▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden
nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven
handelingen MOETEN door een erkende installateur worden
uitgevoerd.
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
1.2Voor de installateur
1.2.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
neem contact op met uw dealer.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het
product een logboek te voorzien met minstens: informatie over
onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by,
…
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke
plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
1.2.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1.2.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET
worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of
wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het
koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep
NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel
worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijkgevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
1.2.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld
zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.2.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
Page 6
2 Over de documentatie
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
1.2.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden
uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of
dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van
voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de
voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten
geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met
een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast
kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 7
3 Over de doos
▪ Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Installatiehandleiding van de bedieningskast:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de bedieningskast)
▪ Installatiehandleiding van de kast met opties:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de optiekast )
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens enz.
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
2.2Overzicht van de uitgebreide
handleiding voor de installateur
HoofdstukBeschrijving
Algemene
veiligheidsmaatregelen
Over de documentatieWelke documentatie bestaat er voor de
Over de doosDe units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties▪ De units identificeren
Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke
toepassingen
VoorbereidingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InstallatieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
ConfiguratieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InbedrijfstellingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen
vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van
het systeem
en kennen vooraleer on-site te gaan
en kennen om het systeem te
installeren
en kennen om het systeem na installatie
ervan te configureren
en kennen om het systeem op te
leveren nadat het werd geconfigureerd
HoofdstukBeschrijving
Aan de gebruiker
overhandigen
Onderhoud en serviceDit hoofdstuk beschrijft de manier
Storingen opsporen en
oplossen
Als afval verwijderenDit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevensDit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Tabel met lokale
instellingen
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de
gebruiker moet worden uitgelegd en
overhandigd
waarop de units onderhouden moeten
worden
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet
worden ingevuld en die nadien moet
bewaard worden om deze later te
kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor
de gebruiker bevat tevens een tabel met
installateurinstellingen. Deze tabel moet
door de installateur worden ingevuld en
aan de gebruiker worden overhandigd.
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de dozen met de
buitenunit, regelkast, en/of optiekast on-site werden geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
Houd rekening met de volgende zaken:
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7
Page 8
3 Over de doos
1
4
5
2
3
4×
157~160 kg
1×
2×
2×
ENERG
IJAY
IAIE
ENERG
IJAY
IAIE
1×
1×1×1×1×
abcd
2×2×
fe
g
1
3.2Buitenunit
3.2.1De buitenunit uitpakken
3.2.3Om de toebehoren van de buitenunit uit te
nemen
1 Open de buitenunit.
2 Neem de accessoires eruit.
3.2.2De buitenunit hanteren
Draag de unit traag zoals op de afbeelding getoond:
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit
NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
a Algemene veiligheidsmaatregelen
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
c Installatiehandleiding van de buitenunit
d Bedieningshandleiding
e Afdichtingsring voor afsluiter
f Afsluiter
g Energielabel
3.3Bedieningskast
OPMERKING
Regelkast EKCB07CAV3 is een optie en kan niet
autonoom worden gebruikt.
3.3.1De regelkast uitpakken
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 9
4 Over de units en opties
2
2×2×2×
abc
1
2
2×
a
3.3.2De accessoires uit de regelkast nemen
1 Open de regelkast.
2 Neem de accessoires eruit.
a M4-bouten voor de gebruikersinterface
b M4-moeren voor de gebruikersinterface
c Draden voor de relais van de boosterverwarming voor
warm tapwater
3.4.2De accessoires uit de kast met opties
nemen
1 Open de kast met opties.
2 Neem de accessoires eruit.
a Connectoren voor de doorverbindingskabel tussen de kast
met opties en de regelkast EKCB07CAV3.
3.4Kast met opties
OPMERKING
▪ Optiekast EK2CB07CAV3 is een optie en kan niet
autonoom worden gebruikt.
▪ Om de kast met opties te kunnen gebruiken, moet de
optionele bedieningskast EKCB07CAV3 deel uitmaken
van het systeem.
3.4.1De optiekast uitpakken
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
4Over de units en opties
4.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De buitenunit identificeren
▪ De regelkast identificeren (indien van toepassing)
▪ De optiekast identificeren (indien van toepassing)
▪ De buitenunit met opties combineren
▪ De regelkast met opties combineren
▪ De optiekast met opties combineren
▪ Mogelijke combinaties van buitenunit en warmtapwatertank
4.2Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
4.3.1Mogelijke combinaties van buitenunit en
opties
4.2.2Identificatielabel: Regelkast
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: EKCB07 CA V3
CodeBeschrijving
EKEuropese kit
CBRegelkast
07Capaciteitklasse
OptieNodige systeemcomponenten voor die optie
Buitenunit EBLQ
+EDLQ011~016CA3V3+W1
Optionele apparatuur
Gebruikersinterface
(EKRUCBL*)(verplicht)
Vereenvoudigde
gebruikersinterface
(EKRUCBS)
Warm tapwatertankOOO
Afstandbuitensensor
(EKRSCA1)
Gereedschap PC Updater
(EKPCCAB)
Kamerthermostaat
(EKRTWA, EKRTR1)
O
O
O
O
OO
Regelkast
EKCB07CAV3
a Buitenunit (EBLQ+EDLQ011~016CA(3)V3+W1)
b Koelmiddeldeel van de buitenunit
c Hydrodeel van de buitenunit
d Klepkit EKMBHBP1
e Back-upverwarming
f Regelkast EKCB07CAV3
g Optiekast EK2CB07CAV3
h Warm tapwatertank
i Ruimteverwarmingscircuit
Optiekast
EK2CB07CAV3
Klepkit EKMBHBP1
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 11
4 Over de units en opties
OptieNodige systeemcomponenten voor die optie
Buitenunit EBLQ
+EDLQ011~016CA3V3+W1
Afstandsensor voor
draadloze thermostaat
(EKRTETS)
Warmtepompconvector
(FWXV)
Afstandbinnensensor
(KRCS01-1)
Ter plaatse te voorziene componenten
Bediening van de
ruimteverwarming/-koeling
(of afsluiter)
Elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief
(spanningsloos contact)
Pomp voor warm tapwaterOO
ElektriciteitsmeterOOO
AlarmuitgangOOO
Uitgang ruimtekoeling/-
verwarming AAN/UIT
Omschakeling naar externe
warmtebron
OO
OO
OOO
O
OO
OOO
OOO
Regelkast
EKCB07CAV3
Optiekast
EK2CB07CAV3
Klepkit EKMBHBP1
4.3.2Mogelijke opties voor de buitenunit
Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.7.7 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina39.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de
regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan
de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Warm tapwatertank
Om warm tapwater te kunnen leveren kan een warmtapwatertank op
de buitenunit worden aangesloten.
Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de tank
voor warm tapwater en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De warmtapwatertank kan alleen worden aangesloten
als de regelkast EKCB07CAV3 en de klepkit
EKMBHBP1 een onderdeel van het systeem zijn.
▪ De warmtapwatertank is aangesloten op het hydrodeel
van de buitenunit en bedraad op de regelkast
EKCB07CAV3.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de
buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de
buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen
direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te
hebben.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
Page 12
4 Over de units en opties
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen
warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Gridtoepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om:
▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen.
▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een
smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
4.3.3Mogelijke opties voor de regelkast
Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.7.7 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina39.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de
regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan
de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de regelkast
EKCB07CAV3 aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn
(EKRTWA) of draadloos (EKRTR1 en RTRNETA). Thermostaat
RTRNETA kan alleen worden gebruikt bij alleenverwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen
in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de
buitenunit (of deze van de regelkast EKCB07CAV3) en een PC. Hij
biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar
de gebruikersinterface en parameters naar de buitenunit. Voor de
beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de PCkabel, hoofdstuk "8Configuratie"op pagina 44 en het bijlageboek
voor optionele uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Gridtoepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om:
▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen.
▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
c
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een
smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
4.3.4Mogelijke opties voor de optiekast
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als
kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de
kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
De afstandbinnensensor is aangesloten op optiekast
EK2CB07CAV3. Voor installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het
bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de
kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen
▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen
▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen
▪ De energiemeting instellen
▪ Een externe temperatuursensor opstellen
Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers
in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke
kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende
vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd of gekoeld door hetDaikin-
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij
ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn,
adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,
zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming
kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter
alleen mogelijk als de regeling van de
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van
de unit is INgeschakeld.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt
en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden
gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische
noodstop [A.6.C] op 1 zetten.
5.2.1Een enkele kamer
5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
5.1Overzicht: Richtlijnen met
betrekking tot mogelijke
toepassingen
Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden vanhet
Daikin-warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als
gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken
gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische
maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in
evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze
maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de
installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren,
zie "8Configuratie"op pagina44.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Vloerverwarming of radiatoren –
Kamerthermostaat met draad
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
b Regelkast
c Back-upverwarming
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
Page 14
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
e
d
a
b
c
B
A
d
a
b
c
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface
die op regelkast EKCB07CAV3 is aangesloten. Mogelijke
installaties:
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is in de kamer gemonteerd en de
gebruikersinterface wordt als kamerthermostaat gebruikt.
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is binnenshuis gemonteerd, dichtbij
de buitenunit + de gebruikersinterface is in de kamer geplaatst
en wordt als kamerthermostaat gebruikt.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de
werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in
volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
▪ Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen:
▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en
programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat
e Draadloze externe kamerthermostaat
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2)
gestuurd.
▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt naar dewarmtepompconvectoren
gestuurd door een digitale uitgang op regelkast EKCB07CAV3
(X8M/6 en X8M/7).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt
worden, controleer of elke warmtepompconvector wel
degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
d
M1
a
c
b
T
BC
A
a
b
c
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
▪ Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
▪ Stijlvol.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectoren
geleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.
Opstelling
▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt door een digitale uitgang (X8M/6 en
X8M/7) op regelkast EKCB07CAV3 naar de volgende toestellen
gestuurd:
▪ De warmtepompconvectoren
▪ De afsluiter
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Koeling. De warmtepompconvectoren bieden naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
▪ Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met
Altherma LT.
▪ Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgevers
zorgt voor:
▪ Het uitstekend verwarmingscomfort van devloerverwarming
▪ Het uitstekend koelcomfort van dewarmtepompconvectoren
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
5.2.2Meerdere kamers – Eén AWT-zone
Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de
gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers
dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer
te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers
hebben.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor de
vloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer te
vermijden tijdens het koelen.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2)
gestuurd.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Vloerverwarming of radiatoren –
Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt
de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat
geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn die op regelkast
EKCB07CAV3 is aangesloten of een externe kamerthermostaat),
terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen
(ter plaatse te voorzien) geregeld wordt: deze openen of sluiten zich
in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
Page 16
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
BC
A
ee
d
M1M2
c
a
b
B
A
dd
C
b
a
c
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een
andere verwarmingsbron verwarmd kan worden.
Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
▪ Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
gebruikersinterfaces (gebruikt als kamerthermostaat) zo ingesteld
moet worden dat deze overeenstemt met de
hoofdgebruikersinterface.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten en
hoeven NIET op de buitenunit te worden aangesloten. De
buitenunit zal de hele tijd aanvoerwater leveren, met de
mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
0 (Besturing AWT): De unit werkt
op basis van de
aanvoerwatertemperatuur.
Vergeleken metvloerverwarming of radiatoren voor één kamer:
▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten
instellen.
Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe
kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Omloopklep
e Externe kamerthermostaat
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer
er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om ervoor
te zorgen dat de unit betrouwbaar blijft werken, moet deze met
een minimum waterdebiet worden gevoed zoals beschreven in
tabel "Het watervolume en waterdebiet controleren" in "6.3 De
waterleidingen voorbereiden"op pagina24.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
Vergeet niet dat de ruimtebedrijfsmodus van de secundaire
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen worden in parallel aangesloten op de digitale ingang van
regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De buitenunit zal
alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk
gevraagd wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
▪ Code: [C-07]
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor
verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u
verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2).
In dit document:
▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur in
verwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling
▪ Secundaire zone = de zone met de hoogste ontwerptemperatuur
in verwarming en de laagste ontwerptemperatuur in koeling.
OPMERKING
Als er twee aanvoerwatertemperatuurzones zijn en er
wordt een uitwendige kamerthermostaat gebruikt, dan is
koeling NIET mogelijk.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Externe kamerthermostaat
e Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse te
voorziene) afsluiters voor de vloerverwarming:
▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
tijdens het koelen van de kamers met
warmtepompconvectoren.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade)
kamerthermostaat ingesteld.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke externe
kamerthermostaat en afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze
overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u
STEEDS een mengklepstation in de primaire zone
plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in
verwarming)/te verhogen (in koeling) als de secundaire
zone verwarming/koeling vraagt.
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
E Kamer 3
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
Page 18
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
FHL1
FHL2
FHL3
M
abce
d
i
f
g
d
h
j
k
d Drukregelklep
e Mengklepstation
f Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De
reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te
hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de
primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de
secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor
beide watertemperatuurzones.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
OPMERKING
Daikin is NIET verantwoordelijk voor de werking van het
pomp van het mengklepstation. De installateur is
verantwoordelijk voor de werking van de pomp.
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen worden in parallel aangesloten op de digitale
ingang van regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De
buitenunit zal alleen de gewenste secundaire
aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk
gevraagd wordt.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke afstandsbediening van
de warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze
overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
In geval van
warmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor
de secundaire zone:
▪ #: [A.2.2.5]
▪ Code: [C-06]
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
Let op:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt
als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
1 (2 AWT-zones): Primair +
secundair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Geen onderscheid tussen
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
InstellingWaarde
AfsluiterAls de primaire zone tijdens de
koelstand afgesloten moet
worden om geen condensatie op
de vloer te hebben, stel dit dan
dienovereenkomstig in.
Op het mengklepstationStel de gewenste primaire
aanvoerwatertemperatuur voor
verwarming en/of koeling in.
Voordelen
▪ Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van
de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
excellent verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en
tevens het excellent koelcomfort van de
warmtepompconvectoren.
▪ Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de buitenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste
temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.
5.3De tank voor warm tapwater in/
opstellen
5.3.1Systeemlayout – Autonome
warmtapwatertank
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarming (optie)
f Regelkast
g Gebruikersinterface
h Gemotoriseerde 3‑wegklep
i Warm tapwatertank
j Warmtewisselaarspoel
k Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
5.3.2Het volume en de gewenste temperatuur
selecteren voor de warmtapwatertank
Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van
40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds
uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 19
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c
e
a
f
d
b
h
g
evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen
(bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C)
vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank omvat:
1Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Beantwoord de volgende vragen en bereken het
warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met
typische watervolumes:
VraagTypisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag
nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
1douche = 10min×10l/min =
100l
1bad = 150l
nodig?
Hoeveel water is er per dag
1spoelbak = 2min×5l/min = 10l
nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan
—
warm tapwater?
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin
(4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches
▪ 1bad
▪ 3gootsteenvolumes
Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen
FormuleVoorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1)Als:
▪ V2=180l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V1=280l
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1)Als:
▪ V1=480l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V2=307l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts éénmaal
opgewarmd
T2Temperatuur warmtapwatertank
T1Temperatuur koud water
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
TypeMogelijke volumes
Autonome warmtapwatertank▪ 150l
▪ 180l
▪ 200l
▪ 250l
▪ 300l
▪ 500l
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste
warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren,
kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). De
elektrische weerstand in de warmtepomp kan deze temperatuur
verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. Daikin
adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager
dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten
gebruiken.
▪ Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomp
presteert.
▪ Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's nachts,
adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.
▪ Als de energieprijzen 's nachts lager zijn, adviseert Daikin de
warmtapwatertank 'snacht op te warmen.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en
ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater
's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming
gevraagd wordt.
5.3.3Instelling en configuratie –
Warmtapwatertank
▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Om de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende
energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp
▪ De elektrische boosterverwarming
▪ Voor meer informatie over de volgende onderwerpen:
▪ Het energieverbruik optimaliseren om warm tapwater te
produceren, zie "8Configuratie"op pagina44.
▪ De elektrische bedrading van de warmtapwatertank op
regelkast EKCB07CAV3 aansluiten, zie de
installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
▪ De waterleiding van de warmtapwatertank op de buitenunit
aansluiten, zie de installatiehandleiding van de
warmtapwatertank.
5.3.4Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk
warm water
Opstelling
a Buitenunit
b Warmtapwatertank
c Pomp voor warm tapwater
d Regelkast
e Douche
f Koud water
g UITGANG warm tapwater
h Hercirculatieaansluiting
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
Page 20
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c
j
b
a
d f
i
e g
h
c
i
b
a
e
h
d
f
g
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.7.9De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina41
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina44.
▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie
de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.
5.3.5Warmtapwaterpomp voor desinfectie
Opstelling
a Buitenunit
b Warmtapwatertank
c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)
e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien)
g Koud water
h UITGANG warm tapwater
i Hercirculatieaansluiting
j Regelkast
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank kan maximum op 75°C
worden ingesteld (als [E-07]=0) of op 80°C (als [E-07]=5). Indien
de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur
voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp
en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp
en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond
aansluiten.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.7.9De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina41
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
De buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina44.
5.3.6Warmtapwaterpomp voor voorverwarming
van tank
Opstelling
b Warmtapwatertank
c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
d Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
e Douche (ter plaatse te voorzien)
f Koud water
g UITGANG warm tapwater
h Hercirculatieaansluiting
i Regelkast
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ Voor de autonome warmtapwatertank: als er geen elektrische
back-upverwarming in het ruimteverwarmingscircuit is, moet u een
warmtapwaterpomp voor voorverwarming van tank installeren.
Configuratie
De buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina44.
5.4De energiemeting instellen
▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen:
▪ Geproduceerde warmte
▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming
▪ Voor de ruimtekoeling
▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand
▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik
zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet
gegarandeerd kan worden.
5.4.1Geproduceerde warmte
INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde
warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
INFORMATIE
Indien er geen glycol in het systeem is ([E‑0D]=1]), zal de
geproduceerde warmte NIET worden berekend en zal
deze niet op de gebruikersinterface verschijnen.
▪ Toepasbaar op alle modellen.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur
▪ Het debiet
▪ Het energieverbruik van de boosterverwarming (indien van
toepassing) in de warmtapwatertank
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
▪ Alleen wanneer een boosterverwarming in het systeem
aanwezig is, meet dan zijn capaciteit (door de weerstand te
meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in.
Voorbeeld: Als u een boosterverwarmingsweerstand van
17,1Ω meet, bedraagt de capaciteit van de boosterverwarming
op 230V 3100W.
a Buitenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 21
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
5
8
0
1
5
0
0
0
cc
fd
g
ABCD
a
c
he
b
5
8
0
1
5
0
0
0
ge
B
dc
a
hCi
D
A
c
f
5.4.2Verbruikte energie
U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen:
▪ Door het te berekenen
▪ Via metingen
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte
energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en
de verbruikte energie meten (voor de buitenunit, bijv.) gaat
dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de
energiegegevens fout zijn.
De verbruikte energie berekenen
▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de buitenunit
▪ De ingestelde capaciteit van de boosterverwarming en de
optionele back-upverwarming
▪ De spanning
▪ In/opstelling en configuratie: om juiste energiegegevens te
bekomen, meet de capaciteit (door de weerstand te meten) en stel
de capaciteit via de gebruikersinterface in voor:
▪ De optionele back-upverwarming (stap1 en stap2)
▪ De boosterverwarming
De verbruikte energie meten
▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is.
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Ze vereist wel externe energiemeters.
▪ Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het
aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de
gebruikersinterface.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg
ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE
energietoevoer naar het systeem meten.
5.4.3Elektrische voeding met normaal kWhtarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Sluit de energiemeter aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
A Buitenunit
B Regelkast
C Warmtapwatertank
D Optiekast
a Elektriciteitskast (L1/N)
b Energiemeter (L1/N)
c Zekering (L1/N)
d Buitenunit (L1/N)
e Back-upverwarming (L1/N)
f Regelkast (L1/N)
g Boosterverwarming (L1/N)
h Optiekast (L1/N)
A Buitenunit
B Regelkast
C Warmtapwatertank
D Optiekast
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N)
b Energiemeter (L1/L2/L3/N)
c Zekering (L1/N)
d Zekering (L1/L2/L3/N)
e Buitenunit (L1/L2/L3/N)
f Back-upverwarming (L1/N)
g Regelkast (L1/N)
h Boosterverwarming (L1/N)
i Optiekast (L1/N)
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken:
▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.
▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van
energiemeters.
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X2M/9 en X2M/10 van
optiekast EK2CB07CAV3.
▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen
welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het
aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
▪ Zie "5.4.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina21 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
5.4.4Elektrische voeding met voorkeur kWhtarief
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Algemene regel
▪ Energiemeter1: Deze meet het koelmiddeldeel van de buitenunit.
▪ Energiemeter2: Deze meet de rest (d.w.z. het hydrodeel van de
buitenunit, regelkast EKCB07CAV3, optiekast EK2CB07CAV3, de
back-upverwarmingskit en de optionele boosterverwarming).
Opstelling
▪ Sluit energiemeter 1 aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
Page 22
6 Voorbereiding
fe
ig
ba
d
jCBk
D
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
A
e
h
c
▪ Sluit energiemeter 2 aan op X2M/9 en X2M/10 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Energiemetertypes
▪ Energiemeter1: Monofasige of driefasige energiemeter.
▪ Energiemeter2: Monofasige energiemeter.
Voorbeeld
Unit met driefasige compressormodule (EBLQ/
EDLQ011+014+016CA3W1):
A Buitenunit
B Regelkast
C Warm tapwatertank
D Optiekast
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N): elektrische voeding met
Voorkeur kWh-tarief
b Elektriciteitskast (L1/N): elektrische voeding met normaal
kWh-tarief
c Energiemeter (L1/L2/L3/N)
d Energiemeter (L1/N)
e Zekering (L1/N)
f Zekering (L1/L2/L3/N)
g Buitenunit (L1/L2/L3/N)
h Back-upverwarming (L1/N)
i Regelkast (L1/N)
j Boosterverwarming (L1/N)
k Optiekast (L1/N)
5.5Een externe temperatuursensor
opstellen
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Deze kan dan de
binnen- of buitenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert een
externe temperatuursensor in de volgende gevallen te gebruiken:
Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze
de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de
gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling:
▪ Vereist regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.F.5].
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden:
▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling: Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding
van de afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
▪ Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B].
▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een
andere reden om de optionele buitensensor voor de
omgevingstemperatuur te plaatsen.
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of
de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor
voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de
weersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruikt
om automatisch over te schakelen tussen verwarming en
koeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de
interne sensor van de buitenunit gebruikt.
6Voorbereiding
6.1Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden
afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
6.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake afstanden (zie
"Ruimte voor service: Buitenunit" in het hoofdstuk "Technische
gegevens").
INFORMATIE
Indien op de unit afsluiters werden geplaatst, voorzie een
ruimte van minimum 400 mm rond de kant van de
luchtinlaat. Indien op de unit GEEN afsluiters werden
geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 250mm.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 23
6 Voorbereiding
b
a
b
c
c
b
c
a
a
b
c
d
c
d
Indien het systeem een warmtapwatertank bevat, moet aan de
volgende vereisten worden voldaan:
Maximum toegestane afstand
tussen de buitenunit en …
tank voor warm tapwater10m
3-wegsklep10m
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op.
▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit
blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
Afstand
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan
rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten te worden geïnstalleerd
bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de stand voor koeling,
van –25~25°C in de stand voor ruimteverwarming en van –25~35°C
in de stand voor de bereiding van warm tapwater.
6.2.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
a Stootplaat
b Belangrijkste windrichting
c Luchtuitlaat
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
koude klimaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
Page 24
6 Voorbereiding
c
a
b
c
d
d
100
50
50
600
50
50
(mm)
100
50
50
600
50
50
(mm)
▪ De bedieningskast is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C.
Installeer de regelkast NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
6.2.4Vereisten voor de plaats waar de kast met
opties geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
a Afdakje tegen de sneeuw
b Voetstuk
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat
Voorzie altijd minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit. De unit
moet bovendien ook minstens 100 mm boven de maximaal
verwachte sneeuwhoogte geplaatst zijn. Zie "7.3 De buitenunit
monteren"op pagina31 voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
6.2.3Vereisten voor de plaats waar de
regelkast geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
buitenunit
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
back-upverwarmingskit
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
warmtapwatertank
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
20m
10m
10m
Maximumafstand tussen de kast met opties en de
bedieningskast EKCB07CAV3
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
▪ De kast met opties is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het
installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
▪ De kast met opties is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C.
Installeer de optiekast NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
3m
6.3De waterleidingen voorbereiden
6.3.1Vereisten voor de watercircuits
▪ De bedieningskast is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het
installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig
DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 25
M
FCU1
FCU2
FCU3
h
M
FHL1
FHL2
FHL3
i
kj
f
g
h
h
h
65°C
89°C
d
d
abce
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
OPMERKING
Indien er glycol in het systeem aanwezig is, zorg ervoor
dat het gebruikte schroefdraadafdichtmiddel tegen glycol
bestand is.
▪ Gesloten circuit. Gebruik de buitenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie
gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water
(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende
stukken te vermijden.
▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de
beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"14 Technische gegevens" op pagina 84 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de buitenunit.
▪ Waterdebiet. Het moet een minimumdebiet van 20l/min kunnen
garanderen. Indien het debiet lager is, zal het systeem stoppen te
werken en storing7H geven.
▪ Ter plaatse te voorziene componenten – Water en glycol.
Gebruik alleen materialen die compatibel zijn met het water (en,
indien van toepassing, glycol) dat in de installatie gebruikt wordt
en met de materialen van de buitenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
▪ Waterdruk. De maximumwaterdruk bedraagt 3 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de
maximumdruk NIET overschreden wordt.
▪ Watertemperatuur.Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
6 Voorbereiding
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarming
f Gemotoriseerde 3-wegsklep (geleverd met de
warmtapwatertank)
g Gemotoriseerde 2-wegsklep (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk
i Warm tapwatertank
j Warmtewisselaarspoel
k Boosterverwarming
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie) (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Zorg voor een geschikte
afvoer voor de veiligheidsklep om te vermijden dat water in
contact komt met elektrische onderdelen.
