Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en
eenvoudig uw boorddocumentatie online te
raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het
archief en tot de meest recente informatie.
Surf naar http://service.citroen.com :
Selecteer uw taal.
Klik op de link in het veld "Toegang voor particulieren" om de
Boorddocumentatie te raadplegen. Er wordt een nieuw venster
geopend waarin u toegang hebt tot alle instructieboekjes.
Selecteer het model en de carrosserie-uitvoering van uw auto en
vervolgens de uitgiftedatum van het boekje.
Klik ten slotte op de gewenste rubriek.
Wij maken u attent op het volgende:
Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau,
de uitvoering en de specifieke kenmerken voor
het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts
van een deel van de in dit boekje vermelde
uitrustingen voorzien.
Het monteren van elektrische uitrustingen of
accessoires die niet onder een artikelnummer
in het assortiment van Citroën voorkomen, kan
storingen in het elektronisch systeem van uw
auto veroorzaken. Wij verzoeken u hier rekening
mee te houden en contact op te nemen met
een vertegenwoordiger van het merk Citroën
om u te laten informeren over het assortiment
uitrustingen en accessoires voorzien van een
artikelnummer.
Legenda
dit symbool verwijst naar
aanvullende informatie.
dit symbool vraagt uw aandacht voor aanvullende
informatie die u helpt de gebruiksmogelijkheden
van uw auto optimaal te benutten.
dit symbool geeft een waarschuwing met
betrekking tot de veiligheid van de inzittenden en
het gebruik van de voorzieningen aan boord.
Citroën beschikt wereldwijd over
een uitgebreid gamma modellen. Modellen die worden gekenmerkt door
een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante
innovatie, evenals een moderne en creatieve benadering
van het begrip mobiliteit.
Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto.
Aan beide zijden van het dak zijn
bevestigingspunten aanwezig om de imperiaal
of de dwarsdragers te bevestigen.
133
Stop & Start-systeem
Dit systeem zet de motor tijdelijk af als de auto stilstaat
(verkeerslicht, fi le, andere omstandigheden, ...). De
motor wordt automatisch weer gestart als u weg wilt
rijden. Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen
en biedt u het comfort van totale stilte als de auto stilstaat.
55
Parkeerhulp achter
Als de achteruitversnelling is ingeschakeld,
waarschuwt dit systeem u met een
geluidssignaal voor obstakels achter de auto.
72
180° openen van de achterdeuren
Als de auto is ontgrendeld kunnen de
achterdeuren tot een hoek van 180°
worden geopend om het uit- en inladen te
vereenvoudigen.
37
G
OPENEN
Sleutel met afstandsbediening
A. Uitklappen/inklappen van de sleutel. B. Ontgrendeling van uitsluitend de
voorportieren (Bedrijfswagen) of alle
portieren (Combi).
(de richtingaanwijzers knipperen
twee keer).
C. Centrale vergrendeling van de auto. (één keer drukken; één keer knipperen
van de richtingaanwijzers)
of
Supervergrendeling van de auto
(twee keer achter elkaar drukken; één keer
knipperen van de richtingaanwijzers) .
D. Ontgrendeling van de laadruimte
(Bedrijfswagen) of uitsluitend de
achterdeuren of de achterklep (Combi).
Als een van de portieren niet goed is gesloten,
gaan de richtingaanwijzers drie keer knipperen
om aan te geven dat de auto niet vergrendeld is.
31
Openen / sluiten van de voorportierruiten
met de afstandsbediening
Druk de knop B meer dan drie seconden in om
de ruiten te openen. Houd de knop ingedrukt
tot de ruiten de gewenste positie hebben
bereikt, laat vervolgens de knop los, de
ruitbeweging stopt.
Druk de knop C meer dan drie seconden in om
de ruiten te sluiten. Houd de knop ingedrukt tot
de ruiten de gewenste positie hebben bereikt, laat
vervolgens de knop los, de ruitbeweging stopt.
De voorportierruiten kunnen ook worden
geopend en gesloten door de sleutel in een
van de voorportiersloten te steken en linksom
of rechtsom te draaien.
32
Achterdeuren openen tot een hoek
van 180°
Houd de haak ingedrukt, terwijl u de deur
opent.
37
In een oogopslag
Brandstoftank
1. Openen van de brandstoftankklep.
2. Openen en ophangen van de
brandstofvuldop.
Inhoud van de tank: ongeveer 45 liter.
IN EEN OOGOPSLA
156
In een oogopslag
INTERIEUR
Boordcomputer
Met behulp van de toets MENU kunt u
verschillende instellingen van de auto
controleren en wijzigen, zoals de uitschakeling
van de airbag aan passagierszijde, de
automatische portiervergrendeling, de taal...
68
Snelheidsregelaar
Met behulp van deze voorziening kunt u met
een constante snelheid rijden afhankelijk van
de ingestelde snelheid.
44
Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak
Hiermee wordt een perfect rijcomfort
gegarandeerd door een combinatie van
automatisch en handmatig schakelen.
50
Audiosysteem
Deze systemen kunnen zijn voorzien van
de nieuwste technologie: MP3-compatible
autoradio, Bluetooth® handsfree kit en
bediening bij het stuurwiel.
73
Multifunctionele en wegklapbare
passagiersstoel
De passagiersstoel kan op drie manieren
worden gebruikt:
- als stoel voor een passagier,
- als tafeltje voor uw documenten, ...
- weggeklapt voor het vervoer van lange
voorwerpen.
97
G
In een oogopslag
COCKPIT
1. Hendel stuurwielverstelling.
2. Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
3. Instrumentenpaneel.
4. Bediening bij het stuurwiel van de autoradio. Bluetooth handsfree systeem.
5. Airbag bestuurder.
Claxon.
6. Schakelaars snelheidsregelaar.
7. Versnellingspook.
8. Handrem.
9. Hendel motorkapontgrendeling.
10. Bediening buitenspiegels.
11. Zekeringkast.
12. Handmatige koplampverstelling.
13. Verstelbaar en afsluitbaar zijluchtrooster.
14. Zijruitontwaseming.
15. Schakelaars ruitbediening.
16. Voorruitontwaseming.
17. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
18. Contact-/stuurslot.
19. Verstelbare en afsluitbare middelste
luchtroosters.
20. Airbag aan passagierszijde.
21. Toets MENU.
22. Dashboardkastje.
23. 12V-accessoireaansluiting.
24. Aansteker.
25. Asbak.
26. Bedieningspaneel verwarming /
airconditioning.
27. Autoradio.
IN EEN OOGOPSLA
In een oogopslag
)
LAADRUIMTE
BEDRIJFSWAGEN
1. Sjorogen.
2. Opbergvak.
3. Uitneembare lamp.
4. Schot.
5. Modulair verticaal scheidingsrooster.
6. Reservewiel.
Het is raadzaam de lading stevig vast te
zetten met behulp van de sjorogen
1 die zich op de vloer van de laadruimte
bevinden.
108
G
VOORZIENINGEN ACHTER
)
COMBI
Met achterdeuren
1. Sjorogen.
2. Bagagenet.
3. Gereedschapsetui.
4. Hoedenplank.
In een oogopslag
Met achterklep
1. Sjorogen.
2. Bagagenet.
3. Hoedenplank.
4. Bevestigingsriemen/gereedschapsetui.
5. Uitneembare lamp/
bagageruimteverlichting.
110
IN EEN OOGOPSLA
0
In een oogopslag
COMFORT
1
Bestuurdersstoel verstellen
In lengterichting In hoogte
Rugleuningverstelling (A)
Lendensteun (B)
95
1
G
In een oogopslag
COMFORT
Stuurwiel verstellen
1.
Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel.
2. Verstellen in hoogte en diepte.
3. Vergrendelen van het stuurwiel met de
hendel.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit als de
auto stilstaat.
Buitenspiegels elektrisch
verstellen
A . Selecteren van de buitenspiegel aan
bestuurderszijde.
B.
Selecteren van de buitenspiegel aan passagierszijde.
C . Verstellen van de buitenspiegel. 46
Binnenspiegel instellen
1
Veiligheidsgordels vóór
A. Vastmaken.
48
1. Selecteren van de dag/nachtstand van de
spiegel.
2. Verstellen van de binnenspiegel. 46
118
IN EEN OOGOPSLA
In een oogopslag
ZICHT
Verlichting
Richtingaanwijzers
Ruitenwissers
Ring
Uit.
Parkeerlicht.
Dimlicht/grootlicht.
Mistlampen vóór
Mistachterlicht.
of
Mistlampen vóór en mistachterlicht.
41
Beweeg de lichtschakelaar omhoog of
omlaag tot voorbij het zware punt. De
richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde
blijven knipperen tot de schakelaar weer in de
middelste stand terugkomt.
Functie "autosnelweg"
Beweeg de lichtschakelaar kort omhoog
of omlaag tot aan het zware punt. De
richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde
knipperen drie keer.
41
Ring A: ruitenwissers vóór
Uit.
Interval.
Constant wissen met lage snelheid.
Constant wissen met hoge snelheid.
Eén keer wissen.
Ruitensproeiers.
43
Ring B: ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Ruitensproeier.
43
3
G
In een oogopslag
VENTILATIE
Aanbevolen instellingen
Gewenste werking
WARM
KOUD
ONTWASEMEN
ONTDOOIEN
Verwarming of handbediende airconditioning
Luchtverdeling Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie / toevoer
van buitenlucht
Temperatuur
1
Handbediende
airconditioning
IN EEN OOGOPSLA
103
In een oogopslag
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Instrumentenpaneel Rij drukschakelaars
A. Als het contact wordt aangezet, geeft
de wijzer de resterende hoeveelheid
brandstof aan.
Bij draaiende motor gaat het bijbehorende
waarschuwingslampje uit. Als het blijft
branden, is het minimumniveau van de
brandstofvoorraad bereikt.
B. Als het contact wordt aangezet, geeft de
wijzer de koelvloeistoftemperatuur aan.
Bij draaiende motor gaat het bijbehorende
waarschuwingslampje uit.
C. Als het contact wordt aangezet, blijft het
waarschuwingslampje motorolieniveau niet
branden.
Ga indien nodig tanken of vul koelvloeistof of
olie bij.
29
Verklikker- en waarschuwingslampjes
1. Als het contact wordt aangezet, gaan
de oranje en rode verklikker- en
waarschuwingslampjes branden.
2. Bij draaiende motor moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek als er
lampjes blijven branden.
22
A. Intelligent Traction Control. 117
of
Antislipregeling (ASR).
115
B. Stop & Start-systeem. 55
C. Alarmknipperlichten. 113
D. Achterruit- en buitenspiegelverwarming. 102
E. Vergrendeling /Ontgrendeling laadruimte
(Bedrijfswagen).
39
G
VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN
In een oogopslag
Niet-vastgemaakte veiligheidsgordels
A. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
bestuurder niet vastgemaakt.
Airbag vóór aan passagierszijde
De airbag vóór aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld met behulp van de toets
MENU, die zich links van het stuurwiel bevindt.
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer "Bag" en bevestig met de toets
MENU.
3. Selecteer "OFF" en bevestig met de toets
MENU.
4. Selecteer "JA" en bevestig met de toets
MENU.
Laddervormige afscheiding
(Bedrijfswagen)
De laddervormige afscheiding beschermt de
bestuurder tegen schuivende lading.
IN EEN OOGOPSLA
118 122
108
6
In een oogopslag
RIJDEN
1
Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak
Deze versnellingsbak met 5 versnellingen
biedt naar keuze het comfort van automatisch
schakelen of het plezier van handmatig
schakelen.
N. Neutraalstand. R. Achteruit. M +/-. Handmatige stand. A. Automatische stand. E. Programma voor zuinig rijden.
Weergave op het instrumentenpaneel Starten
De ingeschakelde versnelling en de
geselecteerde schakelwijze verschijnen op het
display van het instrumentenpaneel.
N: neutraalstand. R: achteruit. 1 2 3 4 5: ingeschakelde versnellingen. AUTO: automatische stand. E: programma voor zuinig rijden.
Selecteer de stand N en trap het rempedaal in
tijdens het starten van de motor.
Start de motor.
Zet de selectiehendel in de handmatige stand
of in de automatische stand door deze eerst in
de middenstand te zetten en vervolgens enige
tijd naar links te drukken of schakel met behulp
van de selectiehendel de achteruitversnelling
(stand R ) in.
Zet de handrem vrij.
Laat het rempedaal los en geef gas.
50
7
G
In een oogopslag
RIJDEN
Stop & Start-systeem
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het controlelampje "S" op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor wordt afgezet:
- auto met een handgeschakelde versnellingsbak; zet, terwijl de auto
stilstaat, de versnellingspook in de
neutraalstand en laat het koppelingspedaal
los,
- auto met een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak;
houd, terwijl de auto stilstaat, het
rempedaal ingetrapt of zet de
selectiehendel in de stand N .
Onder bepaalde bijzondere omstandigheden
kan het voorkomen dat de motor niet overgaat
in de STOP-stand. In dat geval wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en gaat het controlelamje
"S" enkele seconden knipperen om vervolgens
te doven.
Om te voorkomen dat de motor te vaak
wordt afgezet als u langzaam rijdt,
wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de wagensnelheid hoger
dan ongeveer 10 km/h is geweest.
Overgang naar de START-stand van de motor
Het controlelampje "S" dooft en de
motor wordt gestart:
- auto met een handgeschakelde versnellingsbak; trap het
koppelingspedaal in,
- auto met een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak;
● laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand A of M staat,
● of laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand N staat en zet
de hendel vervolgens in de stand A of M ,
● of schakel de achteruitversnelling in.
Onder bepaalde bijzondere omstandigheden
kan de motor automatisch overgaan in
de START-stand. In dat geval wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en gaat het controlelamje
"S" enkele seconden knipperen om vervolgens
te doven.
