Casio PX-S3000 User manual

PX
-
S3000
• Wanneer de Digitale Piano alleen op batterijspanning wordt gebruikt, kunnen de noten vervormd klinken bij het spelen of weergeven van een melodie op maximaal volume. Dit komt door het verschil in vermogen bij stroomvoorziening via de netadapter of de batterijen en wijst niet op een storing in de Digitale Piano. Als er vervorming optreedt, schakel dan over op gebruik van de netadapter of verlaag het volumeniveau.

Omslag

GEBRUIKSAANWIJZING
Voorbereidingen
Klaarmaken van de voeding In- en uitschakelen van de stroom Gebruik van een pedaal Gebruik van een hoofdtelefoon
Selecteren van een toon en spelen op het toetsenbord
Selecteren van één enkele toon Twee tonen gelaagd laten klinken Splitsen van het toetsenbord
tussen twee tonen
Veranderen van de toonhoogte
Registreren van een basisinstelling
Registreren en oproepen van een
basisinstelling (Registratie)
Aansluiten van een smartapparaat
NL
Fijnstemmen van een toonhoogte
(Stemming)
Gebruik van effecten
Gebruik van de
geluidsmoduseffecten
(Zaalsimulator/Nagalm en
Surround)
Opnemen van uitvoeringen terwijl deze plaatsvinden
Gebruik van de MIDI-recorder voor
het opnemen van uitvoeringen
Veranderen van de toonhoogte in
eenheden van een octaaf
(Octaafverschuiving)
Gebruik van een DSP Gebruik van zweving Aanpassen van de
Gebruik van de audiorecorder voor
het opnemen van uitvoeringen
Veranderen van de
toonschaalstemming
(Temperament) van het
toetsenbord
Gebruik van automatische begeleiding en automatische arpeggioweergave
Gebruik van automatische
begeleiding
Koppelen aan een
smartapparaat (APP-functie)
geluidskarakteristieken van
de akoestische piano
(Akoestieksimulator)
Gebruik van de arpeggiator
Meegeleverde en los verkrijgbare accessoires
• Het gedeeltelijk of in zijn geheel kopiëren van de inhoud van deze handleiding is verboden. Met uitzondering van uw eigen persoonlijke gebruik, is het aanwenden van de inhoud van deze handleiding voor niet-bedoelde doeleinden zonder de uitdrukkelijke toestemming van CASIO verboden onder de wetgeving inzake auteursrechten.
• IN GEEN GEVAL ZAL CASIO AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR SCHADE IN ENIGE VORM (INCLUSIEF EN ZONDER BEPERKINGEN DE SCHADE DOOR HET VERLIES VAN WINSTEN, ONDERBREKINGEN VAN ZAKELIJKE BELANGEN, VERLIES VAN INFORMATIE) DIE VOORTKOMT UIT HET GEBRUIK VAN OF DE ONMOGELIJKHEID TOT HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING OF DIT PRODUCT, ZELFS ALS CASIO EROP ATTENT GEMAAKT IS DAT DE MOGELIJKHEID OP DERGELIJKE SCHADE BESTAAT.
• De inhoud van deze handleiding is onder voorbehoud.
• Het product kan er in werkelijkheid anders uitzien dan zoals is aangegeven in de afbeeldingen van deze gebruiksaanwijzing.
• De namen van bedrijven en producten die in deze handleiding worden gebruikt, kunnen geregistreerde handelsmerken van derden zijn.
Gebruik enkel accessoires die gespecificeerd zijn voor gebruik met deze Digitale Piano. Het gebruik van niet erkende accessoires kan resulteren in brand, een elektrische schok of persoonlijk letsel.
• U kunt informatie betreffende de accessoires die los verkrijgbaar zijn krijgen uit de CASIO-catalogus die beschikbaar is bij uw winkelier en op de CASIO-website die toegankelijk is via het onderstaande webadres of QR-code.
https://support.casio.com/global/nl/emi/manual/PX-S3000/
NL-1