▪ Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud
gemakkelijk bereikbaar zijn. De buitenunit is voorzien van een
handmatig ontluchtingsventiel. De back-upverwarming (optie)
heeft een automatisch ontluchtingsventiel. Controleer of de
ontluchtingsventielen NIET te hard zijn vastgedraaid, zodat het
watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
▪ Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de
unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie
optreden.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
▪ Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het
warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig
gescheiden zijn.
▪ Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd
van de klep minder dan 60seconden bedragen.
▪ Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes
metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen,
wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
Page 26
6 Voorbereiding
c
d
ab
FHL1
FHL2
FHL3
M1
T1T3T2
M2M3
abce
fg
d
d
20
2,4
2,1
1,8
1,5
1,2
0,9
1
0,6
0,3
70120170
150105185
220
270
A
B
fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit
beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de
warmtepompinstallatie verwijderd.
▪ Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor
warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte
aan warm tapwater te voldoen.
▪ Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met
koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende
dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald
worden.
▪ Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de
apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
▪ Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd"op pagina60.
▪ Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden
geïnstalleerd.
▪ Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk
bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische
installatie.
▪ Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden
tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding
van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/
koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende
kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
De volgende afbeelding toont een opstelling met op afstand
bediende afsluiters:
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarmingskit
f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
OPMERKING
Het maximaal watervolume hangt af of glycol in het
watercircuit wordt toegevoegd. Raadpleeg "7.6.4 Het
watercircuit tegen vorst beschermen" op pagina 34 voor
meer informatie over het toevoegen van glycol.
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de
berekende voordruk te bepalen.
6.3.2Formule om de voordruk van het
expansievat te berekenen
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het
hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
6.3.3Het watervolume en waterdebiet
controleren
De buitenunit heeft een expansievat van 7 liter met een vooraf
ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ controleer het minimum en het maximum watervolume.
▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum 20 l
bedraagt, waarbij het watervolume in de buitenunit NIET inbegrepen
is.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
A Voordruk (bar)
B Maximum watervolume (l)
Water
Water + glycol
Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het
expansievat
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 27
6 Voorbereiding
a
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤185/105l
≤7mDe voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
(b)
Doe het volgende:
▪ Verlaag de voordruk
>185/105l
(b)
volgens het vereiste
hoogteverschil van de
installatie. De voordruk
moet met 0,1 bar
verlaagd worden voor
elke meter onder 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
>7mDoe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk
volgens het vereiste
hoogteverschil van de
installatie. De voordruk
moet met 0,1 bar
Het expansievat van de
buitenunit is te klein voor
de installatie. In dit geval
wordt er geadviseerd om
een extra vat buiten de
unit te installeren.
verhoogd worden voor
elke meter boven 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de buitenunit. Als de buitenunit zich op
het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de
installatiehoogte 0m.
(b) Het maximum watervolume bedraagt 185l wanneer het
circuit alleen met water wordt gevuld en 105l wanneer het
circuit met water en glycol wordt gevuld.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/backupverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle
omstandigheden.
OPMERKING
Indien glycol in het watercircuit werd toegevoegd en de
temperatuur van het watercircuit is laag, zal het debiet
NIET op het scherm van de gebruikersinterface worden
weergegeven. In dat geval kan het minimum debiet met
een pomptest worden gecontroleerd (controleer of storing
7H NIET op het scherm van de gebruikersinterface wordt
weergegeven).
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde
ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand
bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er
een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/
bediening).
Minimum nodig waterdebiet
20l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina70.
6.3.4De voordruk van het expansievat wijzigen
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar)
bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende
richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog
de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.
a Schrader-klep
6.3.5Het watervolume controleren:
voorbeelden
Voorbeeld 1
De buitenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De buitenunit wordt op het hoogste punt in het watercircuit
gemonteerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
350l. De concentratie van propyleenglycol is 35%.
Acties:
▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (105 l), moet de voordruk verlaagd
worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 150l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350 l meer is dan 150 l, is het expansievat NIET geschikt
voor de installatie. Daar heeft het systeem een uitwendig
expansievat nodig.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
Page 28
6 Voorbereiding
5
8
0
1
5
0
0
0
a
2
4
1
3
ecd
5
8
0
1
5
0
0
0
4
1
3
5
2
e
b
d c
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
ab
ecd
2
5
6
143
6.4De elektrische bedrading
voorbereiden
6.4.1Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als
leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden
geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden
aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWhtarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur
kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken;
▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
Regelkast EKCB07CAV3 is ontworpen om een ingangssignaal te
ontvangen dat de buitenunit in de stand gedwongen-uit zet. Op dat
ogenblik zal de compressor niet werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische
voeding al dan niet onderbroken wordt.
6.4.3Overzicht van de elektrische
verbindingen, behalve de uitwendige
stelmotoren
Normale elektrische
voeding
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
De elektrische
voeding wordt
onderbroken
6.4.2Over de elektrische voeding met voorkeur
Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best
om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een
concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een
voordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven,
seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen
met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
De back-upverwarming MOET een speciale voeding
hebben en MOET beschermd worden door de
beveiligingsinrichtingen vereist door de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
kWh-tarief
Wanneer de
elektrische voeding
met voorkeur kWhtarief werkt, wordt de
elektrische voeding
NIET onderbroken.
De buitenunit wordt
uitgezet door de
bediening.
Opmerking: De
elektriciteitsleveranci
er moet het
stroomverbruik van
het hydrodeel van de
buitenunit toestaan
(en van de regelkast
als deze een
onderdeel van de
elektrische voeding
met voorkeur kWhtarief werkt, wordt de
elektrische voeding
onmiddellijk of na een
tijdje door de
elektriciteitsmaatscha
ppij onderbroken. In
dit geval moet het
hydrodeel van de
buitenunit (en de
regelkast als deze
een onderdeel van
het systeem is)
gevoed worden door
een afzonderlijke
normale elektrische
voeding.
installatie is).
a Normale elektrische voeding
b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
c Hydrodeel van de buitenunit
d Koelmiddeldeel van de buitenunit
e Regelkast
1 Elektrische voeding voor buitenunit
2 Doorverbindingskabel naar regelkast
3 Elektrische voeding voor regelkast
4 Elektrische voeding voor back-upverwarming
5 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
contact)
Wanneer de
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 29
6 Voorbereiding
M
1
2
14
6
19
15
16
18
20
17
21
13
101211 8 9
4
5
26
28
27
25
24
23
22
7
a
b
d
c
3
6 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om het
hydrodeel van de buitenunit te voeden in geval van
stroomonderbreking van de elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief)
6.4.4Overzicht van de elektrische verbindingen
voor de uitwendige en inwendige
stelmotoren
De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene
bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
Onderde
BeschrijvingDradenMaximumstr
el
7Elektrische voeding
voor regelkast
Doorverbindingskabel
8Doorverbindingskabel
tussen de buitenunit en
de regelkast
9Doorverbindingskabel
voor de
gebruikersinterface
(tussen de buitenunit
en de regelkast)
10Doorverbindingskabel
2+GND
2
2
2
oom in
functie
(a)
(b)
(c)
(d)
voor de
warmtapwaterpomp
(tussen de buitenunit
en de regelkast)
11Doorverbindingskabel
2
(e)
voor de regeling (of
afsluiter) van de
ruimteverwarming/koeling (tussen de
buitenunit en de
regelkast)
12Doorverbindingskabel
voor klepkit
EKMBHBP1 (tussen de
buitenunit en de
regelkast)
met voorkeur kWhtarief (spanningsloos
contact)
tapwater
ruimteverwarming/koeling (of afsluiter)
voor
boosterverwarming en
thermische beveiliging
(vanuit de regelkast)
voor
boosterverwarming
(naar de regelkast)
warm tapwater
warmtepompconvector
(a) Kabeldoorsnede 2,5mm².
(b) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
20m.
(c) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
(d) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
(e) Kabeldoorsnede 1,5mm.
(f) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale
belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
Buitenunit
Onderde
el
a Buitenunit
b Regelkast
c Optiekast
d Warm tapwatertank
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
Gebruikersinterface
13Gebruikersinterface2
Optionele uitrustingen
14Elektrische voeding
functie
Elektrische voeding
1Elektrische voeding
voor buitenunit
2Elektrische voeding
2+GND of
(a)
3+GND
26,3A
15Pomp voor warm
16Bediening van de
met normaal kWh-tarief
3Elektrische voeding
back-upverwarming
2+GND13A
173‑wegsklep3
18Elektrische voeding
(slechts 1× 230V)
Gebruikersinterface
4Gebruikersinterface2
Optionele uitrustingen
5Afstandbuitensensor2
(b)
(c)
19Elektrische voeding
Ter plaatse te voorziene onderdelen
6Bediening van de
ruimteverwarming/-
2
(c)
20Thermistortank voor
koeling (of afsluiter)
Regelkast
Onderde
Elektrische voeding
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
(a) Zie naamplaatje op buitenunit.
(b) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
(c) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
el
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
functie
21Kamerthermostaat/
3 (waarvan 2 met
deze van
onderdeel10
worden gedeeld)
2
2
2
4+GND
2+GND13A
2
3 of 4100mA
Uitgebreide handleiding voor de installateur
(h)
(c)
(f)
(d)
(g)
(a)
(f)
(g)
29
Page 30
7 Installatie
1×
2×
2×
6
5
1
3
4
2
8
9
7
3×
(g) De thermistor en aansluitdraad (12m) worden bij de tank
▪ Meer technische specificaties van de verschillende
verbindingen staan vermeld op de binnenzijde van de
units (buitenunit, regelkast, optiekast en backupverwarming).
▪ Voor de manier waarop de elektrische bedrading op de
buitenunit moet worden aangesloten (en op de
regelkast, de optiekast en de back-upverwarming als
deze units deel uitmaken van het systeem), raadpleeg
"7.7 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina36.
(a)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
oom in
functie
7.2De units openen
7.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
7.2.2De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
7Installatie
7.1Overzicht: Installatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en
weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
1De buitenunit monteren
2De regelkast monteren (indien van toepassing)
3De optiekast monteren (indien van toepassing)
4De waterleidingen aansluiten
5Aansluiten van de elektrische bedrading
6De installatie van de buitenunit afwerken
7De installatie van de regelkast afwerken (indien van toepassing)
8De installatie van de optiekast afwerken (indien van toepassing)
9De installatie van de back-upverwarming afwerken (indien van
toepassing)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
7.2.3Het deksel van de schakelkast van de
buitenunit openen
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 31
7 Installatie
3×
1
2
1
1
1
1
2
2×
1
1
2
2×
7.2.4Het deksel van de schakelkast van de
back-upverwarming van de buitenunit
openen
7.2.5De bedieningskast openen
WAARSCHUWING
De schroeven worden geleverd met getande borgringen.
Gebruik ALTIJD getande borgringen, ook wanneer de
schroeven moeten worden vervangen, anders kan iemand
een elektrische schok krijgen.
INFORMATIE
Neem de pluggen NIET uit het frontpaneel van de kast met
opties.
7.3De buitenunit monteren
7.3.1Over de montage van de buitenunit
Wanneer
De buitenunit moet worden gemonteerd alvorens de waterleiding
kan worden aangesloten.
Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende
stappen:
1De installatiestructuur voorzien.
2De buitenunit installeren.
3Afvoer voorzien.
4Ervoor zorgen dat de unit niet kan omvallen.
5De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats
voorbereiden" in "6Voorbereiding"op pagina22.
WAARSCHUWING
De schroeven worden geleverd met getande borgringen.
Gebruik ALTIJD getande borgringen, ook wanneer de
schroeven moeten worden vervangen, anders kan iemand
een elektrische schok krijgen.
INFORMATIE
De gaten in het frontpaneel dienen om de
gebruikersinterface op de regelkast aan te sluiten. Indien u
GEEN gebruikersinterface op de regelkast aansluit,
verwijder de pluggen dan NIET uit de gaten.
7.2.6De kast met opties openen
7.3.2Voorzorgsmaatregelen bij de montage
van de buitenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.3.3De installatiestructuur voorzien
Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de
unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai
maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het
schema van de fundering.
Maak als volgt 6 sets ankerbouten, moeren en sluitringen (ter
plaatse te voorzien) klaar:
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
31
Page 32
7 Installatie
≥150
620
350
(345-355)
a
(mm)
261.5
6× M12
20
a
6× M12
160620261.5119
161
260
285
279
345
595
416
262
38
71
C
D
E
DDDD
A
B
≥150 mm
b
a b
4× Ø6 mm
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit zodat het
voetpad NIET glad wordt bij vriestemperaturen.
▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de
unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en
afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
OPMERKING
Neem de gepaste maatregelen om te voorkomen dat het
afgevoerde condensaat NIET kan bevriezen als de unit in
een koud klimaat is geïnstalleerd.
a Zorg dat de afvoergaten niet afgedekt zijn.
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel
van de bouten bedraagt 20mm.
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast
op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats
waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of
loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.
7.3.4De buitenunit installeren
Afvoergaten (afmetingen in mm)
A Uitblaaszijde
B Afstand tussen verankeringspunten
C Onderkant frame
D Afvoergaten
E Uitduwgat voor sneeuw
OPMERKING
Als de afvoeropeningen van de buitenunit geblokkeerd
worden door een installatiebasis of het oppervlak van de
vloer, moet u de unit hoger plaatsen zodat er een vrije
ruimte van meer dan 150mm onder de buitenunit ontstaat.
7.3.5Afvoer voorzien
▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd.
▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om overtollig
water rond de unit af te voeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
32
Sneeuw
In gebieden waar het sneeuwt, kan de sneeuw zich opstapelen en
bevriezen tussen de warmtewisselaar en de buitenplaat. Hierdoor
kan het werkingsrendement afnemen. Om dit te voorkomen:
1 Boor (a, 4×) en verwijder het gat (b).
2 Verwijder de ruwe oneffenheden en verf de randen en de zones
rond de randen met reparatieverf om roestvorming te
voorkomen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 33
7 Installatie
318 mm
310 mm
318 mm
310 mm
7.3.6Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan
omvallen
Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen
overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit.
3 Steek een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te
voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast en span de kabels op.
5 Draai de schroeven in de onderste pluggen.
6 Draai de 4 schroeven stevig vast.
INFORMATIE
De gebruikersinterface kan op de bedieningskast worden
aangesloten. Zie voor meer informatie "7.7.7 De
gebruikersinterface aansluiten"op pagina39.
7.5De kast met opties monteren
7.5.1Voorzorgen bij het monteren van de
optiekast
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.5.2De kast met opties plaatsen
1 Verwijder de frontplaat.
2 Houd de rugplaat tegen de muur en markeer de
bevestigingspunten (2 bovenaan en 2 onderaan).
7.4De bedieningskast monteren
7.4.1Voorzorgen bij het monteren van de
regelkast
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.4.2De bedieningskast plaatsen
1 Verwijder de frontplaat.
2 Houd de rugplaat tegen de muur en markeer de
bevestigingspunten (2 bovenaan en 2 onderaan).
OPMERKING
Zorg ervoor dat de markeringen (2 per 2) perfect
horizontaal zijn en dat hun afmetingen met deze op de
afbeelding overeenstemmen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de markeringen (2 per 2) perfect
horizontaal zijn en dat hun afmetingen met deze op de
afbeelding overeenstemmen.
3 Boor 4 gaten en breng 4 pluggen aan (geschikt voor M5).
4 Draai de schroeven in de bovenste pluggen en hang de kast op
aan de schroeven.
5 Draai de schroeven in de onderste pluggen.
6 Draai de 4 schroeven stevig vast.
7.6De waterleidingen aansluiten
7.6.1Over het aansluiten van de waterleidingen
3 Boor 4 gaten en breng 4 pluggen aan (geschikt voor M5).
4 Draai de schroeven in de bovenste pluggen en hang de kast op
aan de schroeven.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Vooraleer de waterleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit is gemonteerd. Indien van toepassing,
controleer tevens of de regelkast en de back-upverwarming zijn
gemonteerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
33
Page 34
7 Installatie
ab
Typische werkstroom
De waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1De waterleidingen van de buitenunit aansluiten.
2De waterleidingen van de back-upverwarming en/of de
warmtapwatertank (indien van toepassing) aansluiten.
3Het watercircuit vullen.
4Het watercircuit tegen vorst beschermen (glycol toevoegen).
5De warmtapwatertank vullen (indien van toepassing).
6De waterleidingen isoleren.
7.6.2Voorzorgen bij het aansluiten van de
waterleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.6.3De waterleidingen aansluiten
OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingen
aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit
veroorzaken. Zorg dat het aanhaalkoppel NOOIT meer dan
30N•m bedraagt.
Er zijn 2afsluiters voorzien voor service en onderhoud. Monteer de
afsluiters op de wateringang en -uitgang voor ruimteverwarming. Let
op hun stand: de ingebouwde aftapkranen voeren alleen die kant
van het circuit af waar ze staan. Om alleen de unit af te kunnen
laten, zorg ervoor dat de aftapkranen zich tussen de afsluiters en de
unit bevinden.
OPMERKING
Wanneer een optionele tank voor warm tapwater geplaatst
werd: een drukveiligheidsklep (ter plaatse te voorzien) met
een openingsdruk van maximum 10 bar moet worden
geïnstalleerd op de inlaataansluiting koud tapwater
conform de geldende wetgeving.
OPMERKING
Wanneer een optionele tank voor warm tapwater geplaatst
werd:
▪ Monteer een aftapgereedschap en een
drukafvoerapparaat op de aansluiting van de inlaat van
koud water van de warm tapwatertank.
▪ Om te voorkomen dat er water zou terugstromen, is het
raadzaam om conform de geldende wetgeving een
terugslagklep te monteren op de waterinlaat van de
warm tapwatertank.
▪ Er wordt best een drukregelaar geïnstalleerd op de
koud-waterinlaat, conform de geldende wetgeving.
▪ Op de koud-waterinlaat dient bovendien een
expansievat conform de geldende wetgeving te worden
geïnstalleerd.
▪ Er wordt geadviseerd een overdrukveiligheidsklep te
monteren op een plaats hoger dan de bovenkant van
de tank voor warm tapwater. Door de tank voor warm
tapwater te verwarmen, zet het water uit, waardoor de
waterdruk in de tank tot boven de maximumdruk van de
tank kan stijgen indien geen drukveiligheidsklep werd
gemonteerd. De installatie ter plaatse (leidingen,
aftappunten, enz.) aangesloten op de tank zal deze
hoge druk ook ondervinden. Om dit te voorkomen moet
een drukveiligheidsklep geplaatst worden. De
beveiliging tegen overdrukken hangt af van de juiste
werking van de ter plaatse gemonteerde
drukveiligheidsklep. Indien deze NIET correct werkt, zal
overdruk de tank vervormen en waterlekkages
veroorzaken. Om de goede werking ervan te
controleren is regelmatig onderhoud vereist.
a Waterinlaat
b Wateruitlaat
1 Schroef de moeren van de buitenunit vast op de afsluiters.
2 Sluit de lokale leidingen aan op de afsluiters.
3 Indien de optionele tank voor warm tapwater aangesloten moet
worden, zie de installatiehandleiding van de tank voor warm
tapwater.
OPMERKING
Monteer een manometer in het systeem.
OPMERKING
Monteer de ontluchtingsventielen op alle hoge punten.
7.6.4Het watercircuit tegen vorst beschermen
Vorst kan het systeem beschadigen. Om de onderdelen van het
hydraulisch circuit tegen vorst te beschermen, bevat de software
vorstbeschermende functies, waaronder het bij lage temperaturen
inschakelen van de pomp, de inwendige verwarmers en/of de backupverwarming.
Indien er echter een stroomstoring is, kunnen deze
vorstbeschermende functies niet worden uitgevoerd. Daarom wordt
geadviseerd glycol in het watercircuit toe te voegen. De nodige
concentratie hangt af van de mogelijke laagste buitentemperatuur en
of u het systeem tegen barsten of vorst wilt beschermen. Om het
systeem tegen vorst te beschermen, is er meer glycol nodig. Voeg
glycol toe volgens onderstaande tabel.
INFORMATIE
▪ Tegen barsten beschermen: de glycol zal ervoor
zorgen dat de leidingen niet barsten, maar zal er NIET
voor zorgen dat de vloeistof in de leidingen niet
bevriest.
▪ Tegen vorst beschermen: de glycol zal ervoor zorgen
dat de vloeistof in de leidingen niet bevriest.
Mogelijke laagste
buitentemperatuur
–5°C10%15%
–10°C15%25%
–15°C20%35%
Tegen barsten
beschermen
Tegen vorst
beschermen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
34
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 35
7 Installatie
Mogelijke laagste
buitentemperatuur
Tegen barsten
beschermen
Tegen vorst
beschermen
–20°C25%—
–25°C30%—
OPMERKING
▪ De vereiste concentratie kan verschillen volgens het
type van glycol. Vergelijk STEEDS de vereisten in
bovenstaande tabel met de specificaties van de
producent van de glycol. Indien nodig, gebruik de
specificaties (vereisten) van de producent van de
glycol.
▪ De toegevoegde glycolconcentratie mag NOOIT meer
dan 35% bedragen.
▪ Indien de vloeistof in het systeem bevroren is, zal de
pomp NIET kunnen starten. Vergeet nooit dat wanneer
u het systeem tegen barsten beschermt, de vloeistof
erin nog steeds kan bevriezen.
▪ Wanneer er zich een stroomstoring voordoet of een
storing in de pomp en er werd GEEN glycol in het
systeem toegevoegd, laat het systeem leeglopen.
▪ Wanneer water in het systeem stil blijft staan, is de
kans groot dat het water bevriest en het systeem hierbij
beschadigt.
De soorten glycol die kunnen worden gebruikt, hangen af van het
van het feit of het systeem al dan niet een warmtapwatertank bevat:
Als…Dan…
Het systeem bevat een
Gebruik alleen propyleenglycol
(a)
warmtapwatertank
Het systeem bevat GEEN
warmtapwatertank
(a) Propyleenglycol, met inbegrip van de inhibitoren,
geklasseerd als CategorieIII volgens EN1717.
U kunt zowel propyleenglycol
als ethyleenglycol gebruiken
(a)
WAARSCHUWING
Ethyleenglycol is giftig.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het
systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een
zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld
door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen.
De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan
en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade
toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de
oxidatie van glycolen,
▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur
hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen
vervuilen of verstoppen,
▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan
ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de
glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
Door glycol in het watercircuit toe te voegen, vermindert het
toegestaan maximumwatervolume van het systeem. Voor meer
informatie, zie hoofdstuk “Het watervolume en waterdebiet
controleren” in de uitgebreide handleiding voor de installateur.
7.6.5Het watercircuit vullen
1 Sluit de watertoevoerslang aan op de aftap- en vulkraan.
OPMERKING
Glycol absorbeert water uit zijn omgeving. Voeg daarom
GEEN glycol toe die aan de lucht werd blootgesteld. Door
de dop van de glycolfles open te laten, stijgt de
waterconcentratie. De glycolconcentratie is lager dan
verwacht. Hierdoor kunnen de onderdelen van het
hydraulisch circuit toch bevriezen. Neem alle nodige
voorzorgen om glycol zo weinig mogelijk in contact te
brengen met lucht.
OPMERKING
▪ In geval van overdruk zal het systeem wat vloeistof via
de overdrukveiligheidsklep laten ontsnappen. Indien
glycol werd toegevoegd in het systeem, zorg er dan
voor dat er terug voldoende glycol wordt toegevoegd.
▪ In ieder geval, zorg er steeds voor dat de slang van de
overdrukveiligheidsklep NOOIT verstopt is om overdruk
te laten ontsnappen. Zorg ervoor dat er geen water in
de slang kan stagneren en/of bevriezen.
2 Open de aftap- en vulkraan.
3 Indien er een automatisch ontluchtingsventiel werd geplaatst,
zorg er dan voor dat deze open is.
4 Vul het watercircuit tot de manometer (ter plaatse te voorzien)
een druk aangeeft van ±2,0bar.
5 Ontlucht het watercircuit zoveel als mogelijk. Voor installatie-
6 Vul het circuit opnieuw tot de druk ±2,0bar bedraagt.
7 Herhaal stappen5 en 6 tot alle lucht uit het systeem is ontsnapt
en er geen drukvallen meer zijn.
8 Sluit de aftap- en vulkraan.
9 Koppel de watertoevoerslang los van de aftap- en vulkraan.
OPMERKING
De waterdruk op de manometer varieert volgens de
watertemperatuur (hogere druk bij hogere
watertemperatuur).
De waterdruk moet echter steeds groter dan 1bar zijn om
te voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
35
Page 36
7 Installatie
ba
cb
c
aa
A
AA´
A´
c bbac
a
B
B
7.6.6De tank voor warm tapwater vullen
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
tank voor warm tapwater.
7.6.7De waterleidingen isoleren
De leidingen van het volledige watercircuit MOETEN worden
geïsoleerd om geen condensatie te hebben tijdens het koelen en om
ervoor te zorgen dat de verwarmings- en koelcapaciteit niet
vermindert.
Om ervoor te zorgen dat de waterleidingen buiten tijdens de winter
niet bevriezen, MOET het isolatiemateriaal minstens 13 mm dik zijn
(met λ=0,039W/mK).
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
Bescherm tijdens de winter de waterleidingen en de afsluiters, zodat
deze niet kunnen bevriezen door verwarmingstape (ter plaatse te
voorzien) er rond te wikkelen. Indien de buitentemperatuur lager dan
–20°C kan worden en er wordt geen verwarmingstape gebruikt,
wordt geadviseerd de afsluiters binnen te monteren.
7.7De elektrische bedrading
aansluiten
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
7.7.3Richtlijnen voor het aansluiten van de
elektrische bedrading
Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het
bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt
werktuig.
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
DraadtypeMethode
Éénaderige draad
7.7.1Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluiten
Controleer of de waterleiding is aangesloten.
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1Controleren of het systeem van elektrische voedingen voldoet
aan de elektrische specificaties van de units.
2De elektrische bedrading op de buitenunit aansluiten (indien
van toepassing).
3De elektrische bedrading op regelkast EKCB07CAV3
aansluiten (indien van toepassing).
4De elektrische bedrading op optiekast EK2CB07CAV3
aansluiten (indien van toepassing).
5De primaire elektrische voeding aansluiten.
6De voeding van de back-upverwarming aansluiten
7De gebruikersinterface aansluiten.
8De afsluiters aansluiten (indien van toepassing).
9De elektriciteitsmeters aansluiten (indien van toepassing).
