2.Steek een inbussleutel (vloeistofzijde 4 mm/gaszijde: 6 mm) in
de klepsteel en draai de klepsteel rechtsom.
3.Als de klepsteel niet verder kan worden gedraaid, stop dan.
De afsluiter is nu gesloten.
Richting om te sluiten
VloeistofzijdeGaszijde
9.3. Bediening van de afsluiter
Waarschuwingen voor hantering van afsluiter
■Zorg dat beide afsluiters tijdens bedrijf zijn geopend.
■In de onderstaande afbeelding staan de namen van elk onderdeel
die u gebruikt bij de bediening van de afsluiter.
1
2
■In de fabriek wordt de afsluiter gesloten.
■Oefen niet teveel kracht uit op de klepsteel. Anders kan de
behuizing van de afsluiter breken.
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
1Onderhoudspoort en dop
van de onderhoudspoort
2Klepsteel
3Aansluiting lokale leiding
3
4Steeldop
4
Waarschuwingen voor hantering steeldop
■De steeldop is afgedicht op de
plaatsen die met de pijl zijn aangeduid.
Zorg dat u de steeldop niet beschadigt.
■Zorg dat u na het werken met de
afsluiter de steeldop goed vastdraait.
Zie de onderstaande tabel voor
aanhaalmomenten.
■Controleer na het vastspannen van de steeldop of er geen
koelmiddel lekt.
Montagehandleiding
14
Waarschuwingen voor hantering van onderhoudspoort
■Gebruik altijd een vulslang die is uitgerust met een
klepdepressorpin omdat de onderhoudspoort een Schrader-klep is.
■Als u met de onderhoudspoort gedaan hebt, draai dan de dop
van de onderhoudspoort goed vast. Zie de onderstaande tabel
voor aanhaalmomenten.
■Controleer na het vastdraaien van de dop van de
onderhoudspoort of er koelmiddel lekt.
9.4. Aanhaalmomenten
ItemAanhaalmoment (N•m)
Steeldop, vloeistofzijde13,5~16,5
Steeldop, gaszijde22,5~27,5
Dop van de onderhoudspoort11,5~13,9
10. KOELMIDDELLEIDINGEN
■De lokale leidingen kunnen in vier richtingen (A, B, C, D) worden
gemonteerd.
321
7
B
9
44
56
10
A
D
Afbeelding – Lokale leidingen in 4 richtingen
1Boor
2Middelste gedeelte rond het uit te kloppen gat
3Uit te kloppen gat
4Insnijding
5Aansluitleiding
6Onderkant frame
7Frontplaat
8Buis uitlaatplaat
9Schroef frontplaat
10Schroef buis uitlaatplaat
AVoorwaarts
BAchterwaarts
CZijwaarts
DNeerwaarts
■Door de twee insnijdingen weg te snijden kan de montage
gebeuren zoals getoond in de afbeelding "Lokale leidingen in
4 richtingen".
(Gebruik een metaalzaag om de uitsnijdingen weg te snijden.)
■Om de aansluitleiding op de unit in neerwaartse richting aan te
sluiten, maak een uit te kloppen gat door met boor van Ø6 mm in
het middelste gedeelte rond het uit te kloppen gat te gaan (4x).
(Zie afbeelding "Lokale leidingen in 4 richtingen".)
■Nadat het uit te kloppen gat te hebben uitgeklopt, wordt
geadviseerd om de rand en de omringende eindvlakken te verven
om te beletten dat deze zouden roesten.
8
C
■Vooraleer elektrische draden doorheen de uit te kloppen gaten
te leiden, verwijder alle bramen uit deze gaten en wikkel
kleefband om de draden om ze niet te beschadigen.
1
1Uit te kloppen gat
2Braam
3Inpakmateriaal
2
3
10.1. Vreemde voorwerpen beletten in te dringen
Dicht de gaten waardoor de buizen gaan met stopverf of
isolatiemateriaal (ter plaatse te voorzien) om geen gaten te hebben
(zie de afbeelding).
1Stopverf of isolatiemateriaal
(ter plaatse te voorzien)
1
Als het risico bestaat dat kleine dieren via de uit te kloppen gaten het
systeem binnendringen, dicht dan de gaten met verpakkingsmateriaal
(ter plaatse te voorzien).
Als insecten of kleine dieren in de buitenunit binnendringen, kan een
kortsluiting in de elektriciteitskast ontstaan.
Dicht de uit te kloppen gaten af in koude streken om geen vochtigheid
of sneeuw toe te laten.
10.2. Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
lokale leidingen en de isolatie
■Zorg ervoor dat geen van de buizen binnen of buiten in contact
kunnen komen met het deksel van de compressorklemmen.
