• Wanneer de Digitale Piano alleen op batterijspanning wordt gebruikt, kunnen de noten vervormd klinken bij het spelen of
weergeven van een melodie op maximaal volume. Dit komt door het verschil in vermogen bij stroomvoorziening via de
netadapter of de batterijen en wijst niet op een storing in de Digitale Piano. Als er vervorming optreedt, schakel dan over op
gebruik van de netadapter of verlaag het volumeniveau.
Omslag
GEBRUIKSAANWIJZING
Voorbereidingen
Klaarmaken van de voedingIn- en uitschakelen van de stroomGebruik van een pedaalGebruik van een hoofdtelefoon
Selecteren van een toon en spelen op het toetsenbord
Selecteren van één enkele toonTwee tonen gelaagd laten klinkenSplitsen van het toetsenbord
tussen twee tonen
Veranderen van de toonhoogte
Registreren van een
basisinstelling
Registreren en oproepen van een
basisinstelling (Registratie)
Aansluiten van een
smartapparaat
NL
Fijnstemmen van een toonhoogte
(Stemming)
Gebruik van effecten
Gebruik van de
geluidsmoduseffecten
(Zaalsimulator/Nagalm en
Surround)
Opnemen van uitvoeringen terwijl deze plaatsvinden
Gebruik van de MIDI-recorder voor
het opnemen van uitvoeringen
Veranderen van de toonhoogte in
eenheden van een octaaf
(Octaafverschuiving)
Gebruik van een DSPGebruik van zwevingAanpassen van de
Gebruik van de audiorecorder voor
het opnemen van uitvoeringen
Veranderen van de
toonschaalstemming
(Temperament) van het
toetsenbord
Gebruik van automatische begeleiding en automatische
arpeggioweergave
Gebruik van automatische
begeleiding
Koppelen aan een
smartapparaat (APP-functie)
geluidskarakteristieken van
de akoestische piano
(Akoestieksimulator)
Gebruik van de arpeggiator
Meegeleverde en los verkrijgbare accessoires
• Het gedeeltelijk of in zijn geheel kopiëren van de inhoud van deze handleiding is verboden. Met uitzondering van uw eigen
persoonlijke gebruik, is het aanwenden van de inhoud van deze handleiding voor niet-bedoelde doeleinden zonder de
uitdrukkelijke toestemming van CASIO verboden onder de wetgeving inzake auteursrechten.
• IN GEEN GEVAL ZAL CASIO AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR SCHADE IN ENIGE VORM (INCLUSIEF EN ZONDER
BEPERKINGEN DE SCHADE DOOR HET VERLIES VAN WINSTEN, ONDERBREKINGEN VAN ZAKELIJKE
BELANGEN, VERLIES VAN INFORMATIE) DIE VOORTKOMT UIT HET GEBRUIK VAN OF DE ONMOGELIJKHEID TOT
HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING OF DIT PRODUCT, ZELFS ALS CASIO EROP ATTENT GEMAAKT IS DAT
DE MOGELIJKHEID OP DERGELIJKE SCHADE BESTAAT.
• De inhoud van deze handleiding is onder voorbehoud.
• Het product kan er in werkelijkheid anders uitzien dan zoals is aangegeven in de afbeeldingen van deze
gebruiksaanwijzing.
• De namen van bedrijven en producten die in deze handleiding worden gebruikt, kunnen geregistreerde handelsmerken van
derden zijn.
Gebruik enkel accessoires die gespecificeerd zijn voor gebruik met deze Digitale Piano.
Het gebruik van niet erkende accessoires kan resulteren in brand, een elektrische schok of persoonlijk letsel.
• U kunt informatie betreffende de accessoires die los verkrijgbaar zijn krijgen uit de CASIO-catalogus die beschikbaar is bij
uw winkelier en op de CASIO-website die toegankelijk is via het onderstaande webadres of QR-code.
Bij het inschakelen van de Digitale Piano gaan alle tiptoetsen branden, met uitzondering van de 1P (aan/uit) toets. De
bovenstaande afbeelding toont de situatie wanneer alle toetsen en de bijbehorende opschriften branden. Tijdens normaal gebruik
zullen alleen de toetsen die zijn geactiveerd en de bijbehorende tekst branden of knipperen.
NL-3
Overzicht en instellingen
crcsctdldmcpcqdk
Muziekstandaard
1 P (aan/uit) toets
2 Volumeknop
3 Modusselectietoets (RHYTHM, ACCOMP, SONG)
4 Intro, Gedeeltetoets (INTRO, PART)
5 Normaal/invulpatroon, s toets
(NORMAL/FILL-IN, s)
6 Variatie/invulpatroon, d toets
(VARIATION/FILL-IN, d)
7 Synchro/eindpatroon, k toets
(SYNCHRO/ENDING, k)
8 Start/stop, a toets (START/STOP, a)
9 Display
bk –, U
toets
bl +, I toets
bm Tempo, Invoertoets (TEMPO, ENTER)
bn Geluidsmodus, Demonstratietoets
(SOUND MODE, DEMO)
bo Opnametoets (REC0)
bp ^, Afsluiten, Functietoets
(^, EXIT, $FUNCTION)
bq - cl Tooncategorie, Ritmecategorietoetsen
(TONE, RHYTHM)
bq DSP, Banktoets (DSP, BANK)
br Transponeren, Gebied 1 toets (TRANSPOSE,1)
bs Knop, Gebied 2 toets (KNOB,2)
bt Arpeggio, Gebied 3 toets (ARPEG.,3)
ck Splitsen, Gebied 4 toets (SPLIT,4)
cl Lagen, Opslaantoets (LAYER, STORE)
cm Knop (K1), Knop (K2)
cn Toonhoogteregelaar (PITCH BEND)
co Hoofdtelefoonaansluitingen (PHONES)
■ Achterkant
cp USB-poort (USB)
cq USB flash-drive poort (USB)
cr Demppedaalaansluiting (DAMPER PEDAL)
cs Pedaaleenheid-aansluiting (PEDAL UNIT)
ct Audio-ingangsaansluiting (AUDIO IN)
dk Lijnuitgangsaansluitingen
(LINE OUT R, L/MONO)
dl Expressie/toewijsbaar-aansluiting
(EXPRESSION/ASSIGNABLE)
dm 12 V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
■ Klaarmaken van de muziekstandaard
NL-4
Overzicht en instellingen
Stopcontact
Netadapter
dm DC 12V
Netsnoer
Klaarmaken van de voeding
Uw Digitale Piano maakt gebruik van een netadapter voor de
voeding.
• Hoewel deze Digitale Piano ook op batterijen kan worden
gebruikt, verdient het toch aanbeveling om het instrument
met de netadapter te gebruiken.
■ Gebruik van de netadapter
Let erop dat u alleen de netadapter gebruikt die voor deze
Digitale Piano wordt voorgeschreven. Het gebruik van een
ander type netadapter kan problemen veroorzaken.
Voorgeschreven netadapter: AD-A12150LW
(JEITA standaardstekker)
■ Gebruik op batterijen
• Zorg ervoor de stroom uit te schakelen voordat u de
batterijen inlegt.
• Het wordt aan u overgelaten om zes los verkrijgbare
alkalibatterijen aan te schaffen.
• Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht
wanneer de Digitale Piano ondersteboven wordt
gedraaid om de batterijen te plaatsen.
− Wees voorzichtig dat uw vingers niet onder de
Digitale Piano klem komen te zitten waardoor u letsel
oploopt.
− Let op dat de Digitale Piano niet valt of op andere
wijze aan een harde schok wordt blootgesteld. Door
een harde schok kunnen de volumeknop en de
klaviertoetsen worden beschadigd.
1.
Open het batterijdeksel aan de onderkant van
de Digitale Piano.
2.
Leg zes AA-formaat batterijen in het
batterijcompartiment.
Let erop dat de positieve + en negatieve - kanten van
de batterijen in de richting wijzen aangegeven op de
Digitale Piano.
3.
Steek de lipjes van het batterijdeksel in de
gaten aan de kant van het batterijcompartiment
en sluit vervolgens het deksel.
• Gebruik nooit de netadapter (JEITA standaard, met een
uniforme polariteitsstekker) die met deze Digitale Piano
meegeleverd wordt om een ander toestel aan te sluiten
dan deze Digitale Piano. Dit kan namelijk resulteren in
een defect.
• Zorg ervoor dat u de stroom van de Digitale Piano
uitschakelt voordat u de aansluiting van de netadapter
tot stand brengt of verbreekt.
• De netadapter wordt warm na langdurig gebruik. Dit is
normaal en duidt niet op een defect.
■ Aanduiding voor lege batterijen
Het bericht “LOW BATTERY” verschijnt op het display
wanneer de batterijen uitgeput raken. Vervang de batterijen in
dat geval.
• Wanneer u de Digitale Piano gebruikt terwijl de
batterijen bijna leeg zijn, kan het instrument plotseling
worden uitgeschakeld. Hierdoor kunnen de gegevens
die in het geheugen van de Digitale Piano zijn
opgeslagen, beschadigd raken of verloren gaan.
NL-5
Overzicht en instellingen
In- en uitschakelen van de stroom
1.
Voordat u de stroom inschakelt, moet u de 2
volumeknop zo ver mogelijk in de richting
draaien aangegeven in de onderstaande
afbeelding.
2.
Druk op de 1P (aan/uit) toets om de stroom
in te schakelen.
Het bericht “Welcome” verschijnt even gevolgd door de
aanduiding van de toonnaam. De Digitale Piano is nu
klaar voor gebruik.
