Daikin EBLQ011CA3V3, EBLQ014CA3V3, EBLQ016CA3V3, EBLQ011CA3W1, EBLQ014CA3W1 Installer reference guide [nl]

...
Page 1
Uitgebreide handleiding
voor de installateur
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
EBLQ011CA3V3 EBLQ014CA3V3 EBLQ016CA3V3 EBLQ011CA3W1 EBLQ014CA3W1 EBLQ016CA3W1
EDLQ011CA3V3 EDLQ014CA3V3 EDLQ016CA3V3 EDLQ011CA3W1 EDLQ014CA3W1 EDLQ016CA3W1
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
Nederlands
Page 2

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 4
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.2.4 Pekel........................................................................... 5
1.2.5 Water .......................................................................... 5
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 6
2.1 Over dit document ..................................................................... 6
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Buitenunit .................................................................................. 8
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 8
3.2.2 De buitenunit hanteren................................................ 8
3.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 8
3.3 Bedieningskast .......................................................................... 8
3.3.1 De regelkast uitpakken ............................................... 8
3.3.2 De accessoires uit de regelkast nemen...................... 9
3.4 Kast met opties.......................................................................... 9
3.4.1 De optiekast uitpakken................................................ 9
3.4.2 De accessoires uit de kast met opties nemen ............ 9
4 Over de units en opties 9
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9
4.2 Identificatie ................................................................................ 9
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 10
4.2.2 Identificatielabel: Regelkast ........................................ 10
4.2.3 Identificatielabel: Optiekast......................................... 10
4.3 Units en opties combineren....................................................... 10
4.3.1 Mogelijke combinaties van buitenunit en opties.......... 10
4.3.2 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 11
4.3.3 Mogelijke opties voor de regelkast.............................. 12
4.3.4 Mogelijke opties voor de optiekast.............................. 13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen 13
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen ............................................................................. 13
5.2 Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen ............... 13
5.2.1 Een enkele kamer....................................................... 13
5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone ........................... 15
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones ....................... 17
5.3 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 18
5.3.1 Systeemlayout – Autonome warmtapwatertank.......... 18
5.3.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren
voor de warmtapwatertank.......................................... 18
5.3.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank........... 19
5.3.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 19
5.3.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 20
5.3.6 Warmtapwaterpomp voor voorverwarming van tank .. 20
5.4 De energiemeting instellen........................................................ 20
5.4.1 Geproduceerde warmte .............................................. 20
5.4.2 Verbruikte energie....................................................... 21
5.4.3 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief .............. 21
5.4.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ............. 21
5.5 Een externe temperatuursensor opstellen ................................ 22
6 Voorbereiding 22
6.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 22
6.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 22
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt....................................................... 22
6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten ................................... 23
6.2.3 Vereisten voor de plaats waar de regelkast
geïnstalleerd wordt....................................................... 24
6.2.4 Vereisten voor de plaats waar de kast met opties
geïnstalleerd wordt....................................................... 24
6.3 De waterleidingen voorbereiden................................................. 24
6.3.1 Vereisten voor de watercircuits.................................... 24
6.3.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen .................................................................... 26
6.3.3 Het watervolume en waterdebiet controleren .............. 26
6.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen................... 27
6.3.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................. 27
6.4 De elektrische bedrading voorbereiden...................................... 28
6.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading .. 28
6.4.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. 28
6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve
de uitwendige stelmotoren ........................................... 28
6.4.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
uitwendige en inwendige stelmotoren.......................... 29
7 Installatie 30
7.1 Overzicht: Installatie ................................................................... 30
7.2 De units openen ......................................................................... 30
7.2.1 Over het openen van de units...................................... 30
7.2.2 De buitenunit openen................................................... 30
7.2.3 Het deksel van de schakelkast van de buitenunit
openen ......................................................................... 30
7.2.4 Het deksel van de schakelkast van de back-
upverwarming van de buitenunit openen ..................... 31
7.2.5 De bedieningskast openen .......................................... 31
7.2.6 De kast met opties openen .......................................... 31
7.3 De buitenunit monteren .............................................................. 31
7.3.1 Over de montage van de buitenunit............................. 31
7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit ..................................................................... 31
7.3.3 De installatiestructuur voorzien.................................... 31
7.3.4 De buitenunit installeren .............................................. 32
7.3.5 Afvoer voorzien............................................................ 32
7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 33
7.4 De bedieningskast monteren...................................................... 33
7.4.1 Voorzorgen bij het monteren van de regelkast ............ 33
7.4.2 De bedieningskast plaatsen......................................... 33
7.5 De kast met opties monteren ..................................................... 33
7.5.1 Voorzorgen bij het monteren van de optiekast ............ 33
7.5.2 De kast met opties plaatsen......................................... 33
7.6 De waterleidingen aansluiten ..................................................... 33
7.6.1 Over het aansluiten van de waterleidingen.................. 33
7.6.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen .. 34
7.6.3 De waterleidingen aansluiten....................................... 34
7.6.4 Het watercircuit tegen vorst beschermen..................... 34
7.6.5 Het watercircuit vullen.................................................. 35
7.6.6 De tank voor warm tapwater vullen.............................. 36
7.6.7 De waterleidingen isoleren........................................... 36
7.7 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 36
7.7.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 36
7.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 36
7.7.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 36
7.7.4 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten..................................................................... 36
7.7.5 De hoofdvoeding aansluiten ........................................ 37
7.7.6 De voeding van de back-upverwarming aansluiten ..... 38
7.7.7 De gebruikersinterface aansluiten ............................... 39
7.7.8 De afsluiter aansluiten ................................................. 40
7.7.9 De pomp van het warm tapwater aansluiten................ 41
7.7.10 De elektrische bedrading op de bedieningskast
aansluiten..................................................................... 41
7.7.11 De voeding van de bedieningskast aansluiten............. 41
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

7.7.12 De doorverbindingskabel tussen de bedieningskast
en de buitenunit aansluiten ......................................... 42
7.7.13 De elektrische bedrading op de kast met opties
aansluiten.................................................................... 42
7.7.14 De voeding van de kast met opties aansluiten ........... 42
7.7.15 De doorverbindingskabel tussen de kast met opties
en de bedieningskast aansluiten................................. 42
7.7.16 De elektrische meters aansluiten................................ 42
7.7.17 De alarm-output aansluiten......................................... 43
7.7.18 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
verwarming aansluiten ................................................ 43
7.7.19 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten.................................................................... 43
7.8 De installatie van de buitenunit voltooien .................................. 43
7.8.1 De buitenunit sluiten ................................................... 43
7.9 De installatie van de regelkast voltooien ................................... 43
7.9.1 De regelkast sluiten .................................................... 43
7.10 De installatie van de optiekast voltooien ................................... 44
7.10.1 De optiekast sluiten..................................................... 44
8 Configuratie 44
8.1 Overzicht: Configuratie.............................................................. 44
8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkast ................ 44
8.1.2 De meest gebruikte commando's bereiken................. 44
8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede............................ 45
8.1.4 Het stel talen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede............................ 46
8.1.5 Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na het voor
de eerste maal onder spanning zetten........................ 46
8.2 Basisconfiguratie ....................................................................... 46
8.2.1 Snelle wizard: Taal / tijd en datum.............................. 46
8.2.2 Snelle wizard: Standaard............................................ 46
8.2.3 Snelle wizard: Opties .................................................. 48
8.2.4 Snelle wizard: Capaciteiten (energiemeting) .............. 50
8.2.5 De regeling van de ruimteverwarming/-koeling........... 51
8.2.6 Het warm tapwater regelen......................................... 55
8.2.7 Contact/helpdesknummer........................................... 55
8.3 De geavanceerde configuratie/optimalisatie ............................. 55
8.3.1 De ruimteverwarming/koeling: geavanceerd............... 55
8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd.................. 60
8.3.3 De instellingen voor de warmtebronnen ..................... 64
8.3.4 De systeeminstellingen............................................... 65
8.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen ...................... 68
8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen...................... 69
9 Inbedrijfstelling 70
9.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 70
9.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 70
9.3 Checklist voor de inbedrijfstelling .............................................. 70
9.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................ 70
9.4.1 Het minimum debiet controleren................................. 71
9.4.2 De ontluchtingsfunctie................................................. 71
9.4.3 Proefdraaien ............................................................... 72
9.4.4 Stelmotoren proefdraaien ........................................... 72
9.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen ............. 72
10 Aan de gebruiker overhandigen 74
10.1 Over vergrendelen en ontgrendelen.......................................... 74
Mogelijke functievergrendelingen.............................................. 74
Nagaan of een vergrendeling actief is....................................... 74
Een functievergrendeling activeren of deactiveren ................... 74
De toetsvergrendeling in- of uitschakelen ................................. 74
11 Onderhoud en service 74
11.1 Overzicht: onderhoud en service............................................... 74
11.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 75
11.2.1 De buitenunit openen.................................................. 75
11.2.2 De regelkast openen................................................... 75
11.2.3 De optiekast openen ................................................... 75
11.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit .................... 75
12 Opsporen en verhelpen van storingen 76
12.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 76
12.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 76
12.3 Problemen op basis van symptomen oplossen .......................... 76
12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals
verwacht....................................................................... 76
12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)... 77
12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 77
12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 77
12.3.5 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt .............. 77
12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 78
12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog ........................................................... 78
12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen
tank weggeduwd .......................................................... 78
12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 78
12.3.10 Symptoom: de energiemeting (geproduceerde
warmte) werkt NIET goed ............................................ 79
12.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 79
12.4.1 Storingscodes: Overzicht ............................................. 79
13 Als afval verwijderen 82
13.1 Overzicht: Als afval verwijderen ................................................. 82
13.2 Afpompen ................................................................................... 82
13.3 Een gedwongen koeling starten en stoppen .............................. 82
14 Technische gegevens 84
14.1 Serviceruimte: Buitenunit ........................................................... 84
14.2 Schema van de leidingen: Buitenunit ......................................... 85
14.3 Bedradingsschema: Buitenunit................................................... 85
14.4 ESP-curve: Buitenunit ................................................................ 89
15 Verklarende woordenlijst 90
16 Tabel met lokale instellingen 91
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.

1.2.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
Page 6

2 Over de documentatie

OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 7

3 Over de doos

Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Installatiehandleiding van de bedieningskast:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: Papier (in de doos van de bedieningskast)
Installatiehandleiding van de kast met opties:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: Papier (in de doos van de optiekast )
Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens enz.
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties ▪ De units identificeren
Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Voorbereiding Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Installatie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van het systeem
en kennen vooraleer on-site te gaan
en kennen om het systeem te installeren
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Hoofdstuk Beschrijving
Aan de gebruiker overhandigen
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
Storingen opsporen en oplossen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd Tabel met lokale
instellingen
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
waarop de units onderhouden moeten worden
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet worden ingevuld en die nadien moet bewaard worden om deze later te kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor de gebruiker bevat tevens een tabel met installateurinstellingen. Deze tabel moet door de installateur worden ingevuld en aan de gebruiker worden overhandigd.
3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de dozen met de buitenunit, regelkast, en/of optiekast on-site werden geleverd.
Het bevat informatie over: ▪ Uitpakken en omgaan met de units ▪ Accessoires van de units verwijderen Houd rekening met de volgende zaken: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7
Page 8
3 Over de doos
1
4
5
2
3
157~160 kg
ENERG
IJAY IAIE
ENERG
IJAY IAIE
a b c d
fe
g
1

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

3.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

1 Open de buitenunit.
2 Neem de accessoires eruit.

3.2.2 De buitenunit hanteren

Draag de unit traag zoals op de afbeelding getoond:
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
a Algemene veiligheidsmaatregelen b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur c Installatiehandleiding van de buitenunit d Bedieningshandleiding e Afdichtingsring voor afsluiter
f Afsluiter
g Energielabel

3.3 Bedieningskast

OPMERKING
Regelkast EKCB07CAV3 is een optie en kan niet autonoom worden gebruikt.

3.3.1 De regelkast uitpakken

Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 9

4 Over de units en opties

2
a b c
1
2
a

3.3.2 De accessoires uit de regelkast nemen

1 Open de regelkast.
2 Neem de accessoires eruit.
a M4-bouten voor de gebruikersinterface
b M4-moeren voor de gebruikersinterface
c Draden voor de relais van de boosterverwarming voor
warm tapwater

3.4.2 De accessoires uit de kast met opties nemen

1 Open de kast met opties.
2 Neem de accessoires eruit.
a Connectoren voor de doorverbindingskabel tussen de kast
met opties en de regelkast EKCB07CAV3.

3.4 Kast met opties

OPMERKING
▪ Optiekast EK2CB07CAV3 is een optie en kan niet
autonoom worden gebruikt.
▪ Om de kast met opties te kunnen gebruiken, moet de
optionele bedieningskast EKCB07CAV3 deel uitmaken van het systeem.

3.4.1 De optiekast uitpakken

EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ De buitenunit identificeren ▪ De regelkast identificeren (indien van toepassing) ▪ De optiekast identificeren (indien van toepassing) ▪ De buitenunit met opties combineren ▪ De regelkast met opties combineren ▪ De optiekast met opties combineren ▪ Mogelijke combinaties van buitenunit en warmtapwatertank

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9
Page 10
4 Over de units en opties
FHL1
FHL2
FHL3
a b ce d
f
g
h
i

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: EB/DLQ14CA3V3/W1
Code Uitleg
E Europese Monobloc-buitenunit met warmtepomp B
D L Lage watertemperatuur – omgevingszone: −10~
Q Koelmiddel R410A 14 Capaciteitklasse CA3 Modelserie V3
W1
B=Omkeerbaar (verwarming+koeling) D=Verwarming alleen
−25°C
V3=Voeding: 1~, 220~240 V, 50 Hz W1=Voeding: 3N~, 380~415 V, 50 Hz
Code Beschrijving
CA Modelserie V3 Elektrische voeding

4.2.3 Identificatielabel: Optiekast

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: EK2CB07 CA V3
Code Beschrijving
EK Europese kit 2 Optioneel CB Regelkast 07 Capaciteitklasse CA Modelserie V3 Elektrische voeding

4.3 Units en opties combineren

4.3.1 Mogelijke combinaties van buitenunit en opties

4.2.2 Identificatielabel: Regelkast

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: EKCB07 CA V3
Code Beschrijving
EK Europese kit CB Regelkast 07 Capaciteitklasse
Optie Nodige systeemcomponenten voor die optie
Buitenunit EBLQ
+EDLQ011~016CA3V3+W1
Optionele apparatuur Gebruikersinterface
(EKRUCBL*)(verplicht) Vereenvoudigde
gebruikersinterface (EKRUCBS)
Warm tapwatertank O O O Afstandbuitensensor
(EKRSCA1) Gereedschap PC Updater
(EKPCCAB) Kamerthermostaat
(EKRTWA, EKRTR1)
O
O
O
O
O O
Regelkast
EKCB07CAV3
a Buitenunit (EBLQ+EDLQ011~016CA(3)V3+W1) b Koelmiddeldeel van de buitenunit c Hydrodeel van de buitenunit d Klepkit EKMBHBP1 e Back-upverwarming
f Regelkast EKCB07CAV3 g Optiekast EK2CB07CAV3 h Warm tapwatertank
i Ruimteverwarmingscircuit
Optiekast
EK2CB07CAV3
Klepkit EKMBHBP1
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 11
4 Over de units en opties
Optie Nodige systeemcomponenten voor die optie
Buitenunit EBLQ
+EDLQ011~016CA3V3+W1
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
Warmtepompconvector (FWXV)
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Ter plaatse te voorziene componenten Bediening van de
ruimteverwarming/-koeling (of afsluiter)
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsloos contact)
Pomp voor warm tapwater O O Elektriciteitsmeter O O O Alarmuitgang O O O Uitgang ruimtekoeling/-
verwarming AAN/UIT Omschakeling naar externe
warmtebron
O O
O O
O O O
O
O O
O O O
O O O
Regelkast
EKCB07CAV3
Optiekast
EK2CB07CAV3
Klepkit EKMBHBP1

4.3.2 Mogelijke opties voor de buitenunit

Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten: ▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast, ▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte. ▪ Om een interface met andere talen te hebben. De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar: ▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.7.7 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina39.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Warm tapwatertank
Om warm tapwater te kunnen leveren kan een warmtapwatertank op de buitenunit worden aangesloten.
Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de tank voor warm tapwater en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De warmtapwatertank kan alleen worden aangesloten
als de regelkast EKCB07CAV3 en de klepkit EKMBHBP1 een onderdeel van het systeem zijn.
▪ De warmtapwatertank is aangesloten op het hydrodeel
van de buitenunit en bedraad op de regelkast EKCB07CAV3.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te hebben.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
Page 12
4 Over de units en opties
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de afstandbuitensensor aansluiten.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Grid­toepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om: ▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen. ▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken. Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de regelkast aansluiten.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de regelkast aansluiten.

4.3.3 Mogelijke opties voor de regelkast

Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten: ▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast, ▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben. De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar: ▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.7.7 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina39.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de regelkast EKCB07CAV3 aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos (EKRTR1 en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen worden gebruikt bij alleen­verwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de buitenunit (of deze van de regelkast EKCB07CAV3) en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en parameters naar de buitenunit. Voor de beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/software­downloads/.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de PC­kabel, hoofdstuk "8Configuratie"op pagina 44 en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Grid­toepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om: ▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen. ▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken. Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 13

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

B
A
a
b
c
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de regelkast aansluiten.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de regelkast aansluiten.

4.3.4 Mogelijke opties voor de optiekast

Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
De afstandbinnensensor is aangesloten op optiekast EK2CB07CAV3. Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen ▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen ▪ De energiemeting instellen ▪ Een externe temperatuursensor opstellen

5.2 Het ruimteverwarmings-/ koelingsysteem in/opstellen

Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd of gekoeld door hetDaikin-
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn, adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk als de regeling van de aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van de unit is INgeschakeld.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische noodstop [A.6.C] op 1 zetten.

5.2.1 Een enkele kamer

5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen

5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden vanhet Daikin-warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren, zie "8Configuratie"op pagina44.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Vloerverwarming of radiatoren – Kamerthermostaat met draad
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
b Regelkast c Back-upverwarming
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
Page 14
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
e
d
a
b
c
B
A
d
a
b
c
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface
die op regelkast EKCB07CAV3 is aangesloten. Mogelijke installaties:
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is in de kamer gemonteerd en de
gebruikersinterface wordt als kamerthermostaat gebruikt.
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is binnenshuis gemonteerd, dichtbij
de buitenunit + de gebruikersinterface is in de kamer geplaatst en wordt als kamerthermostaat gebruikt.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen: ▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
▪ Code: [C-07] Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5] ▪ Code: [C-05]
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
Voordelen
Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het warmtepompsysteemontworpen.
Comfort. In het geval van vloerverwarming zorgt de draadloze
externe kamerthermostaat ervoor dat er tijdens het koelen geen condensatie op de vloer optreedt door de vochtigheid in de kamer te meten.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
Vloerverwarmingof radiatoren –Draadloze kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming d Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat e Draadloze externe kamerthermostaat
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2) gestuurd.
▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt naar dewarmtepompconvectoren
gestuurd door een digitale uitgang op regelkast EKCB07CAV3 (X8M/6 en X8M/7).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt worden, controleer of elke warmtepompconvector wel degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
d
M1
a
c
b
T
B C
A
a
b
c
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5] ▪ Code: [C-05]
Voordelen
Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
Stijlvol.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren
▪ De ruimteverwarming wordt bezorgt door:
▪ De vloerverwarming ▪ De warmtepompconvectoren
▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectoren
geleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.
Opstelling
▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt door een digitale uitgang (X8M/6 en
X8M/7) op regelkast EKCB07CAV3 naar de volgende toestellen gestuurd:
▪ De warmtepompconvectoren ▪ De afsluiter
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5] ▪ Code: [C-05]
Voordelen
Koeling. De warmtepompconvectoren bieden naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met
Altherma LT.
Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgevers
zorgt voor: ▪ Het uitstekend verwarmingscomfort van devloerverwarming ▪ Het uitstekend koelcomfort van dewarmtepompconvectoren
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.

5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone

Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers hebben.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor de
vloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer te vermijden tijdens het koelen.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2) gestuurd.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Vloerverwarming of radiatoren – Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn die op regelkast EKCB07CAV3 is aangesloten of een externe kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen (ter plaatse te voorzien) geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
Page 16
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B C
A
e e
d
M1 M2
c
a
b
B
A
d d
C
b
a
c
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een andere verwarmingsbron verwarmd kan worden. Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
gebruikersinterfaces (gebruikt als kamerthermostaat) zo ingesteld moet worden dat deze overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten en
hoeven NIET op de buitenunit te worden aangesloten. De buitenunit zal de hele tijd aanvoerwater leveren, met de mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7]
0 (Besturing AWT): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
▪ Code: [C-07] Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken metvloerverwarming of radiatoren voor één kamer: ▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten instellen.
Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming d Omloopklep e Externe kamerthermostaat
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om ervoor te zorgen dat de unit betrouwbaar blijft werken, moet deze met een minimum waterdebiet worden gevoed zoals beschreven in tabel "Het watervolume en waterdebiet controleren" in "6.3 De
waterleidingen voorbereiden"op pagina24.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte. Vergeet niet dat de ruimtebedrijfsmodus van de secundaire
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen worden in parallel aangesloten op de digitale ingang van regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De buitenunit zal alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat. ▪ Code: [C-07]
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
e
B C
A
d
M1
M1
b
a
c
B
A
f f
C
E
D
a
e
d
b
c
Instelling Waarde
Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met dewarmtepompconvectoren voor één kamer: ▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren instellen.
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7]
0 (Besturing AWT): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
▪ Code: [C-07] Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2). In dit document: ▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur in
verwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling
▪ Secundaire zone = de zone met de hoogste ontwerptemperatuur
in verwarming en de laagste ontwerptemperatuur in koeling.
OPMERKING
Als er twee aanvoerwatertemperatuurzones zijn en er wordt een uitwendige kamerthermostaat gebruikt, dan is koeling NIET mogelijk.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Externe kamerthermostaat
e Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse te
voorziene) afsluiters voor de vloerverwarming: ▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
tijdens het koelen van de kamers met warmtepompconvectoren.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade) kamerthermostaat ingesteld.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte. Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke externe kamerthermostaat en afstandsbediening van de warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u STEEDS een mengklepstation in de primaire zone plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in verwarming)/te verhogen (in koeling) als de secundaire zone verwarming/koeling vraagt.
Typisch voorbeeld:
Kamer (zone) Warmteafgevers:
ontwerptemperatuur
Woonkamer (primaire zone) Vloerverwarming: 35°C Slaapkamers (secundaire zone) Warmtepompconvectoren: 45°C
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone B Kamer 1 C Kamer 2 D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone E Kamer 3
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
Page 18
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
FHL1
FHL2
FHL3
M
a b ce
d
i
f
g
d
h
j
k
d Drukregelklep e Mengklepstation
f Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor beide watertemperatuurzones.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst. ▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
OPMERKING
Daikin is NIET verantwoordelijk voor de werking van het pomp van het mengklepstation. De installateur is verantwoordelijk voor de werking van de pomp.
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen worden in parallel aangesloten op de digitale ingang van regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De buitenunit zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte. Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke afstandsbediening van de warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
In geval van warmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor de secundaire zone:
▪ #: [A.2.2.5] ▪ Code: [C-06]
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
Let op:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
1 (2 AWT-zones): Primair + secundair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.
Instelling Waarde
Afsluiter Als de primaire zone tijdens de
koelstand afgesloten moet worden om geen condensatie op de vloer te hebben, stel dit dan dienovereenkomstig in.
Op het mengklepstation Stel de gewenste primaire
aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en/of koeling in.
Voordelen
Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
excellent verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en tevens het excellent koelcomfort van de warmtepompconvectoren.
Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de buitenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.

5.3 De tank voor warm tapwater in/ opstellen

5.3.1 Systeemlayout – Autonome warmtapwatertank

a Buitenunit b Warmtewisselaar c Pomp d Afsluiter e Back-upverwarming (optie)
f Regelkast g Gebruikersinterface h Gemotoriseerde 3‑wegklep
i Warm tapwatertank j Warmtewisselaarspoel
k Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming

5.3.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank

Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van 40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 19
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c e
a
f
d b
h
g
evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen (bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C) vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank omvat:
1 Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2 Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Beantwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met typische watervolumes:
Vraag Typisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
1douche = 10min×10l/min = 100l
1bad = 150l
nodig? Hoeveel water is er per dag
1spoelbak = 2min×5l/min = 10l
nodig voor de gootsteen? Zijn er andere behoeften aan
warm tapwater?
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin (4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches ▪ 1bad ▪ 3gootsteenvolumes Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen
Formule Voorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als:
▪ V2=180l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V1=280l
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1) Als:
▪ V1=480l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V2=307l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts éénmaal
opgewarmd T2Temperatuur warmtapwatertank T1Temperatuur koud water
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
Type Mogelijke volumes
Autonome warmtapwatertank ▪ 150l
▪ 180l ▪ 200l ▪ 250l ▪ 300l ▪ 500l
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren, kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). De elektrische weerstand in de warmtepomp kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. Daikin adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
▪ Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomp
presteert. ▪ Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's nachts,
adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.
▪ Als de energieprijzen 's nachts lager zijn, adviseert Daikin de
warmtapwatertank 'snacht op te warmen.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming gevraagd wordt.

5.3.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank

▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Om de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp ▪ De elektrische boosterverwarming
▪ Voor meer informatie over de volgende onderwerpen:
▪ Het energieverbruik optimaliseren om warm tapwater te
produceren, zie "8Configuratie"op pagina44.
▪ De elektrische bedrading van de warmtapwatertank op
regelkast EKCB07CAV3 aansluiten, zie de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
▪ De waterleiding van de warmtapwatertank op de buitenunit
aansluiten, zie de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.

5.3.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water

Opstelling
a Buitenunit b Warmtapwatertank c Pomp voor warm tapwater d Regelkast e Douche
f Koud water g UITGANG warm tapwater h Hercirculatieaansluiting
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
Page 20
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c
j b
a
d f
i
e g
h
c
i b
a
e
h
d
f
g
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.7.9De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina41
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina44. ▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.

5.3.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie

Opstelling
a Buitenunit b Warmtapwatertank c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien) d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien) e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien) g Koud water h UITGANG warm tapwater
i Hercirculatieaansluiting j Regelkast
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank kan maximum op 75°C
worden ingesteld (als [E-07]=0) of op 80°C (als [E-07]=5). Indien de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond aansluiten.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.7.9De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina41
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
De buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina44.

5.3.6 Warmtapwaterpomp voor voorverwarming van tank

Opstelling
b Warmtapwatertank c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien) d Terugslagklep (ter plaatse te voorzien) e Douche (ter plaatse te voorzien)
f Koud water g UITGANG warm tapwater h Hercirculatieaansluiting
i Regelkast
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ Voor de autonome warmtapwatertank: als er geen elektrische
back-upverwarming in het ruimteverwarmingscircuit is, moet u een warmtapwaterpomp voor voorverwarming van tank installeren.
Configuratie
De buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina44.

5.4 De energiemeting instellen

▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen: ▪ Geproduceerde warmte ▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming ▪ Voor de ruimtekoeling ▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand ▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet gegarandeerd kan worden.

5.4.1 Geproduceerde warmte

INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
INFORMATIE
Indien er geen glycol in het systeem is ([E‑0D]=1]), zal de geproduceerde warmte NIET worden berekend en zal deze niet op de gebruikersinterface verschijnen.
▪ Toepasbaar op alle modellen. ▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur ▪ Het debiet ▪ Het energieverbruik van de boosterverwarming (indien van
toepassing) in de warmtapwatertank
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Alleen wanneer een boosterverwarming in het systeem
aanwezig is, meet dan zijn capaciteit (door de weerstand te meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in. Voorbeeld: Als u een boosterverwarmingsweerstand van 17,1Ω meet, bedraagt de capaciteit van de boosterverwarming op 230V 3100W.
a Buitenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 21
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
5
8
0
1
5
0
0
0
c c
fd
g
A B C D
a
c
he
b
5
8
0 1
5
0
0
0
ge
B
d c
a

hCi
D
A
c
f

5.4.2 Verbruikte energie

U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen: ▪ Door het te berekenen ▪ Via metingen
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en de verbruikte energie meten (voor de buitenunit, bijv.) gaat dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de energiegegevens fout zijn.
De verbruikte energie berekenen
▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de buitenunit ▪ De ingestelde capaciteit van de boosterverwarming en de
optionele back-upverwarming
▪ De spanning
▪ In/opstelling en configuratie: om juiste energiegegevens te
bekomen, meet de capaciteit (door de weerstand te meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in voor:
▪ De optionele back-upverwarming (stap1 en stap2) ▪ De boosterverwarming
De verbruikte energie meten
▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is. ▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Ze vereist wel externe energiemeters. ▪ Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het
aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de gebruikersinterface.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE energietoevoer naar het systeem meten.
5.4.3 Elektrische voeding met normaal kWh­tarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Sluit de energiemeter aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Energiemetertype
Indien… Gebruik een… energiemeter
Monofasige buitenunit (V3) Monofasig Driefasige buitenunit (W1) Driefasig
Voorbeeld
Enkelfasige energiemeter Driefasige energiemeter
A Buitenunit B Regelkast C Warmtapwatertank D Optiekast a Elektriciteitskast (L1/N) b Energiemeter (L1/N) c Zekering (L1/N) d Buitenunit (L1/N) e Back-upverwarming (L1/N) f Regelkast (L1/N) g Boosterverwarming (L1/N) h Optiekast (L1/N)
A Buitenunit B Regelkast C Warmtapwatertank D Optiekast a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N) b Energiemeter (L1/L2/L3/N) c Zekering (L1/N) d Zekering (L1/L2/L3/N) e Buitenunit (L1/L2/L3/N) f Back-upverwarming (L1/N) g Regelkast (L1/N) h Boosterverwarming (L1/N) i Optiekast (L1/N)
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken: ▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende. ▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van energiemeters.
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X2M/9 en X2M/10 van
optiekast EK2CB07CAV3.
▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
▪ Zie "5.4.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina21 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
5.4.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Algemene regel
▪ Energiemeter1: Deze meet het koelmiddeldeel van de buitenunit. ▪ Energiemeter2: Deze meet de rest (d.w.z. het hydrodeel van de
buitenunit, regelkast EKCB07CAV3, optiekast EK2CB07CAV3, de back-upverwarmingskit en de optionele boosterverwarming).
Opstelling
▪ Sluit energiemeter 1 aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
Page 22

6 Voorbereiding

f e
ig
ba
d
jCBk
D
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
A
e
h

c
▪ Sluit energiemeter 2 aan op X2M/9 en X2M/10 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Energiemetertypes
▪ Energiemeter1: Monofasige of driefasige energiemeter. ▪ Energiemeter2: Monofasige energiemeter.
Voorbeeld
Unit met driefasige compressormodule (EBLQ/ EDLQ011+014+016CA3W1):
A Buitenunit B Regelkast C Warm tapwatertank D Optiekast
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N): elektrische voeding met
Voorkeur kWh-tarief
b Elektriciteitskast (L1/N): elektrische voeding met normaal
kWh-tarief
c Energiemeter (L1/L2/L3/N) d Energiemeter (L1/N) e Zekering (L1/N)
f Zekering (L1/L2/L3/N) g Buitenunit (L1/L2/L3/N) h Back-upverwarming (L1/N)
i Regelkast (L1/N) j Boosterverwarming (L1/N)
k Optiekast (L1/N)

5.5 Een externe temperatuursensor opstellen

U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Deze kan dan de binnen- of buitenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert een externe temperatuursensor in de volgende gevallen te gebruiken:
Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden ▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld ▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron ▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling:
▪ Vereist regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.F.5].
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden: ▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling: Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding
van de afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen. ▪ Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B]. ▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een
andere reden om de optionele buitensensor voor de
omgevingstemperatuur te plaatsen.
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de weersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruikt om automatisch over te schakelen tussen verwarming en koeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de interne sensor van de buitenunit gebruikt.
6 Voorbereiding

6.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over: ▪ Installatieplaats voorbereiden ▪ Waterleiding voorbereiden ▪ Elektrische bedrading voorbereiden

6.2 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake afstanden (zie "Ruimte voor service: Buitenunit" in het hoofdstuk "Technische gegevens").
INFORMATIE
Indien op de unit afsluiters werden geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 400 mm rond de kant van de luchtinlaat. Indien op de unit GEEN afsluiters werden geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 250mm.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 23
6 Voorbereiding
b
a
b
c
c
b
c
a
a
b
c
d
c
d
Indien het systeem een warmtapwatertank bevat, moet aan de volgende vereisten worden voldaan:
Maximum toegestane afstand
tussen de buitenunit en …
tank voor warm tapwater 10m 3-wegsklep 10m
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op. ▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf; ▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen; ▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk; ▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken). Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is. Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
Afstand
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind. Voorbeeld: Achter het gebouw.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit ▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten te worden geïnstalleerd bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de stand voor koeling, van –25~25°C in de stand voor ruimteverwarming en van –25~35°C in de stand voor de bereiding van warm tapwater.
6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in
a Stootplaat
b Belangrijkste windrichting
c Luchtuitlaat
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
koude klimaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
Page 24
6 Voorbereiding
c
a
b
c
d
d
100
50
50
600
50
50
(mm)
100
50
50
600
50
50
(mm)
▪ De bedieningskast is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C. Installeer de regelkast NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. ▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
6.2.4 Vereisten voor de plaats waar de kast met
opties geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
a Afdakje tegen de sneeuw b Voetstuk c Belangrijkste windrichting d Luchtuitlaat
Voorzie altijd minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit. De unit moet bovendien ook minstens 100 mm boven de maximaal verwachte sneeuwhoogte geplaatst zijn. Zie "7.3 De buitenunit
monteren"op pagina31 voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en een voetstukje.