Indien de isolatie van de buizen langs de vloeistofzijde hiermee
in contact komt, regel dan de hoogte zoals getoond op
onderstaande afbeelding. Zorg er tevens voor dat de lokale
leidingen noch de bouten, noch de buitenwanden van de
compressor kunnen raken.
■Wanneer de buitenunit boven de binnenunit gemonteerd wordt,
kan het volgende voorkomen:
het condenswater op de afsluiter kan naar de binnenunit
vloeien. Om dit te voorkomen, dek de afsluiter met
afdichtingsmateriaal.
■Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de relatieve vochtigheid
meer dan RV 80% bedraagt, moet het afdichtingmateriaal ten
minste 20 mm dik worden aangebracht om condensatie op het
oppervlak van de afdichting te voorkomen.
■Vergeet niet de lokale buizen aan de vloeistofzijde en aan de
gaszijde te isoleren.
AANDACHT
Elke blote leiding kan condensatie veroorzaken.
(De buizen langs de gaszijde kunnen tot 120°C warm worden:
gebruik dus isolatiemateriaal dat deze temperaturen kan
verdragen.)
Montagehandleiding
15
GEVAAR
Raak nooit buizen of interne onderdelen aan.
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
1
2
4
3
4
5
5
6
A
1Compressor
2Deksel over klemmen
3Lokale buizen binnen en buiten
4Afdichting, enz.
5Isolatiemateriaal
6Bouten
AWees voorzichtig met de aansluitingen van de buizen,
bouten en buitenwand
10.3. Waarschuwingen betreffende de noodzaak van
een opvangbak
Om te vermijden dat olie in de stijgende buizen terug naar de
compressor zou kunnen vloeien wanneer deze stopt, om zo een
fenomeen van vloeistofcompressie te veroorzaken, of beschadigen
toe te brengen door die terugstromende olie, is het nodig om een
opvangbak per hoogteverschil van 10 m in de stijgende gasleiding te
voorzien.
■Afstand tussen de opvangbakken. (Zie afbeelding 4)
ABuitenunit
BBinnenunit
CGasleiding
DVloeistofleiding
EOlieopvangbak
HVoorzie een opvangbak per hoogteverschil van 10 m.
■Er is geen opvangbak nodig als de buitenunit hoger dan de
binnenunit wordt gemonteerd.
11. LEKKAGETESTENONTLUCHTEN
Wanneer alle leidingen geplaatst en aangesloten zijn en de buitenunit
op de binnenunit is aangesloten, dient nog het volgende te gebeuren:
■op lekkages te controleren in de koelmiddelleidingen
■de vacuümdroogprocedure uit te voeren om alle vocht in de
koelmiddelleidingen te verwijderen.
Wanneer de kans bestaat dat er vocht in de koelmiddelleiding zit
(bijvoorbeeld als regenwater in de leidingen is gekomen), voer dan
eerst de vacuümdroogprocedure uit totdat al het vocht is verwijderd.
11.1. Algemene richtlijnen
■Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek getest op lekkages.
■Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep die tot
een meterdruk van –100,7 kPa (5 Torr absoluut, –755 mm Hg) kan
leegpompen.
■Sluit de vacuümpomp aan op zowel de onderhoudspoort
("servicepoort") van de gasafsluiter als op deze van de
vloeistofafsluiter voor een grotere doeltreffendheid.
AANDACHT
■Ontlucht de lucht niet met koelmiddel. Gebruik een
vacuümpomp om de installatie leeg te pompen. Er is
geen bijkomend koelmiddel voorzien voor het ontluchten.
■Controleer of de gasafsluiter en de vloeistofafsluiter
goed gesloten zijn vooraleer met de lektest of het
vacuümdrogen te beginnen.
De lekkagetest moet voldoen aan specificatie EN 378-2.
1Vacuüm lekkagetest
1.1 Pomp het systeem leeg via de vloeistof- en de gasleiding
tot –100,7 kPa (5 Torr).
1.2 Schakel de vacuümpomp uit als de gewenste druk eenmaal is
bereikt en controleer of de druk ten minste 1 minuut niet stijgt.
1.3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het
systeem vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of
dat het systeem een lekkage heeft.
2Druklekkagetest
2.1 Breek het vacuüm door de druk te verhogen met stikstofgas
tot een minimale meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
Stel de meterdruk nooit hoger in dan de maximale
bedrijfsdruk van de unit d.w.z. 4,0 MPa (40 bar).
2.2 Test op lekkages door een bubbeltestoplossing op alle
leidingaansluitingen aan te brengen.
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
Montagehandleiding
16
AANDACHT
Zorg dat u een kwalitatief goede bubbeltestoplossing bij uw dealer aanschaft.
Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen
de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan
bevriezen als de leidingen afkoelen), en
bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor
gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia
bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen
flare).
2.3 Loos al het stikstofgas.
11.4. Vacuüm drogen
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1Pomp het systeem leeg gedurende minstens 2 uur om een
streefwaarde van –100,7 kPa te bereiken.