• Nadat u op 1P (aan/uit) heeft gedrukt om de stroom
in te schakelen, mag u niet op een pedaal trappen
totdat de Digitale Piano klaar is voor gebruik (de
aanduiding van de toonnaam verschijnt).
• Het is mogelijk dat de stroom niet wordt ingeschakeld
wanneer u de 1P (aan/uit) toets te licht indrukt. Dit
duidt niet op een defect. Als dit gebeurt, moet u de
1P (aan/uit) toets steviger indrukken.
3.
Gebruik de 2 volumeknop om het volume in
te stellen.
4.
Om de stroom uit te schakelen, houdt u de
1P (aan/uit) toets ingedrukt totdat “Bye” op
het display verschijnt.
• Wanneer de 1P (aan/uit) toets wordt ingedrukt om de
stroom uit te schakelen, komt de Digitale Piano op standby
te staan. Er blijft nog kleine hoeveelheid stroom in de
Digitale Piano lopen wanneer deze in de standby-toestand
staat. Als u de Digitale Piano voor langere tijd niet gebruikt
of als er onweer in de buurt is, dient u de stekker uit het
stopcontact te trekken.
• Als de stroom wordt uitgeschakeld, keren het toonnummer
en de andere instellingen gewoonlijk terug naar de
oorspronkelijke standaardinstellingen. U kunt Automatisch
hervatten inschakelen waardoor de meeste instellingen
bewaard blijven wanneer de stroom wordt uitgeschakeld.
• Als Automatisch hervatten is uitgeschakeld, komen bij het
uitschakelen van de stroom alle instellingen op de
standaardinstellingen te staan, met uitzondering van de
onderstaande instellingen.
Stemming, displaycontrast, koppelingsinformatie
(Bluetooth-verbindingslogs), expressie/toewijsbaarpedaaltype, expressie/toewijsbaar-pedaalkalibratie,
gevoeligheid tiptoetsen
■ Stroom-aan waarschuwing
Wanneer de Digitale Piano bij gebruik met de netadapter
ongeveer zes minuten niet wordt bediend, zal de stroom-aan
waarschuwingsfunctie in werking treden en gaan de lampjes
van de tiptoetsen achter elkaar aan en uit om u eraan te
herinneren dat de stroom is ingeschakeld.
De lampjes van de toetsen keren terug naar de normale
toestand als u een toets aanraakt, iets op het toetsenbord
speelt of een andere bediening uitvoert. Om de stroom uit te
schakelen, houdt u de 1P (aan/uit) toets ingedrukt totdat
“Bye” op het display verschijnt.
• Gebruik de FUNCTION-parameter 107 (“Power On Alert”)
om de stroom-aan waarschuwingsfunctie in of uit te
schakelen. Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-
modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
• Als u de Digitale Piano op batterijen gebruikt, zal de stroom
automatisch na ongeveer zes minuten worden
uitgeschakeld wanneer het instrument niet wordt bediend.
Zie “Automatische stroomonderbreker” (pagina NL-6).
■ Instellen van het displaycontrast
Gebruik de FUNCTION-parameter 109 (“LCD Contrast”) om
het displaycontrast in te stellen. Zie “Functie-instellingen
maken (FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie
over de FUNCTION-parameters.
■ Bedieningsvergrendeling
Gebruik de bedieningsvergrendelingsfunctie om een
ongewenste bediening tijdens uitvoeringen te voorkomen
door de bediening van de toetsen te blokkeren. Zie “Gebruik
van bedieningsvergrendeling” (pagina NL-59) voor details.
■ Terugzetten op de oorspronkelijke standaardfabrieksinstellingen
U kunt de fabrieksresetfunctie gebruiken om de opgeslagen
gegevens en instellingen van de Digitale Piano terug te zetten
op de oorspronkelijke standaard-fabrieksinstellingen. Zie “Alle
instellingen en gegevens van de Digitale Piano terugzetten op
de oorspronkelijke standaard-fabrieksinstellingen
(Fabrieksreset)” (pagina NL-60) voor verdere informatie.
■ Automatische stroomonderbreker
Deze Digitale Piano is ontworpen om automatisch
uitgeschakeld te worden om te voorkomen dat stroom wordt
verspild wanneer gedurende een vooringestelde tijd geen
bediening wordt uitgevoerd. De activeringstijd voor de
automatische stroomonderbreker is ongeveer vier uur bij
gebruik op netspanning of zes minuten bij gebruik op
batterijen.
• U kunt de automatische stroomonderbreker uitschakelen
om ervoor te zorgen dat de stroom niet ineens wordt
uitgeschakeld tijdens een concert enz. Selecteer “Off” voor
de FUNCTION-parameter 106 (“Auto Power Off”) om de
automatische stroomonderbreker uit te schakelen. Zie
“Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.
Uw Digitale Piano heeft drie aansluitingen voor pedalen.
AansluitingGeschikt pedaal
cr DAMPER
PEDAL
cs PEDAL UNITLos verkrijgbare SP-34
dl EXPRESSION/
ASSIGNABLE
*1 Meegeleverd pedaal (SP-3) of los verkrijgbaar CASIO
aanhoudpedaal.
*2 Zie “Selecteren van het pedaaltype” (pagina NL-9).
• De pedalen aangesloten op de cr DAMPER PEDAL
aansluiting, dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting
en cs PEDAL UNIT aansluiting kunnen gelijktijdig worden
gebruikt.
• U kunt een pedaal ook gebruiken voor het omschakelen
van de registratie-instellingen van de Digitale Piano. Zie
“Gebruik van een pedaal om meerdere basisinstellingen
achter elkaar te doorlopen (Pedaalbediende
opeenvolgende oproepfunctie)” (pagina NL-42) voor
details.
Schakelaartype pedaal*
pedaaleenheid (drie pedalen:
dempen, zacht en sostenuto).
Schakelaartype pedaal*
expressiepedaal*
DAMPER PEDAL-aansluiting
Sluit het meegeleverde pedaal (SP-3) aan op de
cr DAMPER PEDAL aansluiting.
Achterkant
1
1
en
2
■ Veranderen van de functie van het pedaal
aangesloten op de DAMPER PEDAL-aansluiting
U kunt de FUNCTION-parameter 36 (“Pedal Target”)
gebruiken om een van de onderstaande instellingen te
selecteren.
Deze instelling
(getoonde
aanduiding):
SustainNoten die worden gespeeld terwijl het
SostenutoAlleen de noten van de klaviertoetsen
SoftMaakt de noten ietwat zachter en milder
Arpeggio HoldWanneer de arpeggiator (pagina NL-27)
Play/StopVoert dezelfde bediening uit als de
Fill-inSpeelt een invulpatroon wanneer het
•Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)”
(pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTIONparameters.
Doet dit:
pedaal is ingetrapt worden
aangehouden, ook als de klaviertoetsen
daarna worden losgelaten. Orgeltonen
en andere tonen die worden
aangehouden zolang de klaviertoetsen
worden aangeslagen, blijven klinken
zolang het pedaal wordt ingetrapt.
die aangeslagen zijn op het moment
van het intrappen van het pedaal
worden aangehouden totdat het pedaal
wordt losgelaten. Dit geldt ook wanneer
de klaviertoetsen worden losgelaten.
terwijl het pedaal wordt ingetrapt.
is ingeschakeld, wordt het aanhouden
van het arpeggio toegepast zolang het
pedaal is ingetrapt.
8a toets.
pedaal wordt ingetrapt terwijl een
automatische begeleiding wordt
weergegeven.
NL-7
Overzicht en instellingen
Zacht pedaal
Sostenuto pedaal
Demppedaal
PEDAL UNIT-aansluiting
Gebruik de cs PEDAL UNIT aansluiting om een los
verkrijgbare pedaaleenheid (SP-34) aan te sluiten. U kunt de
pedalen dan gebruiken voor expressie die lijkt op die
beschikbaar is op een akoestische piano.
■ SP-34 Pedaalfuncties
● Demppedaal
Door het demppedaal in te trappen tijdens het spelen zullen
de noten die u aanslaat blijven nagalmen. Het SP-34 pedaal
ondersteunt ook half intrappen, dus wanneer het pedaal tot
halverwege wordt ingetrapt, wordt ook maar een gedeeltelijk
dempeffect uitgeoefend.
● Zacht pedaal
Door op dit pedaal te trappen worden de op het toetsenbord
aangeslagen noten onderdrukt na het intrappen van het
pedaal waardoor de noten zachter klinken.
● Sostenuto pedaal
Alleen de noten van de toetsen die aangeslagen zijn op het
moment van het intrappen van dit pedaal worden
aangehouden, totdat het pedaal wordt losgelaten. Dit geldt
ook wanneer de klaviertoetsen worden losgelaten.
EXPRESSION/ASSIGNABLE-aansluiting
Gebruik de dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting
om een los verkrijgbaar expressiepedaal of een CASIO
aanhoudpedaal (meegeleverde SP-3 of los verkrijgbaar
pedaal) aan te sluiten.
Voer een van de onderstaande bedieningen uit afhankelijk
van het pedaal dat wordt aangesloten.
Voor dit type
pedaal:
Schakelaartype
pedaal
Expressiepedaal (1) Gebruik de procedure onder
Voer deze bediening uit:
(1) Gebruik de procedure onder
“Selecteren van het pedaaltype”
(pagina NL-9) om “1. SW” te
selecteren.
(2) Gebruik de procedure onder
“Selecteren van de pedaalfunctie”
(pagina NL-9) om een instelling voor
het schakelaartype pedaal te
selecteren.
“Selecteren van het pedaaltype”
(pagina NL-9) om het polariteittype te
selecteren dat overeenkomt met het
pedaal dat wordt aangesloten.
