Citroen NEMO 2011 User Manual

UW INSTR
UC
P INTERNET!
TIEBOEKJE
Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.
Surf naar http://service.citroen.com :
Selecteer uw taal.
Klik op de link in het veld "Toegang voor particulieren" om de Boorddocumentatie te raadplegen. Er wordt een nieuw venster geopend waarin u toegang hebt tot alle instructieboekjes.
Selecteer het model en de carrosserie-uitvoering van uw auto en vervolgens de uitgiftedatum van het boekje.
Klik ten slotte op de gewenste rubriek.
Wij maken u attent op het volgende:
Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien.
Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Citroën voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken u hier rekening mee te houden en contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk Citroën om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.
Legenda
dit symbool verwijst naar aanvullende informatie.
dit symbool vraagt uw aandacht voor aanvullende informatie die u helpt de gebruiksmogelijkheden van uw auto optimaal te benutten.
dit symbool geeft een waarschuwing met betrekking tot de veiligheid van de inzittenden en het gebruik van de voorzieningen aan boord.
Citroën beschikt wereldwijd over
een uitgebreid gamma modellen. Modellen die worden gekenmerkt door
een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante innovatie, evenals een moderne en creatieve benadering
van het begrip mobiliteit.
Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto.
Achter het stuur van uw nieuwe auto
geniet u optimaal
als u elke uitrusting
elke schakelaar
en elke instelling kent.
Goede Reis.
Inhoud
IN EEN OOGOPSLAG
4-20
Exterieur 4 Openen 5 Interieur 6 Cockpit 7 Laadruimte 8 Voorzieningen
achter 9 Comfort 10 Zicht 12 Ventilatie 13 Controle tijdens
het rijden 14 Veiligheid voor
de inzittenden 15 Rijden 16 Starten 18 Milieubewust
rijden 19
1. VOORDAT u GAAT RIJDEN 21-57
Instrumentenpanelen 21 Verklikkerlampjes 22 Brandstofniveaumeter 29 Koelvloeistoftemperatuur Onderhoudsindicator en
waarschuwingslampje motorolie 30
Dimmer
dashboardverlichting 30 Afstandsbediening 31 Sleutel 33 Codekaart 34 Alarm 35 Openen 36 Sluiten 39 Lichtschakelaar 41 Ruitenwisserschakelaar Snelheidsregelaar 44 Vas te
snelheidsbegrenzer 45 Spiegels 46 Ruitbediening 47 Stuurwiel verstellen 48 Handgeschakelde
versnellingsbak 48 Schakelindicator 49 Gestuurde
handgeschakelde
versnellingsbak 50 Hill holder 54 Stop & Start-systeem 55
2.
TECHNISCHE
GEGEVENS
Afmetingen 58 Motoren 64 Gewichten 66
29
43
58-67
3. TECHNOLOGIE aan BOORD 68-94
Boordcomputer /
Confi guratie - Persoonlijke
instellingen 68 Parkeerhulp achter 72 Autoradio 73 Stuurkolomschakelaars Bluetooth handsfree
systeem 77
74
4. ERGONOMIE en COMFORT 95-112
Voorstoelen 95 Wegklapbare
passagiersstoel 97 Achterbank 98 Ontdooien en
ontwasemen 102 Airconditioning 103 Voorzieningen
voorin 106 Voorzieningen
laadruimte 108 Indeling
achtercompartiment Interieurverlichting 112
110
Inhoud
5. VEILIGHEID
113-130
Handrem 113 Alarmknipperlichten Claxon 114 Hulpsystemen bij
het remmen 114
Stabiliteits
controlesy
stemen 115 Autogordels 118 Airbags 120 Kinderzitjes 124 ISOFIX-
bevestigingen 129
113
6. ACCESSOIRES
131-134
Trekken van een
aanhanger, een caravan... 131
Imperiaal en
allesdragers 133
Overige
accessoires 133
7. SNEL WEER OP WEG 135-166
Accu 135 Wiel verwisselen 138 Noodreparatieset
voor banden 141
Lampen
vervangen 143
Ruitenwisserblad
vervangen 148
Zekeringen
vervangen 149
Slepen van uw