1
Uitschakelen / Inschakelen
U kunt het systeem op elk gewenst moment
uitschakelen door op de toets "S - OFF" te
drukken; het controlelampje van de toets gaat
branden en er wordt een melding weergegeven
op het display van het instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als de motor met de sleutel wordt
gestart.
Zet altijd het contact met de sleutel
af als u brandstof gaat tanken,
handelingen onder de motorkap gaat
uitvoeren of als u de auto verlaat.
IN EEN OOGOPSLA
55
56
57
8
In een oogopslag
RIJDEN
1
Snelheidsregelaar
1. Selecteren/deactiveren van de
snelheidsregelaar.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Instellen van een snelheid / Verhogen van
de ingestelde snelheid.
4. Snelheidsregeling onderbreken/hervatten.
Het instellen van een snelheid en het activeren
van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij
een wagensnelheid hoger dan 30 km/h en met
minimaal de tweede versnelling ingeschakeld.
Weergave op het instrumentenpaneel
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld,
verschijnen de instellingen van het systeem op
het instrumentenpaneel.
Snelheidsregelaar
STARTEN
Contactslot
1. Stand STOP - Uit.
2. Stand MAR - Contact aan.
3. Stand AVV - Starten.
Hang geen zware voorwerpen aan
de sleutel; hierdoor wordt er druk
uitgeoefend op het contactslot, wat
storingen kan veroorzaken.
44
34
MILIEUBEWUST RIJDEN
9
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij
voorkeur relatief snel over naar een hogere
versnelling. Volg de aanwijzingen van de
schakelindicator (indien aanwezig) die op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie of een gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in
de stand Drive "D" of Auto "A" (afhankelijk
van het type versnellingsbak) staan en trap het
gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem
bij voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de
CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast
door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik
dan vanaf een snelheid van ongeveer
40 km/h de snelheidsregelaar (indien
aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen beperken
(blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij
auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk
uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als
het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als
u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto
aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.
1
2
0
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fi etsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de portiersponning aan
bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van de
aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefi lter en luchtfi lter vervangen,
enz.) en houd u daarbij aan het door de
fabrikant voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer
dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat
brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert.
1
Instrumentenpaneel met display niveau 1 Instrumentenpaneel met display niveau 2
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen.
- In te stellen waarschuwing te hoge
snelheid.
- Taalkeuze van de weergave.
- Schakelindicator.
- Stop & Start.
- Airbag aan passagierszijde AAN/UIT.
- Automatische vergrendeling van de
portieren tijdens het rijden AAN/UIT.
Cockpit
2
OORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
S
VERKLIKKERLAMPJE
Bij het starten van de motor wordt een automatische controle van een aantal verklikkerlampjes uitgevoerd. Deze lampjes blijven kort branden.
Als bij draaiende motor een verklikkerlampje gaat branden of knipperen in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, is
dit een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed werkt. Volg in dat geval altijd de desbetreffende instructies.
Verklikkerlampje
Service
Handrem Remvloeistofniveau
Minimum motoroliepeil
Koelvloeistoftemperatuur
status signaleert Wat te doen
brandt tijdelijk. kleine storingen.
blijft branden, met
melding op display.
brandt.
brandt.
blijft branden, ondanks
correct niveau.
brandt.
blijft branden, ondanks
correct niveau.
brandt met de naald
in het rode gebied.
op H in het rode
gebied.
ernstige storingen.
dat de handrem is aangetrokken
of niet goed is vrijgezet.
dat het remvloeistofniveau
te laag is.
dat het motoroliepeil te
laag is.
een abnormale stijging van
de koelvloeistoftemperatuur.
een abnormaal hoge
koelvloeistoftemperatuur.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noteer de waarschuwingsmelding en neem contact op met
het CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Zet de handrem vrij en het verklikkerlampje
gaat uit.
Vul het niveau bij met een door het
CITROËN-netwerk goedgekeurde vloeistof.
Stop de auto, zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Controleer het niveau en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Stop de auto en zet het contact af, laat het
koelsysteem afkoelen en controleer het niveau visueel.
Rubriek 7, onderwerp "Vloeistofniveaus".
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
3
Cockpit
2
Verklikkerlampje
Motorolie
Acculading
Detectie geopend
portier
Autogordel niet
vastgemaakt
status signaleert Wat te doen
gaat tijdens het rijden
branden, met een
melding op het display.
knippert, met een
melding op het display
(uitsluitend 1.3 HDi 75).
brandt.
blijft branden,
ondanks controle.
brandt.
brandt, met een
melding op het display.
brandt en gaat daarna
knipperen.
brandt in combinatie
met een geluidsignaal
en blijft daarna branden.
knippert, met een
geluidssignaal .
een te lage oliedruk.
dat de motorolie
verouderd/vervuild is.
een storing in het
laadcircuit.
een storing in het
laadcircuit, ontstekings- of
injectiesysteem.
dat een portier of
achterdeur niet goed is
gesloten.
dat de bestuurder de
autogordel niet heeft
vastgemaakt.
dat de auto rijdt terwijl de
autogordel van de bestuurder
niet is vastgemaakt.
dat de voorpassagier
de autogordel niet heeft
vastgemaakt.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact
op met het CITROËN-netwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motorolie zo snel mogelijk verversen om
motorschade te voorkomen.
Controleer de accuklemmen...
Rubriek 7, onderwerp "Accu".
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Controleer of de portieren, zij- en achterdeuren
gesloten zijn.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
houder.
Controleer of de gordel is vastgeklikt door
er aan te trekken. Rubriek 5, onderwerp
"Autogordels".
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
houder.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status signaleert Wat te doen
Airbag vóór
Zijairbag
Airbag passagier
uitgeschakeld
ABS
Stabiliteitscontrolesysteem
Hill holder brandt.
knippert of blijft
branden.
brandt.
blijft branden.
blijft branden, samen met
het waarschuwingslampje
handrem.
knippert enkele
seconden.
brandt in combinatie met
het controlelampje van de
toets "ASR OFF" en een
melding op het display.
brandt, met een
melding op het display.
brandt.
een defecte airbag.
dat de airbag bewust is uitgeschakeld
i.v.m. plaatsing van een kinderzitje
met de rug in de rijrichting.
een storing in het
systeem.
een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
een ingreep van het ESP.
een storing in het ESP.
een storing in de
ASR/MSR.
een storing in de Intelligent
Traction Control.
een storing in de hill
holder.
Zo snel mogelijk laten controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats. Rubriek 5, onderwerp "Airbags".
In te stellen in het menu MENU van de
boordcomputer. Rubriek 3, onderwerp "Menu".
Het remsysteem werkt normaal, maar zonder bekrachtiging.
Wij raden u aan te stoppen en het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats te raadplegen.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Ingreep van het systeem waardoor de koers van
de auto wordt gecorrigeerd.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Remblokken vóór brandt.
dat de remblokken
versleten zijn.
Laat de remblokken vervangen door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Cockpit
Verklikkerlampje
Elektronische
startblokkering
Emissieregeling
Laag brandstofniveau
Roetfilter
Water in brandstoffilter
Voorgloeien
dieselmotor
status signaleert Wat te doen
brandt.
knippert of blijft
branden.
brandt en wijzer van
de brandstofmeter in
gebied E.
brandt, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op het
display.
brandt, met een
melding op het
display.
brandt.
dat de sleutel in het
contactslot niet wordt herkend.
Starten is niet mogelijk.
een storing in het
systeem.
een bijna lege
brandstoftank.
dat het roetfilter verstopt
begint te raken.
dat er water in het
brandstoffilter (diesel) is
terechtgekomen.
dat voorgloeien van de
dieselmotor noodzakelijk
is (tot ongeveer
30 seconden bij extreem
lage buitentemperaturen).
Probeer een reservesleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het CITROËN-netwerk.
Rubriek 1, onderwerp "Toegang tot de auto".
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Wacht niet met tanken. De actieradius met de
resterende hoeveelheid brandstof is afhankelijk
van de rijstijl, het profiel van de weg, de
verstreken tijd en het aantal kilometers dat is
gereden sinds het lampje brandt.
Voer zodra het mogelijk is een regeneratie
van het roetfilter uit. Rubriek 7, onderwerp
"Controles".
Laat het filter aftappen door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Rubriek 7, onderwerp "Controles".
Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te
starten.
Zet als de motor niet aanslaat het contact weer
aan en wacht nogmaals tot het lampje uitgaat.
Start vervolgens de motor.
OORDAT u GAAT RIJDEN
2
6
Cockpit
Verklikkerlampje
status signaleert Wat te doen
Parkeerlichten brandt.
Dimlicht
brandt.
Grootlicht
Richtingaanwijzers
Alarmknipperlichten
Mistlampen vóór brandt.
Mistachterlichten brandt.
knippert met
geluidssignaal.
knippert met
geluidssignaal.
dat deze stand handmatig
is geselecteerd.
dat deze stand handmatig
is geselecteerd.
dat de lichtschakelaar naar de
bestuurder toe is getrokken.
een verandering
van richting, via de
bedieningshendel aan
de linkerzijde van het
stuurwiel.
dat de schakelaar van de
alarmknipperlichten is ingedrukt.
Deze schakelaar bevindt zich
centraal op het dashboard.
dat de knop op het
dashboard is ingedrukt.
dat de knop op het
dashboard is ingedrukt.
Draai de ring van de lichtschakelaar in de eerste
stand.
Draai de ring van de lichtschakelaar in de
tweede stand.
Trek de lichtschakelaar nogmaals naar u toe om
weer van grootlicht naar dimlicht over te schakelen.
Naar rechts: hendel omhoog bewegen.
Naar links: hendel omlaag bewegen.
De richtingaanwijzers links en rechts knipperen
gelijktijdig, samen met de bijbehorende
controlelampjes.
Handmatige bediening.
De mistlampen werken alleen als de
parkeerlichten of het dimlicht is ingeschakeld.
Handmatige bediening. De mistachterlichten werken
alleen als het dimlicht is ingeschakeld. Bij normaal
zicht mogen de mistachterlichten niet worden
ingeschakeld, hiervoor kunt u een boete krijgen. "Het
mistachterlicht geeft een rood verblindend licht".
Cockpit
Verklikkerlampje
status signaleert Wat te doen
Snelheidsregelaar brandt.
brandt, met een
Parkeerhulp achter
Gestuurde
handgeschakelde
versnellingsbak
melding op het
display.
brandt, met een
melding op het
display.
knippert, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op het
display.
Het geluidssignaal werkt niet meer.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Voer de gewenste handeling nogmaals uit.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Display weergave signaleert Wat te doen
brandt.
Stop & Start
knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit.
pijl omhoog.
Schakelindicator
pijl omlaag.
Buitentemperatuur
(°C/°F)
Datum (JJJJ/MM/DD)
Tijd (UU:MM)
Koplamphoogte afstelling koplampen .
temperatuuraanduiding
knippert en melding op
display.
instelling:
Datum.
Tijd.
de activering van de
STOP-stand als de auto
tot stilstand is gekomen.
dat de STOP-stand
tijdelijk niet beschikbaar
is of dat de STARTstand automatisch is
geactiveerd.
de mogelijkheid om één
versnelling op te schakelen.
de mogelijkheid om één
versnelling terug te schakelen.
weersomstandigheden
met kans op gladheid.
een instelling via het menu
"MENU".
stand 0 tot 3, afhankelijk
van de belading van de
auto.
Zodra u wilt wegrijden, gaat het controlelampje
uit en wordt de motor automatisch weer gestart
in de START-stand.
Bijzonderheden m.b.t. de STOP-stand
en START-stand. Rubriek 1, onderwerp
"Versnellingsbak en stuurwiel".
Rubriek 1, onderwerp "Schakelindicator".
Wees extra oplettend en rem niet bruusk.
Rubriek 5, onderwerp "Veilgheid tijdens het
rijden".
Rubriek 3, onderwerp "Menu".
Instellen via de knop op het dashboard. Rubriek
1, onderwerp "Bediening op de stuurkolom".
BRANDSTOFNIVEAUMETER
Het brandstofniveau wordt aangegeven
zodra het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:
- f (full - vol): de inhoud van de
brandstoftank bedraagt ongeveer 45 liter.
- e (empty - leeg): de brandstoftank is
bijna leeg, het verklikkerlampje blijft
branden.
Het lampje gaat branden op het moment dat
er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Raadpleeg in de rubriek 7 het
onderwerp "Niveaus".
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
De wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt
zich tussen c (cold - koud) en h (hot warm): de temperatuur is in orde.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij
warm weer kan de wijzer in de buurt van het
rode gebied komen.
Als de wijzer in het rode
gebied komt of het lampje gaat
branden:
- stop onmiddellijk en zet het contact af.
De koelventilator kan nog ongeveer
10 minuten blijven werken.
Cockpit
- wacht ongeveer een kwartier tot de motor
is afgekoeld om het niveau te controleren
en eventueel koelvloeistof bij te vullen.
Let erop dat het koelcircuit onder
druk staat. Draai om brandwonden te
voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen.
Controleer, als de druk eenmaal is gedaald,
het niveau en verwijder de dop om
koelvloeistof bij te vullen.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats als de
wijzer in het rode gebied blijft staan.
Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".
EMISSIEREGELING
EOBD (European On Board Diagnosis) is
een Europees diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt
dat de auto voldoet aan de normen voor de
uitstoot van:
- CO (koolmonoxide),
- HC (koolwaterstoffen),
- NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes;
de lambdasondes voor en achter de
katalysator voeren de controle uit.
In het geval van een storing in
de emissieregeling wordt de
bestuurder gewaarschuwd door
het knipperen van dit specifieke
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
Het display van het instrumentenpaneel
geeft de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de constructeur (zie
het onderhoudsboekje). Deze afstand wordt
bepaald op basis van de afgelegde afstand
sinds de vorige onderhoudsbeurt.
Raadpleeg het overzicht van
de onderhoudsbeurten in het
onderhoudsboekje dat u bij de
aflevering van de auto is overhandigd.
Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIE
Te lage motoroliedruk
Het waarschuwingslampje
blijft branden in combinatie
met een melding op het display van het
instrumentenpaneel als het systeem een te
lage motoroliedruk signaleert.
Stop onmiddellijk: parkeer de auto, zet het contact af en neem contact op met hetCITROËN
-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Motorolie verouderd/vervuild (uitsluitend
1.3 HDi 75 pk)
Het waarschuwingslampje knippert
in combinatie met een melding op
het instrumentenpaneel als het systeem
signaleert dat de motorolie verouderd of
vervuild is. Het knipperen van dit lampje
duidt niet op een storing, maar is voor
de bestuurder het signaal dat zo snel
mogelijk een onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd.
Als de onderhoudsbeurt niet is
uitgevoerd en de veroudering/vervuiling
van de olie een tweede stadium heeft
bereikt, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje van de emissieregeling van
de motor branden en wordt het motortoerental
begrensd op 3000 t/min.
Als de onderhoudsbeurt nog niet uitgevoerd is en
de motorolie de kans krijgt om het derde stadium
van vervuiling/veroudering te bereiken, wordt het
motortoerental begrensd op 1500 t/min zodat er
geen motorschade kan ontstaan.
Om het ontstaan van motorschade
te voorkomen is het raadzaam
de onderhoudsbeurt zodra het
waarschuwingslampje motorolie begint te
knipperen, zo spoedig mogelijk te laten
uitvoeren.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting
kan worden ingesteld als de
parkeerverlichting is ingeschakeld.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting en van
het bedieningspaneel van de
autoradio in met deze toetsen.
AFSTANDSBEDIENING
Ontgrendelen van de auto
Druk op deze knop om uitsluitend
de voorportieren (Bestelwagen)
of alle deuren (Combi) te
ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het twee keer knipperen van de
richtingaanwijzers.
Ontgrendelen van de achterdeuren of
de achterklep
Druk op deze knop om de
laadruimte (Bestelwagen) of
uitsluitend de achterdeuren
of de achterklep (Combi) te
ontgrendelen.
Centrale vergrendeling
Druk kort op deze knop om
alle deuren van uw auto te
vergrendelen. Het vergrendelen
wordt bevestigd door het
één keer knipperen van de
richtingaanwijzers.
Als een van de portieren of deuren is
geopend of niet goed is gesloten, werkt
de centrale vergrendeling niet. Dit wordt
bevestigd door het drie keer knipperen van
de richtingaanwijzers.
Toegang tot de auto
Supervergrendeling
Druk deze knop twee keer in
om de supervergrendeling in te
schakelen.
De supervergrendeling blokkeert
het van binnenuit en van buitenaf openen
van de portieren. Laat geen personenen in
de auto achter als de supervergrendeling
is ingeschakeld. Het inschakelen van de
supervergrendeling wordt bevestigd door het
één keer knipperen van de richtingaanwijzers.
De supervergrendeling wordt uitgeschakeld:
- door de portieren te openen,
- als het contact in de stand MAR wordt
gezet.
Uitklappen/inklappen van de sleutel
Druk op deze knop om de sleutel
uit te klappen.
Druk om de sleutel in te klappen
op de knop en duw de sleutel in
de houder.
Wanneer u bij het inklappen niet op de knop
drukt, kan het mechanisme beschadigd
raken.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Toegang tot de auto
Ruiten openen met de
afstandsbediening
Als u deze knop meer dan drie
seconden ingedrukt houdt,
worden de ruiten geopend. Houd
de knop ingedrukt tot de ruiten
de gewenste positie hebben bereikt. De
ruitbeweging stopt als u de knop loslaat.
De ruiten kunnen ook geopend worden door
de sleutel in een van de voorportiersloten
linksom of rechtsom te draaien.
Ruiten sluiten met de
afstandsbediening
Als u deze knop meer dan drie
seconden ingedrukt houdt,
worden de ruiten gesloten. Houd
de knop ingedrukt tot de ruiten
de gewenste positie hebben bereikt. De
ruitbeweging stopt als u de knop loslaat.
De ruiten kunnen ook gesloten worden door
de sleutel in een van de voorportiersloten
linksom of rechtsom te draaien.
Zorg er altijd voor dat er geen
obstakels zijn die het sluiten van
de ruiten kunnen verhinderen. De
antiklemvoorziening werkt tijdens deze
handelingen niet.
Als u de ruiten bij het verlaten van de auto
op een kier wilt laten staan, moet u de
interieurbeveiliging van de alarminstallatie
uitschakelen.
Toegang tot de auto
SLEUTEL
Met de sleutel kunt u de sloten van de auto
vergrendelen en ontgrendelen, de tankdop
openen en sluiten en de motor starten en
afzetten.
BATTERIJ AFSTANDSBEDIENING
Referentie: CR 2032/3 V.
Batterij van afstandsbediening
vervangen
- druk op de knop om de sleutel
uit te klappen,
- draai de schroef 1 van het
gesloten hangslot in de
richting van het geopende
hangslot met een kleine
schroevendraaier,
- wip met de schroevendraaier de
batterijhouder 2 los,
- verwijder de batterij 3 en plaats de
nieuwe batterij op de juiste manier,
- plaats de batterijhouder 2 in de sleutel en
draai de schroef 1 vast.
Wanneer niet de voorgeschreven
batterij gebruikt wordt, kan de
afstandsbediening beschadigd raken.
Gebruik uitsluitend dezelfde batterijen
of batterijen met gelijkwaardige
eigenschappen, zoals voorgeschreven door
het CITROËN -netwerk. Lever gebruikte
batterijen in bij een speciaal inzamelpunt.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Toegang tot de auto
4
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem
van de motor en wordt automatisch
ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact
wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Gebruiksvoorschrift
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden.
De codekaart wordt u bij aflevering van
de auto samen met de twee sleutels
overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatiecode die
het -netwerk nodig heeft bij werkzaamheden
aan de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de film alleen als
dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een veilige plaats
buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een
verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw
persoonlijke documenten.
Als de sleutel wordt herkend, gaat
dit verklikkerlampje uit en kan de
motor worden gestart.
Als de sleutel niet wordt herkend, kan de
motor niet worden gestart. Start de auto met
een andere sleutel en laat de defecte sleutel
controleren door het CITROËN-netwerk.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- u in het bezit bent van een codekaart,
- uw sleutels door het CITROËN netwerk
in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan worden
gestart.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen
in de auto) de sleutel met afstandsbediening
mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
Toegang tot de auto
ALARM
Het alarm bestaat uit:
- een omtrekbeveiliging met sensoren op
de portieren, deuren en motorkap en op
de elektrische voeding,
- een interieurbeveiliging,
- een beveiliging tegen opkrikken en
wegslepen,
- een beveiliging bij het plaatsen van een
sleutel in het contactslot.
Het systeem bevat een sirene.
Inschakelen van het alarm
Controleer eerst of alle portieren goed zijn
gesloten.
Druk op deze schakelaar om
het alarm in te schakelen. De
beveiliging wordt na enkele
seconden ingeschakeld.
Als het alarm in de waakfase is, wordt bij
een inbraak gedurende ongeveer
30 seconden de sirene geactiveerd,
waarbij tevens de richtingaanwijzers gaan
knipperen.
Het alarm komt vervolgens terug in de
waakfase.
Het alarm gaat tevens af nadat de
elektrische voeding is onderbroken en weer
wordt aangesloten.
Signalering van
inbraakpogingen
Wanneer iemand tijdens uw
afwezigheid heeft geprobeerd
om in te breken in uw auto,
wordt u daar bij terugkomst op
geattendeerd door het knipperen
van het verklikkerlampje van de elektronische
startblokkering of een waarschuwingsmelding
op het display van het instrumentenpaneel.
Uitschakelen met de afstandsbediening
Druk op deze knop. Het
alarmsysteem wordt
uitgeschakeld op het moment dat
de auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen met de sleutel
Ontgrendel de portieren met de sleutel en
stap in de auto. Zet het contact in de stand
MAR; de identificatie van de sleutelcode
zorgt ervoor dat de sirene stopt.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging en
de beveiliging tegen opkrikken en wegslepen
Druk om de interieurbeveiliging
en de beveiliging tegen opkrikken
en wegslepen uit te schakelen
op de knop op de plafonnier van
de auto. Dit dient u, zolang u wilt
dat deze beveiligingen zijn uitgeschakeld,
telkens nadat u het contact hebt uitgezet te
herhalen.
Gebruiksvoorschrift
Als de sirene per ongeluk afgaat, kunt u
deze snel uitschakelen door de auto met de
afstandsbediening te ontgrendelen.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
OORDAT u GAAT RIJDEN
Toegang tot de auto
OPENEN VAN BUITENAF
Bestuurdersportier
Ontgrendel het portier van buitenaf met de
afstandsbediening.
Trek de portiergreep naar u toe.
Steek als de afstandsbediening niet werkt
het metalen gedeelte van de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.
Houd als de auto op een helling staat
de schuifdeur vast bij het open- en
dichtschuiven. Anders kan de schuifdeur
sneller open- of dichtgaan dan de bedoeling
is en letsel veroorzaken.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden als de schuifdeur is
geopend.
Schuifdeur
Trek de handgreep naar u toe en vervolgens
naar achteren.
Open de schuifdeur volledig voorbij het
zware punt (Bestelwagen) of tot deze in
geopende stand wordt geblokkeerd door het
deurmechanisme (Combi).
Als de brandstofvulklep is geopend,
houdt een veiligheidssysteem de
schuifdeur tegen (Combi).
Achterklep (Combi)
Trek na het ontgrendelen van de auto met
de afstandsbediening of de sleutel aan
de handgreep in het midden en trek de
achterklep open.
Toegang tot de auto
Achterdeuren
De asymmetrische achterdeuren (60/40)
hebben vier vergrendelingspunten, waarvan
één in het midden.
Trek de handgreep naar u toe.
Open eerst de grote achterdeur. Trek
vervolgens aan de hendel van de kleine
deur om deze te ontgrendelen en te openen.
De twee achterdeuren gaan open tot een
hoek van 90°.
Het rijden met een geopende kleine
achterdeur is toegestaan voor het vervoer
van lange voorwerpen. Houd u hierbij aan
de wettelijke voorschriften met betrekking tot
het markeren van uitstekende voorwerpen
voor achteropkomend verkeer.
Openen van de achterdeuren tot 180°
Druk op de haak terwijl u de deur volledig
opent.
OPENEN VAN BINNENUIT
Bestuurdersportier
Trek aan de binnenportiergreep om het
portier te ontgrendelen.
Automatische vergrendeling ingeschakeld: zodra de snelheid van
20 km/h wordt overschreden, kunt u aan het
kenmerkende klikgeluid horen dat de auto
automatisch wordt vergrendeld.
Deze functie "AUTOCLOSE" kan worden
ingeschakeld of uitgeschakeld via het
"MENU".
Deze functie is bij aflevering van de auto
uitgeschakeld.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Toegang tot de auto
Schuifdeur (Combi)
Trek aan de hendel A en open de schuifdeur
volledig tot deze in geopende stand wordt
vergrendeld door het deurmechanisme
(Combi).
Houd als de auto op een helling staat
de schuifdeur vast bij het open- en
dichtschuiven. Anders kan de schuifdeur
sneller open- of dichtgaan dan de bedoeling
is en letsel veroorzaken.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden met geopende
schuifdeuren.
Achterdeuren
Schuif de hendel B naar rechts om de
deuren te openen.
Gebruiksvoorschrift
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voorwerpen die het openen of sluiten van de
schuifdeur kunnen verhinderen.
Voorkom dat het verkeer wordt gehinderd.
Achterklep (Combi)
Als de accu leeg is of de centrale
vergrendeling niet werkt, kan de achterklep
mechanisch vanuit de bagageruimte worden
ontgrendeld.
Open de schuifdeur en klap de achterstoelen
volledig weg.
Druk in de bagageruimte op de hendel om
de achterklep te ontgrendelen.
Laadruimte
Druk één keer op de knop
om de schuifdeur en de
achterdeuren (Bestelwagen)
vanuit de bestuurdersplaats te
ontgrendelen.
Toegang tot de auto
SLUITEN VAN BINNENUIT
Centrale vergrendeling
Duw de binnenhandgreep omlaag om de
complete auto of het desbetreffende portier te
vergrendelen. Als echter één van de portieren
of deuren is geopend of niet goed is gesloten,
werkt de centrale vergrendeling niet.
Neem altijd de sleutel mee als u de
auto verlaat, zelfs al is dit voor korte
duur.
Sluiten vanuit de 180° geopende stand
De deurvanger komt bij het sluiten van
de achterdeuren automatisch in de
oorspronkelijke positie, wanneer eerst de
kleine deur wordt gesloten.
Laadruimte
Druk op de knop om de
schuifdeuren en achterdeuren
(Fourgonnette) vanuit de cockpit
te vergrendelen.
Anti-overvalsysteem
Na het wegrijden worden de portieren van
de cockpit en de deuren van de laadruimte
automatisch vergrendeld zodra sneller wordt
gereden dan 20 km/h.
Deze functie "AUTOCLOSE" wordt in- of
uitgeschakeld via het "MENU".
Zolang er gedurende de rit geen portier
wordt geopend, blijven de portieren
vergrendeld.
Deze functie is bij de aflevering van de auto
uitgeschakeld.
OORDAT u GAAT RIJDEN
0
Toegang tot de auto
4
Schuifdeur (Combi)
Druk op de knop om de deur te deblokkeren
en trek de handgreep naar u toe om de deur
weer te sluiten.
Kindersloten
Beide achterportieren zijn voorzien van een
kinderslot om het openen van binnenuit te
verhinderen.
) Draai de knop van beide achterportieren
een kwart omwenteling met de
contactsleutel.
SLUITEN VAN BUITENAF
Schuifdeur
Trek de handgreep naar buiten en
vervolgens naar voren om de deur voorbij
het zware punt te schuiven (bestelwagen) of
uit de blokkeerstand te halen (Combi).
