b Vorstbeveiligingsklep (voor in de buitenunit)
c Vacuümverbreker (voor buiten de buitenunit)
d Algemene veiligheidsmaatregelen
e Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
a Buitenunit
b Gasboiler
c Ruimteverwarmingscircuit
d Ogenblikkelijk warm tapwater
Installatiehandleiding
5
3 Over het systeem
ab c
e
d
M
e5
≤10 m
e1
e4
e2
e3
f1f2
f3
f4
f5
a
b
c
d
e5
0
–30–25–20–15–10–505
20
30
40
50
60
10
Ta (°C)
T
min
(°C)
Speciale gasboiler + warm tapwater via tank
a Buitenunit
b Gasboiler
c Ruimteverwarmingscircuit
d Warm tapwater via tank
e Gemotoriseerde 3‑wegklep
3.1.2Gasboiler van derden
Voor bestaande installaties hoeft u geen nieuwe gasboiler te kopen.
U kunt de bestaande gasboiler en de bedrading van de oude
thermostaat hergebruiken.
Met deze gasboiler kunt u alleen warm tapwater produceren als
ogenblikkelijk warm tapwater via de gasboiler.
Gasboiler van derden + ogenblikkelijk warm tapwater
f3: Hergebruik oude bedrading
f4: Ontkoppel de oude bedrading van de gasboiler en sluit
deze aan op de nieuwe bedrading
f5: Sluit de nieuwe bedrading aan op de buitenunit
Gasboiler van derden + warm tapwater via tank
Niet mogelijk.
Instelpunt van de gasboiler van derden
Om bevriezing van de waterleidingen te voorkomen, moet de
gasboiler van derden een vast instelpunt ≥55°C, of een
weersafhankelijk instelpunt ≥T
TaBuitentemperatuur
T
Minimaal weersafhankelijk instelpunt voor gasboiler van
min
derden
. hebben.
min
3.2Vorstbeveiliging
U moet het systeem beveiligen tegen bevriezing. Dit omvat:
▪ Kiezen tussen glycol en vorstbeveiligingskleppen
▪ Installeren van de bodemplaatverwarming
a Buitenunit
b Gasboiler
c Ruimteverwarmingscircuit
d Ogenblikkelijk warm tapwater
e1~e5 Onderdelen van verplichte opties EKADDONJH en
Installatiehandleiding
6
f1~f5 Aansluiting van gebruikersinterface (u kunt de oude
EKADDONJH2 (= aansluitkit voor gasboiler van derden).
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding
van de aansluitkit.
e3: Externe pompkabel – PWM signaal (EKADDONJH2)
e4: De afstand tussen de externe pomp en de gasboiler
moet zo kort mogelijk zijn
e5: Terugslagklep (EKADDONJH2)
bedrading hergebruiken):
f1: Verwijder oude thermostaat
f2: Installeer nieuwe gebruikersinterface
3.2.1Glycol of vorstbeveiligingskleppen
Vorst kan het systeem beschadigen. Om de onderdelen van het
hydraulisch circuit tegen vorst te beschermen, bevat de software
vorstbeveiligingsfuncties, waaronder het bij lage temperaturen
inschakelen van de pomp.
Indien er echter een stroomstoring is, kunnen deze
vorstbeschermende functies niet worden uitgevoerd.
Doe een van de volgende acties om het watercircuit te beveiligen
tegen bevriezing:
▪ Voeg glycol toe aan het water. Glycol verlaagt het vriespunt van
voeren het water af van het systeem voordat het kan bevriezen.
OPMERKING
Als u glycol toevoegt aan het water, installeer dan GEEN
vorstbeveiligingskleppen. Mogelijk gevolg: Lekkage van
glycol uit de vorstbeveiligingskleppen.
INFORMATIE
Voor meer informatie over glycol en
vorstbeveiligingskleppen, zie "5.3.3 Het watercircuit tegen
vorst beschermen"op pagina12.
3.2.2Bodemplaatverwarming
Om bevriezing van de bodemplaat te voorkomen, kunt u de
optionele bodemplaatverwarming installeren. In bepaalde
omstandigheden is dit vereist.
▪ Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
bodemplaatverwarming.
OPMERKING
▪ Als u de bodemplaatverwarming installeert, kunt u het
werkingsgebied van de warmtepomp verlagen tot Ta≥–
15°C met behulp van de lokale instelling [8-0E]=–15°C.