auto 154 Identifi catie 155 Brandstof
tanken 156 Motorkap
openen 159 Niveaus 162 Controles 164
8. WEGWIJZER
167-174
Exterieur 167 Interieur 169 Bestuurdersplaats Technische
gegevens ­Onderhoud 174
172
INHOUDSOPGAVE
In een oogopslag
EXTERIEUR
Imperiaal en allesdragers
Aan beide zijden van het dak zijn bevestigingspunten aanwezig om de imperiaal of de dwarsdragers te bevestigen.  133
Stop & Start-systeem
Dit systeem zet de motor tijdelijk af als de auto stilstaat (verkeerslicht, fi le, andere omstandigheden, ...). De motor wordt automatisch weer gestart als u weg wilt rijden. Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en biedt u het comfort van totale stilte als de auto stilstaat.  55
Parkeerhulp achter
Als de achteruitversnelling is ingeschakeld, waarschuwt dit systeem u met een geluidssignaal voor obstakels achter de auto.  72
180° openen van de achterdeuren
Als de auto is ontgrendeld kunnen de achterdeuren tot een hoek van 180° worden geopend om het uit- en inladen te vereenvoudigen.  37
G
OPENEN
Sleutel met afstandsbediening
A. Uitklappen/inklappen van de sleutel. B. Ontgrendeling van uitsluitend de
voorportieren (Bedrijfswagen) of alle portieren (Combi).
(de richtingaanwijzers knipperen
twee keer).
C. Centrale vergrendeling van de auto. (één keer drukken; één keer knipperen
van de richtingaanwijzers) of Supervergrendeling van de auto (twee keer achter elkaar drukken; één keer
knipperen van de richtingaanwijzers) . D. Ontgrendeling van de laadruimte
(Bedrijfswagen) of uitsluitend de
achterdeuren of de achterklep (Combi). Als een van de portieren niet goed is gesloten,
gaan de richtingaanwijzers drie keer knipperen om aan te geven dat de auto niet vergrendeld is.
 31
Openen / sluiten van de voorportierruiten met de afstandsbediening
Druk de knop B meer dan drie seconden in om de ruiten te openen. Houd de knop ingedrukt tot de ruiten de gewenste positie hebben bereikt, laat vervolgens de knop los, de ruitbeweging stopt. Druk de knop C meer dan drie seconden in om de ruiten te sluiten. Houd de knop ingedrukt tot de ruiten de gewenste positie hebben bereikt, laat vervolgens de knop los, de ruitbeweging stopt. De voorportierruiten kunnen ook worden geopend en gesloten door de sleutel in een van de voorportiersloten te steken en linksom of rechtsom te draaien.
 32
Achterdeuren openen tot een hoek van 180°
Houd de haak ingedrukt, terwijl u de deur opent.  37
In een oogopslag
Brandstoftank
1. Openen van de brandstoftankklep.
2. Openen en ophangen van de
brandstofvuldop.
Inhoud van de tank: ongeveer 45 liter.
IN EEN OOGOPSLA
 156
In een oogopslag
INTERIEUR
Boordcomputer
Met behulp van de toets MENU kunt u verschillende instellingen van de auto controleren en wijzigen, zoals de uitschakeling van de airbag aan passagierszijde, de automatische portiervergrendeling, de taal...  68
Snelheidsregelaar
Met behulp van deze voorziening kunt u met een constante snelheid rijden afhankelijk van de ingestelde snelheid.  44
Gestuurde handgeschakelde versnellingsbak
Hiermee wordt een perfect rijcomfort gegarandeerd door een combinatie van automatisch en handmatig schakelen.  50
Audiosysteem
Deze systemen kunnen zijn voorzien van de nieuwste technologie: MP3-compatible autoradio, Bluetooth® handsfree kit en bediening bij het stuurwiel.  73
Multifunctionele en wegklapbare passagiersstoel
De passagiersstoel kan op drie manieren worden gebruikt:
- als stoel voor een passagier,
- als tafeltje voor uw documenten, ...
- weggeklapt voor het vervoer van lange voorwerpen.