6.2.3 Vereisten voor de plaats waar de regelkast geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de buitenunit
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de back-upverwarmingskit
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de warmtapwatertank
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
20m
10m
10m
Maximumafstand tussen de kast met opties en de bedieningskast EKCB07CAV3
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
▪ De kast met opties is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
▪ De kast met opties is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C. Installeer de optiekast NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. ▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
3m

6.3 De waterleidingen voorbereiden

6.3.1 Vereisten voor de watercircuits

▪ De bedieningskast is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan overmatige corrosie veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 25
M
FCU1
FCU2
FCU3
h
M
FHL1
FHL2
FHL3
i
k j
f
g
h
h
h
65°C
89°C
d
d
a b ce
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen; ▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
OPMERKING
Indien er glycol in het systeem aanwezig is, zorg ervoor dat het gebruikte schroefdraadafdichtmiddel tegen glycol bestand is.
Gesloten circuit. Gebruik de buitenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"14 Technische gegevens" op pagina 84 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de buitenunit.
Waterdebiet. Het moet een minimumdebiet van 20l/min kunnen
garanderen. Indien het debiet lager is, zal het systeem stoppen te werken en storing7H geven.
Ter plaatse te voorziene componenten – Water en glycol.
Gebruik alleen materialen die compatibel zijn met het water (en, indien van toepassing, glycol) dat in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de buitenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
Waterdruk. De maximumwaterdruk bedraagt 3 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Watertemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
6 Voorbereiding
a Buitenunit b Warmtewisselaar c Pomp d Afsluiter e Back-upverwarming
f Gemotoriseerde 3-wegsklep (geleverd met de
warmtapwatertank)
g Gemotoriseerde 2-wegsklep (ter plaatse te voorzien) h Verdeelstuk
i Warm tapwatertank j Warmtewisselaarspoel
k Boosterverwarming
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie) (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Zorg voor een geschikte
afvoer voor de veiligheidsklep om te vermijden dat water in contact komt met elektrische onderdelen.
Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar zijn. De buitenunit is voorzien van een handmatig ontluchtingsventiel. De back-upverwarming (optie) heeft een automatisch ontluchtingsventiel. Controleer of de ontluchtingsventielen NIET te hard zijn vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig gescheiden zijn.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd van de klep minder dan 60seconden bedragen.
Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen, wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
Page 26
6 Voorbereiding
c d
a b
FHL1
FHL2
FHL3
M1
T1 T3T2
M2 M3
a b ce
f g
d
d
20
2,4 2,1 1,8 1,5 1,2 0,9
1
0,6 0,3
70 120 170
150105 185
220
270
A
B
fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de warmtepompinstallatie verwijderd.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd"op pagina60.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding b Warmwateraansluiting c Douche d Hercirculatiepomp
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/ koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
De volgende afbeelding toont een opstelling met op afstand bediende afsluiters:
a Buitenunit b Warmtewisselaar c Pomp d Afsluiter e Back-upverwarmingskit
f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
OPMERKING
Het maximaal watervolume hangt af of glycol in het watercircuit wordt toegevoegd. Raadpleeg "7.6.4 Het
watercircuit tegen vorst beschermen" op pagina 34 voor
meer informatie over het toevoegen van glycol.
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de berekende voordruk te bepalen.

6.3.2 Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)

6.3.3 Het watervolume en waterdebiet controleren

De buitenunit heeft een expansievat van 7 liter met een vooraf ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt: ▪ controleer het minimum en het maximum watervolume. ▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum 20 l bedraagt, waarbij het watervolume in de buitenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
A Voordruk (bar) B Maximum watervolume (l)
Water Water + glycol
Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het expansievat
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 27
6 Voorbereiding
a
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤185/105l
≤7m De voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
(b)
Doe het volgende: ▪ Verlaag de voordruk
>185/105l
(b)
volgens het vereiste hoogteverschil van de installatie. De voordruk moet met 0,1 bar verlaagd worden voor elke meter onder 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
>7m Doe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk
volgens het vereiste hoogteverschil van de installatie. De voordruk moet met 0,1 bar
Het expansievat van de buitenunit is te klein voor de installatie. In dit geval wordt er geadviseerd om een extra vat buiten de unit te installeren.
verhoogd worden voor elke meter boven 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de buitenunit. Als de buitenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0m.
(b) Het maximum watervolume bedraagt 185l wanneer het
circuit alleen met water wordt gevuld en 105l wanneer het circuit met water en glycol wordt gevuld.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/back­upverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle omstandigheden.
OPMERKING
Indien glycol in het watercircuit werd toegevoegd en de temperatuur van het watercircuit is laag, zal het debiet NIET op het scherm van de gebruikersinterface worden weergegeven. In dat geval kan het minimum debiet met een pomptest worden gecontroleerd (controleer of storing 7H NIET op het scherm van de gebruikersinterface wordt weergegeven).
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn. Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/ bediening).
Minimum nodig waterdebiet
20l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina70.

6.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar) bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.
a Schrader-klep

6.3.5 Het watervolume controleren: voorbeelden

Voorbeeld 1
De buitenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De buitenunit wordt op het hoogste punt in het watercircuit gemonteerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 350l. De concentratie van propyleenglycol is 35%.
Acties: ▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (105 l), moet de voordruk verlaagd worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 150l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350 l meer is dan 150 l, is het expansievat NIET geschikt
voor de installatie. Daar heeft het systeem een uitwendig expansievat nodig.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
Page 28
6 Voorbereiding
5
8
0
1
5
0
0
0
a
2
4
1
3
e cd
5
8
0
1
5
0
0
0
4
1
3 5
2
e
b
d c
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
a b
e c d
2
5
6
143

6.4 De elektrische bedrading voorbereiden

6.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken. ▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers. ▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde. ▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken. ▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWh­tarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken; ▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
Regelkast EKCB07CAV3 is ontworpen om een ingangssignaal te ontvangen dat de buitenunit in de stand gedwongen-uit zet. Op dat ogenblik zal de compressor niet werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische voeding al dan niet onderbroken wordt.

6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de uitwendige stelmotoren

Normale elektrische
voeding
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
De elektrische voeding wordt
onderbroken
6.4.2 Over de elektrische voeding met voorkeur
Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een voordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven, seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
De back-upverwarming MOET een speciale voeding hebben en MOET beschermd worden door de beveiligingsinrichtingen vereist door de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
kWh-tarief
Wanneer de elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief werkt, wordt de elektrische voeding NIET onderbroken. De buitenunit wordt uitgezet door de bediening.
Opmerking: De elektriciteitsleveranci er moet het stroomverbruik van het hydrodeel van de buitenunit toestaan (en van de regelkast als deze een onderdeel van de
elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief werkt, wordt de elektrische voeding onmiddellijk of na een tijdje door de elektriciteitsmaatscha ppij onderbroken. In dit geval moet het hydrodeel van de buitenunit (en de regelkast als deze een onderdeel van het systeem is) gevoed worden door een afzonderlijke normale elektrische voeding.
installatie is).
a Normale elektrische voeding b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief c Hydrodeel van de buitenunit d Koelmiddeldeel van de buitenunit e Regelkast 1 Elektrische voeding voor buitenunit 2 Doorverbindingskabel naar regelkast 3 Elektrische voeding voor regelkast 4 Elektrische voeding voor back-upverwarming 5 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
contact)
Wanneer de
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 29
6 Voorbereiding
M
1 2
14
6
19
15
16
18
20
17
21
13
1012 11 8 9
4
5
26 28 27
25 24
23 22
7
a
b
d
c
3
6 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om het
hydrodeel van de buitenunit te voeden in geval van stroomonderbreking van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief)

6.4.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren

De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
Onderde
Beschrijving Draden Maximumstr
el
7 Elektrische voeding
voor regelkast
Doorverbindingskabel
8 Doorverbindingskabel
tussen de buitenunit en de regelkast
9 Doorverbindingskabel
voor de gebruikersinterface (tussen de buitenunit en de regelkast)
10 Doorverbindingskabel
2+GND
2
2
2
oom in functie
(a)
(b)
(c)
(d)
voor de warmtapwaterpomp (tussen de buitenunit en de regelkast)
11 Doorverbindingskabel
2
(e)
voor de regeling (of afsluiter) van de ruimteverwarming/­koeling (tussen de buitenunit en de regelkast)
12 Doorverbindingskabel
voor klepkit EKMBHBP1 (tussen de buitenunit en de regelkast)
met voorkeur kWh­tarief (spanningsloos contact)
tapwater
ruimteverwarming/­koeling (of afsluiter)
voor boosterverwarming en thermische beveiliging (vanuit de regelkast)
voor boosterverwarming (naar de regelkast)
warm tapwater
warmtepompconvector
(a) Kabeldoorsnede 2,5mm². (b) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
20m.
(c) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten. (d) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm². (e) Kabeldoorsnede 1,5mm.
(f) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale
belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
Buitenunit
Onderde
el
a Buitenunit
b Regelkast
c Optiekast
d Warm tapwatertank
Beschrijving Draden Maximumstr
oom in
Gebruikersinterface
13 Gebruikersinterface 2
Optionele uitrustingen
14 Elektrische voeding
functie
Elektrische voeding
1 Elektrische voeding
voor buitenunit
2 Elektrische voeding
2+GND of
(a)
3+GND 2 6,3A
15 Pomp voor warm
16 Bediening van de
met normaal kWh-tarief
3 Elektrische voeding
back-upverwarming
2+GND 13A
17 3‑wegsklep 3 18 Elektrische voeding
(slechts 1× 230V)
Gebruikersinterface
4 Gebruikersinterface 2
Optionele uitrustingen
5 Afstandbuitensensor 2
(b)
(c)
19 Elektrische voeding
Ter plaatse te voorziene onderdelen
6 Bediening van de
ruimteverwarming/-
2
(c)
20 Thermistortank voor
koeling (of afsluiter)
Regelkast
Onderde
Elektrische voeding
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
(a) Zie naamplaatje op buitenunit. (b) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
(c) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
el
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
Beschrijving Draden Maximumstr
oom in functie
21 Kamerthermostaat/
3 (waarvan 2 met deze van onderdeel10 worden gedeeld)
2
2
2
4+GND
2+GND 13A
2
3 of 4 100mA
Uitgebreide handleiding voor de installateur
(h)
(c)
(f)
(d)
(g)
(a)
(f)
(g)
29
Page 30

7 Installatie

6
5
1
3
4
2
8
9
7
(g) De thermistor en aansluitdraad (12m) worden bij de tank
voor warm tapwater geleverd.
(h) Kabeldoorsnede 0,75mm².
Optiekast
Onderde
el
Elektrische voeding
22 Elektrische voeding
Doorverbindingskabel
23 Doorverbindingskabel
Optionele uitrustingen
24 Afstandsbinnensensor 2
Ter plaatse te voorziene onderdelen
25 Elektriciteitsmeter 2 (per meter) 26 Alarmuitgang 2 27 Uitgang ruimtekoeling/-
28 Omschakeling naar
Beschrijving Draden Maximumstr
2+GND
voor de optiekast
3 (max 3m) tussen de optiekast en de regelkast
2 verwarming AAN/UIT
2 externe warmtebron
(a) Kabeldoorsnede 2,5mm². (b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
OPMERKING
▪ Meer technische specificaties van de verschillende
verbindingen staan vermeld op de binnenzijde van de units (buitenunit, regelkast, optiekast en back­upverwarming).
▪ Voor de manier waarop de elektrische bedrading op de
buitenunit moet worden aangesloten (en op de regelkast, de optiekast en de back-upverwarming als deze units deel uitmaken van het systeem), raadpleeg
"7.7 De elektrische bedrading aansluiten" op pagina36.
(a)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
oom in functie

7.2 De units openen

7.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld: ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

7.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
7 Installatie

7.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen: 1 De buitenunit monteren 2 De regelkast monteren (indien van toepassing) 3 De optiekast monteren (indien van toepassing) 4 De waterleidingen aansluiten 5 Aansluiten van de elektrische bedrading 6 De installatie van de buitenunit afwerken 7 De installatie van de regelkast afwerken (indien van toepassing) 8 De installatie van de optiekast afwerken (indien van toepassing) 9 De installatie van de back-upverwarming afwerken (indien van
toepassing)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30

7.2.3 Het deksel van de schakelkast van de buitenunit openen

EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 31
7 Installatie
1
2
1
1
1
1
2
1
1
2

7.2.4 Het deksel van de schakelkast van de back-upverwarming van de buitenunit openen

7.2.5 De bedieningskast openen

WAARSCHUWING
De schroeven worden geleverd met getande borgringen. Gebruik ALTIJD getande borgringen, ook wanneer de schroeven moeten worden vervangen, anders kan iemand een elektrische schok krijgen.
INFORMATIE
Neem de pluggen NIET uit het frontpaneel van de kast met opties.

7.3 De buitenunit monteren

7.3.1 Over de montage van de buitenunit

Wanneer
De buitenunit moet worden gemonteerd alvorens de waterleiding kan worden aangesloten.
Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen:
1 De installatiestructuur voorzien. 2 De buitenunit installeren. 3 Afvoer voorzien. 4 Ervoor zorgen dat de unit niet kan omvallen. 5 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats voorbereiden" in "6Voorbereiding"op pagina22.
WAARSCHUWING
De schroeven worden geleverd met getande borgringen. Gebruik ALTIJD getande borgringen, ook wanneer de schroeven moeten worden vervangen, anders kan iemand een elektrische schok krijgen.
INFORMATIE
De gaten in het frontpaneel dienen om de gebruikersinterface op de regelkast aan te sluiten. Indien u GEEN gebruikersinterface op de regelkast aansluit, verwijder de pluggen dan NIET uit de gaten.

7.2.6 De kast met opties openen

7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

7.3.3 De installatiestructuur voorzien

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het schema van de fundering.
Maak als volgt 6 sets ankerbouten, moeren en sluitringen (ter plaatse te voorzien) klaar:
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
31
Page 32
7 Installatie
≥150
620
350
(345-355)
a
(mm)
261.5
6× M12
20
a
6× M12
160 620 261.5 119
161
260
285
279
345
595
416
262
38
71
C
D
E
DDDD
A
B
≥150 mm
b
a b
4× Ø6 mm
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit zodat het
voetpad NIET glad wordt bij vriestemperaturen.
▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
OPMERKING
Neem de gepaste maatregelen om te voorkomen dat het afgevoerde condensaat NIET kan bevriezen als de unit in een koud klimaat is geïnstalleerd.
a Zorg dat de afvoergaten niet afgedekt zijn.
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 20mm.
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.

7.3.4 De buitenunit installeren

Afvoergaten (afmetingen in mm)
A Uitblaaszijde B Afstand tussen verankeringspunten C Onderkant frame D Afvoergaten E Uitduwgat voor sneeuw
OPMERKING
Als de afvoeropeningen van de buitenunit geblokkeerd worden door een installatiebasis of het oppervlak van de vloer, moet u de unit hoger plaatsen zodat er een vrije ruimte van meer dan 150mm onder de buitenunit ontstaat.

7.3.5 Afvoer voorzien

▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd. ▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om overtollig
water rond de unit af te voeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
32
Sneeuw
In gebieden waar het sneeuwt, kan de sneeuw zich opstapelen en bevriezen tussen de warmtewisselaar en de buitenplaat. Hierdoor kan het werkingsrendement afnemen. Om dit te voorkomen:
1 Boor (a, 4×) en verwijder het gat (b).

2 Verwijder de ruwe oneffenheden en verf de randen en de zones
rond de randen met reparatieverf om roestvorming te voorkomen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 33
7 Installatie
318 mm
310 mm
318 mm
310 mm

7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit. 3 Steek een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast en span de kabels op.
5 Draai de schroeven in de onderste pluggen. 6 Draai de 4 schroeven stevig vast.
INFORMATIE
De gebruikersinterface kan op de bedieningskast worden aangesloten. Zie voor meer informatie "7.7.7 De
gebruikersinterface aansluiten"op pagina39.

7.5 De kast met opties monteren

7.5.1 Voorzorgen bij het monteren van de optiekast

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

7.5.2 De kast met opties plaatsen

1 Verwijder de frontplaat. 2 Houd de rugplaat tegen de muur en markeer de
bevestigingspunten (2 bovenaan en 2 onderaan).

7.4 De bedieningskast monteren

7.4.1 Voorzorgen bij het monteren van de regelkast

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

7.4.2 De bedieningskast plaatsen

1 Verwijder de frontplaat. 2 Houd de rugplaat tegen de muur en markeer de
bevestigingspunten (2 bovenaan en 2 onderaan).
OPMERKING
Zorg ervoor dat de markeringen (2 per 2) perfect horizontaal zijn en dat hun afmetingen met deze op de afbeelding overeenstemmen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de markeringen (2 per 2) perfect horizontaal zijn en dat hun afmetingen met deze op de afbeelding overeenstemmen.
3 Boor 4 gaten en breng 4 pluggen aan (geschikt voor M5). 4 Draai de schroeven in de bovenste pluggen en hang de kast op
aan de schroeven.
5 Draai de schroeven in de onderste pluggen. 6 Draai de 4 schroeven stevig vast.

7.6 De waterleidingen aansluiten

7.6.1 Over het aansluiten van de waterleidingen

3 Boor 4 gaten en breng 4 pluggen aan (geschikt voor M5). 4 Draai de schroeven in de bovenste pluggen en hang de kast op
aan de schroeven.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Vooraleer de waterleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit is gemonteerd. Indien van toepassing, controleer tevens of de regelkast en de back-upverwarming zijn gemonteerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
33
Page 34
7 Installatie
a b
Typische werkstroom
De waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen: 1 De waterleidingen van de buitenunit aansluiten. 2 De waterleidingen van de back-upverwarming en/of de
warmtapwatertank (indien van toepassing) aansluiten. 3 Het watercircuit vullen. 4 Het watercircuit tegen vorst beschermen (glycol toevoegen). 5 De warmtapwatertank vullen (indien van toepassing). 6 De waterleidingen isoleren.
7.6.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de
waterleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

7.6.3 De waterleidingen aansluiten

OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken. Zorg dat het aanhaalkoppel NOOIT meer dan 30N•m bedraagt.
Er zijn 2afsluiters voorzien voor service en onderhoud. Monteer de afsluiters op de wateringang en -uitgang voor ruimteverwarming. Let op hun stand: de ingebouwde aftapkranen voeren alleen die kant van het circuit af waar ze staan. Om alleen de unit af te kunnen laten, zorg ervoor dat de aftapkranen zich tussen de afsluiters en de unit bevinden.
OPMERKING
Wanneer een optionele tank voor warm tapwater geplaatst werd: een drukveiligheidsklep (ter plaatse te voorzien) met een openingsdruk van maximum 10 bar moet worden geïnstalleerd op de inlaataansluiting koud tapwater conform de geldende wetgeving.
OPMERKING
Wanneer een optionele tank voor warm tapwater geplaatst werd:
▪ Monteer een aftapgereedschap en een
drukafvoerapparaat op de aansluiting van de inlaat van koud water van de warm tapwatertank.
▪ Om te voorkomen dat er water zou terugstromen, is het
raadzaam om conform de geldende wetgeving een terugslagklep te monteren op de waterinlaat van de warm tapwatertank.
▪ Er wordt best een drukregelaar geïnstalleerd op de
koud-waterinlaat, conform de geldende wetgeving.
▪ Op de koud-waterinlaat dient bovendien een
expansievat conform de geldende wetgeving te worden geïnstalleerd.
▪ Er wordt geadviseerd een overdrukveiligheidsklep te
monteren op een plaats hoger dan de bovenkant van de tank voor warm tapwater. Door de tank voor warm tapwater te verwarmen, zet het water uit, waardoor de waterdruk in de tank tot boven de maximumdruk van de tank kan stijgen indien geen drukveiligheidsklep werd gemonteerd. De installatie ter plaatse (leidingen, aftappunten, enz.) aangesloten op de tank zal deze hoge druk ook ondervinden. Om dit te voorkomen moet een drukveiligheidsklep geplaatst worden. De beveiliging tegen overdrukken hangt af van de juiste werking van de ter plaatse gemonteerde drukveiligheidsklep. Indien deze NIET correct werkt, zal overdruk de tank vervormen en waterlekkages veroorzaken. Om de goede werking ervan te controleren is regelmatig onderhoud vereist.
a Waterinlaat b Wateruitlaat
1 Schroef de moeren van de buitenunit vast op de afsluiters. 2 Sluit de lokale leidingen aan op de afsluiters. 3 Indien de optionele tank voor warm tapwater aangesloten moet
worden, zie de installatiehandleiding van de tank voor warm
tapwater.
OPMERKING
Monteer een manometer in het systeem.
OPMERKING
Monteer de ontluchtingsventielen op alle hoge punten.

7.6.4 Het watercircuit tegen vorst beschermen

Vorst kan het systeem beschadigen. Om de onderdelen van het hydraulisch circuit tegen vorst te beschermen, bevat de software vorstbeschermende functies, waaronder het bij lage temperaturen inschakelen van de pomp, de inwendige verwarmers en/of de back­upverwarming.
Indien er echter een stroomstoring is, kunnen deze vorstbeschermende functies niet worden uitgevoerd. Daarom wordt geadviseerd glycol in het watercircuit toe te voegen. De nodige concentratie hangt af van de mogelijke laagste buitentemperatuur en of u het systeem tegen barsten of vorst wilt beschermen. Om het systeem tegen vorst te beschermen, is er meer glycol nodig. Voeg glycol toe volgens onderstaande tabel.
INFORMATIE
▪ Tegen barsten beschermen: de glycol zal ervoor
zorgen dat de leidingen niet barsten, maar zal er NIET voor zorgen dat de vloeistof in de leidingen niet bevriest.
▪ Tegen vorst beschermen: de glycol zal ervoor zorgen
dat de vloeistof in de leidingen niet bevriest.
Mogelijke laagste buitentemperatuur
–5°C 10% 15% –10°C 15% 25% –15°C 20% 35%
Tegen barsten beschermen
Tegen vorst beschermen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
34
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 35
7 Installatie
Mogelijke laagste buitentemperatuur
Tegen barsten beschermen
Tegen vorst beschermen
–20°C 25% — –25°C 30%
OPMERKING
▪ De vereiste concentratie kan verschillen volgens het
type van glycol. Vergelijk STEEDS de vereisten in bovenstaande tabel met de specificaties van de producent van de glycol. Indien nodig, gebruik de specificaties (vereisten) van de producent van de glycol.
▪ De toegevoegde glycolconcentratie mag NOOIT meer
dan 35% bedragen.
▪ Indien de vloeistof in het systeem bevroren is, zal de
pomp NIET kunnen starten. Vergeet nooit dat wanneer u het systeem tegen barsten beschermt, de vloeistof erin nog steeds kan bevriezen.
▪ Wanneer er zich een stroomstoring voordoet of een
storing in de pomp en er werd GEEN glycol in het systeem toegevoegd, laat het systeem leeglopen.
▪ Wanneer water in het systeem stil blijft staan, is de
kans groot dat het water bevriest en het systeem hierbij beschadigt.
De soorten glycol die kunnen worden gebruikt, hangen af van het
van het feit of het systeem al dan niet een warmtapwatertank bevat:
Als… Dan…
Het systeem bevat een
Gebruik alleen propyleenglycol
(a)
warmtapwatertank Het systeem bevat GEEN
warmtapwatertank
(a) Propyleenglycol, met inbegrip van de inhibitoren,
geklasseerd als CategorieIII volgens EN1717.
U kunt zowel propyleenglycol als ethyleenglycol gebruiken
(a)
WAARSCHUWING
Ethyleenglycol is giftig.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen. De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de oxidatie van glycolen,
▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen vervuilen of verstoppen,
▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
Door glycol in het watercircuit toe te voegen, vermindert het toegestaan maximumwatervolume van het systeem. Voor meer informatie, zie hoofdstuk “Het watervolume en waterdebiet controleren” in de uitgebreide handleiding voor de installateur.

7.6.5 Het watercircuit vullen

1 Sluit de watertoevoerslang aan op de aftap- en vulkraan.
OPMERKING
Glycol absorbeert water uit zijn omgeving. Voeg daarom GEEN glycol toe die aan de lucht werd blootgesteld. Door de dop van de glycolfles open te laten, stijgt de waterconcentratie. De glycolconcentratie is lager dan verwacht. Hierdoor kunnen de onderdelen van het hydraulisch circuit toch bevriezen. Neem alle nodige voorzorgen om glycol zo weinig mogelijk in contact te brengen met lucht.
OPMERKING
▪ In geval van overdruk zal het systeem wat vloeistof via
de overdrukveiligheidsklep laten ontsnappen. Indien glycol werd toegevoegd in het systeem, zorg er dan voor dat er terug voldoende glycol wordt toegevoegd.
▪ In ieder geval, zorg er steeds voor dat de slang van de
overdrukveiligheidsklep NOOIT verstopt is om overdruk te laten ontsnappen. Zorg ervoor dat er geen water in de slang kan stagneren en/of bevriezen.
2 Open de aftap- en vulkraan. 3 Indien er een automatisch ontluchtingsventiel werd geplaatst,
zorg er dan voor dat deze open is.
4 Vul het watercircuit tot de manometer (ter plaatse te voorzien)
een druk aangeeft van ±2,0bar.
5 Ontlucht het watercircuit zoveel als mogelijk. Voor installatie-
instructies, zie "9Inbedrijfstelling"op pagina70.
6 Vul het circuit opnieuw tot de druk ±2,0bar bedraagt. 7 Herhaal stappen5 en 6 tot alle lucht uit het systeem is ontsnapt
en er geen drukvallen meer zijn.
8 Sluit de aftap- en vulkraan. 9 Koppel de watertoevoerslang los van de aftap- en vulkraan.
OPMERKING
De waterdruk op de manometer varieert volgens de watertemperatuur (hogere druk bij hogere watertemperatuur).
De waterdruk moet echter steeds groter dan 1bar zijn om te voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
35
Page 36
7 Installatie
b a
cb
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B

7.6.6 De tank voor warm tapwater vullen

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de tank voor warm tapwater.

7.6.7 De waterleidingen isoleren

De leidingen van het volledige watercircuit MOETEN worden geïsoleerd om geen condensatie te hebben tijdens het koelen en om ervoor te zorgen dat de verwarmings- en koelcapaciteit niet vermindert.
Om ervoor te zorgen dat de waterleidingen buiten tijdens de winter niet bevriezen, MOET het isolatiemateriaal minstens 13 mm dik zijn (met λ=0,039W/mK).
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20mm dik zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te voorkomen.
Bescherm tijdens de winter de waterleidingen en de afsluiters, zodat deze niet kunnen bevriezen door verwarmingstape (ter plaatse te voorzien) er rond te wikkelen. Indien de buitentemperatuur lager dan –20°C kan worden en er wordt geen verwarmingstape gebruikt, wordt geadviseerd de afsluiters binnen te monteren.
7.7 De elektrische bedrading
aansluiten
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

7.7.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten: ▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype Methode
Éénaderige draad

7.7.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluiten
Controleer of de waterleiding is aangesloten.
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het systeem van elektrische voedingen voldoet
aan de elektrische specificaties van de units.
2 De elektrische bedrading op de buitenunit aansluiten (indien
van toepassing).
3 De elektrische bedrading op regelkast EKCB07CAV3
aansluiten (indien van toepassing).
4 De elektrische bedrading op optiekast EK2CB07CAV3
aansluiten (indien van toepassing). 5 De primaire elektrische voeding aansluiten. 6 De voeding van de back-upverwarming aansluiten 7 De gebruikersinterface aansluiten. 8 De afsluiters aansluiten (indien van toepassing). 9 De elektriciteitsmeters aansluiten (indien van toepassing). 10 De warmtapwaterpomp aansluiten (indien van toepassing). 11 De alarmuitgang aansluiten (indien van toepassing). 12 De AAN/UIT-uitgang van de ruimtekoeling/verwarming
aansluiten (indien van toepassing). 13 De omschakeling naar een externe warmtebron aansluiten
(indien van toepassing).
7.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
Uitgebreide handleiding voor de installateur
36
▪ Voorbereiding
a Éénaderige draad met open lus b Schroef c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem b Schroef c Platte sluitring O Toegelaten X NIET toegelaten
Onderdeel Aanhaalmoment (N•m)
Buitenunit
X3M 0,8~0,9 X4M 2,2~2,7 X5M 0,8~0,9 X7M
Regelkast / optiekast
X1M 2,2~2,7 X2M 0,8~0,9 X4M/X7M 1,3~1,6 X8M 0,8~0,9

7.7.4 De elektrische bekabeling op de buitenunit aansluiten

1 Verwijder het deksel van de schakelkast. Zie "7.2.2 De
buitenunit openen"op pagina30.
2 Strip de isolatie (20mm) van de draden af.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 37
a b
a Strip de draad tot aan dit punt
a
b
c
d
≥25 mm
b
a
V3
b
a
W1
b Als te veel draad wordt gestript, kan dit tot elektrische
schokken of lekkages leiden.
3 Steek de bedrading doorheen de achterzijde van de unit:
a Kabel voor lage spanningen
b Kabel voor hoge spanningen
c Voedingskabel
d Voedingskabel back-upverwarming
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze voor lage spanning moet minstens 25mm bedragen.
7 Installatie
Tracés Mogelijke kabels (afhankelijk van de
geïnstalleerde opties)
a Lage spanning
▪ Gebruikersinterface ▪ Doorverbindingskabel naar regelkast
EKCB07CAV3
▪ Afstandbuitensensor (optie)
b Hoge spanning
▪ Elektrische voeding met normaal kWh-
tarief
▪ Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief ▪ Warmtepompconvector (optie) ▪ Afsluiter (ter plaatse te voorzien) ▪ Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te
voorzien) ▪ Bediening ruimteverwarming/koeling
c
▪ Hoofdvoeding
Hoofdvoeding d
▪ Elektrische voeding back-upverwarming
Elektrische voeding back-upverwarming
4 In de unit, leg de bedrading als volgt:
a Voedingskabel b Kabelbinder
5 Let op dat de kabels NIET met scherpe randen of hete
gasleidingen in contact kunnen komen.
6 Plaats het deksel op de schakelkast.
INFORMATIE
Indien optionele of ter plaatse te voorziene kabels geplaatst moeten worden, voorzie voldoende lengte voor deze kabels. Door hiervoor te zorgen zal de schakelkast verwijderd en verplaatst kunnen worden en zal tevens de toegang tot andere onderdelen tijdens onderhoudswerkzaamheden mogelijk zijn.
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.

7.7.5 De hoofdvoeding aansluiten

1 Sluit de hoofdvoeding als volgt aan:
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
37
Page 38
7 Installatie
X1M
1 2 3 L N
a
b
V3
1 2 3 L1 L2 L3 N
X1M
a
W1
X5M
A2P
X6Y
X1A
X4M
X3M
X6YA
X19A
1 2
9
10
X5M
A2P
X6Y
X1A
X6YB
X4M
X3M
5
6
X6YA
X19A
X2M
X8M
S1S
b
a
Voor een voeding met voorkeur kWh-tarief
a Elektrische voeding met normaal kWh-tarief b Contact voorkeurvoeding (op de regelkast)
INFORMATIE
Voor de juiste stand en plaats van connectoren X6Y, X6YA en X6YB in de schakelkast, zie de reparatiehandleiding.
a Voedingskabel (inclusief aardingskabel) b Kabelbinder
2 Open de schakelkast en leg de bedrading als volgt:
Voor een voeding met normaal kWh-tarief
INFORMATIE
Wanneer een elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief gebruikt wordt, hangt de noodzaak van een afzonderlijke elektrische voeding met normaal kWh-tarief voor het hydrodeel van de buitenunit X3M/5+6 af van het type van elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief.
Een afzonderlijke aansluiting op het hydrodeel van de buitenunit is nodig:
▪ als de elektrische voeding met kWh-voorkeurtarief
onderbroken wordt wanneer deze in werking is, OF
▪ als het hydrodeel van de buitenunit geen stroom mag
verbruiken wanneer de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief in werking is.

7.7.6 De voeding van de back-upverwarming aansluiten

VOORZICHTIG
Om zeker te zijn dat de unit volledig geaard is, verbind steeds de elektrische voeding van de back-upverwarming en de aardingskabel.
Controleer met de tabel hieronder of de elektrische voeding overeenstemt met de capaciteit van de back-upverwarming.
Type back-
upverwarmin
g
*3V 3kW 1~230V 13A
1 Open de schakelkast van de back-upverwarming (zie "7.2.4Het
deksel van de schakelkast van de back-upverwarming van de buitenunit openen"op pagina31).
2 Leg de bedrading als volgt:
Capaciteit
back-
upverwar
ming
Elektrische
voeding
Maximumstr
oom in functie
Z
(Ω)
max
Uitgebreide handleiding voor de installateur
38
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 39
7 Installatie
K1M
K5M
X4M
PE L N
1 2 3
230 V AC
3 kW
L N
X5M
A5P A5P
1 2
a b
# Actie
1 Sluit de kabel van de gebruikersinterface aan op de
buitenunit.
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
INFORMATIE
Voor meer informatie over de types van back­upverwarming en de manier waarop de back­upverwarming kan worden geconfigureerd, raadpleeg hoofdstuk “Configuratie” in de installatiehandleiding van de buitenunit.

7.7.7 De gebruikersinterface aansluiten

Op de buitenunit aansluiten
INFORMATIE
▪ Indien regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel van
het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface als volgt rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van het
systeem is, sluit de gebruikersinterface aan op de regelkast. Voor aanwijzingen, zie hierna “Op de regelkast aansluiten”.
a Hoofdgebruikersinterface
(a)
b Optionele gebruikersinterface
2 Steek een schroevendraaier in de openingen onderaan de
gebruikersinterface en maak voorzichtig de voorplaat los van de wandplaat.
De printplaat bevindt zich in de voorplaat van de gebruikersinterface. Wees voorzichtig om deze NIET te beschadigen.
3 Bevestig de wandplaat van de gebruikersinterface op de
muur. 4 Sluit aan zoals getoond in 4A, 4B, 4C of 4D. 5 Zet de voorplaat terug op de wandplaat.
Wees voorzichtig de bedrading NIET te knijpen wanneer u
de frontplaat op de unit vastmaakt.
(a) De hoofdgebruikersinterface is vereist voor de bediening,
maar moet afzonderlijk worden besteld (verplichte optie).
Op de regelkast aansluiten
▪ Als u 1 gebruikersinterface gebruikt, kunt u deze op regelkast
EKCB07CAV3 aansluiten (voor bediening dichtbij de regelkast) of in de kamer (waar gebruikt als kamerthermostaat).
▪ Als u 2 gebruikersinterfaces gebruikt, kunt u 1 gebruikersinterface
op regelkast EKCB07CAV3 aansluiten (voor bediening dichtbij de regelkast) + 1 gebruikersinterface in de kamer (waar gebruikt als kamerthermostaat).
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
39
Page 40
7 Installatie
X2M
X8M
X1M
A1P
20
21
A5P
a
X5M
20
21
1 2
X2M
2
4
3
1
b
a
PCB
a
PCB
b
a
b
PCB
b
a
PCB
b
b
# Op de regelkast In de kamer
1 Sluit de kabel van de
gebruikersinterface aan op de aansluitingspunten X2M/20+21 van de regelkast.
Bevestig de kabel met kabelbinders op de kabelbinderbevestigingen.
Sluit de kabel van de gebruikersinterface aan op de aansluitingspunten X2M/20+21 van de regelkast.
Leg de kabel vanaf de rechterkant van de aansluitingspunten, maak hem vast met kabelbinderbevestigi ngen en leid hem doorheen het gat van de bedrading voor laagspanning.
a Hoofdgebruikersinterface
2 Sluit de regelkast aan op de buitenunit.
Bevestig de kabel met kabelbinders op de kabelbinderbevestigingen.
# Op de regelkast In de kamer
4 Maak de wandplaat van de
gebruikersinterface vast op het frontpaneel van de regelkast met de M4-bouten en moeren uit de zak met accessoires.
Let op dat u de vorm van de achterzijde van de gebruikersinterface NIET vervormt door de montageschroeven te stevig vast te draaien.
Maak de wandplaat van de gebruikersinterface vast op de muur.
Indien er GEEN gebruikersinterface op de regelkast wordt aangesloten, verwijder dan NIET de pluggen uit de gaten in het frontpaneel.
5 Sluit aan zoals getoond in 4A. Sluit aan zoals
getoond in 4A, 4B, 4C of 4D.
6 Maak het frontpaneel terug vast op de wandplaat.
Wees voorzichtig de bedrading NIET te knijpen wanneer u het frontpaneel op de regelkast vastmaakt.
4A Langs de achterkant
4C Langs boven
3 Steek een schroevendraaier in de openingen onderaan de
Uitgebreide handleiding voor de installateur
40
gebruikersinterface en maak voorzichtig de frontpaneel los van de wandplaat.
De printplaat bevindt zich in de voorplaat van de gebruikersinterface. Wees voorzichtig om deze NIET te beschadigen.
a Snijd of verwijder dit deel met een tang enz. uit om de
draden erdoor te leiden.
b Maak de draden goed vast op het frontstuk van de kast
met behulp van een draadhouder en een klem.