10 De warmtapwaterpomp aansluiten (indien van toepassing).
11 De alarmuitgang aansluiten (indien van toepassing).
12 De AAN/UIT-uitgang van de ruimtekoeling/verwarming
aansluiten (indien van toepassing).
13 De omschakeling naar een externe warmtebron aansluiten
(indien van toepassing).
7.7.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
Uitgebreide handleiding voor de installateur
36
▪ Voorbereiding
a Éénaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
Gevlochten geleider
met rond oog
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
O Toegelaten
X NIET toegelaten
OnderdeelAanhaalmoment (N•m)
Buitenunit
X3M0,8~0,9
X4M2,2~2,7
X5M0,8~0,9
X7M
Regelkast / optiekast
X1M2,2~2,7
X2M0,8~0,9
X4M/X7M1,3~1,6
X8M0,8~0,9
7.7.4De elektrische bekabeling op de
buitenunit aansluiten
1 Verwijder het deksel van de schakelkast. Zie "7.2.2 De
buitenunit openen"op pagina30.
2 Strip de isolatie (20mm) van de draden af.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 37
ab
a Strip de draad tot aan dit punt
a
b
c
d
≥25 mm
b
a
V3
b
a
W1
b Als te veel draad wordt gestript, kan dit tot elektrische
schokken of lekkages leiden.
3 Steek de bedrading doorheen de achterzijde van de unit:
a Kabel voor lage spanningen
b Kabel voor hoge spanningen
c Voedingskabel
d Voedingskabel back-upverwarming
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze
voor lage spanning moet minstens 25mm bedragen.
7 Installatie
TracésMogelijke kabels (afhankelijk van de
geïnstalleerde opties)
a
Lage spanning
▪ Gebruikersinterface
▪ Doorverbindingskabel naar regelkast
EKCB07CAV3
▪ Afstandbuitensensor (optie)
b
Hoge spanning
▪ Elektrische voeding met normaal kWh-
tarief
▪ Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
▪ Warmtepompconvector (optie)
▪ Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
▪ Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te
voorzien)
▪ Bediening ruimteverwarming/koeling
c
▪ Hoofdvoeding
Hoofdvoeding
d
▪ Elektrische voeding back-upverwarming
Elektrische voeding
back-upverwarming
4 In de unit, leg de bedrading als volgt:
a Voedingskabel
b Kabelbinder
5 Let op dat de kabels NIET met scherpe randen of hete
gasleidingen in contact kunnen komen.
6 Plaats het deksel op de schakelkast.
INFORMATIE
Indien optionele of ter plaatse te voorziene kabels
geplaatst moeten worden, voorzie voldoende lengte voor
deze kabels. Door hiervoor te zorgen zal de schakelkast
verwijderd en verplaatst kunnen worden en zal tevens de
toegang tot andere onderdelen tijdens
onderhoudswerkzaamheden mogelijk zijn.
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.
7.7.5De hoofdvoeding aansluiten
1 Sluit de hoofdvoeding als volgt aan:
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
37
Page 38
7 Installatie
X1M
1 2 3 L N
a
b
V3
1 2 3 L1 L2 L3 N
X1M
a
W1
X5M
A2P
X6Y
X1A
X4M
X3M
X6YA
X19A
1 2
9
10
X5M
A2P
X6Y
X1A
X6YB
X4M
X3M
5
6
X6YA
X19A
X2M
X8M
S1S
b
a
Voor een voeding met voorkeur kWh-tarief
a Elektrische voeding met normaal kWh-tarief
b Contact voorkeurvoeding (op de regelkast)
INFORMATIE
Voor de juiste stand en plaats van connectoren X6Y, X6YA
en X6YB in de schakelkast, zie de reparatiehandleiding.
a Voedingskabel (inclusief aardingskabel)
b Kabelbinder
2 Open de schakelkast en leg de bedrading als volgt:
Voor een voeding met normaal kWh-tarief
INFORMATIE
Wanneer een elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
gebruikt wordt, hangt de noodzaak van een afzonderlijke
elektrische voeding met normaal kWh-tarief voor het
hydrodeel van de buitenunit X3M/5+6 af van het type van
elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief.
Een afzonderlijke aansluiting op het hydrodeel van de
buitenunit is nodig:
▪ als de elektrische voeding met kWh-voorkeurtarief
onderbroken wordt wanneer deze in werking is, OF
▪ als het hydrodeel van de buitenunit geen stroom mag
verbruiken wanneer de elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief in werking is.
7.7.6De voeding van de back-upverwarming
aansluiten
VOORZICHTIG
Om zeker te zijn dat de unit volledig geaard is, verbind
steeds de elektrische voeding van de back-upverwarming
en de aardingskabel.
Controleer met de tabel hieronder of de elektrische voeding
overeenstemt met de capaciteit van de back-upverwarming.
Type back-
upverwarmin
g
*3V3kW1~230V13A—
1 Open de schakelkast van de back-upverwarming (zie "7.2.4Het
deksel van de schakelkast van de back-upverwarming van de
buitenunit openen"op pagina31).
2 Leg de bedrading als volgt:
Capaciteit
back-
upverwar
ming
Elektrische
voeding
Maximumstr
oom in
functie
Z
(Ω)
max
Uitgebreide handleiding voor de installateur
38
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 39
7 Installatie
K1M
K5M
X4M
PE L N
1 2 3
230 V AC
3 kW
L N
X5M
A5PA5P
1 2
ab
#Actie
1Sluit de kabel van de gebruikersinterface aan op de
buitenunit.
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
INFORMATIE
Voor meer informatie over de types van backupverwarming en de manier waarop de backupverwarming kan worden geconfigureerd, raadpleeg
hoofdstuk “Configuratie” in de installatiehandleiding van de
buitenunit.
7.7.7De gebruikersinterface aansluiten
Op de buitenunit aansluiten
INFORMATIE
▪ Indien regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel van
het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface als
volgt rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van het
systeem is, sluit de gebruikersinterface aan op de
regelkast. Voor aanwijzingen, zie hierna “Op de
regelkast aansluiten”.
a Hoofdgebruikersinterface
(a)
b Optionele gebruikersinterface
2Steek een schroevendraaier in de openingen onderaan de
gebruikersinterface en maak voorzichtig de voorplaat los
van de wandplaat.
De printplaat bevindt zich in de voorplaat van de
gebruikersinterface. Wees voorzichtig om deze NIET te
beschadigen.
3Bevestig de wandplaat van de gebruikersinterface op de
muur.
4Sluit aan zoals getoond in 4A, 4B, 4C of 4D.
5Zet de voorplaat terug op de wandplaat.
Wees voorzichtig de bedrading NIET te knijpen wanneer u
de frontplaat op de unit vastmaakt.
(a) De hoofdgebruikersinterface is vereist voor de bediening,
maar moet afzonderlijk worden besteld (verplichte optie).
Op de regelkast aansluiten
▪ Als u 1 gebruikersinterface gebruikt, kunt u deze op regelkast
EKCB07CAV3 aansluiten (voor bediening dichtbij de regelkast) of
in de kamer (waar gebruikt als kamerthermostaat).
▪ Als u 2 gebruikersinterfaces gebruikt, kunt u 1 gebruikersinterface
op regelkast EKCB07CAV3 aansluiten (voor bediening dichtbij de
regelkast) + 1 gebruikersinterface in de kamer (waar gebruikt als
kamerthermostaat).
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
39
Page 40
7 Installatie
X2M
X8M
X1M
A1P
20
21
A5P
a
X5M
20
21
1 2
X2M
2×
2
4
3
1
2×
b
a
PCB
1×
a
PCB
b
1×
a
b
PCB
b
1×
a
PCB
b
b
1×
#Op de regelkastIn de kamer
1Sluit de kabel van de
gebruikersinterface aan op de
aansluitingspunten X2M/20+21 van
de regelkast.
Bevestig de kabel met kabelbinders
op de kabelbinderbevestigingen.
Sluit de kabel van
de
gebruikersinterface
aan op de
aansluitingspunten
X2M/20+21 van de
regelkast.
Leg de kabel vanaf
de rechterkant van
de
aansluitingspunten,
maak hem vast met
kabelbinderbevestigi
ngen en leid hem
doorheen het gat
van de bedrading
voor laagspanning.
a Hoofdgebruikersinterface
2Sluit de regelkast aan op de buitenunit.
Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
#Op de regelkastIn de kamer
4Maak de wandplaat van de
gebruikersinterface vast op het
frontpaneel van de regelkast met de
M4-bouten en moeren uit de zak met
accessoires.
Let op dat u de vorm van de
achterzijde van de
gebruikersinterface NIET vervormt
door de montageschroeven te stevig
vast te draaien.
Maak de wandplaat
van de
gebruikersinterface
vast op de muur.
Indien er GEEN
gebruikersinterface
op de regelkast
wordt aangesloten,
verwijder dan NIET
de pluggen uit de
gaten in het
frontpaneel.
5Sluit aan zoals getoond in 4A.Sluit aan zoals
getoond in 4A, 4B,
4C of 4D.
6Maak het frontpaneel terug vast op de wandplaat.
Wees voorzichtig de bedrading NIET te knijpen wanneer u
het frontpaneel op de regelkast vastmaakt.
4A Langs de achterkant
4C Langs boven
3Steek een schroevendraaier in de openingen onderaan de
Uitgebreide handleiding voor de installateur
40
gebruikersinterface en maak voorzichtig de frontpaneel los
van de wandplaat.
De printplaat bevindt zich in de voorplaat van de
gebruikersinterface. Wees voorzichtig om deze NIET te
beschadigen.
a Snijd of verwijder dit deel met een tang enz. uit om de
draden erdoor te leiden.
b Maak de draden goed vast op het frontstuk van de kast
met behulp van een draadhouder en een klem.
7.7.8De afsluiter aansluiten
1 Sluit de kabel van de bediening van afsluiter aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
OPMERKING
Sluit alleen NO (normaal open) kleppen aan.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
4B Langs links
4D Langs boven midden
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 41
NO
X5M
X4M
X3M
M2S
2
1
INFORMATIE
X2M
X8M
6 7
X5M
X3M
M2S
1
2
X2M
X8M
8 9
1~
M
M2P
X5M
X3M
3
4
a
b
c
1 2 3
1 2 3
X8M
X1M
Standaard moet de afsluiter op de buitenunit worden
aangesloten. Indien er echter een regelkast EKCB07CAV3
in het systeem aanwezig is, kunt u deze ook op de
regelkast aansluiten. Om dit te doen, verbind de
aansluitingspunten X3M/1+2 van de buitenunit met de
aansluitingspunten van de regelkast X8M/6+7 en verbind
daarna de afsluiter met de aansluitingspunten X8M/6+7
van de regelkast .
7 Installatie
7.7.10De elektrische bedrading op de
bedieningskast aansluiten
1 Steek de bedrading doorheen de bodem van de regelkast.
2 Zorg ervoor dat de bedrading voor laagspanning zich rechts
bevindt. Breng de bedrading doorheen het daartoe bestemd gat
en maak de bedrading vast met kabelbinders.
7.7.9De pomp van het warm tapwater
aansluiten
1 Verbind de aansluitingspunten X3M/3+4 van de buitenunit met
de onderkant van de aansluitingspunten X8M/8+9 van de
bedieningskast EKCB07CAV3.
2 Sluit de kabel van de pomp voor warm tapwater aan op de
onderkant van de aansluitingspunten X8M/8+9 van de
bedieningskast.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
a Bedrading voor lage spanning
b Bedrading voor hoge spanning
c Hoofdvoeding
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze
voor lage spanning moet minstens 25mm bedragen.
7.7.11De voeding van de bedieningskast
aansluiten
1 Sluit de stroomtoevoerkabel aan op de regelkast.
1 GND
2 L
3 N
Uitgebreide handleiding voor de installateur
41
Page 42
7 Installatie
X5M
22
23
3 4
X2M
a
b
c
X2M
X8M
X2M
X8M
X1M
321
X1M
321
A4PA4P
X5A
A4P
X5A
A4P
aba
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen, zodat de kabels gespannen liggen
en NIET met scherpe randen in contact komen.
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.
7.7.12De doorverbindingskabel tussen de
bedieningskast en de buitenunit
aansluiten
1 Sluit X2M/22 (bedieningskast) aan op X5M/4 (buitenunit).
2 Sluit X2M/23 (bedieningskast) aan op X5M/3 (buitenunit).
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze
voor lage spanning moet minstens 25mm bedragen.
7.7.14De voeding van de kast met opties
aansluiten
1 Sluit het aansluitingspunt X1M van de kast met opties aan op
het aansluitingspunt X1M van de bedieningskast.
1 GND
2 L
3 N
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen, zodat de kabels gespannen liggen
en NIET met scherpe randen in contact komen.
3 Maak de kabel met kabelbinders vast op de
kabelbinderbevestigingen.
7.7.13De elektrische bedrading op de kast met
opties aansluiten
1 Steek de bedrading doorheen de bodem van de kast met
opties.
2 Zorg ervoor dat de bedrading voor laagspanning zich rechts
bevindt. Breng de bedrading doorheen het daartoe bestemd gat
en maak de bedrading vast met kabelbinders:
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.
7.7.15De doorverbindingskabel tussen de kast
met opties en de bedieningskast
aansluiten
1 Sluit de connectoren uit de zak met accessoires aan op X5A op
A1P van de printplaat van de regelkast en de printplaat van de
optiekast.
2 Sluit de connectoren aan via een ter plaatse te voorziene kabel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
a Bedrading voor lage spanning
b Bedrading voor hoge spanning
c Hoofdvoeding
42
a Connectoren (accessoires)
b Doorverbindingskabel (ter plaatse te voorzien)
7.7.16De elektrische meters aansluiten
INFORMATIE
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 43
7 Installatie
X2M
X8M
X1M
A4P
7
8
9
10
S5P S6P
X2M
X8M
X1M
A4P
15
13
X8M
X1M
1 2
L N
43
X8M
X1M
INFORMATIE
In geval van een elektrische meter met transistoruitgang,
controleer de polariteit. De positieve polariteit MOET
aangesloten worden op X2M/7 en X2M/9; de negatieve
polariteit op X2M/8 en X2M/10.
1 Sluit de kabel van de elektrische meters aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
7.7.17De alarm-output aansluiten
INFORMATIE
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.
1 Sluit de kabel van de alarm-output aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
7.7.18De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
verwarming aansluiten
INFORMATIE
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.
1 Sluit de kabel van de AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
verwarming aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder
afgebeeld.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
7.7.19De omschakeling naar de externe
warmtebron aansluiten
INFORMATIE
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.
1 Sluit de kabel van de omschakeling naar de externe
warmtebron aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder
afgebeeld.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
7.8De installatie van de buitenunit
voltooien
7.8.1De buitenunit sluiten
1 Sluit het deksel van de schakelkast.
2 Monteer de bovenste plaat en de voorplaat.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u
het aanhaalkoppel van 4,1N•m NIET overtreft.
7.9De installatie van de regelkast
voltooien
7.9.1De regelkast sluiten
1 Sluit de voorplaat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
43
Page 44
8 Configuratie
X12A
A4P
X10A
A1P
AB
2
345
H JS T
7.10De installatie van de optiekast
voltooien
7.10.1De optiekast sluiten
1 Sluit de voorplaat.
8Configuratie
8.1Overzicht: Configuratie
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem
na installatie ervan te configureren.
Waarom
Indien u het systeem NIET correct configureert, kan het zijn dat het
NIET als verwacht werkt. De configuratie heeft invloed op de
volgende zaken:
▪ De berekeningen van de software
▪ Wat u op de gebruikersinterface kunt zien en doen
Hoe
U kunt het systeem via de gebruikersinterface configureren.
▪ Eerste maal – Snelle wizard. Wanneer u de gebruikersinterface
(via de binnenunit) voor de eerste maal AAN-zet, start een snelle
wizard om u te helpen het systeem te configureren.
▪ Nadien. Indien nodig kunt u later nog zaken van de configuratie
wijzigen.
A Schakelkast van de buitenunit
B Schakelkast van de regelkast
3 Let hierbij goed op de stand van de stekker!
INFORMATIE
Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zal
de gebruikersinterface een bevestiging vragen. Na deze
bevestiging zal het scherm zich kort UITzetten en zal
“Bezig” gedurende enkele seconden verschijnen.
Toegang tot de instellingen – Legende voor tabellen
U hebt op twee verschillende manieren toegang tot de
installateurinstellingen. Beide manieren geven echter GEEN toegang
tot alle instellingen. Indien dit het geval is, staat N.v.t. (Niet van
toepassing) in de betreffende kolommen van de tabellen in dit
hoofdstuk.
ManierKolom in tabellen
Instellingen bereiken via de verwijzing in de
menustructuur.
Instellingen bereiken via de code in de
overzichtsinstellingen.
Zie ook:
▪ "De installateurinstellingen weergeven"op pagina44
▪ "8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen" op
pagina69
8.1.1De PC-kabel aansluiten op de schakelkast
Voorwaarde: De EKPCCAB-kit is nodig.
1 Sluit de kabel met USB-verbinding aan op uw PC.
2 Steek de stekker van de kabel in X10A op A1P van de
schakelkast van de buitenunit of op X12A op A4P van de
schakelkast van regelkast EKCB07CAV3.
#
Code
OPMERKING
Er steekt al een andere kabel in X10A. Om de PC-kabel in
X10A aan te sluiten moet die andere kabel tijdelijk worden
losgekoppeld. NIET vergeten deze achteraf terug aan te
sluiten.
8.1.2De meest gebruikte commando's bereiken
De installateurinstellingen weergeven
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
2 Ga naar [A]:
De overzichtinstellingen weergeven
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
2 Ga naar [A.8]:
instellingen.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Gev. eindgebrkr.
2 Ga naar [6.4]:
3 Druk langer dan 4seconden op
Gevolg:
4 Als u gedurende meer dan 1 uur NIET op een knop drukt of
opnieuw langer dan 4 seconden op
installateurtoegangsniveau terug over naar Eindgebruiker.
> Installateurinstellingen.
> Installateurinstellingen > Overzicht
> Informatie > Gebruikertoegangsniveau.
.
verschijnt op de startpagina's.
drukt, schakelt het
Uitgebreide handleiding voor de installateur
44
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 45
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Gevorderde
01
02
06
0a
0e
00 03
07
0b
0f
0000
04
08
0c
00 01
05
09
0d
15
Overzicht instellingen
BevestigAanpassnScroll
01
02
06
0a
0e
00 03
07
0b
0f
0000
04
08
0c
00 01
05
09
0d
15
Overzicht instellingen
Bevestig
Aanpassn
Scroll
01
02
06
0a
0e
00 03
07
0b
0f
0000
04
08
0c
00 01
05
09
0d
20
Overzicht instellingen
Bevestig
Aanpassn
Scroll
Installateurinstellng
Het systeem wordt opnieuw
gestart.
BevestigAanpassn
Annul.
OK
15:10
Di
U5: auto adres
Druk 4 sec. voor verder
Synchronisatie
Gegevensafwijk. gedetect.
Selecteer een actie:
Gegevens zenden
Bevestig
Aanpassn
Kopiëren starten
Weet u zeker dat u de
kopieerfunctie wilt starten?
Annul.
OK
BevestigAanpassn
eindgebruiker
1 Ga naar het hoofdmenu of naar een van zijn onderliggende
menu's: .
2 Druk langer dan 4seconden op .
Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Gev. eindgebrkr.
Er verschijnt bijkomende informatie en “+” is toegevoegd op de
menutitel. Het gebruikertoegangsniveau zal op Gev. eindgebrkr
blijven tot het anders wordt ingesteld.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Eindgebruiker
1 Druk langer dan 4 seconden op .
Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Eindgebruiker.
De gebruikersinterface zal naar het standaard beginscherm
terugkeren.
Een overzichtsinstelling wijzigen
Voorbeeld: Wijzig [1‑01] van 15 naar 20.
1 Ga naar [A.8]: > Installateurinstellingen > Overzicht
instellingen.
2 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmend
scherm van het eerste deel van de instelling.
INFORMATIE
Een bijkomende 0-cijferteken is toegevoegd aan het eerste
deel van de instelling wanneer u de codes in de
overzichtsinstellingen oproept.
Voorbeeld: [1‑01]: “1” zal “01” als gevolg hebben.
8 Configuratie
Gevolg: Het systeem zal opnieuw starten.
8.1.3De systeeminstellingen kopiëren van de
eerste gebruikersinterface naar de tweede
Als een tweede gebruikersinterface aangesloten is, moet de
installateur eerst de volgende instructies uitvoeren om de 2
gebruikersinterfaces goed te configureren.
Deze procedure biedt u tevens de mogelijkheid het stel talen van de
eerste gebruikersinterface naar de andere te kopiëren: bijv. van
EKRUCBL2 naar EKRUCBL1.
1 Wanneer de stroom voor de eerste maal wordt aangezet,
verschijnt op beide gebruikersinterfaces:
2 Druk 4seconden op op de gebruikersinterface waarop u de
snelle wizard wenst uit te voeren. Deze gebruikersinterface is
nu de hoofdgebruikersinterface.
3 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmend
tweede deel van de instelling.
Gevolg: De waarde die moet gewijzigd worden, is nu opgelicht.
4 Wijzig de waarde met de knoppen en .
5 Herhaal de vorige stappen indien u andere instellingen moet
wijzigen.
6 Druk op om de wijziging van de parameter te bevestigen.
7 Druk in het menu installateurinstellingen op om de
instellingen te bevestigen.
INFORMATIE
Tijdens de snelle wizard verschijnt Bezig op de tweede
gebruikersinterface en kan deze NIET gebruikt worden.
3 De snelle wizard zal u begeleiden.
4 Voor de goede werking van het systeem moeten de lokale
gegevens op de twee gebruikersinterfaces dezelfde zijn. Indien
dit NIET het geval is, verschijnt op beide gebruikersinterfaces:
5 Selecteer de nodige actie:
▪ Gegevens zenden: de gebruikersinterface waarmee u werkt,
bevat de juiste gegevens en de gegevens op de andere
gebruikersinterface zullen overschreven worden.
▪ Gegev ontvangen: de gebruikersinterface waarmee u werkt,
bevat NIET de juiste gegevens en de gegevens op de
andere gebruikersinterface zullen gebruikt worden om te
overschrijven.
6 De gebruikersinterface vraagt te bevestigen dat u verder wilt
gaan.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
45
Page 46
8 Configuratie
Taal
Gewenste taal selecteren
BevestigAanpassn
00 : 00
Hoe laat is het nu?
Tijd
Bevestig
Aanpassn
Scroll
A.21
Scroll
Selecteren
Systeemlayout
Standaard
Opties
Capaciteiten
Layout bevestigen
Layout bevestigen
Bevestig de systeemlayout. Het systeem wordt
opnieuw gestart en is gereed
voor eerste opstartprocedure.
OK
Annul.
Bevestig
Aanpassn
7 Bevestig de selectie op het scherm door op te drukken en
alle gegevens (talen, programma's, enz.) zullen van de
geselecteerde brongebruikersinterface met deze van de andere
gebruikersinterface gesynchroniseerd worden.
INFORMATIE
▪ Tijdens het kopiëren kunnen GEEN van beide
bedieningen gebruikt worden.
▪ Het kopiëren kan tot 90minuten duren.
▪ Er wordt geadviseerd om de installateurinstellingen, of
de configuratie van de unit, te wijzigen op de
hoofdgebruikersinterface. Anders kan het 5 minuten
duren vooraleer deze wijzigingen in de menustructuur
zichtbaar worden.
8 Uw systeem is nu ingesteld om met de 2 gebruikersinterfaces
bediend te worden.
4 Na het configureren, selecteer Layout bevestigen en druk op
.
8.1.4Het stel talen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede
Zie "8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede"op pagina45.
8.1.5Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na
het voor de eerste maal onder spanning
zetten
Als u het systeem voor de eerste maal onder spanning zet, zal u op
de gebruikersinterface begeleid worden om de eerste instellingen te
doen:
▪ taal,
▪ datum,
▪ tijd,
▪ systeemlayout.
Door de systeemlayout te bevestigen kunt u verder gaan met de
installatie en de inbedrijfstelling van het systeem.
1 Telkens wanneer u de spanning AANzet, zal de snelle wizard
starten zolang u de systeemlayout NIET bevestigd hebt, door
de taal in te stellen.
2 Stel de huidige datum en tijd in.
3 Stel de instellingen van de systeemlayout in: Standaard, Opties,
Capaciteiten. Voor meer details, zie "8.2Basisconfiguratie"op
pagina46.
5 De gebruikersinterface herinitialiseert zich en u kunt de
installatie voortzetten door de andere van toepassing zijnde
instellingen in te stellen en het systeem verder in bedrijf te
stellen.
Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zal het
systeem een bevestiging vragen. Na deze bevestiging zal het
scherm zich kort UITzetten en zal “Bezig” gedurende enkele
seconden verschijnen.
8.2Basisconfiguratie
8.2.1Snelle wizard: Taal / tijd en datum
#CodeBeschrijving
[A.1]NvtTaal
[1]NvtTijd en datum
8.2.2Snelle wizard: Standaard
De instellingen voor de ruimteverwarming/-koeling
Het systeem kan een ruimte verwarmen of afkoelen. De instellingen
voor de ruimteverwarming/-koeling moeten in functie van het type
van toepassing ingesteld worden.
#CodeBeschrijving
[A.2.1.7][C-07]Unitbestur.methd:
▪ 0 (Besturing AWT): De unit werkt op
basis van de
aanvoerwatertemperatuur, ongeacht
de werkelijke kamertemperatuur en/of
de vraag om de kamer te verwarmen
of af te koelen.
▪ 1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op
basis van de externe thermostaat of
soortgelijk (bijv.
warmtepompconvector).
▪ 2 (Best. kmrthrmst) (standaard): De
unit werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
46
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 47
8 Configuratie
a
a
b
a
bc
d
bc
a
b
d
e
f
c
g
b
c
#CodeBeschrijving
[A.2.1.8][7-02]Het systeem kan aanvoerwater leveren
aan maximum 2watertemperatuurzones.
Het aantal waterzones moet tijdens het
configureren ingesteld worden.
Aantal zones AWT:
▪ 0 (1 AWT-zone) (standaard): Slechts
1aanvoerwatertemperatuurzone.
Deze zone wordt de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone
genoemd.