Inhoudsopgave

Overzicht en instellingen NL-3
Algemene gids . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-3
Klaarmaken van de voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-5
In- en uitschakelen van de stroom . . . . . . . . . . . . . .NL-6
Gebruik van een pedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-7
DAMPER PEDAL-aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-7
PEDAL UNIT-aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-8
EXPRESSION/ASSIGNABLE-aansluiting. . . . . . . . . . .NL-8
Gebruik van een hoofdtelefoon . . . . . . . . . . . . . . . .NL-10
Gemeenschappelijke bediening voor
alle functies NL-11
Bediening van de tiptoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-11
Gebruik van het FUNCTION-modusmenu . . . . . . .NL-13
Invoeren van tekst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-13
Gebruik van de Digitale Piano NL-14
Luisteren naar demonstratiemelodieën. . . . . . . . . .NL-14
Selecteren van een toon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-14
Selecteren van één enkele toon . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-14
Twee tonen gelaagd laten klinken. . . . . . . . . . . . . . . .NL-15
Splitsen van het toetsenbord tussen twee tonen. . . . .NL-16
Lagen- en splitsinstellingen maken . . . . . . . . . . . . . . . NL-17
Instellen van het totale volumeniveau van
de toetsenbordspelgedeelten . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-18
Veranderen van het aanslagvolume naar
de aanslagdruk (Aanslagvolume) . . . . . . . . . . . .NL-18
Veranderen van de toonhoogte. . . . . . . . . . . . . . . .NL-19
Veranderen van de toonhoogte in stappen van
een halve toon (Transponeren) . . . . . . . . . . . . . . . .NL-19
Fijnstemmen van een toonhoogte (Stemming) . . . . . .NL-20
Veranderen van de toonhoogte in eenheden van
een octaaf (Octaafverschuiving) . . . . . . . . . . . . . . .NL-20
Gebruik van de geluidsmoduseffecten
(Zaalsimulator/Nagalm en Surround). . . . . . . . . .NL-21
Gebruik van een DSP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-23
Gebruik van zweving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-25
Gebruik van helderheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-25
Aanpassen van de geluidskarakteristieken van
de akoestische piano (Akoestieksimulator) . . . . .NL-25
Gebruik van de knoppen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-26
Gebruik van de toonhoogteregelaar . . . . . . . . . . . .NL-27
Gebruik van de arpeggiator. . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-27
Splitsen van het toetsenbord voor duet-spel. . . . . . NL-28
Veranderen van de toonschaalstemming
(Temperament) van het toetsenbord . . . . . . . . . .NL-30
Gebruik van automatische begeleiding . . . . . . . . . .NL-30
Selecteren van een ritme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-30
Spelen van een automatische begeleiding . . . . . . . . .NL-31
Patroonvariaties van de automatische begeleiding. . .NL-32 Activeren van het spelen van de automatische
begeleiding via invoer van een akkoord op
het begeleidingstoetsenbord
(Gesynchroniseerd starten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-33
Gebruik van het toetsenbord om het automatische
begeleidingspatroon te regelen
(Toetsenbordregelingsmodus). . . . . . . . . . . . . . . . .NL-34
Selecteren van een akkoordinvoermodus. . . . . . . . . .NL-34
Gebruik van één-toets voorkeuze . . . . . . . . . . . . . . . .NL-36
Gebruik van automatisch harmoniseren . . . . . . . . . . .NL-37
Veranderen van het tempo van de automatische
begeleiding en de melodie. . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-38
Gebruik van muziekvoorkeuze . . . . . . . . . . . . . . . . NL-38
Registreren en oproepen van een basisinstelling
(Registratie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-40
Registreren en oproepen van een basisinstelling . . . .NL-41
Gebruik van een pedaal om meerdere
basisinstellingen achter elkaar te doorlopen (Pedaalbediende opeenvolgende oproepfunctie) . .NL-42
Gebruik van de MIDI-recorder voor het
opnemen van uitvoeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-43
Opnemen en weergeven van het toetsenbordspel . . .NL-45 Opname-instellingen maken (Vooraf tellen,
Metronoom, Maatslag, Punch-in maat) . . . . . . . . . . NL-48
Wissen van een MIDI-recordermelodie. . . . . . . . . . . .NL-49
Gebruik van de audiorecorder voor het
opnemen van uitvoeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-49
Luisteren naar melodieën (MIDI-speler) . . . . . . . . . NL-51
Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus) . . NL-53
Gebruik van bedieningsvergrendeling . . . . . . . . . . NL-59
MIDI-instellingen maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-59
Wissen van alle gegevens in het geheugen van
de Digitale Piano . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-60
USB flash-drive NL-60
Ondersteunde USB flash-drives . . . . . . . . . . . . . . . NL-60
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een
USB flash-drive en de USB flash-drive poort . . . NL-61
Aansluiten van een USB flash-drive op
de Digitale Piano en loskoppelen ervan . . . . . . .NL-61
Formatteren van een USB flash-drive . . . . . . . . . . NL-62
Gebruik van de USB flash-drive . . . . . . . . . . . . . . . NL-62
Gebruik van een computer voor het kopiëren van
algemene melodiegegevens naar
een USB flash-drive. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-65
Opslaan van standaard geluidsgegevens
(WAV bestanden) naar een USB flash-drive . . . . NL-65
Koppelen aan een smartapparaat
(APP-functie) NL-65
Oplossen van moeilijkheden NL-66
Foutmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-68
Referentie NL-69
Technische gegevens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-69
Vingerzettinggids . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-71
Akkoordvoorbeeldenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-73
Kaart met veelzijdige tonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-75
Lijst met knoppensets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-76
Lijst met DSP-effecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-77
Lijst met voorkeuze-DSP’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-77
Lijst met DSP-modules . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-79
Lijst met DSP-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-80
MIDI Implementation Chart
NL-2