(2) Gebruik de procedure onder
“Selecteren van de pedaalfunctie”
(pagina NL-9) om een instelling voor
het expressiepedaal te selecteren.
(3) Voer de procedure uit onder
“Kalibreren van het expressiepedaal”
(pagina NL-10).
• Gebruik bij voorkeur een pedaal dat gecontroleerd is op
correcte werking (zie hieronder).
Pedalen gecontroleerd op correcte werking
(polariteittype 2)
Roland EV-5 (Zet het minimumvolume op 0.)
KURZWEIL CC-1
FATAR VP-25, VP-26
■ Selecteren van het pedaaltype
U kunt de FUNCTION-parameter 41 (“Pedal Type”) gebruiken
om een van de onderstaande instellingen te selecteren.
Selecteer deze
instelling
(getoonde
instellingsnaam):
1. SWSchakelaartype pedaal (CASIO
2. Exp.Type1Expressiepedaal met polariteittype 1
3. Exp.Type2Expressiepedaal met polariteittype 2
Voor aansluiten van dit type pedaal:
aanhoudpedaal)
(zie de onderstaande afbeelding)
(zie de onderstaande afbeelding)
■ Selecteren van de pedaalfunctie
U kunt de FUNCTION-parameter 42 (“Pedal Target”)
gebruiken om een van de onderstaande instellingen te
selecteren. Een instellingswaarde van 1 t/m 4 is geschikt voor
een expressiepedaal terwijl een waarde van 5 t/m 10 geschikt
is voor een schakelaartype pedaal (CASIO aanhoudpedaal).
Selecteer deze
instelling
(getoonde
instellingsnaam):
1. ExpressionExpressieregeling (wijzigen MIDI-
2. Master Volume Totale volumeniveauregeling van
3. TempoTemporegeling
4. Layer BalanceBalansregeling voor volumeniveau van
5. Sustain
6. Sostenuto
7. Soft
8. Arpeggio Hold
9. Play/Stop
10. Fill-in
•Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)”
(pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTIONparameters.
Voor toewijzen van deze functie aan
het pedaal:
regeling 11)
Digitale Piano
Upper1 gedeelte en Upper2 gedeelte
Hetzelfde als “Sustain” t/m “Fill-in”
onder “Veranderen van de functie van
het pedaal aangesloten op de DAMPER
PEDAL-aansluiting” (pagina NL-7).
• Het polariteittype van het expressiepedaal hangt af van de
fabrikant. Wanneer een expressiepedaal wordt
aangesloten, selecteert u “2. Exp.Type1” of “3. Exp.Type2”
overeenkomstig het polariteittype van het pedaal.
•Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)”
(pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTIONparameters.
NL-9
Overzicht en instellingen
co PHONES aansluitingen (stereo mini-aansluiting (3,5 mm))
■ Kalibreren van het expressiepedaal
Voer de volgende kalibratieprocedure uit wanneer een
expressiepedaal voor de eerste maal op de
dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting wordt
aangesloten.
1.
Sluit het expressiepedaal op de
dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting
aan.
2.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat
“[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
3.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om
“PEDAL/WHEEL” weer te geven en tip dan
bm ENTER aan.
4.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “EXP/
ASGN PEDAL” weer te geven en tip dan
bm ENTER aan.
5.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “Exp
Calibration” weer te geven en tip dan
bm ENTER aan.
“Sure?” verschijnt. Als u besluit om de bediening te
annuleren, tipt u nu bk – aan.
6.
Tip bl + aan om te beginnen met de afstelling.
7.
Terwijl “Highest” wordt weergegeven, drukt u
de bovenzijde van het pedaal helemaal omlaag
en tipt dan bm ENTER aan.
8.
Terwijl “Lowest” wordt weergegeven, drukt u
de onderzijde van het pedaal helemaal omlaag
en tipt dan bm ENTER aan.
Het bericht “Complete” verschijnt wanneer de bewerking
is voltooid.
9.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
van het display verdwijnt om de FUNCTIONmodus te verlaten.
Gebruik van een hoofdtelefoon
Door een hoofdtelefoon te gebruiken wordt het geluid van de
ingebouwde luidsprekers uitgeschakeld wat betekent dat u
zelfs ’s avonds laat kunt oefenen zonder anderen te storen.
• Zorg ervoor altijd het volumeniveau laag in te stellen
voordat u de hoofdtelefoon aansluit.
• Er wordt geen hoofdtelefoon meegeleverd met de Digitale
Piano.
• Gebruik een los verkrijgbare hoofdtelefoon. Zie pagina
NL-1 voor informatie over de verkrijgbare opties.
• Luister niet voor lange tijd met een hoog volume via de
hoofdtelefoon. Dit kan namelijk resulteren in
gehoorschade.
• Gebruikt u een hoofdtelefoon waarbij een
verloopstekker nodig is, let er dan op dat de
verloopstekker niet ingestoken blijft als u de
aansluiting van de hoofdtelefoon verbreekt. Mocht de
stekker ingestoken blijven, dan zal er geen geluid te
horen zijn via de luidsprekers.
■ Geluid weergeven via de luidsprekers terwijl een
hoofdtelefoon is aangesloten
Wanneer de FUNCTION-parameter 104 (“Speaker Out”) is
ingeschakeld (“On”), wordt er geluid via de luidsprekers
weergegeven, ook als er een hoofdtelefoon op de PHONESaansluiting is aangesloten. Zie “Functie-instellingen maken
(FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
NL-10
Gemeenschappelijke bediening voor alle functies
3 Modusselectietoets
*
2
• Tenzij anders aangegeven, wordt bij alle procedures in deze handleiding verondersteld dat de Digitale Piano in de
begintoestand staat (d.w.z. de toestand meteen na het inschakelen van de stroom). Als u problemen ondervindt bij het
uitvoeren van een procedure, schakelt u de stroom van de Digitale Piano uit en dan weer in, en daarna probeert u de
procedure opnieuw uit te voeren.
• Houd er rekening mee dat wanneer de Digitale Piano tijdens een procedure wordt uitgeschakeld, eventuele niet
opgeslagen gegevens verloren gaan.
Bediening van de tiptoetsen
Bij het inschakelen van de Digitale Piano gaan de tiptoetsen branden.
• De gebruiksstatus van de Digitale Piano bepaalt welke toetsen en opschriften branden. Bijvoorbeeld, bij het inschakelen van de
Digitale Piano wordt automatisch de RHYTHM modus*
gaan branden.
• Wanneer de 3 modusselectietoets tweemaal wordt aangetipt, wordt de SONG modus*
van de toetsen en opschriften als volgt verandert.
1
geactiveerd wat betekent dat de onderstaande toetsen en opschriften
1
ingeschakeld waardoor het oplichten
Alleen de ingeschakelde toetsen en de opschriften die de beschikbare functies aangeven branden of knipperen.
*1 Zie “Modusselectietoets” (pagina NL-12) voor informatie over deze modi.
*2 In de afbeeldingen van deze handleiding wordt een niet brandend opschrift boven en/of onder een toets grijs weergegeven.
Oplichtende opschriften worden zwart weergegeven.
• Om een tiptoets te bedienen, moet u deze stevig met een blote vinger aantippen. De tiptoetsen reageren niet als u deze
aanraakt terwijl u een handschoen draagt.
• Als een tiptoets niet reageert, voert u de onderstaande stappen uit om de gevoeligheid van de tiptoetsen te verhogen.
(1) Schakel de Digitale Piano uit.
(2) Houd de C8 klaviertoets ingedrukt (de toets helemaal rechts) en druk dan op de 1P (aan/uit) toets.
• Blijf de C8 klaviertoets ingedrukt houden totdat het bericht “Welcome” op het display verschijnt. U hoeft de
1P (aan/uit) toets niet ingedrukt te blijven houden.
■ Instellen van de gevoeligheid van de tiptoetsen
Gebruik de FUNCTION-parameter 110 (“Touch Btn Sense”) om de gevoeligheid van de tiptoetsen in te stellen. Zie “Functie-
instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.
NL-11
Gemeenschappelijke bediening voor alle functies
■ Modusselectietoets
Uw Digitale Piano heeft drie modi die hieronder worden beschreven.
RHYTHM modus: Dit is de modus voor de basisbediening. In aanvulling op het normale toetsenbordspel kan deze modus worden
gebruikt voor de meeste andere bedieningsfuncties van de Digitale Piano.
ACCOMP modus: Deze modus is voor het spelen van automatische begeleiding met akkoorden. Zie “Gebruik van automatische
begeleiding” (pagina NL-30).
SONG modus:Gebruik deze modus om melodieën weer te geven. Zie “Luisteren naar melodieën (MIDI-speler)” (pagina
Tip de 3 modusselectietoets enkele malen aan om de drie modi te doorlopen.
Een van de indicators boven of onder de modusselectietoets brandt om de geselecteerde modus aan te geven. De namen van de
andere modi zijn niet zichtbaar.
NL-51).
■ ^ toets
U kunt de bp^ toets gebruiken om de vier verschillende functietypen voor de zes toetsen (bq t/m cl) rechts op het voorpaneel
van de Digitale Piano te doorlopen.
Tip bp^ enkele malen aan om de verschillende functietypen te doorlopen. Een van de indicators rechts naast de bp^ toets
brandt om het geselecteerde functietype aan te geven.
Wanneer deze
functienaam brandt:
TONESelecteren van de tooncategorie (pagina NL-14)
RHYTHMSelecteren van de ritmecategorie (pagina NL-30)
CTRLDSP-selectie (pagina NL-23), veranderen van de transponeerinstelling (pagina NL-19), selecteren
REG.Registratiebediening (pagina NL-40)
Voorbeeld: De toetsen bq t/m cl zijn ingesteld zoals hieronder is aangegeven wanneer “CTRL” is geselecteerd (brandt).