▪ Als u de bodemplaatverwarming niet installeert, behoud
dan [8-0E]=–5°C.
4Voorbereiding
4.1Installatieplaats voorbereiden
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder
ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld:
open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende
elektrische verwarming).
4.1.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die
aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Stel het toestel zo op dat mechanische schade wordt
voorkomen en in een kamer waar er geen
ontstekingsbronnen zijn die doorlopend werken (zoals
open vuur, een gastoestel of elektrische verwarming die
aanstaat enz.).
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten
overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de
geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale
gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen
worden uitgevoerd.
4.1.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
a Luchtuitlaat
b Luchtinlaat
OPMERKING
De muur aan de uitlaatzijde van de buitenunit MOET
≤1200mm hoog zijn.
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten geïnstalleerd te worden
en bij de volgende omgevingstemperaturen:
Ruimteverwarming–15~25°C
Productie van warm tapwater–15~35°C
Speciale vereisten voor R32
De buitenunit bevat een intern koelmiddelcircuit (R32), maar u hoeft
GEEN ter plaatse te voorziene koelmiddelleidingen te leggen of
koelmiddel bij te vullen.
De totale koelmiddelinhoud in het systeem is ≤1,842 kg, zodat het
systeem NIET onderhevig is aan enige vereisten met betrekking tot
de installatiekamer. Houd echter wel rekening met de volgende
vereisten en voorzorgsmaatregelen:
a Afdakje tegen de sneeuw
b Voetstuk
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat
Voorzie in ieder geval minstens 300mm vrije ruimte onder de unit.
Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de
maximale sneeuwhoogte staat. Zie "5.2De buitenunit monteren"op
pagina10 voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
4.2De waterleidingen voorbereiden
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig
DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
Installatiehandleiding
7
4 Voorbereiding
e
d
a
H1
b
D1
D2
D3
D1
c
M
d
D1D2
D3
D4
D4
D3
b
a
c
H1
▪ Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes
metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen,
wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om
fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit
beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de
warmtepompinstallatie verwijderd.
4.2.1Waterleidinglengtes en hoogteverschil
In het geval van een *HY2KOMB28+32AA gasboiler
H1 Maximaal hoogteverschil tussen
— Maximale totale lengte van de
D1 Maximale lengte van het buitenste
D2 Maximale afstand tussen buitenunit
D3 Maximale afstand tussen buitenunit
Glycol?ØToestand
Water
(zonder
glycol)
Installatiehandleiding
8
OPMERKING
Expansievat. Zorg dat er een expansievat is geïnstalleerd
in het watercircuit (bij de waterinlaat voor
ruimteverwarming van de boiler).
In geval van *HY2KOMB28+32AA gasboiler, is het
expansievat beschikbaar als optie.
In geval van een gasboiler van derden, moet het
expansievat ter plaatse worden voorzien.
Voor meer informatie over het expansievat, raadpleeg de
uitgebreide handleiding voor de installateur.
a Buitenunit
b *HY2KOMB28+32AA gasboiler
c 3-wegklep
d Ruimteverwarmingscircuit
e Warmtapwatertank (indien van toepassing)
Wat?Afstand
Afhankelijk van het
buitenunit en *HY2KOMB28+32AA
gasboiler
expansievat (optie op
*HY2KOMB28+32AA
gasboiler)
Afhankelijk van de
waterleidingen (binnengedeelte
+buitengedeelte)
externe statische druk
(ESP) van het systeem.
30m
gedeelte van de waterleidingen (om
bevriezing van de waterleidingen te
voorkomen)
(maar beperkt door D2
wanneer er een
warmtapwatertank is
geïnstalleerd)
10m
en warmtapwatertank (indien van
toepassing)
Zie onderstaande tabel.
en *HY2KOMB28+32AA gasboiler
Als...Dan D3...
(a)
ESP 25kPa ESP 35kPa
3/4" ΔT 5°C → 11,5l/min16m8,5m
ΔT 8°C → 7,2l/min63m45m
1" ΔT 5°C → 11,5l/min89m54m
ΔT 8°C → 7,2l/min304m224m
Als...Dan D3...