Overzicht en instellingen

1 2 3 4 5 6 7 8
9
bp
bk bl bm bn bo
co
bq br bs bt ck cl
C1
C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8A0
Voorkant

Algemene gids

Voorpaneel
cm
cn
Tiptoetsen
Bij het inschakelen van de Digitale Piano gaan alle tiptoetsen branden, met uitzondering van de 1P (aan/uit) toets. De bovenstaande afbeelding toont de situatie wanneer alle toetsen en de bijbehorende opschriften branden. Tijdens normaal gebruik zullen alleen de toetsen die zijn geactiveerd en de bijbehorende tekst branden of knipperen.
NL-3
Overzicht en instellingen
cr cs ct dl dmcp cq dk
Muziekstandaard
1 P (aan/uit) toets
2 Volumeknop
3 Modusselectietoets (RHYTHM, ACCOMP, SONG)
4 Intro, Gedeeltetoets (INTRO, PART) 5 Normaal/invulpatroon, s toets
(NORMAL/FILL-IN, s)
6 Variatie/invulpatroon, d toets
(VARIATION/FILL-IN, d)
7 Synchro/eindpatroon, k toets
(SYNCHRO/ENDING, k)
8 Start/stop, a toets (START/STOP, a)
9 Display bk –, U
toets
bl +, I toets
bm Tempo, Invoertoets (TEMPO, ENTER)
bn Geluidsmodus, Demonstratietoets
(SOUND MODE, DEMO)
bo Opnametoets (REC0)
bp ^, Afsluiten, Functietoets
(^, EXIT, $ FUNCTION)
bq - cl Tooncategorie, Ritmecategorietoetsen
(TONE, RHYTHM)
bq DSP, Banktoets (DSP, BANK)
br Transponeren, Gebied 1 toets (TRANSPOSE,1)
bs Knop, Gebied 2 toets (KNOB,2)
bt Arpeggio, Gebied 3 toets (ARPEG.,3)
ck Splitsen, Gebied 4 toets (SPLIT,4)
cl Lagen, Opslaantoets (LAYER, STORE)
cm Knop (K1), Knop (K2)
cn Toonhoogteregelaar (PITCH BEND)
co Hoofdtelefoonaansluitingen (PHONES)
Achterkant
cp USB-poort (USB)
cq USB flash-drive poort (USB)
cr Demppedaalaansluiting (DAMPER PEDAL)
cs Pedaaleenheid-aansluiting (PEDAL UNIT)
ct Audio-ingangsaansluiting (AUDIO IN)
dk Lijnuitgangsaansluitingen
(LINE OUT R, L/MONO)
dl Expressie/toewijsbaar-aansluiting
(EXPRESSION/ASSIGNABLE)
dm 12 V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
Klaarmaken van de muziekstandaard
NL-4
Overzicht en instellingen
Stopcontact
Netadapter
dm DC 12V
Netsnoer