▪ a: Primaire AWT-zone
vervolg >>
#CodeBeschrijving
[A.2.1.8][7-02]<< vervolg
▪ 1 (2 AWT-zones):
2 aanvoerwatertemperatuurzones. De
zone met de laagste
aanvoerwatertemperatuur (in
verwarming) wordt de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone
genoemd. De zone met de hoogste
aanvoerwatertemperatuur (in
verwarming) wordt de secundaire
aanvoerwatertemperatuurzone
genoemd. In praktijk bestaat de
primaire
aanvoerwatertemperatuurzone uit de
warmteafgevers met grotere belasting
en moet een mengstation geplaatst
worden om de gewenste
aanvoerwatertemperatuur te bereiken.
#CodeBeschrijving
[A.2.1.9][F-0D]Wanneer de bediening van de
ruimteverwarming/-koeling via de
gebruikersinterface UIT is, is de pomp
altijd UIT. Wanneer de regeling van de
ruimteverwarming/-koeling AAN is, kunt
u de gewenste pompbedrijfsmodus
selecteren (alleen geldig tijdens
ruimteverwarming/-koeling)
Pompbedrijfsmodus:
▪ 0 (Continu): De pomp werkt continu,
ongeacht of de thermo AAN of UIT
staat. Opmerking: de continue
werking van de pomp vraagt meer
energie dan wanneer de pomp alleen
werkt als dit gevraagd wordt of
wanneer ze bemonstert.
▪ a: Regeling ruimteverwarming/-
koeling (gebruikersinterface)
▪ b: UIT
▪ c: AAN
▪ d: Werking van de pomp
vervolg >>
#CodeBeschrijving
[A.2.1.9][F-0D]<< vervolg
▪ 1 (Monster): De pomp is AAN als
verwarming of koeling gevraagd wordt
wanneer de aanvoerwatertemperatuur
nog niet de gewenste temperatuur
bereikt heeft. Als er een thermo-UITstaat is, werkt de pomp om de
5minuten om de watertemperatuur te
controleren en te kijken of er een
vraag naar verwarming of koeling
nodig is. Opmerking: Bemonsteren is
NIET beschikbaar in de externe
kamerthermostaatregeling of
kamerthermostaatregeling.
▪ a: Secundaire AWT-zone
▪ b: Primaire AWT-zone
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
▪ a: Regeling ruimteverwarming/-
koeling (gebruikersinterface)
▪ b: UIT
▪ c: AAN
▪ d: AWT-temperatuur
▪ e: Huidige
▪ f: Gewenste
▪ g: Werking van de pomp
vervolg >>
Uitgebreide handleiding voor de installateur
47
Page 48
8 Configuratie
a
d
e
b
b
c
bc
c
b
a
c
f
a
g
h
b
c
h
b
a
d f
e g
#CodeBeschrijving
[A.2.1.9][F-0D]<< vervolg
▪ 2 (Verzoek) (standaard): De pomp
werkt op verzoek. Voorbeeld: Door
een kamerthermostaat te gebruiken,
ontstaat een thermo AAN/UITtoestand. Als deze vraag er niet is, is
de pomp UIT. Opmerking: Verzoek is
NIET beschikbaar in de
aanvoerwatertemperatuurregeling.
▪ a: Regeling ruimteverwarming/-
koeling (gebruikersinterface)
▪ b: UIT
▪ c: AAN
▪ d: Vraag voor verwarming (door
externe afstandsthermostaat of
kamerthermostaat)
▪ e: Werking van de pomp
#CodeBeschrijving
[A.2.1.B]NvtAlleen als er 2gebruikersinterfaces zijn
(1 in de kamer, 1 bij de binnenunit):
▪ a: Aan de unit
▪ b: In kamer als kamerthermostaat
Loc. gebruik.interface:
▪ 0 (In de kamer): de andere
gebruikersinterface wordt automatisch
op Op unit gezet en werkt als
kamerthermostaat als Best. kmrthrmst
werd geselecteerd.
▪ 1 (Op unit) (standaard): de andere
gebruikersinterface wordt automatisch
op In de kamer gezet en werkt als
kamerthermostaat als Best. kmrthrmst
werd geselecteerd.
[A.2.1.C][E-0D]Glycol aanwezig:
▪ 0 (Nee) (standaard): Er werd geen
glycol in het watercircuit toegevoegd.
▪ 1 (Ja): Er werd glycol in het
watercircuit toegevoegd om het tegen
vorst te beschermen.
8.2.3Snelle wizard: Opties
Uitwendige warmtapwaterpomp
Dit hoofdstuk geldt alleen voor systemen met een geplaatste tank
voor warm tapwater. De warmtapwatertank is als optie beschikbaar.
De volgende instellingen moeten dienovereenkomstig ingesteld
worden.
#CodeBeschrijving
[A.2.2.A][D-02]De buitenunit biedt de mogelijkheid een
ter plaatse te voorziene
warmtapwaterpomp (AAN/UIT-type) aan
te sluiten. We onderscheiden zijn functie
in functie van de installatie en de
configuratie op de gebruikersinterface.
Warmtapwaterpomp:
▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd.
▪ 1 (Secund retour): Geïnstalleerd voor
ogenblikkelijk warm water wanneer
warm water genomen wordt. De
eindgebruiker geeft in wanneer deze
warmtapwaterpomp moet werken
(wekelijks programma). Deze pomp
kan via de buitenunit worden bediend.
▪ 2 (Disinf. shunt): Geïnstalleerd voor
desinfectie. Ze werkt wanneer de
desinfectiefunctie van de tank voor
warm tapwater werkt. Er hoeven geen
verdere instellingen ingesteld te
worden.
▪ 3 (Circul.pomp): gemonteerd voor
voorverwarming van tank. Ze werkt
wanneer de tank voor warm tapwater
voorverwarmd wordt. Er hoeven geen
verdere instellingen ingesteld te
worden.
▪ 4 (CP & desinf. Sh): Combinatie van 2
en 3. Ze werkt wanneer de
desinfectiefunctie van de tank voor
warm tapwater werkt, of wanneer de
tank voor warm tapwater
voorverwarmd wordt. Er hoeven geen
verdere instellingen ingesteld te
worden.
Zie tevens de afbeeldingen hieronder.
Pomp voor warm tapwater geïnstalleerd voor…
Ogenblikkelijk warm waterDesinfectie
a Buitenunit
b Tank
c Pomp voor warm tapwater
d Verwarmingselement
e Terugslagklep
f Douche
g Koud water
h Regelkast
Uitgebreide handleiding voor de installateur
48
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 49
8 Configuratie
INFORMATIE
De correcte standaardinstelling voor warm tapwater wordt
alleen van toepassing wanneer de bediening van warm
tapwater is geactiveerd ([E‑05]=1).
Afstandbuitensensor
Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen" op
pagina13.
#CodeBeschrijving
[A.2.2.B][C-08]Extrn sensor (buiten):
Als een optionele externe
omgevingssensor is aangesloten, moet
het type van de sensor ingesteld worden.
Zie "5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina13.
▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd. De thermistor in de
gebruikersinterface en deze in de
buitenunit worden gebruikt om
metingen uit te voeren.
▪ 1 (Buitensensor):
Afstandsbuitensensor, aangesloten op
de buitenunit. De buitensensor zal
gebruikt worden om de
buitenomgevingstemperatuur te
meten. Opmerking: Voor sommige
functies wordt nog steeds de
temperatuursensor in de buitenunit
gebruikt.
▪ 2 (Kamersensor): Afstandssensor,
aangesloten op de optiekast
EK2CB07CAV3. De
temperatuursensor in de
gebruikersinterface wordt NIET meer
gebruikt. Opmerking: Deze waarde
heeft alleen een betekenis in de
kamerthermostaatregeling.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Regelkast EKCB07CAV3
Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als de optionele
regelkast EKCB07CAV3 wordt geplaatst. Regelkast EKCB07CAV3
heeft veel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie
"5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen" op
pagina13.
kan de warmtepomp door een
elektrische verwarming bijgestaan
worden om ervoor te zorgen dat warm
tapwater zelfs voor hoge gewenste
tanktemperaturen bereid wordt.
Type warmtapwatertank:
▪ 0 (EKHWS): Warmtapwatertank met
boosterverwarming geplaatst langs de
kant van de tank. (Standaard).
▪ 5 (EKHWP): Warmtapwatertank met
boosterverwarming geplaatst langs de
kant van de tank.
[A.2.2.E.5][C-05]Primair contact
In de regeling via een externe
kamerthermostaat moet het contacttype
van de optionele kamerthermostaat of
warmtepompconvector voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld
worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen"op
pagina13.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT) (standaard): De
aangesloten externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvector stuurt de vraag
naar verwarming of koeling door via
het zelfde signaal, omdat het slechts
op 1 digitale ingang (voorbehouden
voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone) op de
regelkast (X2M/1) is aangesloten.
Selecteer deze waarde in het geval
van een aansluiting op de
warmtepompconvector (FWXV).
▪ 2 (Verw/koel vraag): De aangesloten
externe kamerthermostaat stuurt een
afzonderlijke vraag naar verwarming
of koeling door en is daarom
aangesloten op de 2digitale ingangen
(voorbehouden voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone) op de
regelkast (X2M/1 en 1a). Selecteer
deze waarde in het geval van een
aansluiting met een bedrade
(EKRTWA) of draadloze (EKRTR1)
kamerthermostaat.
Indien er twee zones zijn (primaire
+secundaire), dan is alleen Thermo
AAN/UIT mogelijk.
Configuratie back-
upverwarming
3V311
#CodeBeschrijving
[A.2.2.E.4][E-05]Warmtapwaterbedrijf:
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
[E-03][5-0D]
bereiden? Kan het systeem warm
tapwater
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd.
(Standaard)
▪ 1 (Ja): Geïnstalleerd
Uitgebreide handleiding voor de installateur
49
Page 50
8 Configuratie
#CodeBeschrijving
[A.2.2.E.6][C-06]Sec. contact
Voor de regeling via externe
kamerthermostaten met
2aanvoerwatertemperatuurzones moet
het type van de optionele
kamerthermostaat voor de secundaire
aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld
worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen"op
pagina13.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT): Zie Primair
contact. Aangesloten op de binnenunit
(X2M/1a).
▪ 2: Nvt
Indien er twee zones zijn (primaire
+secundaire), dan is alleen Thermo
AAN/UIT mogelijk.
Optiekast EK2CB07CAV3
Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als optiekast
EK2CB07CAV3 wordt geplaatst. Optiekast EK2CB07CAV3 heeft
veel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie "5Richtlijnen
met betrekking tot mogelijke toepassingen"op pagina13.
#CodeBeschrijving
[A.2.2.F.1][C-02]Ext BUH bron
Geeft aan dat de ruimteverwarming ook
door een andere warmtebron dan het
systeem uitgevoerd wordt.
▪ 0 (standaard – alleen-lezen)
[A.2.2.F.2][C-09]Alarm-output
Geef de logica aan van de alarmuitgang
op optiekast EK2CB07CAV3 tijdens een
storing.
▪ 0 (Normaal open) (standaard): De
alarmuitgang wordt geactiveerd
wanneer zich een alarm voordoet.
Door deze waarde in te stellen wordt
een verschil gemaakt tussen een
storing en het detecteren van een
stroomonderbreking van de unit.
▪ 1 (Norm. gesloten): De alarmuitgang
wordt NIET geactiveerd wanneer zich
een alarm voordoet. Met deze
installateurinstelling kan een
onderscheid worden gemaakt tussen
het detecteren van een alarm en het
detecteren van een stroomstoring.
Zie tevens onderstaande tabel (logica
Als een optionele externe
omgevingssensor is aangesloten, moet
het type van de sensor ingesteld worden.
Zie "5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina13.
▪ 0 (Nee): (standaard) NIET
geïnstalleerd. De thermistor in de
gebruikersinterface en deze in de
buitenunit worden gebruikt om
metingen uit te voeren.
▪ 1 (Buitensensor):
Afstandsbuitensensor, aangesloten op
de buitenunit. De buitensensor zal
gebruikt worden om de
buitenomgevingstemperatuur te
meten. Opmerking: Voor sommige
functies wordt nog steeds de
temperatuursensor in de buitenunit
gebruikt.
▪ 2 (Kamersensor): Afstandssensor,
aangesloten op de optiekast
EK2CB07CAV3. De
temperatuursensor in de
gebruikersinterface wordt NIET meer
gebruikt. Opmerking: Deze waarde
heeft alleen een betekenis in de
kamerthermostaatregeling.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
#CodeBeschrijving
[A.2.2.F.6][D-04]Verbruikscontrole door DI:
▪ 0 (Nee)
▪ 1 (Ja)
8.2.4Snelle wizard: Capaciteiten
(energiemeting)
De capaciteiten van alle elektrische verwarmingen moeten voor de
energiemeting en/of de regeling van het besturing energieverbruik
ingesteld worden om goed te werken. Door de weerstand van elk
verwarmingstoestel te meten, kunt u de exacte capaciteit van elk
verwarmingstoestel instellen en zodoende meer nauwkeurige
energiegegevens hebben.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
50
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 51
8 Configuratie
[1-03]
[1-02]
T
a
T
t
[1-00][1-01]
#CodeBeschrijving
[A.2.3.1][6-02]Boosterverwarming: Geldt alleen voor
warmtapwatertanken met inwendige
boosterverwarming (EKHW). De
capaciteit van de boosterverwarming op
nominale spanning. De nominale waarde
is 3kW. Standaard: 3kW.
Gebied: 0~10kW (in stappen van
0,2kW)
[A.2.3.2][6-03]BUH: stap 1: De capaciteit van de eerste
stap van de back-upverwarming aan
nominale spanning. Nominale waarde
3kW. Standaard: 3kW.
Gebied: 0~10kW (in stappen van
0,2kW)
8.2.5De regeling van de ruimteverwarming/koeling
De vereiste instellingen om de ruimteverwarming/-koeling van uw
systeem te configureren worden in dit hoofdstuk beschreven. De
weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parameters
voor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer de
weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de
watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de
buitentemperatuur. Lage buitentemperaturen zorgen voor warmer
water en omgekeerd. In de weersafhankelijke werking kan de
gebruiker de streeftemperatuur van het water met maximum 5°C
verhogen of verlagen.
Zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker en/of de
gebruiksaanwijzing voor meer details over deze functie.
Aanvoerwatertemperatuur: Primaire zone
#CodeBeschrijving
[A.3.1.1.1]NvtAWT inst modus:
▪ 0 (Absoluut)
De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ 1 (Weersafh) (standaard): De
gewenste aanvoerwatertemperatuur
is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
vervolg >>
#CodeBeschrijving
[A.3.1.1.1]Nvt<< vervolg
▪ 2 (Abs+geprog): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties bestaan uit
gewenste omschakelingsacties,
die of voorgeprogrammeerd of op
maat zijn.
Opmerking: Deze waarde kan
alleen in de
aanvoerwatertemperatuurregeling
ingesteld worden.
▪ 3 (Weersafh+geprog): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties bestaan uit
gewenste
aanvoerwatertemperaturen die of
voorgeprogrammeerd, of
aangepast zijn.
Opmerking: Deze waarde kan
alleen in de
aanvoerwatertemperatuurregeling
ingesteld worden.
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
eronder valt. [9‑01]°C~[9‑00]°C
(standaard: 45°C).
Let op: Deze waarde moet hoger
zijn dan [1-03], omdat bij lage
buitentemperaturen warmer water
nodig is.
▪ [1-03]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
erover komt. [9‑01]°C~min(45,
[9‑00])°C (standaard: 35°C).
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan [1-02], omdat bij hoge
buitentemperaturen minder warm
water nodig is.
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
eronder valt.
Tussen de minimum en de maximum
aanvoerwatertemperatuur
[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 22°C).
Let op: Deze waarde moet hoger
zijn dan [1-09], omdat bij lage
buitentemperaturen minder koud
water voldoende is.
▪ [1-09]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
erover komt.
Tussen de minimum en de maximum
aanvoerwatertemperatuur
[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 18°C).
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan [1-08], omdat bij hoge
buitentemperaturen kouder water
nodig is.
De aanvoerwatertemperatuur: Secundaire zone
Alleen van toepassing als er 2aanvoerwatertemperatuurzones zijn.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
52
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(primair)
▪ Ta: Buitentemperatuur
vervolg >>
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 53
8 Configuratie
[0-00]
[0-01]
T
a
T
t
[0-03][0-02]
[0-04]
[0-05]
T
a
T
t
[0-07][0-06]
#CodeBeschrijving
[A.3.1.2.1]NvtAWT inst modus:
▪ Absoluut: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ Weersafh (standaard): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ Abs+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties zijn AAN of UIT.
Opmerking: Deze waarde kan
alleen in de
aanvoerwatertemperatuurregeling
ingesteld worden.
▪ Weersafh+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties zijn AAN of UIT.
Opmerking: Deze waarde kan
alleen in de
aanvoerwatertemperatuurregeling
ingesteld worden.
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
eronder valt. [9‑05]°C~[9‑06]°C
(standaard: 45°C).
Let op: Deze waarde moet hoger
zijn dan [0-00], omdat bij lage
buitentemperaturen warmer water
nodig is.
▪ [0-00]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
erover komt. [9‑05]°C~min(45,
[9‑06])°C (standaard: 35°C).
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan [0-01], omdat bij hoge
buitentemperaturen minder warm
water nodig is.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
53
Page 54
8 Configuratie
#CodeBeschrijving
[7.7.2.2][0-04]
[0-05]
[0-06]
[0-07]
Aanvoerwatertemperatuur: Delta T bron
Het temperatuurverschil voor het retourwater en het aanvoerwater.
De unit is ontworpen om vloerverwarming te ondersteunen. De
aanbevolen aanvoerwatertemperatuur (ingesteld via de
gebruikersinterface) voor vloerverwarmingslussen bedraagt 35°C. In
dat geval wordt de unit aangestuurd om een temperatuurverschil van
5°C te bekomen, wat betekent dat de temperatuur van het
retourwater naar de unit ongeveer 30°C bedraagt. Afhankelijk van
de geplaatste toepassing (radiatoren, warmtepompconvectoren,
vloerverwarmingslussen) of de situatie kan het temperatuurverschil
tussen het retourwater en het aanvoerwater gewijzigd worden. Merk
op dat de pomp haar debiet zal regelen om de Δt constant te
behouden.
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
eronder valt.
Tussen de minimum en de maximum
aanvoerwatertemperatuur
[9‑07]°C~[9‑08]°C (standaard: 12°C).
Let op: Deze waarde moet hoger
zijn dan [0-04], omdat bij lage
buitentemperaturen minder koud
water voldoende is.
▪ [0-04]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
erover komt.
Tussen de minimum en de maximum
aanvoerwatertemperatuur
[9‑07]°C~[9‑08]°C (standaard: 12°C).
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan [0‑05], omdat bij hoge
buitentemperaturen kouder water
nodig is.
temperatuurverschil tussen retour- en
aanvoerwater.
Als er een minimaal
temperatuurverschil moet zijn voor de
goede werking van de warmteafgevers
in de stand Verwarming.
Gebied: 3°C~10°C (in stappen van 1°C;
standaardwaarde: 5°C ).
tussen retour- en aanvoerwater.
Als er een minimaal
temperatuurverschil moet zijn voor de
goede werking van de warmteafgevers
in de stand Koeling.
Gebied: 3°C~10°C (in stappen van 1°C;
standaardwaarde: 5°C).
De aanvoerwatertemperatuur: Modulatie
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. Wanneer de kamerthermostaatfunctie gebruikt
wordt, moet de gebruiker de gewenste kamertemperatuur instellen.
De unit zal warm water aan de warmteafgevers leveren en de kamer
zal verwarmd worden. Daarbij moet ook de gewenste
aanvoerwatertemperatuur geconfigureerd worden: wanneer de
aanpassing aangezet wordt, zal de unit de gewenste
aanvoerwatertemperatuur automatisch berekenen (op basis van
voorgeprogrammeerde temperaturen, als weersafhankelijk werd
geselecteerd, zal de aanpassing gebeuren op basis van de
gewenste weersafhankelijke temperaturen); wanneer de aanpassing
uitgezet wordt, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur op de
gebruikersinterface instellen. Bovendien wordt, met ingeschakelde
aanpassing, de gewenste aanvoerwatertemperatuur verlaagd of
verhoogd in functie van de gewenste kamertemperatuur en het
verschil tussen de werkelijke en de gewenste kamertemperatuur. Dit
resulteert in volgende zaken:
▪ stabiele kamertemperaturen die exact overeenkomen met de
gewenste temperatuur (hoger niveau van comfort)
▪ minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en groter rendement)
▪ zo laag mogelijke watertemperaturen om met de gewenste
temperatuur overeen te stemmen (grotere effectiviteit)
#CodeBeschrijving
[A.3.1.1.5][8-05]Aangepaste AWT:
▪ 0 (Nee): uitgeschakeld.
Let op: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur moet op
de gebruikersinterface ingesteld
worden.
▪ 1 (Ja) (standaard): ingeschakeld. De
aanvoerwatertemperatuur wordt
berekend op basis van het verschil
tussen de gewenste
kamertemperatuur en de werkelijke
kamertemperatuur. Dit zorgt voor
een betere overeenkomst tussen de
capaciteit van dewarmtepomp en de
werkelijk benodigde capaciteit,
waardoor er minder dikwijls moet
worden gestart en gestopt en het
systeem aldus zuiniger werkt.
Let op: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur kan alleen
op de gebruikersinterface gelezen
worden
Nvt[8-06]Maximummodulatie van de
aanvoerwatertemperatuur:
0°C~10°C (standaard: 3°C)
Heeft modulatie nodig om te kunnen
worden ingeschakeld.
Dit is de waarde waarbij de gewenste
aanvoerwatertemperatuur wordt
verhoogd of verlaagd.
INFORMATIE
Wanneer modulatie van de aanvoerwatertemperatuur is
ingeschakeld, moet de weersafhankelijke curve hoger
worden ingesteld dan [8-06] plus het instelpunt van de
minimum aanvoerwatertemperatuur nodig om een stabiele
toestand voor het comfortinstelpunt voor de kamer te
bekomen. Voor meer efficiëntie kan modulatie het
instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur verlagen. Door
de weersafhankelijke curve hoger te plaatsen kan deze
verlaging niet onder het minimuminstelpunt vallen. Zie
onderstaande afbeelding.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
54
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 55
a
+[8-06]
−[8-06]
b
T
a
T
t
8 Configuratie
INFORMATIE
De kans bestaat dat er te weinig ruimteverwarmings-/
koelcapaciteit is en er dus comfortproblemen voorkomen
(wanneer regelmatig warm tapwater bereid wordt of
regelmatig langdurige ruimteverwarming/koelingonderbrekingen zich voordoen) bij het selecteren
van [6‑0D]=0 ([A.4.1] Warm tapwater Instelpuntstand=Uitsl
warmhoudn) voor een warmtapwatertank zonder
a Weersafhankelijke curve
b Instelpunt minimum aanvoerwatertemperatuur vereist om
een stabiele toestand te bekomen voor het
comfortinstelpunt voor de kamer.
Aanvoerwatertemperatuur: Afgiftesysteem
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. Afhankelijk van het systeemwatervolume en het
type van warmteafgiftesystemen kan het langer duren om een ruimte
te verwarmen of af te koelen. Deze instelling kan een langzaam of
een snel verwarmings-/koelsysteem compenseren tijdens de
verwarm/afkoelcyclus.
Let op: De instelling van het afgiftesysteem zal invloed hebben op
de maximummodulatie van de gewenste aanvoerwatertemperatuur
en de mogelijkheid om op basis van de
binnenomgevingstemperatuur automatische tussen koeling/
verwarming om te schakelen.
Het is daarom belangrijk deze waarde correct in te stellen.
#CodeBeschrijving
[A.3.1.1.7][9-0B]Afgiftesysteem:
Reactietijd van het systeem:
▪ Snel (standaard)
Voorbeeld: Klein watervolume en
kleine ventilatorconvectoren.
▪ Langzaam
Voorbeeld: Groot watervolume,
grote vloerverwarminglussen.
8.2.6Het warm tapwater regelen
Alleen van toepassing wanneer een optionele tank voor warm
tapwater geplaatst werd.
De gewenste tanktemperatuur configureren
Het warm tapwater kan op 3verschillende manieren bereid worden.
Deze manieren verschillen onderling door de manier waarop de
gewenste tanktemperatuur ingesteld wordt en hoe de unit hierop
reageert.
#CodeBeschrijving
[A.4.1][6-0D]Warm tapwater Instelpuntstand:
▪ 0 (Uitsl warmhoudn): Enkel
warmhouden is toegestaan.
▪ 1 (Warmh + gprog) (standaard): De
tank voor warm tapwater wordt
opgewarmd volgens een programma
en tussen de geplande opwarmcycli,
het warmhouden is toegestaan.
▪ 2 (Uitsl geprog): De tank voor warm
tapwater kan ALLEEN volgens een
programma opgewarmd worden.
Zie "8.3.2Het warm tapwater regelen: geavanceerd" op pagina 60
voor meer informatie.
inwendige boosterverwarming.
Instelpunt voor demaximumwarmtapwatertemperatuur
De maximumtemperatuur die gebruikers kunnen selecteren voor het
warm tapwater. U kunt deze instelling gebruiken om de
temperaturen uit de warmwaterkranen te beperken.
INFORMATIE
Tijdens de desinfectie van de warmtapwatertank kan de
warmtapwatertemperatuur deze maximumtemperatuur
overtreffen.
INFORMATIE
Beperk de maximumtemperatuur van het warm water
volgens de geldende wetgeving.
#CodeBeschrijving
[A.4.5][6-0E]Maximaal instelpunt
De maximumtemperatuur die gebruikers
kunnen selecteren voor het warm
tapwater. U kunt deze instelling
gebruiken om de temperatuur uit de
warmwaterkranen te beperken.
De maximumtemperatuur wordt NIET
toegepast tijdens de desinfectiefunctie.
Zie desinfectiefunctie.
Als
▪ [E‑07]=0: 40°C~75°C (in stappen van
1°C; standaardwaarde: 60°C)
▪ [E‑07]=5: 40°C~80°C (in stappen van
1°C; standaardwaarde: 80,0°C)
De maximumtemperatuur wordt NIET
toegepast tijdens de desinfectiefunctie.
Zie desinfectiefunctie.
8.2.7Contact/helpdesknummer
#CodeBeschrijving
[6.3.2]NvtNummer waarnaar gebruikers kunnen
bellen wanneer problemen zich
voordoen.