 97
G
In een oogopslag
COCKPIT
1. Hendel stuurwielverstelling.
2. Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
3. Instrumentenpaneel.
4. Bediening bij het stuurwiel van de autoradio. Bluetooth handsfree systeem.
5. Airbag bestuurder. Claxon.
6. Schakelaars snelheidsregelaar.
7. Versnellingspook.
8. Handrem.
9. Hendel motorkapontgrendeling.
10. Bediening buitenspiegels.
11. Zekeringkast.
12. Handmatige koplampverstelling.
13. Verstelbaar en afsluitbaar zijluchtrooster.
14. Zijruitontwaseming.
15. Schakelaars ruitbediening.
16. Voorruitontwaseming.
17. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
18. Contact-/stuurslot.
19. Verstelbare en afsluitbare middelste
luchtroosters.
20. Airbag aan passagierszijde.
21. Toets MENU.
22. Dashboardkastje.
23. 12V-accessoireaansluiting.
24. Aansteker.
25. Asbak.
26. Bedieningspaneel verwarming /
airconditioning.
27. Autoradio.
IN EEN OOGOPSLA
In een oogopslag
)
LAADRUIMTE
BEDRIJFSWAGEN
1. Sjorogen.
2. Opbergvak.
3. Uitneembare lamp.
4. Schot.
5. Modulair verticaal scheidingsrooster.
6. Reservewiel.
Het is raadzaam de lading stevig vast te zetten met behulp van de sjorogen 1 die zich op de vloer van de laadruimte bevinden.
 108
G
VOORZIENINGEN ACHTER
)
COMBI
Met achterdeuren
1. Sjorogen.
2. Bagagenet.
3. Gereedschapsetui.
4. Hoedenplank.
In een oogopslag
Met achterklep
1. Sjorogen.
2. Bagagenet.
3. Hoedenplank.
4. Bevestigingsriemen/gereedschapsetui.
5. Uitneembare lamp/
bagageruimteverlichting.
 110
IN EEN OOGOPSLA
0
In een oogopslag
COMFORT
1
Bestuurdersstoel verstellen
In lengterichting In hoogte
Rugleuningverstelling (A)
Lendensteun (B)
 95
1
G
In een oogopslag
COMFORT
Stuurwiel verstellen
1.
Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel.
2. Verstellen in hoogte en diepte.
3. Vergrendelen van het stuurwiel met de
hendel.
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit als de auto stilstaat.
Buitenspiegels elektrisch verstellen
A . Selecteren van de buitenspiegel aan
bestuurderszijde.
B.
Selecteren van de buitenspiegel aan passagierszijde.
C . Verstellen van de buitenspiegel.  46
Binnenspiegel instellen
1
Veiligheidsgordels vóór
A. Vastmaken.
 48
1. Selecteren van de dag/nachtstand van de
spiegel.
2. Verstellen van de binnenspiegel.  46
 118
IN EEN OOGOPSLA
In een oogopslag
ZICHT
Verlichting
Richtingaanwijzers
Ruitenwissers
Ring
Uit.
Parkeerlicht.
Dimlicht/grootlicht.
Mistlampen vóór
Mistachterlicht.
of
Mistlampen vóór en mistachterlicht.
 41
Beweeg de lichtschakelaar omhoog of omlaag tot voorbij het zware punt. De richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde blijven knipperen tot de schakelaar weer in de middelste stand terugkomt.
Functie "autosnelweg"
Beweeg de lichtschakelaar kort omhoog of omlaag tot aan het zware punt. De richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde knipperen drie keer.
 41
Ring A: ruitenwissers vóór
Uit. Interval. Constant wissen met lage snelheid.
Constant wissen met hoge snelheid. Eén keer wissen.
Ruitensproeiers.
 43
Ring B: ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Ruitensproeier.
 43
3
G
In een oogopslag
VENTILATIE
Aanbevolen instellingen
Gewenste werking
WARM
KOUD
ONTWASEMEN
ONTDOOIEN
Verwarming of handbediende airconditioning
Luchtverdeling Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie / toevoer
van buitenlucht
Temperatuur
1
Handbediende
airconditioning
IN EEN OOGOPSLA
 103
In een oogopslag
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Instrumentenpaneel Rij drukschakelaars
A. Als het contact wordt aangezet, geeft
de wijzer de resterende hoeveelheid brandstof aan.