2Controleer of de vacuümstreefwaarde minimaal 1 uur standhoudt
terwijl de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3Als de streefwaarde voor het vacuüm niet binnen de 2 uur wordt
bereikt of niet 1 uur lang kan worden gehandhaafd, dan kan er
te veel vocht in het systeem aanwezig zijn.
4Verbreek in dat geval het vacuüm door de druk met stikstofgas
te verhogen tot een meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en
herhaal stappen 1 tot 3 totdat al het vocht is verwijderd.
5De afsluiters kunnen nu worden geopend en/of extra koelmiddel kan
worden bijgevuld (zie "12. Bijvullen van koelmiddel" op pagina 17).
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
in de koelmiddelleidingen niet stijgt. Dit kan worden
veroorzaakt door de gesloten stand van de expansieklep in
het circuit van de buitenunit. Het vormt echter geen enkel
probleem voor een goed functioneren van de unit.
12. BIJVULLENVANKOELMIDDEL
12.1. Belangrijke informatie over het gebruikte
koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die onder het
Kyoto-protocol vallen. Laat de gassen niet vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype:R410A
(1)
GWP
waarde:1975
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel)
Schrijf met onuitwisbare inkt,
■➀ de fabriekshoeveelheid koelmiddel,
■➁ de aanvullende hoeveelheid koelmiddel die op locatie is
bijgevuld en
■➀+➁ de totale hoeveelheid koelmiddel
op het bij het product geleverde label over gefluoreerde broeikasgassen.
Het ingevulde label moet aan de binnenkant van het product en in de
buurt van de vulpoort van het product worden aangebracht (bijv. op
de binnenkant van het servicedeksel).
1 Hoeveelheid koelmiddel
4
af fabriek: zie typeplaatje
van de unit
1
2 Aanvullende hoeveelheid
koelmiddel die op locatie
2
is bijgevuld
3 Totale hoeveelheid
koelmiddel
3
5
6
4 Bevat gefluoreerde
broeikasgassen die
onder het Kyotoprotocol vallen
5 Buitenunit
6 Koelmiddelcilinder
en verdeelstuk voor
het vullen
Op grond van nationale implementatie van EU-wetgeving
over bepaalde gefluoreerde broeikasgassen kan het vereist
zijn dat op de unit de desbetreffende officiële landstaal
wordt gebruikt. Daarom wordt er bij de unit een extra
meertalig label voor gefluoreerde broeikasgassen geleverd.
De plakinstructies staan vermeld aan de achterzijde van
dat label.
Om te beletten dat de compressor zou stilvallen. Vul niet meer
koelmiddel dan de aangegeven hoeveelheid.
■Deze buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel en
afhankelijk van de leidingmaten en -lengten hebben sommige
systemen een aanvullende hoeveelheid koelmiddel nodig. Zie
"12.4. Berekenen van de hoeveelheid bij te vullen koelmiddel
voor ERLQ-modellen" op pagina 18.
■Indien opnieuw met koelmiddel moet gevuld worden, zie
"12.5. Volledig opnieuw vullen" op pagina 18.
12.2. Voorzorgen en algemene richtlijnen
■Indien het voor een onderhoud van de unit nodig is om het
koelmiddelsysteem te openen, dient het koelmiddel behandelt
en weggeworpen te worden zoals beschreven in de
toepasselijke wetgeving.
■Er kan pas koelmiddel worden bijgevuld als het bedraden op
locatie is voltooid.
■Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een
lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd (zie
"11. Lekkagetest en ontluchten" op pagina 16).
VOORZICHTIG
Let bij het vullen van een systeem op dat u de maximaal
toegestane hoeveelheid in geen geval overschrijdt omdat
daardoor waterslag kan optreden.
WAARSCHUWING
■Koelmiddelflessen dienen voorzichtig worden geopend.
■Draag altijd veiligheidshandschoenen en bescherm
uw ogen tijdens het bijvullen van koelmiddel.
GEVAAR
■Als het systeem onder spanning staat, sluit het
frontpaneel wanneer niemand de unit kan bewaken.
■Het bijvullen met een ongeschikte substantie kan
explosies en ongevallen veroorzaken. Let dus altijd op
dat het juiste koelmiddel (R410A) wordt bijgevuld.
Montagehandleiding
17
■Deze unit moet bijkomend met koelmiddel gevuld worden
afhankelijk van de lengte van de op de vestiging aangesloten
koelmiddelleiding.
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
■Controleer of het koelmiddel zich in vloeibare toestand bevindt
alvorens deze in de vloeistofleiding te vullen. Aangezien R410A
een koelmiddelmengsel is, zal zijn samenstelling wijzigen indien
het in zijn gasvormige toestand wordt gevuld, waardoor ook de
normale werking van het systeem niet langer kan gewaarborgd
worden.