8.3De geavanceerde configuratie/
optimalisatie
8.3.1De ruimteverwarming/koeling:
geavanceerd
De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur
U kunt voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen bepalen:
▪ economisch (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuur
zorgt ervoor dat het energieverbruik het laagst is)
▪ comfort (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuur
zorgt ervoor dat het energieverbruik het hoogst is).
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
55
Page 56
8 Configuratie
Voorgeprogrammeerde waarden zorgen ervoor dat de zelfde waarde
gemakkelijk in het programma gebruikt kan worden of dat de
gewenste aanvoerwatertemperatuur gemakkelijk aan de
kamertemperatuur aangepast kan worden (zie modulatie). Indien u
later de waarde wilt wijzigen, hoeft u dit maar op ÉÉN plaats te
doen. Bepaal de gewenste omschakelwaarden of de absolute
gewenste aanvoerwatertemperatuur naargelang de gewenste
aanvoerwatertemperatuur al dan NIET weersafhankelijk is.
OPMERKING
De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen
kunnen ALLEEN voor de primaire zone gebruikt worden,
omdat het programma voor de secundaire zone uit AAN/
UIT-acties bestaat.
OPMERKING
Selecteer voorgeprogrammeerde
aanvoerwatertemperaturen die overeenstemmen met de
kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers om het
evenwicht tussen de gewenste kamertemperatuur en
aanvoerwatertemperatuur te bewaren.
#CodeBeschrijving
Voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone wanneer NIET weersafhankelijk
[7.4.2.1][8-09]Comfort (verwarming)
[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 45°C)
[7.4.2.2][8-0A]Eco (verwarming)
[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 40°C)
[7.4.2.3][8-07]Comfort (koeling)
[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 18°C)
[7.4.2.4][8-08]Eco (koeling)
[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 20°C)
Voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur
(omschakelwaarde) voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone wanneer weersafhankelijk
[7.4.2.5]NvtComfort (verwarming)
–10°C~+10°C (standaard: 0°C)
[7.4.2.6]NvtEco (verwarming)
–10°C~+10°C (standaard: –2°C)
[7.4.2.7]NvtComfort (koeling)
–10°C~+10°C (standaard: 0°C)
[7.4.2.8]NvtEco (koeling)
–10°C~+10°C (standaard: 2°C )
De temperatuurbereiken (aanvoerwatertemperaturen)
Deze instelling dient om te voorkomen dat een verkeerde
aanvoerwatertemperatuur (nl. te warm of te koud) geselecteerd zou
worden. Daarom kunnen de beschikbare bereiken voor de gewenste
verwarmingstemperaturen en gewenste koeltemperaturen
geconfigureerd worden.
OPMERKING
Voor de vloerverwarming is het belangrijk de volgende
temperaturen te beperken:
▪ de maximumaanvoerwatertemperatuur tijdens
verwarming volgens de specificaties van de
vloerverwarmingsinstallatie.
▪ de minimumaanvoerwatertemperatuur tijdens koeling
tot 18~20°C om geen condensatie op de vloer te
hebben.
OPMERKING
▪ Wanneer de bereiken voor de
aanvoerwatertemperaturen aangepast worden, moeten
ook alle gewenste aanvoerwatertemperaturen
aangepast worden, zodat ze binnen de grenswaarden
blijven.
▪ Zorg steeds voor een evenwicht tussen de gewenste
aanvoerwatertemperatuur met de gewenste
kamertemperatuur en/of de capaciteit (in functie van de
kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers). De
gewenste aanvoerwatertemperatuur is het resultaat
van verschillende instellingen (voorgeprogrammeerde
waarden, omschakelwaarden, weersafhankelijke
curven, aanpassing). Bijgevolg kunnen te hoge of te
lage aanvoerwatertemperaturen overtemperaturen of
gebrek aan capaciteit veroorzaken. Door het bereik van
de aanvoerwatertemperaturen te beperken tot
geschikte waarden (afhankelijk van de warmteafgever)
kunnen dergelijke situaties vermeden worden.
Voorbeeld: Stel de minimumaanvoerwatertemperatuur in op 28°C
om te vermijden dat de kamer NIET opgewarmd kan worden:
aanvoerwatertemperaturen MOETEN voldoende hoger zijn dan de
kamertemperaturen (in verwarming).
#CodeBeschrijving
Het bereik van de aanvoerwatertemperaturen van de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone (= de
aanvoerwatertemperatuurzone met de laagste
aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en de hoogste
aanvoerwatertemperatuur voor koeling)
[A.3.1.1.2.2] [9-00]Maximumtemp (verwarm)
37°C~55°C (standaard: 55°C)
[A.3.1.1.2.1] [9-01]Minimumtemp (verwarm)
15°C~37°C (standaard: 25°C)
[A.3.1.1.2.4] [9-02]Maximumtemp (koelen)
18°C~22°C (standaard: 22°C)
[A.3.1.1.2.3] [9-03]Minimumtemp (koelen)
5°C~18°C (standaard: 5°C )
Het bereik van de aanvoerwatertemperaturen van de secundaire
aanvoerwatertemperatuurzone (= de
aanvoerwatertemperatuurzone met de hoogste
aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en de laagste
aanvoerwatertemperatuur voor koeling)
[A.3.1.2.2.2] [9-06]Maximumtemp (verwarm)
37°C~55°C (standaard: 55°C)
[A.3.1.2.2.1] [9-05]Minimumtemp (verwarm)
15°C~37°C (standaard: 25°C)
[A.3.1.2.2.4] [9-08]Maximumtemp (koelen)
18°C~22°C (standaard: 22°C)
[A.3.1.2.2.3] [9-07]Minimumtemp (koelen)
5°C~18°C (standaard: 5°C)
De temperatuuroverregeling voor de aanvoerwatertemperatuur
Deze functie bepaalt hoeveel de watertemperatuur boven de
gewenste aanvoerwatertemperatuur mag stijgen vooraleer de
compressor stopt. De compressor zal opnieuw starten wanneer de
Uitgebreide handleiding voor de installateur
56
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 57
8 Configuratie
T
t
T
A
R
L
0°C
T
t
T
A
R
L
0°C
ab
aanvoerwatertemperatuur tot onder de gewenste
aanvoerwatertemperatuur zakt. Deze functie is ALLEEN van
toepassing in de verwarmingsstand.
#CodeBeschrijving
Nvt[9-04]1°C~4°C (standaard: 1°C)
De aanvoerwatertemperatuur rond 0°C compenseren
Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 0°C bedraagt, wordt
plaatselijk de gewenste aanvoerwatertemperatuur hoger tijdens het
verwarmen. Deze compensatie kan geselecteerd worden wanneer
een absolute of weersafhankelijke gewenste temperatuur gebruikt
wordt (zie de afbeelding hieronder). Gebruik deze instelling om
mogelijke warmteverliezen van het gebouw door de verdamping van
gesmolten ijs of sneeuw (bijv. in landen of streken waar het koud
kan zijn) te compenseren.
a Absoluut gewenste aanvoerwatertemperatuur
b Weersafhankelijke gewenste aanvoerwatertemperatuur
#CodeBeschrijving
Nvt[D-03]▪ 0 (uitgeschakeld)
▪ 1 (geactiveerd) L=2°C,
R=4°C (−2°C<TA<2°C)
▪ 2 (geactiveerd) L=4°C,
R=4°C (−2°C<TA<2°C) (standaard)
▪ 3 (geactiveerd) L=2°C,
R=8°C (−4°C<TA<4°C)
▪ 4 (geactiveerd) L=4°C,
R=8°C (−4°C<TA<4°C)
Maximummodulatie van de aanvoerwatertemperatuur
ALLEEN van toepassing in kamerthermostaatregeling en wanneer
modulatie is ingeschakeld. De maximummodulatie (= afwijking) van
bijv. 3°C voor de gewenste aanvoerwatertemperatuur bepaald op
basis van het verschil tussen de werkelijke kamertemperatuur en de
gewenste kamertemperatuur betekent dat de gewenste
aanvoerwatertemperatuur met 3°C verhoogd of verlaagd kan
worden. Deze modulatie vergroten zorgt voor betere prestaties
(minder AAN/UIT, sneller verwarmen), maar er MOET ALTIJD,
afhankelijk van de warmteafgever, een evenwicht zijn (raadpleeg de
kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers) tussen de
gewenste aanvoerwatertemperatuur en de gewenste
kamertemperatuur.
#CodeBeschrijving
Nvt[8-06]0°C~10°C (standaard: 3°C)
De weersafhankelijke koeling beperken
ALLEEN van toepassing voor EBLQ011+014+016CAV3 en
EBLQ011+014+016CAW1. De weersafhankelijke koeling kan
uitgeschakeld worden, wat betekent dat de gewenste
aanvoerwatertemperatuur tijdens koeling NIET van de
buitenomgevingstemperatuur afhangt, ongeacht of weersafhankelijk
al dan NIET geselecteerd werd. Dit kan zowel voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone als voor de secundaire
aanvoerwatertemperatuurzone afzonderlijk ingesteld worden.
ALLEEN van toepassing in kamerthermostaatregeling. Om energie
te besparen door te beletten dat de kamer teveel verwarmd of
afgekoeld wordt, kunt u het bereik van de kamertemperatuur
beperken zowel tijdens de verwarming als tijdens de koeling van de
kamer.
OPMERKING
Wanneer de bereiken voor de kamertemperaturen
aangepast worden, moeten ook alle gewenste
kamertemperaturen aangepast worden, zodat ze binnen
de grenswaarden blijven.
ALLEEN van toepassing in kamerthermostaatregeling en als de
temperatuur in °C wordt weergegeven.
#CodeBeschrijving
[A.3.2.4]NvtKamertemp. stap
▪ 1°C (standaard). De gewenste
kamertemperatuur op de
gebruikersinterface kan in stappen van
1°C ingesteld worden.
▪ 0,5°C. De gewenste
kamertemperatuur op de
gebruikersinterface kan in stappen van
0,5°C ingesteld worden. De werkelijke
kamertemperatuur wordt met een
nauwkeurigheid van 0,1°C
weergegeven.
De kamertemperatuurhysteresis
ALLEEN van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. De hysteresisband rond de gewenste
kamertemperatuur is instelbaar. Er wordt geadviseerd om de
kamertemperatuurhysteresis NIET te wijzigen, aangezien deze is
ingesteld voor optimaal gebruik van het systeem.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
57
Page 58
8 Configuratie
[
9-0C
]
a
b
c
d
a Kamertemperatuur
b Werkelijke kamertemperatuur
c Gewenste kamertemperatuur
d Tijd
#CodeBeschrijving
Nvt[9-0C]1°C~6°C (standaard: 1°C)
De kamertemperatuurafwijking
ALLEEN van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. U kunt de (externe) kamertemperatuursensor
ijken. U kunt een afwijking instellen op de waarde van de
kamerthermistor gemeten door de gebruikersinterface of door een
externe kamersensor. De instellingen kunnen gebruikt worden om
situaties te compenseren waarin de gebruikersinterface of externe
kamersensor NIET op de ideale plaats geplaatst kan worden (zie de
installatiehandleiding en/of de uitgebreide handleiding voor de
installateur).
#CodeBeschrijving
Kamertemp.afwijking: Afwijking op de werkelijke kamertemperatuur
gemeten op de sensor van de gebruikersinterface.
[A.3.2.2][2-0A]–5°C~5°C, stap 0,5°C (standaard: 0°C)
Afwijk. ext. kamersensor: ALLEEN van toepassing als de optie met
externe kamersensor geplaatst en geconfigureerd werd (zie [C-08])
[A.3.2.3][2-09]–5°C~5°C, stap 0,5°C (standaard:0°C)
Vorstbescherming kamer
Vorstbescherming kamer zorgt ervoor dat het nooit te koud wordt in
de kamer. Deze instelling gedraagt zich verschillend afhankelijk van
de ingestelde manier om de unit te regelen ([C‑07]). Voer acties uit
volgens onderstaande tabel:
Manier om de unit te regelen
([C‑07])
Regeling via kamerthermostaat
([C‑07]=2)
Regeling via externe
kamerthermostaat ([C‑07]=1)
Regeling via de
aanvoerwatertemperatuur
([C‑07]=0)
Vorstbescherming kamer
Sta de kamerthermostaat toe te
zorgen voor Vorstbescherming
kamer:
▪ Zet [2‑06] op “1”
▪ Stel de vorstbeschermende
kamertemperatuur in ([2‑05]).
Sta de externe kamerthermostaat
toe te zorgen voor
Vorstbescherming kamer:
▪ Draai de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur
AAN.
Vorstbescherming kamer is NIET
gegarandeerd.
[C‑07]=2: regeling via kamerthermostaat
Wanneer de regeling via de kamerthermostaat gebeurt, wordt
vorstbescherming kamer gegarandeerd, zelfs wanneer de
startpagina van de kamertemperatuur op de gebruikersinterface UIT
is. Wanneer Vorstbescherming kamer ([2‑06]) ingeschakeld is en de
kamertemperatuur onder de vorstbeschermende kamertemperatuur
([2‑05]) valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers
leiden om de kamer opnieuw op te warmen.
#CodeBeschrijving
Nvt[2-06]Vorstbescherming kamer
▪ 0: uitgeschakeld
▪ 1 geactiveerd (standaard)
Nvt[2-05]Vorstbeschermende kamertemperatuur
4°C~16°C (standaard: 16°C)
INFORMATIE
Indien er zich een U5-storing voordoet:
▪ wanneer 1 gebruikersinterface aangesloten is, wordt
vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd,
▪ wanneer 2 gebruikersinterfaces aangesloten zijn en de
tweede gebruikersinterface, die gebruikt wordt om de
kamertemperatuur te regelen, losgekoppeld is (door
een foute bedrading of een beschadigde kabel), wordt
de vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
OPMERKING
Als Noodgeval op Handm ([A.6.C]=0) is ingesteld en de
unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal de
gebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging vragen
vooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker het
noodbedrijf NIET bevestigt, blijft vorstbescherming kamer
ingeschakeld.
[C‑07]=1: regeling via externe kamerthermostaat
Wanneer de regeling via een externe kamerthermostaat gebeurt,
wordt Vorstbescherming kamer gegarandeerd door de externe
kamerthermostaat, op voorwaarde dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface AAN is en de
instelling van de automatische noodstop ([A.6.C]) op "1" staat.
Bovendien is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:
OPMERKING
Indien het systeem GEEN back-upverwarming bevat,
wijzig dan NIET de standaard vorstbeschermende
kamertemperatuur.
INFORMATIE
Indien er zich een U4-storing voordoet, is
vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
Raadpleeg onderstaande paragrafen voor gedetailleerde informatie
over Vorstbescherming kamer tegenover de van toepassing zijnde
manier waarop de unit wordt geregeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
58
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 59
8 Configuratie
Indien……dan geldt het volgende:
Eén
aanvoerwatertemperatuurzone
Twee
aanvoerwatertemperatuurzones
[C‑07]=0: regeling via de aanvoerwatertemperatuur
Indien de regeling via de aanvoerwatertemperatuur gebeurt, wordt
Vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd. Bovendien, als [2‑06]
op “1” staat, is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
UIT is en de
buitenomgevingstemperatuur
onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de
warmteafgevers sturen om de
kamer opnieuw op te warmen
en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal
lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
AAN is, de externe
kamerthermostaat "Thermo
UIT" is en de
buitenomgevingstemperatuur
onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de
warmteafgevers sturen om de
kamer opnieuw op te warmen
en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal
lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
AAN is en de externe
kamerthermostaat "Thermo
AAN" is, wordt
Vorstbescherming kamer
gegarandeerd door de
normale logica.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
UIT is, en de
buitenomgevingstemperatuur
onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de
warmteafgevers sturen om de
kamer opnieuw op te warmen
en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal
lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
AAN is, de bedrijfsmodus
"verwarming" is en de
buitenomgevingstemperatuur
onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de
warmteafgevers sturen om de
kamer opnieuw op te warmen
en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal
lager worden gezet.
▪ Het selecteren van “koeling” of
“verwarming” gebeurt via de
gebruikersinterface. Wanneer
de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur
AAN is en de bedrijfsmodus is
“koeling”, dan is er geen
bescherming.
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur UIT is
en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer
opnieuw op te warmen en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur AAN is
en de bedrijfsmodus "verwarming" is, zal de unit aanvoerwater
naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te
warmen volgens de normale logica.
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur AAN is
en de bedrijfsmodus is “koeling”, dan is er geen bescherming.
Afsluiter
De afsluiter bevindt zich in de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone en is aangesloten op de uitgang van
de verwarming/koeling.
OPMERKING
De uitgang van de afsluiter kan NIET worden
geconfigureerd. Wijzig de waarde van instelling [F‑0B]
NIET. Sluit alleen NO (normaal open) afsluiters aan.
Bereik
De bediening van de unit in ruimteverwarming of ruimtekoeling wordt
verboden naargelang de gemiddelde buitentemperatuur.
UIT-tmp verwrm kamer: Wanneer de gemiddelde buitentemperatuur
hoger wordt dan deze waarde, wordt de ruimteverwarming UITgezet om oververwarming te vermijden.
#CodeBeschrijving
[A.3.3.1][4-02]14°C~35°C (standaard: 35°C)
De zelfde instelling wordt ook gebruikt in
de automatische omschakeling
verwarming/koeling.
AAN-tmp kamerkoeling: ALLEEN van toepassing voor
EBLQ011+014+016CAV3 en EBLQ011+014+016CAW1. Wanneer
de gemiddelde buitentemperatuur onder deze waarde valt, wordt de
ruimtekoeling UITgezet.
#CodeBeschrijving
[A.3.3.2][F-01]10°C~35°C (standaard: 20°C)
De zelfde instelling wordt ook gebruikt in
de automatische omschakeling
verwarming/koeling.
De automatische omschakeling tussen verwarming en koeling
ALLEEN van toepassing voor EBLQ011+014+016CAV3 en
EBLQ011+014+016CAW1. De eindgebruiker stelt de gewenste
bedrijfsmodus in op de gebruikersinterface: Verwarming, Koeling of
Automatisch (zie tevens de gebruiksaanwijzing/uitgebreide
handleiding voor de gebruiker). Wanneer Automatisch geselecteerd
wordt, gebeurt de verandering van bedrijfsmodus als volgt:
▪ Maandelijkse toelating voor verwarming en/of koeling: de
eindgebruiker geeft op een maandelijkse basis aan welke werking
toegestaan is ([7.5]): zowel verwarmen als koelen of ALLEEN
verwarmen of ALLEEN koelen. Als de toegestane bedrijfsmodus
in ALLEEN koelen verandert, zal de bedrijfsmodus in koeling
veranderen. Als de toegestane bedrijfsmodus in ALLEEN
verwarmen verandert, zal de bedrijfsmodus in verwarming
veranderen.
▪ De gemiddelde buitentemperatuur: de bedrijfsmodus zal
veranderen om ALTIJD binnen het grenzen te blijven bepaald
door de UIT-temperatuur van de ruimteverwarming voor
verwarming en de AAN-temperatuur van de ruimtekoeling voor
koeling. Als de buitentemperatuur zakt, zal de bedrijfsmodus naar
verwarming overschakelen en omgekeerd. Merk op dat de
buitentemperatuur een gemiddelde temperatuur is (zie
"8Configuratie"op pagina44).
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
59
Page 60
8 Configuratie
Wanneer de buitentemperatuur zich tussen de ruimtekoeling-AANtemperatuur en de ruimteverwarming-UIT-temperatuur bevindt, zal
de bedrijfsmodus niet veranderen, tenzij het systeem in
kamerthermostaatregeling geconfigureerd is met 1
aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers. In dat
geval zal de bedrijfsmodus veranderen op basis van:
▪ De gemeten binnentemperatuur: naast de gewenste
kamertemperatuur voor verwarming en voor koeling stelt de
installateur ook een hysteresiswaarde in (bijv. tijdens verwarming
heeft deze waarde betrekking tot de gewenste koeltemperatuur)
en een afwijkingswaarde (bijv. tijdens verwarming heeft deze
waarde betrekking tot de gewenste verwarmingstemperatuur).
Voorbeeld: de gewenste kamertemperatuur voor verwarming
bedraagt 22°C en voor koeling 24°C, met een hysteresiswaarde
van 1°C en een afwijking van 4°C. De omschakeling van
verwarming naar koeling zal gebeuren wanneer de
kamertemperatuur stijgt tot over het maximum van de gewenste
koeltemperatuur + de hysteresiswaarde (dus 25°C) en de
gewenste verwarmingstemperatuur + de afwijkingswaarde (dus
26°C). Omgekeerd zal de omschakeling van koeling naar
verwarming gebeuren wanneer de kamertemperatuur onder het
minimum valt van de gewenste verwarmingstemperatuur – de
hysteresiswaarde (dus 21°C) en de gewenste koeltemperatuur –
de afwijkingswaarde (dus 20°C).
▪ Een veiligheidsinterval om niet te regelmatig van verwarming naar
koeling, en omgekeerd, om te schakelen.
De omschakelinstellingen met betrekking tot de buitentemperatuur
(ALLEEN wanneer automatisch werd geselecteerd):
#CodeBeschrijving
[A.3.3.1][4-02]UIT-tmp verwrm kamer. Als de
buitentemperatuur boven deze waarde
stijgt, zal de bedrijfsmodus veranderen
naar koeling:
Gebied: 14°C~35°C (standaard: 35°C)
[A.3.3.2][F-01]AAN-tmp kamerkoeling. Als de
buitentemperatuur onder deze waarde
valt, zal de bedrijfsmodus veranderen
naar verwarming:
Gebied: 10°C~35°C (standaard: 20°C)
De omschakelinstellingen met betrekking tot de binnentemperatuur.
ALLEEN van toepassing als Automatisch werd geselecteerd en het
systeem in kamerthermostaatregeling geconfigureerd werd met 1
aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers.
Nvt[4-0B]Hysteresis: Zorgt dat er ALLEEN
wanneer nodig omgeschakeld wordt.
Voorbeeld: De bedrijfsmodus verandert
ALLEEN van koeling naar verwarming
wanneer de kamertemperatuur onder de
gewenste verwarmingstemperatuur
minus de hysteresis zakt.
Gebied: 1°C~10°C, stap 0,5°C
(standaard: 1°C)
Nvt[4-0D]Afwijking: Zorgt dat de actieve gewenste
kamertemperatuur bereikt kan worden.
Voorbeeld: indien een omschakeling van
verwarming naar koeling onder de
gewenste kamertemperatuur in
verwarming zou gebeuren, zou deze
gewenste kamertemperatuur nooit
bereikt worden.
Gebied: 1°C~10°C, stap 0,5°C
(standaard: 3°C)
8.3.2Het warm tapwater regelen: geavanceerd
Voorgeprogrammeerde tanktemperaturen
Alleen van toepassing als de bereiding van warm tapwater gepland
is of gepland + warmhouden.
U kunt voorgeprogrammeerde tanktemperaturen bepalen:
▪ opslag economisch
▪ opslag comfort
▪ warmhouden
▪ warmhoudenhysteresis
Voorgeprogrammeerde waarden maken het gebruik van de zelfde
waarde in het programma gemakkelijk. Als u later de waarde wilt
veranderen, hoeft u dit slechts op 1 plaats te doen (zie tevens de
gebruiksaanwijzing en/of de uitgebreide handleiding voor de
gebruiker).
Opslag comfort
Bij het programmeren van het programma kunt u gebruik maken van
de tanktemperaturen ingesteld als voorgeprogrammeerde waarden.
De tank zal dan opwarmen tot deze temperatuurinstelpunten bereikt
zijn. Daarbij kan tevens een opslagstop geprogrammeerd worden.
Dit zorgt ervoor dat de tank stopt met opwarmen zelfs wanneer het
instelpunt NIET werd bereikt. Programmeer alleen een opslagstop
wanneer tankverwarming absoluut niet gewenst wordt.
#CodeBeschrijving
[7.4.3.1][6-0A]30°C~[6‑0E]°C (standaard: 55°C)
Opslag economisch?
De opslageconomischtemperatuur duidt op de lagere gewenste
tanktemperatuur. Dit is de gewenste temperatuur wanneer een
opslageconomischactie gepland werd (liefst tijdens de dag).
#CodeBeschrijving
[7.4.3.2][6-0B]30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:
45°C)
Warmhouden
De gewenste warmhoudentanktemperatuur wordt gebruikt:
▪ in warmhoudenstand van gepland + warmhoudenstand: De
gegarandeerde minimumtanktemperatuur wordt ingesteld door T
–[6‑08], wat [6‑0C] of het weersafhankelijk instelpunt, min de
OFF
warmhoudenhysteresis. Indien de tanktemperatuur onder deze
waarde valt, wordt de tank opgewarmd.
#CodeBeschrijving
[7.4.3.3][6-0C]30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:
45°C)
Warmhoudenhysteresis
Alleen van toepassing als de bereiding van warm tapwater gepland
is + warmhouden.
#CodeBeschrijving
Nvt[6-08]2°C~20°C (standaard: 10°C)
Weersafhankelijk
De weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parameters
voor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer de
weersafhankelijke werking actief is, wordt de gewenste
tanktemperatuur automatisch bepaald in functie van de gemiddelde
buitentemperatuur: lage buitentemperaturen zorgen voor hogere
gewenste tanktemperaturen, omdat dan het water uit de
koudwaterkranen kouder is, en omgekeerd. In het geval van
geplande of geplande+warmhouden bereiding van warm tapwater is
de opslagcomforttemperatuur weersafhankelijk (volgens de
HP
Uitgebreide handleiding voor de installateur
60
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 61
8 Configuratie
T
DHW
T
a
[0-0C]
[0-0B]
[0-0E][0-0D]
weersafhankelijke curve), de opslageconomisch- en
warmhoudentemperaturen zijn NIET weersafhankelijk. In het geval
van een uitsluitend-warmhouden-bereiding van warm tapwater is de
gewenste tanktemperatuur weersafhankelijk (volgens de
weersafhankelijke curve). Tijdens de weersafhankelijk werking kan
de eindgebruiker de gewenste tanktemperatuur niet op de
gebruikersinterface aanpassen.
#CodeBeschrijving
[A.4.6]NvtDe weersafhankelijke gewenste
tanktemperatuur is:
▪ Absoluut (standaard): uitgeschakeld.
Alle gewenste tanktemperaturen zijn
NIET weersafhankelijk.