7.7.8 De afsluiter aansluiten

1 Sluit de kabel van de bediening van afsluiter aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
OPMERKING
Sluit alleen NO (normaal open) kleppen aan.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
4B Langs links
4D Langs boven midden
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 41
NO
X5M
X4M
X3M
M2S
2
1
INFORMATIE
X2M
X8M
6 7
X5M
X3M
M2S
1
2
X2M
X8M
8 9
1~
M
M2P
X5M
X3M
3
4
a
b
c
1 2 3
1 2 3
X8M
X1M
Standaard moet de afsluiter op de buitenunit worden aangesloten. Indien er echter een regelkast EKCB07CAV3 in het systeem aanwezig is, kunt u deze ook op de regelkast aansluiten. Om dit te doen, verbind de aansluitingspunten X3M/1+2 van de buitenunit met de aansluitingspunten van de regelkast X8M/6+7 en verbind daarna de afsluiter met de aansluitingspunten X8M/6+7 van de regelkast .
7 Installatie

7.7.10 De elektrische bedrading op de bedieningskast aansluiten

1 Steek de bedrading doorheen de bodem van de regelkast. 2 Zorg ervoor dat de bedrading voor laagspanning zich rechts
bevindt. Breng de bedrading doorheen het daartoe bestemd gat en maak de bedrading vast met kabelbinders.

7.7.9 De pomp van het warm tapwater aansluiten

1 Verbind de aansluitingspunten X3M/3+4 van de buitenunit met
de onderkant van de aansluitingspunten X8M/8+9 van de bedieningskast EKCB07CAV3.
2 Sluit de kabel van de pomp voor warm tapwater aan op de
onderkant van de aansluitingspunten X8M/8+9 van de bedieningskast.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
a Bedrading voor lage spanning b Bedrading voor hoge spanning c Hoofdvoeding
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze voor lage spanning moet minstens 25mm bedragen.

7.7.11 De voeding van de bedieningskast aansluiten

1 Sluit de stroomtoevoerkabel aan op de regelkast.
1 GND 2 L 3 N
Uitgebreide handleiding voor de installateur
41
Page 42
7 Installatie
X5M
22
23
3 4
X2M
a
b
c
X2M
X8M
X2M
X8M
X1M
321
X1M
321
A4PA4P
X5A
A4P
X5A
A4P
a b a
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen, zodat de kabels gespannen liggen en NIET met scherpe randen in contact komen.
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.

7.7.12 De doorverbindingskabel tussen de bedieningskast en de buitenunit aansluiten

1 Sluit X2M/22 (bedieningskast) aan op X5M/4 (buitenunit). 2 Sluit X2M/23 (bedieningskast) aan op X5M/3 (buitenunit).
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze voor lage spanning moet minstens 25mm bedragen.

7.7.14 De voeding van de kast met opties aansluiten

1 Sluit het aansluitingspunt X1M van de kast met opties aan op
het aansluitingspunt X1M van de bedieningskast.
1 GND 2 L 3 N
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen, zodat de kabels gespannen liggen en NIET met scherpe randen in contact komen.
3 Maak de kabel met kabelbinders vast op de
kabelbinderbevestigingen.

7.7.13 De elektrische bedrading op de kast met opties aansluiten

1 Steek de bedrading doorheen de bodem van de kast met
opties.
2 Zorg ervoor dat de bedrading voor laagspanning zich rechts
bevindt. Breng de bedrading doorheen het daartoe bestemd gat en maak de bedrading vast met kabelbinders:
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.

7.7.15 De doorverbindingskabel tussen de kast met opties en de bedieningskast aansluiten

1 Sluit de connectoren uit de zak met accessoires aan op X5A op
A1P van de printplaat van de regelkast en de printplaat van de optiekast.
2 Sluit de connectoren aan via een ter plaatse te voorziene kabel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
a Bedrading voor lage spanning b Bedrading voor hoge spanning c Hoofdvoeding
42
a Connectoren (accessoires) b Doorverbindingskabel (ter plaatse te voorzien)

7.7.16 De elektrische meters aansluiten

INFORMATIE
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 43
7 Installatie
X2M
X8M
X1M
A4P
7
8
9
10
S5P S6P
X2M
X8M
X1M
A4P
15 13
X8M
X1M
1 2
L N
43
X8M
X1M
INFORMATIE
In geval van een elektrische meter met transistoruitgang, controleer de polariteit. De positieve polariteit MOET aangesloten worden op X2M/7 en X2M/9; de negatieve polariteit op X2M/8 en X2M/10.
1 Sluit de kabel van de elektrische meters aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

7.7.17 De alarm-output aansluiten

INFORMATIE
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.
1 Sluit de kabel van de alarm-output aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.

7.7.18 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/ verwarming aansluiten

INFORMATIE
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.
1 Sluit de kabel van de AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
verwarming aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

7.7.19 De omschakeling naar de externe warmtebron aansluiten

INFORMATIE
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.
1 Sluit de kabel van de omschakeling naar de externe
warmtebron aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

7.8 De installatie van de buitenunit voltooien

7.8.1 De buitenunit sluiten

1 Sluit het deksel van de schakelkast. 2 Monteer de bovenste plaat en de voorplaat.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel van 4,1N•m NIET overtreft.

7.9 De installatie van de regelkast voltooien

7.9.1 De regelkast sluiten

1 Sluit de voorplaat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
43
Page 44

8 Configuratie

X12A
A4P
X10A
A1P
A B
2
345
H JS T

7.10 De installatie van de optiekast voltooien

7.10.1 De optiekast sluiten

1 Sluit de voorplaat.
8 Configuratie

8.1 Overzicht: Configuratie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren.
Waarom
Indien u het systeem NIET correct configureert, kan het zijn dat het NIET als verwacht werkt. De configuratie heeft invloed op de volgende zaken:
▪ De berekeningen van de software ▪ Wat u op de gebruikersinterface kunt zien en doen
Hoe
U kunt het systeem via de gebruikersinterface configureren. ▪ Eerste maal – Snelle wizard. Wanneer u de gebruikersinterface
(via de binnenunit) voor de eerste maal AAN-zet, start een snelle wizard om u te helpen het systeem te configureren.
Nadien. Indien nodig kunt u later nog zaken van de configuratie
wijzigen.
A Schakelkast van de buitenunit B Schakelkast van de regelkast
3 Let hierbij goed op de stand van de stekker!
INFORMATIE
Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zal de gebruikersinterface een bevestiging vragen. Na deze bevestiging zal het scherm zich kort UITzetten en zal “Bezig” gedurende enkele seconden verschijnen.
Toegang tot de instellingen – Legende voor tabellen
U hebt op twee verschillende manieren toegang tot de installateurinstellingen. Beide manieren geven echter GEEN toegang tot alle instellingen. Indien dit het geval is, staat N.v.t. (Niet van toepassing) in de betreffende kolommen van de tabellen in dit hoofdstuk.
Manier Kolom in tabellen
Instellingen bereiken via de verwijzing in de menustructuur.
Instellingen bereiken via de code in de overzichtsinstellingen.
Zie ook: ▪ "De installateurinstellingen weergeven"op pagina44"8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen" op
pagina69

8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkast

Voorwaarde: De EKPCCAB-kit is nodig.
1 Sluit de kabel met USB-verbinding aan op uw PC. 2 Steek de stekker van de kabel in X10A op A1P van de
schakelkast van de buitenunit of op X12A op A4P van de schakelkast van regelkast EKCB07CAV3.
#
Code
OPMERKING
Er steekt al een andere kabel in X10A. Om de PC-kabel in X10A aan te sluiten moet die andere kabel tijdelijk worden losgekoppeld. NIET vergeten deze achteraf terug aan te sluiten.

8.1.2 De meest gebruikte commando's bereiken

De installateurinstellingen weergeven
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. 2 Ga naar [A]:
De overzichtinstellingen weergeven
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. 2 Ga naar [A.8]:
instellingen.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Gev. eindgebrkr. 2 Ga naar [6.4]: 3 Druk langer dan 4seconden op
Gevolg:
4 Als u gedurende meer dan 1 uur NIET op een knop drukt of
opnieuw langer dan 4 seconden op installateurtoegangsniveau terug over naar Eindgebruiker.
> Installateurinstellingen.
> Installateurinstellingen > Overzicht
> Informatie > Gebruikertoegangsniveau.
.
verschijnt op de startpagina's.
drukt, schakelt het
Uitgebreide handleiding voor de installateur
44
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 45
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Gevorderde
01
02 06 0a 0e
00 03
07 0b 0f
0000
04 08 0c
00 01
05 09 0d
15
Overzicht instellingen
Bevestig Aanpassn Scroll
01
02 06 0a 0e
00 03
07 0b 0f
0000
04 08 0c
00 01
05 09 0d
15
Overzicht instellingen
Bevestig
Aanpassn
Scroll
01
02 06 0a 0e
00 03
07 0b 0f
0000
04 08 0c
00 01
05 09 0d
20
Overzicht instellingen
Bevestig
Aanpassn
Scroll
Installateurinstellng
Het systeem wordt opnieuw gestart.
Bevestig Aanpassn
Annul.
OK
15:10
Di
U5: auto adres
Druk 4 sec. voor verder
Synchronisatie
Gegevensafwijk. gedetect. Selecteer een actie:
Gegevens zenden
Bevestig
Aanpassn
Kopiëren starten
Weet u zeker dat u de kopieerfunctie wilt starten?
Annul.
OK
Bevestig Aanpassn
eindgebruiker
1 Ga naar het hoofdmenu of naar een van zijn onderliggende
menu's: .
2 Druk langer dan 4seconden op .
Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Gev. eindgebrkr.
Er verschijnt bijkomende informatie en “+” is toegevoegd op de menutitel. Het gebruikertoegangsniveau zal op Gev. eindgebrkr blijven tot het anders wordt ingesteld.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Eindgebruiker
1 Druk langer dan 4 seconden op .
Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Eindgebruiker.
De gebruikersinterface zal naar het standaard beginscherm terugkeren.
Een overzichtsinstelling wijzigen Voorbeeld: Wijzig [1‑01] van 15 naar 20.
1 Ga naar [A.8]: > Installateurinstellingen > Overzicht
instellingen.
2 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmend
scherm van het eerste deel van de instelling.
INFORMATIE
Een bijkomende 0-cijferteken is toegevoegd aan het eerste deel van de instelling wanneer u de codes in de overzichtsinstellingen oproept.
Voorbeeld: [1‑01]: “1” zal “01” als gevolg hebben.
8 Configuratie
Gevolg: Het systeem zal opnieuw starten.

8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste gebruikersinterface naar de tweede

Als een tweede gebruikersinterface aangesloten is, moet de installateur eerst de volgende instructies uitvoeren om de 2 gebruikersinterfaces goed te configureren.
Deze procedure biedt u tevens de mogelijkheid het stel talen van de eerste gebruikersinterface naar de andere te kopiëren: bijv. van EKRUCBL2 naar EKRUCBL1.
1 Wanneer de stroom voor de eerste maal wordt aangezet,
verschijnt op beide gebruikersinterfaces:
2 Druk 4seconden op op de gebruikersinterface waarop u de
snelle wizard wenst uit te voeren. Deze gebruikersinterface is nu de hoofdgebruikersinterface.
3 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmend
tweede deel van de instelling.
Gevolg: De waarde die moet gewijzigd worden, is nu opgelicht.
4 Wijzig de waarde met de knoppen en .
5 Herhaal de vorige stappen indien u andere instellingen moet
wijzigen.
6 Druk op om de wijziging van de parameter te bevestigen. 7 Druk in het menu installateurinstellingen op om de
instellingen te bevestigen.
INFORMATIE
Tijdens de snelle wizard verschijnt Bezig op de tweede gebruikersinterface en kan deze NIET gebruikt worden.
3 De snelle wizard zal u begeleiden. 4 Voor de goede werking van het systeem moeten de lokale
gegevens op de twee gebruikersinterfaces dezelfde zijn. Indien dit NIET het geval is, verschijnt op beide gebruikersinterfaces:
5 Selecteer de nodige actie:
▪ Gegevens zenden: de gebruikersinterface waarmee u werkt,
bevat de juiste gegevens en de gegevens op de andere gebruikersinterface zullen overschreven worden.
▪ Gegev ontvangen: de gebruikersinterface waarmee u werkt,
bevat NIET de juiste gegevens en de gegevens op de andere gebruikersinterface zullen gebruikt worden om te overschrijven.
6 De gebruikersinterface vraagt te bevestigen dat u verder wilt
gaan.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
45
Page 46
8 Configuratie
Taal
Gewenste taal selecteren
Bevestig Aanpassn
00 : 00
Hoe laat is het nu?
Tijd
Bevestig
Aanpassn
Scroll
A.2 1
Scroll
Selecteren
Systeemlayout
Standaard
Opties Capaciteiten Layout bevestigen
Layout bevestigen
Bevestig de systeem­layout. Het systeem wordt opnieuw gestart en is gereed voor eerste opstartprocedure.
OK
Annul.
Bevestig
Aanpassn
7 Bevestig de selectie op het scherm door op te drukken en
alle gegevens (talen, programma's, enz.) zullen van de geselecteerde brongebruikersinterface met deze van de andere gebruikersinterface gesynchroniseerd worden.
INFORMATIE
▪ Tijdens het kopiëren kunnen GEEN van beide
bedieningen gebruikt worden. ▪ Het kopiëren kan tot 90minuten duren. ▪ Er wordt geadviseerd om de installateurinstellingen, of
de configuratie van de unit, te wijzigen op de
hoofdgebruikersinterface. Anders kan het 5 minuten
duren vooraleer deze wijzigingen in de menustructuur
zichtbaar worden.
8 Uw systeem is nu ingesteld om met de 2 gebruikersinterfaces
bediend te worden.
4 Na het configureren, selecteer Layout bevestigen en druk op
.

8.1.4 Het stel talen kopiëren van de eerste gebruikersinterface naar de tweede

Zie "8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede"op pagina45.

8.1.5 Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na het voor de eerste maal onder spanning zetten

Als u het systeem voor de eerste maal onder spanning zet, zal u op de gebruikersinterface begeleid worden om de eerste instellingen te doen:
▪ taal, ▪ datum, ▪ tijd, ▪ systeemlayout. Door de systeemlayout te bevestigen kunt u verder gaan met de
installatie en de inbedrijfstelling van het systeem.
1 Telkens wanneer u de spanning AANzet, zal de snelle wizard
starten zolang u de systeemlayout NIET bevestigd hebt, door de taal in te stellen.
2 Stel de huidige datum en tijd in.
3 Stel de instellingen van de systeemlayout in: Standaard, Opties,
Capaciteiten. Voor meer details, zie "8.2Basisconfiguratie"op
pagina46.
5 De gebruikersinterface herinitialiseert zich en u kunt de
installatie voortzetten door de andere van toepassing zijnde instellingen in te stellen en het systeem verder in bedrijf te stellen.
Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zal het systeem een bevestiging vragen. Na deze bevestiging zal het scherm zich kort UITzetten en zal “Bezig” gedurende enkele seconden verschijnen.

8.2 Basisconfiguratie

8.2.1 Snelle wizard: Taal / tijd en datum

# Code Beschrijving
[A.1] Nvt Taal [1] Nvt Tijd en datum

8.2.2 Snelle wizard: Standaard

De instellingen voor de ruimteverwarming/-koeling
Het systeem kan een ruimte verwarmen of afkoelen. De instellingen voor de ruimteverwarming/-koeling moeten in functie van het type van toepassing ingesteld worden.
# Code Beschrijving
[A.2.1.7] [C-07] Unitbestur.methd:
▪ 0 (Besturing AWT): De unit werkt op
basis van de aanvoerwatertemperatuur, ongeacht de werkelijke kamertemperatuur en/of de vraag om de kamer te verwarmen of af te koelen.
▪ 1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op
basis van de externe thermostaat of soortgelijk (bijv. warmtepompconvector).
▪ 2 (Best. kmrthrmst) (standaard): De
unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
46
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 47
8 Configuratie
a
a
b
a
b c
d
b c
a b
d
e
f
c
g b
c
# Code Beschrijving
[A.2.1.8] [7-02] Het systeem kan aanvoerwater leveren
aan maximum 2watertemperatuurzones. Het aantal waterzones moet tijdens het configureren ingesteld worden.
Aantal zones AWT: ▪ 0 (1 AWT-zone) (standaard): Slechts
1 aanvoerwatertemperatuurzone. Deze zone wordt de primaire aanvoerwatertemperatuurzone genoemd.
▪ a: Primaire AWT-zone
vervolg >>
# Code Beschrijving
[A.2.1.8] [7-02] << vervolg
▪ 1 (2 AWT-zones):
2 aanvoerwatertemperatuurzones. De zone met de laagste aanvoerwatertemperatuur (in verwarming) wordt de primaire aanvoerwatertemperatuurzone genoemd. De zone met de hoogste aanvoerwatertemperatuur (in verwarming) wordt de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone genoemd. In praktijk bestaat de primaire aanvoerwatertemperatuurzone uit de warmteafgevers met grotere belasting en moet een mengstation geplaatst worden om de gewenste aanvoerwatertemperatuur te bereiken.
# Code Beschrijving
[A.2.1.9] [F-0D] Wanneer de bediening van de
ruimteverwarming/-koeling via de gebruikersinterface UIT is, is de pomp altijd UIT. Wanneer de regeling van de ruimteverwarming/-koeling AAN is, kunt u de gewenste pompbedrijfsmodus selecteren (alleen geldig tijdens ruimteverwarming/-koeling)
Pompbedrijfsmodus: ▪ 0 (Continu): De pomp werkt continu,
ongeacht of de thermo AAN of UIT staat. Opmerking: de continue werking van de pomp vraagt meer energie dan wanneer de pomp alleen werkt als dit gevraagd wordt of wanneer ze bemonstert.
▪ a: Regeling ruimteverwarming/-
koeling (gebruikersinterface) ▪ b: UIT ▪ c: AAN ▪ d: Werking van de pomp
vervolg >>
# Code Beschrijving
[A.2.1.9] [F-0D] << vervolg
▪ 1 (Monster): De pomp is AAN als
verwarming of koeling gevraagd wordt wanneer de aanvoerwatertemperatuur nog niet de gewenste temperatuur bereikt heeft. Als er een thermo-UIT­staat is, werkt de pomp om de 5minuten om de watertemperatuur te controleren en te kijken of er een vraag naar verwarming of koeling nodig is. Opmerking: Bemonsteren is NIET beschikbaar in de externe kamerthermostaatregeling of kamerthermostaatregeling.
▪ a: Secundaire AWT-zone ▪ b: Primaire AWT-zone
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
▪ a: Regeling ruimteverwarming/-
koeling (gebruikersinterface) ▪ b: UIT ▪ c: AAN ▪ d: AWT-temperatuur ▪ e: Huidige ▪ f: Gewenste ▪ g: Werking van de pomp
vervolg >>
Uitgebreide handleiding voor de installateur
47
Page 48
8 Configuratie
a
d
e
b
b
c
b c
c
b
a
c f
a
g
h b
c
h b
a
d f
e g
# Code Beschrijving
[A.2.1.9] [F-0D] << vervolg
▪ 2 (Verzoek) (standaard): De pomp
werkt op verzoek. Voorbeeld: Door een kamerthermostaat te gebruiken, ontstaat een thermo AAN/UIT­toestand. Als deze vraag er niet is, is de pomp UIT. Opmerking: Verzoek is NIET beschikbaar in de aanvoerwatertemperatuurregeling.
▪ a: Regeling ruimteverwarming/-
koeling (gebruikersinterface) ▪ b: UIT ▪ c: AAN ▪ d: Vraag voor verwarming (door
externe afstandsthermostaat of
kamerthermostaat) ▪ e: Werking van de pomp
# Code Beschrijving
[A.2.1.B] Nvt Alleen als er 2gebruikersinterfaces zijn
(1 in de kamer, 1 bij de binnenunit):
▪ a: Aan de unit ▪ b: In kamer als kamerthermostaat
Loc. gebruik.interface: ▪ 0 (In de kamer): de andere
gebruikersinterface wordt automatisch op Op unit gezet en werkt als kamerthermostaat als Best. kmrthrmst werd geselecteerd.
▪ 1 (Op unit) (standaard): de andere
gebruikersinterface wordt automatisch op In de kamer gezet en werkt als kamerthermostaat als Best. kmrthrmst werd geselecteerd.
[A.2.1.C] [E-0D] Glycol aanwezig:
▪ 0 (Nee) (standaard): Er werd geen
glycol in het watercircuit toegevoegd.
▪ 1 (Ja): Er werd glycol in het
watercircuit toegevoegd om het tegen vorst te beschermen.

8.2.3 Snelle wizard: Opties

Uitwendige warmtapwaterpomp
Dit hoofdstuk geldt alleen voor systemen met een geplaatste tank voor warm tapwater. De warmtapwatertank is als optie beschikbaar.
De volgende instellingen moeten dienovereenkomstig ingesteld worden.
# Code Beschrijving
[A.2.2.A] [D-02] De buitenunit biedt de mogelijkheid een
ter plaatse te voorziene warmtapwaterpomp (AAN/UIT-type) aan te sluiten. We onderscheiden zijn functie in functie van de installatie en de configuratie op de gebruikersinterface.
Warmtapwaterpomp: ▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd.
▪ 1 (Secund retour): Geïnstalleerd voor
ogenblikkelijk warm water wanneer warm water genomen wordt. De eindgebruiker geeft in wanneer deze warmtapwaterpomp moet werken (wekelijks programma). Deze pomp kan via de buitenunit worden bediend.
▪ 2 (Disinf. shunt): Geïnstalleerd voor
desinfectie. Ze werkt wanneer de desinfectiefunctie van de tank voor warm tapwater werkt. Er hoeven geen verdere instellingen ingesteld te worden.
▪ 3 (Circul.pomp): gemonteerd voor
voorverwarming van tank. Ze werkt wanneer de tank voor warm tapwater voorverwarmd wordt. Er hoeven geen verdere instellingen ingesteld te worden.
▪ 4 (CP & desinf. Sh): Combinatie van 2
en 3. Ze werkt wanneer de desinfectiefunctie van de tank voor warm tapwater werkt, of wanneer de tank voor warm tapwater voorverwarmd wordt. Er hoeven geen verdere instellingen ingesteld te worden.
Zie tevens de afbeeldingen hieronder.
Pomp voor warm tapwater geïnstalleerd voor…
Ogenblikkelijk warm water Desinfectie
a Buitenunit b Tank c Pomp voor warm tapwater d Verwarmingselement e Terugslagklep
f Douche g Koud water h Regelkast
Uitgebreide handleiding voor de installateur
48
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 49
8 Configuratie
INFORMATIE
De correcte standaardinstelling voor warm tapwater wordt alleen van toepassing wanneer de bediening van warm tapwater is geactiveerd ([E‑05]=1).
Afstandbuitensensor
Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen" op
pagina13.
# Code Beschrijving
[A.2.2.B] [C-08] Extrn sensor (buiten):
Als een optionele externe omgevingssensor is aangesloten, moet het type van de sensor ingesteld worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina13.
▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd. De thermistor in de gebruikersinterface en deze in de buitenunit worden gebruikt om metingen uit te voeren.
▪ 1 (Buitensensor):
Afstandsbuitensensor, aangesloten op de buitenunit. De buitensensor zal gebruikt worden om de buitenomgevingstemperatuur te meten. Opmerking: Voor sommige functies wordt nog steeds de temperatuursensor in de buitenunit gebruikt.
▪ 2 (Kamersensor): Afstandssensor,
aangesloten op de optiekast EK2CB07CAV3. De temperatuursensor in de gebruikersinterface wordt NIET meer gebruikt. Opmerking: Deze waarde heeft alleen een betekenis in de kamerthermostaatregeling.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de afstandbuitensensor aansluiten.
Regelkast EKCB07CAV3
Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als de optionele regelkast EKCB07CAV3 wordt geplaatst. Regelkast EKCB07CAV3 heeft veel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie
"5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen" op pagina13.
# Code Beschrijving
[A.2.2.E.1] [E‑03] ▪ 1 (standaard – alleen-lezen)) [A.2.2.E.2] [5-0D] Type BUH:
▪ 1 (standaard – alleen-lezen)
# Code Beschrijving
Nvt [E-07] Tijdens het bereiden van warm tapwater
kan de warmtepomp door een elektrische verwarming bijgestaan worden om ervoor te zorgen dat warm tapwater zelfs voor hoge gewenste tanktemperaturen bereid wordt.
Type warmtapwatertank: ▪ 0 (EKHWS): Warmtapwatertank met
boosterverwarming geplaatst langs de kant van de tank. (Standaard).
▪ 5 (EKHWP): Warmtapwatertank met
boosterverwarming geplaatst langs de kant van de tank.
[A.2.2.E.5] [C-05] Primair contact
In de regeling via een externe kamerthermostaat moet het contacttype van de optionele kamerthermostaat of warmtepompconvector voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen"op pagina13.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT) (standaard): De
aangesloten externe kamerthermostaat of warmtepompconvector stuurt de vraag naar verwarming of koeling door via het zelfde signaal, omdat het slechts op 1 digitale ingang (voorbehouden voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone) op de regelkast (X2M/1) is aangesloten. Selecteer deze waarde in het geval van een aansluiting op de warmtepompconvector (FWXV).
▪ 2 (Verw/koel vraag): De aangesloten
externe kamerthermostaat stuurt een afzonderlijke vraag naar verwarming of koeling door en is daarom aangesloten op de 2digitale ingangen (voorbehouden voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone) op de regelkast (X2M/1 en 1a). Selecteer deze waarde in het geval van een aansluiting met een bedrade (EKRTWA) of draadloze (EKRTR1) kamerthermostaat.
Indien er twee zones zijn (primaire +secundaire), dan is alleen Thermo AAN/UIT mogelijk.
Configuratie back-
upverwarming
3V3 1 1
# Code Beschrijving
[A.2.2.E.4] [E-05] Warmtapwaterbedrijf:
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
[E-03] [5-0D]
bereiden? Kan het systeem warm tapwater
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd.
(Standaard)
▪ 1 (Ja): Geïnstalleerd
Uitgebreide handleiding voor de installateur
49
Page 50
8 Configuratie
# Code Beschrijving
[A.2.2.E.6] [C-06] Sec. contact
Voor de regeling via externe kamerthermostaten met 2aanvoerwatertemperatuurzones moet het type van de optionele kamerthermostaat voor de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen"op pagina13.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT): Zie Primair
contact. Aangesloten op de binnenunit
(X2M/1a). ▪ 2: Nvt Indien er twee zones zijn (primaire
+secundaire), dan is alleen Thermo AAN/UIT mogelijk.
Optiekast EK2CB07CAV3
Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als optiekast EK2CB07CAV3 wordt geplaatst. Optiekast EK2CB07CAV3 heeft veel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie "5Richtlijnen
met betrekking tot mogelijke toepassingen"op pagina13.
# Code Beschrijving
[A.2.2.F.1] [C-02] Ext BUH bron
Geeft aan dat de ruimteverwarming ook door een andere warmtebron dan het systeem uitgevoerd wordt.
▪ 0 (standaard – alleen-lezen)
[A.2.2.F.2] [C-09] Alarm-output
Geef de logica aan van de alarmuitgang op optiekast EK2CB07CAV3 tijdens een storing.
▪ 0 (Normaal open) (standaard): De
alarmuitgang wordt geactiveerd
wanneer zich een alarm voordoet.
Door deze waarde in te stellen wordt
een verschil gemaakt tussen een
storing en het detecteren van een
stroomonderbreking van de unit. ▪ 1 (Norm. gesloten): De alarmuitgang
wordt NIET geactiveerd wanneer zich
een alarm voordoet. Met deze
installateurinstelling kan een
onderscheid worden gemaakt tussen
het detecteren van een alarm en het
detecteren van een stroomstoring. Zie tevens onderstaande tabel (logica
van de alarmuitgangen).
[A.2.2.F.3] [D-08] Optionele externe kWh-meter1:
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd ▪ 1: Geïnstalleerd (0,1impuls/kWh) ▪ 2: Geïnstalleerd (1impuls/kWh) ▪ 3: Geïnstalleerd (10impuls/kWh) ▪ 4: Geïnstalleerd (100impuls/kWh) ▪ 5: Geïnstalleerd (1000impuls/kWh)
# Code Beschrijving
[A.2.2.F.4] [D-09] Optionele externe kWh-meter2:
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd ▪ 1: Geïnstalleerd (0,1impuls/kWh) ▪ 2: Geïnstalleerd (1impuls/kWh) ▪ 3: Geïnstalleerd (10impuls/kWh) ▪ 4: Geïnstalleerd (100impuls/kWh) ▪ 5: Geïnstalleerd (1000impuls/kWh)
# Code Beschrijving
[A.2.2.F.5] [C-08] Extrn sensor (binnen):
Als een optionele externe omgevingssensor is aangesloten, moet het type van de sensor ingesteld worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina13.
▪ 0 (Nee): (standaard) NIET
geïnstalleerd. De thermistor in de gebruikersinterface en deze in de buitenunit worden gebruikt om metingen uit te voeren.
▪ 1 (Buitensensor):
Afstandsbuitensensor, aangesloten op de buitenunit. De buitensensor zal gebruikt worden om de buitenomgevingstemperatuur te meten. Opmerking: Voor sommige functies wordt nog steeds de temperatuursensor in de buitenunit gebruikt.
▪ 2 (Kamersensor): Afstandssensor,
aangesloten op de optiekast EK2CB07CAV3. De temperatuursensor in de gebruikersinterface wordt NIET meer gebruikt. Opmerking: Deze waarde heeft alleen een betekenis in de kamerthermostaatregeling.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de afstandbuitensensor aansluiten.
# Code Beschrijving
[A.2.2.F.6] [D-04] Verbruikscontrole door DI:
▪ 0 (Nee) ▪ 1 (Ja)