Schuif de deur helemaal dicht.
Achterdeuren
Sluit eerst de kleine deur, deze wordt bij het
sluiten automatisch vergrendeld.
Sluit de grote deur met de handgreep.
Achterklep (Combi)
Trek de achterklep omlaag met behulp van
de handgreep aan de binnenzijde.
1
Stuurkolomschakelaars
LICHTSCHAKELAAR
Draai de ring met het witte merkteken in de
gewenste stand, met het contact AAN .
Alle verlichting uit
Parkeerverlichting aan
Dit wordt aangegeven door
middel van een controlelampje op
het instrumentenpaneel.
Dimlicht/grootlicht aan
Draai de ring in de juiste stand.
Schakelen tussen dim- en
grootlicht
Trek de lichtschakelaar naar u toe.
Lichtsignaal
Trek de lichtschakelaar iets naar
u toe, ongeacht de stand van de
ring.
Richtingaanwijzers
Links: omlaag. Het pijlvormige
groene lampje op het
instrumentenpaneel knippert.
Rechts: omhoog. Het pijlvormige
groene lampje op het instrumentenpaneel
knippert.
Functie "snelweg"
Deze functie is bedoeld om een verandering
van rijbaan aan te geven tijdens het rijden
op de snelweg.
Wanneer u de lichtschakelaar kort omhoog
of omlaag duwt zonder het zware punt te
passeren, knipperen de richtingaanwijzers
driemaal.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd
door het inschakelen van de parkeerlichten
aan de kant van het verkeer.
Contact in de stand STOP of contactsleutel
verwijderd uit het slot:
) draai de ring in de stand "Alle verlichting
uit" en vervolgens in de stand
"Parkeerlichten aan",
) beweeg de lichtschakelaar omhoog of
omlaag om de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer in te schakelen
(voorbeeld: rechts van de weg parkeren;
lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door het
branden van het controlelampje van de
parkeerlichten.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand en zet
de ring in de stand "Alle verlichting uit".
4
OORDAT u GAAT RIJDEN
Stuurkolomschakelaars
Mistlampen
De bediening bevindt zich op het paneel op
het dashboard.
Mistlampen voor en achter
De mistlampen vóór werken
in combinatie met de
parkeerverlichting en het dimlicht.
De mistachterlichten werken in
combinatie met het dimlicht.
Druk op een van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen.
De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of
zware sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
"Follow me home"-verlichting
Doordat het dimlicht tijdelijk blijft branden
na het afzetten van het contact, blijft de
omgeving vóór de auto verlicht en wordt het
uitstappen bij weinig licht vergemakkelijkt.
Inschakelen
Verwijder de contactsleutel of zet deze in de
positie STOP en trek binnen 2 minuten na
het afzetten van de motor de lichtschakelaar
naar u toe.
Telkens als u aan de lichtschakelaar trekt,
wordt de ingeschakelde verlichtingsduur met
30 seconden verlengd, tot een maximum
van 210 seconden. Als deze ingeschakelde
verlichtingsduur is verstreken, dooft de
verlichting automatisch.
Als de hendel de eerste
keer wordt bediend, gaat het
verklikkerlampje branden en
verschijnt er een melding op het
display. Dit controlelampje blijft branden
totdat de functie automatisch wordt
uitgeschakeld.
Uitschakelen
Trek de lichtschakelaar naar u toe en houd
deze minimaal 2 seconden vast.
Koplampen verstellen
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen uitsluitend worden
versteld als het grootlicht of dimlicht is
ingeschakeld.
Druk herhaaldelijk op deze
schakelaars op het dashboard om
de koplampen te verstellen.
Een verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).
3
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Stuurkolomschakelaars
4
Ruitenwissers vóór
De ruitenwissers werken uitsluitend als het
contact in de stand MAR staat.
De schakelaar heeft vier standen. Het is
mogelijk 3 snelheden te kiezen door aan de
ring te draaien.
Interval.
Constant wissen met lage snelheid.
Constant wissen met hoge snelheid.
Eén keer wissen: schakelaar kort omhoog bewegen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de ruitenwissers vóór
zijn ingeschakeld in de stand hoge snelheid,
de STOP-stand niet beschikbaar is.
Ruitensproeiers vóór
Beweeg de hendel omlaag: alleen de
ruitensproeiers vóór treden in werking.
Houd de hendel omlaag: de ruitensproeiers
vóór treden in werking, waarna enige tijd de
ruitenwissers worden ingeschakeld.
Raadpleeg voor het bijvullen van het
reservoir in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".
Gebruiksvoorschrift
Controleer bij vorst vóór het inschakelen
van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij
kunnen bewegen.
Raadpleeg voor het vervangen van
wisserbladen in de rubriek 7 het
gedeelte "Wisserbladen vervangen".
Ruitenwisser achter
De ruitenwisser is op de ruit van
de grote achterdeur geplaatst.
Draai aan de ring.
Ruitensproeier achter
De ruitensproeier achter is naast het derde
remlicht ingebouwd.
Beweeg de hendel omhoog: alleen de
ruitensproeier treedt in werking.
Houd de hendel vast: de ruitensproeier
treedt in werking, waarna gedurende enige
tijd de ruitenwisser worden ingeschakeld.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Stuurkolomschakelaars
Als de functie wordt ingeschakeld, wordt
het pictogram "Snelheidsregelaar" op het
instrumentenpaneel weergegeven:
Tijdelijk overschrijden
van de ingestelde
snelheid
Het is mogelijk gas te
geven en tijdelijk met een
hogere snelheid dan de
ingestelde snelheid te rijden (bijvoorbeeld
om een inhaalmanoeuvre uit te voeren).
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt
de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Voor het instellen van de gewenste
wagensnelheid.
Met dit systeem kan de bestuurder bij
normaal doorstromend verkeer met een
constante zelf ingestelde snelheid rijden
zonder dat het gaspedaal ingetrapt hoeft te
worden.
Deze voorziening werkt alleen bij snelheden
boven 30 km/h en met minimaal de tweede
versnelling ingeschakeld.
Selecteren van de functie
- Zet de ring in de
stand ON . De
snelheidsregelaar is
geselecteerd, maar nog
niet geactiveerd en er
is nog geen snelheid
ingesteld.
Eerste keer activeren /
Instellen van een
snelheid
- Breng uw auto met
het gaspedaal op de
gewenste snelheid.
- Beweeg de hendel gedurende minimaal
één seconde omhoog (+) en laat
vervolgens de hendel los.
De snelheid is nu in het geheugen opgeslagen.
U kunt het gaspedaal loslaten, deze snelheid
wordt door de auto gehandhaafd.
Uitschakelen
- Druk op de toets op
het uiteinde van de
hendel.
of
- Trap op het rem- of
koppelingspedaal.
De snelheidsregelaar wordt ook
uitgeschakeld als het ABS of het ESP
ingrijpt.
Opnieuw activeren
- Druk nogmaals op de
toets op het uiteinde van
de hendel.
of
- Trap het gaspedaal
in tot een snelheid is
bereikt die dicht bij de
ingestelde snelheid ligt.
- Schakel de versnelling in die was ingeschakeld
toen de snelheid werd ingesteld.
De auto neemt de laatst ingestelde snelheid
weer aan.
Ingestelde snelheid wijzigen
V
De ingestelde snelheid kunt u op twee
manieren verhogen:
Zonder het gaspedaal:
- beweeg de hendel
omhoog (+).
Beweeg de hendel kort
omhoog om de snelheid
met 1 km/h te verhogen.
Houd de hendel omhoog om de snelheid
traploos te verhogen.
Met het gaspedaal:
- trap het gaspedaal in tot de gewenste
snelheid is bereikt,
- beweeg de hendel gedurende minimaal
één seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los.
Verlagen van de ingestelde
snelheid:
- beweeg de hendel
omlaag (-); de nieuwe
snelheid wordt
automatisch in het
geheugen opgeslagen.
Beweeg de hendel kort omlaag om de
snelheid met 1 km/h te verlagen.
Houd de hendel omlaag om de snelheid
traploos te verlagen.
Uitschakelen van de functie
- Draai de ring in de stand
OFF of zet het contact af
om het systeem volledig
uit te schakelen.
Ingestelde snelheid annuleren
Als bij stilstaande auto het contact wordt
afgezet, wordt de ingestelde snelheid uit het
geheugen gewist.
Storing
Als het systeem niet goed werkt, draai dan
de ring in de stand OFF en neem contact
op met het CITROËN-netwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
Let bij het wijzigen van de ingestelde
snelheid door het ingedrukt houden van de
toets goed op omdat de snelheid zeer snel
kan worden verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde
wegen of bij zeer druk verkeer.
Zet de versnellingspook nooit in de
neutraalstand als het systeem in werking is.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht
op het verkeer blijven vestigen en zijn
verantwoordelijkheid nemen.
Houd uw voeten bij de pedalen.
Om te voorkomen dat de werking van de
pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats
ligt en vast aan de bevestigingen op de
vloer,
- leg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Stuurkolomschakelaars
ASTE SNELHEIDSBEGRENZER
Met deze functie kan de maximumsnelheid
van de auto permanent worden begrensd
(volgens uitvoering en uitsluitend bij de
uitvoeringen met de motor 1.3 HDi 75 pk).
De maximumsnelheid kan op vier vooraf
ingestelde snelheden worden ingesteld: 90,
100, 110 of 130 km/h.
Een sticker in de auto geeft aan of
deze functie aanwezig is en welke
snelheid is ingesteld.
Deze functie kan niet door de bestuurder
worden uitgeschakeld of ingesteld.
OORDAT u GAAT RIJDEN
6
Spiegels en ruiten
4
Draai de knop naar links of rechts om de
te verstellen buitenspiegel te selecteren en
beweeg de knop in de gewenste richting om
de spiegel te verstellen.
Druk op de toets van de
achterruitverwarming om de
buitenspiegels te ontdooien.
SPIEGELS EN RUITEN
Binnenspiegel
Met de hendel aan de onderzijde kan de
spiegel in 2 standen worden gezet.
In de dagstand staat de hendel naar voren.
Trek de hendel naar u toe om de spiegel in
de nachtstand (antiverblinding) te zetten.
Buitenspiegels
Het glas van de buitenspiegels is sferisch om
het gezichtsveld naast de auto te vergroten.
De weergegeven objecten in de spiegels aan
bestuurders- en passagierszijde lijken verder af
dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening
worden gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Handbediening
De hendels voor het handmatig verstellen
van de buitenspiegels bevinden zich in het
interieur ter hoogte van de voet van elke
Elektrisch bedienbare buitenspiegels
De schakelaar van de elektrisch bedienbare
buitenspiegels bevindt zich links in het
interieur ter hoogte van de buitenspiegel.
buitenspiegel.
Beweeg de hendel in de gewenste richting
om de spiegel te verstellen.
RUITBEDIENING
Elektrische bediening
Het systeem van de elektrisch
bedienbare ruiten is voorzien van
een antiklemvoorziening en een
eentrapsbediening voor het openen en
sluiten.
Met de schakelaars op het
bestuurdersportier kan de bestuurder beide
voorportierruiten bedienen.
Met de schakelaar op het passagiersportier
kan alleen de ruit aan passagierszijde
worden bediend.
Eentrapsbediening
Houd de schakelaar lang ingedrukt om de
ruit volledig te openen of te sluiten.
De ruit stopt als opnieuw op de schakelaar
wordt gedrukt.
Activeer de beweging van de ruit door kort
op de schakelaar te drukken.
Handbediening
Draai aan de ruitslinger op het portierpaneel.
Gebruiksvoorschrift
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel uit het
contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten
van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn
dat de passagier op de juiste manier gebruik
maakt van de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Spiegels en ruiten
ZIJRUITEN ACHTER (COMBI)
Kantel de hendel en druk deze helemaal
naar buiten om de geopende ruit vast te
zetten.
OORDAT u GAAT RIJDEN
8
Versnellingsbak en stuurwiel
4
STUURWIEL VERSTELLEN
Zorg dat de auto stilstaat en ontgrendel het
stuurwiel door de hendel omlaag te duwen.
Zet het stuurwiel in de gewenste stand
(diepte en hoogte) en vergrendel het weer
door de hendel volledig omhoog te trekken.
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Achteruit
Schakel de achteruit pas in als de auto
volledig stilstaat.
Zet de pook met beleid in de
achteruitversnelling om bijgeluiden te
beperken.
De parkeerhulp (volgens uitvoering)
wordt bij het inschakelen van
de achteruitversnelling automatisch
ingeschakeld; hierbij klinkt een
geluidssignaal.
Raadpleeg in rubriek 3 het gedeelte
"Parkeerhulp achter".
Gebruiksvoorschrift
Trap om soepel te kunnen schakelen het
koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van het
pedaal wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Laat tijdens het rijden niet uw hand op
de versnellingspook rusten. Zelfs een
lichte belasting op de pook kan na verloop
van tijd slijtage aan de onderdelen in de
versnellingsbak veroorzaken.
9
SCHAKELINDICATOR *
Dit systeem adviseert de bestuurder te
schakelen om het brandstofverbruik te
reduceren (auto's met handgeschakelde
versnellingsbak).
Voorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
Versnellingsbak en stuurwiel
De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel in
de vorm van het controlelampje SHIFT
in combinatie met een pijl omhoog bij
een advies om op te schakelen of een
pijl omlaag bij een advies om terug te
schakelen.
4
Werking
Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u
rustig rijdt.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en de
veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd
zelf verantwoordelijk voor het al dan niet
opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
* Afhankelijk van de motoruitvoering.
- U trapt het gaspedaal redelijk ver in.
- Het systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
In rijsituaties waarin veel van de motor
wordt gevraagd (diep intrappen van
het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een
inhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen
schakeladvies geven.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
V
A : automatische stand.
Houd de selectiehendel naar links om deze
stand te selecteren.