Kunnen de toetsen bq t/m cl worden gebruikt voor deze bediening:
van de knoppenset (pagina NL-26), veranderen van de arpeggiator (pagina NL-27) /automatisch
harmoniseren (pagina NL-37) instelling, veranderen van de splits- en lageninstelling (pagina NL-17)
NL-12
Gemeenschappelijke bediening voor alle functies
[
FUNCT I ON
]
<
SOUND
>
[
FUNCT I ON
]
–
No rmal
+
Touch Response
■ Automatisch doven van de tiptoetslampjes
Om stroom te besparen, kunt u instellen dat alle toetslampjes
worden uitgeschakeld, met uitzondering van het lampje van
de 3 modusselectietoets, wanneer het instrument een
bepaalde tijd niet wordt bediend. Gebruik de FUNCTIONparameter 102 (“Panel Light”) om de tijd (in seconden) in te
stellen waarna de lampjes worden uitgeschakeld wanneer het
instrument niet wordt bediend, of stel in dat de lampjes altijd
moeten blijven branden (standaardinstelling). Zie “Functie-
instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor
informatie over de FUNCTION-parameters.
• Tip de 3 modusselectietoets aan om de tiptoetslampjes
weer in te schakelen.
• Wanneer de Digitale Piano wordt ingeschakeld en alleen op
batterijspanning wordt gebruikt (geen stroomvoorziening
via de netadapter), komt de paneellampjes-instelling
automatisch op 60 seconden te staan om stroom te
besparen. Indien gewenst kunt u de paneellampjesinstelling veranderen.
• Bij het uitschakelen van de Digitale Piano, aansluiten van
de netadapter en opnieuw inschakelen van de stroom
wordt automatisch “Uit” geselecteerd voor de
paneellampjes-instelling (als Automatisch hervatten is
uitgeschakeld).
Gebruik van het FUNCTIONmodusmenu
U kunt het FUNCTION-modusmenu gebruiken om een breed
scala aan instellingen voor de Digitale Piano te maken. Het
onderstaande voorbeeld legt uit hoe de keuze van de items in
het instellingenmenu (de parameters) in deze handleiding
wordt beschreven.
Voorbeeld:
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat
“[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
volgende menu-items achter elkaar te
selecteren: “KEYBOARD” 3 “Touch
Response”.
Hieronder ziet u de feitelijke bediening die in stap 2 wordt
uitgevoerd.
2-1.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om
“KEYBOARD” weer te geven en tip dan
bm ENTER aan.
2-2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om
“Touch Response” weer te geven en tip dan
bm ENTER aan.
Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor details betreffende de configuratie van het
FUNCTION-menu en de bediening.
• U kunt de FUNCTION-modus op elk gewenst moment
verlaten door bp EXIT ingedrukt te houden totdat
“[FUNCTION]” van het display verdwijnt.
Invoeren van tekst
Gebruik de onderstaande procedure wanneer u de naam wilt
veranderen van gegevens die op een USB flash-drive zijn
opgeslagen of om andere tekst in te voeren.
■ Een teken veranderen
1.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
cursor naar de plaats te brengen van het teken
dat u wilt veranderen en tip dan bm ENTER
aan.
De tekenbewerkingsmodus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1)
knop om het nu geselecteerde teken te
veranderen.
3.
Tip bm ENTER aan om de bewerking toe te
passen.
De tekenbewerkingsmodus wordt uitgeschakeld.
NL-13
■ Een teken invoegen
0
A
N
[
i
v
!
1
B
O
]
j
w
#
2
C
P
^
k
x
$
3
D
Q
_
l
y
%
4
E
R
`
m
z
&
5
F
S
a
n
{
'
6
G
T
b
o
}
(
7
H
U
c
p
~
)
8
I
V
d
q
+
9
J
W
e
r
,
;
K
X
f
s
=
L
Y
g
t
.
@
M
Z
h
u
1.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
cursor naar de plaats te brengen waar u het
teken wilt invoegen.
2.
Tip bs Gebied 2 aan.
“A” wordt op de plaats van de cursor ingevoegd en de
tekenbewerkingsmodus wordt ingeschakeld.
• Indien gewenst kunt u de “A” nu veranderen naar een
ander teken. Om dit te doen, voert u de procedure uit
onder “Een teken veranderen” vanaf stap 2.
■ Een teken wissen
1.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
cursor naar de plaats te brengen van het teken
dat u wilt wissen.
2.
Tip br Gebied 1 aan.
■ Opslaan van bewerkte tekst
1.
Tip cl STORE aan.
■ Ondersteunde tekens
Het invoeren van de tekens aangegeven in de onderstaande
tabel wordt ondersteund wanneer het bestand op een USB
flash-drive wordt opgeslagen.
Gebruik van de Digitale
Piano
Luisteren naar
demonstratiemelodieën
Gebruik de onderstaande procedure om de zes ingebouwde
demonstratiemelodieën achter elkaar weer te geven.
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “DEMO”
onder de bn DEMO toets begint te knipperen.
2.
Tip bn DEMO aan.
Het bn DEMO toetslampje en de “DEMO” indicator
gaan uit waarmee wordt aangegeven dat het apparaat in
de paraatstand voor demonstratieweergave staat.
Op het display wordt “1: Demo Song” aangegeven.
• U kunt de bk – en bl + toetsen gebruiken om van de
ene naar de andere melodie te gaan. Dit is ook
mogelijk terwijl de weergave plaatsvindt.
3.
Tip 8a of bm ENTER aan om de
demonstratieweergave te starten.
• Hierna kunt u de demonstratieweergave pauzeren en
weer hervatten door 8a of bm ENTER aan te
tippen.
4.
Tip bp EXIT aan om de paraatstand voor
demonstratieweergave te verlaten.
• Wanneer het bestand op een USB flash-drive wordt
opgeslagen, kunt u tot 231 tekens voor de bestandsnaam
gebruiken.
• Als u deze procedure gebruikt om de bestandsnaam van
een bestand op een FAT32-geformatteerde USB flashdrive te bewerken, zult u enkele van de bovenstaande
tekens niet kunnen invoeren.
NL-14
• Als de automatische stroomonderbreker (pagina NL-6) is
ingeschakeld, zal de stroom automatisch bij het bereiken
van de activeringstijd worden uitgeschakeld wanneer er
geen bediening wordt uitgevoerd, ook als er
demonstratieweergave plaatsvindt.
Selecteren van een toon
Uw Digitale Piano is voorzien van een grote verzameling
tonen. U kunt een toon selecteren en deze op het toetsenbord
spelen.
Selecteren van één enkele toon
■ Tooncategorieën
De tonen van uw Digitale Piano zijn verdeeld in zes
categorieën die toegankelijk zijn via de TONEcategorietoetsen bq t/m cl. Elk van de zes categorieën is
verder onderverdeeld in subcategorieën en bij het aantippen
van de TONE-categorietoets voor een bepaalde categorie
worden de subcategorieën achter elkaar doorlopen.
Zie het afzonderlijke document “Ingebouwde
muziekgegevenslijsten” voor details over de tooncategorieën
en subcategorieën en de namen van de tonen in elke
subcategorie.
Gebruik van de Digitale Piano
[
TONE]PIANO
T : 120
001 :GrPnoConce r t
ToonnaamCategorienaam
Upper1
Upper2
[
TONE]U2STR I NGS
T : 120LY
002 :Mel low Str.1
Indicator voor ingeschakelde lagenfunctie
“
Upper2” indicator
■ Selecteren van een toon
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^TONE” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
De naam van de geselecteerde tooncategorie en de
toonnaam worden op het display getoond.
2.
Gebruik de TONE-categorietoetsen bq t/m cl
om een tooncategorie te selecteren.
• Bij het aantippen van een van de TONEcategorietoetsen wordt er overgeschakeld naar de
toon die geselecteerd was toen de betreffende
tooncategorie de laatste keer werd verlaten.
• Telkens wanneer de TONE-categorietoets van de
geselecteerde tooncategorie wordt aangetipt, wordt er
naar de volgende subcategorie in die categorie
gegaan.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een toon
te selecteren.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om naar de eerste
toon van de huidige categorie te gaan.
■ Gitaartonen
Tot de ingebouwde gitaartonen van deze Digitale Piano
behoren tokkelgeluiden en andere geluidseffecten die worden
toegepast overeenkomstig de toonhoogte (nootnummer)
en/of de intensiteit (aanslagsnelheid) van de noten die worden
gespeeld.
Twee tonen gelaagd laten klinken
Met de lagenfunctie kunt u twee verschillende tonen
gelijktijdig laten klinken. De toon die op een andere toon wordt
gelaagd, is de “toon van het Upper2 gedeelte” en wordt in
deze handleiding de “Upper2 toon” genoemd. De toon waarop
de Upper2 toon wordt gelaagd, is de “toon van het Upper1
gedeelte” en wordt de “Upper1 toon” genoemd.
■ Twee tonen gelaagd weergeven
1.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van
een toon” (pagina NL-15) om de Upper1 toon te
selecteren.
2.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
3.
Tip cl LAYER aan om de lagenfunctie in te
schakelen wat wordt aangegeven door “LY” op
het display.
4.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^TONE” indicator rechts
naast de toets gaat branden. Volg daarna de
aanwijzingen onder “Selecteren van een toon”
(pagina NL-15) om de Upper2 toon te selecteren.