■Alvorens te vullen, controleer eerst of de koelmiddelfles al dan
niet met een sifon is uitgerust en plaats de fles in functie
hiervan.
Vullen met een fles
uitgerust met een sifon
Vul het vloeibare koelmiddel
bij met de fles in een
rechtopstaande positie.
Vullen met een fles niet
uitgerust met een sifon
Vul het vloeibare
koelmiddel bij met de
fles ondersteboven.
12.3. Berekenen van de hoeveelheid bij te vullen
koelmiddel voor ERHQ-modellen
AANDACHT
De leidinglengte is de lengte van de leidingen gerekend
volgens één richting.
Voor V3-modellen
Een bijkomende vulling is niet nodig indien de leidinglengte minder
dan 30 m bedraagt.
Indien de leidinglengte echter minder dan 5 m bedraagt, dient de unit
opnieuw volledig gevuld te worden. Zie "12.5. Volledig opnieuw
vullen" op pagina 18.
Indien de leidinglengte meer dan 30 m bedraagt, gebruik de onderstaande
tabel om de hoeveelheid bij te vullen koelmiddel te bepalen.
Tabel 1: Hoeveelheid bij te vullen koelmiddel <eenheid: kg>
Koelmiddelleidinglengte
3~5 m5~30 m30~40 m40~50 m50~60 m60~75 m
(a)
(a) Opnieuw vullen vereist, zie "12.5. Volledig opnieuw vullen" op pagina 18.
(b) Geen bijkomende vulling vereist
(b)
0,51,01,52,0
12.5. Volledig opnieuw vullen
AANDACHT
Vooraleer opnieuw te vullen, zorg eerst dat ook de interne
leidingen van de unit vacuümgedroogd zijn. Gebruik de
interne onderhoudspoort van de unit om dit te doen.
Gebruik NIET de onderhoudspoorten die zich op de
afsluiter bevinden (zie "9.3. Bediening van de afsluiter" op
pagina 14), aangezien via deze poorten niet goed
vacuümgedroogd kan worden.
De buitenunits hebben 1 poort op de leidingen. Deze
bevindt zich tussen de warmtewisselaar en de 4-wegsklep.
Indien opnieuw volledig gevuld moet worden (na een lek, enz.), gebruik
het onderstaande om de nodige hoeveelheid koelmiddel te bepalen.
Enkel voor ERHQ
Tabel 3: Totaal te vullen hoeveelheid <eenheid: kg>
Koelmiddelleidinglengte
3~10 m 10~20 m 20~30 m 30~40 m 40~50 m 50~60 m 60~75 m
De hoeveelheid (kg) te vullen koelmiddel hangt af van de totale
vloeistofleidinglengte.
Totale te vullen hoeveelheid koelmiddel = 3,4 kg + (totale lengte (m)
van de vloeistofleiding – 10 m) x 0,054
Opmerking: De unit is af fabriek gevuld met 3,4 kg koelmiddel.
Voor W1-modellen
Een bijkomende vulling is niet nodig indien de leidinglengte minder
dan 10 m bedraagt.
Indien de leidinglengte meer dan 10 m bedraagt, gebruik de onderstaande
tabel om de hoeveelheid bij te vullen koelmiddel te bepalen.
Tabel 2: Hoeveelheid bij te vullen koelmiddel <eenheid: kg>
Koelmiddelleidinglengte
3~10 m10~20 m 20~30 m 30~40 m 40~50 m 50~60 m 60~75 m
(a)
(a) Geen bijkomende vulling vereist
0,511,522,53,0
12.4. Berekenen van de hoeveelheid bij te vullen
koelmiddel voor ERLQ-modellen
AANDACHT
De leidinglengte is de lengte van de leidingen gerekend
volgens één richting.
Een bijkomende vulling is niet nodig indien de leidinglengte minder
dan 10 m bedraagt.
Indien de leidinglengte meer dan 10 m bedraagt, gebruik de onderstaande
formule om de hoeveelheid bij te vullen koelmiddel te bepalen.
R=(totale lengte (m) van de vloeistofleiding – 10 m) x 0,054
R=bijkomende vulling (kg) (afgerond in eenheden van 0,1 kg)
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
Montagehandleiding
18
13. HETLEEGPOMPEN
14. WERKAANDEELEKTRISCHEBEDRADING
Deze unit is uitgerust met een automatisch leegpompsysteem dat
alle koelmiddel uit de lokale leidingen en de binnen unit in de
buitenunit opvangt. Om het milieu te beschermen, pomp het systeem
op de volgende manier leeg als het systeem verplaatst of afgevoerd
moet worden.
Zie de betreffende onderhoudshandleiding voor nadere
bijzonderheden.