E : programma voor zuinig rijden.
Druk op deze knop om dit programma in of
uit te schakelen.
GESTUURDE HANDGESCHAKELDE
ERSNELLINGSBAK
Bij de gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak met vijf versnellingen kunt
u kiezen tussen automatische bediening en
handmatig schakelen.
Deze versnellingsbak heeft
twee gebruiksmogelijkheden:
- een automatische stand om automatisch,
dus zonder tussenkomst van de
bestuurder, te schakelen.
- een handmatige stand om met de
selectiehendel zelf te schakelen.
De versnellingsbak kan worden bediend met:
1. een selectiehendel 1 op de
middenconsole, waarmee u de
rijstand, de achteruitversnelling en de
neutraalstand kunt selecteren en zelf
kunt schakelen in de handmatige stand,
2. een knop 2 om het programma voor
zuinig rijden in of uit te schakelen.
Bedienen van de selectiehendel
Elke stand van de selectiehendel wordt
geselecteerd vanuit de middelste stand.
N : neutraalstand.
Trap het rempedaal in en selecteer deze
stand om te kunnen starten. Beweeg de
selectiehendel daarvoor naar rechts en
vervolgens omhoog.
R : achteruitversnelling.
Houd bij stilstaande auto het rempedaal
ingetrapt en beweeg de selectiehendel naar
rechts en vervolgens omlaag.
M + / - : schakelen in de handmatige stand.
Houd de selectiehendel naar links om
deze stand te selecteren en beweeg de
selectiehendel vervolgens:
- naar de + om op te schakelen,
- naar de - om terug te schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
N. Neutral (neutraalstand). R. Reverse (achteruit). 1 2 3 4 5. Ingeschakelde versnelling. AUTO. Gaat branden als de automatische
stand wordt geselecteerd; gaat uit als de
handmatige stand wordt geselecteerd.
E. Gaat branden als het programma voor
zuinig rijden wordt ingeschakeld; gaat uit als
het programma wordt uitgeschakeld.
Starten van de auto
Trap altijd het rempedaal in.
Start de motor; de versnellingsbak wordt
automatisch in de neutraalstand gezet.
De selectiehendel blijft in de stand staan die
was geselecteerd voordat het contact werd
afgezet.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een "N" en er klinkt een
geluidssignaal wanneer u het rempedaal
loslaat om u erop te attenderen dat een
andere versnelling is ingeschakeld dan is
geselecteerd met de selectiehendel.
Selecteer de eerste versnelling
(selectiehendel naar de + bewegen) of de
achteruitversnelling (stand R ).
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt "1" of "R" .
Zet de handrem vrij.
Laat het rempedaal los en geef gas.
De bij het afzetten van het contact
ingeschakelde stand (AUTO
of handmatig) blijft in het geheugen
opgeslagen tot de motor weer gestart wordt.
Bij weinig grip is wegrijden in de
e
versnelling ook mogelijk
2
(selectiehendel twee keer richting "+"
bewegen).
Trap het gaspedaal snel en diep in om
snel weg te rijden.
Stilstaan - Wegrijden op een helling
Deze versnellingsbak is een gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak zonder
koppelingspedaal.
Gebruik om de auto op een helling te
laten staan niet het gaspedaal, maar de
handrem. Wanneer u zich niet aan dit
voorschrift houdt, loopt u het risico dat
de koppeling oververhit raakt en schade
aan de versnellingsbak ontstaat.
Geef bij het wegrijden geleidelijk gas terwijl
u de handrem loszet.
Versnellingsbak en stuurwiel
Automatische stand
Na het starten van de auto kunt u de
automatische stand inschakelen door de
stand A/M te selecteren.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen
de aanduidingen "AUTO" en de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak functioneert nu in de
auto-actieve stand, zonder tussenkomst van
de bestuurder.
De versnellingsbak kiest voortdurend de
meest geschikte versnelling aan de hand
van de volgende parameters:
- wagensnelheid,
- motortoerental,
- mate waarin het gaspedaal is ingetrapt.
Voor een maximaal comfort en een optimale
versnelling is het raadzaam om het bruusk
intrappen en loslaten van het gaspedaal te
vermijden.
Wanneer u het gaspedaal volledig intrapt,
schakelt de versnellingsbak een lagere
versnelling in voor een snellere acceleratie.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Tijdelijk een andere versnelling kiezen in de
automatische stand
U kunt ook zelf een andere versnelling
kiezen met behulp van de selectiehendel.
Hierdoor wordt de automatische stand niet
uitgeschakeld, maar u kunt wel tijdelijk
gebruikmaken van de functies van de
handgeschakelde stand (bijvoorbeeld om
een auto in te halen).
De aanduiding "AUTO" blijft op het display
van het instrumentenpaneel staan.
Programma voor zuinig rijden "ECO"
Dit programma vult de automatische
stand aan om het brandstofverbruik te
verminderen.
Druk op de knop E om het programma te
activeren.
De aanduiding "E" verschijnt
op het display van het
instrumentenpaneel, bij "AUTO"
en de door de versnellingsbak
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak kiest op basis van
de wagensnelheid, het motortoerental
en de mate waarin het gaspedaal is
ingetrapt de optimale versnelling om het
brandstofverbruik te beperken.
Handmatige stand
Na het gebruik van de automatische stand
kunt u terugkeren naar de handmatige stand
door de stand A/M nogmaals te selecteren.
Op het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt de
aanduiding "AUTO" en verschijnt
de ingeschakelde versnelling.
Het is niet nodig om uw voet van het
gaspedaal te nemen om te kunnen
schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
is alleen mogelijk als de snelheid van de
auto en het motortoerental dit toestaan. Als
schakelen niet mogelijk is, geeft het systeem
een geluidssignaal.
Als de auto stapvoets rijdt, bijvoorbeeld bij
het naderen van een stopbord of een rood
verkeerslicht, schakelt de versnellingsbak
automatisch terug naar de eerste
versnelling.
Parkeren van de auto
Houd om de motor af te zetten het
rempedaal ingetrapt en:
- zet de versnellingsbak in de eerste
versnelling of de achteruitversnelling,
- trek de handrem aan om de auto volledig
stil te zetten,
- zet het contact af.
Laat het rempedaal los nadat op het
display van het instrumentenpaneel
de aanduiding van de ingeschakelde
versnelling is verdwenen.
Stap nooit uit de auto als de
versnellingsbak in de neutraalstand
staat (stand N ). Als de versnellingsbak in
deze stand staat, klinkt een geluidssignaal
als het contact wordt afgezet (contact in de
stand STOP ).
Als de auto lang stilstaat met
draaiende motor, is het raadzaam de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N ) te houden.
Als de auto stilstaat met draaiende
motor en de eerste of tweede
versnelling of de achteruitversnelling is
ingeschakeld, selecteert de versnellingsbak
in de volgende gevallen automatisch de
neutraalstand, waarbij een geluidssignaal
klinkt:
- het gas- en/of rempedaal wordt
gedurende 3 minuten niet ingetrapt,
- het rempedaal wordt al 10 minuten
ingetrapt,
- het bestuurdersportier is geopend en het
gas- en/of rempedaal wordt gedurende
1,5 seconde niet ingetrapt,
- storing in de versnellingsbak.
Resetten
Zet het contact in de stand MAR .
Binnen 10 seconden moet de ingeschakelde
versnelling op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen.
Als dat niet het geval is, zet dan het contact
in de stand STOP en wacht tot het display
van het instrumentenpaneel uitgaat.
Zet het contact nogmaals in de stand MAR .
Laat als het probleem niet is
verholpen het systeem controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodloopfunctie - vertraagd wegrijden
Deze procedure moet worden toegepast
als het systeem het intrappen van het
rempedaal niet signaleert of in het geval
van een storing in de versnellingsbak bij het
starten van de motor.
Trap het rempedaal stevig in.
Draai de contactsleutel ten minste
7 seconden in de stand AVV .
De motor wordt gestart.
Het systeem blijft werken in de
noodloopfunctie: de versnellingsbak gebruikt
de 3 e versnelling als hoogste versnelling en
de automatische stand is niet beschikbaar.
Laat als de motor niet kan worden
gestart het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Versnellingsbak en stuurwiel
Storing
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een melding op
het display, duidt dit erop dat de
versnellingsbak op de verkeerde
manier wordt bediend door de bestuurder.
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden
nooit in de neutraalstand (stand N ).
Zet de selectiehendel alleen in de achteruit
(stand R ) als de auto volledig stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
Wanneer u gelijktijdig het gaspedaal en
het rempedaal intrapt, kan schade aan de
versnellingsbak ontstaan.
Wanneer uw auto gesleept wordt,
dient u ervoor te zorgen dat de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N ) staat.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
HILL HOLDER
Deze functie, die is geïntegreerd in het ESP,
vergemakkelijkt het wegrijden op een helling
door uw auto, nadat u het rempedaal hebt
losgelaten, ongeveer 2 seconden op zijn
plaats te houden. In die tijd kunt u uw voet
naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat terwijl u het
rempedaal intrapt,
- bij draaiende motor,
- op hellingen met een percentage van
minimaal 5%.
In de STOP-stand van het
Stop & Start-systeem is de hill holder
uitgeschakeld.
Werking
Als de auto met draaiende motor op een
helling stilstaat, wordt deze even op zijn
plaats gehouden als u het rempedaal
loslaat en:
- bij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand
hebt ingeschakeld,
- bij een gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak de stand A of M hebt
geselecteerd.
Als de auto met draaiende motor
bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld
is, wordt de auto even op zijn plaats
gehouden als u het rempedaal loslaat.
Als het gaspedaal niet binnen
2 seconden wordt ingetrapt, wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en
valt de remdruk geleidelijk weg. Tijdens
deze fase wijst een mechanisch geluid erop
dat de remmen loskomen en de auto in
beweging begint te komen.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de hill holder gebruikt.
Als u de auto moet verlaten terwijl de motor
draait, trek dan de handrem aan. Controleer
of het verklikkerlampje van de handrem op
het instrumentenpaneel constant brandt.
Storing
Bij een storing in de systeem
gaan op het instrumentenpaneel
deze verklikkerlampjes branden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten
controleren.
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat perfect is
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder uitstoot
van schadelijke stoffen en het comfort
van totale stilte in het interieur tijdens het
wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S" op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt afgezet:
- bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak: zet, terwijl de auto
stilstaat, de versnellingsbak in de
neutraalstand en laat de koppeling los,
- bij een auto met een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak:
houd, terwijl de auto stilstaat, het
rempedaal ingetrapt.
Om te voorkomen dat de motor te
vaak wordt uitgezet als u langzaam
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de auto een snelheid van
minimaal 10 km/h heeft bereikt.
In de STOP-stand van het Stop & Start-
systeem is de hill holder uitgeschakeld.
Verlaat nooit de auto zonder eerst
het contact met de sleutel te hebben
afgezet.
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Versnellingsbak en stuurwiel
Bijzonderheden: geen overgang naar de
STOP-stand
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- de achterruitverwarming is ingeschakeld,
- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
- de achteruitversnelling is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S" gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Overgang naar de START-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S" gaat uit
en de motor wordt gestart:
- bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak: trap het
koppelingspedaal volledig in,
- bij een auto met een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak:
● laat het rempedaal los met de
selectiehendel in de stand A of M ,
● of schakel de achteruitversnelling in.
Als in de STOP-stand de
selectiehendel van de gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak in
een andere stand wordt gezet, wordt de
motor weer gestart.
Als de motor bij stilstand op een
helling automatisch wordt afgezet,
moet, aangezien de hill holder uitsluitend bij
draaiende motor werkt, de motor opnieuw
gestart worden en een versnelling worden
ingeschakeld alvorens het rempedaal kan
worden losgelaten.
Bijzonderheden: automatisch activeren van
de START-stand
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
- de auto wegrolt op een helling,
- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
- de motor ongeveer drie minuten geleden
is afgezet door het Stop & Start-systeem,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dit niet toelaten.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S" gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
Gebruiksvoorschrift
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt,
wordt de motor in sommige gevallen niet
weer gestart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden
of er wordt een melding weergegeven die
aangeeft dat u het koppelingspedaal volledig
moet intrappen om de motor weer te laten
starten.
Als de motor automatisch is afgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
veiligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de motor
uitsluitend weer met de contactsleutel
worden gestart. Dit wordt aangegeven door
een geluidssignaal in combinatie met het
knipperen van het verklikkerlampje Service
en het weergeven van een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Als de motor automatisch is gestart
(START-stand) en de bestuurder gedurende
de daaropvolgende drie minuten de auto niet
bedient, zet het systeem de motor definitief
af. De motor kan dan uitsluitend weer met
de contactsleutel worden gestart.
Versnellingsbak en stuurwiel
Uitschakelen
U kunt dit systeem op elk willekeurig
moment uitschakelen door de toets "S OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display van het instrumentenpaneel.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Als u geen concessies wilt doen aan
het thermische comfort, kunt u het
Stop & Start-systeem uitschakelen,
zodat de airconditioning continu blijft
werken.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "S OFF" .
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje in de toets gaat uit en er
wordt een melding weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Storing
Bij een storing in het Stop
& Start-systeem wordt het
systeem uitgeschakeld, gaat
het verklikkerlampje Service
branden en wordt er een melding
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden
door het koppelingspedaal volledig in te
trappen of door de selectiehendel in de
neutraalstand te zetten.
Onderhoud
Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend
door een officiële CITROËN-dealer
uitvoeren.
OORDAT u GAAT RIJDEN
Afmetingen
S
AFMETINGEN
De bestelwagen L1 is de standaarduitvoering. De uitvoering "L2 Pack Chantier" is afhankelijk van het land van bestemming leverbaar.