■ Veelzijdige tonen
De ingebouwde tonen van de Digitale Piano omvatten
“veelzijdige tonen” (drie gitaartonen, twee bastonen en twee
kopertonen) die kunnen worden gebruikt voor het creëren van
computermuziek. Veelzijdige tonen wijzen
uitvoeringsgeluiden die kenmerkend zijn voor een bepaald
muziekinstrument (zoals een gitaarglissando, fretgeluid enz.)
toe aan elke klaviertoets (noot) en aanslagsnelheid. Zie “Kaart
met veelzijdige tonen” (pagina NL-75) voor informatie over de
geluiden die worden toegewezen bij elke veelzijdige toon en
aanslagsnelheid.
• U kunt het volume van de Upper1 en Upper2 gedeelten
instellen en andere instellingen voor de gedeelten maken.
Zie “Lagen- en splitsinstellingen maken” (pagina NL-17)
voor details.
NL-15
Gebruik van de Digitale Piano
Lower
Upper1
Upper2
[
TONE]LOTHERS
T : 120SP
059 :Acous .Bass 1
Indicator voor ingeschakelde splitsfunctie
“Lower” indicator
[
CTRL]KNOB
S P . P O I N T : F 3
|
F # 3
01 :Fi l ter
Naam van splitspuntnoot
■ Uitschakelen van de lagenfunctie
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Tip cl LAYER aan zodat de “LY” indicator van
het display verdwijnt.
Splitsen van het toetsenbord tussen twee
tonen
U kunt het lage bereik en het hoge bereik van het toetsenbord
gebruiken om twee verschillende tonen te laten klinken.
Wanneer het toetsenbord in een linker en een rechter bereik
wordt gesplitst, is de toon die aan het lage bereik (linkerzijde)
wordt toegewezen de “toon van het Lower gedeelte” en deze
wordt in deze handleiding de “Lower toon” genoemd. De toon
die aan het hoge bereik (rechterzijde) wordt toegewezen,
wordt de “Upper1 toon” of de “Upper2 toon” (wanneer het
toetsenbord is gelaagd met de Upper2 toon) genoemd.
Bij gebruik van de oorspronkelijke standaardinstellingen is de
laagste noot van het hoge bereik (splitspunt) bij F{3.
■ Splitsen van het toetsenbord tussen twee
verschillende tonen
1.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van
een toon” (pagina NL-15) om de toon van het
hoge bereik (Upper1) te selecteren.
2.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
4.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^TONE” indicator rechts
naast de toets gaat branden. Volg daarna de
aanwijzingen onder “Selecteren van een toon”
(pagina NL-15) om de Lower toon te selecteren.
• Om de splitsfunctie en de lagenfunctie gelijktijdig te
gebruiken, voert u de bovenstaande procedure uit en gaat
dan door met de stappen 2 t/m 4 onder “Twee tonen
gelaagd weergeven” (pagina NL-15).
• U kunt het volume van het Lower gedeelte, het Upper1
gedeelte en het Upper2 gedeelte afzonderlijk instellen en
andere instellingen voor de gedeelten maken. Zie “Lagen-
en splitsinstellingen maken” (pagina NL-17) voor details.
■ Veranderen van het splitspunt
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Houd ck SPLIT ingedrukt en druk dan
tegelijkertijd op de klaviertoets die u wilt
instellen als de laagste noot van het hoge
bereik (rechterzijde) van het toetsenbord. Dit
wordt de splitspuntnoot.
3.
Tip ck SPLIT aan om de splitsfunctie in te
schakelen wat wordt aangegeven door “SP” op
het display.
NL-16
3.
Laat ck SPLIT los.
Het splitspunt is ingesteld en er wordt teruggekeerd naar
het toonscherm.
Gebruik van de Digitale Piano
■ Uitschakelen van de splitsfunctie
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Tip ck SPLIT aan zodat de “SP” indicator van
het display verdwijnt.
Lagen- en splitsinstellingen maken
U kunt de instellingen voor het volumeniveau, de
octaafverschuiving en de stemming afzonderlijk maken voor
de Upper1, Upper2 en Lower gedeelten. U kunt ook instellen
of de bediening van de pedalen en/of de cn PITCH BEND
regelaar de gedeelten wel of niet moet beïnvloeden.
■ Veranderen van de instellingen voor het
volumeniveau, de octaafverschuiving en de
stemming van elk gedeelte
Gebruik de FUNCTION-parameters 14 (PART VOLUME),
18 (PART OCT SHIFT) en 22 (PART FINE TUNE) om de
instellingen te maken. Zie “Functie-instellingen maken
(FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
Parameternaam
(getoonde
aanduiding)
PART VOLUME
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
PART OCT SHIFT
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
PART FINE TUNE
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
Gebruik deze
instelling
(getoonde
aanduiding):
0 - 127Instellen van het
–2 - +2Instellen van de
–99 - +99Instellen van de
Om dit te doen:
volumeniveau voor
elk gedeelte.
hoeveelheid
octaafverschuiving
voor elk gedeelte.
toonhoogte, in
stappen van 1
honderdste, voor elk
gedeelte.
■ In- of uitschakelen van de bediening van de
pedalen en de toonhoogteregelaar voor elk
gedeelte
Gebruik de FUNCTION-parameters 35 (DAMPER PEDAL),
40 (EXP/ASGN PEDAL), 47 (PEDAL UNIT) en 51 (WHEEL)
om de instellingen te maken. Zie “Functie-instellingen maken
(FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
Parameternaam
(getoonde
aanduiding)
PEDAL UNIT
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
DAMPER PEDAL
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
EXP/ASGN PEDAL
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
WHEEL
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
*1 De On/Off instelling die hier wordt geselecteerd, wordt
alleen toegepast wanneer de “Sustain”, “Sostenuto” of
“Soft” instelling in de tabel onder “Veranderen van de
functie van het pedaal aangesloten op de DAMPER
PEDAL-aansluiting” (pagina NL-7) is geselecteerd. In alle
andere gevallen wordt het effect (of de functie) die aan het
pedaal is toegewezen altijd toegepast, ongeacht wat hier
is geselecteerd.
*2 De On/Off instelling die hier wordt geselecteerd, wordt
alleen toegepast wanneer de “Expression”, “Sustain”,
“Sostenuto” of “Soft” instelling in de tabel onder
“Selecteren van het pedaaltype” (pagina NL-9) is
geselecteerd. In alle andere gevallen wordt het effect (of
de functie) die aan het pedaal is toegewezen altijd
toegepast, ongeacht wat hier is geselecteerd.
Gebruik deze
instelling
(getoonde
aanduiding):
On, OffInstellen of de
On, OffInstellen of de
On, OffInstellen of de
On, OffInstellen of de
Om dit te doen:
bediening van de drie
pedalen aangesloten
op de cs PEDAL UNIT aansluiting wel
of niet op elk gedeelte
moet worden
toegepast.
bediening van het
pedaal aangesloten
op de cr DAMPER PEDAL aansluiting
wel of niet op elk
gedeelte moet worden
toegepast.*
bediening van het
pedaal aangesloten
op de
dl EXPRESSION/
ASSIGNABLE
aansluiting wel of niet
op elk gedeelte moet
worden toegepast.*
bediening van de
cn PITCH BEND
regelaar wel of niet op
elk gedeelte moet
worden toegepast.
1
2
NL-17
Gebruik van de Digitale Piano
[
FUNCT I ON
]
–
127
+
Keyboa rdVo l ume
Instellen van het totale volumeniveau van de
toetsenbordspelgedeelten
De volgende typen geluiden worden door uw Digitale Piano
weergegeven: toetsenbordspel*, automatische
begeleidingen, melodieweergave en geluiden ontvangen
vanaf een externe bron. Elk van deze geluiden kan
afzonderlijk worden geregeld en afgesteld.
* Het toetsenbordspel bevat alle gedeelten: Upper1, Upper2
en Lower.
■ Instellen van het volume van het toetsenbord
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat
“[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
volgende menu-items achter elkaar te
selecteren: “KEYBOARD” 3
“KeyboardVolume”.
Veranderen van het
aanslagvolume naar de
aanslagdruk (Aanslagvolume)
Het aanslagvolume verandert het toonvolume
overeenkomstig de aanslagdruk (snelheid). Dit geeft u
hetzelfde uitdrukkingsvermogen als bij een akoestische piano.
Sneller aanslaan geeft
luidere noten.
Langzamer aanslaan
geeft zachtere noten.
Probeer niet al te veel
druk uit te oefenen.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1)
knop om de instelling te veranderen.
• U kunt het volume instellen binnen het bereik van 0 t/m
127.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
4.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
van het display verdwijnt om de FUNCTIONmodus te verlaten.
• Gebruik de onderstaande FUNCTION-parameters om
andere volumeniveaus dan het toetsenbordvolumeniveau
in te stellen.
– Volume van automatische begeleiding:
“Accomp Volume” (74)
– Volume van MIDI-melodie: “MIDI Volume” (84)
– Volume van audiomelodie: “Audio Volume” (85)
– Volume van extern ingangssignaal*:
“Audio In Volume” (98)
Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.
* Audio-ingangssignaal van een Bluetooth-aangesloten
smartapparaat of een audioapparaat aangesloten op de
ct AUDIO IN aansluiting van de Digitale Piano.
NL-18
Gebruik van de Digitale Piano
[
FUNCT I ON
]
–
No rmal
+
Touch Response
[
CTRL]TRANSPOSE
T : 120
00
■ Veranderen van de aanslagvolumegevoeligheid
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat
“[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
volgende menu-items achter elkaar te
selecteren: “KEYBOARD” 3 “Touch
Response”.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1)
knop om de instelling te veranderen.
Deze instelling
(getoonde
aanduiding):
Uitgeschakeld
Licht(Light2)
Normaal(Normal)De gevoeligheid is normaal.
