De wettelijke garantievoorwaarden zijn geldig. Onze hiernaast
geldende garantievoorwaarden vindt u op het Internet op de site
van uw verkooppartner.
1.2Verklaring van overeenstemming
voor de stookolie-verwarmingssystemen van de ketelserie ROTEX A1 BO.
Wij, firma ROTEX Heating Systems GmbH, verklaren onder onze verantwoordelijkheid, dat de producten
ProductBestelnr.ProductBestelnr.
ROTEX A1 BO 15-e15 49 60ROTEX A1 BO 27-e15 49 62
ROTEX A1 BO 20-e15 49 61ROTEX A1 BO 34-e15 49 63
met het product ID-nr.: CE 0035 BM-105.3, conform zijn aan de volgende Europese richtlijnen:
2004/108/EGElektromagnetische compatibiliteit
2006/42/EGEG-machinerichtlijn
2006/95/EGEG-laagspanningrichtlijn
92/42/EWGEG-rendementsrichtlijn
Gerechtigde voor het opstellen van de technische documentatie: Dr.-Ing. W. Scholer
Güglingen, 18.03.2013Dr.-Ing. Franz Grammling
Bedrijfsleider
4
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
2Veiligheid
2 x Veiligheid
2.1Houdt u aan de installatie- en
gebruiksaanwijzing
Deze handleiding is een vertaling van de >> originele versie <<
naar het Nederlands.
Lees deze installatie- en gebruiksaanwijzing aandachtig voor u
met de montage en de inbedrijfstelling begint of voor u aan de
verwarmingsinstallatie gaat werken.
Deze installatie- en gebruiksaanwijzing is bestemd voor erkende,
geschoolde CV-monteurs en installateurs, die door hun opleiding
en vakkennis ervaring hebben met de deskundige installatie en
onderhoud van CV-installaties evenals warmwaterboilers.
Alle handelingen nodig voor installatie, inbedrijfstelling en onderhoud, zowel als basisinformatie over de bediening en instellingen worden in deze handleiding beschreven. Voor gedetailleerde informatie over de bediening en regeling kunt u de bijgeleverde documentatie raadplegen.
Alle voor een gebruiksvriendelijke werking noodzakelijke instellingen voor de CV zijn al in de fabriek aangebracht. Voor het instellen van de regeling kunt u de bijgeleverde documentatie raadplegen.
Documenten die eveneens van toepassing zijn
– ROTEX A1 BO:
– Gebruiksaanwijzing.
– Gebruikshandboek.
– ROTEX RoCon BF: Gebruiksaanwijzing voor de regeling.
De gebruiksaanwijzingen worden meegeleverd.
2.2Veiligheidsaanwijzingen en verklaring van
symbolen
Betekenis van de veiligheidsaanwijzingen
In deze installatie- en gebruiksaanwijzing worden de veiligheidsaanduidingen ingedeeld op basis van de ernst van het gevaar en
de kans dat het zich voordoet.
Speciale waarschuwingssymbolen
Sommige gevaren worden door speciale symbolen aangegeven:
Elektrische stroom
Gevaar voor brandwonden
Gevaar voor vergiftiging
Gevaar voor invreting
Bestelnummer
Het winkelwagensymbool verwijst naar bestelnummers .
Taakoverzichten
● Taakoverzichten worden in een lijst weergegeven. Wanneer
taken in een bepaalde volgorde moeten worden uitgevoerd,
worden ze genummerd.
Resultaten van een handeling worden met een pijl aange-
duid.
2.3Gevaren voorkomen
De ROTEX Stookolie-condensatieketel is volgens de laatste
stand van de techniek en de erkende technische regels
gebouwd. Bij ondeskundig gebruik kan echter lichamelijk letsel
en materiële schade ontstaan. Ter voorkoming van gevaren de
ROTEX Stookolie-condensatieketel alleen installeren en
bedienen:
– wanneer ze reglementair worden gebruikt,
– en wanneer ze in onberispelijke staat verkeren.
Dit veronderstelt dat u de inhoud van deze installatie- en gebruiksaanwijzing kent en toepast, dat u alle geldende veiligheidsen arbeidsgeneeskundige voorschriften en alle voorschriften om
ongevallen te voorkomen naleeft.
GEVAAR!
Wijst op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer u deze waarschuwing negeert, loopt u
gevaar op een zwaar en mogelijk dodelijk letsel.
WAARSCHUWING!
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer u deze waarschuwing negeert, loopt u
gevaar op een zwaar en mogelijk dodelijk letsel.
LET OP!
Wijst op een mogelijk schadelijke situatie.
Wanneer u deze waarschuwing negeert, loopt het
milieu gevaar of kan er zich materiële schade
voordoen.
Dit symbool wijst op een tip en erg nuttige informatie
voor de gebruiker. Het is dus geen waarschuwing en
wijst dus niet op mogelijke gevaren.
2.4Doelmatig gebruik
De ROTEX A1 BO mag alleen voor de verwarming van warmwater-verwarmingssystemen gebruikt worden. De ketel mag
alleen overeenkomstig de instructies in deze handleiding opgesteld, aangesloten en in bedrijf gesteld worden.
De ROTEX A1 BO mag alleen met de geïntegreerde circulatiepomp en alleen in combinatie met een door ROTEX goedgekeurde bediening worden gebruikt.
Ieder ander gebruik geldt als niet-reglementair. In dat geval is de
gebruiker zelf aansprakelijk voor eventuele schade.
Het beoogde gebruik veronderstelt ook het naleven van de vereisten ten aanzien van onderhoud en inspectie. Reserveonderdelen moeten aan de minimale technische vereisten van de fabrikant beantwoorden. Dit is het geval bij originele reserveonderdelen.
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
5
2 x Veiligheid
2.5Veiligheidsaanwijzingen
2.5.1 Voor u werkzaamheden aan de CV-installatie
uitvoert
● Werken aan het verwarmingssysteem (zoals installeren,
aansluiten en eerste inbedrijfstelling) mogen uitsluitend door
erkende en opgeleide verwarmingsinstallateurs worden
uitgevoerd.
● Schakel bij alle werkzaamheden aan de verwarmingsinstal-
latie de hoofdschakelaar uit en vergrendel hem om te
voorkomen dat hij per ongeluk opnieuw wordt aangeschakeld.
● Loodverzegelingen mogen niet beschadigd of verwijderd
worden.
● Let er a.u.b. op dat de veiligheidsventielen bij aansluiting aan
de verwarmingszijde aan de eisen conform EN
aansluiting aan de drinkwaterzijde aan de eisen conform
EN 12897 voldoen.
2.5.2 Elektrische installatie
● De elektrische installatie mag uitsluitend door opgeleide
elektrotechnici worden uitgevoerd en met inachtneming van
de geldende richtlijnen m.b.t. elektrotechniek en de
voorschriften van de bevoegde stroomleverancier.
● Vergelijk - alvorens de aansluiting op het elektriciteitsnet te
maken - de op het typeplaatje vermelde netspanning
V~, 50 Hz) met die van het elektriciteitsnet.