WAARSCHUWING
De buitenunit is uitgerust met een lagedrukschakelaar of
een lagedruksensor om de compressor te beschermen
door deze uit te schakelen. Sluit de lagedrukschakelaar
nooit kort terwijl het systeem leeggepompt wordt!
AANDACHT
Vooraleer met het leegpompen te beginnen, controleer eerst
of de watertemperatuur en het watervolume voldoende
hoog zijn. Het leegpompen gebeurt in de "koelmodus". Zie
de montagehandleiding van de binnenunit voor nadere
bijzonderheden.
1Draai de hoofdschakelaar aan om de unit onder spanning te
zetten.
2Controleer of de vloeistofafsluiter en de gasafsluiter open staan
(zie "9.3. Bediening van de afsluiter" op pagina 14).
3Druk gedurende minstens 8 seconden op de knop voor het
leegpompen (BS4) op de printplaat van de buitenunit om het
leegpompen te starten.
4De compressor en de ventilator van de buitenunit starten
automatisch.
5Als het leegpompen stopt (na 3 tot 5 minuten), sluit de
vloeistofafsluiter en de gasafsluiter.
6Het leegpompen is nu volledig beëindigd. Op de
afstandsbediening kan "
mogelijks verder werken. Dit is geen foute werking. Zelfs
wanneer op de knop ON van de afstandsbediening gedrukt
wordt, zal de unit niet starten. Om de unit terug te starten, draai
de hoofdschakelaar uit om de spanning eerst uit te schakelen en
draai vervolgens die schakelaar terug aan om de unit terug
onder spanning te zetten.
7Draai de hoofdschakelaar uit om de spanning uit te schakelen.
WAARSCHUWING
Niet vergeten de afsluiters terug te openen vooraleer de
unit terug in bedrijf te zetten.
U4
" verschijnen en de binnenpomp kan
WAARSCHUWING
■Alle bedradingen dienen door een erkende elektricien
uitgevoerd te worden.
■Alle componenten die op de vestiging worden
voorzien en alle elektrische constructies dienen te
voldoen aan de toepasselijke wetgeving.
GEVAAR: HOOGSPANNING
Schakel de elektrische voeding minstens 1 minuut uit om
geen elektrische schok te hebben vooraleer
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren op elektrische
onderdelen. Meet ook na 1 minuut altijd de spanning op de
klemmen van de hoofdstroomkringcondensatoren of op de
elektrische onderdelen en controleer, voordat u onderdelen
aanraakt, of die spanning maximum 50 V DC bedraagt.
AANDACHT
Voor de personen belast met het leggen en aansluiten
van de elektrische bedrading:
Zet de unit niet aan vooraleer de koelmiddelleiding voltooid
is. (Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de leidingen
gereed zijn, zal de compressor stukgaan.)
14.1. Voorzorgsmaatregelen bij werk aan
de elektrische bedrading
GEVAAR
■Alle spanningen op alle elektrische kringen dienen
eerst te worden uitgeschakeld vooraleer aan de
aansluitklemmen te werken.
■Monteer altijd een aardlekschakelaar in
overeenstemming met de toepasselijke wetgeving.
Anders bestaat het gevaar dat iemand een elektrische
schok krijgt.
■Werk alleen met koperdraad.
■In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een andere
manier om te onderbreken, met een contactscheiding in alle
polen, aanwezig zijn die voldoet aan de toepasselijke wetgeving.
Schakel de hoofdschakelaar niet aan vooraleer alle bedradingen
voltooid zijn.
■Kwets of druk nooit samengebundelde kabels in de unit samen.
■Bevestig de kabels zodat ze niet in contact met de buizen
kunnen komen (vooral langs de hogedrukzijde).
■Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders zoals
getoond op de afbeelding in hoofdstuk "14.2. De elektrische
voeding en de bedrading tussen de units aansluiten" op
pagina 20, zodat deze niet in contact met de buizen kunnen
komen, vooral langs de hogedrukzijde.
Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de
aansluitklemmen.
■Let er bij de montage van de aardlekschakelaar op dat deze
compatibel is met de inverter (bestand tegen hoog frequente
elektrische ruis) om te beletten dat de aardlekschakelaar
ongewenst zou uitslaan.
■Aangezien deze unit is uitgerust met een inverter kan de
montage van een blindvermogencondensator niet alleen de
vergroting van de energiefactor belemmeren maar ook
abnormaal hoge temperaturen veroorzaken in de condensator
als gevolg van hoogfrequente golven. Daarom mag u nooit een
blindvermogencondensator monteren.
Montagehandleiding
19
VOORZICHTIG
Installeer de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
14.2. De elektrische voeding en de bedrading tussen
de units aansluiten
■Bevestig de massakabel op de bevestigingsplaat van de afsluiters,
zodat deze kabel er niet van kan afschuiven.