Zwaar(Heavy2)
4.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
van het display verdwijnt om de FUNCTION-
modus te verlaten.
(Off)Aanslagvolume is uitgeschakeld.
(Light1)
(Heavy1)
Doet dit:
Het geluidsvolume ligt vast
ongeacht de snelheid van het
aanslaan van de klaviertoetsen.
Het is gemakkelijker om een luider
geluid te produceren, dus de
aanslag voelt lichter dan bij
“Normaal”.
Het is moeilijker om een luider
geluid te produceren, dus de
aanslag voelt zwaarder dan bij
“Normaal”.
Veranderen van de toonhoogte
Veranderen van de toonhoogte in stappen
van een halve toon (Transponeren)
De transponeerfunctie laat u de algehele toonhoogte van de
Digitale Piano verhogen of verlagen in stappen van een halve
toon. U kunt deze functie gebruiken om de toon van het
toetsenbord te verhogen of verlagen en een stuk te spelen in
een toonaard die voor u meer geschikt is of om de toonaard
aan te passen aan de zanger enz.
■ Veranderen van de transponeerinstelling
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Tip br TRANSPOSE aan.
De waarde van de geselecteerde transponeerinstelling
wordt op het display getoond.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om de
instelling te veranderen.
• U kunt de toonhoogte van het toetsenbord veranderen
binnen het bereik van –12 t/m +12 halve tonen.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
NL-19
Gebruik van de Digitale Piano
[
FUNCT I ON
]
–
0
+
<
U
pp
e r 1 P a r t
>
Fijnstemmen van een toonhoogte
(Stemming)
Gebruik de stemmingsfunctie wanneer u de toonhoogte ietwat
wilt veranderen voor samenspel met een ander
muziekinstrument.
• De stemmingsfunctie specificeert de frequentie van de A4
noot. U kunt de frequentie instellen in het bereik van
415,5 Hz t/m 465,9 Hz. De oorspronkelijke
standaardinstelling is 440,0 Hz.
• U kunt de frequentie veranderen in stappen van 0,1 Hz.
■ Veranderen van de stemmingsinstelling
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat
“[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
volgende menu-items achter elkaar te
selecteren: “SYSTEM” 3 “Master Tuning”.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1)
knop om de instelling te veranderen.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
4.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
van het display verdwijnt om de FUNCTIONmodus te verlaten.
Veranderen van de toonhoogte in eenheden
van een octaaf (Octaafverschuiving)
Gebruik de onderstaande procedure om de toonhoogte in
eenheden van een octaaf te verhogen of verlagen. In de hier
gegeven uitleg veronderstellen we dat de lagen- en
splitsfunctie niet worden gebruikt en dat de octaafverschuiving
voor de toetsenbordtoon (Upper1 gedeelte) geldt.
• Wanneer de lagen- en/of splitsfunctie wordt gebruikt, kunt u
afzonderlijke octaafverschuivingsinstellingen voor elk
gedeelte (Upper1, Upper2, Lower) maken. Zie “Lagen- en
splitsinstellingen maken” (pagina NL-17) voor details
betreffende de instellingen voor elk gedeelte.
■ Octaafverschuiving voor het Upper1 gedeelte
1.
Schakel de lagen- en splitsfunctie uit als deze
ingeschakeld zijn.
•Zie “Uitschakelen van de lagenfunctie” (pagina NL-16)
en “Uitschakelen van de splitsfunctie” (pagina NL-17).
2.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat
“[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
3.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
volgende menu-items achter elkaar te
selecteren: “KEYBOARD” 3 “PART OCT
SHIFT” 3 “Upper1 Part”.
Het instelscherm voor de octaafverschuiving van het
Upper1 gedeelte verschijnt op het display.
NL-20
4.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1)
knop om de instelling te veranderen.
• U kunt de octaaf verschuiven binnen het bereik van –2
t/m +2.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
5.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
van het display verdwijnt om de FUNCTIONmodus te verlaten.
Gebruik van de Digitale Piano
Zaalsimulator/
Nagalm
ingeschakeld
Surround
uitgeschakeld
Zaalsimulator/
Nagalm
ingeschakeld
Surround
ingeschakeld
Zaalsimulator/
Nagalm
uitgeschakeld
Surround
uitgeschakeld
[
SOUNDMODE
]
<
H a ll / R e v . T
yp
e
>
Gebruik van de
geluidsmoduseffecten
(Zaalsimulator/Nagalm en
Surround)
U kunt bn SOUND MODE gebruiken om de hieronder
beschreven effecten in en uit te schakelen.
● Zaalsimulator/Nagalm
Zaalsimulator en nagalm zijn beide effecten die de
nagalmklank van het geluid veranderen.
Zaalsimulator Met het zaalsimulatoreffect worden de
ragfijne zuiverheid, optimale helderheid en
andere onderscheidende akoestische
eigenschappen van wereldberoemde
concertzalen en andere bouwwerken
nagebootst.
NagalmNagalm bootst een luisterruimte na, zoals
een kamer of zaal.
De diepte van het zaalsimulator/nagalmeffect toegepast op de
geluidsbron van de Digitale Piano en de diepte toegepast op
het geluid van een externe bron* kan afzonderlijk worden
ingesteld.
● Surround
Het surroundeffect creëert een akoestiek die ervoor zorgt dat
het lijkt alsof het geluid van de luidsprekers vanuit meerdere
richtingen komt (virtuele surround). Dit effect is sterk wanneer
het geluid van een externe bron* via de luidsprekers van de
Digitale Piano wordt weergegeven.
* Audio-ingangssignaal van een Bluetooth-aangesloten
smartapparaat of een audioapparaat aangesloten op de
ct AUDIO IN aansluiting van de Digitale Piano.
• De standaardinstelling bij het inschakelen van de stroom is
Zaalsimulator/Nagalm ingeschakeld en Surround
uitgeschakeld.
• Het surroundeffect wordt niet toegepast op het
uitgangssignaal van de co PHONES aansluitingen of de
dk LINE OUT R, L/MONO aansluitingen van de Digitale
Piano.
■ In- en uitschakelen van de zaalsimulator/nagalmen surroundeffecten
1.
Tip bn SOUND MODE aan.
• Bij meermalen aantippen worden de instellingen
doorlopen en de huidige instelling wordt aangegeven
door de LED-lampjes zoals hieronder is aangegeven.
■ Selecteren van het zaalsimulator/nagalmtype
1.
Houd bn SOUND MODE ingedrukt totdat
“[SOUND MODE]” op het display verschijnt en
laat de toets dan los.
2.
Nadat u gecontroleerd heeft dat “Hall/Rev.
Type” wordt aangegeven, tipt u bm ENTER
aan.
De naam van het geselecteerde zaalsimulator/
nagalmtype wordt op het display getoond.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om het
gewenste zaalsimulator/nagalmtype te
selecteren.
● Zaalsimulator
Type (getoonde
aanduiding)
1. N.Y.ClubManhattan muziekclub
2. Opera HallUniek gevormde Sydney concertzaal
3. Berlin HallKlassieke concertzaal van het Berlijnse
4. BritishStadiumGroot buitenstadion in de Londense
Beschrijving
arenatype
voorsteden
NL-21
Gebruik van de Digitale Piano
● Nagalm
Type (getoonde
aanduiding)
5. Room 1
6. Room 2
7. Room 3
8. Large Room
9. Hall 1
11. Hall 3
12. StadiumBootst de nagalm in een stadion na.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling (Hall 3).
4.
Nadat de gewenste instelling is gemaakt, tipt u
bp EXIT enkele malen aan totdat “[SOUND
MODE]” van het display verdwijnt.
■ Instellen van de diepte van het zaalsimulator/
nagalmeffect
1.
Houd bn SOUND MODE ingedrukt totdat
“[SOUND MODE]” op het display verschijnt en
laat de toets dan los.
Beschrijving
Bootst de nagalm in een kamer na.
Bootst de nagalm in een kleine zaal na.10. Hall 2
■ Selecteren van het surroundtype
1.
Houd bn SOUND MODE ingedrukt totdat
“[SOUND MODE]” op het display verschijnt en
laat de toets dan los.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om
“Surround Type” weer te geven en tip dan
bm ENTER aan.
De naam van het geselecteerde surroundtype wordt op
het display getoond.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om het
gewenste surroundtype (type 1 of type 2) te
selecteren.
4.
Nadat de gewenste instelling is gemaakt, tipt u
bp EXIT enkele malen aan totdat “[SOUND
MODE]” van het display verdwijnt.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om een van
de onderstaande instelitems weer te geven en
tip dan bm ENTER aan.
Met dit menuitem (getoonde
aanduiding):
Hall/Rev. DepthInstellen van de diepte van de
AudioInHallDepthInstellen van de diepte van de
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om de
instelling te veranderen.
• U kunt een waarde instellen tussen 0 en 127. Hoe
groter de waarde, des te groter de diepte van het
effect.
4.
Tip bp EXIT aan wanneer u de gewenste
instelling heeft gemaakt.
5.
Herhaal de stappen 2 t/m 4 naar vereist.
Kunt u dit doen:
zaalsimulator- en nagalmeffecten
toegepast op de geluidsbron van de
Digitale Piano.
zaalsimulator- en nagalmeffecten
toegepast op het externe audioingangssignaal (Bluetoothingangssignaal of ingangssignaal van
ct AUDIO IN aansluiting).
6.
Tip bp EXIT aan nadat de gewenste
instellingen zijn gemaakt.