8.2.4 Snelle wizard: Capaciteiten (energiemeting)

De capaciteiten van alle elektrische verwarmingen moeten voor de energiemeting en/of de regeling van het besturing energieverbruik ingesteld worden om goed te werken. Door de weerstand van elk verwarmingstoestel te meten, kunt u de exacte capaciteit van elk verwarmingstoestel instellen en zodoende meer nauwkeurige energiegegevens hebben.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
50
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 51
8 Configuratie
[1-03]
[1-02]
T
a
T
t
[1-00] [1-01]
# Code Beschrijving
[A.2.3.1] [6-02] Boosterverwarming: Geldt alleen voor
warmtapwatertanken met inwendige boosterverwarming (EKHW). De capaciteit van de boosterverwarming op nominale spanning. De nominale waarde is 3kW. Standaard: 3kW.
Gebied: 0~10kW (in stappen van 0,2kW)
[A.2.3.2] [6-03] BUH: stap 1: De capaciteit van de eerste
stap van de back-upverwarming aan nominale spanning. Nominale waarde 3kW. Standaard: 3kW.
Gebied: 0~10kW (in stappen van 0,2kW)
8.2.5 De regeling van de ruimteverwarming/­koeling
De vereiste instellingen om de ruimteverwarming/-koeling van uw systeem te configureren worden in dit hoofdstuk beschreven. De weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parameters voor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur. Lage buitentemperaturen zorgen voor warmer water en omgekeerd. In de weersafhankelijke werking kan de gebruiker de streeftemperatuur van het water met maximum 5°C verhogen of verlagen.
Zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker en/of de gebruiksaanwijzing voor meer details over deze functie.
Aanvoerwatertemperatuur: Primaire zone
# Code Beschrijving
[A.3.1.1.1] Nvt AWT inst modus:
▪ 0 (Absoluut)
De gewenste aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ 1 (Weersafh) (standaard): De
gewenste aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
vervolg >>
# Code Beschrijving
[A.3.1.1.1] Nvt << vervolg
▪ 2 (Abs+geprog): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is: ▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties bestaan uit gewenste omschakelingsacties, die of voorgeprogrammeerd of op maat zijn.
Opmerking: Deze waarde kan alleen in de aanvoerwatertemperatuurregeling ingesteld worden.
▪ 3 (Weersafh+geprog): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is: ▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties bestaan uit gewenste aanvoerwatertemperaturen die of voorgeprogrammeerd, of aangepast zijn.
Opmerking: Deze waarde kan alleen in de aanvoerwatertemperatuurregeling ingesteld worden.
# Code Beschrijving
[7.7.1.1] [1-00]
Weersafhank verwarm instellen: [1-01] [1-02] [1-03]
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(primair)
▪ Ta: Buitentemperatuur
vervolg >>
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
51
Page 52
8 Configuratie
[1-09]
[1-08]
T
a
T
t
[1-06] [1-07]
# Code Beschrijving
[7.7.1.1] [1-00]
[1-01] [1-02] [1-03]
<< vervolg ▪ [1-00]: Lage
buitenomgevingstemperatuur. – 40°C~+5°C (standaard: –10°C)
▪ [1-01]: Hoge
buitenomgevingstemperatuur. 10°C~25°C (standaard: 15°C)
▪ [1-02]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of eronder valt. [9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 45°C). Let op: Deze waarde moet hoger zijn dan [1-03], omdat bij lage buitentemperaturen warmer water nodig is.
▪ [1-03]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of erover komt. [9‑01]°C~min(45, [9‑00])°C (standaard: 35°C). Let op: Deze waarde moet lager zijn dan [1-02], omdat bij hoge buitentemperaturen minder warm water nodig is.
# Code Beschrijving
[7.7.1.2] [1-06]
Weersafhank koelen instellen: [1-07] [1-08] [1-09]
# Code Beschrijving
[7.7.1.2] [1-06]
[1-07] [1-08] [1-09]
<< vervolg ▪ [1-06]: Lage
buitenomgevingstemperatuur. 10°C~25°C (standaard: 20°C)
▪ [1-07]: Hoge
buitenomgevingstemperatuur. 25°C~43°C (standaard: 35°C)
▪ [1-08]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of eronder valt. Tussen de minimum en de maximum aanvoerwatertemperatuur [9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 22°C). Let op: Deze waarde moet hoger zijn dan [1-09], omdat bij lage buitentemperaturen minder koud water voldoende is.
▪ [1-09]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of erover komt. Tussen de minimum en de maximum aanvoerwatertemperatuur [9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 18°C). Let op: Deze waarde moet lager zijn dan [1-08], omdat bij hoge buitentemperaturen kouder water nodig is.
De aanvoerwatertemperatuur: Secundaire zone
Alleen van toepassing als er 2aanvoerwatertemperatuurzones zijn.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
52
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(primair)
▪ Ta: Buitentemperatuur
vervolg >>
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 53
8 Configuratie
[0-00]
[0-01]
T
a
T
t
[0-03] [0-02]
[0-04]
[0-05]
T
a
T
t
[0-07] [0-06]
# Code Beschrijving
[A.3.1.2.1] Nvt AWT inst modus:
▪ Absoluut: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is: ▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ Weersafh (standaard): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is: ▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ Abs+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is: ▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties zijn AAN of UIT. Opmerking: Deze waarde kan
alleen in de aanvoerwatertemperatuurregeling ingesteld worden.
▪ Weersafh+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is: ▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties zijn AAN of UIT. Opmerking: Deze waarde kan
alleen in de aanvoerwatertemperatuurregeling ingesteld worden.
# Code Beschrijving
[7.7.2.1] [0-00]
Weersafhank verwarm instellen: [0-01] [0-02] [0-03]
# Code Beschrijving
[7.7.2.1] [0-00]
[0-01] [0-02] [0-03]
<< vervolg ▪ [0-03]: Lage
buitenomgevingstemperatuur. – 40°C~+5°C (standaard: –10°C)
▪ [0-02]: Hoge
buitenomgevingstemperatuur. 10°C~25°C (standaard: 15°C)
▪ [0-01]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of eronder valt. [9‑05]°C~[9‑06]°C (standaard: 45°C). Let op: Deze waarde moet hoger zijn dan [0-00], omdat bij lage buitentemperaturen warmer water nodig is.
▪ [0-00]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of erover komt. [9‑05]°C~min(45, [9‑06])°C (standaard: 35°C). Let op: Deze waarde moet lager zijn dan [0-01], omdat bij hoge buitentemperaturen minder warm water nodig is.
# Code Beschrijving
[7.7.2.2] [0-04]
Weersafhank koelen instellen: [0-05] [0-06] [0-07]
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(secundair)
▪ Ta: Buitentemperatuur
vervolg >>
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(secundair)
▪ Ta: Buitentemperatuur
vervolg >>
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
53
Page 54
8 Configuratie
# Code Beschrijving
[7.7.2.2] [0-04]
[0-05] [0-06] [0-07]
Aanvoerwatertemperatuur: Delta T bron
Het temperatuurverschil voor het retourwater en het aanvoerwater. De unit is ontworpen om vloerverwarming te ondersteunen. De aanbevolen aanvoerwatertemperatuur (ingesteld via de gebruikersinterface) voor vloerverwarmingslussen bedraagt 35°C. In dat geval wordt de unit aangestuurd om een temperatuurverschil van 5°C te bekomen, wat betekent dat de temperatuur van het retourwater naar de unit ongeveer 30°C bedraagt. Afhankelijk van de geplaatste toepassing (radiatoren, warmtepompconvectoren, vloerverwarmingslussen) of de situatie kan het temperatuurverschil tussen het retourwater en het aanvoerwater gewijzigd worden. Merk op dat de pomp haar debiet zal regelen om de Δt constant te behouden.
# Code Beschrijving
[A.3.1.3.1] [9-09] Verwarming: vereist
[A.3.1.3.2] [9-0A] Koeling: vereist temperatuurverschil
<< vervolg ▪ [0-07]: Lage
buitenomgevingstemperatuur. 10°C~25°C (standaard: 20°C)
▪ [0-06]: Hoge
buitenomgevingstemperatuur. 25°C~43°C (standaard: 35°C)
▪ [0-05]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of eronder valt. Tussen de minimum en de maximum aanvoerwatertemperatuur [9‑07]°C~[9‑08]°C (standaard: 12°C). Let op: Deze waarde moet hoger zijn dan [0-04], omdat bij lage buitentemperaturen minder koud water voldoende is.
▪ [0-04]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of erover komt. Tussen de minimum en de maximum aanvoerwatertemperatuur [9‑07]°C~[9‑08]°C (standaard: 12°C). Let op: Deze waarde moet lager zijn dan [0‑05], omdat bij hoge buitentemperaturen kouder water nodig is.
temperatuurverschil tussen retour- en aanvoerwater.
Als er een minimaal temperatuurverschil moet zijn voor de goede werking van de warmteafgevers in de stand Verwarming.
Gebied: 3°C~10°C (in stappen van 1°C; standaardwaarde: 5°C ).
tussen retour- en aanvoerwater. Als er een minimaal
temperatuurverschil moet zijn voor de goede werking van de warmteafgevers in de stand Koeling.
Gebied: 3°C~10°C (in stappen van 1°C; standaardwaarde: 5°C).
De aanvoerwatertemperatuur: Modulatie
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. Wanneer de kamerthermostaatfunctie gebruikt wordt, moet de gebruiker de gewenste kamertemperatuur instellen. De unit zal warm water aan de warmteafgevers leveren en de kamer zal verwarmd worden. Daarbij moet ook de gewenste aanvoerwatertemperatuur geconfigureerd worden: wanneer de aanpassing aangezet wordt, zal de unit de gewenste aanvoerwatertemperatuur automatisch berekenen (op basis van voorgeprogrammeerde temperaturen, als weersafhankelijk werd geselecteerd, zal de aanpassing gebeuren op basis van de gewenste weersafhankelijke temperaturen); wanneer de aanpassing uitgezet wordt, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface instellen. Bovendien wordt, met ingeschakelde aanpassing, de gewenste aanvoerwatertemperatuur verlaagd of verhoogd in functie van de gewenste kamertemperatuur en het verschil tussen de werkelijke en de gewenste kamertemperatuur. Dit resulteert in volgende zaken:
▪ stabiele kamertemperaturen die exact overeenkomen met de
gewenste temperatuur (hoger niveau van comfort) ▪ minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en groter rendement) ▪ zo laag mogelijke watertemperaturen om met de gewenste
temperatuur overeen te stemmen (grotere effectiviteit)
# Code Beschrijving
[A.3.1.1.5] [8-05] Aangepaste AWT:
▪ 0 (Nee): uitgeschakeld.
Let op: De gewenste aanvoerwatertemperatuur moet op de gebruikersinterface ingesteld worden.
▪ 1 (Ja) (standaard): ingeschakeld. De
aanvoerwatertemperatuur wordt berekend op basis van het verschil tussen de gewenste kamertemperatuur en de werkelijke kamertemperatuur. Dit zorgt voor een betere overeenkomst tussen de capaciteit van dewarmtepomp en de werkelijk benodigde capaciteit, waardoor er minder dikwijls moet worden gestart en gestopt en het systeem aldus zuiniger werkt. Let op: De gewenste aanvoerwatertemperatuur kan alleen op de gebruikersinterface gelezen worden
Nvt [8-06] Maximummodulatie van de
aanvoerwatertemperatuur: 0°C~10°C (standaard: 3°C) Heeft modulatie nodig om te kunnen
worden ingeschakeld. Dit is de waarde waarbij de gewenste
aanvoerwatertemperatuur wordt verhoogd of verlaagd.
INFORMATIE
Wanneer modulatie van de aanvoerwatertemperatuur is ingeschakeld, moet de weersafhankelijke curve hoger worden ingesteld dan [8-06] plus het instelpunt van de minimum aanvoerwatertemperatuur nodig om een stabiele toestand voor het comfortinstelpunt voor de kamer te bekomen. Voor meer efficiëntie kan modulatie het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur verlagen. Door de weersafhankelijke curve hoger te plaatsen kan deze verlaging niet onder het minimuminstelpunt vallen. Zie onderstaande afbeelding.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
54
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 55
a
+[8-06]
−[8-06]
b
T
a
T
t
8 Configuratie
INFORMATIE
De kans bestaat dat er te weinig ruimteverwarmings-/ koelcapaciteit is en er dus comfortproblemen voorkomen (wanneer regelmatig warm tapwater bereid wordt of regelmatig langdurige ruimteverwarming/­koelingonderbrekingen zich voordoen) bij het selecteren van [6‑0D]=0 ([A.4.1] Warm tapwater Instelpuntstand=Uitsl warmhoudn) voor een warmtapwatertank zonder
a Weersafhankelijke curve
b Instelpunt minimum aanvoerwatertemperatuur vereist om
een stabiele toestand te bekomen voor het comfortinstelpunt voor de kamer.
Aanvoerwatertemperatuur: Afgiftesysteem
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. Afhankelijk van het systeemwatervolume en het type van warmteafgiftesystemen kan het langer duren om een ruimte te verwarmen of af te koelen. Deze instelling kan een langzaam of een snel verwarmings-/koelsysteem compenseren tijdens de verwarm/afkoelcyclus.
Let op: De instelling van het afgiftesysteem zal invloed hebben op de maximummodulatie van de gewenste aanvoerwatertemperatuur en de mogelijkheid om op basis van de binnenomgevingstemperatuur automatische tussen koeling/ verwarming om te schakelen.
Het is daarom belangrijk deze waarde correct in te stellen.
# Code Beschrijving
[A.3.1.1.7] [9-0B] Afgiftesysteem:
Reactietijd van het systeem: ▪ Snel (standaard)
Voorbeeld: Klein watervolume en kleine ventilatorconvectoren.
▪ Langzaam
Voorbeeld: Groot watervolume, grote vloerverwarminglussen.

8.2.6 Het warm tapwater regelen

Alleen van toepassing wanneer een optionele tank voor warm tapwater geplaatst werd.
De gewenste tanktemperatuur configureren
Het warm tapwater kan op 3verschillende manieren bereid worden. Deze manieren verschillen onderling door de manier waarop de gewenste tanktemperatuur ingesteld wordt en hoe de unit hierop reageert.
# Code Beschrijving
[A.4.1] [6-0D] Warm tapwater Instelpuntstand:
▪ 0 (Uitsl warmhoudn): Enkel
warmhouden is toegestaan.
▪ 1 (Warmh + gprog) (standaard): De
tank voor warm tapwater wordt opgewarmd volgens een programma en tussen de geplande opwarmcycli, het warmhouden is toegestaan.
▪ 2 (Uitsl geprog): De tank voor warm
tapwater kan ALLEEN volgens een programma opgewarmd worden.
Zie "8.3.2Het warm tapwater regelen: geavanceerd" op pagina 60 voor meer informatie.
inwendige boosterverwarming.
Instelpunt voor demaximumwarmtapwatertemperatuur
De maximumtemperatuur die gebruikers kunnen selecteren voor het warm tapwater. U kunt deze instelling gebruiken om de temperaturen uit de warmwaterkranen te beperken.
INFORMATIE
Tijdens de desinfectie van de warmtapwatertank kan de warmtapwatertemperatuur deze maximumtemperatuur overtreffen.
INFORMATIE
Beperk de maximumtemperatuur van het warm water volgens de geldende wetgeving.
# Code Beschrijving
[A.4.5] [6-0E] Maximaal instelpunt
De maximumtemperatuur die gebruikers kunnen selecteren voor het warm tapwater. U kunt deze instelling gebruiken om de temperatuur uit de warmwaterkranen te beperken.
De maximumtemperatuur wordt NIET toegepast tijdens de desinfectiefunctie. Zie desinfectiefunctie.
Als ▪ [E‑07]=0: 40°C~75°C (in stappen van
1°C; standaardwaarde: 60°C)
▪ [E‑07]=5: 40°C~80°C (in stappen van
1°C; standaardwaarde: 80,0°C)
De maximumtemperatuur wordt NIET toegepast tijdens de desinfectiefunctie. Zie desinfectiefunctie.

8.2.7 Contact/helpdesknummer

# Code Beschrijving
[6.3.2] Nvt Nummer waarnaar gebruikers kunnen
bellen wanneer problemen zich voordoen.

8.3 De geavanceerde configuratie/ optimalisatie

8.3.1 De ruimteverwarming/koeling: geavanceerd

De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur
U kunt voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen bepalen: ▪ economisch (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuur
zorgt ervoor dat het energieverbruik het laagst is)
▪ comfort (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuur
zorgt ervoor dat het energieverbruik het hoogst is).
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
55
Page 56
8 Configuratie
Voorgeprogrammeerde waarden zorgen ervoor dat de zelfde waarde gemakkelijk in het programma gebruikt kan worden of dat de gewenste aanvoerwatertemperatuur gemakkelijk aan de kamertemperatuur aangepast kan worden (zie modulatie). Indien u later de waarde wilt wijzigen, hoeft u dit maar op ÉÉN plaats te doen. Bepaal de gewenste omschakelwaarden of de absolute gewenste aanvoerwatertemperatuur naargelang de gewenste aanvoerwatertemperatuur al dan NIET weersafhankelijk is.
OPMERKING
De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen kunnen ALLEEN voor de primaire zone gebruikt worden, omdat het programma voor de secundaire zone uit AAN/ UIT-acties bestaat.
OPMERKING
Selecteer voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen die overeenstemmen met de kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers om het evenwicht tussen de gewenste kamertemperatuur en aanvoerwatertemperatuur te bewaren.
# Code Beschrijving
Voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone wanneer NIET weersafhankelijk
[7.4.2.1] [8-09] Comfort (verwarming)
[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 45°C)
[7.4.2.2] [8-0A] Eco (verwarming)
[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 40°C)
[7.4.2.3] [8-07] Comfort (koeling)
[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 18°C)
[7.4.2.4] [8-08] Eco (koeling)
[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 20°C)
Voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur (omschakelwaarde) voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone wanneer weersafhankelijk
[7.4.2.5] Nvt Comfort (verwarming)
–10°C~+10°C (standaard: 0°C)
[7.4.2.6] Nvt Eco (verwarming)
–10°C~+10°C (standaard: –2°C)
[7.4.2.7] Nvt Comfort (koeling)
–10°C~+10°C (standaard: 0°C)
[7.4.2.8] Nvt Eco (koeling)
–10°C~+10°C (standaard: 2°C )
De temperatuurbereiken (aanvoerwatertemperaturen)
Deze instelling dient om te voorkomen dat een verkeerde aanvoerwatertemperatuur (nl. te warm of te koud) geselecteerd zou worden. Daarom kunnen de beschikbare bereiken voor de gewenste verwarmingstemperaturen en gewenste koeltemperaturen geconfigureerd worden.
OPMERKING
Voor de vloerverwarming is het belangrijk de volgende temperaturen te beperken:
▪ de maximumaanvoerwatertemperatuur tijdens
verwarming volgens de specificaties van de vloerverwarmingsinstallatie.
▪ de minimumaanvoerwatertemperatuur tijdens koeling
tot 18~20°C om geen condensatie op de vloer te hebben.
OPMERKING
▪ Wanneer de bereiken voor de
aanvoerwatertemperaturen aangepast worden, moeten ook alle gewenste aanvoerwatertemperaturen aangepast worden, zodat ze binnen de grenswaarden blijven.
▪ Zorg steeds voor een evenwicht tussen de gewenste
aanvoerwatertemperatuur met de gewenste kamertemperatuur en/of de capaciteit (in functie van de kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers). De gewenste aanvoerwatertemperatuur is het resultaat van verschillende instellingen (voorgeprogrammeerde waarden, omschakelwaarden, weersafhankelijke curven, aanpassing). Bijgevolg kunnen te hoge of te lage aanvoerwatertemperaturen overtemperaturen of gebrek aan capaciteit veroorzaken. Door het bereik van de aanvoerwatertemperaturen te beperken tot geschikte waarden (afhankelijk van de warmteafgever) kunnen dergelijke situaties vermeden worden.
Voorbeeld: Stel de minimumaanvoerwatertemperatuur in op 28°C om te vermijden dat de kamer NIET opgewarmd kan worden: aanvoerwatertemperaturen MOETEN voldoende hoger zijn dan de kamertemperaturen (in verwarming).
# Code Beschrijving
Het bereik van de aanvoerwatertemperaturen van de primaire aanvoerwatertemperatuurzone (= de aanvoerwatertemperatuurzone met de laagste aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en de hoogste aanvoerwatertemperatuur voor koeling)
[A.3.1.1.2.2] [9-00] Maximumtemp (verwarm)
37°C~55°C (standaard: 55°C)
[A.3.1.1.2.1] [9-01] Minimumtemp (verwarm)
15°C~37°C (standaard: 25°C)
[A.3.1.1.2.4] [9-02] Maximumtemp (koelen)
18°C~22°C (standaard: 22°C)
[A.3.1.1.2.3] [9-03] Minimumtemp (koelen)
5°C~18°C (standaard: 5°C )
Het bereik van de aanvoerwatertemperaturen van de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone (= de aanvoerwatertemperatuurzone met de hoogste aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en de laagste aanvoerwatertemperatuur voor koeling)
[A.3.1.2.2.2] [9-06] Maximumtemp (verwarm)
37°C~55°C (standaard: 55°C)
[A.3.1.2.2.1] [9-05] Minimumtemp (verwarm)
15°C~37°C (standaard: 25°C)
[A.3.1.2.2.4] [9-08] Maximumtemp (koelen)
18°C~22°C (standaard: 22°C)
[A.3.1.2.2.3] [9-07] Minimumtemp (koelen)
5°C~18°C (standaard: 5°C)
De temperatuuroverregeling voor de aanvoerwatertemperatuur
Deze functie bepaalt hoeveel de watertemperatuur boven de gewenste aanvoerwatertemperatuur mag stijgen vooraleer de compressor stopt. De compressor zal opnieuw starten wanneer de
Uitgebreide handleiding voor de installateur
56
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 57
8 Configuratie
T
t
T
A
R
L
0°C
T
t
T
A
R
L
0°C
a b
aanvoerwatertemperatuur tot onder de gewenste aanvoerwatertemperatuur zakt. Deze functie is ALLEEN van toepassing in de verwarmingsstand.
# Code Beschrijving
Nvt [9-04] 1°C~4°C (standaard: 1°C)
De aanvoerwatertemperatuur rond 0°C compenseren
Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 0°C bedraagt, wordt plaatselijk de gewenste aanvoerwatertemperatuur hoger tijdens het verwarmen. Deze compensatie kan geselecteerd worden wanneer een absolute of weersafhankelijke gewenste temperatuur gebruikt wordt (zie de afbeelding hieronder). Gebruik deze instelling om mogelijke warmteverliezen van het gebouw door de verdamping van gesmolten ijs of sneeuw (bijv. in landen of streken waar het koud kan zijn) te compenseren.
a Absoluut gewenste aanvoerwatertemperatuur
b Weersafhankelijke gewenste aanvoerwatertemperatuur
# Code Beschrijving
Nvt [D-03] ▪ 0 (uitgeschakeld)
▪ 1 (geactiveerd) L=2°C,
R=4°C (−2°C<TA<2°C)
▪ 2 (geactiveerd) L=4°C,
R=4°C (−2°C<TA<2°C) (standaard)
▪ 3 (geactiveerd) L=2°C,
R=8°C (−4°C<TA<4°C)
▪ 4 (geactiveerd) L=4°C,
R=8°C (−4°C<TA<4°C)
Maximummodulatie van de aanvoerwatertemperatuur
ALLEEN van toepassing in kamerthermostaatregeling en wanneer modulatie is ingeschakeld. De maximummodulatie (= afwijking) van bijv. 3°C voor de gewenste aanvoerwatertemperatuur bepaald op basis van het verschil tussen de werkelijke kamertemperatuur en de gewenste kamertemperatuur betekent dat de gewenste aanvoerwatertemperatuur met 3°C verhoogd of verlaagd kan worden. Deze modulatie vergroten zorgt voor betere prestaties (minder AAN/UIT, sneller verwarmen), maar er MOET ALTIJD, afhankelijk van de warmteafgever, een evenwicht zijn (raadpleeg de kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers) tussen de gewenste aanvoerwatertemperatuur en de gewenste kamertemperatuur.
# Code Beschrijving
Nvt [8-06] 0°C~10°C (standaard: 3°C)
De weersafhankelijke koeling beperken
ALLEEN van toepassing voor EBLQ011+014+016CAV3 en EBLQ011+014+016CAW1. De weersafhankelijke koeling kan uitgeschakeld worden, wat betekent dat de gewenste aanvoerwatertemperatuur tijdens koeling NIET van de buitenomgevingstemperatuur afhangt, ongeacht of weersafhankelijk al dan NIET geselecteerd werd. Dit kan zowel voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone als voor de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone afzonderlijk ingesteld worden.
# Code Beschrijving
Nvt [1-04] De weersafhankelijke koeling van de
primaire aanvoerwatertemperatuurzone is…
▪ 0 (uitgeschakeld) ▪ 1 (ingeschakeld) (standaard)
Nvt [1-05] De weersafhankelijke koeling van de
secundaire aanvoerwatertemperatuurzone is…
▪ 0 (uitgeschakeld) ▪ 1 (ingeschakeld) (standaard)
De temperatuurbereiken (kamertemperatuur)
ALLEEN van toepassing in kamerthermostaatregeling. Om energie te besparen door te beletten dat de kamer teveel verwarmd of afgekoeld wordt, kunt u het bereik van de kamertemperatuur beperken zowel tijdens de verwarming als tijdens de koeling van de kamer.
OPMERKING
Wanneer de bereiken voor de kamertemperaturen aangepast worden, moeten ook alle gewenste kamertemperaturen aangepast worden, zodat ze binnen de grenswaarden blijven.
# Code Beschrijving
Kamertemp.bereik [A.3.2.1.2] [3-06] Maximumtemp (verwarm)
18°C~30°C (standaard: 30°C)
[A.3.2.1.1] [3-07] Minimumtemp (verwarm)
12°C~18°C (standaard: 16°C)
[A.3.2.1.4] [3-08] Maximumtemp (koelen)
25°C~35°C (standaard: 35°C)
[A.3.2.1.3] [3-09] Minimumtemp (koelen)
15°C~25°C (standaard: 15°C)
De kamertemperatuurstap
ALLEEN van toepassing in kamerthermostaatregeling en als de temperatuur in °C wordt weergegeven.
# Code Beschrijving
[A.3.2.4] Nvt Kamertemp. stap
▪ 1°C (standaard). De gewenste
kamertemperatuur op de gebruikersinterface kan in stappen van 1°C ingesteld worden.
▪ 0,5°C. De gewenste
kamertemperatuur op de gebruikersinterface kan in stappen van 0,5°C ingesteld worden. De werkelijke kamertemperatuur wordt met een nauwkeurigheid van 0,1°C weergegeven.
De kamertemperatuurhysteresis
ALLEEN van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. De hysteresisband rond de gewenste kamertemperatuur is instelbaar. Er wordt geadviseerd om de kamertemperatuurhysteresis NIET te wijzigen, aangezien deze is ingesteld voor optimaal gebruik van het systeem.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
57
Page 58
8 Configuratie
[
9-0C
]
a
b
c
d
a Kamertemperatuur b Werkelijke kamertemperatuur c Gewenste kamertemperatuur d Tijd
# Code Beschrijving
Nvt [9-0C] 1°C~6°C (standaard: 1°C)
De kamertemperatuurafwijking
ALLEEN van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. U kunt de (externe) kamertemperatuursensor ijken. U kunt een afwijking instellen op de waarde van de kamerthermistor gemeten door de gebruikersinterface of door een externe kamersensor. De instellingen kunnen gebruikt worden om situaties te compenseren waarin de gebruikersinterface of externe kamersensor NIET op de ideale plaats geplaatst kan worden (zie de installatiehandleiding en/of de uitgebreide handleiding voor de installateur).
# Code Beschrijving
Kamertemp.afwijking: Afwijking op de werkelijke kamertemperatuur gemeten op de sensor van de gebruikersinterface.
[A.3.2.2] [2-0A] –5°C~5°C, stap 0,5°C (standaard: 0°C) Afwijk. ext. kamersensor: ALLEEN van toepassing als de optie met
externe kamersensor geplaatst en geconfigureerd werd (zie [C-08]) [A.3.2.3] [2-09] –5°C~5°C, stap 0,5°C (standaard:0°C)
Vorstbescherming kamer
Vorstbescherming kamer zorgt ervoor dat het nooit te koud wordt in de kamer. Deze instelling gedraagt zich verschillend afhankelijk van de ingestelde manier om de unit te regelen ([C‑07]). Voer acties uit volgens onderstaande tabel:
Manier om de unit te regelen
([C‑07])
Regeling via kamerthermostaat ([C‑07]=2)
Regeling via externe kamerthermostaat ([C‑07]=1)
Regeling via de aanvoerwatertemperatuur ([C‑07]=0)
Vorstbescherming kamer
Sta de kamerthermostaat toe te zorgen voor Vorstbescherming kamer:
▪ Zet [2‑06] op “1” ▪ Stel de vorstbeschermende
kamertemperatuur in ([2‑05]).
Sta de externe kamerthermostaat toe te zorgen voor Vorstbescherming kamer:
▪ Draai de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur AAN.
Vorstbescherming kamer is NIET gegarandeerd.
[C‑07]=2: regeling via kamerthermostaat
Wanneer de regeling via de kamerthermostaat gebeurt, wordt vorstbescherming kamer gegarandeerd, zelfs wanneer de startpagina van de kamertemperatuur op de gebruikersinterface UIT is. Wanneer Vorstbescherming kamer ([2‑06]) ingeschakeld is en de kamertemperatuur onder de vorstbeschermende kamertemperatuur ([2‑05]) valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers leiden om de kamer opnieuw op te warmen.
# Code Beschrijving
Nvt [2-06] Vorstbescherming kamer
▪ 0: uitgeschakeld ▪ 1 geactiveerd (standaard)
Nvt [2-05] Vorstbeschermende kamertemperatuur
4°C~16°C (standaard: 16°C)
INFORMATIE
Indien er zich een U5-storing voordoet:
▪ wanneer 1 gebruikersinterface aangesloten is, wordt
vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd,
▪ wanneer 2 gebruikersinterfaces aangesloten zijn en de
tweede gebruikersinterface, die gebruikt wordt om de kamertemperatuur te regelen, losgekoppeld is (door een foute bedrading of een beschadigde kabel), wordt de vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
OPMERKING
Als Noodgeval op Handm ([A.6.C]=0) is ingesteld en de unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal de gebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft vorstbescherming kamer ingeschakeld.
[C‑07]=1: regeling via externe kamerthermostaat
Wanneer de regeling via een externe kamerthermostaat gebeurt, wordt Vorstbescherming kamer gegarandeerd door de externe kamerthermostaat, op voorwaarde dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface AAN is en de instelling van de automatische noodstop ([A.6.C]) op "1" staat.
Bovendien is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:
OPMERKING
Indien het systeem GEEN back-upverwarming bevat, wijzig dan NIET de standaard vorstbeschermende kamertemperatuur.
INFORMATIE
Indien er zich een U4-storing voordoet, is vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
Raadpleeg onderstaande paragrafen voor gedetailleerde informatie over Vorstbescherming kamer tegenover de van toepassing zijnde manier waarop de unit wordt geregeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
58
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 59
8 Configuratie
Indien… …dan geldt het volgende:
Eén aanvoerwatertemperatuurzone
Twee aanvoerwatertemperatuurzones
[C‑07]=0: regeling via de aanvoerwatertemperatuur
Indien de regeling via de aanvoerwatertemperatuur gebeurt, wordt Vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd. Bovendien, als [2‑06] op “1” staat, is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur UIT is en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur AAN is, de externe kamerthermostaat "Thermo UIT" is en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur AAN is en de externe kamerthermostaat "Thermo AAN" is, wordt Vorstbescherming kamer gegarandeerd door de normale logica.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur UIT is, en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur AAN is, de bedrijfsmodus "verwarming" is en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal lager worden gezet.
▪ Het selecteren van “koeling” of
“verwarming” gebeurt via de gebruikersinterface. Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur AAN is en de bedrijfsmodus is “koeling”, dan is er geen bescherming.
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur UIT is
en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur AAN is
en de bedrijfsmodus "verwarming" is, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen volgens de normale logica.
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur AAN is
en de bedrijfsmodus is “koeling”, dan is er geen bescherming.
Afsluiter
De afsluiter bevindt zich in de primaire aanvoerwatertemperatuurzone en is aangesloten op de uitgang van de verwarming/koeling.
OPMERKING
De uitgang van de afsluiter kan NIET worden geconfigureerd. Wijzig de waarde van instelling [F‑0B] NIET. Sluit alleen NO (normaal open) afsluiters aan.
Bereik
De bediening van de unit in ruimteverwarming of ruimtekoeling wordt verboden naargelang de gemiddelde buitentemperatuur.
UIT-tmp verwrm kamer: Wanneer de gemiddelde buitentemperatuur hoger wordt dan deze waarde, wordt de ruimteverwarming UIT­gezet om oververwarming te vermijden.
# Code Beschrijving
[A.3.3.1] [4-02] 14°C~35°C (standaard: 35°C)
De zelfde instelling wordt ook gebruikt in de automatische omschakeling verwarming/koeling.
AAN-tmp kamerkoeling: ALLEEN van toepassing voor EBLQ011+014+016CAV3 en EBLQ011+014+016CAW1. Wanneer de gemiddelde buitentemperatuur onder deze waarde valt, wordt de ruimtekoeling UITgezet.
# Code Beschrijving
[A.3.3.2] [F-01] 10°C~35°C (standaard: 20°C)
De zelfde instelling wordt ook gebruikt in de automatische omschakeling verwarming/koeling.
De automatische omschakeling tussen verwarming en koeling
ALLEEN van toepassing voor EBLQ011+014+016CAV3 en EBLQ011+014+016CAW1. De eindgebruiker stelt de gewenste bedrijfsmodus in op de gebruikersinterface: Verwarming, Koeling of Automatisch (zie tevens de gebruiksaanwijzing/uitgebreide handleiding voor de gebruiker). Wanneer Automatisch geselecteerd wordt, gebeurt de verandering van bedrijfsmodus als volgt:
▪ Maandelijkse toelating voor verwarming en/of koeling: de
eindgebruiker geeft op een maandelijkse basis aan welke werking toegestaan is ([7.5]): zowel verwarmen als koelen of ALLEEN verwarmen of ALLEEN koelen. Als de toegestane bedrijfsmodus in ALLEEN koelen verandert, zal de bedrijfsmodus in koeling veranderen. Als de toegestane bedrijfsmodus in ALLEEN verwarmen verandert, zal de bedrijfsmodus in verwarming veranderen.
▪ De gemiddelde buitentemperatuur: de bedrijfsmodus zal
veranderen om ALTIJD binnen het grenzen te blijven bepaald door de UIT-temperatuur van de ruimteverwarming voor verwarming en de AAN-temperatuur van de ruimtekoeling voor koeling. Als de buitentemperatuur zakt, zal de bedrijfsmodus naar verwarming overschakelen en omgekeerd. Merk op dat de buitentemperatuur een gemiddelde temperatuur is (zie
"8Configuratie"op pagina44).
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
59
Page 60
8 Configuratie
Wanneer de buitentemperatuur zich tussen de ruimtekoeling-AAN­temperatuur en de ruimteverwarming-UIT-temperatuur bevindt, zal de bedrijfsmodus niet veranderen, tenzij het systeem in kamerthermostaatregeling geconfigureerd is met 1 aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers. In dat geval zal de bedrijfsmodus veranderen op basis van:
▪ De gemeten binnentemperatuur: naast de gewenste
kamertemperatuur voor verwarming en voor koeling stelt de installateur ook een hysteresiswaarde in (bijv. tijdens verwarming heeft deze waarde betrekking tot de gewenste koeltemperatuur) en een afwijkingswaarde (bijv. tijdens verwarming heeft deze waarde betrekking tot de gewenste verwarmingstemperatuur). Voorbeeld: de gewenste kamertemperatuur voor verwarming bedraagt 22°C en voor koeling 24°C, met een hysteresiswaarde van 1°C en een afwijking van 4°C. De omschakeling van verwarming naar koeling zal gebeuren wanneer de kamertemperatuur stijgt tot over het maximum van de gewenste koeltemperatuur + de hysteresiswaarde (dus 25°C) en de gewenste verwarmingstemperatuur + de afwijkingswaarde (dus 26°C). Omgekeerd zal de omschakeling van koeling naar verwarming gebeuren wanneer de kamertemperatuur onder het minimum valt van de gewenste verwarmingstemperatuur – de hysteresiswaarde (dus 21°C) en de gewenste koeltemperatuur – de afwijkingswaarde (dus 20°C).
▪ Een veiligheidsinterval om niet te regelmatig van verwarming naar
koeling, en omgekeerd, om te schakelen.
De omschakelinstellingen met betrekking tot de buitentemperatuur (ALLEEN wanneer automatisch werd geselecteerd):
# Code Beschrijving
[A.3.3.1] [4-02] UIT-tmp verwrm kamer. Als de
buitentemperatuur boven deze waarde stijgt, zal de bedrijfsmodus veranderen naar koeling:
Gebied: 14°C~35°C (standaard: 35°C)
[A.3.3.2] [F-01] AAN-tmp kamerkoeling. Als de
buitentemperatuur onder deze waarde valt, zal de bedrijfsmodus veranderen naar verwarming:
Gebied: 10°C~35°C (standaard: 20°C)
De omschakelinstellingen met betrekking tot de binnentemperatuur. ALLEEN van toepassing als Automatisch werd geselecteerd en het systeem in kamerthermostaatregeling geconfigureerd werd met 1 aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers.
Nvt [4-0B] Hysteresis: Zorgt dat er ALLEEN
wanneer nodig omgeschakeld wordt. Voorbeeld: De bedrijfsmodus verandert ALLEEN van koeling naar verwarming wanneer de kamertemperatuur onder de gewenste verwarmingstemperatuur minus de hysteresis zakt.
Gebied: 1°C~10°C, stap 0,5°C (standaard: 1°C)
Nvt [4-0D] Afwijking: Zorgt dat de actieve gewenste
kamertemperatuur bereikt kan worden. Voorbeeld: indien een omschakeling van verwarming naar koeling onder de gewenste kamertemperatuur in verwarming zou gebeuren, zou deze gewenste kamertemperatuur nooit bereikt worden.
Gebied: 1°C~10°C, stap 0,5°C (standaard: 3°C)