▪ Weersafh: ingeschakeld. In de
geplande stand of de geplande
+warmhoudenstand is de
opslagcomforttemperatuur
weersafhankelijk. De
opslageconomisch- en
warmhoudentemperaturen zijn NIET
weersafhankelijk. In de
warmhoudenstand is de gewenste
tanktemperatuur weersafhankelijk.
Let op: Wanneer de weergegeven
tanktemperatuur weersafhankelijk is,
kan deze niet op de
gebruikersinterface aangepast
worden.
wanneer de buitentemperatuur gelijk is
aan de lage omgevingstemperatuur of
eronder valt: 45°C~[6‑0E]°C
(standaard: 60°C)
▪ [0-0B]: gewenste tanktemperatuur
wanneer de buitentemperatuur gelijk is
aan de lage omgevingstemperatuur of
tot hoger deze stijgt: 35°C~[6‑0E]°C
(standaard: 55°C )
Boosterverwarming en warmtepomp in bedrijf (voor systemen
met een warmtapwatertank)
#CodeBeschrijving
Nvt[4-03]Bepaalt wanneer de boosterverwarming
mag werken in functie van de
omgevingstemperatuur, de
warmtapwatertemperatuur of de
bedrijfsmodus van de warmtepomp.
Deze instelling is alleen van toepassing
in de warmhoudenstand voor
toepassingen met een
warmtapwatertank.
▪ 0: De boosterverwarming mag NIET
werken, behalve voor de
"Desinfectiefunctie" en het "Krachtig
verwarmen van het tapwater".
Gebruik deze instelling alleen wanneer
de capaciteit van de warmtepomp
gedurende het volledige
verwarmingsseizoen volstaat om de
behoeften te dekken inzake
verwarming van de woning en
opwarmen van warm tapwater.
Als de buitentemperatuur lager is dan
instelling [5-03] en [5-02]=1, zal het
warm tapwater niet verwarmd worden.
De warmtapwatertemperatuur kan
maximum deze van de UITtemperatuur van de warmtepomp
bedragen.
▪ 1: De werking van de
boosterverwarming is toegestaan
wanneer nodig.
▪ 2: De boosterverwarming is
toegestaan buiten het werkingsgebied
van de warmtepomp om warm
tapwater te bereiden.
De werking van de boosterverwarming
is alleen toegestaan als:
▪ De omgevingstemperatuur buiten
het werkingsgebied ligt: Ta<[5-03] of
Ta>35°C
▪ De temperatuur van het warm
tapwater is 2°C lager dan de UITtemperatuur van de warmtepomp.
vervolg >>
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
61
Page 62
t
T
BH ON
T
DHW
T
HP ON
T
HP OFF
T
HP MAX
T
U
T
BH OFF
[6-01]
[6-00]
[7-00]
[7-01]
T
U
= 70°C
[7-00] = 3°C
[6-01] = 2°C
[6-00] = 7°C
HP
BH
HP
5
10
20
30
40
41
48
50
60
71
70
73
t
[6-00]
HP
5
10
20
30
40
43
45
TU=T
HP OFF
T
HP MAX
T
DHW
T
HP ON
50
8 Configuratie
#CodeBeschrijving
Nvt[4-03]<< vervolg
De boosterverwarming zal mogen
werken wanneer Ta<[5-03] van de status
van [5-02] afhangt.
▪ 3 (standaard): De boosterverwarming
mag werken wanneer de warmtepomp
NIET warm tapwater aan het bereiden
is.
Idem als instelling 1, maar de
gelijktijdige werking van de
boosterverwarming en van de
warmtepomp om warm tapwater te
bereiden is niet toegestaan.
▪ 4: De boosterverwarming mag NIET
werken, behalve voor de
"Desinfectiefunctie".
Gebruik deze instelling alleen wanneer
de capaciteit van de warmtepomp
gedurende het volledige
verwarmingsseizoen volstaat om de
behoeften te dekken inzake
verwarming van de woning en
opwarmen van warm tapwater.
Als de buitentemperatuur lager is dan
instelling [5-03] en [5-02]=1, zal het
warm tapwater niet verwarmd worden.
De warmtapwatertemperatuur kan
maximum deze van de UITtemperatuur van de warmtepomp
bedragen.
Wanneer instelling [4-03]=1/2/3/4 kan de
werking van de boosterverwarming nog
steeds beperkt worden door het
programma van de toelating voor
boosterverwarming.
temperatuurverschil boven het instelpunt
van de temperatuur van het warm
tapwater vooraleer de
boosterverwarming UITgezet wordt. De
temperatuur van de warmtapwatertank
zal toenemen met [7-00] boven het
geselecteerde instelpunt van de
temperatuur.
Gebied: 0°C~4°C (standaard: 0°C)
tussen de AAN-temperatuur en de UITtemperatuur van de boosterverwarming.
De minimumhysteresistemperatuur
bedraagt 2°C.
Gebied: 2°C~40°C (standaard: 2°C)
temperatuur van de warmtepomp
bepaalt.
Gebied: 2°C~20°C (standaard: 2°C)
temperatuur van de warmtepomp
bepaalt.
Gebied: 0°C~10°C (standaard: 2°C)
BH Boosterverwarming
HP Warmtepomp. Als de verwarming met de warmtepomp te
lang duurt, kan de boosterverwarming extra bijverwarmen
T
UIT-temperatuur boosterverwarming (TU+[7-00])
BH OFF
T
AAN-temperatuur boosterverwarming (T
BH ON
T
Maximale warmtepomptemperatuur aan sensor in tank
HP MAX
voor warm tapwater voor huishoudelijk gebruik
T
UIT-temperatuur warmtepomp (T
HP OFF
T
AAN-temperatuur warmtepomp (T
HP ON
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuur van gebruikersinstelpunt (ingesteld op de
HP Warmtepomp. Als de verwarming met de warmtepomp te
lang duurt, kan de boosterverwarming extra bijverwarmen
T
Maximale warmtepomptemperatuur aan sensor in tank
HP MAX
voor warm tapwater voor huishoudelijk gebruik
T
UIT-temperatuur warmtepomp (T
HP OFF
T
AAN-temperatuur warmtepomp (T
HP ON
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuur van gebruikersinstelpunt (ingesteld op de
gebruikersinterface)
t Tijd
HP MAX
HP OFF
−[6-01])
−[6-00])
INFORMATIE
De maximum warmtepomptemperatuur hangt af van de
omgevingstemperatuur. Voor meer informatie, zie het
werkingsgebied.
Timers voor gelijktijdig verzoek voor ruimteverwarming en
bereiden van warm tapwater
#CodeBeschrijving
Nvt[8-00]Niet wijzigen. (standaard: 1)
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 63
8 Configuratie
t
1
0
1
0
[8-01][8-02]
[8-00]
t
1
0
1
0
1
0
[8-03]
3
4
1
0
t
T
A
t
T
A
0
[8-01]
[5-03][4-02]
[8-02]
[8-01]+
[8-04]
0
[8-01]
[F-01]35°C
[8-02]
[8-01]+
[8-04]
Nvt[8-01]Maximale bedrijfstijd voor het bereiden
Nvt[8-02]Antipendeltijd.
Nvt[8-03]Vertragingstimer van de
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
#CodeBeschrijving
van warm tapwater. Het verwarmen van
warm tapwater stopt, zelfs als de
eindtemperatuur van het warm tapwater
NIET werd bereikt. De werkelijke
maximale bedrijfstijd hangt ook af van
instelling [8-04].
▪ Als systeemlayout =
Kamerthermostaatregeling: Er wordt
alleen met deze
voorgeprogrammeerde waarde
rekening gehouden als er een verzoek
voor ruimteverwarming of -koeling is.
Als er GEEN verzoek is voor
ruimteverwarming/-koeling wordt de
tank verwarmd tot wanneer het
instelpunt bereikt wordt.
▪ Als systeemlayout ≠
Kamerthermostaatregeling: Er wordt
steeds rekening gehouden met deze
voorgeprogrammeerde waarde.
Gebied: 5~95 minuten (standaard: 30)
Minimumtijd tussen twee cycli voor warm
tapwater. De werkelijke antipendeltijd
hangt ook af van instelling [8-04].
Gebied: 0~10 uren (standaard: 3) (stap:
0,5).
Opmerking: De minimum tijd is 1/2 uur
zelfs als de geselecteerde waarde 0 is.
boosterverwarming.
Alleen voor EKHW
Wachttijd vooraleer de
boosterverwarming begint te werken
wanneer de warmtapwaterstand actief is.
▪ Als de warmtapwaterstand NIET actief
is, bedraagt de wachttijd 20minuten.
▪ De wachttijd begint te lopen vanaf de
AAN-temperatuur van de
boosterverwarming.
▪ Door de wachttijd van de
boosterverwarming ten opzichte van
de maximale bedrijfstijd aan te
passen, kunt u een optimaal evenwicht
vinden tussen de energie-effectiviteit
en de opwarmingstijd.
▪ Als de wachttijd van de
boosterverwarming te hoog wordt
ingesteld, kan het lang duren
vooraleer het warm tapwater de
ingestelde temperatuur bereikt.
▪ De instelling [8-03] is alleen van
belang als instelling [4-03]=1. Instelling
[4-03]=0/2/3/4 beperkt de
boosterverwarming automatisch voor
wat betreft de bedrijfstijd van de
warmtepomp in de stand verwarmen
van water voor huishoudelijk gebruik.
▪ Zorg ervoor dat [8-03] altijd in verband
staat met de maximale bedrijfstijd
[8-01].
Gebied: 20~95 (standaard: 50).
#CodeBeschrijving
Nvt[8-04]Extra bedrijfstijd voor de maximale
bedrijfstijd afhankelijk van de
buitentemperatuur [4-02] of [F-01].
Gebied: 20~95 minuten (standaard: 50).
[8-02]: Anti-pendeltijd
1 Warmtepomp in stand verwarmen tapwater (1=actief,
0=niet actief)
2 Vraag warm water voor warmtepomp (1=vraag, 0=geen
vraag)
t Tijd
[8-03]: Vertragingstimer boosterverwarming
1 Werking van de boosterverwarming (1=actief, 0=niet actief)
2 Warmtepomp in stand verwarmen tapwater (1=actief,
0=niet actief)
3 Vraag warm water voor boosterverwarming (1=vraag,
0=geen vraag)
4 Vraag warm water voor warmtepomp (1=vraag, 0=geen
Zorg ervoor dat de starttijd [A.4.4.3] van de
desinfectiefunctie met ingestelde duurtijd [A.4.4.5] NIET
wordt onderbroken door een mogelijke vraag naar warm
tapwater.
VOORZICHTIG
Het programma om de boosterverwarming te laten werken
wordt gebruikt om de werking van de boosterverwarming
op basis van een weekprogramma te beperken of toe te
staan. Advies: om de desinfectiefunctie goed haar werk te
laten doen, laat de boosterverwarming (via het
weekprogramma) minimum 4 uur werken vanaf de
geplande start van het desinfecteren. Indien de
boosterverwarming tijdens het desinfecteren beperkt
wordt, zal deze functie NIET goed uitgevoerd worden en
zal de betreffende waarschuwing AH zal dan gegenereerd
worden.
INFORMATIE
Indien de storingscode AH verschijnt en de
desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm
tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende
te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd,
wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie
te programmeren minstens 4 uur na een voorzien
verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de
installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld
worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een
Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de
geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al
voor te verwarmen.
INFORMATIE
De desinfectiefunctie start opnieuw wanneer de
temperatuur van het warm tapwater binnen de duurtijd 5°C
onder de desinfectie-eindtemperatuur valt.
INFORMATIE
Er doet zich een AH-storing voor wanneer u het volgende
tijdens desinfectie doet:
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuurinstelpunt van de gebruiker
THInstelpunt hoge temperatuur [2-03]
t Tijd
▪ Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
▪ Ga naar de startpagina van de
warmtapwatertanktemperatuur(Tank).
▪ Druk op
om de desinfectie te onderbreken.
WAARSCHUWING
Let op: de temperatuur van het warm tapwater uit de
warmwaterkraan zal gelijk zijn aan de waarde van lokale
instelling [2-03] na desinfectering.
Wanneer deze hoge temperatuur van het warm tapwater
een potentieel risico op letsels kan inhouden, moet een
mengkraan (lokaal te voorzien) worden geïnstalleerd aan
de warmwateruitlaataansluiting van de tank voor warm
tapwater. Deze mengkraan zorgt ervoor dat de
temperatuur van het warm water uit de warmwaterkraan
nooit boven de ingestelde maximumwaarde komt. Deze
maximum toelaatbare temperatuur van het warm water
wordt bepaald volgens de toepasbare wetgeving.
8.3.3De instellingen voor de warmtebronnen
Back-upverwarming
Bedrijfsmodus van de back-upverwarming: bepaalt of de werking
van de back-upverwarming geactiveerd of uitgeschakeld is. Deze
instelling wordt alleen genegeerd als back-upverwarming tijdens het
ontdooien nodig is of wanneer een storing in de buitenunit voorkomt
(als [A.6.C] ingeschakeld is).
#CodeBeschrijving
[A.5.1.1][4‑00]Werking van de back-upverwarming:
▪ 0: Uitgeschakeld
▪ 1 (standaard): Ingeschakeld
Uitgebreide handleiding voor de installateur
64
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 65
8 Configuratie
#CodeBeschrijving
Nvt[5-00]Mag de back-upverwarming boven de
evenwichtstemperatuur werken tijdens
ruimteverwarming?
▪ 1: NIET toegestaan
▪ 0: Toegestaan
[A.5.1.4][5‑01]Evenwichtstemperatuur.
De buitentemperatuur waaronder de
back-upverwarming mag werken.
Gebied: –15°C~35°C (standaard: –4°C)
(stap: 1°C)
Automatische noodstop
Indien de warmtepomp weigert te werken, kan de backupverwarming en boosterverwarming als noodverwarming werken
en al dan niet automatisch de volledige warmtebelasting overnemen.
▪ Wanneer automatische noodstop is ingesteld op Automat en er
zich een storing voordoet in de warmtepomp:
▪ De back-upverwarming zal de warmtebelasting automatisch
overnemen.
▪ De boosterverwarming zal automatisch de warm
tapwaterproductie overnemen.
▪ Wanneer automatische noodstop is ingesteld op Handm en er
zich een storing voordoet in de warmtepomp, stoppen het
aanmaken van warm tapwater en het verwarmen van ruimten en
moet het systeem handmatig worden hersteld. De
gebruikersinterface zal u dan vragen of de back-upverwarming of
de boosterverwarming de volledige warmtebelasting al dan niet
moet overnemen.
Als er zich een storing in de warmtepomp voordoet, zal op de
gebruikersinterface verschijnen. Indien niemand gedurende langere
periodes in het huis aanwezig is, adviseren wij instelling [A.6.C]
Noodgeval op Automat in te stellen.
#CodeBeschrijving
[A.6.C]NvtNoodgeval:
▪ 0: Handm (standaard)
▪ 1: Automat
INFORMATIE
Als [4‑03]=1 of 3, dan is Noodgeval=Handm niet van
toepassing voor de boosterverwarming.
INFORMATIE
De instelling van de automatische noodstop kan alleen in
de menustructuur van de gebruikersinterface worden
ingesteld.
INFORMATIE
Indien er zich een storing voordoet in de warmtepomp en
[A.6.C] is ingesteld op Handm, blijven de functies
Vorstbescherming kamer, Dekvloer drogen van de
vloerverwarming en Vorstbescherming waterleidingen
ingeschakeld, zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf
NIET bevestigt.
8.3.4De systeeminstellingen
Voorrangen (voor systemen met een warmtapwatertank)
#CodeBeschrijving
Nvt[5-02]Voorrang aan ruimteverwarming.
Bepaalt of warm tapwater alleen door
de boosterverwarming wordt bereid
wanneer de buitentemperatuur lager is
dan de temperatuur voor voorrang aan
ruimteverwarming. Er wordt
geadviseerd deze functie in te
schakelen om de tank minder langs op
te warmen en toch een comfort inzake
warm tapwater te garanderen.
▪ 0: uitgeschakeld
▪ 1: geactiveerd
[5-01] Evenwichtstemperatuur en [5-03]
Temperatuur voorrang
ruimteverwarming hebben betrekking
op de back-upverwarming. U moet dus
[5‑03] gelijk aan of een paar graden
hoger dan [5‑01] instellen.
Nvt[5-03]Temperatuur voorrang
ruimteverwarming.
Bepaalt de buitentemperatuur
waaronder het warm tapwater alleen
door de boosterverwarming
opgewarmd zal worden.
Gebied: –15°C~35°C (standaard: 0°C).
Nvt[5-04]Instelpuntcorrectie voor temperatuur
warm tapwater: instelpuntcorrectie voor
de gewenste temperatuur van het
warm tapwater, te gebruiken bij lage
buitentemperaturen wanneer de
voorrang aan ruimteverwarming
geactiveerd is. Het gecorrigeerde
(hogere) instelpunt zorgt ervoor dat de
totale verwarmingscapaciteit van het
water in de tank zo goed als
ongewijzigd blijft door het koudere
water op de bodem in de tank (omdat
de warmtewisselaarspiraal niet werkt)
te compenseren met warmer water
bovenaan.
Gebied: 0°C~20°C (standaard: 10°C).
Automatische herstart
Wanneer de stroomvoorziening na een stroomstoring hersteld wordt,
zal de automatische herstartfunctie de instellingen van de
gebruikersinterface van vóór de onderbreking van de voeding
opnieuw gebruiken. Daarom wordt geadviseerd deze functie altijd in
te schakelen.
Indien de kans bestaat dat er een stroomstoring is (bijv. elektrische
voeding met voorkeur kWh-tarief), schakel dan altijd de
automatische herstartfunctie in. Het hydrodeel van de buitenunit kan,
onafhankelijk van de status van de elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief, continu door de binnenunit worden geregeld door het
hydrodeel van de buitenunit op een elektrische voeding met normaal
kWh-tarief aan te sluiten.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
#CodeBeschrijving
[A.6.1][3‑00]Is de automatische-herstartfunctie van
de unit toegestaan?
▪ 0: Nee
▪ 1 (standaard): Ja
Uitgebreide handleiding voor de installateur
65
Page 66
8 Configuratie
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
#CodeBeschrijving
[A.2.1.6][D‑01]Aansluiting op een elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief:
▪ 0 (standaard): Het koelmiddeldeel van
de buitenunit is aangesloten op een
normale elektrische voeding.
▪ 1: Het koelmiddeldeel van de
buitenunit is aangesloten op een
elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief. Wanneer het signaal van
het voorkeur kWh-tarief naar de
energieleverancier wordt gestuurd,
opent het contact en gaat de unit over
in gedwongen uit-stand. Wanneer het
signaal opnieuw stopt, sluit het
spanningsvrij contact en begint de unit
weer te werken. Activeer daarom altijd
de automatische herstartfunctie.
▪ 2: Het koelmiddeldeel van de
buitenunit is aangesloten op een
elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief. Wanneer het signaal van
het voorkeur kWh-tarief naar de
energieleverancier wordt gestuurd,
sluit het contact en gaat de unit over in
gedwongen uit-stand. Wanneer het
signaal opnieuw stopt, gaat het
spanningsvrij contact open en begint
de unit weer te werken. Activeer
daarom altijd de automatische
herstartfunctie.
[A.6.2.1][D‑00]Welke verwarmingen worden toegestaan
te werken tijdens de elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief?
▪ 0 (standaard): Geen
▪ 1: Alleen de boosterverwarming
▪ 2: Alleen de back-upverwarming
▪ 3: Alle verwarmingen
Zie onderstaande tabel.
Instellingen 1, 2 en 3 hebben enkel zin
als de elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief van het type1 is of als het
hydrodeel van de buitenunit op een
elektrische voeding met normaal kWh-
tarief (via X3M/5+6) aangesloten is en
de back-upverwarming en de
boosterverwarming NIET op de
elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief aangesloten zijn.
[D‑00]Boosterverwarm
ing
0
(standaard)
1Toegestaan
2Gedwongen UIT Toegestaan
3Toegestaan
De gemiddeldentimer
De gemiddeldentimer corrigeert de invloed van de schommelingen
van de omgevingstemperatuur. De berekening van het
weersafhankelijk instelpunt gebeurt op basis van de gemiddelde
buitentemperatuur.
Gedwongen UIT Gedwongen UIT Gedwongen
Back-
upverwarming
Compressor
UIT
Er wordt over een geselecteerde tijdsinterval een gemiddelde
genomen van de buitentemperatuur.
De temperatuurafwijking via de externe
buitenomgevingstemperatuursensor
Alleen van toepassing wanneer een externe
buitenomgevingstemperatuursensor werd geplaatst en
geconfigureerd.
U kunt de externe buitenomgevingstemperatuursensor ijken. Er kan
een afwijking op de thermistorwaarde ingegeven worden. De
instelling kan gebruikt worden om situatie te compenseren waarin de
externe buitenomgevingstemperatuursensor niet op de ideale plaats
(zie afbeelding) kan worden geplaatst.
U kunt handmatig een ontdooien starten.
De beslissing om handmatig te ontdooien wordt genomen door de
buitenunit en hangt af van de omgevings- en
warmtewisselaaromstandigheden. Wanneer de buitenunit het
gedwongen ontdooien aanvaard heeft, zal op de
gebruikersinterface verschijnen. Indien NIET binnen de 6minuten
verschijnt nadat het gedwongen ontdooien geactiveerd werd, heeft
de buitenunit het verzoek voor gedwongen ontdooien verworpen.
#CodeBeschrijving
[A.6.6]NvtWilt u een ontdooiproces starten?
Pompwerking
Wanneer de functie pompwerking gedeactiveerd is, wordt de pomp
stilgelegd als de buitentemperatuur hoger is dan de in [4-02]
ingestelde waarde of als de buitentemperatuur onder de in [F-01]
ingestelde waarde daalt. Wanneer de pompwerking geactiveerd is,
kan de pomp bij alle buitentemperaturen werken.
#CodeBeschrijving
Nvt[F‑00]Pompwerking:
▪ 0: Uitgeschakeld als de
buitentemperatuur hoger is dan [4-02]
of lager is dan [F-01] afhankelijk van
de bedrijfsmodus van de verwarming/
koeling.
▪ 1: Mogelijk voor alle
buitentemperaturen.
Pompwerking tijdens abnormale debieten [F-09] bepaalt of de pomp
moet stoppen of verder mag werken wanneer het debiet abnormaal
is. Deze functie is alleen geldig in specifieke omstandigheden waarin
de pomp best blijft werken wanneer Ta<4°C (de pomp zal
10 minuten werken en 10 minuten stilstaan). Daikin is NIET
aansprakelijk voor schade als gevolg van deze functie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
66
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 67
#CodeBeschrijving
[9-0D]=0[9-0D]=5
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
[9-0D]=6[9-0D]=7
[9-0D]=8
a (kPa)
b (l/min)
Nvt[F‑09]Pomp werkt verder als abnormaal
debiet:
▪ 0: Pomp wordt stilgelegd.
▪ 1: Pomp zal werken als Ta<4°C
(10minuten AAN –10minuten UIT)
INFORMATIE
Indien glycol in het systeem aanwezig is ([E‑0D] ingesteld
op “1”) en er gebeurt iets abnormaal met het debiet, zal
[F‑09] GEEN invloed hebben en zal de pomp verder
werken (intervallen van 20minuten AAN – 4minuten UIT).
Pompsnelheidbeperking
Pompsnelheidbeperking [9‑0D] bepaalt de maximumsnelheid van de
pomp. In normale omstandigheden zou de standaardinstelling NIET
moeten worden gewijzigd. De pompsnelheidbeperking kan worden
genegeerd wanneer het debiet zich binnen het gebied van het
minimumdebiet bevindt (storing 7H).
#CodeBeschrijving
Nvt[9‑0D]Pompsnelheidbeperking
▪ 0: Geen beperking.
▪ 1~4: Algemene beperking. Er is een
beperking in alle omstandigheden. De
vereiste delta T regeling en comfort
worden NIET gegarandeerd.
▪ 5~8 (standaard: 6): Beperking
wanneer geen stelmotoren. Wanneer
er niet wordt verwarmd of gekoeld is
de pompsnelheidbeperking van
toepassing. Wanneer er wordt
verwarmd of gekoeld wordt de
pompsnelheid alleen door de delta T
bepaald in functie van de nodige
capaciteit. Met dit beperkingsgebied is
deltaT mogelijk en wordt het comfort
gegarandeerd.
8 Configuratie
a Externe statische druk
b Waterdebiet
De maximumwaarden hangen af van het unittype:
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Stappen backupverwarming
Type BUH
Voorkeur kWh-tarief
Warmtapwaterbedrijf
Primair
AWT inst modus
Temperatuurbereik
Aangepaste AWT
Afgiftesysteem
[A.3.1.2]
Secundair
AWT inst modus
Temperatuurbereik
Kamertemp. stap
[A.3.1.3]
Delta T bron
Verwarming
Koeling
Glycol aanwezig
Primair contact
Sec. contact
[A.2.2.F]
Optie box
Ext BUH bron
Alarm-output
Extrn kWh-meter
Extrn kWh-meter
Extrn sensor
Verbruikscontrole door DI
Noodgeval
LAN adapter
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen en
het type unit, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar
zijn.
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen en
het type unit, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar
zijn.
8 Configuratie
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
69
Page 70
9 Inbedrijfstelling
9Inbedrijfstelling
9.1Overzicht: Inbedrijfstelling
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem
in bedrijf te stellen nadat het werd geconfigureerd.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1De “Checklist vóór inbedrijfstelling” controleren.
2Ontluchten.
3Het systeem testen.
4Indien nodig, een of meerdere stelmotoren testen.
5Indien nodig, de dekvloer van de vloerverwarming drogen.
9.2Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Laat de unit NOOIT werken zonder de thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. De compressor zou anders
vuur kunnen vatten.
9.3Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De
unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn
uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Naargelang de systeemlay-out kunnen niet alle onderdelen
beschikbaar zijn.
U leest de volledige installatie-instructies, zoals
beschreven in de uitgebreide handleiding voor deinstallateur.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
De bedieningskast is juist gemonteerd.
De kast met opties is juist gemonteerd.