NL-22
Gebruik van de Digitale Piano
[
CTRL]DSP
T : 120
000 : Tone
Mono 1EQ
CompressorAmp Cab
EnhancerToneCtrl
Gebruik van een DSP
Een DSP (digitale signaalverwerker) is een type effect dat
zich tussen de geluidsbron en de uitgang bevindt. Hieronder
vallen de equalizer, tremolo, limiter, wah enz. In aanvulling op
de standaard-DSP’s*
biedt deze Digitale Piano ook een selectie van 100
voorkeuze-DSP’s*
de instellingen van de DSP-parameters ook veranderen.
*1 DSP’s die vooraf aan de tonen zijn toegewezen op basis
van geschiktheid. Sommige tonen hebben geen standaard
toegewezen DSP.
*2 DSP’s in aanvulling op de standaard-DSP’s die aan elke
toon kunnen worden toegewezen.
■ Selecteren van een DSP
1.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van
een toon” (pagina NL-15) om een toon te
selecteren.
2.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
1
toegewezen aan elk van de tonen
2
waaruit u een keuze kunt maken. U kunt
■ Veranderen van de DSP-instellingen
De onderstaande stappen beschrijven de algemene
procedure voor het veranderen van de DSP-instellingen.
(1) Selecteer de standaard-DSP of voorkeuze-DSP waarvan u
de instellingen wilt veranderen.
(2) Selecteer een van de DSP-modules in de DSP die u heeft
geselecteerd.
(3) Verander de instellingen van de parameters in de DSP-
module die u heeft geselecteerd.
● Voorbeeld: Eén DSP-module: Voorkeuze-DSP nr. 1
“Mono 1BandEQ”
GeluidsbronUitgang
● Voorbeeld: Vier DSP-modules: Voorkeuze-DSP nr. 27
“Re-Amp 1”
Geluidsbron
Uitgang
3.
Tip bq DSP aan.
De naam van de DSP toegewezen aan de toon die u in
stap 1 van deze procedure heeft geselecteerd (Upper1
toon) wordt getoond.
• Als de huidige DSP de standaard DSP is, wordt het
woord “Tone” op het display getoond.
4.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een DSP
te selecteren.
•Zie “Lijst met voorkeuze-DSP’s” (pagina NL-77) voor
de namen van alle voorkeuze-DSP’s die geselecteerd
kunnen worden en de inhoud ervan (DSP-modules).
Zie “Veranderen van de DSP-instellingen” (pagina
NL-23) voor informatie over de DSP-modules.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de standaard-DSP.
• Zelfs als de lagen- en/of splitsfunctie is ingeschakeld, zal
de display-aanduiding die in de bovenstaande stap 3
verschijnt de naam tonen van de DSP die aan de Upper1
toon is toegewezen.
Als de DSP waarvan u de instellingen wilt veranderen uit vier
modules bestaat en u wilt de instellingen van alle modules
veranderen, herhaalt u de stappen (2) en (3) viermaal, dus
eenmaal voor elke module. Zie “Aanwijzingen voor
veranderen van de DSP-instellingen” (pagina NL-24) voor
details betreffende de volledige procedure.
• Merk op dat eventuele veranderingen die u in de DSPinstellingen aanbrengt, worden gewist wanneer de
Digitale Piano wordt uitgeschakeld. Als u de
veranderingen in de DSP wilt bewaren, gebruikt u de
registratiefunctie (pagina NL-40) om de basisinstelling
van het instrument op te slaan zodat u deze later weer
kunt oproepen.
NL-23
Gebruik van de Digitale Piano
[
DSP SE TT I NG
]
<
DSP On / O f f
>
[
DSP SE TT I NG
]
<
W
etLeve l
>
[
DSP SE TT I NG
]
–
040
+
W
et Level
■ Aanwijzingen voor veranderen van de DSPinstellingen
1.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van
een DSP” (pagina NL-23) om de DSP te
selecteren waarvan u de instellingen wilt
veranderen.
2.
Houd bq DSP ingedrukt totdat “[DSP
SETTING]” op het display verschijnt.
De DSP-instelmodus wordt ingeschakeld en “DSP On/
Off” verschijnt.
• “DSP On/Off” bepaalt of een DSP wel of niet op een
toon wordt toegepast. Nadat u gecontroleerd heeft dat
“On” voor deze instelling is geselecteerd, gaat u door
naar stap 3. “DSP On/Off” staat altijd op “On” als u een
voorkeuze-DSP in stap 1 van deze procedure heeft
geselecteerd.
• Als u een standaard-DSP (aangegeven door “Tone” op
het display) heeft geselecteerd, is de
standaardinstelling “Off” wat betekent dat de DSP niet
wordt toegepast. Als de instelling “Off” is, tipt u
bp EXIT aan om terug te keren naar stap 1 en
selecteert dan een andere toon en/of DSP. Of u volgt
de onderstaande stappen om de “DSP On/Off”
instelling te veranderen naar “On”. Wanneer hier “On”
wordt geselecteerd, wordt de voorkeuze-DSP 1 de
bestemming van eventuele veranderingen in de
instellingen die u maakt.
(1) Nadat u gecontroleerd heeft dat “DSP On/Off” wordt
aangegeven, tipt u bm ENTER aan.
(2) Gebruik de bk – en bl + toetsen om de instelling te
veranderen naar “On”.
(3) Tip bp EXIT aan.
4.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
parameter weer te geven waarvan u de
instelling wilt veranderen en tip dan bm ENTER
aan.
De parameterbewerkingsmodus wordt ingeschakeld.
5.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om de
instelling van de parameter te veranderen.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de standaardinstelling van de parameter.
6.
Tip bp EXIT aan wanneer de instelling de
gewenste waarde heeft.
7.
Herhaal de stappen 4 t/m 6 naar vereist. Tip
bp EXIT aan wanneer alle instellingen naar
wens zijn.
Er wordt teruggekeerd naar de display-aanduiding van
de DSP-module in stap 3 van deze procedure.
8.
Herhaal de stappen 3 t/m 7 naar vereist.
9.
Tip bp EXIT aan om de DSP-instelmodus te
verlaten.
3.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om een
DSP-module te selecteren en tip dan
bm ENTER aan.
Een van de parameters van de DSP-module die u heeft
geselecteerd verschijnt.
NL-24
Gebruik van de Digitale Piano
Gebruik van zweving
Zweving is een functie die diepte en breedte toevoegt aan de
noten.
Gebruik de FUNCTION-parameter 9 (“Chorus Type”) om een
van de onderstaande zwevingsinstellingen te selecteren.
Bij instellen
van deze
waarde:
ToneTone*
1Chorus 1
2Chorus 2
3Chorus 3
4Chorus 4
5FB Chorus
6Deep Chorus
7Flanger 1
8Flanger 2
9Flanger 3
10Flanger 4
11Short Delay 1
12Short Delay 2
* Specificeert de begininstelling van elke toon.
Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.
Wordt dit zwevingstype geselecteerd
(getoonde aanduiding):
Gebruik van helderheid
De helderheidsfunctie kan worden gebruikt om het geluid
helderder of milder te maken.
Gebruik de FUNCTION-parameter 10 (“Brilliance”) om de
helderheid in te stellen binnen het bereik van –3 t/m +3. Bij
een waarde van +1 of hoger klinken de noten helderder en bij
een waarde van –1 of lager klinken de noten milder. Zie
“Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.
Aanpassen van de
geluidskarakteristieken van de
akoestische piano
(Akoestieksimulator)
De tonen van uw Digitale Piano hebben ingebouwde
elementen die ze de nagalmkarakteristieken van een
akoestische piano geven. Gebruik de onderstaande
procedure om de karakteristieken van de noten af te stellen.
■ Aanpassen van de geluidskarakteristieken van
de akoestische piano
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat
“[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
volgende menu-items achter elkaar te
selecteren: “SOUND” 3 “ACOUSTIC SIMU.”.
3.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om het
instelitem weer te geven dat u wilt veranderen
en tip dan bm ENTER aan.
•Zie “Lijst van instelitems voor het geluid van de
akoestische piano” (pagina NL-26) voor meer
informatie over de instelitems en de bijbehorende
instellingen.
4.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om de
instelling te veranderen.
5.
Tip bp EXIT aan.
6.
Herhaal de stappen 3 t/m 5 voor elk van de
items waarvan u de instelling wilt veranderen.
7.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
van het display verdwijnt om de FUNCTIONmodus te verlaten.
NL-25
Gebruik van de Digitale Piano
[
CTRL]KNOB
T : 120
01 :Fi l ter
■ Lijst van instelitems voor het geluid van de
akoestische piano
Instelitem
(getoonde aanduiding)
Snaarresonantie
(String Reso.)
Bij het spelen op een
akoestische piano zullen de
snaren die harmonischen zijn
van de gespeelde snaren
resoneren. U kunt een van de
instellingen voor de
snaarresonantie selecteren in
de kolom rechts hiernaast.
Dempresonantie
(Damper Reso.)
Wanneer het demppedaal op
een akoestische piano wordt
ingedrukt, worden alle 88 van de
snaren geopend, waardoor alle
snaren die harmonischen zijn
van de snaren die worden
gespeeld resoneren. U kunt een
van de instellingen voor de
dempresonantie selecteren in
de kolom rechts hiernaast.
Dempruis
(Damper Noise)
De dempruis is een
metaalachtig klinkend geluid dat
ontstaat wanneer de demper
van een akoestische piano zich
scheidt van het dradenpedaal
wanneer het demppedaal wordt
ingetrapt. U kunt de instellingen
in de kolom rechts hiernaast
gebruiken om het volume van
de dempruis in te stellen.