(230
● Scheid de voeding alvorens werkzaamheden aan onder
spanning staande onderdelen uit te voeren (schakel de
hoofdschakelaar en de zekering uit en borg deze tegen
onbedoeld herinschakelen).
● Breng - na het voltooien van de werkzaamheden - toestelbe-
kleding en onderhoudsroosters onmiddellijk weer aan.
2.5.3 Opstellingsruimte van het apparaat
● ROTEX A1 BO alleen in bedrijf stellen als de aanvoer van
voldoende verbrandingslucht voor de CV is gegarandeerd.
Wanneer u de ROTEX A1 BO onafhankelijk van de
omgevingslucht met een volgens de ROTEX-standaard
gedimensioneerd concentrisch lucht/rookgasysteem (LAS)
gebruikt, is dit automatisch gegarandeerd en worden er geen
verdere voorwaarden aan de opstellingsruimte van het
apparaat gesteld. Bij opstelling in de woonruimte is uitsluitend
deze bedrijfsmodus toegestaan.
● Let erop dat bij werking afhankelijk van de omgevingslucht of
bij werking voorwaardelijk onafhankelijk van de omgevings
lucht een ventilatieopening naar de buitenlucht van minimaal
150 cm2 aanwezig moet zijn.
● Bij werking van de ROTEX A1 BO afhankelijk van de
omgevingslucht dient de opstellingsruimte vrij te zijn van
agressieve dampen (bijv. haarspray, perchloorethyleen,
tetrachloorkoolstof), grote hoeveelheden stof (bijv.
werkplaatsen) of hoge luchtvochtigheid (zoals in keukens of
wasruimtes).
● Houdt u zich te allen tijde aan de minimumafstanden tot de
wanden en andere voorwerpen (zie hoofdstuk 4.1).
12828 en bij
-
2.5.4 Vereisten gesteld aan het verwarmingswater
Schade door afzettingen en corrosie vermijden: Ter ver-
mijding van corrosieproducten en afzettingen, de desbetreffende
regels van de techniek in acht nemen.
Bij vul- en aanvulwater met hoge totale hardheid (>3 mmol/l som van de calcium- en magnesiumconcentraties, berekend als
calciumcarbonaat) zijn maatregelen voor het ontzouten, ontharden of het stabiliseren van de hardheid noodzakelijk.
Het gebruik van vul- en aanvulwater, dat niet voldoet aan de vermelde kwaliteitsvereisten kan een duidelijk verkorte levensduur
van het apparaat veroorzaken. Alleen de exploitant is hiervoor
verantwoordelijk.
2.5.5 Verwarmingsinstallatie en sanitairzijdige
aansluiting
● Installeer de verwarmingsinstallatie in overeenstemming met
de veiligheidsvoorschriften van EN 12828.
● Bij aansluiting aan de sanitairzijde moeten:
–EN 1717 - Bescherming van drinkwater tegen verontreini-
gingen in drinkwaterinstallaties en de algemeen eisen aan
veiligheidsvoorziening ter voorkoming van verontreiniging
van drinkwater door terugstromen
–EN 806 - Technische regels voor drinkwaterinstallaties
(TRWI)
– en aanvullend, de wetgeving in het land van gebruik in
acht worden genomen.
Bij gebruik van de ROTEX A1 BO met warmwaterboiler, met
name bij gebruik van zonne-energie, kan de boilertemperatuur
°C overschrijden.
de 60
● Bij de installatie van het reservoir moet daarom een
bescherming tegen brandwonden (mengvoorziening voor
warm water, bijv. VTA32
15 60 16) worden ingebouwd.
2.5.6 Brandstof
● Gebruik uitsluitend goedgekeurde stookolie als brandstof
(zie hoofdstuk 12 "Technische gegevens").
2.5.7 Werking
● ROTEX A1 BO alleen met gesloten geluiddempende kap
gebruiken.
● ROTEX A1 BO alleen gebruiken wanneer alle voorwaarden
volgens de checklist in hoofdstuk
5.2 zijn nageleefd.
2.5.8 Gebruiker wegwijs maken
● Voordat u de CV-installatie vrijgeeft, de gebruiker instrueren
hoe hij het apparaat moet bedienen en controleren.
● Overhandig de gebruiker de technische documenten
(minimaal de gebruiksaanwijzing en het gebruikshandboek)
en wijs de gebruiker erop dat deze documenten altijd
beschikbaar dienen te zijn en in de onmiddellijke omgeving
van het appararaat dienen te worden bewaard.
● Documenteer de overdracht door samen met de gebruiker
het meegeleverde installatie- en overdrachtformulier in te
vullen en te ondertekenen.
6
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
3Productbeschrijving
3.1Opbouw en onderdelen HR-ketel
A1 BO 15-e / A1 BO 20-eA1 BO 27-e / A1 BO 34-eA1 BO Schematische afbeelding
3 x Productbeschrijving
1Geluiddempende kap
2Schakelveld ketelbediening
3Ketelbekleding
4Brander
5Regeling
6Ketellichaam met warmte- en
geluidsisolatie
7Typeplaatje met fabricagenummer
8Circulatiepomp verwarming
Afb. 3-1 Onderdelen van de A1 BO - vooraanzicht + schema
18Temperatuursensor rookgas
19Printplaat (elektrische aansluiting)
20Opbergmapje voor documenten
21Aanvoertemperatuur
22Temperatuursensor van de afvoerleiding
Veiligheidsvoorzieningen
Afb. 3-2 Onderdelen van de A1 BO - achteraanzicht
Legenda zie afb. 3-1
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
7
3 x Productbeschrijving
3.2Beknopte beschrijving
De ROTEX Stookolie-condensatieketel van de serie A1 BO is
een volledig voorgemonteerde gascondensatie-unit.
Werkwijze
De ROTEX Stookolie-condensatieketel A1 BO is zodanig
opgebouwd dat hij onafhankelijk van de omgevingslucht kan
worden gebruikt (concentrische rookgas/luchttoevoer). De
verbrandingslucht wordt middels een geïnstalleerde pijp of een
dubbelwandige uitlaatpijp door de brander direct uit de open lucht
aangezogen. Deze werkwijze biedt heel wat voordelen:
– De verwarmingskamer heeft geen opening naar de buiten-
lucht nodig en koelt dus niet af.
– Minder energieverbruik.
– Energiewinst door voorverwarming van de verbrandingslucht
door de uitlaatpijp.
– Er worden geen verontreinigingen uit de omgeving van de
brander aangezogen. Daarom kan de verwarmde ruimte ook
als werkruimte, wasruimte en keuken gebruikt worden.
– Opstelling als centrale ketel op zolder mogelijk.
Het optredende condens wordt in de geïntegreerde ROTEX-condensbehandeling geneutraliseerd en vervolgens via een
kunststof buis in het riool geleid.