Klaarmaken van de voeding

Uw Digitale Piano maakt gebruik van een netadapter voor de voeding.
• Hoewel deze Digitale Piano ook op batterijen kan worden gebruikt, verdient het toch aanbeveling om het instrument met de netadapter te gebruiken.
Gebruik van de netadapter
Let erop dat u alleen de netadapter gebruikt die voor deze Digitale Piano wordt voorgeschreven. Het gebruik van een ander type netadapter kan problemen veroorzaken.
Voorgeschreven netadapter: AD-A12150LW
(JEITA standaardstekker)
Gebruik op batterijen
• Zorg ervoor de stroom uit te schakelen voordat u de batterijen inlegt.
• Het wordt aan u overgelaten om zes los verkrijgbare alkalibatterijen aan te schaffen.
• Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer de Digitale Piano ondersteboven wordt gedraaid om de batterijen te plaatsen.
− Wees voorzichtig dat uw vingers niet onder de
Digitale Piano klem komen te zitten waardoor u letsel oploopt.
− Let op dat de Digitale Piano niet valt of op andere
wijze aan een harde schok wordt blootgesteld. Door een harde schok kunnen de volumeknop en de klaviertoetsen worden beschadigd.
1.
Open het batterijdeksel aan de onderkant van de Digitale Piano.
2.
Leg zes AA-formaat batterijen in het batterijcompartiment.
Let erop dat de positieve + en negatieve - kanten van de batterijen in de richting wijzen aangegeven op de Digitale Piano.
3.
Steek de lipjes van het batterijdeksel in de gaten aan de kant van het batterijcompartiment en sluit vervolgens het deksel.
• Gebruik nooit de netadapter (JEITA standaard, met een uniforme polariteitsstekker) die met deze Digitale Piano meegeleverd wordt om een ander toestel aan te sluiten dan deze Digitale Piano. Dit kan namelijk resulteren in een defect.
• Zorg ervoor dat u de stroom van de Digitale Piano uitschakelt voordat u de aansluiting van de netadapter tot stand brengt of verbreekt.
• De netadapter wordt warm na langdurig gebruik. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Aanduiding voor lege batterijen
Het bericht “LOW BATTERY” verschijnt op het display wanneer de batterijen uitgeput raken. Vervang de batterijen in dat geval.
• Wanneer u de Digitale Piano gebruikt terwijl de batterijen bijna leeg zijn, kan het instrument plotseling worden uitgeschakeld. Hierdoor kunnen de gegevens die in het geheugen van de Digitale Piano zijn opgeslagen, beschadigd raken of verloren gaan.
NL-5
Overzicht en instellingen