■Bevestig nogmaals de massakabel op de bevestigingsplaat van
de afsluiters samen met de elektrische bedrading en de
bedrading tussen de units.
■Leg de elektrische bedrading zo dat het frontdeksel niet hoger
komt tijdens het leggen/aansluiten van de bedrading en maak
het frontdeksel goed vast.
1
2
■Wanneer de kabels uit de unit geleid worden, kan een
beschermhoes voor de buizen (PG-inserties) worden gebruikt
ter hoogte van het uitgeklopt gat. (Zie afbeelding 3)
1Draad
2Doorvoerhuls
3Moer
4Frame
5Slang
ABinnen
BBuiten
Indien u geen dradengeleider gebruikt, bescherm dan zeker de
draden met vinylbuizen om te beletten dat de randen van het
uitgeklopt gat de draden zouden snijden.
■Volg het schema van de elektrische bedrading voor alle
werkzaamheden aan de elektrische bedrading (samen met de
unit geleverd schema bedradingschema, op de binnenkant van
de frontplaat).
■Buig de draden om ze in vorm te leggen en maak het deksel
goed vast zodat het overal juist in zijn plaats zit.
V3W1
7
3
3
4
8
5
6
7
4
8
5
6
1Schakelkast
2Bevestigingsplaat van de afsluiters
3Aarde
4Kabelbinder
5Bedrading tussen de units
6Elektrische voeding en massakabel
Enkel van toepassing met bodemplaatverwarming (optioneel ERHQ)
7Kabel bodemplaatverwarming
8
Elektrische voeding en bodemplaatverwarming (van de binnenunit)
De ERLQ-units sturen de bodemplaatverwarming intern aan
(geen toepasselijke lokale bedrading).
14.3. Voorzorgen bij het bedraden van de elektrische
voeding en het leggen en aansluiten van de
3
bedrading tussen de units
■Gebruik ronde spanklemmen om de kabels op de
aansluitklemmen van de elektrische voeding aan te sluiten.
Indien dit door omstandigheden niet mogelijk is, volg dan zeker
de volgende richtlijn.
- Sluit geen draden van verschillende draaddikte aan op
dezelfde aansluitklemmen. (Loszittende draden in een
aansluitklem kunnen oververhitting veroorzaken.)
- Sluit draden met zelfde draaddikte aan zoals op de figuur
hieronder aangegeven.
■Gebruik de juiste schroevendraaier om de schroeven van de
klemmen vast te draaien.
Smalle schroevendraaiers kunnen de kop van een schroef
beschadigen en beletten dat deze voldoende aanspant.
■De schroeven van de aansluitklemmen teveel aanspannen kan
de schroeven beschadigen.
■Zie de onderstaande tabel voor aanhaalmomenten voor de
schroeven van de klemmen.
Aanhaalmoment (N•m)
M4 (X1M)1,2~1,8
M5 (X1M)2,0~3,0
M5 (MASSA)3,0~4,0
2
1
1Elektrische voeding, massakabel en, indien van toepassing,
de bedrading voor de bodemplaatverwarming
2Bedrading tussen de units
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
2
1
■Zie de montagehandleiding in de binnenunit voor de bekabeling
2
1
van de binnenunit, enz.
■Plaats een aardlekschakelaar en een zekering op de
voedingslijn. (Zie afbeelding 6)
1Aardlekschakelaar
2Zekering
3Afstandsbediening
Montagehandleiding
20
■Controleer tijdens het bedraden of de voorgeschreven draden
gebruikt worden, maak alle aansluitingen en leg de draden zo
dat er van buitenaf geen krachten op de aansluitklemmen kan
uitgeoefend worden.
14.4. Elektrische kenmerken
ERHQ_V3ERLQ_V3ERHQ_W1ERLQ_W1
Fase en frequentie1~ 50 Hz3N~ 50 Hz
Spanning230 V400 V
Aanbevolen lokale
zekering
Minimum ampères
in de kring
Draadtype voor de
bedrading tussen
de units
(a)
(a) De vermelde waarden zijn maximumwaarden (zie de elektrische gegevens
van de combinatie met de binnenunit voor de juiste waarden.)
32 A40 A20 A
28,2 A34,2 A13,5 A16,3 A
Minimum draaddoormeter van 2,5 mm
en geldig voor 230 V
2
VOORZICHTIG
Selecteer alle kabels en draadmaten volgens de
toepasselijke wetgeving.
VOORZICHTIG
Controleer na het leggen van de elektriciteit of alle elektrisch
onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast goed
zijn vastgemaakt.