Veiligheidsmanagement
Het volledige veiligheidsbeheer van de Stookolie-condensatieketel neemt de elektronische regeling over. Bij water- of olietekort, of ongedefinieerde bedrijfstoestanden, wordt het systeem
door het veiligheidsmanagement uitgeschakeld. Een desbetreffende foutmelding geeft de technicus vervolgens alle nodige informatie om de storing te verhelpen.
Brandstof
De ROTEX Stookolie-condensatieketel A1 BO kan met standaard of zwavelarme gasolie (zwavelgehalte <50 ppm) worden
gebruikt. Hij is tevens voorbereid voor de verbranding van
stookolie met biogene aandelen. Het bijmengen van bio-olie
20 % (B10) is volgens de tot nu toe bekende informatie zonder
tot
verdere ombouwwerkzaamheden mogelijk.
Om het maximale rendement te verkrijgen en het
onderhoud zo gering mogelijk te houden, adviseert
ROTEX het gebruik van stookolie EL zwavelarm.
Condensbehandeling
Het bij de verbranding in een Stookolie-condensatieketel ontstane condens heeft een pH-waarde van 1,8 - 3,7. Voordat het
via de riolering wordt afgevoerd moet het eerst geneutraliseerd
worden.
De ROTEX-condensbehandeling heeft de volgende functies:
– verwijderen van zwevende stoffen in het opvangbekken,
– neutraliseren van het condens in schelpenzand.
Elektronische regeling
Een elektronische, digitale regeling in verbinding met de "intelligente" automatische ontsteking van de brander regelt automatisch alle verwarmings- en warmwaterfuncties voor de directe
verwarmingskring en een boilervulkring.
Optioneel kunnen via de aangesloten mengermodule RoCon M1
(15 70 68) één of meerdere gemengde kringen worden aan-
gesloten en geregeld.
Alle instellingen, displays en functies worden vanuit de geïntegreerde RoCon B1-regeling uitgevoerd. Het display en de bedieningselementen zorgen voor een eenvoudige bediening.
Voor meer comfort is optioneel een digitale ruimteregelaar
(RoCon
bediening en ruimtethermostaat worden gebruikt.
Via de optionele gateway (RoCon G1, 15 70 56) kan de re-
geling RoCon HP met het internet worden verbonden. Zo is een
afstandssturing van de ROTEX A1 BO via mobiele telefoon (met
een App) mogelijk.
U1, 15 70 34) verkrijgbaar. Deze kan als afstands-
HR-gastechniek
De stookolietechniek benut de energie uit de stookolie optimaal.
Het rookgas wordt in de ketel – en bij van omgevingslucht onaf
hankelijke werking in het concentrische rookgassysteem – zo ver
afgekoeld, dat het dauwpunt wordt onderschreden. Daardoor
condenseert een deel van de bij de verbranding van de olie vrij
gekomen waterdamp. De bij het condenseren vrijgekomen
warmte wordt, in tegenstelling tot ketels met lagere temperaturen, naar de CV geleid, waardoor een rendement van meer dan
100 % mogelijk is.
-
-
8
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
4Montage en installatie
4 x Montage en installatie
WAARSCHUWING!
Op ondeskundige wijze geïnstalleerde apparaten
kunnen het leven en de gezondheid van personen in
gevaar brengen en slecht functioneren.
● Opstelling en installatie van de ROTEX A1 BO
alleen door erkende en opgeleide verwarmings
monteurs.
4.1Afmetingen en aansluitmaten
Een ondeskundige installatie maakt de door de fabrikant gegeven garantie voor het apparaat ongeldig. Bij problemen of
vragen kunt u contact opnemen met onze technische klantenservice.
-
Afb. 4-1 Afmetingen van deze versie van het model, zijaanzicht (legenda zie tab. 4-1)
1Ketelafvoer (1" AG)
2Ketelaanvoer (1" AG)
3Aansluiting van de vulleiding op de KFE-
CA Lucht (verbrandingslucht)
FG Rookgas
RV Achterventilatie
Afb. 4-4 Opstellingsvarianten voor de Stookolie-condensatieketel van de serie A1 BO
aOpstellingsvarianten voor het bedrijf onafhankelijk van de omge-
vingslucht (rookgas/lucht concentrisch)
bOpstellingsvarianten voor het bedrijf voorwaardelijk onafhankelijk
van de omgevingslucht (rookgas/lucht gescheiden)
cOpstellingsvarianten voor bedrijf afhankelijk van de omgevingslucht
*)Langsgeventileerde schacht met vuurbestendigheidsduur van
90
min. (in minder hoge woningen 30 min). Voor de vuurbestendig-
heidsduur de landspecifieke voorschriften in acht nemen!
eVentilatieopening (1x150 cm² of 2x75 cm²)
fVentilatieopening achter (150 cm²)
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
11
4 x Montage en installatie
De Stookolie-condensatieketel van de serie A1 BO s zijn in
principe ontworpen voor het bedrijf onafhankelijk van de omgevingslucht. Ze zijn standaard voorzien van een concentrische
rookgas-/luchttoevoeraansluiting DN 80/125.
ROTEX adviseert het gebruik van de ROTEX A1 BO in
bedrijf onafhankelijk van de omgevingslucht met concentrische rookgas/luchttoevoer. Zo mogelijk deze opstellingsvariant kiezen!
Bij bedrijf dat voorwaardelijk onafhankelijk is van de
omgevingslucht (gescheiden rookgas/luchttoevoer) en
bij bedrijf afhankelijk van de omgevingslucht moet een
ventilatieopening van minimaal 150
tenlucht aanwezig zijn.
Daardoor verslechtert de totale energie-efficiëntie van
het gebouw in de zin van de Europese Richtlijn
2010/31/EU: EPBD.
Door resonantie in het rookgassysteem kan in sommige gevallen het geluid bij de uitmonding van de uitlaatpijp worden versterkt. Het geluidsniveau kan door
het gebruik van een geluidsdemper (E8 MSD,
15 45 78 resp. E11 MSD, 15 45 79) effectief
worden verminderd.
De luchtaanzuiging bij de werking afhankelijk van de
omgevingslucht veroorzaakt rumoer. Het geluidsniveau
kan door het gebruik van een geluidsdemper
ZLSD, 15 45 77) effectief worden verminderd.
(G
cm2 naar de bui-
4.2.1 Omgevingslucht onafhankelijke modus
Opstellingsmogelijkheid 1
De ROTEX A1 BO wordt met de concentrische LAS-verbindingsleiding SET H of SET K op de schoorsteen of een installatieschacht aangesloten.
– Aanvoer verbrandingslucht uit de open lucht door de schoor-
steen of een geïnstalleerde pijp.
– Rookgasafvoer in de open lucht middels een uitlaatpijp door
dezelfde buis als de luchttoevoer.
– Minimumafstand tussen uittreden rookgas en de nok van het
cm.
dak: 40
Opstellingsvariant 4
De ROTEX A1 BO wordt met de concentrische LAS-verbindingsleiding SET H of SET K op het buitenwandsysteem SET G
aangesloten.