Glycol?ØToestand
Water
+glycol
1" Start op met glycol
bij –15°C → 7,0l/min
(a)
ΔT 5°C met glycol bij
20°C → 12,8l/min
ΔT 8°C met glycol bij
20°C → 8,0l/min
(a) Gebaseerd op capaciteit van 4kW
ESP Externe statische druk berekend met 10×(90° bochtstuk)
In geval van gasboiler van derden
a Buitenunit
b Gasboiler van derden
c Ruimteverwarmingscircuit
d Externe pomp
Wat?Afstand
H1 Maximale hoogteverschil tussen
buitenunit en gasboiler van derden
— Maximale totale lengte van de
waterleidingen (binnengedeelte
+buitengedeelte)
D1 Maximale afstand tussen buitenunit
en externe pomp
D2 Afstand tussen externe pomp en
gasboiler
D3 Maximale lengte van het buitenste
gedeelte van de waterleidingen (om
bevriezing van de waterleidingen te
voorkomen)
D4 Maximale afstand tussen buitenunit
en gasboiler van derden
Als...Dan D4...
Glycol?ØToestand
Water
(zonder
glycol)
3/4" ΔT 5°C → 11,5l/min20m13m
ΔT 8°C → 7,2l/min68m50m
1" ΔT 5°C → 11,5l/min123m88m
(a)
ΔT 8°C → 7,2l/min340m260m
Water
+glycol
1" Start op met glycol
bij –15°C → 7,0l/min
ΔT 5°C met glycol bij
20°C → 12,8l/min
ΔT 8°C met glycol bij
20°C → 8,0l/min
(a) Gebaseerd op capaciteit van 4kW
ESP Externe statische druk berekend met 10×(90° bochtstuk)
Afhankelijk van het
expansievat van de
gasboiler van derden.
Afhankelijk van de
externe statische druk
(ESP) van het systeem.
10m
Zo kort mogelijk.
30m
Zie onderstaande tabel.
ESP 25kPa ESP 35kPa
44m30m
36m14m
170m120m
EJHA04AAV3
4P530607-1B – 2018.10
4 Voorbereiding
4.2.2Het watervolume en waterdebiet
controleren
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum
20 liter bedraagt, waarbij het watervolume in de buitenunit NIET
inbegrepen is.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus
geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het
belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft,
zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Minimum debiet
Er moet een minimaal debiet worden gegarandeerd zodat de
buitenunit geen hogedrukfout (A5) genereert. Voor de richtlijnen over
debiet, zie de tabellen in "4.2.1 Waterleidinglengtes en
hoogteverschil "op pagina8.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde
ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand
bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Indien er geen minimaal debiet kan worden bereikt,
genereert de warmtepomp een hogedrukfout (A5).
4.3De elektrische bedrading
voorbereiden
4.3.1Overzicht van de elektrische verbindingen
voor de uitwendige en inwendige
stelmotoren
OPMERKING
Lokale bedrading – Temperatuur. Zorg dat alle lokale
bedrading bestand is tegen 90°C.
In geval van een systeem met *HY2KOMB28+32AA gasboiler
Op de buitenunit aansluiten:
Onderde
el
Elektrische voeding
1Elektrische voeding
Gebruikersinterface
2Gebruikersinterface2
Optionele uitrustingen
3Bodemplaatverwarming 2+GND
4Buitenomgevingstempe
5LAN-adapter2
Ter plaatse te voorziene onderdelen
6Pomp voor warm
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
functie
2+GND
(a)
voor buitenunit
(b)
(c)
2
(d)
ratuursensor
(e)
2+GND
(d)
tapwater
(a) Zie naamplaatje op buitenunit.
(b) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
200m.
(c) Onderdeel van optionele apparatuur
(d) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
200m. Deze draden MOETEN ommanteld zijn.
Aanbevolen striplengte: 6mm.
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende
verbindingen staan vermeld op de binnenzijde van de
buitenunit.
Aansluitingen op *HY2KOMB28+32AA gasboiler:
Onderde
el
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
functie
Elektrische voeding
1Elektrische voeding
2+GND
(a)
gasketel
Doorverbindingskabel
2Doorverbindingskabel
2
(b)
tussen de buitenunit en
de gasboiler
Optionele uitrustingen
33‑wegsklep3100mA
4Thermistortank voor
2
(d)
warm tapwater
5Kamerthermostaat/
2100mA
warmtepompconvector
(a) Zie naamplaatje op gasboiler.
(b) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
200m.
(c) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm².
(d) De thermistor- en verbindingsdraad (11m) zijn beschikbaar
als optie (EKTH3 of EKTH4).