Toets-aan bedieningsruis
(Key On Noise)
Wanneer de toetsen van een
akoestische piano zeer licht
worden aangeslagen, worden er
bedieningsgeluiden (ruis) van
het pianomechanisme
geproduceerd zonder dat de
hamers de snaren bereiken. U
kunt de instellingen in de kolom
rechts hiernaast gebruiken om
het volume van de ruis in te
stellen.
Beschikbare
instellingen
Tone: Specificeert de
begininstelling
van elke toon.
Off:Schakelt de
snaarresonantie
uit.
1-4:Hoe groter de
instelwaarde, des
te sterker de
snaarresonantie.
Tone: Specificeert de
begininstelling
van elke toon.
Off:Schakelt de
dempresonantie
uit.
1-4:Hoe groter de
instelwaarde, des
te sterker de
dempresonantie.
Tone: Specificeert de
begininstelling
van elke toon.
Off:Schakelt de
dempruis uit.
1-4:Hoe groter de
instelwaarde, des
te groter het
volume van de
ruis.
Tone: Specificeert de
begininstelling
van elke toon.
Off:Schakelt de toets-
aan bedieningsruis uit.
1-4:Hoe groter de
instelwaarde, des
te groter het
volume van de
ruis.
Instelitem
(getoonde aanduiding)
Toets-uit bedieningsruis
(Key Off Noise)
Bij het loslaten van de
klaviertoetsen van een
akoestische piano worden er
bedieningsgeluiden (ruis) van
het pianomechanisme
gegenereerd. U kunt de
instellingen in de kolom rechts
hiernaast gebruiken om het
volume van de ruis in te stellen.
Beschikbare
instellingen
Tone: Specificeert de
begininstelling
van elke toon.
Off:Schakelt de toets-
uit bedieningsruis
uit.
1-4:Hoe groter de
instelwaarde, des
te groter het
volume van de
ruis.
Gebruik van de knoppen
De Digitale Piano heeft twee knoppen die u kunt
gebruiken om de toon-, effect- en andere
parameterinstellingen direct, dus in real-time, te
veranderen.
■ Selecteren van de functies
(knoppensets) die aan de knoppen
worden toegewezen
• Ongeacht de stand van de cm (K1) en (K2)
knoppen zullen de parameterinstellingen
ongewijzigd blijven meteen nadat u naar een
andere knoppenset heeft overgeschakeld. De
instellingen veranderen niet totdat u een
knopbediening heeft uitgevoerd na het
veranderen van de knoppenset.
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Tip bs KNOB aan.
De naam van de geselecteerde knoppenset wordt op het
display getoond.
NL-26
•Zie “Lijst met knoppensets” (pagina NL-76) voor
informatie over de parameters die aan de cm (K1) en
(K2) knoppen worden toegewezen door elke
knoppenset.
3.
[
CTRL]KNOB
T : 120AR
01 :Fi l ter
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een
knoppenset te selecteren.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
■ Initialiseren van alle parameterinstellingen die
met de knoppen kunnen worden gemaakt
• Bij het uitvoeren van de onderstaande procedure keren alle
parameterinstellingen in de “Lijst met knoppensets” (pagina
NL-76) terug naar de oorspronkelijke standaardinstellingen
van de Digitale Piano.
Gebruik van de Digitale Piano
Gebruik van de arpeggiator
Met de arpeggiator kunt u automatisch verschillende
arpeggio’s en andere frasen spelen door gewoonweg
klaviertoetsen aan te slaan op het toetsenbord. U kunt uit een
aantal verschillende arpeggio-opties kiezen, inclusief het
spelen van arpeggio’s van een akkoord, het automatisch
spelen van verschillende frasen en nog enkele andere
mogelijkheden.
• De arpeggiator en automatisch harmoniseren worden door
dezelfde toets geregeld (pagina NL-37). Dit betekent dat
automatisch harmoniseren niet kan worden gebruikt
wanneer de arpeggiator in gebruik is.
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Houd de bs KNOB toets ingedrukt totdat
“Sure?” op het display verschijnt.
3.
Tip bl + aan om de initialisatie uit te voeren.
Tip bk – aan als u besluit om de initialisatie
niet uit te voeren.
Gebruik van de
toonhoogteregelaar
U kunt de toonhoogte van de noten met de
toonhoogteregelaar geleidelijk omhoog en omlaag
verschuiven. Deze functie maakt het mogelijk om
het smorende effect van een saxofoon of een
elektrische gitaar te reproduceren.
1.
Draai de cn PITCH BEND
toonhoogteregelaar aan de linkerkant
van het toetsenbord omhoog of
omlaag terwijl u een noot op het
toetsenbord aan het spelen bent.
De mate van toonbuiging hangt af van hoe
ver u de toonhoogteregelaar draait.
• Raak de regelaar niet aan op het moment
dat u het instrument inschakelt.
■ Inschakelen van de arpeggiator
• Als “AH” verschijnt in plaats van “AR” wanneer u de
bt ARPEG. toets aantipt in stap 2 van de
onderstaande procedure, moet u de functie wijzigen
die aan de bt ARPEG. toets is toegewezen. Selecteer
“Arpeggiator” voor de FUNCTION-parameter 78 (“Type
Select”). Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-
modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Tip bt ARPEG. aan om de arpeggiator in te
schakelen. Op het display verschijnt “AR”.
• Gebruik de FUNCTION-parameter 52 (“P Bend Range”) om
de hoeveelheid toonhoogteverandering te specificeren bij
maximale rotatie in één van beide richtingen. Zie “Functie-
instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina NL-53)
voor informatie over de FUNCTION-parameters.
• Bij het spelen van een akkoord of enkelvoudige noten
op het toetsenbord wordt de geselecteerde arpeggio
weergegeven.
NL-27
Gebruik van de Digitale Piano
[
CTRL]ARPEG.
T : 120AR
001 :Screw U
p
C3C4C5C6C3C4C5
C6
Splitspunt
Linker toetsenbordRechter toetsenbord
(midden C)(midden C)
Linker demppedaal
Linker en rechter
demppedaal
Rechter demppedaal
(Ondersteuning voor
halverwege intrappen)
3.
Tip bt ARPEG. aan om de arpeggiator uit te
schakelen. “AR” verdwijnt van het display.
• Bij het inschakelen van de FUNCTION-parameter
79 (“Arpeggio Hold”) blijft het arpeggiopatroon spelen ook
nadat u de klaviertoetsen van het akkoord heeft losgelaten.
• U kunt de FUNCTION-parameter 80 (“Arpeggio Part”)
gebruiken om in te stellen of de arpeggiator voor zowel het
Upper1 gedeelte als het Upper2 gedeelte klinkt wanneer de
twee-tonen lagenfunctie van het toetsenbord is
ingeschakeld (pagina NL-15), of dat deze alleen voor het
Upper1 gedeelte klinkt.
•Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)”
(pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTIONparameters.
■ Selecteren van een arpeggiatortype
1.
Voer de stappen 1 en 2 uit van de procedure
onder “Inschakelen van de arpeggiator”
(pagina NL-27) om de arpeggiator in te
schakelen.
2.
Houd de bt ARPEG. toets ingedrukt totdat
“ARPEG.” op het display verschijnt.
Het geselecteerde arpeggiatortype verschijnt op regel
twee van het display.
Splitsen van het toetsenbord voor
duet-spel
U kunt het toetsenbord in het midden splitsen voor duet-spel
zodat de linker- en de rechterkant hetzelfde bereik hebben.
De duetmodus is de perfecte manier om les te geven waarbij
de leraar aan de linkerkant zit en de leerling dezelfde melodie
speelt op het rechter toetsenbord.
• U kunt de bereiken van het linker en het rechter
toetsenbord veranderen van hun oorspronkelijke
standaardinstellingen in eenheden van een octaaf. Dit is
bijvoorbeeld handig als het oorspronkelijke bereik niet
voldoende is wanneer een persoon het gedeelte voor de
linkerhand en de andere persoon het gedeelte voor de
rechterhand aan het spelen is. Zie “Veranderen van de
octaven van de duet-toetsenborden” (pagina NL-29) voor
informatie over het maken van de instellingen.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een
arpeggiatortype te selecteren.
• Als het arpeggiatortype wordt getoond en dan de
bt ARPEG. toets ingedrukt wordt gehouden totdat de
toonnaam-aanduiding verschijnt, wordt de toon
geselecteerd die wordt aanbevolen voor het getoonde
arpeggiatortype.
• Zie het afzonderlijke document “Ingebouwde
muziekgegevenslijsten” voor details over de
arpeggiatortypen.
■ Pedaalfuncties tijdens het spelen van een duet
• Als u de los verkrijgbare SP-34 pedaaleenheid gebruikt, is
het linker buitenste pedaal het demppedaal voor het linker
toetsenbord en het rechter buitenste pedaal is het
demppedaal voor het rechter toetsenbord. Alleen het
demppedaal voor het rechter toetsenbord ondersteunt
halverwege intrappen.
• Om het meegeleverde SP-3 pedaal als een demppedaal
voor zowel het linker toetsenbord als het rechter
toetsenbord te gebruiken, moet u dit aansluiten op de
cr DAMPER PEDAL aansluiting. In de duetmodus werkt
dit pedaal als een demppedaal, ongeacht het effecttype dat
eraan is toegewezen met de procedure onder “Veranderen
van de functie van het pedaal aangesloten op de DAMPER
PEDAL-aansluiting” (pagina NL-7). Halverwege intrappen
van het pedaal wordt in dit geval niet ondersteund.
• Als u het bijgeleverde SP-3 pedaal aansluit op de
dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting, kan dit
worden gebruikt als een zacht pedaal voor zowel het linker
als het rechter toetsenbord.
NL-28
Loading...
+ 65 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.