– Aanvoer verbrandingslucht uit de open lucht middels de ring-
spleet van de dubbele buis door de buitenwand (van onderen
aangezogen).
– Rookgasafvoer in de open lucht middels concentrische buis
door de buitenwand en vervolgens minstens 40
dakoppervlak. Eenmaal buiten dient de buitenste luchtruimte
als warmte-isolatie van de afvoerbuis.
cm boven het
Opstellingsvariant 5
-
De ROTEX A1 BO staat rechtstreeks onder het dak. Aansluiting
met SET F.
– Toevoer verbrandingslucht en afvoer van afvoergas middels
een concentrische dubbele buis.
– Toevoer verbrandingslucht uit de open lucht middels de bui-
tenste ringspleet van de dubbele buis, rookgasafvoer in de
open lucht middels de binnenbuis.
– Minimumafstand tussen uittreden rookgas en de nok van het
dak: 40 cm.
– Minimumhoogte van de uitlaatpijp: 2 m.
Opstellingsvariant 6
De ROTEX A1 BO staat niet rechtstreeks onder het dak. De
dubbele buis voor de toevoer van de verbrandingslucht en de
afvoer van rookgas gaat door de dakconstructie.
– Toevoer verbrandingslucht en afvoer van afvoergas middels
een concentrische dubbele buis (zoals
– Binnen de dakconstructie dient de dubbele buis voor de toe-
voer van de verbrandingslucht en de afvoer van rookgas door
een voldoende vuurbestendige ombuis gevoerd te worden of
bouwkundig van de dakconstructie gescheiden te zijn.
Opstellingsvariant 5).
4.2.2 Voorwaardelijke onafhankelijk van
omgevingslucht werking
Als de effectieve hoogte van de uitlaatpijp te groot is (zie
tab. 4-4) kan de luchttoevoer beter en met minder weerstand
middels een afzonderlijke toevoerleiding worden aangezogen.
De ROTEX A1 BO wordt met separate luchttoevoer/uitlaatpijpen
gebruikt (systeem met 2 buizen).
– Toevoer verbrandingslucht uit de buitenlucht middels een vol-
doende dichte luchttoevoerleiding door de buitenwand. De
toevoerleiding moet zodanig worden gedimensioneerd dat de
aanzuigweerstand bij nominale belasting minder dan 50 Pa
is.
– Afvoer van rookgas naar de buitenlucht gebeurt via de
schoorsteen of een installatieschacht. Wanneer de verbindingsleiding tussen de ROTEX A1 BO en de installatieschacht eenwandig of niet volledig verbrandingsluchtgespoeld is uitgevoerd, is een ventilatieopening naar de
buitenlucht van minimaal van minimaal 150
lijk.
Door geschikte maatregelen moet worden gezorgd dat de
brander niet kan worden gebruikt wanneer de ventilatieope
ning gesloten is
– De installatieschacht waarin de uitlaatpijp wordt geplaatst,
moet langs achteren worden verlucht. Daartoe moet aan het
onderste gedeelte een opening voor achterwaartse verluchting van minimaal 150 cm2 aanwezig zijn.
cm2 noodzake-
-
12
Als de doorvoering door de wand zich op een hoogte
van minder dan een meter boven het maaiveld bevindt,
beveelt ROTEX aan de verbrandingslucht middels een
afzonderlijke aanvoerbuis toe te voeren (montage
hoogte: ca. 2 m). W8 ZR, 15 50 79.00 66 resp.
W11 ZR, 15 50 77.00 30
-
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
4 x Montage en installatie
De dwarsdoorsnede voor deze installatieschacht moet zodanig zijn gedimensioneerd dat tussen de buitenwand van de uitlaatpijp en de binnenzijde van de installatieschacht de
volgende minimumafstand worden nageleefd:
– bij rechthoekige schachtdoorsnede: 2 cm
– bij ronde schachtdoorsnede: 3 cm.
De opening voor achterwaartse verluchting mag zich niet in
ruimten bevinden waarin onderdruk wordt gegenereerd (bijv.
door gecontroleerde verluchting van de woning, droogkast,
enz.)
● Toevoerbuis aan het kniestuk van de luchttoevoeraansluiting
van het ketellichaam losmaken en aansluiten op de aparte
luchttoevoerleiding.
Opstellingsvariant 3
– Toevoer verbrandingslucht uit de open lucht middels een
afzonderlijke luchttoevoerleiding door de buitenwand.
– Rookgasafvoer in de vrije lucht door de schoorsteen of een
geïnstalleerde pijp (zoals opstellingsvariant 1).
Opstellingsvariant 8
De ROTEX A1 BO wordt met de SET A of SET B op een stenen
schoorsteen aangesloten.
– Toevoer verbrandingslucht uit de open lucht middels een
afzonderlijke luchttoevoerleiding door de buitenwand.
– De stenen schoorsteen voor de rookgasafvoer moet onge-
voelig voor vocht zijn (klasse W) en geschikt voor overdrukgebruik (klasse P1 of H1) en beschikken over de juiste bouwkundige toelating of CE-markering met
conformiteitsverklaring.
– Als de stenen schoorsteen voor de afvoer van rookgas geen
vergunning voor de onderdrukwerking heeft, dan moet door
de berekening van de hoeveelheid rookgas worden aange
toond dat het intreden van het rookgas in de schacht bij
onderdruk plaatsvindt.
-
Opstellingsvariant 7
De ROTEX A1 BO wordt met de SET A of SET B op een stenen
schoorsteen aangesloten.
– Toevoer verbrandingslucht uit de installatieomgeving.
– De stenen schoorsteen voor de gasafvoer moet ongevoelig
voor vocht zijn (klasse W) en geschikt voor overdrukgebruik
(klasse P1 of H1) en beschikken over de juiste bouwkundige
toelating of CE-markering met conformiteitsverklaring.
– Als de stenen schoorsteen voor de afvoer van rookgas geen
vergunning voor de onderdrukwerking heeft, dan moet door
de berekening van de hoeveelheid rookgas worden aange
toond dat het intreden van het gas in de afvoerbuis bij onderdruk plaatsvindt.
-
4.3Transport en bezorging
LET OP!
De Stookolie-condensatieketel kan worden beschadigd door hem op te tillen of te verschuiven aan
de bekleding.
● De ROTEX A1 BO uitsluitend optillen aan de
daartoe voorzien draagriemen.
De ROTEX A1 BO wordt op een pallet geleverd. Alle transportmiddelen voor de werkvloer, zoals vorkheftruck en steekwagen
zijn geschikt voor het vervoer.
Leveringspakket
– ROTEX A1 BO (voorgemonteerd),
– Documentenpakket,
– Gereedschapsset (reinigingsborstel en schraper, brandka-
mersleutel, inbussleutel voor brander en warmtewisselaar,
branderinstelmal).