ERHQ-modellen
Voor V3-modellen: apparatuur voldoende aan EN/IEC 61000-3-12
(1)
ERLQ-modellen
Voor V3-modellen: deze apparatuur voldoet respectievelijk aan:
■EN/IEC 61000-3-11
Z
kleiner dan of gelijk is aan Z
sys
■EN/IEC 61000-3-12
Ssc groter dan of gelijk is aan de minimum Ssc-waarde
op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het
openbare systeem. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de
installateur of de gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen,
indien nodig in overleg met de distributienetwerk-beheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding waarvan:
■een systeemimpedantie Z
■een kortsluitvermogen Ssc groter dan of gelijk aan de minimum
Ssc-waarde.
ERLQ011CAV30,22525 kVA
ERLQ014CAV30,22525 kVA
ERLQ016CAV30,22525 kVA
Voor W1-modellen: Apparatuur voldoende aan EN/IEC 61000-3-12
Het bedradingschema is te vinden op de binnenkant van de
frontplaat van de unit.
(2)
op voorwaarde dat de systeemimpedantie
, en
(1)
op voorwaarde dat het kortsluitvermogen
max
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
Z
(Ω)Minimum Ssc-waarde
max
max
en
(1)
15. TESTFUNCTIE
GEVAAR
Laat nooit de unit onbewaakt achter tijdens montage- of
onderhoudswerkzaamheden. Onderdelen onder spanning
kunnen gemakkelijk per ongeluk aangeraakt worden als
het onderhoudspaneel verwijderd is.
Houdt u er rekening mee dat gedurende de eerste
bedrijfsperiode van de unit het nodige opgenomen
vermogen hoger kan zijn dan deze vermeld op het
typeplaatje van deze unit. Dit verschijnsel wordt
veroorzaakt door de compressor gedurende 50 uren
gewerkt moet hebben eer hij gelijkmatig functioneert en
een stabiel elektriciteitsverbruik heeft.
15.1. Controles vooraleer in gebruik te nemen
Te controleren punten
Elektrische
bedrading
Bedrading
tussen units
Massakabel
Koelmiddelleidi
ngen
Extra
koelmiddel
■Laat de units zeker proefdraaien.
■Controleer of de afsluiters op gas- en vloeistofzijde volledig
open zijn. Indien u de unit met gesloten afsluiters laat werken,
zal de compressor breken.
■Laat de unit nooit onbewaakt achter tijdens het proefdraaien
terwijl het frontpaneel open is.
■Zorg, om de compressor te beschermen, dat het systeem minstens
6 uur onder spanning vooraleer ze in bedrijf wordt gesteld.
■Zet de apparatuur tijdens het testen nooit onder een druk die
hoger is dan de maximaal toegestane druk (aangegeven op het
typeplaatje van de unit).
15.2. Proefdraaien
Laat het systeem proefdraaien volgens de montagehandleiding van
de binnenunit om te controleren of alle functies en onderdelen naar
behoren werken.
15.3. Diagnose van storingen op het ogenblik van
de eerste montage
■Is de bedrading zoals aangegeven op het
bedradingschema?
Controleer of er geen bedrading ontbreekt en of er
geen fazen ontbreken.
■Is de unit goed met de aarde verbonden?
■Is de bedrading tussen in serie aangesloten units juist?
■Zijn er losse schroeven die de draden
vastklemmen?
■Bedraagt de isolatieweerstand minstens 1 MΩ?
- Gebruik een 500 V mega-meter om de isolatie
te meten.
- Gebruik geen mega-meter voor
laagspanningskringen.
■Zijn de maten van de leidingen geschikt?
■Zijn alle isolatiematerialen voor de leidingen goed
vastgemaakt?
Zijn zowel de vloeistofleidingen als de gasleidingen
geïsoleerd?
■Zijn de afsluiters open op zowel de vloeistofzijde als
de gaszijde?
■Heeft u het extra koelmiddel en de leidinglengte van
het koelmiddel genoteerd?
(1) Europese/Internationale technische norm die de beperkingen vastlegt
voor harmonische stromen geproduceerd door apparatuur die
is aangesloten op openbare laagspanningssystemen met
een ingangsstroom >16 A en ≤75 A per fase.
(2) de Europese/Internationale technische norm die de beperkingen vastlegt
voor spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en flikkeren
in openbare laagspanningssystemen voor apparatuur met een
nominale stroom ≤75 A.
Montagehandleiding
21
■Indien niets op het scherm van de afstandsbediening verschijnt
(de thans ingestelde temperatuur verschijnt niet), controleer dan
de volgende zaken voordat u een diagnose kunt doen op basis
van eventuele storingscodes.
■ Losgekomen bedrading of bedradingfout (tussen de elektrische
voeding en de buitenunit, tussen de buitenunit en de
binnenunits, tussen een binnenunit en de afstandsbediening).
■ De zekering op de printplaat van de buitenunit kan
uitgeslagen zijn.
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010
■Indien op de afstandsbediening "E3", "E4" of "L8" als foutcode
verschijnt, kan het zijn dat een of beide afsluiters gesloten zijn,
of dat de luchtinlaat of de luchtuitlaat verstopt is.