8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd

Voorgeprogrammeerde tanktemperaturen
Alleen van toepassing als de bereiding van warm tapwater gepland is of gepland + warmhouden.
U kunt voorgeprogrammeerde tanktemperaturen bepalen: ▪ opslag economisch ▪ opslag comfort ▪ warmhouden ▪ warmhoudenhysteresis Voorgeprogrammeerde waarden maken het gebruik van de zelfde
waarde in het programma gemakkelijk. Als u later de waarde wilt veranderen, hoeft u dit slechts op 1 plaats te doen (zie tevens de gebruiksaanwijzing en/of de uitgebreide handleiding voor de gebruiker).
Opslag comfort
Bij het programmeren van het programma kunt u gebruik maken van de tanktemperaturen ingesteld als voorgeprogrammeerde waarden. De tank zal dan opwarmen tot deze temperatuurinstelpunten bereikt zijn. Daarbij kan tevens een opslagstop geprogrammeerd worden. Dit zorgt ervoor dat de tank stopt met opwarmen zelfs wanneer het instelpunt NIET werd bereikt. Programmeer alleen een opslagstop wanneer tankverwarming absoluut niet gewenst wordt.
# Code Beschrijving
[7.4.3.1] [6-0A] 30°C~[6‑0E]°C (standaard: 55°C)
Opslag economisch?
De opslageconomischtemperatuur duidt op de lagere gewenste tanktemperatuur. Dit is de gewenste temperatuur wanneer een opslageconomischactie gepland werd (liefst tijdens de dag).
# Code Beschrijving
[7.4.3.2] [6-0B] 30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:
45°C)
Warmhouden
De gewenste warmhoudentanktemperatuur wordt gebruikt: ▪ in warmhoudenstand van gepland + warmhoudenstand: De
gegarandeerde minimumtanktemperatuur wordt ingesteld door T
–[6‑08], wat [6‑0C] of het weersafhankelijk instelpunt, min de
OFF
warmhoudenhysteresis. Indien de tanktemperatuur onder deze waarde valt, wordt de tank opgewarmd.
# Code Beschrijving
[7.4.3.3] [6-0C] 30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:
45°C)
Warmhoudenhysteresis
Alleen van toepassing als de bereiding van warm tapwater gepland is + warmhouden.
# Code Beschrijving
Nvt [6-08] 2°C~20°C (standaard: 10°C)
Weersafhankelijk
De weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parameters voor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer de weersafhankelijke werking actief is, wordt de gewenste tanktemperatuur automatisch bepaald in functie van de gemiddelde buitentemperatuur: lage buitentemperaturen zorgen voor hogere gewenste tanktemperaturen, omdat dan het water uit de koudwaterkranen kouder is, en omgekeerd. In het geval van geplande of geplande+warmhouden bereiding van warm tapwater is de opslagcomforttemperatuur weersafhankelijk (volgens de
HP
Uitgebreide handleiding voor de installateur
60
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 61
8 Configuratie
T
DHW
T
a
[0-0C]
[0-0B]
[0-0E] [0-0D]
weersafhankelijke curve), de opslageconomisch- en warmhoudentemperaturen zijn NIET weersafhankelijk. In het geval van een uitsluitend-warmhouden-bereiding van warm tapwater is de gewenste tanktemperatuur weersafhankelijk (volgens de weersafhankelijke curve). Tijdens de weersafhankelijk werking kan de eindgebruiker de gewenste tanktemperatuur niet op de gebruikersinterface aanpassen.
# Code Beschrijving
[A.4.6] Nvt De weersafhankelijke gewenste
tanktemperatuur is: ▪ Absoluut (standaard): uitgeschakeld.
Alle gewenste tanktemperaturen zijn NIET weersafhankelijk.
▪ Weersafh: ingeschakeld. In de
geplande stand of de geplande +warmhoudenstand is de opslagcomforttemperatuur weersafhankelijk. De opslageconomisch- en warmhoudentemperaturen zijn NIET weersafhankelijk. In de warmhoudenstand is de gewenste tanktemperatuur weersafhankelijk. Let op: Wanneer de weergegeven tanktemperatuur weersafhankelijk is, kan deze niet op de gebruikersinterface aangepast worden.
[A.4.7] [0-0E]
Weersafhankelijke curve [0-0D] [0-0C] [0-0B]
▪ T
: De gewenste tanktemperatuur.
DHW
▪ Ta: De (gemiddelde)
buitenomgevingstemperatuur
▪ [0-0E]: lage
buitenomgevingstemperatuur: – 40°C~5°C (standaard: –10°C )
▪ [0-0D]: hoge
buitenomgevingstemperatuur: 10°C~25°C (standaard: 15°C)
▪ [0-0C]: gewenste tanktemperatuur
wanneer de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of eronder valt: 45°C~[6‑0E]°C (standaard: 60°C)
▪ [0-0B]: gewenste tanktemperatuur
wanneer de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of tot hoger deze stijgt: 35°C~[6‑0E]°C (standaard: 55°C )
Boosterverwarming en warmtepomp in bedrijf (voor systemen met een warmtapwatertank)
# Code Beschrijving
Nvt [4-03] Bepaalt wanneer de boosterverwarming
mag werken in functie van de omgevingstemperatuur, de warmtapwatertemperatuur of de bedrijfsmodus van de warmtepomp. Deze instelling is alleen van toepassing in de warmhoudenstand voor toepassingen met een warmtapwatertank.
▪ 0: De boosterverwarming mag NIET
werken, behalve voor de "Desinfectiefunctie" en het "Krachtig verwarmen van het tapwater". Gebruik deze instelling alleen wanneer de capaciteit van de warmtepomp gedurende het volledige verwarmingsseizoen volstaat om de behoeften te dekken inzake verwarming van de woning en opwarmen van warm tapwater. Als de buitentemperatuur lager is dan instelling [5-03] en [5-02]=1, zal het warm tapwater niet verwarmd worden. De warmtapwatertemperatuur kan maximum deze van de UIT­temperatuur van de warmtepomp bedragen.
▪ 1: De werking van de
boosterverwarming is toegestaan wanneer nodig.
▪ 2: De boosterverwarming is
toegestaan buiten het werkingsgebied van de warmtepomp om warm tapwater te bereiden. De werking van de boosterverwarming is alleen toegestaan als:
▪ De omgevingstemperatuur buiten
het werkingsgebied ligt: Ta<[5-03] of Ta>35°C
▪ De temperatuur van het warm
tapwater is 2°C lager dan de UIT­temperatuur van de warmtepomp.
vervolg >>
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
61
Page 62
t
T
BH ON
T
DHW
T
HP ON
T
HP OFF
T
HP MAX
T
U
T
BH OFF
[6-01]
[6-00]
[7-00]
[7-01]
T
U
= 70°C [7-00] = 3°C [6-01] = 2°C [6-00] = 7°C
HP
BH
HP
5
10
20
30
40
41
48
50
60
71 70
73
t
[6-00]
HP
5
10
20
30
40
43
45
TU=T
HP OFF
T
HP MAX
T
DHW
T
HP ON
50
8 Configuratie
# Code Beschrijving
Nvt [4-03] << vervolg
De boosterverwarming zal mogen werken wanneer Ta<[5-03] van de status van [5-02] afhangt.
▪ 3 (standaard): De boosterverwarming
mag werken wanneer de warmtepomp NIET warm tapwater aan het bereiden is. Idem als instelling 1, maar de gelijktijdige werking van de boosterverwarming en van de warmtepomp om warm tapwater te bereiden is niet toegestaan.
▪ 4: De boosterverwarming mag NIET
werken, behalve voor de "Desinfectiefunctie". Gebruik deze instelling alleen wanneer de capaciteit van de warmtepomp gedurende het volledige verwarmingsseizoen volstaat om de behoeften te dekken inzake verwarming van de woning en opwarmen van warm tapwater. Als de buitentemperatuur lager is dan instelling [5-03] en [5-02]=1, zal het warm tapwater niet verwarmd worden. De warmtapwatertemperatuur kan maximum deze van de UIT­temperatuur van de warmtepomp bedragen.
Wanneer instelling [4-03]=1/2/3/4 kan de werking van de boosterverwarming nog steeds beperkt worden door het programma van de toelating voor boosterverwarming.
Nvt [7-00] Temperatuuroverregeling. Het
Nvt [7-01] Hysteresis. Het temperatuurverschil
Nvt [6-00] Het temperatuurverschil dat de AAN-
Nvt [6-01] Het temperatuurverschil dat de UIT-
Voorbeeld: instelpunt (TU)>maximum warmtepomptemperatuur– [6‑01] (T
HP MAX
Uitgebreide handleiding voor de installateur
62
–[6‑01])
temperatuurverschil boven het instelpunt van de temperatuur van het warm tapwater vooraleer de boosterverwarming UITgezet wordt. De temperatuur van de warmtapwatertank zal toenemen met [7-00] boven het geselecteerde instelpunt van de temperatuur.
Gebied: 0°C~4°C (standaard: 0°C)
tussen de AAN-temperatuur en de UIT­temperatuur van de boosterverwarming. De minimumhysteresistemperatuur bedraagt 2°C.
Gebied: 2°C~40°C (standaard: 2°C)
temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
Gebied: 2°C~20°C (standaard: 2°C)
temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
Gebied: 0°C~10°C (standaard: 2°C)
BH Boosterverwarming HP Warmtepomp. Als de verwarming met de warmtepomp te
lang duurt, kan de boosterverwarming extra bijverwarmen
T
UIT-temperatuur boosterverwarming (TU+[7-00])
BH OFF
T
AAN-temperatuur boosterverwarming (T
BH ON
T
Maximale warmtepomptemperatuur aan sensor in tank
HP MAX
voor warm tapwater voor huishoudelijk gebruik
T
UIT-temperatuur warmtepomp (T
HP OFF
T
AAN-temperatuur warmtepomp (T
HP ON
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuur van gebruikersinstelpunt (ingesteld op de
gebruikersinterface)
t Tijd
HP MAX
HP OFF
BH OFF
−[6-01])
−[6-00])
−[7-01])
Voorbeeld: instelpunt (TU)≤maximum warmtepomptemperatuur– [6‑01] (T
–[6‑01])
HP MAX
HP Warmtepomp. Als de verwarming met de warmtepomp te
lang duurt, kan de boosterverwarming extra bijverwarmen
T
Maximale warmtepomptemperatuur aan sensor in tank
HP MAX
voor warm tapwater voor huishoudelijk gebruik
T
UIT-temperatuur warmtepomp (T
HP OFF
T
AAN-temperatuur warmtepomp (T
HP ON
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuur van gebruikersinstelpunt (ingesteld op de
gebruikersinterface)
t Tijd
HP MAX
HP OFF
−[6-01])
−[6-00])
INFORMATIE
De maximum warmtepomptemperatuur hangt af van de omgevingstemperatuur. Voor meer informatie, zie het werkingsgebied.
Timers voor gelijktijdig verzoek voor ruimteverwarming en bereiden van warm tapwater
# Code Beschrijving
Nvt [8-00] Niet wijzigen. (standaard: 1)
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 63
8 Configuratie
t
1
0
1
0
[8-01] [8-02]
[8-00]
t
1
0
1
0
1
0
[8-03]
3
4
1
0
t
T
A
t
T
A
0
[8-01]
[5-03] [4-02]
[8-02]
[8-01]+
[8-04]
0
[8-01]
[F-01] 35°C
[8-02]
[8-01]+
[8-04]
Nvt [8-01] Maximale bedrijfstijd voor het bereiden
Nvt [8-02] Antipendeltijd.
Nvt [8-03] Vertragingstimer van de
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
# Code Beschrijving
van warm tapwater. Het verwarmen van warm tapwater stopt, zelfs als de eindtemperatuur van het warm tapwater NIET werd bereikt. De werkelijke maximale bedrijfstijd hangt ook af van instelling [8-04].
▪ Als systeemlayout =
Kamerthermostaatregeling: Er wordt alleen met deze voorgeprogrammeerde waarde rekening gehouden als er een verzoek voor ruimteverwarming of -koeling is. Als er GEEN verzoek is voor ruimteverwarming/-koeling wordt de tank verwarmd tot wanneer het instelpunt bereikt wordt.
▪ Als systeemlayout
Kamerthermostaatregeling: Er wordt steeds rekening gehouden met deze voorgeprogrammeerde waarde.
Gebied: 5~95 minuten (standaard: 30)
Minimumtijd tussen twee cycli voor warm tapwater. De werkelijke antipendeltijd hangt ook af van instelling [8-04].
Gebied: 0~10 uren (standaard: 3) (stap: 0,5).
Opmerking: De minimum tijd is 1/2 uur zelfs als de geselecteerde waarde 0 is.
boosterverwarming. Alleen voor EKHW Wachttijd vooraleer de
boosterverwarming begint te werken wanneer de warmtapwaterstand actief is.
▪ Als de warmtapwaterstand NIET actief
is, bedraagt de wachttijd 20minuten.
▪ De wachttijd begint te lopen vanaf de
AAN-temperatuur van de boosterverwarming.
▪ Door de wachttijd van de
boosterverwarming ten opzichte van de maximale bedrijfstijd aan te passen, kunt u een optimaal evenwicht vinden tussen de energie-effectiviteit en de opwarmingstijd.
▪ Als de wachttijd van de
boosterverwarming te hoog wordt ingesteld, kan het lang duren vooraleer het warm tapwater de ingestelde temperatuur bereikt.
▪ De instelling [8-03] is alleen van
belang als instelling [4-03]=1. Instelling [4-03]=0/2/3/4 beperkt de boosterverwarming automatisch voor wat betreft de bedrijfstijd van de warmtepomp in de stand verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik.
▪ Zorg ervoor dat [8-03] altijd in verband
staat met de maximale bedrijfstijd [8-01].
Gebied: 20~95 (standaard: 50).
# Code Beschrijving
Nvt [8-04] Extra bedrijfstijd voor de maximale
bedrijfstijd afhankelijk van de buitentemperatuur [4-02] of [F-01].
Gebied: 20~95 minuten (standaard: 50).
[8-02]: Anti-pendeltijd
1 Warmtepomp in stand verwarmen tapwater (1=actief,
0=niet actief)
2 Vraag warm water voor warmtepomp (1=vraag, 0=geen
vraag)
t Tijd
[8-03]: Vertragingstimer boosterverwarming
1 Werking van de boosterverwarming (1=actief, 0=niet actief) 2 Warmtepomp in stand verwarmen tapwater (1=actief,
0=niet actief)
3 Vraag warm water voor boosterverwarming (1=vraag,
0=geen vraag)
4 Vraag warm water voor warmtepomp (1=vraag, 0=geen
vraag)
t Tijd
[8-04]: Extra bedrijfstijd bij [4-02]/[F-01]
TAOmgevings (buiten) temperatuur
t Tijd
Antipendeltijd Maximale bedrijfstijd warm tapwater
Desinfectie
Alleen van toepassing op installaties met een tank voor warm tapwater.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
63
Page 64
8 Configuratie
00.00 22.00 24.0001.00 23.00 t
T
DHW
T
H
T
U
[2-02]
[2-03]
[2-04]
De desinfectiefunctie desinfecteert de tank voor warm tapwater door het tapwater regelmatig tot op een bepaalde temperatuur op te warmen.
VOORZICHTIG
De instellingen van de desinfectiefunctie MOETEN worden geconfigureerd door de installateur in overeenstemming met de geldende wetgeving.
# Code Beschrijving
[A.4.4.2] [2‑00] Bedrijfsdag:
▪ 0: Elke dag ▪ 1: Maandag ▪ 2: Dinsdag ▪ 3: Woensdag ▪ 4: Donderdag ▪ 5: Vrijdag ▪ 6: Zaterdag ▪ 7: Zondag
[A.4.4.1] [2‑01] Desinfectie
▪ 0: Nee
▪ 1: Ja [A.4.4.3] [2‑02] Starttijd: 00~23:00, stap: 1:00. [A.4.4.4] [2‑03] Eindtemperatuur :
Gebied: 55°C~75°C (standaard: 70°C). [A.4.4.5] [2‑04] Tijdsduur:
Gebied: 5~60 minuten (standaard: 10
minuten).
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat de starttijd [A.4.4.3] van de desinfectiefunctie met ingestelde duurtijd [A.4.4.5] NIET wordt onderbroken door een mogelijke vraag naar warm tapwater.
VOORZICHTIG
Het programma om de boosterverwarming te laten werken wordt gebruikt om de werking van de boosterverwarming op basis van een weekprogramma te beperken of toe te staan. Advies: om de desinfectiefunctie goed haar werk te laten doen, laat de boosterverwarming (via het weekprogramma) minimum 4 uur werken vanaf de geplande start van het desinfecteren. Indien de boosterverwarming tijdens het desinfecteren beperkt wordt, zal deze functie NIET goed uitgevoerd worden en zal de betreffende waarschuwing AH zal dan gegenereerd worden.
INFORMATIE
Indien de storingscode AH verschijnt en de desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd, wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie te programmeren minstens 4 uur na een voorzien verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al voor te verwarmen.
INFORMATIE
De desinfectiefunctie start opnieuw wanneer de temperatuur van het warm tapwater binnen de duurtijd 5°C onder de desinfectie-eindtemperatuur valt.
INFORMATIE
Er doet zich een AH-storing voor wanneer u het volgende tijdens desinfectie doet:
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuurinstelpunt van de gebruiker THInstelpunt hoge temperatuur [2-03]
t Tijd
▪ Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. ▪ Ga naar de startpagina van de
warmtapwatertanktemperatuur(Tank).
▪ Druk op
om de desinfectie te onderbreken.
WAARSCHUWING
Let op: de temperatuur van het warm tapwater uit de warmwaterkraan zal gelijk zijn aan de waarde van lokale instelling [2-03] na desinfectering.
Wanneer deze hoge temperatuur van het warm tapwater een potentieel risico op letsels kan inhouden, moet een mengkraan (lokaal te voorzien) worden geïnstalleerd aan de warmwateruitlaataansluiting van de tank voor warm tapwater. Deze mengkraan zorgt ervoor dat de temperatuur van het warm water uit de warmwaterkraan nooit boven de ingestelde maximumwaarde komt. Deze maximum toelaatbare temperatuur van het warm water wordt bepaald volgens de toepasbare wetgeving.

8.3.3 De instellingen voor de warmtebronnen

Back-upverwarming
Bedrijfsmodus van de back-upverwarming: bepaalt of de werking van de back-upverwarming geactiveerd of uitgeschakeld is. Deze instelling wordt alleen genegeerd als back-upverwarming tijdens het ontdooien nodig is of wanneer een storing in de buitenunit voorkomt (als [A.6.C] ingeschakeld is).
# Code Beschrijving
[A.5.1.1] [4‑00] Werking van de back-upverwarming:
▪ 0: Uitgeschakeld ▪ 1 (standaard): Ingeschakeld
Uitgebreide handleiding voor de installateur
64
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 65
8 Configuratie
# Code Beschrijving
Nvt [5-00] Mag de back-upverwarming boven de
evenwichtstemperatuur werken tijdens ruimteverwarming?
▪ 1: NIET toegestaan ▪ 0: Toegestaan
[A.5.1.4] [5‑01] Evenwichtstemperatuur.
De buitentemperatuur waaronder de back-upverwarming mag werken.
Gebied: –15°C~35°C (standaard: –4°C) (stap: 1°C)
Automatische noodstop
Indien de warmtepomp weigert te werken, kan de back­upverwarming en boosterverwarming als noodverwarming werken en al dan niet automatisch de volledige warmtebelasting overnemen.
▪ Wanneer automatische noodstop is ingesteld op Automat en er
zich een storing voordoet in de warmtepomp: ▪ De back-upverwarming zal de warmtebelasting automatisch
overnemen.
▪ De boosterverwarming zal automatisch de warm
tapwaterproductie overnemen.
▪ Wanneer automatische noodstop is ingesteld op Handm en er
zich een storing voordoet in de warmtepomp, stoppen het aanmaken van warm tapwater en het verwarmen van ruimten en moet het systeem handmatig worden hersteld. De gebruikersinterface zal u dan vragen of de back-upverwarming of de boosterverwarming de volledige warmtebelasting al dan niet moet overnemen.
Als er zich een storing in de warmtepomp voordoet, zal op de gebruikersinterface verschijnen. Indien niemand gedurende langere periodes in het huis aanwezig is, adviseren wij instelling [A.6.C] Noodgeval op Automat in te stellen.
# Code Beschrijving
[A.6.C] Nvt Noodgeval:
▪ 0: Handm (standaard) ▪ 1: Automat
INFORMATIE
Als [4‑03]=1 of 3, dan is Noodgeval=Handm niet van toepassing voor de boosterverwarming.
INFORMATIE
De instelling van de automatische noodstop kan alleen in de menustructuur van de gebruikersinterface worden ingesteld.
INFORMATIE
Indien er zich een storing voordoet in de warmtepomp en [A.6.C] is ingesteld op Handm, blijven de functies Vorstbescherming kamer, Dekvloer drogen van de vloerverwarming en Vorstbescherming waterleidingen ingeschakeld, zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt.

8.3.4 De systeeminstellingen

Voorrangen (voor systemen met een warmtapwatertank)
# Code Beschrijving
Nvt [5-02] Voorrang aan ruimteverwarming.
Bepaalt of warm tapwater alleen door de boosterverwarming wordt bereid wanneer de buitentemperatuur lager is dan de temperatuur voor voorrang aan ruimteverwarming. Er wordt geadviseerd deze functie in te schakelen om de tank minder langs op te warmen en toch een comfort inzake warm tapwater te garanderen.
▪ 0: uitgeschakeld ▪ 1: geactiveerd [5-01] Evenwichtstemperatuur en [5-03]
Temperatuur voorrang ruimteverwarming hebben betrekking op de back-upverwarming. U moet dus [5‑03] gelijk aan of een paar graden hoger dan [5‑01] instellen.
Nvt [5-03] Temperatuur voorrang
ruimteverwarming. Bepaalt de buitentemperatuur
waaronder het warm tapwater alleen door de boosterverwarming opgewarmd zal worden.
Gebied: –15°C~35°C (standaard: 0°C).
Nvt [5-04] Instelpuntcorrectie voor temperatuur
warm tapwater: instelpuntcorrectie voor de gewenste temperatuur van het warm tapwater, te gebruiken bij lage buitentemperaturen wanneer de voorrang aan ruimteverwarming geactiveerd is. Het gecorrigeerde (hogere) instelpunt zorgt ervoor dat de totale verwarmingscapaciteit van het water in de tank zo goed als ongewijzigd blijft door het koudere water op de bodem in de tank (omdat de warmtewisselaarspiraal niet werkt) te compenseren met warmer water bovenaan.
Gebied: 0°C~20°C (standaard: 10°C).
Automatische herstart
Wanneer de stroomvoorziening na een stroomstoring hersteld wordt, zal de automatische herstartfunctie de instellingen van de gebruikersinterface van vóór de onderbreking van de voeding opnieuw gebruiken. Daarom wordt geadviseerd deze functie altijd in te schakelen.
Indien de kans bestaat dat er een stroomstoring is (bijv. elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief), schakel dan altijd de automatische herstartfunctie in. Het hydrodeel van de buitenunit kan, onafhankelijk van de status van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief, continu door de binnenunit worden geregeld door het hydrodeel van de buitenunit op een elektrische voeding met normaal kWh-tarief aan te sluiten.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
# Code Beschrijving
[A.6.1] [3‑00] Is de automatische-herstartfunctie van
de unit toegestaan? ▪ 0: Nee ▪ 1 (standaard): Ja
Uitgebreide handleiding voor de installateur
65
Page 66
8 Configuratie
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
# Code Beschrijving
[A.2.1.6] [D‑01] Aansluiting op een elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief:
▪ 0 (standaard): Het koelmiddeldeel van
de buitenunit is aangesloten op een normale elektrische voeding.
▪ 1: Het koelmiddeldeel van de
buitenunit is aangesloten op een elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. Wanneer het signaal van het voorkeur kWh-tarief naar de energieleverancier wordt gestuurd, opent het contact en gaat de unit over in gedwongen uit-stand. Wanneer het signaal opnieuw stopt, sluit het spanningsvrij contact en begint de unit weer te werken. Activeer daarom altijd de automatische herstartfunctie.
▪ 2: Het koelmiddeldeel van de
buitenunit is aangesloten op een elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. Wanneer het signaal van het voorkeur kWh-tarief naar de energieleverancier wordt gestuurd, sluit het contact en gaat de unit over in gedwongen uit-stand. Wanneer het signaal opnieuw stopt, gaat het spanningsvrij contact open en begint de unit weer te werken. Activeer daarom altijd de automatische herstartfunctie.
[A.6.2.1] [D‑00] Welke verwarmingen worden toegestaan
te werken tijdens de elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief?
▪ 0 (standaard): Geen
▪ 1: Alleen de boosterverwarming
▪ 2: Alleen de back-upverwarming
▪ 3: Alle verwarmingen
Zie onderstaande tabel.
Instellingen 1, 2 en 3 hebben enkel zin
als de elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief van het type1 is of als het
hydrodeel van de buitenunit op een
elektrische voeding met normaal kWh-
tarief (via X3M/5+6) aangesloten is en
de back-upverwarming en de
boosterverwarming NIET op de
elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief aangesloten zijn.
[D‑00] Boosterverwarm
ing
0 (standaard)
1 Toegestaan 2 Gedwongen UIT Toegestaan 3 Toegestaan
De gemiddeldentimer
De gemiddeldentimer corrigeert de invloed van de schommelingen van de omgevingstemperatuur. De berekening van het weersafhankelijk instelpunt gebeurt op basis van de gemiddelde buitentemperatuur.
Gedwongen UIT Gedwongen UIT Gedwongen
Back-
upverwarming
Compressor
UIT
Er wordt over een geselecteerde tijdsinterval een gemiddelde genomen van de buitentemperatuur.
# Code Beschrijving
[A.6.4] [1-0A] Gemiddeldentimer buitentemperaturen:
▪ 0: Geen gemiddelde (standaard) ▪ 1: 12uur ▪ 2: 24uur ▪ 3: 48uur ▪ 4: 72uur
De temperatuurafwijking via de externe buitenomgevingstemperatuursensor
Alleen van toepassing wanneer een externe buitenomgevingstemperatuursensor werd geplaatst en geconfigureerd.
U kunt de externe buitenomgevingstemperatuursensor ijken. Er kan een afwijking op de thermistorwaarde ingegeven worden. De instelling kan gebruikt worden om situatie te compenseren waarin de externe buitenomgevingstemperatuursensor niet op de ideale plaats (zie afbeelding) kan worden geplaatst.
# Code Beschrijving
[A.6.5] [2‑0B] –5°C~5°C, stap: 0,5°C (standaard: 0°C)
Het gedwongen ontdooien
U kunt handmatig een ontdooien starten. De beslissing om handmatig te ontdooien wordt genomen door de
buitenunit en hangt af van de omgevings- en warmtewisselaaromstandigheden. Wanneer de buitenunit het gedwongen ontdooien aanvaard heeft, zal op de gebruikersinterface verschijnen. Indien NIET binnen de 6minuten verschijnt nadat het gedwongen ontdooien geactiveerd werd, heeft de buitenunit het verzoek voor gedwongen ontdooien verworpen.
# Code Beschrijving
[A.6.6] Nvt Wilt u een ontdooiproces starten?
Pompwerking
Wanneer de functie pompwerking gedeactiveerd is, wordt de pomp stilgelegd als de buitentemperatuur hoger is dan de in [4-02] ingestelde waarde of als de buitentemperatuur onder de in [F-01] ingestelde waarde daalt. Wanneer de pompwerking geactiveerd is, kan de pomp bij alle buitentemperaturen werken.
# Code Beschrijving
Nvt [F‑00] Pompwerking:
▪ 0: Uitgeschakeld als de
buitentemperatuur hoger is dan [4-02] of lager is dan [F-01] afhankelijk van de bedrijfsmodus van de verwarming/ koeling.
▪ 1: Mogelijk voor alle
buitentemperaturen.
Pompwerking tijdens abnormale debieten [F-09] bepaalt of de pomp moet stoppen of verder mag werken wanneer het debiet abnormaal is. Deze functie is alleen geldig in specifieke omstandigheden waarin de pomp best blijft werken wanneer Ta<4°C (de pomp zal 10 minuten werken en 10 minuten stilstaan). Daikin is NIET aansprakelijk voor schade als gevolg van deze functie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
66
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 67
# Code Beschrijving
[9-0D]=0 [9-0D]=5
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
[9-0D]=6 [9-0D]=7
[9-0D]=8
a (kPa)
b (l/min)
Nvt [F‑09] Pomp werkt verder als abnormaal
debiet: ▪ 0: Pomp wordt stilgelegd. ▪ 1: Pomp zal werken als Ta<4°C
(10minuten AAN –10minuten UIT)
INFORMATIE
Indien glycol in het systeem aanwezig is ([E‑0D] ingesteld op “1”) en er gebeurt iets abnormaal met het debiet, zal [F‑09] GEEN invloed hebben en zal de pomp verder werken (intervallen van 20minuten AAN – 4minuten UIT).
Pompsnelheidbeperking
Pompsnelheidbeperking [9‑0D] bepaalt de maximumsnelheid van de pomp. In normale omstandigheden zou de standaardinstelling NIET moeten worden gewijzigd. De pompsnelheidbeperking kan worden genegeerd wanneer het debiet zich binnen het gebied van het minimumdebiet bevindt (storing 7H).
# Code Beschrijving
Nvt [9‑0D] Pompsnelheidbeperking
▪ 0: Geen beperking. ▪ 1~4: Algemene beperking. Er is een
beperking in alle omstandigheden. De vereiste delta T regeling en comfort worden NIET gegarandeerd.
▪ 5~8 (standaard: 6): Beperking
wanneer geen stelmotoren. Wanneer er niet wordt verwarmd of gekoeld is de pompsnelheidbeperking van toepassing. Wanneer er wordt verwarmd of gekoeld wordt de pompsnelheid alleen door de delta T bepaald in functie van de nodige capaciteit. Met dit beperkingsgebied is deltaT mogelijk en wordt het comfort gegarandeerd.
8 Configuratie
a Externe statische druk b Waterdebiet
De maximumwaarden hangen af van het unittype:
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
67
Page 68
8 Configuratie
< >
[1]
[2]
[5]
[6]
[7]
[2]
[6.2]
[6.3]
[6.8]
[7.1]
[7.4]
[7.3]
[3]
[4]
Tijd/datum instellen
Datum Tijd Zomertijd Kloktype
Vakantie
Vakantie
Vakantie
Vakantie
Vakantiestand
Vakantiestand
Thuis
Elders
Van
Tot
Tot
Van
Dagprogramma gebruiken
Bedrijfmodus Verwarming Koeling
Geluidsarme stand
Bedrijfmodus
Programma selecteren
Kamertemperatuur AWT primair AWT secundair Tanktemperatuur
Informatie
Sensorinformatie Energiemeting Storingsbehandeling Gebruikertoegangsniveau Stelmotoren Bedrijfsmodi
Bedrijfsuren Versie
Energiemeting
Verbrkte elektr.
Geprod. energie
Storingsinformatie
Storingsgeschiedenis Contact/helpdesknummer
Versie
Gebruikersinterface Binnenunit Buitenunit
Gebruikerinstellingen
Display Temp.vergrendeling
Ingesteld programma Voorgeprogrammeerde waarden Toegst bedrijfsmod Meeteenheid
Display
Contrast
Verlichting LCD tijd Gebruikerprof. Beschikbare homepages
Ingestelde progrmma's
Kamertemp. AWT primair AWT secundair Warmtapwatertemp. Toelating boosterverwarming Geluidsarme stand
Warmtapwaterpomp
Voorgeprog waarden
Kamertemperatuur AWT primair Tanktemperatuur Geluidsarm niveau
Warmtapwater
Stel weersafhankelijk in
Waarschuwingshistoriek
[7.7]
Stel weersafh. in
Primair Secundair
[7.7.1]
Primair
Weersafhank verwarm instellen
Weersafhank koelen instellen
[7.7.2]
Secundair
Weersafhank verwarm instellen
Weersafhank koelen instellen

8.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur
68
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 69

8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen

[A]
[A.2]
[A.2.1]
[A.2.2]
[A.2.2.E]
[A.3]
[A.3.1]
[A.3.1.1]
[A.3.2]
[A.3.3]
[A.4]
[A.4.4]
[A.5]
[A.5.1]
[A.7]
[A.6]
[A.6.2]
Installateurinstellng
Taal Systeemlayout Bedrijf Warmtapwater Warmtebronnen Systeemwerking Inbedrijfstelling Overzicht instellingen
Systeemlayout
Standaard Opties Capaciteiten Layout bevestigen
Bedrijf
Instellingen AWT Kamerthermostaat Werkingsgebied
Warmtapwater
Instelpuntstand Desinfectie Maximaal instelpunt SP comf modus Weersafhankelijke curve
Warmtebronnen
Backupverwarming
Systeemwerking
Automatische herstart Voorkeur kWh-tarief Gemid. v tijd bepalen Afwijk. buitenvoeler Gedwongen ontdooien
Inbedrijfstelling
Testbedrijf Dekvlr vloerverw drogen Ontluchting Testbedrijf stelmotoren
Standaard
Unittype Compressortype Softwaretype binnen Unitbestur.methd Aantal zones AWT Pompbedrijfsmodus Energie besparen mogelijk Loc. gebruik.interface
Opties
Warmtapwaterpomp Extrn sensor Schakelkast Optie box
Aanvoerwater
Primair Secundair Delta T bron
Kamerthermostaat
Kamertemp.bereik Kamertemp.afwijking Afwijk. ext. kamersensor
Werkingsgebied
UIT-tmp verwrm kamer AAN-tmp kamerkoeling
Desinfectie
Desinfectie Bedrijfsdag Starttijd Eindtemperatuur Tijdsduur
Backupverwarming
Bedrijfmodus Evenwichtstemp.
Voork kWh-trf e.voed
Heater toegest Gedwongen pomp UIT
Schakelkast
Stappen backupverwarming Type BUH Voorkeur kWh-tarief Warmtapwaterbedrijf
Primair
AWT inst modus
Temperatuurbereik Aangepaste AWT Afgiftesysteem
[A.3.1.2]
Secundair
AWT inst modus Temperatuurbereik
Kamertemp. stap
[A.3.1.3]
Delta T bron
Verwarming Koeling
Glycol aanwezig
Primair contact Sec. contact
[A.2.2.F]
Optie box
Ext BUH bron Alarm-output Extrn kWh-meter Extrn kWh-meter Extrn sensor Verbruikscontrole door DI
Noodgeval
LAN adapter
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen en het type unit, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar zijn.
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen en het type unit, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar zijn.
8 Configuratie
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
69
Page 70

9 Inbedrijfstelling

9 Inbedrijfstelling

9.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem in bedrijf te stellen nadat het werd geconfigureerd.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in: 1 De “Checklist vóór inbedrijfstelling” controleren. 2 Ontluchten. 3 Het systeem testen. 4 Indien nodig, een of meerdere stelmotoren testen. 5 Indien nodig, de dekvloer van de vloerverwarming drogen.