4.2.3 Omgevingslucht afhankelijke modus
De ROTEX A1 BO kan ook afhankelijk van omgevingslucht
worden aangesloten. Daarbij wordt alleen de binnenste uitlaatpijp (kunststofaansluiting Ø 80 mm) van de concentrische
lucht-rookgas-aansluiting op de uitlaatpijp aangesloten. Het apparaat zuigt de verbrandingslucht door de ringspleet in de mantelbuis uit zijn omgeving aan.
Voor de afvoer van rookgas naar de buitenlucht, de schachtdimensionering en de achterwaartse verluchting gelden de voorwaarden zoals in sectie 4.2.2. Er is een ventilatieopening naar
de buitenlucht van minimaal 150 cm2 noodzakelijk.
Door resonantie in het rookgassysteem kan in sommige gevallen het geluid bij de uitmonding van de uitlaatpijp worden versterkt. Het geluidsniveau kan door
het gebruik van een geluidsdemper (E8 MSD,
15 45 78 resp. E11 MSD, 15 45 79) effectief
worden verminderd.
De luchtaanzuiging bij de werking afhankelijk van de
omgevingslucht veroorzaakt rumoer. Het geluidsniveau
kan door het gebruik van een geluidsdemper
ZLSD, 15 45 77) effectief worden verminderd.
(G
Opstellingsvariant 2
– Toevoer verbrandingslucht uit de installatieomgeving.
– Afvoer van rookgas naar de buitenlucht gebeurt via de
schoorsteen of een installatieschacht (
heid 1).
Opstellingsmogelijk-
Aanbevolen toebehoren:
– Veiligheidsgroep (SGB A1, 15 60 18) met manometer,
– Verbindingsset A1 (VSA1, 15 48 22), voor de hydrauli-
sche aansluiting van een warmwaterboiler (boilertemperatuursensor, 3-wegs omschakelventiel met aandrijfmotor, aansluitfittingen).
– Buitentemperatuursensor (RoCon OT1, 15 60 70), voor
regeling op basis van het weer.
Verdere toebehoren, zie ROTEX-prijslijst.
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
13
4 x Montage en installatie
4.4Stookolie-condensatieketel opstellen
4.4.1 Installatieplaats kiezen
De installatieplaats van de ROTEX A1 BO moet aan de volgende
minimumvereisten voldoen.
Opstellingshoogte
– De onderkant van de aansluiting van de condensafvoer uit
het apparaat dient hoger gelegen te zijn dan de afloophoogte
van de condensafvoerslang, omdat zich anders condens in
de afvoer kan verzamelen.
● Bij opstelling met naastopstelboiler ketel op platform van
minimaal 80 mm hoog of ketelonderstel (KU, 15 30 21)
plaatsen.
Opstellingsoppervlak
– De ondergrond moet stevig, vlak en horizontaal zijn en vol-
doende draagkracht bezitten. Zo nodig een voetstuk installeren.
– Opstellingsdimensies in acht nemen (zie sectie 4.1).
Opstellingsruimte algemeen
– Bij werking onafhankelijk van omgevingslucht (gebruik van
het concentrische lucht-/rookgassysteem) worden geen bij
zondere eisen aan de ventilatie van de opstellingsruimte
gesteld.
– Bij bedrijf dat voorwaardelijk onafhankelijk is van de omge-
vingslucht (gescheiden rookgas/luchttoevoer) en bij bedrijf
afhankelijk van de omgevingslucht, moet een ventilatieopening van minimaal 150 cm2 naar de buitenlucht aanwezig
zijn. Wanneer de uitlaatpijp door een installatieschacht naar
de buitenlucht uitkomt, moet deze achterwaarts worden
belucht (zie sectie
– Bij van omgevingslucht afhankelijke werking dient de opstel-
lingsruimte vrij te zijn van agressieve dampen (bijv. haarspray, perchloorethyleen, tetrakoolstoffen), grote hoeveelheden stof en hoge luchtvochtigheid (zoals in keukens of
wasruimtes).
4.2.2).
-
LET OP!
Bij gebruik van een drukaggregaat kan in geval van
storing olie weglopen. Deze uitstromende olie kan tot
ernstige schade aan het milieu leiden.
● De ketel in een dichte bak plaatsen en d.m.v. een
vlotterschakelaar borgen aansluiting via extra
stekkerlijst (ZSÖ,
● Uitsluitend een filterkom van metaal (in geen geval
van plexiglas) gebruiken.
15 40 71).
Oppervlaktetemperatuur, minimumafstand
WAARSCHUWING!
De kunststofbekleding van de ketel van de ROTEX
A1 BO kan door externe warmte (>80 °C) smelten en
in extreme gevallen vuur vatten.
● De ROTEX A1 BO met een minimale afstand van
1 m tot andere warmtebronnen (>80 °C) (bijv.
elektrische verwarming, gasverwarming, schoor
steen) en brandbaar materiaal plaatsen.
-
Opslag van stookolie in de opstellingsruimte
De bouwvoorschriften staan in de regel (afhankelijk
van landelijke brandweerverordening) een opslag van
max. 5000 liter stookolie in de opstellingsruimte toe
indien het gebouw in klasse 1 is ingedeeld en de
opstellingsruimte geen verblijfsruimte is.
Installatie op zolderverdieping
Wanneer de ROTEX A1 BO op de zolderverdieping moet worden
opgesteld en de olie in de ruimten eronder wordt opgeslagen, is
de oliepomp van de brander in de regel niet krachtig genoeg.
Omdat de onderdruk aan de zuigzijde een waarde van 0,4 bar
overschrijdt, moet de olie met een aparte pomp naar de brander
worden gepompt. ROTEX adviseert om hiervoor een zuigaggregaat te gebruiken.
Om storingen tijdens het opstarten of de werking van de brander
te voorkomen, moet de minimale hoogte van de uitlaatpijp 2 m
bedragen.
-
Afb. 4-5 Minimumafstanden voor de plaatsing van de A1 BO (legenda
zie
tab. 4-2)
– Door zijn constructie kunnen bij de werking onafhankelijk van
de omgevingslucht met nominaal vermogen in geen enkel
onderdeel van het apparaat behalve de bekleding ervan tem
peraturen >70 °C optreden. Daarom is er geen minimumafstand tot objecten van brandbaar materiaal noodzakelijk.
– Bij voorwaardelijk van de omgevingslucht onafhankelijke wer-
king (gescheiden rookgas/luchttoevoer) en bij van de omgevingslucht afhankelijke werking, een minimumafstand van
50 mm tussen uitlaatpijp en brandbare onderdelen naleven.
– In principe mogen geen makkelijk ontvlambare stoffen in de
onmiddellijke omgeving van de ROTEX A1 BO worden opgeslagen of gebruikt.
Een op de regeling van de ROTEX A1 BO aangesloten
rookgassentemperatuursensor leidt tot een veiligheids
uitschakeling bij een te hoge rookgassentemperatuur.
-
-
14
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
4 x Montage en installatie
4.4.2 Het apparaat opstellen
Voorwaarde
– De plaats van installatie beantwoordt aan de landelijke voor-
schriften, zowel als aan de in het hoofdstuk 4.4.1 beschreven
noodzakelijke voorwaarden.