Bij draaiende motor gaat het bijbehorende
waarschuwingslampje uit. Als het blijft branden, is het minimumniveau van de brandstofvoorraad bereikt.
B. Als het contact wordt aangezet, geeft de
wijzer de koelvloeistoftemperatuur aan.
Bij draaiende motor gaat het bijbehorende
waarschuwingslampje uit.
C. Als het contact wordt aangezet, blijft het
waarschuwingslampje motorolieniveau niet branden.
Ga indien nodig tanken of vul koelvloeistof of olie bij.
 29
Verklikker- en waarschuwingslampjes
1. Als het contact wordt aangezet, gaan
de oranje en rode verklikker- en waarschuwingslampjes branden.
2. Bij draaiende motor moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek als er lampjes blijven branden.
 22
A. Intelligent Traction Control. 117
of Antislipregeling (ASR).  115
B. Stop & Start-systeem. 55
C. Alarmknipperlichten. 113
D. Achterruit- en buitenspiegelverwarming. 102
E. Vergrendeling /Ontgrendeling laadruimte
(Bedrijfswagen).
39
G
VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN
In een oogopslag
Niet-vastgemaakte veiligheidsgordels
A. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
bestuurder niet vastgemaakt.
Airbag vóór aan passagierszijde
De airbag vóór aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld met behulp van de toets MENU, die zich links van het stuurwiel bevindt.
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer "Bag" en bevestig met de toets
MENU.
3. Selecteer "OFF" en bevestig met de toets
MENU.
4. Selecteer "JA" en bevestig met de toets
MENU.
Laddervormige afscheiding (Bedrijfswagen)
De laddervormige afscheiding beschermt de bestuurder tegen schuivende lading.
IN EEN OOGOPSLA
 118  122
 108
6
In een oogopslag
RIJDEN
1
Gestuurde handgeschakelde versnellingsbak
Deze versnellingsbak met 5 versnellingen biedt naar keuze het comfort van automatisch schakelen of het plezier van handmatig schakelen. N. Neutraalstand. R. Achteruit. M +/-. Handmatige stand. A. Automatische stand. E. Programma voor zuinig rijden.
Weergave op het instrumentenpaneel Starten
De ingeschakelde versnelling en de geselecteerde schakelwijze verschijnen op het display van het instrumentenpaneel. N: neutraalstand. R: achteruit. 1 2 3 4 5: ingeschakelde versnellingen. AUTO: automatische stand. E: programma voor zuinig rijden.
Selecteer de stand N en trap het rempedaal in tijdens het starten van de motor. Start de motor. Zet de selectiehendel in de handmatige stand of in de automatische stand door deze eerst in de middenstand te zetten en vervolgens enige tijd naar links te drukken of schakel met behulp van de selectiehendel de achteruitversnelling (stand R ) in. Zet de handrem vrij. Laat het rempedaal los en geef gas.
 50
7
G
In een oogopslag
RIJDEN
Stop & Start-systeem
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het controlelampje "S" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt afgezet:
- auto met een handgeschakelde versnellingsbak; zet, terwijl de auto stilstaat, de versnellingspook in de neutraalstand en laat het koppelingspedaal los,
- auto met een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak; houd, terwijl de auto stilstaat, het rempedaal ingetrapt of zet de selectiehendel in de stand N .
Onder bepaalde bijzondere omstandigheden kan het voorkomen dat de motor niet overgaat in de STOP-stand. In dat geval wordt een melding weergegeven op het display van het instrumentenpaneel en gaat het controlelamje "S" enkele seconden knipperen om vervolgens te doven.
Om te voorkomen dat de motor te vaak wordt afgezet als u langzaam rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch afgezet als de wagensnelheid hoger dan ongeveer 10 km/h is geweest.
Overgang naar de START-stand van de motor
Het controlelampje "S" dooft en de motor wordt gestart:
- auto met een handgeschakelde versnellingsbak; trap het koppelingspedaal in,
- auto met een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak;
● laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand A of M staat,
● of laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand N staat en zet de hendel vervolgens in de stand A of M ,
● of schakel de achteruitversnelling in.