9.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Laat de unit NOOIT werken zonder de thermistoren en/of druksensoren/-schakelaars. De compressor zou anders vuur kunnen vatten.

9.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Naargelang de systeemlay-out kunnen niet alle onderdelen beschikbaar zijn.
U leest de volledige installatie-instructies, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de installateur.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
De bedieningskast is juist gemonteerd.
De kast met opties is juist gemonteerd.
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen werden gelegd conform de beschikbare documentatie en de geldende wetgeving:
▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de buitenunit ▪ Tussen de buitenunit en de regelkast ▪ Tussen de regelkast en de kast met opties ▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de regelkast ▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de kast met opties ▪ Tussen de buitenunit en de kleppen ▪ Tussen de regelkast en de kamerthermostaat ▪ Tussen de regelkast en de warmtapwatertank
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of
samengedrukte leidingen in de buitenunit.
Stroomonderbreker F1B van de back-upverwarming
(ter plaatse te voorzien)is INgeschakeld. Alleen voor tanks met ingebouwde boosterverwarming:
De stroomonderbreker F2B van de boosterverwarming (op de schakelkast van de bedieningskast) is AAN.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
Er zijn GEEN waterlekken in de buitenunit.
De afsluiters zijn op de juiste manier gemonteerd en staan volledig open.
De drukveiligheidsklep sproeit water als hij geopend wordt.
Het minimum watervolume is gegarandeerd in alle omstandigheden. Zie “Het watervolume controleren” in
"6.3De waterleidingen voorbereiden"op pagina24.
Als er glycol werd toegevoegd aan het systeem, bevestig dan of de glycolconcentratie correct is en controleer of de glycolinstelling [E‑0D]=1.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat glycolinstelling [E-0D] overeenkomt
met de vloeistof in het watercircuit (0 = alleen water, 1 = water+glycol). Als de glycolinstelling NIET correct is ingesteld, kan de vloeistof in de leidingen bevriezen.
▪ Als er glycol aan het systeem wordt toegevoegd maar
de concentratie is lager dan voorgeschreven, dan kan de vloeistof in de leidingen nog steeds bevriezen.
INFORMATIE
De software bevat een stand "installateur ter plaatse" ([4‑0E]) die het automatische werking van de unit uitschakelt. Bij de eerste installatie wordt de instelling [4‑0E] standaard op "1" gezet, wat betekent dat de automatische werking is uitgeschakeld. Alle beschermende functies zijn dan uitgeschakeld. Als de startpagina's van de gebruikersinterface uit staan, zal de unit NIET automatisch werken. Om de automatische werking en de beschermende functies in te schakelen, zet [4‑0E] op "0".
36uur nadat de unit voor het eerst onder spanning werd gezet, dat deze [4‑0E] automatisch op "0" zetten, zodat de stand "installateur ter plaatse" wordt gestopt en de beschermende functies ingeschakeld worden. Indien – na de eerste installatie– de installateur terug ter plaatse komt, moet deze [4‑0E] handmatig op "1" zetten.

9.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Het minimumdebiet wordt gegarandeerd in alle omstandigheden. Zie “Het watervolume en debiet controleren” in "6.3 De waterleidingen voorbereiden" op
pagina24.
Ontluchten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
70
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 71
9 Inbedrijfstelling
01:18
Di
Ontluchting
l/min Laag SHC
0.5
Debiet Snelheid Circuit
Stop
Aanpassn
Scroll

9.4.1 Het minimum debiet controleren

1 Controleer naargelang de hydraulische configuratie welke
2 Sluit alle ruimteverwarmingslussen die kunnen worden gesloten
3 Start het proefdraaien van de pomp (zie "9.4.4 Stelmotoren
4 Ga naar [6.1.8]: > Informatie > Sensorinformatie > Debiet
Ja Neen
Wijzig de instelling van de omloopklep om het minimum vereiste debiet + 2l/min te bereiken

9.4.2 De ontluchtingsfunctie

Het is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie van de unit alle lucht uit het watercircuit wordt verwijderd. Als de ontluchtingsfunctie aan het werken is, werkt de pomp zonder dat de unit eigenlijk werkt en zal het ontluchten van het watercircuit beginnen.
Er zijn 2standen om te ontluchten: ▪ Handmatig: de unit werkt met een vaste pomp en in een vaste of
▪ Automatisch: de unit wijzigt automatisch de snelheid van de pomp
Typische werkstroom
Het systeem ontluchten bestaat uit het volgende: 1 Handmatig ontluchten 2 Automatisch ontluchten
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Proefdraaien.
Stelmotoren proefdraaien.
Functie dekvloer drogen
De functie dekvloer drogen wordt gestart (indien nodig).
ruimteverwarmingslussen kunnen gesloten worden door mechanische, elektronische of andere kleppen.
(zie vorige stap).
proefdraaien"op pagina72).
om het debiet te controleren. Tijdens het testen/proefdraaien van de pomp kan de unit onder dit vereist minimumdebiet werken.
Omloopklep voorzien?
Indien het werkelijke debiet onder het minimumdebiet ligt, zijn wijzigingen aan de hydraulische configuratie vereist. Verhoog het aantal ruimteverwarmingslussen die NIET kunnen worden gesloten of installeer een drukgestuurde omloopklep.
OPMERKING
Vooraleer te ontluchten, open de veiligheidskraan en controleer of het circuit met voldoende water is gevuld. U kunt de procedure voor het ontluchten pas beginnen wanneer er water uit de kraan stroomt wanneer u ze geopend hebt.
een aangepaste stand van de 3-wegklep. De aangepaste stand van de 3-wegklep is erg handig om alle lucht uit het watercircuit te verwijderen in de stand ruimteverwarming of opwarmen van het tapwater. Zowel het circuit van de ruimteverwarming als dat van het warm tapwater moeten worden ontlucht. De werksnelheid van de pomp (traag of snel) kan ook ingesteld worden.
en schakelt de stand van de 3-wegklep om tussen de stand ruimteverwarming en de stand opwarmen van het tapwater.
OPMERKING
De buitenunit is voorzien van een handmatig ontluchtingsventiel. De ontluchtingsprocedure vereist een handmatige handeling.
OPMERKING
Wanneer de unit via het handmatig ontluchtingsventiel wordt ontlucht, vang al de vloeistof op die uit het ventiel kan lekken. Indien deze vloeistof NIET wordt opgevangen, kan zij op inwendige onderdelen druppelen en de unit beschadigen.
INFORMATIE
▪ Om te ontluchten, gebruik alle ontluchtingsventielen die
in het systeem aanwezig zijn. Dit betekent: ook het handmatig ontluchtingsventiel van de buitenunit en alle ontluchtingsventielen die ter plaatse werden voorzien.
▪ Indien het systeem een back-upverwarming bevat,
gebruik tevens het ontluchtingsventiel van de back­upverwarming.
▪ Indien het systeem klepkit EKMBHBP1 bevat, moet u –
tijdens het ontluchten – handmatig aan deze knop draaien om de stand van de 3‑wegsklep van de klepkit te wijzigen om te beletten dat er lucht in de by-pass zou blijven. Voor meer informatie, raadpleeg de montage­instructies van de klepkit.
INFORMATIE
Begin eerst handmatig te ontluchten. Wanneer haast alle lucht is verwijderd, ontlucht dan automatisch. Indien nodig, herhaal het automatisch ontluchten tot wanneer u zeker bent dat alle lucht uit het systeem werd verwijderd. Tijdens de ontluchtingsfunctie is beperking [9‑0D] van de pompsnelheid NIET van toepassing.
Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
De ontluchtingsfunctie stopt automatisch na 30minuten.
Handmatig ontluchten
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina44.
2 Stel de ontluchtingsstand in: ga naar [A.7.3.1] >
Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling > Ontluchting > Type.
3 Selecteer Handm en druk op . 4 Ga naar [A.7.3.4] > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling
> Ontluchting > Ontluchting starten en druk op om de ontluchtingsfunctie te starten.
Gevolg: Het handmatig ontluchten start en het volgende scherm verschijnt.
5 Gebruikt de knoppen en om naar Snelheid te gaan. 6 Gebruik de knoppen en om de gewenste pompsnelheid in
te stellen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
71
Page 72
9 Inbedrijfstelling
01:18
Di
Ontluchting
l/min Laag SHC
0.5
Debiet Snelheid Circuit
Stop
Aanpassn
Scroll
Gevolg: Laag Gevolg: Hoog
7 Indien van toepassing, stel de gewenste stand in van de 3-
wegsklep (ruimteverwarming/warm tapwater). Gebruikt de knoppen en om naar Circuit te gaan.
8 Gebruik de knoppen en om de gewenste stand van de 3-
wegklep in te stellen.
Gevolg: SHC of Tank
Automatisch ontluchten
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina44.
2 Stel de ontluchtingsstand in: ga naar [A.7.3.1] >
Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling > Ontluchting > Type.
3 Selecteer Automat en druk op . 4 Ga naar [A.7.3.4] > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling
> Ontluchting > Ontluchting starten en druk op om de ontluchtingsfunctie te starten.
Gevolg: De ontluchting start en het volgende scherm zal verschijnen.

9.4.4 Stelmotoren proefdraaien

Het proefdraaien van de stelmotoren dient om de werking van de verschillende stelmotoren te controleren (wanneer u bijv. selecteert dat de pomp moet werken, zal het proefdraaien van de pomp starten).
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina44.
2 Ga naar [A.7.4]: > Testbedrijf stelmotoren > Inbedrijfstelling
> Installateurinstellingen.
3 Selecteer een stelmotor en druk op . Voorbeeld: Pomptest. 4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien van de stelmotor start. Het stopt
automatisch wanneer het is voltooid. Om het handmatig te stoppen, druk op , selecteer OK en druk op .
Mogelijke vormen van proefdraaien voor de stelmotoren
▪ De boosterverwarming proefdraaien ▪ De back-upverwarming proefdraaien ▪ De pomp proefdraaien
Het ontluchten onderbreken
1 Druk op en druk op om het onderbreken van de
ontluchtingsfunctie te bevestigen.

9.4.3 Proefdraaien

Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina44.
2 Ga naar [A.7.1]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
Testbedrijf.
3 Selecteer een test en druk op . Voorbeeld: Verwarming. 4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien start. Het proefdraaien stopt automatisch
wanneer voltooid (±30min). Om het handmatig te stoppen, druk op
, selecteer OK en druk op .
INFORMATIE
Indien er 2 gebruikersinterfaces zijn, kunt u proefdraaien vanaf beide gebruikersinterfaces.
▪ Op de gebruikersinterface die u gebruikte om proef te
draaien, verschijnt een statusscherm.
▪ Op de andere gebruikersinterface verschijnt een
scherm “in gebruik”. U kunt de gebruikersinterface niet gebruiken zolang het scherm “in gebruik” wordt weergegeven.
INFORMATIE
Zorg ervoor de het systeem volledig ontlucht is vooraleer proef te draaien. Vermijd tevens storingen in het watercircuit tijdens het proefdraaien.
▪ De 2-wegsklep proefdraaien ▪ De 3-wegklep proefdraaien ▪ De alarm-output testen ▪ Het signaal voor koeling/verwarming testen ▪ Test voor snel opwarmen ▪ De circulatiepomp proefdraaien

9.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen

Deze functie wordt gebruikt om de dekvloer van een vloerverwarmingsinstallatie tijdens de bouw van een huis zeer traag te drogen. Met deze functie kan de installateur dit programma programmeren en uitvoeren.
Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
INFORMATIE
▪ Als Noodgeval op Handm ([A.6.C]=0) is ingesteld en de
unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal de gebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft de functie Dekvloer drogen van de vloerverwarming ingeschakeld.
▪ Tijdens het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming is beperking [9‑0D] van de pompsnelheid NIET van toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
72
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 73
9 Inbedrijfstelling
t
T
A1
25°C (1)
35°C (2)
24h (1) 36h (2)
15:10
1 14d 12h 25°C
Di
Dekvloer drogen
Huidige stap
Resterend AWT Gewenst
Stop
OPMERKING
De installateur is verantwoordelijk voor:
▪ het contact opnemen met de fabrikant van de dekvloer
om de instructies te bekomen om de dekvloer voor de eerste maal te verwarmen zodat deze niet zou beginnen te barsten,
▪ het programma voor het drogen van de dekvloer
programmeren volgens de instructies (zie hierboven) van de fabrikant van de dekvloer,
▪ het op regelmatige basis controleren van de correcte
werking van de instelling,
▪ het selecteren van het juiste programma dat voldoet
aan het type van gebruikte dekvloer voor de vloer.
OPMERKING
Om de dekvloer van de vloerverwarming te drogen, moet Vorstbescherming kamer worden uitgeschakeld ([2-06]=0). Standaard is deze ingeschakeld ([2‑06]=1). Wegens de stand “installateur ter plaatse” (zie “Checklist vóór inbedrijfstelling”), wordt Vorstbescherming kamer gedurende 36 uur na het voor de eerste maal onder spanning zetten, automatisch uitgeschakeld.
Indien Dekvloer drogen nog steeds moet worden uitgevoerd na de eerste 36uur onder spanning, schakel Vorstbescherming kamer handmatig uit door instelling [2-06] op “0” te zetten en LAAT deze uitgeschakeld tot wanneer Dekvloer drogen voltooid is. Als u deze waarschuwing negeert, kan dat leiden tot het scheuren van de dekvloer.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de volgende instellingen zoals hieronder zijn ingesteld om het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming te kunnen starten:
▪ [4‑00]=1 ▪ [C‑02]=0 ▪ [D‑01]=0 ▪ [4‑08]=0 ▪ [4‑01]≠1
De installateur kan tot 20 stappen programmeren. Voor elke stap moet hij de volgende zaken invoeren:
1 de tijdsduur in uren, tot 72uur, 2 de gewenste aanvoerwatertemperatuur.
Voorbeeld:
2 Ga naar [A.7.2]:
Dekvlr vloerverw drogen > Droogprog instellen.
3 Gebruik de knoppen
programmeren.
▪ Gebruik de knoppen
scrollen.
▪ Gebruik
Als een tijd wordt geselecteerd, kunt u de duurtijd instellen van 1 tot 72uren. Als een temperatuur wordt geselecteerd, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur instellen tussen 15°C en 55°C.
4 Om een nieuwe stap toe te voegen, selecteer “–h” of “–” op een
lege lijn en druk op
5 Om een stap te verwijderen, stel de duurtijd in op “–” door te
drukken op
6 Druk op
Het is belangrijk dat het programma geen lege stap bevat. Het programma zal stoppen wanneer een blanco stap wordt geprogrammeerd OF na het uitvoeren van 20opeenvolgende stappen.
> Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
, , en om een programma te
en om door het programma te
en om de selectie aan te passen.
.
.
om het programma op te slaan.
De dekvloer van de vloerverwarming drogen
Voorwaarde: Zorg dat er SLECHTS 1 gebruikersinterface is
aangesloten op uw systeem om de dekvloer van de vloerverwarming te drogen.
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Ga naar [A.7.2]:
Dekvlr vloerverw drogen.
2 Selecteer een droogprogramma. 3 Selecteer Drogen starten en druk op 4 Selecteer OK en druk op
Gevolg: Het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming start
en het volgende scherm zal verschijnen. Het stopt automatisch wanneer voltooid. Om het handmatig te stoppen, druk op selecteer OK en druk op .
> Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
.
.
,
Een programma voor het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming programmeren
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina44.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
T Gewenste aanvoerwatertemperatuur (15~55°C)
t Duurtijd (1~72h) (1) Actie stap 1 (2) Actie stap 2
De status raadplegen van het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming
1 Druk op 2 De huidige stap van het programma, de totale resterende tijd en
de huidige gewenste aanvoerwatertemperatuur zullen op het scherm verschijnen.
.
INFORMATIE
Er is een beperking op de toegang tot de menustructuur. Alleen de volgende menu's zijn toegankelijk:
▪ Informatie. ▪ Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling > Dekvlr
vloerverw drogen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
73
Page 74

10 Aan de gebruiker overhandigen

Het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming onderbreken
Wanneer het programma wordt gestopt door een storing, een uitschakeling of een stroomonderbreking, verschijnt storing U3 op het scherm van de gebruikersinterface. Om de storingscodes op te lossen, zie "12.4 Problemen op basis van storingscodes
oplossen" op pagina 79. Om de storing U3 te resetten moet uw
Installateur Gebruikertoegangsniveau zijn.
1 Ga naar het scherm van het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming.
2 Druk op . 3 Druk op om het programma te onderbreken. 4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het programma voor het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming stopt.
Als het programma stopt omwille van een storing, een uitschakeling of een stroomonderbreking, kunt u de status van Dekvloer drogen van de vloerverwarming op het scherm lezen.
5 Ga naar [A.7.2]: > Droogstatus > Gestopt op > Dekvlr
vloerverw drogen > Inbedrijfstelling > Installateurinstellingen en gevolgd door de laatste uitgevoerde stap.
6 Wijzig en herstart de uitvoering van het programma.
10 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Vul de tabel met de installateurinstellingen in (in de
gebruiksaanwijzing) met de werkelijke instellingen.
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding beschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een
probleem zou voordoen. ▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden. ▪ Leg aan de gebruiker uit hoe hij/zij energie kan besparen (deze
tips staan beschreven in de gebruiksaanwijzing).
10.1 Over vergrendelen en
ontgrendelen
Indien nodig kunnen de toetsen van de hoofdgebruikersinterface worden vergrendeld, zodat de gebruiker deze interface niet kan gebruiken. Om de gebruiker toe te laten temperatuurinstelpunten te wijzigen, moet de vereenvoudigde gebruikersinterface of een uitwendige kamerthermostaat in dat geval worden geplaatst.
U kunt de volgende soorten vergrendelingen gebruiken: ▪ Functievergrendeling: vergrendeling van een welbepaalde functie
om te beletten dat iemand de instellingen van die functie zou
wijzigen. ▪ Toetsvergrendeling: vergrendeling van alle toetsen om te beletten
dat gebruikers instellingen zouden wijzigen.

Mogelijke functievergrendelingen

Grendel Als actief, kan niemand…
Kamer AAN/UIT De regeling van de
kamertemperatuur AAN of UIT zetten.
AWT AAN/UIT De regeling van de
aanvoerwatertemperatuur (primair + secundair) AAN of UIT zetten.
Tank AAN/UIT De regeling van het warm
tapwater AAN of UIT zetten. Temperatuur omhoog/omlaag Temperaturen aanpassen. Geluidsarme stand De geluidsarme stand gebruiken. Vakantie De vakantiestand gebruiken. Bedrijfmodus Stel de ruimtebedrijfsmodus in. Gebruikerinstellingen Instellingen wijzigen in [7]: >
Gebruikerinstellingen.

Nagaan of een vergrendeling actief is

1 Druk op om naar een van de startpagina's te gaan. 2 Als op het scherm verschijnt, is het kinderslot actief.
Let op: Als u op een startpagina zit en probeert een vergrendelde
functie te gebruiken, verschijnt 1seconde op het scherm.

Een functievergrendeling activeren of deactiveren

1 Druk op om naar de menustructuur te gaan. 2 Druk langer dan 5seconden op . 3 Selecteer een functie en druk op . 4 Selecteer Vergrendelen of Ontgrendelen en druk op .

De toetsvergrendeling in- of uitschakelen

1 Druk op om naar een van de startpagina's te gaan. 2 Druk langer dan 5seconden op .

11 Onderhoud en service

OPMERKING
Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend installateur of een servicetechnicus.
Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren. De geldende wetgeving kan evenwel kortere onderhoudsintervallen vereisen.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000

11.1 Overzicht: onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Het jaarlijks onderhoud van de buitenunit ▪ De controle van de schakelkast van de back-upverwarming. ▪ De controle van de schakelkast van de regelkast.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
74
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 75
11.2 Voorzorgsmaatregelen inzake
1 3
2
5
4
onderhoud
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

11.2.1 De buitenunit openen

Zie "7.2.2 De buitenunit openen"op pagina30 en "7.2.3Het deksel
van de schakelkast van de buitenunit openen"op pagina30.

11.2.2 De regelkast openen

Zie "7.2.5De bedieningskast openen"op pagina31.

11.2.3 De optiekast openen

Zie "7.2.6De kast met opties openen"op pagina31.

11.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten: ▪ Warmtewisselaar
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt geraken door stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met
slechtere prestaties als gevolg. ▪ Waterdruk ▪ Waterfilter ▪ Waterdrukveiligheidsklep ▪ Drukveiligheidsklep van de tank voor warm tapwater ▪ Schakelkast ▪ Boosterverwarming van de tank voor warm tapwater
Warmtewisselaar
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt raken door stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere prestaties als gevolg.
Waterdruk
Zorg ervoor dat de waterdruk hoger blijft dan 1 bar. Indien lager, voeg water toe.
Waterfilter
Maak het waterfilter schoon.
OPMERKING
Hanteer de waterfilter met de nodige voorzichtigheid. Oefen NIET teveel kracht uit wanneer u de waterfilter insteekt om de mazen van de waterfilter NIET te beschadigen.
11 Onderhoud en service
Waterdrukveiligheidsklep Open de klep en controleer of deze goed werkt. Het water kan zeer
warm zijn!
Te controleren punten: ▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep is
niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen geen leidingen tussenin.
▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt:
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat ▪ spoel het systeem en plaats een bijkomende waterfilter (best
een magnetische cycloonfilter).
Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer na een opwarmcyclus van de tank.
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
Veiligheidsklep van tank voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
Open de klep en controleer of ze goed werkt. Het water kan zeer warm zijn!
Te controleren punten: ▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep is
niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen geen leidingen tussenin.
▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt:
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat ▪ spoel en reinig de volledige tank, inclusief de leidingen tussen
de veiligheidsklep en de inlaat van het koud water.
Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer na een opwarmcyclus van de tank.
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
Schakelkast
▪ Voer een grondige visuele controle uit van de schakelkast en zoek
naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of foute bedrading. Indien van toepassing, inspecteer tevens de schakelkast van de regelkast, de optiekast en de back­upverwarming.
▪ Controleer met een ohmmeter of schakelcontacten K1M, K2M en
K5M in de schakelkast van de back-upverwarming en K3M in de schakelkast van de regelkast (afhankelijk van uw installatie) goed werken. Alle contacten van deze schakelcontacten moeten open zijn wanneer de spanning UITgeschakeld is.
WAARSCHUWING
Als de interne bedrading beschadigd is, moet deze door de fabrikant, zijn serviceagent of gelijkaardige bevoegde personen vervangen worden.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
75
Page 76

12 Opsporen en verhelpen van storingen

12 Opsporen en verhelpen van
storingen

12.1 Overzicht: Probleemoplossing

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen ingeval van problemen.
Het bevat informatie over: ▪ Problemen op basis van symptomen oplossen ▪ Problemen op basis van storingscodes oplossen
Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.

12.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

WAARSCHUWING
▪ Controleer STEEDS of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Shunt NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
Mogelijke oorzaken Wat te doen
Het waterdebiet is te laag Controleer de volgende zaken:
▪ Alle afsluiters van het
watercircuit staan volledig open.
▪ De waterfilter is schoon.
Reinig deze indien nodig.
▪ Er zit geen lucht in het
systeem. Ontlucht indien nodig. U kunt handmatig ontluchten (zie "Handmatig
ontluchten" op pagina 71) of
de automatische ontluchtingsfunctie gebruiken (zie "Automatisch
ontluchten"op pagina72).
▪ De waterdruk is >1 bar. ▪ Het expansievat is NIET
gebarsten of defect. ▪ De weerstand in het
watercircuit is NIET te hoog
voor de pomp (zie de ESP-
curve in het hoofdstuk
"Technische gegevens"). Indien het probleem nog steeds
aanwezig is nadat u alle hierboven beschreven punten hebt gecontroleerd, neem dan contact op met uw dealer. In sommige gevallen is het normaal dat de unit beslist om een laag waterdebiet te gebruiken.
Het watervolume in de installatie is te laag
Controleer of het watervolume in de installatie boven de vereiste minimumwaarde ligt (zie
"6.3.3Het watervolume en waterdebiet controleren"op pagina26).
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

12.3 Problemen op basis van symptomen oplossen

12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals verwacht

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De temperatuurinstelling is NIET juist
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Controleer de temperatuurinstelling op de afstandsbediening. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing.
76
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 77
12 Opsporen en verhelpen van storingen

12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET (ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De unit moet buiten zijn werkingsgebied opstarten (de watertemperatuur is te laag)
De instellingen van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief en de elektrische aansluitingen stemmen NIET overeen
Het signaal voor voorkeur kWh­tarief werd gestuurd door de elektriciteitsmaatschappij
Als het systeem een back­upverwarming bevat:
Als de watertemperatuur te laag is, gebruikt de unit eerst de back­upverwarming om de minimumwatertemperatuur (15°C) te bereiken.
Controleer de volgende zaken: ▪ De elektrische voeding van de
back-upverwarming is juist bedraad.
▪ De thermische veiligheid van
de back-upverwarming wordt NIET geactiveerd.
▪ De schakelcontacten van de
back-upverwarming zijn NIET gebroken of defect.
Als het systeem GEEN back­upverwarming bevat:
Het zou kunnen dat dan met een klein watervolume moet worden gestart. Om dit te doen, open trapsgewijs de warmteafgevers. Hierdoor zal de watertemperatuur trapsgewijs stijgen. Volg de waterinlaattemperatuur ([6.1.6] in de menustructuur) en zorg ervoor dat deze NIET lager wordt dan 25°C.
Indien het probleem nog steeds aanwezig is nadat u alle hierboven beschreven punten hebt gecontroleerd, neem dan contact op met uw dealer.
Dit zou moeten overeenstemmen met de aansluitingen zoals uitgelegd in "6.4De elektrische
bedrading voorbereiden"op pagina28 en "7.7.5De hoofdvoeding aansluiten"op pagina37.
Wacht tot er weer stroom is (max. 2uur).

12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Er zit lucht in het systeem Ontlucht handmatig (zie
"Handmatig ontluchten"op pagina71) of gebruik de
automatische ontluchtingsfunctie (zie "Automatisch ontluchten"op
pagina72).
Mogelijke oorzaken Wat te doen
De waterdruk aan de pompinlaat is te laag
Controleer de volgende zaken: ▪ De waterdruk is >1bar. ▪ De manometer is niet
gebroken of defect.
▪ Het expansievat is NIET
gebarsten of defect.
▪ De instelling van de voordruk
van het expansievat is juist (zie "6.3.4De voordruk van het
expansievat wijzigen" op pagina27).

12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Het expansievat is gebarsten of defect
Het watervolume in de installatie is te hoog
De opvoerhoogte van het watercircuit is te hoog
Vervang het expansievat.
Controleer of het watervolume in de installatie onder de toegestane maximumwaarde ligt (zie "6.3.3Het watervolume en
waterdebiet controleren"op pagina26 en "6.3.4De voordruk van het expansievat wijzigen"op pagina27).
De opvoerhoogte van het watercircuit is het hoogteverschil tussen de buitenunit en het hoogste punt van het watercircuit. Als de buitenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, wordt de installatiehoogte beschouwd als zijnde 0m. De maximale opvoerhoogte van het watercircuit bedraagt 10m.
Controleer de installatievereisten.

12.3.5 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De uitlaat van de waterdrukveiligheidsklep is verstopt door vuil
Controleer of de drukveiligheidsklep naar behoren werkt door de rode knop op de klep naar links te draaien:
▪ Als u GEEN klepperend geluid
hoort, neem dan contact op met uw dealer.
▪ Als het water uit de unit blijft
stromen, sluit dan eerst de afsluiters van zowel de waterinlaat als van de wateruitlaat en neem vervolgens contact op met uw dealer.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
77
Page 78
12 Opsporen en verhelpen van storingen

12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende verwarmd bij lage buitentemperaturen

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Indien het systeem een back­upverwarming bevat: de back­upverwarming zal niet worden ingeschakeld
Indien het systeem een back­upverwarming bevat: de evenwichtstemperatuur van de back-upverwarming werd niet juist geconfigureerd
Er zit lucht in het systeem. Ontlucht handmatig of
Er wordt teveel warmtepompcapaciteit gebruikt om het warm tapwater op te warmen (dit geldt alleen voor installaties met een tank voor warm tapwater)
Controleer de volgende zaken: ▪ De bedrijfsmodus van de
back-upverwarming wordt geactiveerd. Ga naar:
▪ [A.5.1.1] >
Installateurinstellingen > Warmtebronnen > Backupverwarming > Bedrijfmodus [4‑00]
▪ De overstroomzekering van de
back-upverwarming werd niet uitgeschakeld. Indien deze werd uitgeschakeld, controleer de zekering en schakel deze terug in.
▪ De thermische veiligheid van
de back-upverwarming werd niet geactiveerd. Indien deze werd geactiveerd, controleer het volgende en druk vervolgens op de resetknop in de schakelkast:
▪ De waterdruk ▪ Of er lucht in het systeem zit ▪ De ontluchting
Verhoog de "evenwichtstemperatuur" om de werking van de back­upverwarming bij een hogere buitentemperatuur te activeren. Ga naar:
▪ [A.5.1.4] >
Installateurinstellingen > Warmtebronnen > Backupverwarming > Evenwichtstemp. OF
▪ [A.8] > Installateurinstellingen
> Overzicht instellingen [5‑01]
automatisch. Zie de ontluchtingsfunctie in het hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
Controleer of de instellingen van de "ruimteverwarmingsvoorrang" juist werden geconfigureerd:
▪ Controleer of de "status van de
ruimteverwarmingvoorrang" werd ingeschakeld. Ga naar [A.8] > Installateurinstellingen > Overzicht instellingen [5‑02]
▪ Verhoog de "temperatuur
ruimteverwarmingsvoorrang" om de werking van de back­upverwarming bij een hogere buitentemperatuur te activeren. Ga naar [A.8] > Installateurinstellingen > Overzicht instellingen [5‑03]

12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk abnormaal hoog

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Defecte of verstopte drukveiligheidsklep.
▪ Spoel en reinig de volledige
tank, inclusief de leidingen tussen de drukveiligheidsklep en de inlaat van het koud water.
▪ Vervang de
drukveiligheidsklep.

12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen tank weggeduwd

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Defecte of verstopte drukveiligheidsklep.
Neem contact op met uw dealer.

12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET volledig uitgevoerd (storing AH)

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De desinfectiefunctie werd onderbroken omdat er warm tapwater genomen werd.
Er werd veel warm tapwater genomen juist voordat de desinfectiefunctie geprogrammeerd startte.
Het desinfecteren werd handmatig gestopt: terwijl de gebruikersinterface de startpagina van het warm tapwater weergaf en haar gebruikertoegangsniveau op Installateur was ingesteld, werd tijdens het desinfecteren op toets
gedrukt.
Programmeer de desinfectiefunctie zodanig dat deze pas start wanneer verwacht wordt dat de volgende 4uur GEEN warm tapwater genomen wordt.
Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Warmhouden of Warmh + gprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd de start van de desinfectiefunctie te programmeren minstens 4uur na een voorzien verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld worden.
Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een Opslag economisch? te programmeren 3uur voor de geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al voor te verwarmen.
Druk NIET op toets tijdens de desinfectiefunctie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
78
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 79
12 Opsporen en verhelpen van storingen

12.3.10 Symptoom: de energiemeting (geproduceerde warmte) werkt NIET goed

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De gemeten temperaturen voor de berekening van de geproduceerde warmte zijn NIET nauwkeurig.
Voer een ijking van het systeem uit door de stelmotoren van de pomp te testen (zie
"9.4.4Stelmotoren proefdraaien"op pagina72).