Afmetingen
L Totale lengte 3864 3881
H Totale hoogte 1721 1742
Hoogte met dakreling 1782 1803
A Wielbasis 2513
B Overbouw vóór 760 777
C Overbouw achter 591
D Totale breedte 2019
Breedte (met ingeklapte buitenspiegels) 1816
E Spoorbreedte vóór 1469 1464
F Spoorbreedte achter 1465
G Laadhoogte 527 544
I Lengte laadvloer 1523
J Maximale hoogte laadruimte 1205
K Maximale breedte laadruimte (10 cm boven de vloer) 1473
M Breedte tussen wielkasten 1046
3
Inhoud (m
) 2,5
Bestelwagen (in mm)
L1 L2 (Pack Chantier )
ECHNISCHE GEGEVEN
Afmetingen
S
Combi (in mm)
Standaard All road
L Totale lengte 3959 3970
H Totale hoogte 1721 1742
Hoogte met dakdragers 1782 1803
A Wielbasis 2513
B Overbouw vóór 855 866
C Overbouw achter 591
D Totale breedte 2019
Breedte (met ingeklapte buitenspiegels) 1816
E Spoorbreedte vóór 1464
F Spoorbreedte achter 1465
G Laadhoogte 527 544
I Lengte laadvloer (achterbank in gebruiksstand) 743
Lengte laadvloer (achterbank in portefeuillestand) 1130
Inhoud motorolie, met vervangen fi lter (liter) 3,8 3,0
BENZINEMOTOR
Motoren
Versnellingsbak Handgeschakeld
Aantal versnellingen 5
Max. vermogen ECE-norm (kW) 54
3
Cilinderinhoud (cm
Boring x slag (mm) 75 x 77
Toerental bij max. vermogen (t/min) 5200
Max. koppel ECE-norm (Nm) 11 8
Toerental bij max. koppel (t/min) 2600
Brandstof Loodvrije benzine
Stop & Start Nee
Inhoud motorolie, met vervangen fi lter (liter) 3,0
) 1360
1.4 75 pk
TECHNISCHE GEGEVENS
Gewichten
GEWICHTEN
Raadpleeg uw kentekenbewijs.
U bent verplicht u in elk land aan het wettelijke maximaal toegestane aanhangergewicht te houden. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats voor informatie over het maximaal toegestane aanhangergewicht en het maximaal toegestane treingewicht.
Druk op de toets TRIP op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar om
achtereenvolgens de volgende informatie
weer te geven:
- Actieradius,
- Traject A,
- Gemiddeld brandstofverbruik A,
- Momenteel brandstofverbruik A,
- Gemiddelde snelheid A,
- Reisduur A.
Als in het MENU de optie TRIP B is
geactiveerd:
- Traject B,
- Gemiddeld brandstofverbruik B,
- Gemiddelde snelheid B,
- Reisduur B.
Druk langer dan twee seconden op de toets
MENU ESC om terug te keren naar het
beginscherm.
Resetten
Druk langer dan twee seconden op de toets
TRIP om de weergegeven gegevens te
resetten.
Display niveau 1:
- Speed (Geluidssignaal snelheid).
- Hour (Instelling tijd).
- Buzz (Geluidsniveau meldingen).
- Unit (Eenheid).
- Bag p (Airbag passagierszijde).
Raadpleeg de desbetreffende regel van de
tabel configuratie/persoonlijke instellingen
op de volgende bladzijden.
D
Display niveau 2:
Het bedieningspaneel naast het stuurwiel
biedt u toegang tot de menu's van het
display, waarin u de persoonlijke instellingen
van de uitrusting van de auto kunt wijzigen.
U kunt kiezen uit acht talen: Italiaans,
Engels, Duits, Frans, Spaans, Portugees,
Nederlands en Turks.
Om veiligheidsredenen kunnen de menu's
uitsluitend worden weergegeven bij afgezet
contact (motor uit).
Raadpleeg de desbetreffende regel van de
tabel configuratie/persoonlijke instellingen
op de volgende bladzijden.
Druk op de toets om:
- menu's en submenu's
weer te geven,
- een geselecteerde optie in een menu te
bevestigen,
- menu's te verlaten.
Houd de toets ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm.
Bevestig
en stop
Menu
Druk op deze toets om:
- omhoog te scrollen in een
menu,
- een waarde te verhogen.
Druk op deze toets om:
- omlaag te scrollen in een
menu,
- een waarde te verlagen.
Om...
1 Geluidssignaal
snelheid
2 Activeren
Trip B
ON Verhogen
Verlagen
OFF
ON Activeren
OFF Deactiveren
Het geluidssignaal op het moment
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden te activeren/
deactiveren en de snelheid in te
stellen.
De weergave van de uren op
het klokje te selecteren.
De datum in te stellen.
De naam van het radiostation
weer te geven.
Het nummer van de track van de
CD weer te geven.
Het automatisch vergrendelen
van de portieren vanaf 20 km/h
te activeren/deactiveren.
De eenheid voor de weergave
van de afstanden te selecteren.
De eenheid voor de weergave
van de temperatuur te
selecteren.
De eenheid voor de weergave
van het brandstofverbruik te
selecteren.
De taal van de weergave te
kiezen.
Het volume van de geluidssignalen en de
waarschuwingsmeldingen te verhogen
of verlagen (het volume wordt direct
aangepast als op de toets wordt gedrukt).
Het resterende aantal kilometers/
mijlen tot het verversingsinterval
weer te geven.
Het motorolieniveau weer te
geven.
De airbag aan passagierszijde
in te schakelen.
De airbag aan passagierszijde
uit te schakelen.
Het menu te verlaten. Druk op
de pijltoets "omlaag" om terug
te keren naar het hoofdmenu.
ECHNOLOGIE aan BOOR
Parkeerhulp
PARKEERHULP ACHTER
Dit systeem met geluidssignalen maakt
gebruik van vier parkeersensoren die zijn
aangebracht in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
dat zich binnen het bereik achter de auto
bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten
die zich net onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer
de auto te dicht genaderd is.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel verwijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar.
Deze functie wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer een aanhanger
wordt aangekoppeld. Wij raden u aan om
een door CITROËN aanbevolen trekhaak te
laten monteren door een specialist.
Wanneer een storing optreedt bij
inschakeling van de achteruit, gaat het
lampje branden en kan er een melding
verschijnen op het display.
Uitschakelen van de parkeerhulp
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Storing
Raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde
werkplaats wanneer dit lampje of
het waarschuwingslampje service
op het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een melding op
het display.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
D
BASISFUNCTIES
Bedieningspaneel
Geluidsvolume verhogen/
verlagen.
Aan.
Geluid onderbreken/
herstellen.
Selecteren van het golfbereik FM.
(autostore AS).
1/2/3/4/5/6: selecteren van een voorkeuzezender.
Selecteren van het golfbereik AM.
Stem automatisch op zenders af met de pijlen links/rechts.
Stem handmatig op zenders af met de pijlen omhoog/omlaag.
Uitwerpen van de CD.
Uit.
Automatisch opslaan van zenders
Opslaan van een zender.
Instellen van de audio-opties: bass (lage tonen), treble (hoge tonen), fader
(voor/achter), balance (links/rechts), loudness, EQ Preset (equalizer).
Selecteer de opties met de pijlen omhoog/omlaag.
Verhoog of verlaag de waarde van de optie of stel de equalizer in met
de pijlen links/rechts.
Selecteren van de geluidsbron: CD/CD MP3.
Selecteer de vorige/volgende track met de
pijlen links/rechts.
Spoel de geselecteerde track snel
terug/vooruit met de pijlen links/rechts.
CD MP3: selecteer de vorige/volgende map
met de pijlen omhoog/omlaag.
Autoradio
Druk de
toets lang in.
Toegang tot het menu.
Selecteer een van de
volgende functies met de
pijlen omhoog/omlaag:
● AF switching.
● Traffic info.
● Regional mode.
● MP3 display.
● Speed volume.
● External audio vol.
● Radio off.
● Restore default.
Wijzig de instelling van de
geselecteerde functie met
de pijlen links/rechts.
ECHNOLOGIE aan BOOR
Autoradio
S
BASISFUNCTIE
Stuurkolomschakelaars
Geluidsvolume
verhogen.
Geluid onderbreken/
herstellen.
Bluetooth handsfree systeem * :
Geluidsvolume
verlagen.
* Raadpleeg de desbetreffende paragraaf voor meer informatie over het
gebruik van het Bluetooth handsfree systeem.
RADIO: vorige voorkeuzezender
selecteren.
CD: vorige nummer selecteren.
CD MP3: vorige map selecteren.
Wijzigen van de geluidsbron:
RADIO / CD / CD MP3.
Selecteren van de golflengte:
FM1 / FM2 / FMT / MW / LW.
Bluetooth handsfree systeem * :
RADIO: volgende voorkeuzezender
selecteren.
CD: volgende nummer selecteren.
CD MP3: volgende map selecteren.
D
MENU "AUDIOFUNCTIES"
Druk op de toets MENU van
de autoradio om het menu
"Audiofuncties" weer te geven.
Druk op de toets " " of " "
om een van de onderstaande
te configureren audiofuncties
te selecteren.
RDS "AF Switching"
De functie RDS (Radio Data System) biedt
de mogelijkheid om naar een zender te
luisteren, ongeacht de verschillende
frequenties die voor deze zender gebruikt
worden in de diverse regio's. De radio zoekt
steeds de sterkste zender die hetzelfde
programma uitzendt.
Druk op de toets " " of " " om de
RDS-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"AF" op het display als de RDS-functie is
geselecteerd en de radio op een
RDS-zender is afgestemd.
Verkeersinformatie "Traffic Info"
De geluidsbron die op dat moment te horen is,
wordt onderbroken om voorrang te verlenen
aan de ontvangen verkeersinformatie.
Het systeem EON (Enhanced Other
Networks) maakt koppelingen tussen
zenders in hetzelfde gebied.
Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch
naar andere zenders binnen het gebied over te
schakelen die verkeersinformatie uitzenden.
Het geluidsvolume van de
verkeersinformatie is onafhankelijk van
het normale volume van de radio. U
kunt dit tijdens de uitzending van de
verkeersinformatie instellen met de
volumeknop; de instelling wordt opgeslagen
en gebruikt bij volgende berichten.
Druk op de toets " " of " " om de
TA-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"TA" op het display als de TA-functie is
ingeschakeld en verschijnt "TPM" op het
display als de radio is afgestemd op een
zender die verkeersinformatie uitzendt.
Regionale functie "Regional Mode"
Sommige gekoppelde zenders zenden op
bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie
verschillende, regionale programma's
uit. Met deze functie kan een regionaal
programma worden beluisterd.
Druk op de toets " " of " " om de
REG-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"LOC" op het display als de REG-functie is
ingeschakeld en de zender een regionaal
programma uitzendt.
Weergave MP3-functie "MP3 Display"
Druk op de toets " " of " " om het nummer
van de track weer te geven of informatie van
de MP3-CD weer te geven (Artiest / Album /
Map / Bestand / Titel / Verstreken tijd).
Autoradio
Als de functie is ingeschakeld en de CD
MP3's bevat, verschijnt "MP3" op het display.
Automatische volumeregeling "Speed
Volume"
De automatische volumeregeling past
het geluidsvolume automatisch aan de
wagensnelheid aan. Druk op de toets " " of " "
om het effect van de automatische volumeregeling
te verkleinen (LOW) of te vergroten (HIGH) of om
de regeling uit te schakelen (OFF).
Druk op de toets " " of " " om het
geluidsvolume van de externe geluidsbron
(bijv.: handsfree set) te verlagen (tot 0), te
verhogen (tot 40) of om het geluid te onderbreken
(OFF).
Geprogrammeerd uitschakelen
"Radio Off"
Druk op de toets " " of " " om het
uitschakelen te programmeren op "00 MIN" of
"20 MIN".
Het aftellen begint op het moment dat de
portieren zijn gesloten en het contact in de
stand STOP wordt gezet.
Standaardinstellingen "Restore
Default"
Druk op de toets " " of " " om uw instellingen
te bewaren (NO) of de standaardinstellingen te
kiezen (YES).
Tijdens het resetten van de ingestelde
functies verschijnt de melding "Restoring" op
het display.
ECHNOLOGIE aan BOOR
6
Autoradio
7
CD
MP3
EEN CD OF MP3-CD AFSPELEN
Gebruik alleen CD's met een ronde
vorm.
Bepaalde beveiligingssystemen op
de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen
veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-speler.
Zodra een CD of MP3-CD in de
CD-speler wordt gestoken, zal deze
de CD automatisch afspelen.
Als er al een CD in het apparaat zit,
druk dan op de toets CD.
Druk op een van de toetsen om een
nummer van de CD te selecteren.
Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1, 2 & 2.5 Audio
Layer 3) is een standaard voor het comprimeren van geluid
die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één
CD te plaatsen.
Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de
standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze
te kunnen afspelen.
Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat
deze niet goed wordt afgespeeld.
Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard
voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke
snelheid in (maximaal 4 x) voor een optimale geluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de
standaard Joliet te gebruiken.
De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie
".mp3" en een sampling frequentie van 22,05 kHz of 44,1 kHz
af. Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma, .mp4,
.m3u...) kunnen niet worden afgespeeld.
Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en
verwijder speciale tekens (bijv.: " ", ? , ù) om problemen met
het afspelen of de weergave te voorkomen.
77
D
Bluetooth handsfree systeem
BLUETOOTH HANDSFREE SYSTEEM
INTRODUCTIE
Dit systeem biedt de volgende mogelijkheden:
- bellen en gebeld worden via de Bluetooth® verbinding van uw mobiele telefoon,
- weergeven van de naam van uw contacten en de nummers van de contactenlijst van uw mobiele telefoon op het display van het
instrumentenpaneel,
- gebruiken van gesproken commando's voor het bellen en het beheren van uw contacten, zodat u uw handen aan het stuur kunt
houden,
- beluisteren van uw sms-berichten dankzij de in het systeem ingebouwde spraaksynthese,
- afspelen van audiobestanden (MP3, WMA, AAC, M4A, MP4 en WAV) via een USB-opslagmedium,
- weergeven van informatie over het muziekstuk dat wordt afgespeeld op het display van de autoradio (titel, artiest, enz.),
- aansturen van externe apparatuur (zoals een iPod®) via spraakcommando's,
- opladen van externe apparatuur (zoals een iPod®) via de USB-aansluiting.