Onder bepaalde bijzondere omstandigheden kan de motor automatisch overgaan in de START-stand. In dat geval wordt een melding weergegeven op het display van het instrumentenpaneel en gaat het controlelamje "S" enkele seconden knipperen om vervolgens te doven.
1
Uitschakelen / Inschakelen
U kunt het systeem op elk gewenst moment uitschakelen door op de toets "S - OFF" te drukken; het controlelampje van de toets gaat branden en er wordt een melding weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als de motor met de sleutel wordt gestart.
Zet altijd het contact met de sleutel af als u brandstof gaat tanken, handelingen onder de motorkap gaat uitvoeren of als u de auto verlaat.
IN EEN OOGOPSLA
 55
 56
 57
8
In een oogopslag
RIJDEN
1
Snelheidsregelaar
1. Selecteren/deactiveren van de
snelheidsregelaar.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Instellen van een snelheid / Verhogen van
de ingestelde snelheid.
4. Snelheidsregeling onderbreken/hervatten. Het instellen van een snelheid en het activeren
van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan 30 km/h en met minimaal de tweede versnelling ingeschakeld.
Weergave op het instrumentenpaneel
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel.
Snelheidsregelaar
STARTEN
Contactslot
1. Stand STOP - Uit.
2. Stand MAR - Contact aan.
3. Stand AVV - Starten.
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel; hierdoor wordt er druk uitgeoefend op het contactslot, wat storingen kan veroorzaken.
 44
 34
MILIEUBEWUST RIJDEN
9
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volg de aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D" of Auto "A" (afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
1
2
0
Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fi etsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
1
Instrumentenpaneel met display niveau 1 Instrumentenpaneel met display niveau 2
INSTRUMENTENPANELEN
1. Kilometer-/mijlenteller.
2. Display.
3. Brandstofniveaumeter.
4. Koelvloeistoftemperatuur.
5. Toerenteller.
Display niveau 1 instrumentenpaneel
- Tijd.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Boordcomputer: actieradius, verbruik, gemiddelde snelheid.
- Stand van de hoogteverstelling van de koplampen.
- In te stellen waarschuwing te hoge snelheid.
- Schakelindicator.
- Stop & Start.
- Airbag aan passagierszijde AAN/UIT.
Display niveau 2 instrumentenpaneel
- Tijd.
- Datum.
- Radio.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Buitentemperatuur.
- Standen en ingeschakelde versnellingen elektronisch bediende versnellingsbak.
- Boordcomputer: actieradius, verbruik, gemiddelde snelheid.
- Stand van de hoogteverstelling van de koplampen.
- In te stellen waarschuwing te hoge snelheid.
- Taalkeuze van de weergave.
- Schakelindicator.
- Stop & Start.
- Airbag aan passagierszijde AAN/UIT.
- Automatische vergrendeling van de portieren tijdens het rijden AAN/UIT.
Cockpit
2
OORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
S
VERKLIKKERLAMPJE
Bij het starten van de motor wordt een automatische controle van een aantal verklikkerlampjes uitgevoerd. Deze lampjes blijven kort branden. Als bij draaiende motor een verklikkerlampje gaat branden of knipperen in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, is dit een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed werkt. Volg in dat geval altijd de desbetreffende instructies.
Verklikkerlampje
Service
Handrem ­ Remvloeistofniveau
Minimum motoroliepeil
Koelvloeistoftemperatuur
status signaleert Wat te doen
brandt tijdelijk. kleine storingen.
blijft branden, met melding op display.
brandt.
brandt.
blijft branden, ondanks correct niveau.
brandt.
blijft branden, ondanks correct niveau.
brandt met de naald in het rode gebied.
op H in het rode gebied.
ernstige storingen.
dat de handrem is aangetrokken of niet goed is vrijgezet.
dat het remvloeistofniveau te laag is.
dat het motoroliepeil te laag is.
een abnormale stijging van de koelvloeistoftemperatuur.
een abnormaal hoge koelvloeistoftemperatuur.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Noteer de waarschuwingsmelding en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Zet de handrem vrij en het verklikkerlampje gaat uit.
Vul het niveau bij met een door het CITROËN-netwerk goedgekeurde vloeistof.