12.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen

12.4.1 Storingscodes: Overzicht

Storingscodes van de buitenunit
Koelmiddeldeel
Foutcode Gedetailleerde
storingscode
A5 00 BU: Hogedrukkoeling/piekwrde-
E1 00 BU: Storing PCB.
E3 00 BU: Activering v hogedruk-
E5 00 BU: Oververhitting v inverter
E6 00 BU: Storing opstart compressr.
E7 00 BU: Storing ventilatormotor
E8 00 BU: Overspan. opgen. vermgn.
EA 00 BU: Storing omschakeling
H0 00 BU: Storing spanning/stroom-
H3 00 BU: Storing hoge-
H6 00 BU: Storing positie-
Beschrijving
daling/storing vorstbeveiligng. Neem contact op met uw dealer.
Reset voeding vereist. Neem contact op met uw dealer.
schakelaar (HPS). Neem contact op met uw dealer.
compressormotor. Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
buitenunit. Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
koeling/verwarming. Neem contact op met uw dealer.
senser. Neem contact op met uw dealer.
drukschakelaar (HPS) Neem contact op met uw dealer.
detectiesensor. Neem contact op met uw dealer.
Foutcode Gedetailleerde
storingscode
H8 00 BU: Storing compressor-
H9 00 BU: Storing luchtthermistor
F3 00 BU: Storing temperatuur
F6 00 BU: Abnormaal hoge druk
FA 00 BU: Abnormaal hoge druk,
JA 00 BU: Storing hogedruk
J3 00 BU: Storing thermistor
J6 00 BU: Storing thermistor
L3 00 BU: Storing temp.stijging
L4 00 BU: Storing temp.stijging
L5 00 BU: Directe overspanning (DC)
P4 00 BU: Storing temperatuursensor
U0 00 BU: Te weinig koelmiddel.
U2 00 BU: Storing voedings-
U7 00 BU: Storing transmissie
UA 00 BU: Storing combinatie binnen/
Beschrijving
invoersysteem (CT). Neem contact op met uw dealer.
buiten. Neem contact op met uw dealer.
uitlaatleiding. Neem contact op met uw dealer.
bij koeling. Neem contact op met uw dealer.
activering hogedrukschakelaar. Neem contact op met uw dealer.
sensor. Neem contact op met uw dealer.
uitlaatleiding. Neem contact op met uw dealer.
warmtewisselaar. Neem contact op met uw dealer.
elektriciteitskast. Neem contact op met uw dealer.
inverter stralingslamel. Neem contact op met uw dealer.
inverter. Neem contact op met uw dealer.
stralingslamel. Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
spanning. Neem contact op met uw dealer.
tussen hfd-CPU- CPU inverter. Neem contact op met uw dealer.
buiten. Reset voeding vereist.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
79
Page 80
12 Opsporen en verhelpen van storingen
Hydrodeel
Foutcode Gedetailleerde
storingscode
7H 01 Probleem met het waterdebiet.
7H 04 Probleem met het waterdebiet
7H 05 Probleem met het waterdebiet
7H 06 Probleem met het waterdebiet
80 00 Probleem retourwater-
81 00 Probleem sensor temperatuur
89 01 Bevriezing warmtewisselaar.
Beschrijving
Automatisch herstarten.
tijdens het bereiden van warm tapwater.
Handmatig resetten. Controleer het circuit van het
warm tapwater.
tijdens verwarming/ bemonstering.
Handmatig resetten. Controleer het circuit van de
ruimteverwarming/-koeling.
tijdens koeling/ontdooiing. Handmatig resetten. Controleer de
platenwarmtewisselaar.
temperatuur. Neem contact op met uw dealer.
aanvoerwater. Neem contact op met uw dealer.
Foutcode Gedetailleerde
storingscode
AA 01 BUH oververhit
AC 00 BSH oververhit
AH 00 WW tank desinfectiefunctie
AJ 03 Te lange opwarmtijd warmtapw.
C0 00 Storing in de flowsensor.
C0 01 Storing in de flowschakelaar.
C0 02 Storing in de flowschakelaar.
C4 00 Probleem sensor temperatuur
CJ 02 Probleem sensor kamer-
EC 00 Abnorm verhoging warmtapwater
Beschrijving
Reset voeding vereist. Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
niet juist uitgevoerd.
vereist.
Handmatig resetten.
Auto reset.
Handmatig resetten.
warmtewisselaar. Neem contact op met uw dealer.
temperatuur. Neem contact op met uw dealer.
tanktemperatuur
89 02 Bevriezing warmtewisselaar.
89 03 Bevriezing warmtewisselaar.
8F 00 Abnormale verhoging
AWT (warmtapwater).
8H 00 Abnormale verhoging
AWT.
A1 00 Detectieprobleem nulkruis.
Reset voeding vereist. Neem contact op met uw dealer.
A1 01 EEPROM leesfout.
A1 00 EEPROM leesfout.
EC 04 Voorverwarming tank
H1 00 Probleem buitenvoeler
Neem contact op met uw dealer.
HC 00 Probleem sensor temperatuur
warmtapwatertank Neem contact op met uw dealer.
U3 00 Droogfunctie dekvloer vloer-
verwarming niet correct uitgevoerd.
U4 00 Probleem met de communicatie
hydrodeel / koelmiddeldeel
U5 00 Gebruikersinterface-
communicatieprobleem.
U8 01 Adapter verbindig verbroken
Neem contact op met uw dealer.
UA 00 Probleem met de overeenkomst
hydrodeel / koelmiddeldeel. Reset stroomtoevoer vereist.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
80
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 81
12 Opsporen en verhelpen van storingen
Foutcode Gedetailleerde
storingscode
UA 16 Communicatie probleem tussen
UA 22 Communicatieprobleem tussen
INFORMATIE
Indien de storingscode AH verschijnt en de desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd, wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie te programmeren minstens 4 uur na een voorzien verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al voor te verwarmen.
OPMERKING
Wanneer het minimum waterdebiet kleiner is dan het debiet vermeld in onderstaande tabel, zal de unit tijdelijk stoppen en zal storing 7H‑01 op de gebruikersinterface verschijnen. Deze storing wordt na een tijdje automatisch gereset en de unit begint opnieuw te werken.
Indien storing 7H‑01 aanhoudt, zal de unit stoppen en zal op de gebruikersinterface een storingscode verschijnen die handmatig zal moeten worden gereset. Deze storingscode hangt af van het probleem:
Storingscode Gedetailleerde
storingscode
7H 04 De problemen met het
7H 05 De problemen met het
7H 06 De problemen met het
INFORMATIE
Storing AJ-03 wordt automatisch gereset zodra de tank terug normaal opwarmt.
Beschrijving
het hydrodeel en de regelkast.
de regelkast en de optiekast.
Beschrijving
waterdebiet kwamen vooral voor tijdens het bereiden van warm tapwater. Controleer het circuit van het warm tapwater.
waterdebiet kwamen vooral voor tijdens ruimteverwarming. Controleer het circuit van de ruimteverwarming.
waterdebiet kwamen vooral voor tijdens koeling/ontdooiing. Controleer het circuit van de ruimteverwarming/-koeling.
Bovendien kan deze storingscode wijzen op een beschadiging van de platenwarmtewisselaar door de vorst. Indien dit het geval is, neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
INFORMATIE
Storing EC-04 wordt automatisch gereset zodra de tank met warm tapwater tot een voldoende hoge temperatuur wordt voorverwarmd.
INFORMATIE
Indien de unit een stroming detecteert wanneer de pomp niet aan het werken is, kan een extern toestel deze stroming veroorzaken of kan een debietmeter defect zijn (flowsensor en flowschakelaar).
▪ Indien de flowsensor een stroming detecteert wanneer
de pomp niet aan het werken is, zal de unit stoppen en zal op de gebruikersinterface storingscode C0‑00 verschijnen. Opdat de unit opnieuw zou beginnen te werken, moet deze storing eerst handmatig worden gereset.
▪ Indien de flowschakelaar een stroming detecteert
wanneer de pomp niet aan het werken is, zal de unit tijdelijk stoppen en zal op de gebruikersinterface storingscode C0‑01 verschijnen. Deze storing wordt na een tijdje automatisch gereset en de unit begint opnieuw te werken. Indien het probleem aanhoudt, zal de unit stoppen en zal op de gebruikersinterface een storingscode C0‑02 verschijnen. Opdat de unit opnieuw zou beginnen te werken, moet deze storing eerst handmatig worden gereset.
Storingscodes van de binnenunit
INFORMATIE
Indien de storingscode AH verschijnt en de desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd, wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie te programmeren minstens 4 uur na een voorzien verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al voor te verwarmen.
INFORMATIE
Als de boosterverwarming oververhit raakt en wordt uitgeschakeld door de veiligheidsthermostaat, geeft de unit niet direct een foutmelding. Controleer of de boosterverwarming nog steeds werkt als u een of meer van de volgende fouten ondervindt:
▪ Het duurt heel lang voor de stand krachtig verwarmen
opwarmt en de foutcode AJ-03 wordt weergegeven.
▪ Tijdens de anti-legionellawerking (wekelijks) wordt de
foutcode AH-00 weergegeven omdat de unit niet de gevraagde temperatuur kan bereiken die nodig is voor het desinfecteren van de tank.
INFORMATIE
Een storing in de werking van de boosterverwarming zal een invloed hebben op de energiemeting en de besturing van het energieverbruik.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
81
Page 82

13 Als afval verwijderen

a
c
b
d
d
e
OPMERKING
Wanneer het minimum waterdebiet kleiner is dan het debiet vermeld in onderstaande tabel, zal de unit tijdelijk stoppen en zal storing 7H‑01 op de gebruikersinterface verschijnen. Deze storing wordt na een tijdje automatisch gereset en de unit begint opnieuw te werken.
Indien storing 7H‑01 aanhoudt, zal de unit stoppen en zal op de gebruikersinterface een storingscode verschijnen die handmatig zal moeten worden gereset. Deze storingscode hangt af van het probleem:
Storingscode Gedetailleerde
storingscode
7H 04 De problemen met het
7H 05 De problemen met het
7H 06 De problemen met het
INFORMATIE
Storing AJ-03 wordt automatisch gereset zodra de tank terug normaal opwarmt.
INFORMATIE
Storing EC-04 wordt automatisch gereset zodra de tank met warm tapwater tot een voldoende hoge temperatuur wordt voorverwarmd.
Beschrijving
waterdebiet kwamen vooral voor tijdens het bereiden van warm tapwater. Controleer het circuit van het warm tapwater.
waterdebiet kwamen vooral voor tijdens ruimteverwarming. Controleer het circuit van de ruimteverwarming.
waterdebiet kwamen vooral voor tijdens koeling/ontdooiing. Controleer het circuit van de ruimteverwarming/-koeling.
Bovendien kan deze storingscode wijzen op een beschadiging van de platenwarmtewisselaar door de vorst. Indien dit het geval is, neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
INFORMATIE
Zie de onderhouds- en reparatiehandleiding voor meer bijzonderheden.

13.2 Afpompen

GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Om het koelmiddel te verwijderen (door leeg te pompen), stop de compressor vooraleer de koelmiddelleidingen te verwijderen. Indien de compressor nog steeds werkt en de afsluiter open staat tijdens het verwijderen van het koelmiddel, zal lucht in het systeem gezogen worden. Hierdoor zal de compressor beschadigd worden of kan het systeem schade oplopen als gevolg van de abnormale druk in de koelmiddelcyclus.
Het afpompen pompt alle koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit.
1 Verwijder het kleppendeksel van de vloeistofafsluiter en de
gasafsluiter.
2 Voer gedwongen koelen uit. Zie "13.3Een gedwongen koeling
starten en stoppen"op pagina82.
3 Sluit de vloeistofafsluiter na 5 à 10 minuten (bij heel lage
omgevingstemperaturen (<−10°C) na slechts 1 of 2 minuten) met een zeskantsleutel.
4 Controleer op het verdeelstuk of het vacuüm is bereikt. 5 Draai na 2 à 3minuten de gasafsluiter dicht en stop gedwongen
koelen.
13 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

13.1 Overzicht: Als afval verwijderen

Typische werkstroom
Het systeem als afval verwijderen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Het systeem afpompen. 2 Het systeem naar een gespecialiseerd verwerkingsbedrijf
brengen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
82
13.3 Een gedwongen koeling starten en
Controleer of dip-schakelaar SW2 in de KOEL-stand staat.
1 Druk op de schakelaar SW1 om de gedwongen koeling te
2 Druk op de schakelaar SW1 om de gedwongen koeling te
a Gasafsluiter b Sluitrichting c Zeskantsleutel d Kleppendeksel e Vloeistofafsluiter
stoppen
starten.
stoppen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 83
OPMERKING
Zorg ervoor dat de watertemperatuur tijdens het gedwongen koelen hoger dan 5°C blijft (zie de temperatuuraflezing van de binnenunit). U kunt dit bereiken door bijvoorbeeld alle ventilatoren van de ventilatorconvectoren aan te zetten.
13 Als afval verwijderen
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
83
Page 84

14 Technische gegevens

A~E
a b* b
c d He e
B
e
D
HB HD H
U
(mm)
A, B, C ≥500 ≥250 ≥100 A, B, C, E
— —
≥500 ≥250 ≥150 ≥1000 ≤500
≤500
D ≥500
≥500
D, E ≥1000 ≤500 B, D ≥250 ≥500 B, D, E ≥250
≥250
≥400
≥400
≥400
≥400
≥400
≥1000
≥150
≥150
≥150
≥150
≥150
≥150
≥150
≥1000
≥1000 ≥1000 ≤500
HD<H
U
HD<H
U
&
&
H
B>HU
HD>H
U
HB<H
U
*
,†
a
b*
,†
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
H
B
H
U
H
D
14 Technische gegevens
Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

14.1 Serviceruimte: Buitenunit

Enkelvoudige unit
A,C Hindernissen aan de linkerzijde en rechterzijde (wanden/stootplaten)
B Hindernis aan aanzuigzijde (wand/stootplaat) D Hindernis aan luchtafvoerzijde (wand/stootplaat) E Hindernis bovenzijde (dak)
a,b,c,d,e Minimumruimte (voor onderhoud) tussen de unit en hindernissen A, B, C, D en E
* Als er GEEN afsluitkleppen op de unit worden geïnstalleerd
Als er afsluitkleppen op de unit worden geïnstalleerd
eBMaximumafstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis B eDMaximumafstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis D
HUHoogte van de unit inclusief de installatiestructuur
HB,HDHoogte van hindernissen B en D
H Hoogte van de installatiestructuur onder de unit
INFORMATIE
Indien op de unit afsluiters werden geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 400 mm rond de kant van de luchtinlaat. Indien op de unit GEEN afsluiters werden geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 250mm.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
84
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 85

14.2 Schema van de leidingen: Buitenunit

M
t >
R5T
t >
R3T
t >
R4T
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
37
28
13
29
16
20
18
17
26
27
21
24
25
32
33
24
23
31
36
14
2632
16
15
(V3)
30
19
R6T
R1T
Y1E
Y3E
Y3S
R5T
3434
A B
R1T
10
t >
R2T
38
t >
R3T
11
t >
t >
R4T
t >
t >
t >
3D115223
E1HC
35
C
D
14 Technische gegevens
1 Afsluiter met aftap/vulkraan 2 Flowschakelaar 3 Pomp 4 Flowsensor 5 Ontluchting 6 Platenwarmtewisselaar 7 Veiligheidsklep 8 Waterfilter
9 Expansievat 10 Thermistor aanvoerwater warmtewisselaar 11 Thermistor koelmiddel vloeistofzijde 12 Inlaatwaterthermistor 13 Gasafsluiter met servicepoort 14 Elektronische expansieklep (primair) 15 4‑wegklep 16 Geluiddemper (onderste geluiddemper op het schema:
alleen voor V3)
17 Hogedrukschakelaar 18 Compressor 19 Druksensor 20 Accumulator 21 Onderhoudspoort 5/16" tromp 22 Warmtewisselaar

14.3 Bedradingsschema: Buitenunit

Zie het interne bedradingsschema dat met de unit is meegeleverd (op de binnenkant van de frontplaat). De gebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis.
(1) Aansluitschema
Engels Vertaling
Connection diagram Aansluitschema
(2) Lay-out
Front Voorzijde Position of compressor terminal Plaats van
(3) Opmerkingen
Outdoor Buiten ON AAN OFF UIT See note *** Zie opmerking *** Fan Upper Bovenste ventilator Fan Lower Onderste ventilator Injection Injectie Main Primair/Hoofd-
Notes Opmerkingen
X1M Hoofdaansluitklem
23 Ventilatormotor (schroef ventilator) 24 Capillaire buis 25 Verdeler 26 Koelmiddelfilter 27 Elektromagnetische klep 28 Vloeistofafsluiter met servicepoort 29 Aanzuigleidingthermistor 30 Afvoerleidingthermistor 31 Buitenluchttemperatuurthermistor 32 Warmtewisselaarthermistor (midden) 33 Warmtewisselaarthermistor (verdeler) 34 Vloeistofleidingthermistor 35 Carterverwarming 36 Elektronische expansieklep (injectie) 37 Back-upverwarming 38 Thermistor back-upverwarming
A Waterzijde B Koelmiddelzijde C Uitlaat D Inlaat
Ter plaatse geplaatst Stroming van het koelmiddel - koeling Stroming van het koelmiddel - verwarming
Engels Vertaling
compressoraansluitklem
Engels Vertaling
Aansluiting
Aardingsbedrading Ter plaatse te voorzien Optie
Schakelkast
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
85
Page 86
14 Technische gegevens
Engels Vertaling
Printplaat Bedrading afhankelijk van model Aarding
Ter plaatse te voorziene draad
NOTEN:
1 Raadpleeg de sticker met het bedradingsschema (op de
achterkant van het servicedeksel) voor de gebruiksaanwijzing van de schakelaars van BS1~BS4 en DS1.
2 Wanneer het systeem in bedrijf is, mag
veiligheidsinrichting·S1PH niet worden kortgesloten.
3 Raadpleeg de combinatietabel en de optiehandleiding voor
de wijze waarop de bedrading op X6A moet worden aangesloten.
4 Kleuren: BLK: zwart; RED: rood; BLU: blauw; WHT: wit; GRN:
groen; YLW: geel; ORG: oranje.
5 Controleer met de onderhouds- en herstellingshandleiding de
manier waarop de keuzeschakelaars (DS1) ingesteld zijn. Standaard zijn alle schakelaars ingesteld op: OFF.
(4) Legende
A1P Printplaat (primair) A2P (enkel V3) Printplaat (service) A2P (enkel W1) Printplaat (inverter) A3P Printplaat (ruisfilter) A4P (enkel V3) Printplaat (communicatie) BS1~BS4 (A2P)
(enkel V3) BS1~BS4 (A1P)
(enkel W1) C1~C4 (A1P)
(enkel V3) C1~C3 (A2P)
(enkel W1) DS1 (A2P)(enkel
V3) DS1 (A1P)(enkel
W1) E1H * Bodemplaatverwarming E1HC Carterverwarming F1U, F3U, F4U
(A*P) (enkel V3) F6U (A1P) (enkel
V3) F7U, F8U (enkel
V3) F1U, F2U (A1P)
(enkel W1) F3U~F6U (A1P)
(enkel W1) F7U (A2P) (enkel
W1) F8U, F9U (enkel
W1) H1P~H7P (A2P)
(enkel V3) H1P~H7P (A1P)
(enkel W1) HAP (A1P)(enkel
V3)
Drukknopschakelaar
Drukknopschakelaar
Condensator
Condensator
DIP-schakelaar
DIP-schakelaar
Zekering T6,3A 250V
Zekering T5A 250V
* Zekering F1A 250V
Zekering T31,5A 500V
Zekering T6,3A 500V
Zekering T5A 250V
* Zekering F1A 250V
LED (servicemonitor is oranje)
LED (servicemonitor is oranje)
LED (servicemonitor is groen)
HAP (A1P~A2P) (enkel W1)
K1M~K2M (A2P) (enkel W1)
K1R (A1P) Magnetische relais (Y1S) K1R (A2P)(enkel
W1) K2R (A1P)(enkel
V3) K3R (A1P)(enkel
V3) K2R (A1P)(enkel
W1) K3R (A1P)(enkel
W1) K4R (A1P) Magnetische relais (E1HC) K10R (A1P)(enkel
V3) K11R (A1P)(enkel
V3) L1R (enkel V3) Reactievat L1R~L3R (enkel
W1) L4R (enkel W1) Reactievat (motor buitenventilator) M1C Compressormotor M2F, M1F Ventilatormotor PS (A1P)(enkel
V3) PS (A2P)(enkel
W1) Q1DI # Aardlekschakelaar (30mA) R1, R2 (A1P)
(enkel V3) R1, R2 (A2P)
(enkel W1) R1T Thermistor (lucht) R2T Thermistor (afvoer) R3T Thermistor (aanzuiging) R4T Thermistor (warmtewisselaar) R5T Thermistor (midden warmtewisselaar) R6T Thermistor (vloeistof) R7T (enkel W1) Thermistor (vin) R10T (enkel V3) Thermistor (vin) RC (A4P)(enkel
V3) S1NPH Druksensor S1PH Hogedrukschakelaar TC (A4P)(enkel
V3) V1R (A1P)(enkel
V3) V1R~V2R (A2P)
(enkel W1) V2R~V3R (A1P)
(enkel V3) V3R (A2P)(enkel
W1) V1T (A1P)(enkel
V3) X1M Aansluitklemmenstrook
LED (servicemonitor is groen)
Magnetisch schakelcontact (hoofd-upload)
Magnetisch relais (upload)
Magnetische relais (Y3S)
Magnetische relais (E1H)
Magnetische relais (E1H)
Magnetische relais (Y3S)
Magnetisch relais (upload)
Magnetisch relais (hoofd)
Reactievat
Schakelende voeding
Schakelende voeding
Weerstand
Weerstand
Signaalontvangercircuit
Signaaltransmissiecircuit
Voedingsmodule
Voedingsmodule
Diodemodule
Diodemodule
IGBT (bipolaire transistor met geïsoleerde poort)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
86
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 87
14 Technische gegevens
X*A (A*P) Connector Y3E, Y1E Elektronische expansieklep Y1S Elektromagnetische klep (4‑wegsklep) Y3S Elektromagnetische klep (doorlaat heet gas) Z1C~Z3C (enkel
Ruisfilter (ferrietkern)
V3) Z1C~Z9C (enkel
Ruisfilter (ferrietkern)
W1) Z1F~Z4F (A*P)
Ruisfilter
(enkel V3) Z1F~Z3F (A1P)
Ruisfilter
(enkel W1) Z4F
Ruisfilter
(A3P)(enkel W1)
# Ter plaatse te voorzien
* Optioneel
Buitenunit: hydromodule
Engels Vertaling
Switch box BUH Schakelkast back-upverwarming Compressor switch box Compressor schakelkast Control box Regelkast External outdoor ambient sensor
option Hydro switch box supplied from
compressor module
Optie externe buitenomgevingsensor
Hydroschakelkast geleverd
vanuit compressormodule Hydro switch box Hydroschakelkast Indoor Binnen Normal kWh rate power supply Elektrische voeding met normaal
kWh-tarief Only for normal power supply
(standard) Only for preferential kWh rate
power supply (compressor)
Alleen voor normale voeding
(standaard)
Alleen voor elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief
(compressor) Outdoor Buiten Use normal kWh rate power
supply for hydro switch box
Gebruik een elektrische voeding
met normaal kWh-tarief voor de
hydroschakelkast A1P Hoofdprintplaat A2P Printplaat stroomlus B1L Flowsensor E11H Flextubeverwarmer (15,6W) E12H Verwarming expansievat (50W) E13H Verwarming
platenwarmtewisselaar (50W) E14H Verwarming inwendige leiding 1
(50W) F1U (A1P) Zekering T5A 250V K*R (A1P) Magnetische relais M1P Hoofdvoedingspomp Q*DI # Aardlekschakelaar Q1L Thermische beveiliging back-
upverwarming R1T Thermistor aanvoerwater
warmtewisselaar R2T Thermistor back-upverwarming
aanvoerwater R3T Thermistor koelmiddel
vloeistofzijde
Engels Vertaling
R4T Inlaatwaterthermistor R6T * Externe buitenomgevingsensor S1L Flowschakelaar TR1 Voedingstransformator X*A, X*Y (A1P, A2P) Connector X*M Aansluitklemmenstrook
*: Optioneel
#: Ter plaatse te voorzien
Elektrische voeding back-upverwarming buiten
Engels Vertaling
Only for *** Alleen voor *** E3H Element back-upverwarming
(3kW)
F1B # Overstroomzekering back-
upverwarming
F1T Thermische zekering back-
upverwarming
K1M Schakelcontact back-
upverwarming
K5M Veiligheidsschakelcontact back-
upverwarming Q1DI # Aardlekschakelaar X4M Aansluitklemmenstrook
#: Ter plaatse te voorzien
Regelkast
Engels Vertaling
Continuous Continu Control box Regelkast DHW option Optie warm tapwater DHW pump Pomp voor warm tapwater DHW pump output Uitgang pomp voor warm
tapwater Dual set point application (refer
to installation manual)
Toepassing met dubbel
instelpunt (zie
montagehandleiding) Heat pump convector Warmtepompconvector Hydro switch box Hydroschakelkast Inrush Inschakelstroomstoot Max. load Maximale belasting NO valve Normale open klep Only for *** Alleen voor *** Only for ext. sensor (floor or
ambient) Only for wired On/OFF
thermostat Only for wireless On/OFF
thermostat
Alleen voor ext. sensor (vloer of
omgevings)
Alleen voor Aan/UIT-thermostaat
met draad
Alleen voor draadloze Aan/UIT-
thermostaat Option box Optiekast Preferential kWh rate power
supply contact: 5 V DC detection (voltage supplied by PCB)
Contact voor de voeding met
voorkeur kWh-tarief: 5VDC-
detectie (spanning geleverd door
printplaat) A3P * AAN/UIT-thermostaat
(PC=stroomcircuit) A3P * Warmtepompconvector A4P * Extensieprintplaat (regeling,
optioneel)
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
87
Page 88
14 Technische gegevens
Engels Vertaling
A5P * Printplaat van de
gebruikersinterface
A7P * Printplaat ontvanger (draadloze
AAN/UIT-thermostaat) DS1 (A4P) * DIP-schakelaar E4H * Boosterverwarming (3kW) F1U Zekering T 5A 500V F1U (A4P) Zekering T 2A 250V F2B * Overstroomzekering
boosterverwarming F2U (A4P) Zekering T 2A 250V voor
3‑wegsklep K1A Relais voor verwarming K1 * Aansluitklemmenstrook K2A Relais voor koeling K2 * Boosterverwarming K3M * Schakelcontact
boosterverwarming M2P # Pomp voor warm tapwater M2S # Afsluiter M3S 3-wegklep voor warm tapwater M4S * Klepkit PC (A7P) Voedingscircuit Q2L * Thermische beveiliging
boosterverwarming Q6DI, Q5DI Aardlekschakelaar R1H (A3P) * Vochtigheidssensor R1T (A3P) * AAN/UIT-thermostaat
omgevingssensor R1T (A5P) Gebruikersinterface
omgevingssensor R2T * Externe binnenvloer-/
omgevingsthermistor R5T * Thermistor warm tapwater S1S # Contact elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief STB * Thermische beveiliging
boosterverwarming X*A (A4P) Connector X*M Aansluitklemmenstrook
*: Optioneel
#: Ter plaatse te voorzien
Regelkastoptie: optiekast
Engels Vertaling
Alarm output Alarmuitgang Control box Regelkast Electric pulse meter inputs: 5 V
DC pulse detection (voltage supplied by PCB)
Ext. heat source Externe warmtebron External indoor ambient sensor
option Indoor Binnen Max. load Maximale belasting Max. voltage Maximale spanning Min. load Minimale belasting Option box Optiekast
Ingangen elektrische pulsmeter:
5VDC pulsdetectie (spanning
geleverd door printplaat)
Optie externe
binnenomgevingsensor
Engels Vertaling
ON AAN OFF UIT Space C/H On/OFF output Uitgang ruimtekoeling/-
verwarming AAN/UIT
A4P Extensieprintplaat (regeling,
optioneel) DS1 (A4P) DIP-schakelaar F1U (A4P) Zekering T 2A 250V F2U (A4P) Zekering T 2A 250V voor
3‑wegsklep R6T * Optie externe
binnenomgevingsensor S5P-S6P # Elektriciteitsmeters X*A (A4P) Connector X*M Aansluitklemmenstrook
*: Optioneel
#: Ter plaatse te voorzien
Uitgebreide handleiding voor de installateur
88
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 89
Schema elektrische aansluitingen
4D116771-1
1
1
X3M: 1-2
X3M: 5-6
X3M: 3-4
X5M: 3-4
X5M: 1-2
X5M: 5-6
X5Y
X2M: 9-10
X8M: 5-4-3
X1M: L-N-massa
A4P: X5A: 1-2-3
X2M: 13-15
X8M: 3-4
X8M: 1-2
X2M: 7-8
X2M: 9-10
X2M: 1a-2a
X1M: L-N-massa
A4P: X5A: 1-2-3
2x0,75
X8M: 6-7
X8M: 8-9
X2M: 20-21
X2M: 22-23
X8M: 10
X2M: 1-2-1a
X2M: 1-2-1a
X8M: 4-5
X2M: 1-2
X8M: 6-7
2
2
2
2
X11M: 3-4-5-6
A7P: X1M: H-C-com X2M: L-N
A3P: X1M: 1-3
230 V
2x0,75
2x0,75
230 V
230 V
A3P: X1M: K-com-V
230 V
230 V
230 V
230 V
3
3
230 V
230 V
K1
X2M: 3-4
F2B: 2+4 + aarding
X4M: L-N + aarding
Standaardonderdeel
Monobloc-unit
Elektrische voeding
unit elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief: 400 V of 230 V + aarding
elektrische voeding unit: 400 V of 230 V + aarding
2 aders
2 aders
3 of 5 aders
3 of 5 aders
Optioneel stuk
Ter plaatse te voorzien
Optioneel stuk
Optiekast
X1M: L1-L2-L3 of L-N-aarding
Contact elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
1 aders
communicatie
communicatie
2 aders
2 aders
2 aders
2 aders
230 V
230 V
230 V
Regelkast
Externe kamerthermostaat/warmtepompconvector (primaire en/of secundaire zone)
230 V
3 aders
Alleen voor installatie met normale elektrische voeding
Elektrische voeding back-upverwarming (3 kW): 230 V + aarding (F1B)
Alleen voor installatie met elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
elektrische voeding met normaal kWh-tarief voor unit: 230 V
Elektrische voeding boosterverwarming (3 kW): 230 V + aarding
Prim.: X2M: 1-2
Secund.: X2M: 1a-2
Alleen voor (warmtepompconvector)
Alleen voor *KRTR (draadloze kamerthermostaat)
Alleen voor *KRTW (kamerthermostaat met draad)
2 aders (3 m inbegrepen)
signaal
R2T Externe sensor (vloer of omgeving)
Alleen voor *KRTETS
Externe binnenthermistor
Elektrische pulsmeter input 2
Elektrische pulsmeter input 1
Uitgang ruimtekoeling/
-verwarming AAN/UIT
Ext. warmtebron (bijv. ketel)
Alarmuitgang
Alleen voor KRCS01-1
3 aders
communicatie
3 aders
Elektrische voeding
Optioneel stuk
Warm tapwatertank
Standaard: 4 laagspanningsdraden Optioneel: 4 hoogspanningsdraden
2 laagspanningsdraden
Standaardonderdeel
Optioneel stuk
A5P: P1-P2 gebruikersinterface
A5P: P1-P2 gebruikersinterface
Enkel voor *KRUCB*
communicatie
2 aders
communicatie
2 aders
signaal
signaal
3 aders
4 aders
4 aders voor V-alleen-bedrijf
5 aders voor K/V-bedrijf
2 aders voor V-alleen-bedrijf
3 aders voor K/V-bedrijf
Regelkast
Externe buitenthermistor
Enkel voor EKRSCA1
Optioneel stuk
signaal
2 aders
2 aders
2 aders
2 aders
2 aders
signaal
signaal
2 aders
signaal
3-wegsklep
M3S (als *KHW werd geplaatst) selectie warm tapwater - vloerverwarming
Elektrische voeding regelkast: 230 V + aarding
3 aders
Toepassing dubbel instelpunt (zie installatiehandleiding)
signaal
2 aders
signaal
3 aders
Typische configuratie
Noten:
- Voor signaalkabel: houd minimumafstand tot stroomtoevoerkabels > 5 cm
-
Beschikbare verwarmingstoestellen: zie combinatietabel
Optioneel stuk Niet voor E(B/D)LQ*3V3/3W1
Warmtapwaterpomp
Afsluiter
Ter plaatse te voorzien
2 aders
2 aders 230 V
X6M
Alleen voor *KHWP*/*HYC*
Alleen voor *KHWS*V3
3 aders 3Gx2,5
3 aders 3Gx2,5
X4M/X7M: 1-2-aarding
X4M: 1-2-aarding
Boosterverwarming
R5T - thermistor watertemperatuur
Boosterverwarming
signaal
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
0
5 10 15 20 25 30 35 40 45 50
A (kPa)
B (l/min)
4D117234
C
D
E
14 Technische gegevens

14.4 ESP-curve: Buitenunit

Let op: Er zal zich een debietstoring voordoen wanneer het
minimum waterdebiet niet wordt bereikt.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P538847-1 – 2018.05
A Externe statische druk B Water-/glycoldebiet C Bereik D Minimaal waterdebiet tijdens normale werking.
Noten:
▪ Over de streeplijnen: het werkingsgebied wordt alleen uitgebreid
naar lagere debieten indien de unit alleen met de warmtepomp werkt en de temperatuur van het debietmedium hoog genoeg is. (Dit geldt niet voor het opstarten, ontdooien en back­upverwarming indien er een back-upverwarming is geïnstalleerd.)
▪ Het hogere werkingsgebied geldt alleen als het debietmedium
water is. Als er glycol is toegevoegd aan het systeem, ligt het werkingsgebied lager.
▪ Het selecteren van een debiet buiten de werkzone kan de unit
beschadigen of een storing erin veroorzaken.
E Minimum waterdebiet tijdens het ontdooien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
89
Page 90