– Bij gebruik van een drukaggregaat een dichte bak installeren
en het apparaat via een vlotterschakelaar afzekeren.
● ROTEX A1 BO op de beoogde locatie opstellen. Het
apparaat niet bij de bekleding optillen of verschuiven.
● ROTEX A1 BO zodanig positioneren dat hij zonder
problemen kan worden opengeklapt.
Op de aansluitplaatsen van de olieslangen resp. montage
van het oliefilter, op de installatie van de leidingen naar de
verwarmingsleidingen en uitlaatpijp letten.
● Controleer de loodrechte stand en de juiste opstellingshoogte
van de ROTEX A1 BO. Eventuele oneffenheden kunnen door
vier in de hoogte verstelbare voeten worden gecompenseerd.
4.5Lucht-/rookgassysteem (LAS)
4.5.1 Algemene aanwijzingen voor het
rookgassysteem
WAARSCHUWING!
Door naar buiten komende rookassen binnen gesloten
ruimten die niet voldoende zijn verlucht, kan risico op vergiftiging ontstaan.
● Alleen toegestane rookgassystemen installeren.
● Naargelang de opstellingsvariant moet de voorge-
schreven beluchting en achterwaartse verluchting
worden veilig gesteld.
Voor uitvoering en afmetingen van het rookgassysteem gelden
de landelijke brandweerverordeningen en de norm DIN 14478.
Noodzakelijke voorwaarden
Voor opstelling en afmetingen van de rookgasinstallatie dienen
de betreffende landelijke brandweerverordeningen resp. de land
specifieke voorschriften in acht genomen te worden.
In principe kan voor het rookgassysteem iedere uitlaatpijp
conform EN
voldoet aan de volgende minimumvereisten:
– Geschikt voor warme olie.
– Geschikt voor rookgastemperaturen van minstens 120 °C
(temperatuurklasse T120 of hoger).
– Geschikt voor een overdruk van minstens 200 Pa (drukklasse
De eigenschappen van het rookgassysteem moeten herkenbaar
zijn op de geïnstalleerde installatie.
● Typeplaatje van het rookgassysteem aanbrengen in de
opstellingsruimte.
14471 met CE-markering worden gebruikt, die
Wij adviseren het gebruik van de betreffende ROTEXrookgasbouwset. Deze voldoen aan alle eisen en zijn
bovendien uitgerust met speciale zuurbestendige pak
kingen.
Aansluittypes
– Recht, direct naar achteren: SET C, 15 50 79.03.
– In hoogte verschoven, naar achteren: SET D,
15 50 79.04.
– Directe dakdoorvoer: SET F, 15 50 79.06.
Verdere details en aansluitafmetingen voor de drie varianten van
de rookgasaansluiting, zie sectie 4.5.3.
– Elke uitlaatpijp moet voor de controle en de instelling van de
verbrandingswaarde met een geschikte proefadapter worden
geïnstalleerd. De ROTEX LAS-bouwsets bevatten allemaal
een proefadapter (D8
PA, 15 50 79.00 93).
Inbouwplaats en leidingshoogte
– De maximaal toegestane tegendruk voor rookgas bedraagt
Pa. Het drukverlies in de toevoerleiding mag niet groter
200
zijn dan 50 Pa.
– Invoerhoek van de rookgasbuis in de schoorsteen of geïnstal-
leerde buis: ≥3°.
– Hellingshoek voor horizontale delen van de uitlaatpijp: ≥3°.
Een tegengesteld verloop is op geen enkele plaats van de uitlaatpijp toegestaan.
– Wanneer meer dan 3 buigingen van >45° nodig zijn voor de
uitlaatpijp, wordt de maximaal toelaatbare hoogte ervan met
minstens 1
berekenen).
– Bij verlenging van het horizontale verbindingsdeel, wordt de
maximaal toelaatbare hoogte met precies dezelfde lengte
verminderd.
– In horizontale verbindingsstukken mogen geen flexibele uit-
laatpijpen worden geplaatst.
m per buiging verminderd (zo nodig rookgas
Weerstand van de rookgasinstallatie:
Voor een veilige start van de brander en een stabiele instelwaarde is er een minimale weerstand in de uitlaatpijp nodig. Als
deze niet wordt bereikt, dan moet een geluidsdemper worden in
gebouwd (E8 MSD, 15 45 78 resp. E11 MSD,
● De weerstand met een differentiaaldrukmeettoestel op het
rookgasmeetstuk tussen rookgas- en toevoerluchtmeet
opening meten (differentiaaldruk bij A1 BO 15/20(F)-e/S(F)-e
ten minste 0,5
mbar).
-
-
1
De tab. 4-3 tab. 4-4 geeft de maximaal toegestane hoogte van de
uitlaatpijp aan voor het geval de ROTEX A1 BO in het nominale
vermogensbereik wordt gebruikt.
Opstellings-
mogelijk-
heden
afb. 4-4)
(zie
1)
1
1)
2
1)
3
4161616
5171717
6171717
1) Buisdiameter: 135 mm x 135 mm
Tab. 4-3 Maximaal toegestane hoogte van de uitlaatpijp in m (bij
werking in nominale vermogensbereik) - A1
mbar, bij A1 BO 27/34S(F)-e/(F)-e ten minste
A1 BO 15-eA1 BO 20-e A1 BO 27-e
DN 80DN 80DN 80
161616
212121
171717
BO 15-e tot 27-e
-
-
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
15
4 x Montage en installatie
Opstellings-
mogelijk-
heden
(zie afb. 4-4)
1)
1
1)
2
1)
3
30 kW
DN 80
20824
212130
211730
A1 BO 34-e
34 kW
DN 80
34 kW
DN 110
4202028
5111123
6111123
1) Schachtdiameter bij DN 80: 135 mm x 135 mm; Schachtdiameter bij DN 110:
mm x 160 mm
160
Tab. 4-4 Maximaal toegestane hoogte van de uitlaatpijp in m (bij
werking in nominale vermogensbereik) - A1
BO 34-e
Ingeval van beperking van het vermogensbereik kan een nieuwe
berekening van de maximaal toelaatbare hoogte van de uitlaatpijp noodzakelijk zijn. De kengetallen voor de berekening van
de rookgassen kunt u in afb. 4-6 en hoofdstuk 15 "Voor de
schoorsteenveger" vinden.
De volumestroom van het rookgas hangt af van het ingestelde
brandervermogen.
Aansluiting
In principe kan iedere uitlaatpijp worden aangesloten,
die voldoet aan de minimumvereisten in de zin van
14471 en die de CE-markering bezit (zie
EN
sectie 4.5.1).
Elke uitlaatpijp moet voor de controle en de instelling
van de verbrandingswaarde met een geschikte proefadapter worden geïnstalleerd. De ROTEX LASbouwsets bevatten allemaal een proefadapter (D8 PA,
15 50 79.00 93).
Wij adviseren het gebruik van de bijbehorende ROTEX
LAS-modules (zie afb. 4-8). Deze voldoen aan alle
eisen en zijn bovendien uitgerust met speciale zuurbestendige pakkingen.