In- en uitschakelen van de stroom

1.
Voordat u de stroom inschakelt, moet u de 2 volumeknop zo ver mogelijk in de richting draaien aangegeven in de onderstaande afbeelding.
2.
Druk op de 1P (aan/uit) toets om de stroom in te schakelen.
Het bericht “Welcome” verschijnt even gevolgd door de aanduiding van de toonnaam. De Digitale Piano is nu klaar voor gebruik.
• Nadat u op 1P (aan/uit) heeft gedrukt om de stroom
in te schakelen, mag u niet op een pedaal trappen totdat de Digitale Piano klaar is voor gebruik (de aanduiding van de toonnaam verschijnt).
• Het is mogelijk dat de stroom niet wordt ingeschakeld
wanneer u de 1P (aan/uit) toets te licht indrukt. Dit duidt niet op een defect. Als dit gebeurt, moet u de 1P (aan/uit) toets steviger indrukken.
3.
Gebruik de 2 volumeknop om het volume in te stellen.
4.
Om de stroom uit te schakelen, houdt u de 1P (aan/uit) toets ingedrukt totdat “Bye” op het display verschijnt.
• Wanneer de 1P (aan/uit) toets wordt ingedrukt om de
stroom uit te schakelen, komt de Digitale Piano op standby te staan. Er blijft nog kleine hoeveelheid stroom in de Digitale Piano lopen wanneer deze in de standby-toestand staat. Als u de Digitale Piano voor langere tijd niet gebruikt of als er onweer in de buurt is, dient u de stekker uit het stopcontact te trekken.
• Als de stroom wordt uitgeschakeld, keren het toonnummer en de andere instellingen gewoonlijk terug naar de oorspronkelijke standaardinstellingen. U kunt Automatisch hervatten inschakelen waardoor de meeste instellingen bewaard blijven wanneer de stroom wordt uitgeschakeld.
• Als Automatisch hervatten is uitgeschakeld, komen bij het uitschakelen van de stroom alle instellingen op de standaardinstellingen te staan, met uitzondering van de onderstaande instellingen. Stemming, displaycontrast, koppelingsinformatie (Bluetooth-verbindingslogs), expressie/toewijsbaar­pedaaltype, expressie/toewijsbaar-pedaalkalibratie, gevoeligheid tiptoetsen
Stroom-aan waarschuwing
Wanneer de Digitale Piano bij gebruik met de netadapter ongeveer zes minuten niet wordt bediend, zal de stroom-aan waarschuwingsfunctie in werking treden en gaan de lampjes van de tiptoetsen achter elkaar aan en uit om u eraan te herinneren dat de stroom is ingeschakeld. De lampjes van de toetsen keren terug naar de normale toestand als u een toets aanraakt, iets op het toetsenbord speelt of een andere bediening uitvoert. Om de stroom uit te schakelen, houdt u de 1P (aan/uit) toets ingedrukt totdat “Bye” op het display verschijnt.
• Gebruik de FUNCTION-parameter 107 (“Power On Alert”) om de stroom-aan waarschuwingsfunctie in of uit te schakelen. Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-
modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
• Als u de Digitale Piano op batterijen gebruikt, zal de stroom automatisch na ongeveer zes minuten worden uitgeschakeld wanneer het instrument niet wordt bediend. Zie “Automatische stroomonderbreker” (pagina NL-6).
Instellen van het displaycontrast
Gebruik de FUNCTION-parameter 109 (“LCD Contrast”) om het displaycontrast in te stellen. Zie “Functie-instellingen
maken (FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie
over de FUNCTION-parameters.
Bedieningsvergrendeling
Gebruik de bedieningsvergrendelingsfunctie om een ongewenste bediening tijdens uitvoeringen te voorkomen door de bediening van de toetsen te blokkeren. Zie “Gebruik
van bedieningsvergrendeling” (pagina NL-59) voor details.
Terugzetten op de oorspronkelijke standaard­fabrieksinstellingen
U kunt de fabrieksresetfunctie gebruiken om de opgeslagen gegevens en instellingen van de Digitale Piano terug te zetten op de oorspronkelijke standaard-fabrieksinstellingen. Zie “Alle
instellingen en gegevens van de Digitale Piano terugzetten op de oorspronkelijke standaard-fabrieksinstellingen (Fabrieksreset)” (pagina NL-60) voor verdere informatie.
Automatische stroomonderbreker
Deze Digitale Piano is ontworpen om automatisch uitgeschakeld te worden om te voorkomen dat stroom wordt verspild wanneer gedurende een vooringestelde tijd geen bediening wordt uitgevoerd. De activeringstijd voor de automatische stroomonderbreker is ongeveer vier uur bij gebruik op netspanning of zes minuten bij gebruik op batterijen.
• U kunt de automatische stroomonderbreker uitschakelen om ervoor te zorgen dat de stroom niet ineens wordt uitgeschakeld tijdens een concert enz. Selecteer “Off” voor de FUNCTION-parameter 106 (“Auto Power Off”) om de automatische stroomonderbreker uit te schakelen. Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.
NL-6
Overzicht en instellingen
cr DAMPER PEDAL aansluiting (standaardaansluiting (6,3 mm))
SP-3