Stop de auto, zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwali ceerde werkplaats.
Controleer het niveau en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwali ceerde werkplaats.
Stop de auto en zet het contact af, laat het koelsysteem afkoelen en controleer het niveau visueel.
Rubriek 7, onderwerp "Vloeistofniveaus". Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
3
Cockpit
2
Verklikkerlampje
Motorolie
Acculading
Detectie geopend portier
Autogordel niet vastgemaakt
status signaleert Wat te doen
gaat tijdens het rijden branden, met een melding op het display.
knippert, met een melding op het display (uitsluitend 1.3 HDi 75).
brandt.
blijft branden, ondanks controle.
brandt.
brandt, met een melding op het display.
brandt en gaat daarna knipperen.
brandt in combinatie met een geluidsignaal en blijft daarna branden.
knippert, met een geluidssignaal .
een te lage oliedruk.
dat de motorolie verouderd/vervuild is.
een storing in het laadcircuit.
een storing in het laadcircuit, ontstekings- of injectiesysteem.
dat een portier of achterdeur niet goed is gesloten.
dat de bestuurder de autogordel niet heeft vastgemaakt.
dat de auto rijdt terwijl de autogordel van de bestuurder niet is vastgemaakt.
dat de voorpassagier de autogordel niet heeft vastgemaakt.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motorolie zo snel mogelijk verversen om motorschade te voorkomen.
Controleer de accuklemmen... Rubriek 7, onderwerp "Accu".
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer of de portieren, zij- en achterdeuren gesloten zijn.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de houder.
Controleer of de gordel is vastgeklikt door er aan te trekken. Rubriek 5, onderwerp "Autogordels".
Trek aan de gordel en steek de gesp in de houder.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status signaleert Wat te doen
Airbag vóór Zijairbag
Airbag passagier uitgeschakeld
ABS
Stabiliteitscontrolesysteem
Hill holder brandt.
knippert of blijft branden.
brandt.
blijft branden.
blijft branden, samen met het waarschuwingslampje handrem.
knippert enkele seconden.
brandt in combinatie met het controlelampje van de toets "ASR OFF" en een melding op het display.
brandt, met een melding op het display.
brandt.
een defecte airbag.
dat de airbag bewust is uitgeschakeld i.v.m. plaatsing van een kinderzitje met de rug in de rijrichting.
een storing in het systeem.
een storing in de elektronische remdrukregelaar.
een ingreep van het ESP.
een storing in het ESP.
een storing in de ASR/MSR.
een storing in de Intelligent Traction Control.
een storing in de hill holder.
Zo snel mogelijk laten controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Rubriek 5, onderwerp "Airbags".
In te stellen in het menu MENU van de boordcomputer. Rubriek 3, onderwerp "Menu".
Het remsysteem werkt normaal, maar zonder bekrachtiging. Wij raden u aan te stoppen en het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats te raadplegen.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwali ceerde werkplaats.
Ingreep van het systeem waardoor de koers van de auto wordt gecorrigeerd.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
Remblokken vóór brandt.
dat de remblokken versleten zijn.
Laat de remblokken vervangen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Cockpit
Verklikkerlampje
Elektronische startblokkering
Emissieregeling
Laag brandstofniveau
Roetfilter
Water in brandstoffilter
Voorgloeien dieselmotor
status signaleert Wat te doen
brandt.
knippert of blijft branden.
brandt en wijzer van de brandstofmeter in gebied E.
brandt, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
brandt, met een melding op het display.
brandt.
dat de sleutel in het contactslot niet wordt herkend. Starten is niet mogelijk.
een storing in het systeem.
een bijna lege brandstoftank.
dat het roetfilter verstopt begint te raken.
dat er water in het brandstoffilter (diesel) is terechtgekomen.
dat voorgloeien van de dieselmotor noodzakelijk is (tot ongeveer 30 seconden bij extreem lage buitentemperaturen).
Probeer een reservesleutel en laat de defecte sleutel controleren door het CITROËN-netwerk. Rubriek 1, onderwerp "Toegang tot de auto".
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wacht niet met tanken. De actieradius met de resterende hoeveelheid brandstof is afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg, de verstreken tijd en het aantal kilometers dat is gereden sinds het lampje brandt.