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen
werden gelegd conform de beschikbare documentatie en
de geldende wetgeving:
▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de buitenunit
▪ Tussen de buitenunit en de regelkast
▪ Tussen de regelkast en de kast met opties
▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de regelkast
▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de kast met opties
▪ Tussen de buitenunit en de kleppen
▪ Tussen de regelkast en de kamerthermostaat
▪ Tussen de regelkast en de warmtapwatertank
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de
aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn
overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET
overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op
het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelenof
samengedrukte leidingen in de buitenunit.
Stroomonderbreker F1B van de back-upverwarming
(ter plaatse te voorzien)is INgeschakeld.
Alleen voor tanks met ingebouwde boosterverwarming:
De stroomonderbreker F2B van deboosterverwarming (op de schakelkast van de
bedieningskast) is AAN.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen
zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
Er zijn GEEN waterlekken in de buitenunit.
De afsluiters zijn op de juiste manier gemonteerd en
staan volledig open.
De drukveiligheidsklep sproeit water als hij geopend
wordt.
Het minimum watervolume is gegarandeerd in alle
omstandigheden. Zie “Het watervolume controleren” in
Als er glycol werd toegevoegd aan het systeem, bevestig
dan of de glycolconcentratie correct is en controleer of de
glycolinstelling [E‑0D]=1.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat glycolinstelling [E-0D] overeenkomt
met de vloeistof in het watercircuit (0 = alleen water, 1
= water+glycol). Als de glycolinstelling NIET correct is
ingesteld, kan de vloeistof in de leidingen bevriezen.
▪ Als er glycol aan het systeem wordt toegevoegd maar
de concentratie is lager dan voorgeschreven, dan kan
de vloeistof in de leidingen nog steeds bevriezen.
INFORMATIE
De software bevat een stand "installateur ter
plaatse" ([4‑0E]) die het automatische werking van de unit
uitschakelt. Bij de eerste installatie wordt de instelling
[4‑0E] standaard op "1" gezet, wat betekent dat de
automatische werking is uitgeschakeld. Alle beschermende
functies zijn dan uitgeschakeld. Als de startpagina's van de
gebruikersinterface uit staan, zal de unit NIET automatisch
werken. Om de automatische werking en de
beschermende functies in te schakelen, zet [4‑0E] op "0".
36uur nadat de unit voor het eerst onder spanning werd
gezet, dat deze [4‑0E] automatisch op "0" zetten, zodat de
stand "installateur ter plaatse" wordt gestopt en de
beschermende functies ingeschakeld worden. Indien – na
de eerste installatie– de installateur terug ter plaatse komt,
moet deze [4‑0E] handmatig op "1" zetten.
9.4Checklist tijdens inbedrijfstelling
Het minimumdebiet wordt gegarandeerd in alle
omstandigheden. Zie “Het watervolume en debiet
controleren” in "6.3 De waterleidingen voorbereiden" op
pagina24.
Ontluchten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
70
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 71
9 Inbedrijfstelling
01:18
Di
Ontluchting
l/min
Laag
SHC
0.5
Debiet
Snelheid
Circuit
Stop
Aanpassn
Scroll
9.4.1Het minimum debiet controleren
1 Controleer naargelang de hydraulische configuratie welke
2 Sluit alle ruimteverwarmingslussen die kunnen worden gesloten
3 Start het proefdraaien van de pomp (zie "9.4.4 Stelmotoren
4 Ga naar [6.1.8]: > Informatie > Sensorinformatie > Debiet
JaNeen
Wijzig de instelling van de
omloopklep om het minimum
vereiste debiet + 2l/min te
bereiken
9.4.2De ontluchtingsfunctie
Het is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie van
de unit alle lucht uit het watercircuit wordt verwijderd. Als de
ontluchtingsfunctie aan het werken is, werkt de pomp zonder dat de
unit eigenlijk werkt en zal het ontluchten van het watercircuit
beginnen.
Er zijn 2standen om te ontluchten:
▪ Handmatig: de unit werkt met een vaste pomp en in een vaste of
▪ Automatisch: de unit wijzigt automatisch de snelheid van de pomp
Typische werkstroom
Het systeem ontluchten bestaat uit het volgende:
1Handmatig ontluchten
2Automatisch ontluchten
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Proefdraaien.
Stelmotoren proefdraaien.
Functie dekvloer drogen
De functie dekvloer drogen wordt gestart (indien nodig).
ruimteverwarmingslussen kunnen gesloten worden door
mechanische, elektronische of andere kleppen.
(zie vorige stap).
proefdraaien"op pagina72).
om het debiet te controleren. Tijdens het testen/proefdraaien
van de pomp kan de unit onder dit vereist minimumdebiet
werken.
Omloopklep voorzien?
Indien het werkelijke debiet
onder het minimumdebiet ligt,
zijn wijzigingen aan de
hydraulische configuratie vereist.
Verhoog het aantal
ruimteverwarmingslussen die
NIET kunnen worden gesloten of
installeer een drukgestuurde
omloopklep.
OPMERKING
Vooraleer te ontluchten, open de veiligheidskraan en
controleer of het circuit met voldoende water is gevuld. U
kunt de procedure voor het ontluchten pas beginnen
wanneer er water uit de kraan stroomt wanneer u ze
geopend hebt.
een aangepaste stand van de 3-wegklep. De aangepaste stand
van de 3-wegklep is erg handig om alle lucht uit het watercircuit te
verwijderen in de stand ruimteverwarming of opwarmen van het
tapwater. Zowel het circuit van de ruimteverwarming als dat van
het warm tapwater moeten worden ontlucht. De werksnelheid van
de pomp (traag of snel) kan ook ingesteld worden.
en schakelt de stand van de 3-wegklep om tussen de stand
ruimteverwarming en de stand opwarmen van het tapwater.
OPMERKING
De buitenunit is voorzien van een handmatig
ontluchtingsventiel. De ontluchtingsprocedure vereist een
handmatige handeling.
OPMERKING
Wanneer de unit via het handmatig ontluchtingsventiel
wordt ontlucht, vang al de vloeistof op die uit het ventiel
kan lekken. Indien deze vloeistof NIET wordt opgevangen,
kan zij op inwendige onderdelen druppelen en de unit
beschadigen.
INFORMATIE
▪ Om te ontluchten, gebruik alle ontluchtingsventielen die
in het systeem aanwezig zijn. Dit betekent: ook het
handmatig ontluchtingsventiel van de buitenunit en alle
ontluchtingsventielen die ter plaatse werden voorzien.
▪ Indien het systeem een back-upverwarming bevat,
gebruik tevens het ontluchtingsventiel van de backupverwarming.
▪ Indien het systeem klepkit EKMBHBP1 bevat, moet u –
tijdens het ontluchten – handmatig aan deze knop
draaien om de stand van de 3‑wegsklep van de klepkit
te wijzigen om te beletten dat er lucht in de by-pass zou
blijven. Voor meer informatie, raadpleeg de montageinstructies van de klepkit.
INFORMATIE
Begin eerst handmatig te ontluchten. Wanneer haast alle
lucht is verwijderd, ontlucht dan automatisch. Indien nodig,
herhaal het automatisch ontluchten tot wanneer u zeker
bent dat alle lucht uit het systeem werd verwijderd. Tijdens
de ontluchtingsfunctie is beperking [9‑0D] van de
pompsnelheid NIET van toepassing.
Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de
startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het
warm tapwater UIT zijn.
De ontluchtingsfunctie stopt automatisch na 30minuten.
Handmatig ontluchten
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur
en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op
pagina44.
2 Stel de ontluchtingsstand in: ga naar [A.7.3.1] >
3 Selecteer Automat en druk op .
4 Ga naar [A.7.3.4] > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling
> Ontluchting > Ontluchting starten en druk op om de
ontluchtingsfunctie te starten.
Gevolg: De ontluchting start en het volgende scherm zal
verschijnen.
9.4.4Stelmotoren proefdraaien
Het proefdraaien van de stelmotoren dient om de werking van de
verschillende stelmotoren te controleren (wanneer u bijv. selecteert
dat de pomp moet werken, zal het proefdraaien van de pomp
starten).
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur
en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op
pagina44.
2 Ga naar [A.7.4]: > Testbedrijf stelmotoren > Inbedrijfstelling
> Installateurinstellingen.
3 Selecteer een stelmotor en druk op . Voorbeeld: Pomptest.
4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien van de stelmotor start. Het stopt
automatisch wanneer het is voltooid. Om het handmatig te stoppen,
druk op , selecteer OK en druk op .
Mogelijke vormen van proefdraaien voor de
stelmotoren
▪ De boosterverwarming proefdraaien
▪ De back-upverwarming proefdraaien
▪ De pomp proefdraaien
Het ontluchten onderbreken
1 Druk op en druk op om het onderbreken van de
ontluchtingsfunctie te bevestigen.
9.4.3Proefdraaien
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur
en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op
pagina44.
2 Ga naar [A.7.1]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
Testbedrijf.
3 Selecteer een test en druk op . Voorbeeld: Verwarming.
4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien start. Het proefdraaien stopt automatisch
wanneer voltooid (±30min). Om het handmatig te stoppen, druk op
, selecteer OK en druk op .
INFORMATIE
Indien er 2 gebruikersinterfaces zijn, kunt u proefdraaien
vanaf beide gebruikersinterfaces.
▪ Op de gebruikersinterface die u gebruikte om proef te
draaien, verschijnt een statusscherm.
▪ Op de andere gebruikersinterface verschijnt een
scherm “in gebruik”. U kunt de gebruikersinterface niet
gebruiken zolang het scherm “in gebruik” wordt
weergegeven.
INFORMATIE
Zorg ervoor de het systeem volledig ontlucht is vooraleer
proef te draaien. Vermijd tevens storingen in het
watercircuit tijdens het proefdraaien.
▪ De 2-wegsklep proefdraaien
▪ De 3-wegklep proefdraaien
▪ De alarm-output testen
▪ Het signaal voor koeling/verwarming testen
▪ Test voor snel opwarmen
▪ De circulatiepomp proefdraaien
9.4.5De dekvloer van de vloerverwarming
drogen
Deze functie wordt gebruikt om de dekvloer van een
vloerverwarmingsinstallatie tijdens de bouw van een huis zeer traag
te drogen. Met deze functie kan de installateur dit programma
programmeren en uitvoeren.
Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de
startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het
warm tapwater UIT zijn.
INFORMATIE
▪ Als Noodgeval op Handm ([A.6.C]=0) is ingesteld en de
unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal
de gebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging
vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker
het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft de functie Dekvloer
drogen van de vloerverwarming ingeschakeld.
▪ Tijdens het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming is beperking [9‑0D] van de
pompsnelheid NIET van toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
72
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 73
9 Inbedrijfstelling
t
T
A1
25°C (1)
35°C (2)
24h (1)36h (2)
15:10
1
14d 12h
25°C
Di
Dekvloer drogen
Huidige stap
Resterend
AWT Gewenst
Stop
OPMERKING
De installateur is verantwoordelijk voor:
▪ het contact opnemen met de fabrikant van de dekvloer
om de instructies te bekomen om de dekvloer voor de
eerste maal te verwarmen zodat deze niet zou
beginnen te barsten,
▪ het programma voor het drogen van de dekvloer
programmeren volgens de instructies (zie hierboven)
van de fabrikant van de dekvloer,
▪ het op regelmatige basis controleren van de correcte
werking van de instelling,
▪ het selecteren van het juiste programma dat voldoet
aan het type van gebruikte dekvloer voor de vloer.
OPMERKING
Om de dekvloer van de vloerverwarming te drogen, moet
Vorstbescherming kamer worden uitgeschakeld ([2-06]=0).
Standaard is deze ingeschakeld ([2‑06]=1). Wegens de
stand “installateur ter plaatse” (zie “Checklist vóór
inbedrijfstelling”), wordt Vorstbescherming kamer
gedurende 36 uur na het voor de eerste maal onder
spanning zetten, automatisch uitgeschakeld.
Indien Dekvloer drogen nog steeds moet worden
uitgevoerd na de eerste 36uur onder spanning, schakel
Vorstbescherming kamer handmatig uit door instelling
[2-06] op “0” te zetten en LAAT deze uitgeschakeld tot
wanneer Dekvloer drogen voltooid is. Als u deze
waarschuwing negeert, kan dat leiden tot het scheuren van
de dekvloer.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de volgende instellingen zoals hieronder
zijn ingesteld om het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming te kunnen starten:
De installateur kan tot 20 stappen programmeren. Voor elke stap
moet hij de volgende zaken invoeren:
1 de tijdsduur in uren, tot 72uur,
2 de gewenste aanvoerwatertemperatuur.
Voorbeeld:
2 Ga naar [A.7.2]:
Dekvlr vloerverw drogen > Droogprog instellen.
3 Gebruik de knoppen
programmeren.
▪ Gebruik de knoppen
scrollen.
▪ Gebruik
Als een tijd wordt geselecteerd, kunt u de duurtijd instellen
van 1 tot 72uren.
Als een temperatuur wordt geselecteerd, kunt u de
gewenste aanvoerwatertemperatuur instellen tussen 15°C
en 55°C.
4 Om een nieuwe stap toe te voegen, selecteer “–h” of “–” op een
lege lijn en druk op
5 Om een stap te verwijderen, stel de duurtijd in op “–” door te
drukken op
6 Druk op
Het is belangrijk dat het programma geen lege stap bevat.
Het programma zal stoppen wanneer een blanco stap
wordt geprogrammeerd OF na het uitvoeren van
20opeenvolgende stappen.
> Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
, , en om een programma te
en om door het programma te
en om de selectie aan te passen.
.
.
om het programma op te slaan.
De dekvloer van de vloerverwarming drogen
Voorwaarde: Zorg dat er SLECHTS 1 gebruikersinterface is
aangesloten op uw systeem om de dekvloer van de vloerverwarming
te drogen.
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur
en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Ga naar [A.7.2]:
Dekvlr vloerverw drogen.
2 Selecteer een droogprogramma.
3 Selecteer Drogen starten en druk op
4 Selecteer OK en druk op
Gevolg: Het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming start
en het volgende scherm zal verschijnen. Het stopt automatisch
wanneer voltooid. Om het handmatig te stoppen, druk op
selecteer OK en druk op .
> Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
.
.
,
Een programma voor het drogen van de dekvloer
van de vloerverwarming programmeren
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op
pagina44.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming onderbreken
Wanneer het programma wordt gestopt door een storing, een
uitschakeling of een stroomonderbreking, verschijnt storing U3 op
het scherm van de gebruikersinterface. Om de storingscodes op te
lossen, zie "12.4 Problemen op basis van storingscodes
oplossen" op pagina 79. Om de storing U3 te resetten moet uw
Installateur Gebruikertoegangsniveau zijn.
1 Ga naar het scherm van het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming.
2 Druk op .
3 Druk op om het programma te onderbreken.
4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het programma voor het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming stopt.
Als het programma stopt omwille van een storing, een uitschakeling
of een stroomonderbreking, kunt u de status van Dekvloer drogen
van de vloerverwarming op het scherm lezen.
5 Ga naar [A.7.2]: > Droogstatus > Gestopt op > Dekvlr
vloerverw drogen > Inbedrijfstelling > Installateurinstellingen en
gevolgd door de laatste uitgevoerde stap.
6 Wijzig en herstart de uitvoering van het programma.
10Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste
manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed
begrijpt:
▪ Vul de tabel met de installateurinstellingen in (in de
gebruiksaanwijzing) met de werkelijke instellingen.
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen
raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige
documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding
beschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een
probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe hij/zij energie kan besparen (deze
tips staan beschreven in de gebruiksaanwijzing).
10.1Over vergrendelen en
ontgrendelen
Indien nodig kunnen de toetsen van de hoofdgebruikersinterface
worden vergrendeld, zodat de gebruiker deze interface niet kan
gebruiken. Om de gebruiker toe te laten temperatuurinstelpunten te
wijzigen, moet de vereenvoudigde gebruikersinterface of een
uitwendige kamerthermostaat in dat geval worden geplaatst.
U kunt de volgende soorten vergrendelingen gebruiken:
▪ Functievergrendeling: vergrendeling van een welbepaalde functie
om te beletten dat iemand de instellingen van die functie zou
wijzigen.
▪ Toetsvergrendeling: vergrendeling van alle toetsen om te beletten
dat gebruikers instellingen zouden wijzigen.
Mogelijke functievergrendelingen
GrendelAls actief, kan niemand…
Kamer AAN/UITDe regeling van de
kamertemperatuur AAN of UIT
zetten.
AWT AAN/UITDe regeling van de
aanvoerwatertemperatuur
(primair + secundair) AAN of UIT
zetten.
Tank AAN/UITDe regeling van het warm
tapwater AAN of UIT zetten.
Temperatuur omhoog/omlaagTemperaturen aanpassen.
Geluidsarme standDe geluidsarme stand gebruiken.
VakantieDe vakantiestand gebruiken.
BedrijfmodusStel de ruimtebedrijfsmodus in.
GebruikerinstellingenInstellingen wijzigen in [7]: >
Gebruikerinstellingen.
Nagaan of een vergrendeling actief is
1 Druk op om naar een van de startpagina's te gaan.
2 Als op het scherm verschijnt, is het kinderslot actief.
Let op: Als u op een startpagina zit en probeert een vergrendelde
functie te gebruiken, verschijnt 1seconde op het scherm.
Een functievergrendeling activeren of deactiveren
1 Druk op om naar de menustructuur te gaan.
2 Druk langer dan 5seconden op .
3 Selecteer een functie en druk op .
4 Selecteer Vergrendelen of Ontgrendelen en druk op .
De toetsvergrendeling in- of uitschakelen
1 Druk op om naar een van de startpagina's te gaan.
2 Druk langer dan 5seconden op .
11Onderhoud en service
OPMERKING
Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend
installateur of een servicetechnicus.
Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren.
De geldende wetgeving kan evenwel kortere
onderhoudsintervallen vereisen.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
11.1Overzicht: onderhoud en service
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Het jaarlijks onderhoud van de buitenunit
▪ De controle van de schakelkast van de back-upverwarming.
▪ De controle van de schakelkast van de regelkast.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
74
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 75
11.2Voorzorgsmaatregelen inzake
13
2
5
4
onderhoud
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te
beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om
statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te
beschermen.
11.2.1De buitenunit openen
Zie "7.2.2 De buitenunit openen"op pagina30 en "7.2.3Het deksel
van de schakelkast van de buitenunit openen"op pagina30.
Zie "7.2.6De kast met opties openen"op pagina31.
11.3Controlelijst jaarlijks onderhoud
van de buitenunit
Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ Warmtewisselaar
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt geraken door
stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar
jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de
oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met
slechtere prestaties als gevolg.
▪ Waterdruk
▪ Waterfilter
▪ Waterdrukveiligheidsklep
▪ Drukveiligheidsklep van de tank voor warm tapwater
▪ Schakelkast
▪ Boosterverwarming van de tank voor warm tapwater
Warmtewisselaar
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt raken door stof,
vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar
jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak
zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere
prestaties als gevolg.
Waterdruk
Zorg ervoor dat de waterdruk hoger blijft dan 1 bar. Indien lager,
voeg water toe.
Waterfilter
Maak het waterfilter schoon.
OPMERKING
Hanteer de waterfilter met de nodige voorzichtigheid.
Oefen NIET teveel kracht uit wanneer u de waterfilter
insteekt om de mazen van de waterfilter NIET te
beschadigen.
11 Onderhoud en service
Waterdrukveiligheidsklep
Open de klep en controleer of deze goed werkt. Het water kan zeer
warm zijn!
Te controleren punten:
▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep is
niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen
geen leidingen tussenin.
▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt:
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat
▪ spoel het systeem en plaats een bijkomende waterfilter (best
een magnetische cycloonfilter).
Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer na
een opwarmcyclus van de tank.
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
Veiligheidsklep van tank voor warm tapwater (ter plaatse te
voorzien)
Open de klep en controleer of ze goed werkt. Het water kan zeer
warm zijn!
Te controleren punten:
▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep is
niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen
geen leidingen tussenin.
▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt:
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat
▪ spoel en reinig de volledige tank, inclusief de leidingen tussen
de veiligheidsklep en de inlaat van het koud water.
Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer na
een opwarmcyclus van de tank.
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
Schakelkast
▪ Voer een grondige visuele controle uit van de schakelkast en zoek
naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of
foute bedrading. Indien van toepassing, inspecteer tevens de
schakelkast van de regelkast, de optiekast en de backupverwarming.
▪ Controleer met een ohmmeter of schakelcontacten K1M, K2M en
K5M in de schakelkast van de back-upverwarming en K3M in de
schakelkast van de regelkast (afhankelijk van uw installatie) goed
werken. Alle contacten van deze schakelcontacten moeten open
zijn wanneer de spanning UITgeschakeld is.
WAARSCHUWING
Als de interne bedrading beschadigd is, moet deze door de
fabrikant, zijn serviceagent of gelijkaardige bevoegde
personen vervangen worden.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
75
Page 76
12 Opsporen en verhelpen van storingen
12Opsporen en verhelpen van
storingen
12.1Overzicht: Probleemoplossing
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen ingeval van
problemen.
Het bevat informatie over:
▪ Problemen op basis van symptomen oplossen
▪ Problemen op basis van storingscodes oplossen
Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor
de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte
bedrading.
12.2Voorzorgsmaatregelen bij het
opsporen en verhelpen van
storingen
WAARSCHUWING
▪ Controleer STEEDS of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te
controleren. Schakel de respectievelijk
stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het
veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te
resetten. Shunt NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig
zijn waarde niet in een waarde verschillend van de
standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het
probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met
uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de
thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET
worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een
timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig INen UITgeschakeld wordt door de voorziening.
Mogelijke oorzakenWat te doen
Het waterdebiet is te laagControleer de volgende zaken:
▪ Alle afsluiters van het
watercircuit staan volledig
open.
▪ De waterfilter is schoon.
Reinig deze indien nodig.
▪ Er zit geen lucht in het
systeem. Ontlucht indien
nodig. U kunt handmatig
ontluchten (zie "Handmatig
ontluchten" op pagina 71) of
de automatische
ontluchtingsfunctie gebruiken
(zie "Automatisch
ontluchten"op pagina72).
▪ De waterdruk is >1 bar.
▪ Het expansievat is NIET
gebarsten of defect.
▪ De weerstand in het
watercircuit is NIET te hoog
voor de pomp (zie de ESP-
curve in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Indien het probleem nog steeds
aanwezig is nadat u alle
hierboven beschreven punten
hebt gecontroleerd, neem dan
contact op met uw dealer. In
sommige gevallen is het normaal
dat de unit beslist om een laag
waterdebiet te gebruiken.
Het watervolume in de installatie
is te laag
Controleer of het watervolume in
de installatie boven de vereiste
minimumwaarde ligt (zie
"6.3.3Het watervolume en
waterdebiet controleren"op
pagina26).
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
12.3Problemen op basis van
symptomen oplossen
12.3.1Symptoom: De unit verwarmt of koelt
NIET zoals verwacht
Mogelijke oorzakenWat te doen
De temperatuurinstelling is NIET
juist
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Controleer de
temperatuurinstelling op de
afstandsbediening. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing.
76
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 77
12 Opsporen en verhelpen van storingen
12.3.2Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming of verwarming van het
tapwater)
Mogelijke oorzakenWat te doen
De unit moet buiten zijn
werkingsgebied opstarten (de
watertemperatuur is te laag)
De instellingen van de
elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief en de elektrische
aansluitingen stemmen NIET
overeen
Het signaal voor voorkeur kWhtarief werd gestuurd door de
elektriciteitsmaatschappij
Als het systeem een backupverwarming bevat:
Als de watertemperatuur te laag
is, gebruikt de unit eerst de backupverwarming om de
minimumwatertemperatuur
(15°C) te bereiken.
Controleer de volgende zaken:
▪ De elektrische voeding van de
back-upverwarming is juist
bedraad.
▪ De thermische veiligheid van
de back-upverwarming wordt
NIET geactiveerd.
▪ De schakelcontacten van de
back-upverwarming zijn NIET
gebroken of defect.
Als het systeem GEEN backupverwarming bevat:
Het zou kunnen dat dan met een
klein watervolume moet worden
gestart. Om dit te doen, open
trapsgewijs de warmteafgevers.
Hierdoor zal de
watertemperatuur trapsgewijs
stijgen. Volg de
waterinlaattemperatuur ([6.1.6] in
de menustructuur) en zorg ervoor
dat deze NIET lager wordt dan
25°C.
Indien het probleem nog steeds
aanwezig is nadat u alle
hierboven beschreven punten
hebt gecontroleerd, neem dan
contact op met uw dealer.
Dit zou moeten overeenstemmen
met de aansluitingen zoals
uitgelegd in "6.4De elektrische
bedrading voorbereiden"op
pagina28 en "7.7.5De
hoofdvoeding aansluiten"op
pagina37.
Wacht tot er weer stroom is
(max. 2uur).
12.3.3Symptoom: De pomp maakt lawaai
(cavitatie)
Mogelijke oorzakenWat te doen
Er zit lucht in het systeemOntlucht handmatig (zie
"Handmatig ontluchten"op
pagina71) of gebruik de
Controleer de volgende zaken:
▪ De waterdruk is >1bar.
▪ De manometer is niet
gebroken of defect.
▪ Het expansievat is NIET
gebarsten of defect.
▪ De instelling van de voordruk
van het expansievat is juist
(zie "6.3.4De voordruk van het
expansievat wijzigen"op
pagina27).
12.3.4Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat
open
Mogelijke oorzakenWat te doen
Het expansievat is gebarsten of
defect
Het watervolume in de installatie
is te hoog
De opvoerhoogte van het
watercircuit is te hoog
Vervang het expansievat.
Controleer of het watervolume in
de installatie onder de
toegestane maximumwaarde ligt
(zie "6.3.3Het watervolume en
waterdebiet controleren"op
pagina26 en "6.3.4De voordruk
van het expansievat wijzigen"op
pagina27).
De opvoerhoogte van het
watercircuit is het hoogteverschil
tussen de buitenunit en het
hoogste punt van het
watercircuit. Als de buitenunit
zich op het hoogste punt van de
installatie bevindt, wordt de
installatiehoogte beschouwd als
zijnde 0m. De maximale
opvoerhoogte van het
watercircuit bedraagt 10m.
Controleer de installatievereisten.
12.3.5Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep
lekt
Mogelijke oorzakenWat te doen
De uitlaat van de
waterdrukveiligheidsklep is
verstopt door vuil
Controleer of de
drukveiligheidsklep naar behoren
werkt door de rode knop op de
klep naar links te draaien:
▪ Als u GEEN klepperend geluid
hoort, neem dan contact op
met uw dealer.