Gebruik van een pedaal

Uw Digitale Piano heeft drie aansluitingen voor pedalen.
Aansluiting Geschikt pedaal
cr DAMPER PEDAL
cs PEDAL UNIT Los verkrijgbare SP-34
dl EXPRESSION/
ASSIGNABLE
*1 Meegeleverd pedaal (SP-3) of los verkrijgbaar CASIO
aanhoudpedaal.
*2 Zie “Selecteren van het pedaaltype” (pagina NL-9).
• De pedalen aangesloten op de cr DAMPER PEDAL aansluiting, dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting en cs PEDAL UNIT aansluiting kunnen gelijktijdig worden gebruikt.
• U kunt een pedaal ook gebruiken voor het omschakelen van de registratie-instellingen van de Digitale Piano. Zie “Gebruik van een pedaal om meerdere basisinstellingen
achter elkaar te doorlopen (Pedaalbediende opeenvolgende oproepfunctie)” (pagina NL-42) voor
details.
Schakelaartype pedaal*
pedaaleenheid (drie pedalen: dempen, zacht en sostenuto).
Schakelaartype pedaal* expressiepedaal*

DAMPER PEDAL-aansluiting

Sluit het meegeleverde pedaal (SP-3) aan op de cr DAMPER PEDAL aansluiting.
Achterkant
1
1
en
2
Veranderen van de functie van het pedaal aangesloten op de DAMPER PEDAL-aansluiting
U kunt de FUNCTION-parameter 36 (“Pedal Target”) gebruiken om een van de onderstaande instellingen te selecteren.
Deze instelling (getoonde aanduiding):
Sustain Noten die worden gespeeld terwijl het
Sostenuto Alleen de noten van de klaviertoetsen
Soft Maakt de noten ietwat zachter en milder
Arpeggio Hold Wanneer de arpeggiator (pagina NL-27)
Play/Stop Voert dezelfde bediening uit als de
Fill-in Speelt een invulpatroon wanneer het
•Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus) (pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTION­parameters.
Doet dit:
pedaal is ingetrapt worden aangehouden, ook als de klaviertoetsen daarna worden losgelaten. Orgeltonen en andere tonen die worden aangehouden zolang de klaviertoetsen worden aangeslagen, blijven klinken zolang het pedaal wordt ingetrapt.
die aangeslagen zijn op het moment van het intrappen van het pedaal worden aangehouden totdat het pedaal wordt losgelaten. Dit geldt ook wanneer de klaviertoetsen worden losgelaten.
terwijl het pedaal wordt ingetrapt.
is ingeschakeld, wordt het aanhouden van het arpeggio toegepast zolang het pedaal is ingetrapt.
8a toets.
pedaal wordt ingetrapt terwijl een automatische begeleiding wordt weergegeven.
NL-7
Overzicht en instellingen
Zacht pedaal
Sostenuto pedaal
Demppedaal

PEDAL UNIT-aansluiting

Gebruik de cs PEDAL UNIT aansluiting om een los verkrijgbare pedaaleenheid (SP-34) aan te sluiten. U kunt de pedalen dan gebruiken voor expressie die lijkt op die beschikbaar is op een akoestische piano.
SP-34 Pedaalfuncties
Demppedaal
Door het demppedaal in te trappen tijdens het spelen zullen de noten die u aanslaat blijven nagalmen. Het SP-34 pedaal ondersteunt ook half intrappen, dus wanneer het pedaal tot halverwege wordt ingetrapt, wordt ook maar een gedeeltelijk dempeffect uitgeoefend.
Zacht pedaal
Door op dit pedaal te trappen worden de op het toetsenbord aangeslagen noten onderdrukt na het intrappen van het pedaal waardoor de noten zachter klinken.
Sostenuto pedaal
Alleen de noten van de toetsen die aangeslagen zijn op het moment van het intrappen van dit pedaal worden aangehouden, totdat het pedaal wordt losgelaten. Dit geldt ook wanneer de klaviertoetsen worden losgelaten.