15 Verklarende woordenlijst

15 Verklarende woordenlijst
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
90
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 91
1/8
Tabel lokale instellingen
[6.8.2] = .... ID8281 (*1) (*2)
[6.8.2] = .... ID8282 (*3) (*4)
Toepasbare units
EDLQ011CAV3 EDLQ011CA3V3 EDLQ014CAV3 EDLQ014CA3V3 EDLQ016CAV3 EDLQ016CA3V3 EBLQ011CAV3 EBLQ011CA3V3 EBLQ014CAV3 EBLQ014CA3V3 EBLQ016CAV3 EBLQ016CA3V3 EDLQ011CAW1 EDLQ011CA3W1 EDLQ014CAW1 EDLQ014CA3W1 EDLQ016CAW1 EDLQ016CA3W1 EBLQ011CAW1 EBLQ011CA3W1 EBLQ014CAW1 EBLQ014CA3W1 EBLQ016CAW1 EBLQ016CA3W1
Aantekeningen
(*1) *B*CAV3/CAW1 (*2) *D*CAV3/CAW1 (*3) *B*CA3* (*4) *D*CA3*
4P522033-1 A - 2018.06
Page 92
2/8
Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Gebruikerinstellingen
└─ Voorgeprog waarden
└─ Kamertemperatuur
7.4.1.1 R/W [3-07]~[3-06], stap: A.3.2.4
21°C
7.4.1.2 R/W [3-07]~[3-06], stap: A.3.2.4
19°C
7.4.1.3 R/W [3-08]~[3-09], stap: A.3.2.4
24°C
7.4.1.4 R/W [3-08]~[3-09], stap: A.3.2.4
26°C
└─ AWT primair
7.4.2.1 [8-09] R/W [9-01]~[9-00], stap: 1°C
45°C
7.4.2.2 [8-0A] R/W [9-01]~[9-00], stap: 1°C
40°C
7.4.2.3 [8-07] R/W [9-03]~[9-02], stap: 1°C
18°C
7.4.2.4 [8-08] R/W [9-03]~[9-02], stap: 1°C
20°C
7.4.2.5 R/W -10~10°C, stap: 1°C
0°C
7.4.2.6 R/W -10~10°C, stap: 1°C
-2°C
7.4.2.7 R/W -10~10°C, stap: 1°C
0°C
7.4.2.8 R/W -10~10°C, stap: 1°C
2°C
└─ Sanitair warmwatertank temperatuur
7.4.3.1 [6-0A] R/W 30~[6-0E]°C, stap: 1°C
55°C
7.4.3.2 [6-0B] R/W 30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
7.4.3.3 [6-0C] R/W 30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
└─ Geluidsarm niveau
7.4.4 R/W 0: Niveau 1
1: Niveau 2
2: Niveau 3
└─ Elektriciteitsprijs
7.4.5.1 [C-0C] [D-0C]
R/W 0,00~990/kWh
0/kWh
7.4.5.2 [C-0D] [D-0D]
R/W 0,00~990/kWh
0/kWh
7.4.5.3 [C-0E] [D-0E]
R/W 0,00~990/kWh
0/kWh
└─ Brandstofprijs
7.4.6 R/W 0,00~990/kWh
0,00~290/MBtu
8,0/kWh
└─ Stel weersafh. in
└─ Primair
└────────────────── Weersafhank verwarm instellen
7.7.1.1 [1-00] Weersafhank verwarm instellen Lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone
grafiek WA verwarming.
R/W -40~5°C, stap: 1°C
-10°C
7.7.1.1 [1-01] Weersafhank verwarm instellen Hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone
grafiek WA verwarming.
R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
7.7.1.1 [1-02] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor lage
omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA verwarming.
R/W
[9-01]~[9-00]°C, stap: 1°C
45°C
7.7.1.1 [1-03] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor hoge
omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA verwarming.
R/W [9-01]~min(45, [9-00])°C, stap: 1°C
35°C
└────────────────── Weersafhank koelen instellen
7.7.1.2 [1-06] Weersafhank koelen instellen Lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone
grafiek WA koeling.
R/W 10~25°C, stap: 1°C
20°C
7.7.1.2 [1-07] Weersafhank koelen instellen Hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone
grafiek WA koeling.
R/W
25~43°C, stap: 1°C
35°C
7.7.1.2 [1-08] Weersafhank koelen instellen Waarde aanvoerwater voor lage
omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA koeling.
R/W [9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C
22°C
7.7.1.2 [1-09] Weersafhank koelen instellen Waarde aanvoerwater voor hoge
omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA koeling.
R/W [9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C
18°C
└─ Secundair
└────────────────── Weersafhank verwarm instellen
7.7.2.1 [0-00] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor hoge
omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA verwarming.
R/W [9-05]~min(45, [9-06])°C, stap: 1°C
35°C
7.7.2.1 [0-01] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor lage
omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA verwarming.
R/W [9-05]~[9-06]°C, stap: 1°C
45°C
7.7.2.1 [0-02] Weersafhank verwarm instellen Hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone
grafiek WA verwarming.
R/W
10~25°C, stap: 1°C
15°C
7.7.2.1 [0-03] Weersafhank verwarm instellen Lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone
grafiek WA verwarming.
R/W -40~5°C, stap: 1°C
-10°C
└────────────────── Weersafhank koelen instellen
7.7.2.2 [0-04] Weersafhank koelen instellen Waarde aanvoerwater voor hoge
omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA koeling.
R/W [9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C
8°C
7.7.2.2 [0-05] Weersafhank koelen instellen Waarde aanvoerwater voor lage
omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA koeling.
R/W [9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C
12°C
7.7.2.2 [0-06] Weersafhank koelen instellen Hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone
grafiek WA koeling.
R/W
25~43°C, stap: 1°C
35°C
7.7.2.2 [0-07] Weersafhank koelen instellen Lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone
grafiek WA koeling.
R/W 10~25°C, stap: 1°C
20°C
Installateursinstellingen
└─ Systeemlayout
└─ Standaard
Comfort (koeling)
Eco (koeling)
Hoog
Middel
Laag
Warmhouden
Opslag comfort
Opslag eco
Comfort (verwarming)
Eco (verwarming)
Comfort (koeling)
Eco (koeling)
Comfort (verwarming)
Eco (verwarming)
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
Comfort (verwarming)
Eco (verwarming)
Comfort (koeling)
Eco (koeling)
4P522033-1A - 2018.06
(*1) *B*CAV3/CAW1_
(*2) *D*CAV3/CAW1_
(*3) *B*CA3*_(*4) *D*CA3*
Page 93
3/8
Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
A.2.1.1 [E-00] R/O 0~5
2: monoblo
c
A.2.1.2 [E-01] R/O
0~1
1: 16
A.2.1.3 [E-02] R/O
0: Type 1 (*1) (*3) 1: T
yp
e 2 (*2) (*4
)
A.2.1.7 [C-07] R/W 0: Besturing AWT
1: Bst xt kmrthrms
2: Best. kmrthrmst
A.2.1.8 [7-02] R/W
0: 1 AWT-zone
1: 2 AWT zones
A.2.1.9 [F-0D] R/W 0: Continu
1: Monster
2: Verzoe
k
A.2.1.A [E-04] R/O
0~1 0: Nee
A.2.1.B R/W 0: Op unit
1: In de kame
r
A.2.1.C [E-0D] R/W
0: Nee
1: Ja
└─ Opties
A.2.2.A [D-02] R/W
0: Geen
1: Secund retour 2: Disinf. Shunt 3: Circul. Pomp 4: CP & desinf. Sh
A.2.2.B [C-08] R/W
0: Nee
1: Buitensensor 2: Kamersensor
└────────────────── Schakelkast
A.2.2.E.1 [E-03] R/W
R/O (*3)(*4)
0: Geen BUH (*1) (*2) 1: 1 stap (*3) (*4)
2: 2 sta
pp
en
A.2.2.E.2 [5-0D] R/W
R/O (*3)(*4)
0~5
1: 1P,(1/1+2)
4: 3PN,(1/2) 5: 3PN,
(
1/1+2
)
A.2.2.E.3 [D-01] R/W
0: Geen
1: Open tarief 2: Gesloten tarief
A.2.2.E.4 [E-05] R/W
0: Nee
1: Ja
A.2.2.E.5 [C-05] R/W
1: Thermo AAN/UIT
2: Verw/koel vraa
g
A.2.2.E.6 [C-06] R/W 0~2
1: Thermo AAN/UI
T
└────────────────── Optie box
A.2.2.F.1 [C-02] R/W
0~3
0
A.2.2.F.2 [C-09] R/W
0: Normaal open
1: Norm.
g
esloten
A.2.2.F.3 [D-08] R/W
0: Geen
1: 0,1 impuls/kWh 2: 1 impuls/kWh 3: 10 impuls/kWh 4: 100 impuls/kWh 5: 1000 im
p
uls/kWh
A.2.2.F.4 [D-09] R/W
0: Geen
1: 0,1 impuls/kWh 2: 1 impuls/kWh 3: 10 impuls/kWh 4: 100 impuls/kWh 5: 1000 im
p
uls/kWh
A.2.2.F.5 [C-08] R/W
0: Nee
1: Buitensensor 2: Kamersensor
A.2.2.F.6 [D-04] R/O
0: Nee
1: Ja
└─ Capaciteiten
A.2.3.1 [6-02] R/W 0~10 kW, stap: 0,2 kW
3 kW
A.2.3.2 [6-03] R/W 0~10 kW, stap: 0,2 kW
3 kW
A.2.3.3 [6-04] R/W 0~10 kW, stap: 0,2 kW
0 kW
└─ Bedrijf
└─ Instellingen AWT
└────────────────── Primair
A.3.1.1.1 R/W 0: Absoluut
1: Weersafh.
2: Abs+geprog 3: Weersafh+
geprog
A.3.1.1.2.1 [9-01] Temperatuurbereik Minimumtemp (verwarm) R/W 15~37°C, stap: 1°C
25°C
A.3.1.1.2.2 [9-00] Temperatuurbereik Maximumtemp (verwarm) R/W 37~55°C, stap: 1°C
55°C
A.3.1.1.2.3 [9-03] Temperatuurbereik Minimumtemp (koelen) R/W 5~18°C, stap: 1°C
5°C
A.3.1.1.2.4 [9-02] Temperatuurbereik Maximumtemp (koelen) R/W 18~22°C, stap: 1°C
22°C
A.3.1.1.5 [8-05] R/W 0: Nee
1: Ja
A.3.1.1.7 [9-0B] R/W
0: Snel
1: Lan
g
zaam
└────────────────── Secundair
A.3.1.2.1 R/W 0: Absoluut
1: Weersafh.
2: Abs+geprog 3: Weersafh+
geprog
A.3.1.2.2.1 [9-05] Temperatuurbereik Minimumtemp (verwarm) R/W 15~37°C, stap: 1°C
25°C
Afgiftesysteem
AWT instelpuntstand
Buitensensor
Verbruikscontrole door DI
BUH: stap 1
BUH: stap 2 (*1)(*2)
AWT instelpuntstand
Aangepaste AWT
Boosterverwarming
Voorkeur kWh-tarief
Primair contact
Ext BUH bron
Alarm uitgang
Externe kWh-meter 1
Externe kWh-meter 2
Warmtapwaterbedrijf
Sec. contact
Bedrijfsmodus pomp
Energie besparen mogelijk
Loc. gebruik.interface
Buitensensor
Stappen backupverwarming
Type BUV
Omlooppomp SWW
Glycol aanwezig
Unit type
Compressortype
Softwaretype binnen
Unitbestur.methd
Aantal zones AWT
(*1) *B*CAV3/CAW1_ (*2) *D*CAV3/CAW1_ (*3) *B*CA3*_(*4) *D*CA3*
4P522033-1A - 2018.06
Page 94
4/8
Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
A.3.1.2.2.2 [9-06] Temperatuurbereik Maximumtemp (verwarm) R/W 37~55°C, stap: 1°C
55°C
A.3.1.2.2.3 [9-07] Temperatuurbereik Minimumtemp (koelen) R/W 5~18°C, stap: 1°C
5°C
A.3.1.2.2.4 [9-08] Temperatuurbereik Maximumtemp (koelen) R/W 18~22°C, stap: 1°C
22°C
└────────────────── Delta T bron
A.3.1.3.1 [9-09] R/W 3~10°C, stap: 1°C
5°C
A.3.1.3.2 [9-0A] R/W 3~10°C, stap: 1°C
5°C
└─ Kamerthermostaat
A.3.2.1.1 [3-07] Kamertemp.bereik Minimumtemp (verwarm) R/W 12~18°C, stap: A.3.2.4
16°C
A.3.2.1.2 [3-06] Kamertemp.bereik Maximumtemp (verwarm) R/W 18~30°C, stap: A.3.2.4
30°C
A.3.2.1.3 [3-09] Kamertemp.bereik Minimumtemp (koelen) R/W 15~25°C, stap: A.3.2.4
15°C
A.3.2.1.4 [3-08] Kamertemp.bereik Maximumtemp (koelen) R/W 25~35°C, stap: A.3.2.4
35°C
A.3.2.2 [2-0A] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.3.2.3 [2-09] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.3.2.4 R/W 0: 0,5°C
1: 1°C
└─ Werkingsgebied
A.3.3.1 [4-02] R/W 14~35 °C, stap: 1°C
35°C
A.3.3.2 [F-01] R/W 10~35°C, stap: 1°C
20°C
└─ Warmtapwater
└─ Type
A.4.1 [6-0D] R/W 0: Uitsl warmhoudn
1: Warmh + gprog
2: Uitsl
geprog
└─ Desinfectie
A.4.4.1 [2-01] R/W 0: Nee
1: Ja
A.4.4.2 [2-00] R/W 0: Elke dag
1: Maandag 2: Dinsdag 3: Woensdag 4: Donderdag
5: Vrijdag
6: Zaterdag 7: Zonda
g
A.4.4.3 [2-02] R/W 0~23 uur, stap: 1 uur
23
A.4.4.4 [2-03] R/W 55~75°C, stap: 5°C
70°C
A.4.4.5 [2-04] R/W 5~60 min, stap: 5 uur
10
└─ Maximale instelpunt
A.4.5 [6-0E] R/W Als [E-07]=0
40~75°C, stap: 1°C
60°C
Als [E-07]=5 40~80°C, stap: 1°C
80°C
└─ SP comf modus
A.4.6 [2-01] R/W
0: Absoluut
1: Weersafh.
└─ Weersafhankelijke curve
A.4.7 [0-0B] R/W 35~[6-0E]°C, stap: 1°C
55°C
A.4.7 [0-0C] R/W 45~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
A.4.7 [0-0D] R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.4.7 [0-0E] R/W -40~5°C, stap: 1°C
-10°C
└─ Warmtebronnen
└─ Back-upverwarming
A.5.1.1 [4-00] R/W 0~2
0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakel
d
A.5.1.3 [4-07] R/W 0: Nee
1: Ja
A.5.1.4 [5-01] R/W -15~35°C, stap: 1°C
-4°C
└─ Systeemwerking
└─ Automatische herstart
A.6.1 [3-00] R/W 0: Nee
1: Ja
└─ Voorkeur kWh-tarief
A.6.2.1 [D-00] R/W
0~3
0: Geen
1: Alleen BSH 2: Alleen BUH 3: Alle heaters
A.6.2.2 [D-05] R/W 0: Gedwongen uit
1: Als normaa
l
└─ Gemiddelde tijd
A.6.4 [1-0A] R/W
0: Geen gemiddelde
1: 12 uur 2: 24 uur 3: 48 uur 4: 72 uur
└─ Afwijk. buitenvoeler
Heater toegest
Gedwongen pomp UIT
BUH stap 2 (*1)(*2) activeren
Evenwichtstemp.
Starttijd
Eindtemperatuur
Tijdsduur
Bedrijfsdag
Weersafhankelijke curve
Weersafhankelijke curve
UIT-tmp verwrm kamer
AAN-tmp kamerkoeling
Weersafhankelijke curve
Bedrijfmodus
Weersafhankelijke curve
Desinfectie
Verwarming
Koeling
Kamertemp.afwijking
Afwijk. ext. kamersensor
Kamertemp. stap
4P522033-1A - 2018.06
(*1) *B*CAV3/CAW1_
(*2) *D*CAV3/CAW1_
(*3) *B*CA3*_(*4) *D*CA3*
Page 95
5/8
Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
A.6.5 [2-0B] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
└─ Ketel rendement
A.6.A [7-05] R/W
0: Zeer hoog
1: Hoog 2: Middel 3: Laag 4: Zeer laa
g
└─ Noodgeval
A.6.C R/W
0: Handmatig
1: Automatisch
└─ Overzicht instellingen
A.8 [0-00] R/W [9-05]~min(45, [9-06])°C, stap: 1°C
35°C
A.8 [0-01] R/W [9-05]~[9-06]°C, stap: 1°C
45°C
A.8 [0-02] R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8 [0-03] R/W -40~5°C, stap: 1°C
-10°C
A.8 [0-04] R/W [9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C
8°C
A.8 [0-05] R/W [9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C
12°C
A.8 [0-06] R/W 25~43°C, stap: 1°C
35°C
A.8 [0-07] R/W 10~25°C, stap: 1°C
20°C
A.8 [0-0B] R/W 35~[6-0E]°C, stap: 1°C
55°C
A.8 [0-0C] R/W 45~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
A.8 [0-0D] R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8 [0-0E] R/W -40~5°C, stap: 1°C
-10°C
A.8 [1-00] R/W -40~5°C, stap: 1°C
-10°C
A.8 [1-01] R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8 [1-02] R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
45°C
A.8 [1-03] R/W [9-01]~min(45, [9-00])°C, stap: 1°C
35°C
A.8 [1-04] R/W 0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakel
d
A.8 [1-05] R/W 0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakel
d
A.8 [1-06] R/W 10~25°C, stap: 1°C
20°C
A.8 [1-07] R/W
25~43°C, stap: 1°C
35°C
A.8 [1-08] R/W [9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C
22°C
A.8 [1-09] R/W [9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C
18°C
A.8 [1-0A] R/W
0: Geen gemiddelde
1: 12 uur 2: 24 uur 3: 48 uur 4: 72 uur
A.8 [2-00] R/W 0: Elke dag
1: Maandag 2: Dinsdag 3: Woensdag 4: Donderdag
5: Vrijdag
6: Zaterdag 7: Zonda
g
A.8 [2-01] R/W 0: Nee
1: Ja
A.8 [2-02] R/W 0~23 uur, stap: 1 uur
23
A.8 [2-03] R/W 55~75°C, stap: 5°C
70°C
A.8 [2-04] R/W 5~60 min, stap: 5 min
10 min
A.8 [2-05] R/W 4~16°C, stap: 1°C
16°C
A.8 [2-06] R/W 0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakel
d
A.8 [2-09] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8 [2-0A] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8 [2-0B] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8 [3-00] R/W 0: Nee
1: Ja
A.8 [3-01]
0
A.8 [3-02]
1
A.8 [3-03]
4
A.8 [3-04]
2
A.8 [3-05]
1
A.8 [3-06] R/W 18~30°C, stap: A.3.2.4
30°C
A.8 [3-07] R/W 12~18°C, stap: A.3.2.4
16°C
A.8 [3-08] R/W 25~35°C, stap: A.3.2.4
35°C
A.8 [3-09] R/W 15~25°C, stap: A.3.2.4
15°C
--
-­Wat is gewenste maximum kamertemp bij verwarming?
Wat is gewenste minimum kamertemp bij verwarming?
Wat is gewenste maximum kamertemp bij koeling?
Wat is gewenste minimum kamertemp bij koeling?
Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur
Wat is vereiste afwijking bij de gemeten buitentemp?
Is auto herstart van de unit toegestaan?
--
--
--
Wanneer moet desinfectie- functie starten?
Wat is de desinfectie- eindtemperatuur?
Hoelang moet de tanktemp worden gehandhaafd?
Vorstbeschermende kamertemperatuur
Vorstbeveiliging kamer
Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur
Hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA koeling.
Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA koeling. Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA koeling. Wat is de gemid. tijd voor de buitentemp?
Wanneer moet desinfectie worden uitgevoerd?
Moet de desinfectie- functie worden uitgevoerd?
Hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA verwarming.
Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA verwarming. Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA verwarming. Weersafhankelijke koeling van de primaire aanvoerwatertemperatuurzone.
Weersafhankelijke koeling van de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone.
Lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA koeling.
Lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA koeling.
Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
Hoge omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
Lage omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
Lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA verwarming.
Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA verwarming. Hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA verwarming.
Lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA verwarming.
Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA koeling. Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA koeling. Hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA koeling.
Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA verwarming.
(*1) *B*CAV3/CAW1_ (*2) *D*CAV3/CAW1_ (*3) *B*CA3*_(*4) *D*CA3*
4P522033-1A - 2018.06
Page 96
6/8
Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
A.8 [4-00] R/W 0~2
0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakel
d
A.8 [4-01] R/W 0~2
0: Geen
1: BSH 2: BUH
A.8 [4-02] R/W 14~35°C, stap: 1°C
35°C
A.8 [4-03] R/W 0: Beperkt
1: Geen beperking 2: Meest optimaal
3: Optimaal
4: Alleen le
g
ionella
A.8 [4-04] R/W
0: Pomp werkt continu
1: Pomp werkt intermitterend 2: Geen beschermin
g
A.8 [4-05]
0
A.8 [4-06]
0/1
A.8 [4-07] R/W 0: Nee
1: Ja
A.8 [4-08]
0
A.8 [4-09]
1
A.8 [4-0A]
0
A.8 [4-0B] R/W 1~10°C, stap: 0,5°C
1°C
A.8 [4-0D] R/W 1~10°C, stap: 0,5°C
3°C
A.8 [4-0E] Is de installateur ter plaatse? R/W 0: Nee
1: Ja
A.8 [5-00] R/W 0: Toegestaan
1: Niet toe
g
estaan
A.8 [5-01] R/W -15~35°C, stap: 1°C
-4°C
A.8 [5-02] R/W 0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakel
d
A.8 [5-03] R/W -15~35°C, stap: 1°C
0°C
A.8 [5-04] R/W 0~20°C, stap: 1°C
10°C
A.8 [5-05]
50
A.8 [5-06]
50
A.8 [5-07]
50
A.8 [5-08]
50
A.8 [5-09]
20
A.8 [5-0A]
20
A.8 [5-0B]
20
A.8 [5-0C]
20
A.8 [5-0D] R/W
R/O (*3)(*4)
0~5
1: 1P,(1/1+2)
4: 3PN,(1/2) 5: 3PN,
(
1/1+2
)
A.8 [5-0E]
1
A.8 [6-00] R/W 2~20°C, stap: 1°C
2°C
A.8 [6-01] R/W 0~10°C, stap: 1°C
2°C
A.8 [6-02] R/W 0~10 kW, stap: 0,2 kW
3 kW
A.8 [6-03] R/W 0~10 kW, stap: 0,2 kW
3 kW
A.8 [6-04] R/W 0~10 kW, stap:0,2 kW
0 kW
A.8 [6-05]
0
A.8 [6-06]
0
A.8 [6-07]
0
A.8 [6-08] R/W 2~20°C, stap: 1°C
10°C
A.8 [6-09]
0
A.8 [6-0A] R/W 30~[6-0E]°C, stap: 1°C
55°C
A.8 [6-0B] R/W 30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
A.8 [6-0C] R/W 30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
A.8 [6-0D] R/W 0: Uitsl warmhoudn
1: Warmh + gprog
2: Uitsl
geprog
A.8 [6-0E] R/W Als [E-07]=0
40~75°C, stap: 1°C
60°C
Als [E-07]=5 40~80°C, stap: 1°C
80°C
A.8 [7-00] R/W 0~4°C, stap: 1°C
0°C
A.8 [7-01] R/W 2~40°C, stap: 1°C
2°C
A.8 [7-02] R/O
0: 1 AWT-zone
1: 2 AWT zones
A.8 [7-03]
2.5
A.8 [7-04]
0
A.8 [7-05] R/W
0: Zeer hoog
1: Hoog 2: Middel 3: Laag 4: Zeer laa
g
A.8 [8-00]
1 min
Ketel rendement
--
Wat is het max. temperatuurinstelpunt?
Temperatuur overregeling boosterverwarming warm tapwater
Hysterese boosterverwarming warm tapwater
Hoeveel zones Temperatuur Aanvoerwater zijn er?
--
--
Welke hysterese moet worden gebruikt warmhoudenstand
-­Wat is gewenste comfort opslagtemperatuur?
Wat is gewenste eco opslagtemperatuur?
Wat is de gewenste temp warmhouden?
Wat is gewenste instelpunt-stand voor warmtapwater?
Wat is capaciteit van boosterverwarming?
Wat is capaciteit van back-upverwarming stap 1?
Wat is capaciteit van back-upverwarming stap 2?
--
--
--
--
-­Welk type back-upverwarming installatie wordt toegepast?
-­Het temperatuurverschil dat de AAN-temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
Het temperatuurverschil dat de UIT-temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
--
--
--
--
--
--
Afwijking automatische omschakeling tussen verwarming en koeling.
Mag de back-upverwarming boven de evenwichtstemperatuur werken tijdens ruimteverwarming? Wat is de evenwichts- temperatuur voor gebouw?
Voorrang aan ruimteverwarming.
Temperatuur voorrang ruimteverwarming.
Instelpuntcorrectie voor temperatuur warm tapwater
-- (Wijzig deze waarde niet) Tweede stap activeren van de back-upverwarming?
--
--
-­Hysterese automatische omschakeling tussen verwarming en koeling.
Wat is bedrijfsmodus BUV?
Welke elek. verwarming heeft voorrang?
Onder welke buitentemperatuur is verwarmen toegestaan?
Werking van de boosterverwarming toegestaan
Waterl. tegen vorst beschermen
--
4P522033-1A - 2018.06
(*1) *B*CAV3/CAW1_
(*2) *D*CAV3/CAW1_
(*3) *B*CA3*_(*4) *D*CA3*
Page 97
7/8
Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
A.8 [8-01] R/W 5~95 min, stap: 5 min
30 min
A.8 [8-02] R/W 0~10 uur, stap: 0,5 uur
3 uur
A.8 [8-03] R/W 20~95 min, stap: 5 min
50 min
A.8 [8-04] R/W 0~95 min, stap: 5 min
95 min
A.8 [8-05] R/W 0: Nee
1: Ja
A.8 [8-06] R/W 0~10°C, stap: 1°C
3°C
A.8 [8-07] R/W [9-03]~[9-02], stap: 1°C
18°C
A.8 [8-08] R/W [9-03]~[9-02], stap: 1°C
20°C
A.8 [8-09] R/W [9-01]~[9-00], stap: 1°C
45°C
A.8 [8-0A] R/W [9-01]~[9-00], stap: 1°C
40°C
A.8 [8-0B]
13
A.8 [8-0C]
10
A.8 [8-0D]
16
A.8 [9-00] R/W 37~55°C, stap: 1°C
55°C
A.8 [9-01] R/W 15~37°C, stap: 1°C
25°C
A.8 [9-02] R/W 18~22°C, stap: 1°C
22°C
A.8 [9-03] R/W 5~18°C, stap: 1°C
5°C
A.8 [9-04] R/W 1~4°C, stap: 1°C
1°C
A.8 [9-05] R/W 15~37°C, stap: 1°C
25°C
A.8 [9-06] R/W 37~55°C, stap: 1°C
55°C
A.8 [9-07] R/W 5~18°C, stap: 1°C
5°C
A.8 [9-08] R/W 18~22°C, stap: 1°C
22°C
A.8 [9-09] R/W 3~10°C, stap: 1°C
5°C
A.8 [9-0A] R/W 3~10°C, stap: 1°C
5°C
A.8 [9-0B] R/W
0: Snel
1: Lan
g
zaam
A.8 [9-0C] R/W 1~6°C, stap: 0,5°C
1 °C
A.8 [9-0D] R/W 0~8, stap: 1
0 : 100% 1~4: 80~50% 5~8: 80~50%
6
A.8 [9-0E]
6
A.8 [A-00]
1
A.8 [A-01]
3
A.8 [A-02]
0
A.8 [A-03]
1
A.8 [A-04]
0
A.8 [B-00]
0
A.8 [B-01]
2
A.8 [B-02]
0
A.8 [B-03]
0
A.8 [B-04]
0
A.8 [C-00]
0
A.8 [C-01]
0
A.8 [C-02]
0
A.8 [C-03] R/W -25~25°C, stap: 1°C
0°C
A.8 [C-04] R/W 2~10°C, stap: 1°C
3°C
A.8 [C-05] R/W
1: Thermo AAN/UIT
2: Verw/koel vraa
g
A.8 [C-06] 0~2
1: Thermo AAN/UI
T
A.8 [C-07] R/W 0: Besturing AWT
1: Bst xt kmrthrms
2: Best. kmrthrmst
A.8 [C-08] R/W
0: Nee
1: Buitensensor 2: Kamersensor
A.8 [C-09] R/W
0: Normaal open
1: Norm.
g
esloten
A.8 [C-0A]
0
A.8 [C-0C] R/W 0~7
0
A.8 [C-0D] R/W 0~7
0
A.8 [C-0E] R/W 0~7
0
A.8 [D-00] R/W
0~3
0: Geen
1: Alleen BSH 2: Alleen BUH 3: Alle heaters
A.8 [D-01] R/W
0~3
0: Geen
1: Open tarief 2: Gesloten tarief
Wlke verwarm zijn toegest als voork kWh-trf e.voed daalt?
Type van geforceerd uit contact
Welk type externe sensor is er geïnstalleerd?
Wat is vereiste contacttype alarm-output?
-­Hoge elektriciteitsprijs decimaal (Niet gebruiken)
Middel elektriciteitsprijs decimaal (Niet gebruiken)
Lage elektriciteitsprijs decimaal (Niet gebruiken)
-­Bivalente activatietemperatuur.
Bivalente hysteresetemperatuur.
Wat is het vraagcontact voor de hoofdzone?
Wat is het vraagcontact voor de secundaire zone?
Wat is de unitbesturings- methode voor bedrijf?
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
Wat is gewenste delta T bij verwarmen?
Wat is gewnste delta T bij koelen?
Welk afgiftesysteem is aangesloten op de primaire AWT?
Kamertemperatuurhysterese.
Pompsnelheidsbegrenzing
--
Wat is de gewenste minimum AWT primair bij koelen?
Temperatuuroverregeling voor de aanvoerwatertemperatuur.
Wat is de gewenste minimum AWT secundair bij verwarmen?
Wat is de gewenste maximum AWT secundair bij verwarmen?
Wat is de gewenste minimum AWT secundair bij koelen?
Wat is de gewenste maximum AWT secundair bij koelen?
--
--
-­Wat is de gewenste maximum AWT primair bij verwarmen?
Wat is de gewenste minimum AWT primair bij verwarmen?
Wat is de gewenste maximum AWT primair bij koelen?
Aanpassen AWT toestaan voor kamerregeling?
Maximale aanpassing van de aanvoerwatertemperatuur.
Wat is de gewenste comfort AWT primair bij koeling?
Wat is de gewenste eco AWT primair bij koeling?
Wat is de gewenste comfort AWT primair bij verwarming?
Wat is de gewenste eco AWT primair bij verwarming?
Maximale bedrijfstijd voor het bereiden van warm tapwater
Antipendeltijd
Vertragingstimer van de boosterverwarming
Extra bedrijfstijd voor de maximale bedrijfstijd.
(*1) *B*CAV3/CAW1_ (*2) *D*CAV3/CAW1_ (*3) *B*CA3*_(*4) *D*CA3*
4P522033-1A - 2018.06
Page 98
8/8
Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
A.8 [D-02] R/W
0: Geen
1: Secund retour 2: Disinf. Shunt 3: Circul. Pomp 4: CP & desinf. Sh
A.8 [D-03] R/W 0: Uitgeschakeld
1: Ingeschakeld, omschakelen 2°C (van -2 tot 2°C)
2: Ingeschakeld, omschakelen 4°C (van
-
2 tot 2°C)
3: Ingeschakeld, omschakelen 2°C (van -4 tot 4°C) 4: Ingeschakeld, omschakelen 4°C (van -4 tot 4°C
)
A.8 [D-04] R/O
0: Nee
1: Ja
A.8 [D-05] R/W 0: Gedwongen uit
1: Als normaa
l
A.8 [D-07]
0
A.8 [D-08] R/W
0: Geen
1: 0,1 impuls/kWh 2: 1 impuls/kWh 3: 10 impuls/kWh 4: 100 impuls/kWh 5: 1000 im
p
uls/kWh
A.8 [D-09] R/W
0: Geen
1: 0,1 impuls/kWh 2: 1 impuls/kWh 3: 10 impuls/kWh 4: 100 impuls/kWh 5: 1000 im
p
uls/kWh
A.8 [D-0A]
0
A.8 [D-0B]
2
A.8 [D-0C] R/W 0~49
0
A.8 [D-0D] R/W 0~49
0
A.8 [D-0E] R/W 0~49
0
A.8 [E-00] R/O 0~5
2: monoblo
c
A.8 [E-01] R/O
0~1 1: 16
A.8 [E-02] R/O
0: Type 1 (*1) (*3) 1: T
yp
e 2 (*2) (*4
)
A.8 [E-03] R/W
R/O (*3)(*4)
0: Geen BUH (*1) (*2) 1: 1 stap (*3) (*4)
2: 2 sta
pp
en
A.8 [E-04] R/O
0~1 0: Nee
A.8 [E-05] R/W
0: Nee
1: Ja
A.8 [E-06]
1
A.8 [E-07] R/W
0: EKHWS
5: EKHWP
A.8 [E-08] R/W
0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakeld
A.8 [E-09]
0
A.8 [E-0A]
0
A.8 [E-0B]
0
A.8 [E-0C]
0
A.8 [E-0D] R/W
0: Nee
1: Ja
A.8 [E-0E] 0 A.8 [F-00] R/W
0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakeld
A.8 [F-01] R/W 10~35°C, stap: 1°C
20°C
A.8 [F-02]
3
A.8 [F-03]
5
A.8 [F-04]
0
A.8 [F-05]
0
A.8 [F-06]
0
A.8 [F-09] R/W
0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakeld
A.8 [F-0A]
0
A.8 [F-0B]
0
A.8 [F-0C]
1
A.8 [F-0D] R/W 0: Continu
1: Monster
2: Verzoe
k
--
-­Wat is de pomp- bedrijfsmodus?
--
--
--
-­De pomp werk tijdens abnormaal debiet.
--
--
--
--
De pomp mag buiten bereik werken.
Boven welke buitentemperatuur is koelen toegestaan?
--
--
Is het systeem opgevuld met glycol?
Is de energiespaarfunctie beschikbaar op de buitenunit?
Kan het systeem warm tapwater bereiden?
-­Welke soort warmtapwatertank is er geïnstalleerd?
Energiespaarfunctie voor buitenunit.
--
Wat is de middel elektriciteitsprijs? (Niet gebruiken)
Wat is de lage elektriciteitsprijs? (Niet gebruiken)
Welk type unit is er geïnstalleerd?
Welk type compressor is er geïnstalleerd?
Wat is het softwaretype van de binnenunit?
Wat is het aantal stappen van de BUV?
-­Wordt extrne kWh-mtr gebruikt voor meting vermogen?
Wordt extrne kWh-mtr gebruikt voor meting vermogen?
--
-­Wat is de hoge elektriciteitsprijs? (Niet gebruiken)
Welk type tapwaterpomp is er geïnstalleerd?
De aanvoerwatertemperatuur rond 0°C compenseren.
Is de optie box gebruikt voor verbruikscontrole?
Mag de pomp werken als voork kWh-trf e.voed daalt?
4P522033-1A - 2018.06
(*1) *B*CAV3/CAW1_
(*2) *D*CAV3/CAW1_
(*3) *B*CA3*_(*4) *D*CA3*
Page 99
Page 100
4P538847-1 2018.05
Copyright 2018 Daikin
Loading...