▪ Als het water uit de unit blijft
stromen, sluit dan eerst de
afsluiters van zowel de
waterinlaat als van de
wateruitlaat en neem
vervolgens contact op met uw
dealer.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
77
Page 78
12 Opsporen en verhelpen van storingen
12.3.6Symptoom: De ruimte wordt NIET
voldoende verwarmd bij lage
buitentemperaturen
Mogelijke oorzakenWat te doen
Indien het systeem een backupverwarming bevat: de backupverwarming zal niet worden
ingeschakeld
Indien het systeem een backupverwarming bevat: de
evenwichtstemperatuur van de
back-upverwarming werd niet
juist geconfigureerd
Er zit lucht in het systeem.Ontlucht handmatig of
Er wordt teveel
warmtepompcapaciteit gebruikt
om het warm tapwater op te
warmen (dit geldt alleen voor
installaties met een tank voor
warm tapwater)
Controleer de volgende zaken:
▪ De bedrijfsmodus van de
back-upverwarming werd niet
uitgeschakeld. Indien deze
werd uitgeschakeld, controleer
de zekering en schakel deze
terug in.
▪ De thermische veiligheid van
de back-upverwarming werd
niet geactiveerd. Indien deze
werd geactiveerd, controleer
het volgende en druk
vervolgens op de resetknop in
de schakelkast:
▪ De waterdruk
▪ Of er lucht in het systeem zit
▪ De ontluchting
Verhoog de
"evenwichtstemperatuur" om de
werking van de backupverwarming bij een hogere
buitentemperatuur te activeren.
Ga naar:
▪ [A.5.1.4] >
Installateurinstellingen >
Warmtebronnen >
Backupverwarming >
Evenwichtstemp. OF
▪ [A.8] > Installateurinstellingen
> Overzicht instellingen [5‑01]
automatisch. Zie de
ontluchtingsfunctie in het
hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
Controleer of de instellingen van
de "ruimteverwarmingsvoorrang"
juist werden geconfigureerd:
▪ Controleer of de "status van de
ruimteverwarmingvoorrang"
werd ingeschakeld. Ga naar
[A.8] > Installateurinstellingen
> Overzicht instellingen [5‑02]
▪ Verhoog de "temperatuur
ruimteverwarmingsvoorrang"
om de werking van de backupverwarming bij een hogere
buitentemperatuur te
activeren. Ga naar [A.8] >
Installateurinstellingen >
Overzicht instellingen [5‑03]
12.3.7Symptoom: De druk op het aftappunt is
tijdelijk abnormaal hoog
Mogelijke oorzakenWat te doen
Defecte of verstopte
drukveiligheidsklep.
▪ Spoel en reinig de volledige
tank, inclusief de leidingen
tussen de drukveiligheidsklep
en de inlaat van het koud
water.
▪ Vervang de
drukveiligheidsklep.
12.3.8Symptoom: Sierpanelen werden door een
gezwollen tank weggeduwd
Mogelijke oorzakenWat te doen
Defecte of verstopte
drukveiligheidsklep.
Neem contact op met uw dealer.
12.3.9Symptoom: de tankdesinfectiefunctie
wordt NIET volledig uitgevoerd (storing
AH)
Mogelijke oorzakenWat te doen
De desinfectiefunctie werd
onderbroken omdat er warm
tapwater genomen werd.
Er werd veel warm tapwater
genomen juist voordat de
desinfectiefunctie
geprogrammeerd startte.
Het desinfecteren werd
handmatig gestopt: terwijl de
gebruikersinterface de
startpagina van het warm
tapwater weergaf en haar
gebruikertoegangsniveau op
Installateur was ingesteld, werd
tijdens het desinfecteren op toets
gedrukt.
Programmeer de
desinfectiefunctie zodanig dat
deze pas start wanneer verwacht
wordt dat de volgende 4uur
GEEN warm tapwater genomen
wordt.
Wanneer de Warmtapwater >
Instelpuntstand > Warmhouden
of Warmh + gprog geselecteerd
wordt, wordt geadviseerd de start
van de desinfectiefunctie te
programmeren minstens 4uur na
een voorzien verbruik van veel
warm tapwater. Deze start kan
via de installateurinstellingen
(desinfectiefunctie) ingesteld
worden.
Wanneer de Warmtapwater >
Instelpuntstand > Uitsl geprog
geselecteerd wordt, wordt
geadviseerd een Opslag
economisch? te programmeren
3uur voor de geplande start van
de desinfectiefunctie om de tank
al voor te verwarmen.
Druk NIET op toets tijdens de
desinfectiefunctie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
78
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 79
12 Opsporen en verhelpen van storingen
12.3.10 Symptoom: de energiemeting
(geproduceerde warmte) werkt NIET goed
Mogelijke oorzakenWat te doen
De gemeten temperaturen voor
de berekening van de
geproduceerde warmte zijn NIET
nauwkeurig.
Voer een ijking van het systeem
uit door de stelmotoren van de
pomp te testen (zie
"9.4.4Stelmotoren
proefdraaien"op pagina72).
12.4Problemen op basis van
storingscodes oplossen
12.4.1Storingscodes: Overzicht
Storingscodes van de buitenunit
Koelmiddeldeel
FoutcodeGedetailleerde
storingscode
A500BU: Hogedrukkoeling/piekwrde-
E100BU: Storing PCB.
E300BU: Activering v hogedruk-
E500BU: Oververhitting v inverter
E600BU: Storing opstart compressr.
E700BU: Storing ventilatormotor
E800BU: Overspan. opgen. vermgn.
EA00BU: Storing omschakeling
H000BU: Storing spanning/stroom-
H300BU: Storing hoge-
H600BU: Storing positie-
Beschrijving
daling/storing vorstbeveiligng.
Neem contact op met uw dealer.
Reset voeding vereist.
Neem contact op met uw dealer.
schakelaar (HPS).
Neem contact op met uw dealer.
compressormotor.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
buitenunit.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
koeling/verwarming.
Neem contact op met uw dealer.
senser.
Neem contact op met uw dealer.
drukschakelaar (HPS)
Neem contact op met uw dealer.
detectiesensor.
Neem contact op met uw dealer.
FoutcodeGedetailleerde
storingscode
H800BU: Storing compressor-
H900BU: Storing luchtthermistor
F300BU: Storing temperatuur
F600BU: Abnormaal hoge druk
FA00BU: Abnormaal hoge druk,
JA00BU: Storing hogedruk
J300BU: Storing thermistor
J600BU: Storing thermistor
L300BU: Storing temp.stijging
L400BU: Storing temp.stijging
L500BU: Directe overspanning (DC)
P400BU: Storing temperatuursensor
U000BU: Te weinig koelmiddel.
U200BU: Storing voedings-
U700BU: Storing transmissie
UA00BU: Storing combinatie binnen/
Beschrijving
invoersysteem (CT).
Neem contact op met uw dealer.
buiten.
Neem contact op met uw dealer.
uitlaatleiding.
Neem contact op met uw dealer.
bij koeling.
Neem contact op met uw dealer.
activering hogedrukschakelaar.
Neem contact op met uw dealer.
sensor.
Neem contact op met uw dealer.
uitlaatleiding.
Neem contact op met uw dealer.
warmtewisselaar.
Neem contact op met uw dealer.
elektriciteitskast.
Neem contact op met uw dealer.
inverter stralingslamel.
Neem contact op met uw dealer.
inverter.
Neem contact op met uw dealer.
stralingslamel.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
spanning.
Neem contact op met uw dealer.
tussen hfd-CPU- CPU inverter.
Neem contact op met uw dealer.
buiten.
Reset voeding vereist.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
79
Page 80
12 Opsporen en verhelpen van storingen
Hydrodeel
FoutcodeGedetailleerde
storingscode
7H01Probleem met het waterdebiet.
7H04Probleem met het waterdebiet
7H05Probleem met het waterdebiet
7H06Probleem met het waterdebiet
8000Probleem retourwater-
8100Probleem sensor temperatuur
8901Bevriezing warmtewisselaar.
Beschrijving
Automatisch herstarten.
tijdens het bereiden van warm
tapwater.
Handmatig resetten.
Controleer het circuit van het
warm tapwater.
tijdens verwarming/
bemonstering.
Handmatig resetten.
Controleer het circuit van de
ruimteverwarming/-koeling.
tijdens koeling/ontdooiing.
Handmatig resetten.
Controleer de
platenwarmtewisselaar.
temperatuur.
Neem contact op met uw dealer.
aanvoerwater.
Neem contact op met uw dealer.
FoutcodeGedetailleerde
storingscode
AA01BUH oververhit
AC00BSH oververhit
AH00WW tank desinfectiefunctie
AJ03Te lange opwarmtijd warmtapw.
C000Storing in de flowsensor.
C001Storing in de flowschakelaar.
C002Storing in de flowschakelaar.
C400Probleem sensor temperatuur
CJ02Probleem sensor kamer-
EC00Abnorm verhoging warmtapwater
Beschrijving
Reset voeding vereist.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
niet juist uitgevoerd.
vereist.
Handmatig resetten.
Auto reset.
Handmatig resetten.
warmtewisselaar.
Neem contact op met uw dealer.
temperatuur.
Neem contact op met uw dealer.
tanktemperatuur
8902Bevriezing warmtewisselaar.
8903Bevriezing warmtewisselaar.
8F00Abnormale verhoging
AWT (warmtapwater).
8H00Abnormale verhoging
AWT.
A100Detectieprobleem nulkruis.
Reset voeding vereist.
Neem contact op met uw dealer.
Indien de storingscode AH verschijnt en de
desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm
tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende
te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd,
wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie
te programmeren minstens 4 uur na een voorzien
verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de
installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld
worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een
Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de
geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al
voor te verwarmen.
OPMERKING
Wanneer het minimum waterdebiet kleiner is dan het
debiet vermeld in onderstaande tabel, zal de unit tijdelijk
stoppen en zal storing 7H‑01 op de gebruikersinterface
verschijnen. Deze storing wordt na een tijdje automatisch
gereset en de unit begint opnieuw te werken.
Indien storing 7H‑01 aanhoudt, zal de unit stoppen en zal op de
gebruikersinterface een storingscode verschijnen die handmatig zal
moeten worden gereset. Deze storingscode hangt af van het
probleem:
Storingscode Gedetailleerde
storingscode
7H04De problemen met het
7H05De problemen met het
7H06De problemen met het
INFORMATIE
Storing AJ-03 wordt automatisch gereset zodra de tank
terug normaal opwarmt.
Beschrijving
het hydrodeel en de regelkast.
de regelkast en de optiekast.
Beschrijving
waterdebiet kwamen vooral voor
tijdens het bereiden van warm
tapwater. Controleer het circuit
van het warm tapwater.
waterdebiet kwamen vooral voor
tijdens ruimteverwarming.
Controleer het circuit van de
ruimteverwarming.
waterdebiet kwamen vooral voor
tijdens koeling/ontdooiing.
Controleer het circuit van de
ruimteverwarming/-koeling.
Bovendien kan deze
storingscode wijzen op een
beschadiging van de
platenwarmtewisselaar door de
vorst. Indien dit het geval is,
neem contact op met uw
plaatselijke verdeler.
INFORMATIE
Storing EC-04 wordt automatisch gereset zodra de tank
met warm tapwater tot een voldoende hoge temperatuur
wordt voorverwarmd.
INFORMATIE
Indien de unit een stroming detecteert wanneer de pomp
niet aan het werken is, kan een extern toestel deze
stroming veroorzaken of kan een debietmeter defect zijn
(flowsensor en flowschakelaar).
▪ Indien de flowsensor een stroming detecteert wanneer
de pomp niet aan het werken is, zal de unit stoppen en
zal op de gebruikersinterface storingscode C0‑00
verschijnen. Opdat de unit opnieuw zou beginnen te
werken, moet deze storing eerst handmatig worden
gereset.
▪ Indien de flowschakelaar een stroming detecteert
wanneer de pomp niet aan het werken is, zal de unit
tijdelijk stoppen en zal op de gebruikersinterface
storingscode C0‑01 verschijnen. Deze storing wordt na
een tijdje automatisch gereset en de unit begint
opnieuw te werken. Indien het probleem aanhoudt, zal
de unit stoppen en zal op de gebruikersinterface een
storingscode C0‑02 verschijnen. Opdat de unit opnieuw
zou beginnen te werken, moet deze storing eerst
handmatig worden gereset.
Storingscodes van de binnenunit
INFORMATIE
Indien de storingscode AH verschijnt en de
desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm
tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende
te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd,
wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie
te programmeren minstens 4 uur na een voorzien
verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de
installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld
worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een
Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de
geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al
voor te verwarmen.
INFORMATIE
Als de boosterverwarming oververhit raakt en wordt
uitgeschakeld door de veiligheidsthermostaat, geeft de unit
niet direct een foutmelding. Controleer of de
boosterverwarming nog steeds werkt als u een of meer
van de volgende fouten ondervindt:
▪ Het duurt heel lang voor de stand krachtig verwarmen
opwarmt en de foutcode AJ-03 wordt weergegeven.
▪ Tijdens de anti-legionellawerking (wekelijks) wordt de
foutcode AH-00 weergegeven omdat de unit niet de
gevraagde temperatuur kan bereiken die nodig is voor
het desinfecteren van de tank.
INFORMATIE
Een storing in de werking van de boosterverwarming zal
een invloed hebben op de energiemeting en de besturing
van het energieverbruik.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
81
Page 82
13 Als afval verwijderen
a
c
b
d
d
e
OPMERKING
Wanneer het minimum waterdebiet kleiner is dan het
debiet vermeld in onderstaande tabel, zal de unit tijdelijk
stoppen en zal storing 7H‑01 op de gebruikersinterface
verschijnen. Deze storing wordt na een tijdje automatisch
gereset en de unit begint opnieuw te werken.
Indien storing 7H‑01 aanhoudt, zal de unit stoppen en zal op de
gebruikersinterface een storingscode verschijnen die handmatig zal
moeten worden gereset. Deze storingscode hangt af van het
probleem:
Storingscode Gedetailleerde
storingscode
7H04De problemen met het
7H05De problemen met het
7H06De problemen met het
INFORMATIE
Storing AJ-03 wordt automatisch gereset zodra de tank
terug normaal opwarmt.
INFORMATIE
Storing EC-04 wordt automatisch gereset zodra de tank
met warm tapwater tot een voldoende hoge temperatuur
wordt voorverwarmd.
Beschrijving
waterdebiet kwamen vooral voor
tijdens het bereiden van warm
tapwater. Controleer het circuit
van het warm tapwater.
waterdebiet kwamen vooral voor
tijdens ruimteverwarming.
Controleer het circuit van de
ruimteverwarming.
waterdebiet kwamen vooral voor
tijdens koeling/ontdooiing.
Controleer het circuit van de
ruimteverwarming/-koeling.
Bovendien kan deze
storingscode wijzen op een
beschadiging van de
platenwarmtewisselaar door de
vorst. Indien dit het geval is,
neem contact op met uw
plaatselijke verdeler.
INFORMATIE
Zie de onderhouds- en reparatiehandleiding voor meer
bijzonderheden.
13.2Afpompen
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Om het koelmiddel te verwijderen (door leeg te pompen),
stop de compressor vooraleer de koelmiddelleidingen te
verwijderen. Indien de compressor nog steeds werkt en de
afsluiter open staat tijdens het verwijderen van het
koelmiddel, zal lucht in het systeem gezogen worden.
Hierdoor zal de compressor beschadigd worden of kan het
systeem schade oplopen als gevolg van de abnormale
druk in de koelmiddelcyclus.
Het afpompen pompt alle koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit.
1 Verwijder het kleppendeksel van de vloeistofafsluiter en de
3 Sluit de vloeistofafsluiter na 5 à 10 minuten (bij heel lage
omgevingstemperaturen (<−10°C) na slechts 1 of 2 minuten)
met een zeskantsleutel.
4 Controleer op het verdeelstuk of het vacuüm is bereikt.
5 Draai na 2 à 3minuten de gasafsluiter dicht en stop gedwongen
koelen.
13Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het
ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
13.1Overzicht: Als afval verwijderen
Typische werkstroom
Het systeem als afval verwijderen bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1Het systeem afpompen.
2Het systeem naar een gespecialiseerd verwerkingsbedrijf
brengen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
82
13.3Een gedwongen koeling starten en
Controleer of dip-schakelaar SW2 in de KOEL-stand staat.
1 Druk op de schakelaar SW1 om de gedwongen koeling te
2 Druk op de schakelaar SW1 om de gedwongen koeling te
a Gasafsluiter
b Sluitrichting
c Zeskantsleutel
d Kleppendeksel
e Vloeistofafsluiter
stoppen
starten.
stoppen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Page 83
OPMERKING
Zorg ervoor dat de watertemperatuur tijdens het
gedwongen koelen hoger dan 5°C blijft (zie de
temperatuuraflezing van de binnenunit). U kunt dit
bereiken door bijvoorbeeld alle ventilatoren van de
ventilatorconvectoren aan te zetten.
13 Als afval verwijderen
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
83
Page 84
14 Technische gegevens
A~E
ab*b
†
cdHee
B
e
D
HB HD H
U
(mm)
A, B, C—≥500 ≥250≥100
A, B, C, E—
—
—
≥500 ≥250≥150≥1000≤500
≤500
D≥500
≥500
D, E≥1000 ≤500
B, D≥250≥500
B, D, E≥250
≥250
≥400
≥400
≥400
≥400
≥400
≥1000
≥150
≥150
≥150
≥150
≥150
≥150
≥150
≥1000
≥1000 ≥1000 ≤500
HD<H
U
HD<H
U
&
&
H
B>HU
HD>H
U
HB<H
U
*
,†
a
b*
,†
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
H
B
H
U
H
D
14Technische gegevens
Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). De volledige recentste
technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
14.1Serviceruimte: Buitenunit
Enkelvoudige unit
A,C Hindernissen aan de linkerzijde en rechterzijde (wanden/stootplaten)
B Hindernis aan aanzuigzijde (wand/stootplaat)
D Hindernis aan luchtafvoerzijde (wand/stootplaat)
E Hindernis bovenzijde (dak)
a,b,c,d,e Minimumruimte (voor onderhoud) tussen de unit en hindernissen A, B, C, D en E
* Als er GEEN afsluitkleppen op de unit worden geïnstalleerd
† Als er afsluitkleppen op de unit worden geïnstalleerd
eBMaximumafstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis B
eDMaximumafstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis D
HUHoogte van de unit inclusief de installatiestructuur
HB,HDHoogte van hindernissen B en D
H Hoogte van de installatiestructuur onder de unit
INFORMATIE
Indien op de unit afsluiters werden geplaatst, voorzie een
ruimte van minimum 400 mm rond de kant van de
luchtinlaat. Indien op de unit GEEN afsluiters werden
geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 250mm.
Zie het interne bedradingsschema dat met de unit is meegeleverd
(op de binnenkant van de frontplaat). De gebruikte afkortingen
hebben de volgende betekenis.
(1) Aansluitschema
EngelsVertaling
Connection diagramAansluitschema
(2) Lay-out
FrontVoorzijde
Position of compressor terminal Plaats van
(3) Opmerkingen
OutdoorBuiten
ONAAN
OFFUIT
See note ***Zie opmerking ***
Fan UpperBovenste ventilator
Fan LowerOnderste ventilator
InjectionInjectie
MainPrimair/Hoofd-
ContinuousContinu
Control boxRegelkast
DHW optionOptie warm tapwater
DHW pumpPomp voor warm tapwater
DHW pump outputUitgang pomp voor warm
tapwater
Dual set point application (refer
to installation manual)
Toepassing met dubbel
instelpunt (zie
montagehandleiding)
Heat pump convectorWarmtepompconvector
Hydro switch boxHydroschakelkast
InrushInschakelstroomstoot
Max. loadMaximale belasting
NO valveNormale open klep
Only for ***Alleen voor ***
Only for ext. sensor (floor or
ambient)
Only for wired On/OFF
thermostat
Only for wireless On/OFF
thermostat
Alleen voor ext. sensor (vloer of
omgevings)
Alleen voor Aan/UIT-thermostaat
met draad
Alleen voor draadloze Aan/UIT-
thermostaat
Option boxOptiekast
Preferential kWh rate power
supply contact: 5 V DC detection
(voltage supplied by PCB)
Let op: Er zal zich een debietstoring voordoen wanneer het
minimum waterdebiet niet wordt bereikt.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
A Externe statische druk
B Water-/glycoldebiet
C Bereik
D Minimaal waterdebiet tijdens normale werking.
Noten:
▪ Over de streeplijnen: het werkingsgebied wordt alleen uitgebreid
naar lagere debieten indien de unit alleen met de warmtepomp
werkt en de temperatuur van het debietmedium hoog genoeg is.
(Dit geldt niet voor het opstarten, ontdooien en backupverwarming indien er een back-upverwarming is geïnstalleerd.)
▪ Het hogere werkingsgebied geldt alleen als het debietmedium
water is. Als er glycol is toegevoegd aan het systeem, ligt het
werkingsgebied lager.
▪ Het selecteren van een debiet buiten de werkzone kan de unit
beschadigen of een storing erin veroorzaken.
E Minimum waterdebiet tijdens het ontdooien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
89
Page 90
15 Verklarende woordenlijst
15Verklarende woordenlijst
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het
product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het
product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en
plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of
voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het
product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het
configureren en het onderhouden van een bepaald product
of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een
bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het
product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of
een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit
product (indien van toepassing) dient gemonteerd,
geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en
uitrustingen die met het product worden meegeleverd en
die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie
geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en
uitrustingen die met het product volgens de instructies in de
meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die
met het product volgens de instructies in de meegeleverde
documentatie gecombineerd mogen worden.
Breadcrumb Lokale code Naam instellingBereik, stap
Standaardwaarde
DatumWaarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van
standaardwaarde
A.6.5[2-0B]R/W-5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
└─ Ketel rendement
A.6.A[7-05]R/W
0: Zeer hoog
1: Hoog
2: Middel
3: Laag
4: Zeer laa
g
└─ Noodgeval
A.6.CR/W
0: Handmatig
1: Automatisch
└─ Overzicht instellingen
A.8[0-00]R/W[9-05]~min(45, [9-06])°C, stap: 1°C
35°C
A.8[0-01]R/W[9-05]~[9-06]°C, stap: 1°C
45°C
A.8[0-02]R/W10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8[0-03]R/W-40~5°C, stap: 1°C
-10°C
A.8[0-04]R/W[9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C
8°C
A.8[0-05]R/W[9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C
12°C
A.8[0-06]R/W25~43°C, stap: 1°C
35°C
A.8[0-07]R/W10~25°C, stap: 1°C
20°C
A.8[0-0B]R/W35~[6-0E]°C, stap: 1°C
55°C
A.8[0-0C]R/W45~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
A.8[0-0D]R/W10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8[0-0E]R/W-40~5°C, stap: 1°C
-10°C
A.8[1-00]R/W-40~5°C, stap: 1°C
-10°C
A.8[1-01]R/W10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8[1-02]R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
45°C
A.8[1-03]R/W[9-01]~min(45, [9-00])°C, stap: 1°C
35°C
A.8[1-04]R/W0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakel
d
A.8[1-05]R/W0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakel
d
A.8[1-06]R/W10~25°C, stap: 1°C
20°C
A.8[1-07]R/W
25~43°C, stap: 1°C
35°C
A.8[1-08]R/W[9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C
22°C
A.8[1-09]R/W[9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C
18°C
A.8[1-0A]R/W
0: Geen gemiddelde
1: 12 uur
2: 24 uur
3: 48 uur
4: 72 uur
A.8[2-00]R/W0: Elke dag
1: Maandag
2: Dinsdag
3: Woensdag
4: Donderdag
5: Vrijdag
6: Zaterdag
7: Zonda
g
A.8[2-01]R/W0: Nee
1: Ja
A.8[2-02]R/W0~23 uur, stap: 1 uur
23
A.8[2-03]R/W55~75°C, stap: 5°C
70°C
A.8[2-04]R/W5~60 min, stap: 5 min
10 min
A.8[2-05]R/W4~16°C, stap: 1°C
16°C
A.8[2-06]R/W0: Uitgeschakeld
1: In
g
eschakel
d
A.8[2-09]R/W-5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8[2-0A]R/W-5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8[2-0B]R/W-5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8[3-00]R/W0: Nee
1: Ja
A.8[3-01]
0
A.8[3-02]
1
A.8[3-03]
4
A.8[3-04]
2
A.8[3-05]
1
A.8[3-06]R/W18~30°C, stap: A.3.2.4
30°C
A.8[3-07]R/W12~18°C, stap: A.3.2.4
16°C
A.8[3-08]R/W25~35°C, stap: A.3.2.4
35°C
A.8[3-09]R/W15~25°C, stap: A.3.2.4
15°C
--
-Wat is gewenste maximum kamertemp bij verwarming?
Wat is gewenste minimum kamertemp bij verwarming?
Wat is gewenste maximum kamertemp bij koeling?
Wat is gewenste minimum kamertemp bij koeling?
Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur
Wat is vereiste afwijking bij de gemeten buitentemp?
Is auto herstart van de unit toegestaan?
--
--
--
Wanneer moet desinfectie- functie starten?
Wat is de desinfectie- eindtemperatuur?
Hoelang moet de tanktemp worden gehandhaafd?
Vorstbeschermende kamertemperatuur
Vorstbeveiliging kamer
Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur
Hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA koeling.
Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA
koeling.
Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek
WA koeling.
Wat is de gemid. tijd voor de buitentemp?
Wanneer moet desinfectie worden uitgevoerd?
Moet de desinfectie- functie worden uitgevoerd?
Hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA verwarming.
Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA
verwarming.
Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek
WA verwarming.
Weersafhankelijke koeling van de primaire aanvoerwatertemperatuurzone.
Weersafhankelijke koeling van de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone.
Lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA koeling.
Lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA koeling.
Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
Hoge omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
Lage omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
Lage omgevingstemp. voor AWT hoofdzone grafiek WA verwarming.
Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA
verwarming.
Hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA verwarming.
Lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA verwarming.
Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA
koeling.
Waarde aanvoerwater voor lage omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA
koeling.
Hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA koeling.
Waarde aanvoerwater voor hoge omgevingstemp. voor AWT sec. zone grafiek WA
verwarming.