● ROTEX A1 BO in de opstellingsruimte op de rookgasinstallatie aansluiten (Aansluitmaten zie afb. 4-2 resp. afb. 4-7).
● Typeplaatje van de uitlaatpijp aanbrengen in de opstellingsruimte.
mAGRookgasstroomPBrandercapaciteit
Afb. 4-6 Rookgassstroom afhankelijk van de brandercapaciteit
4.5.2 Uitlaatpijp op de ROTEX A1 BO aansluiten
Omstandigheden
– Het rookgassysteem voldoet aan de in hoofdstuk 4.5.1 aan-
gegeven eisen.
– Het rookgassysteem voldoet ook aan eventuele meer uitge-
breide nationale of regionale veiligheidsvoorschriften.
– De ROTEX A1 BO is correct opgesteld.
AAansluiting op de ketel
BAansluiting op de uitlaatpijp
Afb. 4-7 Aansluitmaten LAS-aansluiting van de ROTEX A1 BO
Aansluit-
AansluitingAansluitmaat in mm
CTemperatuursensor voor
rookgas
DAansluiting op condensaf-
voer
zijde
A Aan de
zijde van de
ketel
B Aan de
zijde van het
rookgas
Tab. 4-5 Aansluitmaten LAS-aansluiting van de ROTEX A1 BO
A1 Rookgas DN 80 mof Binnendiameter
A2 Luchttoevoer DN 125
mof
B1 Rookgas DN 80Buitendiameter
B2 Luchttoevoer DN 125 Buitendiameter
+0,8
= 80,4
Binnendiameter
= 127,0
= 80,0
= 126,0
–0,5
+0,3
±0,3
Door resonantie in het rookgassysteem kan in sommige gevallen het geluid bij de uitmonding van de uitlaatpijp worden versterkt. Het geluidsniveau kan door
het gebruik van een geluidsdemper (E8
MSD,
15 45 78 resp. E11 MSD, 15 45 79) effectief
worden verminderd.
De luchtaanzuiging bij de werking afhankelijk van de
omgevingslucht veroorzaakt rumoer. Het geluidsniveau
kan door het gebruik van een geluidsdemper
ZLSD, 15 45 77) effectief worden verminderd.
(G
16
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
4.5.3 Rookgassysteem bouwelementen
4 x Montage en installatie
Afb. 4-8 Bouwsets rookgassysteem (* indien nodig)
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
17
4 x Montage en installatie
Aanvullende modules
– Rookgasaansluiting op een schachtsysteem (starre uitlaat-
pijp SET E of flexibele uitlaatpijp SET O)
– Rookgasaansluiting voor buitenwandleiding (SET G)
Eventueel moeten extra benodigde concentrische LAS-pijpen
voor grotere dak- of plafondhoogten, eenwandige PP-pijpen voor
schoorsteenhoogten van meer dan 10 m of extra toebehoren
worden besteld.
4.6Aansluiting van de waterleiding
De ROTEX A1 BO beschikt over een gemeenschappelijke
aanvoer en afvoerleiding voor het verwarmingscircuit en het
vullen van de boiler. De aansluitingen vindt u aan de achterzijde
van het apparaat (zie
Voor onderhoudswerkzaamheden moet het ketellichaam met gemonteerde brander opgeklapt kunnen worden. Bij de montage
van de omhooglopende aan- en terugvoerleidingen moet er op
worden gelet dat voldoende vrije ruimte overblijft voor het
omhoog klappen van het ketellichaam.
Aanwijzingen voor de aansluiting van de waterleiding
LET OP!
Als de ROTEX A1 BO op een verwarmingssysteem
wordt aangesloten waarin buizen, stalen verwar
mingselementen of niet tegen diffusie beveiligde
buizen voor vloerverwarming voorkomen, is het mogelijk dat slib, spaanders of vijlsel in de ketel terechtkomen en verstoppingen, plaatselijke oververhitting
en corrosieschade veroorzaken.
● Het warmtedistributienet doorspoelen (in een
bestaand verwarmingssysteem).
● Slijkafscheider (SAS1, 15 60 21) in de verwar-
mingsafvoer monteren.
afb. 3.2 en).
-
De leidingen moeten zodanig worden geïnstalleerd dat na de
montage de bovenste helft van de brandkamer ROTEX A1
zonder problemen kan worden opengeklapt (afb. 4-10).
Afb. 4-9 Verwarmingsleidingen monteren (fout)
BO
Volgens EN 12828 moet een veiligheidsventiel in de
aanvoerleiding of in de onmiddellijke omgeving van de
warmtegenerator worden gemonteerd, waarmee de
maximale toegestane bedrijfsdruk in de CV-installatie
kan worden begrensd. Tussen warmtegenerator en vei
ligheidsventiel mag zich geen hydraulische vergrendeling bevinden.
Eventueel uitstromende damp of of eventueel uitstromend verwarmingswater moet via een geschikte,
met permanente hellingen uitgevoerde aflaatleiding
vorstbestendig, gevaarloos en waarneembaar kunnen
worden afgevoerd.
Op de afvoerleiding moet een membraanexpansievat
met voldoende afmetingen en voor de CV-installatie
vooraf ingesteld membraanexpansievat worden aangesloten. Tussen warmtegenerator en membraanexpansievat mag zich geen hydraulische vergrendeling
bevinden.
ROTEX adviseert voor de hydraulische aansluiting van
de A1 BO de veiligheidsgroep (SBG A1, 15 60 18)
en de verbindingsset (VSA1, 15 48 22) te gebruiken.
● Aflaatleiding aan veiligheidsoverdrukventiel en membraanexpansievat volgens EN 12828 aansluiten.
● Wateraansluiting voor het vullen of navullen van het verwarmingssysteem volgens EN 1717 uitvoeren, om verontreiniging van het drinkwater door terugstroming te verhinderen.
-
Afb. 4-10 Verwarmingsleidingen monteren (juist)
18
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
4 x Montage en installatie
– Beveiliging tegen watertekort: Door de beveiliging tegen
oververhitting van de ROTEX A1
ketel wordt de gascondensatieketel veilig uitgeschakeld en
vergrendeld bij watertekort. Op de bouwplaats is verder geen
beveiliging voor watertekort vereist.
– Schade door afzettingen en corrosie vermijden: Ter ver-
mijding van corrosieproducten en afzettingen, de desbetreffende regels van de techniek in acht nemen.
Bij vul- en aanvulwater met hoge totale hardheid (>3 mmol/l som van de calcium- en magnesiumconcentraties, berekend
als calciumcarbonaat) zijn maatregelen voor het ontzouten,
ontharden of het stabiliseren van de hardheid noodzakelijk.
BO Stookolie-condensatie-
4.7Condensbehandeling aansluiten
Het bij de oliegastechniek optredende condenswater heeft een
pH-waarde van 1,8 tot 3,7.