■Indien de foutcode "U2" op de afstandsbediening verschijnt,
controleer dan of er een spanningsonevenwicht is.
■Indien de foutcode
"L4"
op de afstandsbediening verschijnt, kan
de luchtinlaat of de luchtuitlaat verstopt zijn.
■Indien een fase ontbreekt op W1-units, verschijnt "E7" of "U2" op
de afstandsbediening van de binnenunit.
Het systeem kan onmogelijk werken indien een van deze
situaties voorkomt. Indien dit gebeurt, draait de spanning uit,
controleer de bedrading opnieuw en wissel de posities van twee
van de drie elektriciteitsdraden.
16. ONDERHOUDENHERSTELLINGEN
16.1. Voorzorgen voor onderhouden herstellingswerkzaamheden
Om een optimale werking van de unit te verzekeren dient u op
geregelde tijdstippen, bij voorkeur jaarlijks, de unit te controleren.
Dit onderhoud dient door de installateur of de onderhoudsmonteur te
worden uitgevoerd.
GEVAAR: ELEKTRISCHE SCHOK
Zie "2. Veiligheidsvoorschriften" op pagina 2.
AANDACHT
Raak vóór het onderhoud een metalen deel aan met de hand
(bijvoorbeeld de afsluiter) om de statische elektriciteit van uw
lichaam te ontladen, en zo de printkaart te beschermen.
VOORZICHTIG
Spoel de buitenunit niet af. Dit kan kortsluiting of brand
veroorzaken.
17. VEREISTENMETBETREKKINGTOTHET
WEGDOEN
Het ontmantelen van de unit, het behandelen van het koelmiddel, van
de olie en van andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming
met de toepasselijke wetgeving.
18. UNITSPECIFICATIES
18.1. Technische specificaties
ERHQ_V3 ERHQ_W1 ERLQ_V3 ERLQ_W1
Materiaal behuizingGelakt gegalvaniseerd staal
Afmetingen h x b x d (mm)
Gewicht (kg)103108114114
Werkingsbereik
•Koeling (min./max.)
•Verwarming
(min./max.)
•Warm water huish.
gebruik (min./max.)
KoelmiddelolieDaphne FVC68D
Leidingaansluiting
• vloeistof
• gas
(a) Zie de technische fiche met de werkingsbereiken voor meer informatie.
18.2. Elektrische specificaties
Fase1~3N~
Frequentie(Hz)5050
Spanningsbereik
•minimum
•maximum
1170 x
900 x 320
(°C)10/46
(°C)
(°C)
(mm)9,52
(mm)15,9
(V)207360
(V)253440
(a)
/35
–20
(a)
/35–25
–20
V3W1
1345 x 900 x 320
(a)
–25
/35
(a)
/35
GEVAAR: LEIDINGEN EN INTERNE ONDERDELEN
NIET AANRAKEN
Zie "2. Veiligheidsvoorschriften" op pagina 2.
■Raak onderdelen die onder stroom staan minstens
10 minuten na het uitschakelen van de voeding niet
aan wegens het risico op hoogspanning.
■Controleer of de spanning wel degelijk uit is vooraleer
onderhoudswerkzaamheden te beginnen. De verwarming
van de compressor kan zelfs in de stopmodus nog
werken.
■Vergeet niet dat sommige delen van de elektronische
componentenkast zeer heet zijn.
■Zorg dat u geen geleidend deel aanraakt.
■Nadat u de residuele spanning hebt gemeten, trek de stekker
van de buitenventilator uit.
■De buitenventilator kan door een sterke windvlaag beginnen
draaien, waardoor de condensator oplaadt. Wat op zijn beurt
elektrische schokken kan veroorzaken.
Vergeet niet om na het uitvoeren van de onderhoudswerken de
stekker van de buitenventilator terug in te steken. Anders kan de unit
onherstelbaar beschadigd raken.
16.2. Werking in onderhoudsmodus
Zie de handleiding voor onderhoud en herstellingen voor de werking
in onderhoudsmodus.
OPMERKING 1Dit bedradingschema geldt enkel voor de buitenunit.
OPMERKING 4Zie de optiesgids om de bedrading op X6A/X77A aan te sluiten.
OPMERKING 5Zie het plakplaatje met het bedradingschema (achteraan het frontpaneel) voor het gebruik van de BS1~BS4- en DS1-schakelaars.
OPMERKING 6Bedien de unit niet door het veiligheidsapparaat S1PH kort te sluiten.
OPMERKING 8
OPMERKING 9Option: Optie
Controleer met de onderhouds- en herstellingshandleiding de manier waarop de keuzeschakelaars (DS1) ingesteld zijn. Standaard zijn alle
schakelaars ingesteld op: "OFF".
Wiring depending on model: Bedrading afhankelijk van het model