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende
verbindingen staan vermeld op de binnenzijde van de
gasboiler.
In geval van systeem met gasboiler van derden
Op de buitenunit aansluiten:
Onderde
el
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
functie
Elektrische voeding
1Elektrische voeding
2+GND
(a)
voor buitenunit
Gebruikersinterface
2Gebruikersinterface2
(b)
Externe pomp + bivalent signaal
3Externe pomp2 en 2+GND
4Bivalent signaal voor
2
(c)
(d)
gasboiler van derden
Optionele uitrustingen
5Bodemplaatverwarming 2+GND
6Buitenomgevingstempe
2
(e)
(d)
ratuursensor
7LAN-adapter2
(a) Zie naamplaatje op buitenunit.
(b) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
200m.
(c) De externe pomp is een onderdeel van verplichte optie
EKADDONJH; de 2 externe pompkabels (PWM signaal en
voeding) zijn onderdeel van verplichte optie
EKADDONJH2.
(d) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
(e) Onderdeel van optionele apparatuur
(f) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
200m. Deze draden MOETEN ommanteld zijn.
Aanbevolen striplengte: 6mm.
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende
verbindingen staan vermeld op de binnenzijde van de
buitenunit.
5Installatie
5.1De units openen
5.1.1De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Verankeringspunten
Optie 1: Op de bevestigingsvoeten "flexi-voet met steun"
1 Open de bovenplaat.
2 Open de frontplaat.
3 Open indien nodig de achterplaat. Dit is bijvoorbeeld nodig in
de volgende gevallen:
▪ Wanneer u de vorstbeveiligingsklep installeert in de
buitenunit.
▪ Wanneer u de bodemplaatverwarming installeert.
5.2De buitenunit monteren
5.2.1De installatiestructuur voorzien
Dit onderwerp toont verschillende installatiestructuren. Voor al die
structuren, gebruik 4 sets van M8 of M10 ankerbouten, moeren en
sluitringen. Voorzie in ieder geval minstens 300 mm vrije ruimte
onder de unit. Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm
boven de maximale sneeuwhoogte staat.
a Maximale sneeuwhoogte
Optie 2: Op kunststofbevestigingsvoeten
Optie 3: Op een sokkel
Installatiehandleiding
10
INFORMATIE
De maximumhoogte van het bovenste uitstekend deel van
de bouten bedraagt 15mm.
a Trillingsdempend rubber (ter plaatse te voorzien)
5 Installatie
a Afvoergat
b Onderkant frame
c Afvoerplug (geleverd als accessoire)
d Slang (ter plaatse te voorzien)
5.2.4Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan
omvallen
Voer de volgende stap uit als de unit wordt geïnstalleerd op een
plaats waar ze aan sterke winden is blootgesteld:
1 Maak 2kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit.
3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (lokaal te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast en draai ze vast.
5.2.2De buitenunit installeren
5.2.3Afvoer voorzien
Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd.
OPMERKING
Koude klimaten. Als de unit geïnstalleerd is in een koud
klimaat:
▪ Neem de nodige maatregelen om te voorkomen dat het
afgevoerde condenswater NIET KAN bevriezen.
▪ Gebruik in koude regio's GEEN afvoerplug en
afvoerslang met de buitenunit. Mogelijk gevolg:
Afvoerwater kan bevriezen, wat de
verwarmingscapaciteit vermindert.
OPMERKING
Voorzie minstens 300mm vrije ruimte onder de unit. Zorg
daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de
mogelijke hoogte van sneeuw staat.
Gebruik de afvoerplug en een slang voor afvoer, maar niet in koude
klimaten.
5.3De waterleidingen aansluiten
5.3.1De waterleidingen aansluiten
OPMERKING
In geval van oude verwarmingsinstallaties, wordt er
geadviseerd om een vuilafscheider te gebruiken. Vuil of
bezinksel van de verwarmingsinstallatie kan de unit
beschadigen en de levensduur ervan verkorten.
OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingen
aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit
veroorzaken. Zorg dat het aanhaalkoppel NOOIT meer dan
30N•m bedraagt.
OPMERKING
Afsluiters. We raden aan om afsluiters aan te sluiten om
service en onderhoud te vergemakkelijken. Ze zijn
beschikbaar als optie (EKBALLV1). Als u geen afsluiters
installeert, zorg dan dat u ontluchtingsventielen installeert
op de waterinlaat en -uitlaat.