LEGENDA
Geeft aan dat een toets ingedrukt gehouden moet worden om de omschreven actie uit te voeren.
Functie gesproken commando's
Vereist het indrukken van de toets "gesproken commando's" op het stuurwiel alvorens het gewenste gesproken commando kan
worden uitgesproken.
Spreek het beschreven gesproken commando duidelijk uit.
ECHNOLOGIE aan BOOR
8
Bluetooth handsfree systeem
7
PRESENTATIE
Weergave, USB-aansluiting, bediening
9
D
Bluetooth handsfree systeem
PRESENTATIE
Beschrijving van de bediening via de stuurkolomschakelaars
Weergave van de menu's en indexen van de
speellijsten die worden afgespeeld
(USB-opslagmedium).
USB-aansluiting. Verwijder het plastic kapje om uw
draagbare speler aan te sluiten.
Pauzeren/hervatten van het afspelen
(draagbare speler).
Volumeregeling van de functies:
handsfree set, audiospeler en
gesproken sms-berichten, gesproken
berichten.
- Scrollen door de menuopties.
- Selecteren van de af te spelen
speellijsten (draagbare speler).
- Scrollen door de sms-berichten in
de lijst.
- Activeren van het hoofdmenu.
- Bevestigen van de opties in het
weergegeven menu.
- Accepteren van een inkomend gesprek.
- Wisselen tussen telefoongesprekken.
- Selecteren van het weergegeven bericht.
- Weigeren van een inkomend gesprek.
- Beëindigen van een telefoongesprek.
- Bevestigen van de opties in het
weergegeven menu.
- Overbrengen van het telefoongesprek
van de handsfree set naar de mobiele
telefoon en andersom.
- Selecteren van de audiobron.
- Selecteren van het weergegeven
sms-bericht.
- Uitschakelen van de spraakherkenning.
- Onderbreken van het gesproken bericht.
- Verlaten van het hoofdmenu.
- Verlaten van een submenu en
terugkeren naar het vorige menu.
- Verlaten zonder opslaan.
- Deactiveren/weer activeren van de
microfoon tijdens een telefoongesprek.
- Nulstelling volume beltoon inkomende
oproep.
- Activeren van de spraakherkenning.
- Onderbreken van het gesproken bericht om
een nieuw gesproken commando te geven.
- Herhalen van het laatste gesproken bericht.
7
ECHNOLOGIE aan BOOR
80
Bluetooth handsfree systeem
PRESENTATIE
Beschrijving van de gesproken commando's
Door op deze toets te drukken en het woord "HELP" uit te spreken krijgt u op elk gewenst moment toegang tot de lijst met beschikbare
gesproken commando's. U kunt ook toegang krijgen tot de lijst door het woord "HELP" uit te spreken na een melding van het systeem.
U kunt het hoofdmenu van het systeem oproepen via een gesproken commando door op deze toets te drukken.
Dit zijn de belangrijkste gesproken commando's om in het menu te navigeren:
LAST CALLS HENK JANSEN
PHONEBOOK HENK JANSEN
MESS. READER READ LAST
MEDIA PLAYER USB OPTION * OK PLAY ANYTHING
SETTINGS OK USER DATA OK COPY PHONEBOOK
* Als het systeem is geactiveerd. ** Niet beschikbaar bij een iPod®.
OK ANDRÉ CHRISTIAANSEN
123456789
OK ANDRÉ CHRISTIAANSEN
123456789
IN BOX OK VIS+ACOUST
DELETE ALL VIS. SIGNAL
OK SIGNAL TYPE READER OFF
OK SET USB FOLDERS **
ARTISTS
GENRES
ALBUMS
PLAYLISTS
OK TRACK PLAY
SHUFFLE
TRACK LOOP
PAIRING DELETE USERS
ADVANCED OPTIONS DELETE PHONEBOOK
EXIT DELETE ALL
ADD CONTACTS
D
MOBIELE TELEFOON MET HANDSFREE FUNCTIE
Bluetooth handsfree systeem
Opslaan/koppelen van een mobiele
telefoon
Om uw mobiele telefoon aan te sluiten op
het Bluetooth®-systeem van uw auto moet
de telefoon worden gekoppeld.
U moet eerst de Bluetooth® functie van uw
telefoon activeren en ervoor zorgen dat deze
zichtbaar is.
Zet het contact aan en activeer
het hoofdmenu.
Selecteer SETTINGS.
Bevestig.
Selecteer PAIRING.
Bevestig.
"Settings"\wacht tot het
systeem reageert\"Pairing".
Pincode
Deze code, op basis waarvan
uw mobiele telefoon wordt
herkend, wordt willekeurig
door het systeem vastgesteld.
De code verschijnt op het
instrumentenpaneel en wordt door de
spraaksynthese van het systeem herhaald.
Deze pincode staat los van uw simkaart en
de toegangscode van uw mobiele telefoon.
Het is niet nodig deze code na het invoeren
te onthouden of ergens te bewaren.
Wanneer u een andere telefoon in gebruik
neemt, dient u deze te koppelen met een
nieuwe door het systeem verstrekte pincode.
Zoek de optie die weergeeft dat
uw telefoon het Bluetooth®systeem heeft gedetecteerd.
Als het systeem is geïdentifi ceerd,
verschijnt een melding op uw
telefoon (My car, ...).
Voer wanneer de telefoon hierom verzoekt
de op het instrumentenpaneel weergegeven
pincode in.
Als het opslaan is gelukt, meldt het systeem
dat er verbinding wordt gemaakt.
Als de naam van de geïdentifi ceerde telefoon
op het display verschijnt, is het opslaan
bevestigd.
Wanneer u de toets MAIN of ESC
tijdens het opslaan indrukt, loopt u het
risico dat de procedure wordt geannuleerd.
Als het opslaan mislukt, verschijnt een
foutmelding. Herhaal in dat geval de
procedure.
ECHNOLOGIE aan BOOR
82
Bluetooth handsfree systeem
Kopiëren van uw contactenlijst
Twee mogelijkheden: 1 - Na het opslaan van uw telefoon vraagt
het systeem of u de contactenlijst naar
het systeem van de auto wilt kopiëren.
Bevestig door op deze toets te
drukken.
"Yes" start het kopiëren.
Opbellen van een contactpersoon uit de
contactenlijst
Dit is uitsluitend mogelijk als de contactenlijst
van uw telefoon naar het systeem van de auto
is gekopieerd.
Activeer het hoofdmenu.
Selecteer PHONEBOOK.
"CALL [Naam van de contactpersoon]"\
wacht tot de gegevens van de
contactpersoon in beeld verschijnen
(naam, tel.nr., ...)\
"Yes" om de persoon op te bellen of
"No" om te annuleren.
Indien er voor de contactpersoon meerdere
nummers zijn opgeslagen:
Selecteer het nummer.
Weiger door op deze toets te
drukken.
"No" om niet te kopiëren.
2 - U kunt de contactenlijst op een later
tijdstip alsnog kopiëren via het menu:
Activeer het hoofdmenu.
Selecteer achtereenvolgens
SETTINGS, USER DATA en
PHONEBOOK.
"Settings"\"User data"\
"Download phone book".
Bevestig.
Selecteer de groep waartoe uw
contactpersoon behoort.
Bevestig.
Selecteer de naam.
Bevestig om de contactpersoon
op te bellen, indien er voor
deze persoon één nummer is
opgeslagen.
Bevestig om de contactpersoon
op te bellen.
Geef de nadere informatie "Home" of
"Work" of anders "next" of "previous".
Druk op OK om de contactpersoon
op te bellen.
D
Bluetooth handsfree systeem
Opbellen door een nummer te kiezen Gesprek beëindigen Inkomende oproep
Alleen met gesproken commando's
"Dial"\
Spreek het nummer karakter
voor karakter (+, #, *) en cijfer
voor cijfer (0 t/m 9) uit.
Lang indrukken.
Als de contactpersoon
is opgeslagen in de
index, wordt zijn naam
weergegeven.
Indrukken om de oproep te
accepteren.
Het systeem geeft het
herkende nummer weer en
spreekt het uit.
Zeg "CALL" als het nummer correct is.
of
"Cancel" om het kiezen van het
nummer te annuleren.
"Start over" om het nummer te
wissen en een nieuw nummer te
kiezen.
"Repeat" om het nummer opnieuw
te horen.
Lang indrukken om de oproep te
weigeren.
Indrukken om de oproep te
negeren, waarbij de oproep wordt
opgeslagen in de lijst laatste
inkomende oproepen.
In het geval van een nieuwe oproep
tijdens een gesprek.
Indrukken, om het gesprek te
wisselen en de andere persoon in
de wacht te zetten.
ECHNOLOGIE aan BOOR
8
Bluetooth handsfree systeem
4
Overdracht van een lopend gesprek
Twee mogelijkheden: 1 - Van de mobiele telefoon naar het
handsfree-systeem
Als het contact aan staat, probeert het
systeem automatisch verbinding te
maken tussen de mobiele telefoon en het
audiosysteem van de auto.
Bevestig deze verbinding met de toetsen
van de mobiele telefoon.
Vervolgens is de overdracht van een lopend
gesprek mogelijk.
2 - Van het handsfree-systeem naar de
mobiele telefoon
Indrukken: de gesproken
commando's van het systeem
blijven actief.
In de wacht zetten van een gesprek
Indrukken: de microfoon
wordt uitgeschakeld en uw
gesprekspartner wordt in de
wacht gezet.
Nogmaals indrukken: het gesprek
wordt hervat.
Laatste oproepen
Met behulp van deze functie kunt u naar het
nummer van een van de laatste 10 ontvangen
oproepen, naar een van de laatste 10 gekozen
nummers of naar het nummer van een van de
laatste 5 gemiste oproepen bellen.
Activeer het hoofdmenu.
Selecteer CALL LIST.
Bevestig.
Selecteer het te bellen nummer.
Bevestig.
"Call back" voor de laatste persoon
die u gebeld hebt, of
"Redial" voor de laatste persoon die
u zelf hebt gebeld.
"Yes" of "No" om te bevestigen/
annuleren.
Tevens kan het commando "Call
back" worden gebruikt.
Het systeem zal opnieuw vragen
"Redial, of, Call back?".
"Call back" voor de laatste persoon
die u gebeld hebt.
"Redial" voor de laatste persoon die
u zelf hebt gebeld.
85
D
S
GESPROKEN COMMANDO'
Instellingen / koppelen
De gesproken commando's zijn in drie niveaus te onderscheiden (niveau 1, 2 en 3).
Wanneer een commando van niveau 1 wordt uitgesproken, komen de commando's van niveau 2 beschikbaar; door vervolgens
een commando van niveau 2 uit te spreken, komen de commando's van niveau 3 beschikbaar.
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Acties
Activeren van het menu SETTINGS van het handsfree systeem.
Activeren van het menu USER DATA.
Delete users Wissen van de opgeslagen gegevens van alle gebruikers.
Delete contacts /
Settings
Adjust
Configure
User data
Pairing
Delete directory /
Delete numbers
Copy phone book /
Copy phonebook /
Copy numbers
Add contacts
Delete all
Wissen van de gegevens in de contactenlijst.
Kopiëren van de contactenlijsten van uw mobiele telefoon naar
de handsfree set (beschikbaarheid functie afhankelijk van type
mobiele telefoon).
Kopiëren van de contactpersonen van uw mobiele telefoon naar de
handsfree set (beschikbaarheid functie afhankelijk van type mobiele
telefoon).
Wissen van de opgeslagen gegevens en de telefoonindexen/
contactpersonen van alle opgeslagen telefoons, waarbij het
handsfree-systeem weer terugkeert naar de standaardinstellingen.
Activeren van de procedure voor het opslaan van een nieuwe
mobiele telefoon.
Bluetooth handsfree systeem
ECHNOLOGIE aan BOOR
Advanced options Activeren van het menu ADVANCED OPTIONS.
86
Bluetooth handsfree systeem
S
GESPROKEN COMMANDO'
Mobiele telefoon met handsfree functies
De gesproken commando's zijn in drie niveaus te onderscheiden (niveau 1, 2 en 3).
Wanneer een commando van niveau 1 wordt uitgesproken, komen de commando's van niveau 2 beschikbaar; door vervolgens
een commando van niveau 2 uit te spreken, komen de commando's van niveau 3 beschikbaar.
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Acties
Dial/Dial a number
One, Two, ..., Plus,
Star, Pound
Delete / Correct Wissen van de laatste groep ingevoerde cijfers.
Start over
Call / Dial
Repeat
Cancel Annuleren van het kiezen van een nummer.
Invoeren van cijfers of symbolen om het telefoonnummer te kiezen.
Wissen van alle groepen ingevoerde cijfers met de mogelijkheid om
een nieuw nummer in te voeren.
Herhalen van het ingevoerde en door het handfree-systeem
herkende nummer.
Yes / No Opbellen van de in de index van het systeem opgeslagen contactpersoon.
Mobile
Call [ Naam ]
Home
Work / Office
Redial Opbellen van de contactpersoon die u als laatste hebt gebeld.
Callback Opbellen van de contactpersoon die het laatst heeft gebeld.
Doorschakelen van het gesprek naar het ingesproken nummer.
Opbellen van de contactpersoon met omschrijving als er meerdere
nummers in het systeem zijn opgeslagen.
87
D
Bluetooth handsfree systeem
Uitsluitend bij mobiele telefoons die van
deze functie zijn voorzien
Als uw mobiele telefoon van deze functie is
voorzien, wordt bij elk binnenkomend
sms-bericht een geluidssignaal gegeven
waarna u ervoor kunt kiezen het bericht
door het systeem te laten oplezen.