Voer zodra het mogelijk is een regeneratie van het roetfilter uit. Rubriek 7, onderwerp "Controles".
Laat het filter aftappen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Rubriek 7, onderwerp "Controles".
Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te starten. Zet als de motor niet aanslaat het contact weer aan en wacht nogmaals tot het lampje uitgaat. Start vervolgens de motor.
OORDAT u GAAT RIJDEN
2
6
Cockpit
Verklikkerlampje
status signaleert Wat te doen
Parkeerlichten brandt.
Dimlicht
brandt.
Grootlicht
Richtingaanwijzers
Alarmknipperlichten
Mistlampen vóór brandt.
Mistachterlichten brandt.
knippert met geluidssignaal.
knippert met geluidssignaal.
dat deze stand handmatig is geselecteerd.
dat deze stand handmatig is geselecteerd.
dat de lichtschakelaar naar de bestuurder toe is getrokken.
een verandering van richting, via de bedieningshendel aan de linkerzijde van het stuurwiel.
dat de schakelaar van de alarmknipperlichten is ingedrukt. Deze schakelaar bevindt zich centraal op het dashboard.
dat de knop op het dashboard is ingedrukt.
dat de knop op het dashboard is ingedrukt.
Draai de ring van de lichtschakelaar in de eerste stand.
Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede stand.
Trek de lichtschakelaar nogmaals naar u toe om weer van grootlicht naar dimlicht over te schakelen.
Naar rechts: hendel omhoog bewegen. Naar links: hendel omlaag bewegen.
De richtingaanwijzers links en rechts knipperen gelijktijdig, samen met de bijbehorende controlelampjes.
Handmatige bediening. De mistlampen werken alleen als de parkeerlichten of het dimlicht is ingeschakeld.
Handmatige bediening. De mistachterlichten werken alleen als het dimlicht is ingeschakeld. Bij normaal zicht mogen de mistachterlichten niet worden ingeschakeld, hiervoor kunt u een boete krijgen. "Het mistachterlicht geeft een rood verblindend licht".
Cockpit
Verklikkerlampje
status signaleert Wat te doen
Snelheidsregelaar brandt.
brandt, met een
Parkeerhulp achter
Gestuurde handgeschakelde versnellingsbak
melding op het display.
brandt, met een melding op het display.
knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
het inschakelen van de regelaar.
een storing in het systeem.
een bedieningsfout van de bestuurder.
een storing in de versnellingsbak.
Handmatige bediening. Rubriek 1, onderwerp "Stuurkolomschakelaars".
Het geluidssignaal werkt niet meer. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Voer de gewenste handeling nogmaals uit.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Display weergave signaleert Wat te doen
brandt.
Stop & Start
knippert enkele seconden en gaat vervolgens uit.
pijl omhoog.
Schakelindicator
pijl omlaag.
Buitentemperatuur (°C/°F)
Datum (JJJJ/MM/DD) Tijd (UU:MM)
Koplamphoogte afstelling koplampen .
temperatuuraanduiding knippert en melding op display.
instelling: Datum. Tijd.
de activering van de STOP-stand als de auto tot stilstand is gekomen.
dat de STOP-stand tijdelijk niet beschikbaar is of dat de START­stand automatisch is geactiveerd.
de mogelijkheid om één versnelling op te schakelen.
de mogelijkheid om één versnelling terug te schakelen.
weersomstandigheden met kans op gladheid.
een instelling via het menu "MENU".
stand 0 tot 3, afhankelijk van de belading van de auto.
Zodra u wilt wegrijden, gaat het controlelampje uit en wordt de motor automatisch weer gestart in de START-stand.
Bijzonderheden m.b.t. de STOP-stand en START-stand. Rubriek 1, onderwerp "Versnellingsbak en stuurwiel".
Rubriek 1, onderwerp "Schakelindicator".
Wees extra oplettend en rem niet bruusk. Rubriek 5, onderwerp "Veilgheid tijdens het rijden".
Rubriek 3, onderwerp "Menu".
Instellen via de knop op het dashboard. Rubriek 1, onderwerp "Bediening op de stuurkolom".
Loading...
+ 150 hidden pages