Afhankelijk van de bepalingen in de gemeentelijke
afvalwatervoorschriften kan van neutralisatie worden
afgezien, indien de stookolie-condensatieketel uitsluitend met stookolie EL zwavelarm wordt gestookt.
● De condensopvangbak met water vullen om te voorkomen
dat rookgas in de opstellingsruimte terechtkomt. Hiertoe
hetzij:
– De ketel openen en het branderkamerelement verwijde-
ren (zie hoofdstuk 9.2.5), condensopvangbak met een
slang vullen (zie afb. 4-12), of
– Het inspectiedeksel van het verbindingsstuk van de uit-
laatpijp openen en de condensopvangbak m.b.v. een in
de rookgasbuis gestoken slang vullen.
● Condensafvoerleidingen op lekken controleren.
4.8Aansluiting regeling en elektriciteit tot stand
brengen
4.8.1 Instructies voor de elektrische aansluiting
WAARSCHUWING!
Stroomgeleidende onderdelen kunnen bij aanraking
-
tot een elektrische schok leiden en zo levensgevaarlijk
letsel en brandwonden veroorzaken.
● Alvorens met de werkzaamheden aan onder
stroom staande onderdelen te beginnen deze van
de stroomtoevoer afhalen (zekering en hoofdschakelaar uitschakelen) en tegen onbedoeld opnieuw
inschakelen beveiligen.
● Opnieuw aansluiten op de elektriciteit mag alleen
door bevoegde elektrotechnici met inachtneming
van de van kracht zijnde normen en richtlijnen,
zowel als van de instructies van het energiebedrijf.
Afb. 4-11 Aansluiting van de afvoerslang voor condenswater
Afb. 4-12 Condensopvangbak met water vullen
Aansluiting
De condensopvangbak is af fabriek in het onderstel van de ketel
gemonteerd en op de aansluiting voor rookgas van de ketel aangesloten. De aansluiting naar het afvalwaternet is bestemd voor
HT buis DN 40.
● De condensafvoerleiding uit de ketel met verval uitleggen,
zodat zich geen condens in de afvoerbuis kan verzamelen.
● Ter vermijding van een opstopping in de aansluiting voor de
uitlaatpijp op de ketel erop letten dat de buigzame condens
afvoerslang tot aan de aansluiting op de afvalwaterleiding
geen zwanenhals vormt.
Alle elektronische regel- en beveiligingsvoorzieningen van de
ROTEX A1
voegde ingrepen in de elektrische installatie zijn gevaarlijk en niet
toegestaan. In dat geval is de gebruiker zelf aansprakelijk voor
eventuele schade.
Een 3 m. lange, buigzame kabel voor de netaansluiting is reeds
in het apparaat aangesloten en in het bedieningspaneel op de
aansluitprintplaat ingestoken. Alleen de buitentemperatuur
sensor en andere optionele toebehoren (bijv. boilertemperatuursensor, circulatiepomp) moeten nog op het bedieningspaneel
van de ketel worden aangesloten.
BO zijn gebruiksklaar aangesloten en getest. Onbe-
4.8.2 Elektrische aansluitingen herstellen
● Spanningstoevoer controleren (~230 V, 50 Hz).
● De stroomtoevoer naar de betreffende verdeeldozen van de
huisinstallatie uitschakelen.
● De kabel voor de netaansluiting van de ROTEX A1 BO op de
verdeeldozen van de huisinstallatie aansluiten. Let op de
juiste poolaansluiting.
● De stroomtoevoer naar de verdeeldozen van de huisinstallatie weer aansluiten.
-
-
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
19
4 x Montage en installatie
Printkaart van het bedieningspaneel
4.8.3 Temperatuursensor aansluiten
Instructies bij temperatuursensoren
LET OP!
Het gebruik van niet toegestane of niet voor het apparaat bestemde temperatuursensoren kan leiden tot
ernstige storingen in de regeleenheid van de ROTEX
A1 BO en beschadiging ervan.
● Uitsluitend de temperatuursensor van ROTEX die
als toebehoren verkrijgbaar is gebruiken.
De ROTEX A1 BO kan de aanvoertemperatuur op basis van het
weer regelen. Voor deze functie is de buitentemperatuursensor
(RoCon
De met de thermometers binnen het apparaat (thermometers
voor de aanvoer- en afvoerleiding en het rookgas) vastgestelde
temperaturen dienen voor de regeling van het brandervermogen
en storingssignalering. Ze zijn reeds in de fabriek aangesloten en
kunnen bij vervanging direct op de betreffende plaats uit- en in
gestoken worden.
Bij gebruik van een warmwaterboiler moet de op de boiler aangesloten temperatuursensor op de juiste stand op de warmwaterboiler worden aangesloten (de montagehandleiding van de boiler
in acht nemen).
Voor de regeling van een mengerkring is de mengmodule
(RoCon M1,15 70 68) nodig, waarin de aanvoertemperatuursensor van het mengercircuit is geïnstalleerd
OT1, 15 60 70) noodzakelijk.
-
Afb. 4-13 Aansluitbezetting van de printplaatstekker en kabelkleuren
blblauw
brbruin
gegeel
gngroen
vrij Contact nog vrij
* 3-wegs omschakelventiel inbegre-
pen bij toebehoren VSA1
15 48 22).
(
Voor het aansluiten van een vulpomp voor de boiler is een adapterkabel ( E 1500430) nodig.
tab. 4-6)
Meer informatie en een exacte beschrijving vindt u in de
documentatie m.b.t. de "ROTEX-regeling RoCon BF".
Deze is inbegrepen bij de levering A1 BO.
Buitenthermometer
● Aanbrengen op ongeveer een derde van de hoogte van het
gebouw (minimumafstand tot de vloer: 2 m) op de koudste
zijde van het gebouw (noorden of noord-oosten) kiezen.
Daarbij de aanwezigheid van vreemde warmtebronnen
(schoorstenen, luchtschachten) evenals rechtstreeks inval
-
lende zonnestralen uitsluiten.
● Buitenthermometer zodanig plaatsen dat de kabel er aan de
onderzijde uitsteekt (voorkomt binnendringend vocht).
LET OP!
Het naast elkaar binnen een buis aanbrengen van
sensorkabels en elektriciteitskabels kan tot ernstige
storingen in het regelsysteem van de ROTEX leiden
BO.
A1
● De kabel naar de thermometers dient in principe
afzonderlijk te worden uitgelegd.
● De kabel naar de sensoren leggen en op de regeling van de
ROTEX A1 BO aansluiten.
● De buitenthermometer met een twee-aderige kabel
(doorsnede tenminste 1 mm2) aansluiten.
Temperatuursensor boiler
De boilertemperatuursensor is inbegrepen bij de verbindingsset
A1 (VSA1,
(RoCon DT1, 15 60 68).
● Sensorleiding aan de sensorstekker J8, aansluiting TWW
bevestigen (zie afb. 4-13).
15 48 22) of apart verkrijgbaar als toebehoren
Tab. 4-6 Legenda bij afb. 4-13
20
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
Loading...
+ 44 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.