Oplezen van een binnenkomend sms-bericht
Binnenkomend sms-bericht
oplezen.
Zeg "YES"; het sms-bericht wordt
opgelezen.
Binnenkomend sms-bericht
opslaan en later lezen.
Zeg "NO"; het bericht wordt
opgeslagen en kan later worden
gelezen.
Oplezen van het laatst ontvangen sms-bericht
Activeer het hoofdmenu.
Selecteer MESS. READER.
Bevestig.
Selecteer READ LAST.
Bevestig.
Zeg "READ LAST": het laatst
ontvangen sms-bericht wordt
opgelezen.
Lijst van sms-berichten
Het systeem kan ongeveer 20
sms-berichten opslaan. Als de lijst vol is, wordt
bij ontvangst van een nieuw sms-bericht het
oudste opgeslagen sms-bericht gewist.
Openen van een bepaald sms-bericht:
Activeer het hoofdmenu.
Selecteer MESS. READER.
Bevestig.
Selecteer IN BOX.
Bevestig.
ECHNOLOGIE aan BOOR
88
Bluetooth handsfree systeem
Selecteer het gewenste sms-bericht.
Wissen van alle berichten
Activeer het hoofdmenu.
Instellingen voor het weergeven van de informatie
Activeer het hoofdmenu.
Bevestig om het sms-bericht te
lezen.
Zeg "MESSAGE READER" en
vervolgens na het geluidssignaal "in box".
Door "previous" of "next" te
zeggen kunt u door de lijst met
sms-berichten scrollen.
Zeg "read": het geselecteerde
sms-bericht wordt opgelezen.
Beheer van de sms-berichten
Tijdens het lezen van een bericht:
Activeer het hoofdmenu.
Kies de gewenste optie.
Zeg "READ" om het oplezen te starten.
Zeg "DELETE" om het bericht te wissen.
Zeg "CALL" om de afzender van het
bericht te bellen.
Selecteer DELETE ALL.
Bevestig.
Het systeem vraagt u uw keuze te
bevestigen:
Bevestig uw keuze om de
berichten te wissen.
Annuleren.
Zeg "MESSAGE READER" en zeg
vervolgens na het geluidssignaal
"DELETE ALL".
Het systeem vraagt u uw keuze te
bevestigen, antwoord "YES" om te
bevestigen of "NO" om te annuleren.
Selecteer MESS. READER.
Bevestig.
Selecteer SIGNAL TYPE.
Bevestig en kies vervolgens
uit een van de drie volgende
mogelijkheden:
- Geluid en visueel: het systeem geeft met
een geluidssignaal en een melding aan
dat een bericht is binnengekomen en
biedt aan het bericht op te lezen.
- Uitsluitend visueel: de ontvangst van
een bericht wordt via een melding op het
instrumentenpaneel aangegeven.
- Uitschakelen: de functie oplezen van
sms-berichten is uitgeschakeld.
Zeg "MESSAGE READER" en vervolgens
na het geluidssignaal "SIGNAL TYPE".
Het systeem noemt de
mogelijkheden op; maak uw keuze
door "READER DEACTIVATED",
"AUDIO AND VISUAL INFO" of
"VISUAL INFO ONLY" te zeggen.
89
D
S
Message reader/
Messages
Bluetooth handsfree systeem
GESPROKEN COMMANDO'
Oplezen sms-berichten
De gesproken commando's zijn in drie niveaus te onderscheiden (niveau 1, 2 en 3).
Wanneer een commando van niveau 1 wordt uitgesproken, komen de commando's van niveau 2 beschikbaar; door vervolgens
een commando van niveau 2 uit te spreken, komen de commando's van niveau 3 beschikbaar.
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Acties
Activeren van het menu MESS. READER.
Toegang tot de lijst van ontvangen sms-berichten.
Read / read again Oplezen van het in de lijst geselecteerde sms-bericht.
Messages received /
Received
Read last / Read last message / Read message Oplezen van het laatst ontvangen sms-bericht.
Call Bellen van de afzender van het sms-bericht.
Delete
Back / Next / Next Verdergaan naar het volgende sms-bericht in de lijst.
Back / previous Teruggaan naar het vorige sms-bericht in de lijst.
Annuleren van het bellen van de afzender van het sms-bericht of
wissen van het sms-bericht dat wordt opgelezen.
Delete all / Delete messages / Delete Wissen van alle sms-berichten na bevestiging.
ECHNOLOGIE aan BOOR
90
Bluetooth handsfree systeem
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Acties
Activeren van het menu MESS. READER.
Activeren van de functie instellingen informatieweergave.
Deactivate reader /
Message reader/
Messages
Type of info / Info
Reader not
activative / Reader off
Visual and aidible
info / Visual and
audible / Visual plus
audible / Audible
Uitschakelen van de functie oplezen sms-berichten.
Signaleren van een binnenkomend sms-bericht via een melding op
het scherm van het instrumentenpaneel en een geluidssignaal.
Only visual signal/
Visual Signal/Visual
Signaleren van een binnenkomend sms-bericht uitsluitend via een
melding op het scherm van het instrumentenpaneel.
91
D
DRAAGBARE AUDIOSPELER
Bluetooth handsfree systeem
Het systeem kan audiobestanden in het
formaat .mp3, .wma en .wav en speellijsten
in het formaat .wpl afspelen.
USB-aansluiting
Sluit het apparaat rechtstreeks of
met een geschikte kabel
(niet bijgeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Als het contact aan staat:
- maakt het systeem verbinding met
de speler en wordt automatisch de
afspeellijst opgestart,
- of begint het systeem automatisch met
afspelen als het hierop is ingesteld.
Selecteer anders een af te spelen
bestand via het menu.
Automatisch afspelen
Activeer het hoofdmenu.
Selecteer achtereenvolgens
SETTINGS, MEDIA PLAYER en
TRACK PLAY.
Bevestig.
Selecteer ON of READER OFF.
Bevestig.
Selecteren van bestanden
Activeer het hoofdmenu.
Selecteer MEDIA PLAYER.
Bevestig.
Selecteer een van de volgende
selectiecriteria:
FOLDERS, ARTISTS, GENRES,
ALBUMS, PLAYLISTS, SHUFFLE
(willekeurig afspelen van de
bestanden van de afspeellijst).
Zeg "Media player" en vervolgens
"USB OPTIONS" en kies daarna
"FOLDERS", "ARTISTS", ...
ECHNOLOGIE aan BOOR
Met de functie PLAY ALL kan
de volledige inhoud van een
selectiecriterium (folders, artists, ...)
worden afgespeeld.
92
Bluetooth handsfree systeem
Bevestig.
Selecteer het bestand.
Begin met afspelen.
Vorige bestand
Indrukken:
- binnen 3 seconden na het begin van het
afspelen: om het vorige bestand af te
spelen.
- na 3 seconden: om terug te gaan naar het
begin van het huidige bestand.
"Previous".
Wijzigen van de geluidsbron
Indrukken om de audiobron
(radio, CD, media player) te
selecteren.
Weergeven van informatie over het bestand
Deze functie kan uitsluitend via gesproken
commando's worden gebruikt.
Zeg "track info".
Volgende bestand
Indrukken om naar het volgende
bestand te gaan.
"Next".
Onderbreken/hervatten van het afspelen
Indrukken om het afspelen te
onderbreken of te hervatten .
Zeg "STOP" om het afspelen te
onderbreken en "PLAY" om het
afspelen te hervatten.
Het gesproken commando " PLAY " kan
alleen worden gebruikt als het afspelen
met het commando "STOP" was
onderbroken.
93
D
Bluetooth handsfree systeem
S
GESPROKEN COMMANDO'
Draagbare audiospeler
De gesproken commando's zijn in drie niveaus te onderscheiden (niveau 1, 2 en 3).
Wanneer een commando van niveau 1 wordt uitgesproken, komen de commando's van niveau 2 beschikbaar; door vervolgens
een commando van niveau 2 uit te spreken, komen de commando's van niveau 3 beschikbaar.
Niveau 1 Acties
Player / Multimedia player / Media player Activeren van het menu MEDIA PLAYER.
Play / Play the track / Play the multimedia file Beginnen met afspelen.
Stop / Stop music / Stop the multimedia file Onderbreken van het afspelen van het huidige bestand.
Next / Next track Naar het volgende menu of het volgende bestand.
Previous / Previous track / Back Naar het vorige menu of het vorige bestand.
Shuffle on / Random play on Activeren in willekeurige volgorde afspelen van de bestanden.
Shuffle off / Random order off Deactiveren in willekeurige volgorde afspelen van de bestanden.
Track repeat on / Repeat on / Repeat Activeren van het herhalen van bestanden.
Track repeat off / Repeat off Deactiveren van het herhalen van bestanden.
Now playing / Track information / What is playing / What is this? Weergeven van informatie over het bestand dat wordt afgespeeld.
USB media settings / USB settings Activeren van het menu Instellingen van de MEDIA PLAYER.
Activate automatic play
Deactivate automatic play
Shuffle / Any / Random Activeren in willekeurige volgorde afspelen van de bestanden.
Activeren van het automatisch afspelen als de draagbare speler
wordt aangesloten.
Deactiveren van het automatisch afspelen als de draagbare speler
wordt aangesloten.
ECHNOLOGIE aan BOOR
9
Bluetooth handsfree systeem
4
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Acties
Activeren van het menu van de MEDIA PLAYER.
Advanced USB options / Other options Activeren van de afspeelopties.
Folder / Explore
folders / Consult list
of folders
Activeren van het menu FOLDERS.
Player / Multimedia
player / Media
player / Player
Artists / List of artists Activeren van het menu ARTISTS.
Genres / List of
genres
Album / List of
albums
Playlist / List of
tracks
Activeren van het menu GENRES.
Activeren van het menu ALBUMS.
Activeren van het menu PLAYLISTS.
T
Stoelen
V
OORSTOELEN
Hoofdsteunen
In hoogte verstellen van de hoofdsteun: druk
de nok in en schuif de hoofdsteun omhoog
of omlaag.
De hoofdsteun staat in de juiste stand als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Maak om de hoofdsteun te verwijderen de
basis van de pen van de hoofdsteun vrij,
druk op de borglip en trek de hoofdsteun
omhoog.
Druk om de hoofdsteun terug te zetten
de borglip in en steek de pennen van de
hoofdsteun recht in de openingen.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn verwijderd. De hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en correct zijn
afgesteld.
RGONOMIE en COMFOR
Stoelen
Verstellen in lengterichting
Til de beugel van de stoel op en schuif de
stoel naar voren of naar achteren tot de
gewenste stand bereikt is.
Rugleuningverstelling
Draai aan de knop om de hoek van de
rugleuning te verstellen.
Lendensteun
Draai aan de knop.
Hoogte van de zitting
De zitting van de bestuurdersstoel is in
hoogte verstelbaar. Hoger zetten: trek de
hendel zo veel keren omhoog als nodig is
om de gewenste stand te verkrijgen.
Lager zetten: duw de hendel zo veel keren
omlaag als nodig is om de gewenste stand
te verkrijgen.
Armsteun
De bestuurdersstoel kan zijn voorzien
van een armsteun aan de zijde van de
middenconsole.
Klap de armsteun omhoog of omlaag om
de voor u meest comfortabele zitpositie te
verkrijgen.
Schakelaar stoelverwarming
Druk op de schakelaar.
De temperatuur wordt automatisch
geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
verwarming uit te schakelen.
T
Stoelen
WEGKLAPBARE PASSAGIERSSTOEL Tafelstand
Klap de stoel alleen weg als er geen
passagiers op de achterbank zitten.
Duw op de hoofdsteun om deze in de
laagste stand te zetten.
Duw een van de hendels naar achteren. De
hendels bevinden zich aan weerszijden van
de rugleuning.
Laat de rugleuning op de zitting zakken,
zodat een tafeltje ontstaat.
Weggeklapte stand
Trek als de rugleuning in de tafelstand is gezet
aan de riem op de achterzijde van de stoel,
terwijl u de neergeklapte rugleuning naar voren
begeleidt in de richting van de vloer.
Terugkeer van de stoel in de normale stand
Trek, om de stoel te ontgrendelen, aan de riem
aan de achterzijde van de stoel.
Til de stoel aan de voor- en achterzijde op en
breng hem vervolgens naar voren om de stoel
in de tafelstand te zetten.
Duw een van de hendels naar achteren. De
hendels bevinden zich aan weerszijden van de
rugleuning. Duw gelijktijdig op de rugleuning en
zet deze vervolgens rechtop.
Druk stevig op de rugleuning om de stoel in de
vloer te vergrendelen.
Zet de hoofdsteun met behulp van de knop aan
de zijkant in de juiste stand.
RGONOMIE en COMFOR
Stoelen
ACHTERBANK MET NIET-GESCHEI-
EN ZITTING EN RUGLEUNING
Tafelstand
Druk de blokkeerpal in en duw gelijktijdig de
hoofdsteun omlaag om hem in de laagste
stand te zetten.
Ontgrendel de rugleuning door op de
twee knoppen aan de zijkant te drukken. Het
rode vlak wordt zichtbaar.
Kantel de rugleuning op de zitting.
Verwijderen van de achterbank
Zet wanneer de achterbank in de
portefeuillestand staat de dwarsstang
omlaag om de voorste verankeringen van de
zitting te ontgrendelen.
Til de achterbank op om hem uit de voorste
verankeringen te halen.
Portefeuillestand
Trek nadat u de rugleuning in de tafelstand
hebt gezet aan de riem in het midden om de
zitting uit de achterste verankeringen te halen.
Zet de zitting helemaal rechtop om hem in
de portefeuillestand vast te zetten.
Zorg ervoor dat tijdens het rijden de
achterbank goed is vastgezet: bevestig
het ene uiteinde van de rode riem aan
de achterzijde van de zitting aan een van de
pennen van de hoofdsteun vóór en het andere
uiteinde aan de zijkant van de zitting.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.