EXPRESSION/ASSIGNABLE-aansluiting

Gebruik de dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting om een los verkrijgbaar expressiepedaal of een CASIO aanhoudpedaal (meegeleverde SP-3 of los verkrijgbaar pedaal) aan te sluiten. Voer een van de onderstaande bedieningen uit afhankelijk van het pedaal dat wordt aangesloten.
Voor dit type pedaal:
Schakelaartype pedaal
Expressiepedaal (1) Gebruik de procedure onder
Voer deze bediening uit:
(1) Gebruik de procedure onder
Selecteren van het pedaaltype” (pagina NL-9) om “1. SW” te selecteren.
(2) Gebruik de procedure onder
Selecteren van de pedaalfunctie” (pagina NL-9) om een instelling voor het schakelaartype pedaal te selecteren.
Selecteren van het pedaaltype” (pagina NL-9) om het polariteittype te selecteren dat overeenkomt met het pedaal dat wordt aangesloten.
(2) Gebruik de procedure onder
Selecteren van de pedaalfunctie” (pagina NL-9) om een instelling voor het expressiepedaal te selecteren.
(3) Voer de procedure uit onder
Kalibreren van het expressiepedaal” (pagina NL-10).
NL-8
Overzicht en instellingen
Geschikte expressiepedalen
• Maximale weerstandswaarde: 10 kΩ ± 20% t/m 50 kΩ ± 20%
• Gebruik bij voorkeur een pedaal dat gecontroleerd is op correcte werking (zie hieronder).
Pedalen gecontroleerd op correcte werking (polariteittype 2)
Roland EV-5 (Zet het minimumvolume op 0.) KURZWEIL CC-1 FATAR VP-25, VP-26
Selecteren van het pedaaltype
U kunt de FUNCTION-parameter 41 (“Pedal Type”) gebruiken om een van de onderstaande instellingen te selecteren.
Selecteer deze instelling (getoonde instellingsnaam):
1. SW Schakelaartype pedaal (CASIO
2. Exp.Type1 Expressiepedaal met polariteittype 1
3. Exp.Type2 Expressiepedaal met polariteittype 2
Voor aansluiten van dit type pedaal:
aanhoudpedaal)
(zie de onderstaande afbeelding)
(zie de onderstaande afbeelding)
Selecteren van de pedaalfunctie
U kunt de FUNCTION-parameter 42 (“Pedal Target”) gebruiken om een van de onderstaande instellingen te selecteren. Een instellingswaarde van 1 t/m 4 is geschikt voor een expressiepedaal terwijl een waarde van 5 t/m 10 geschikt is voor een schakelaartype pedaal (CASIO aanhoudpedaal).
Selecteer deze instelling (getoonde instellingsnaam):
1. Expression Expressieregeling (wijzigen MIDI-
2. Master Volume Totale volumeniveauregeling van
3. Tempo Temporegeling
4. Layer Balance Balansregeling voor volumeniveau van
5. Sustain
6. Sostenuto
7. Soft
8. Arpeggio Hold
9. Play/Stop
10. Fill-in
•Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus) (pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTION­parameters.
Voor toewijzen van deze functie aan het pedaal:
regeling 11)
Digitale Piano
Upper1 gedeelte en Upper2 gedeelte
Hetzelfde als “Sustain” t/m “Fill-in” onder “Veranderen van de functie van
het pedaal aangesloten op de DAMPER PEDAL-aansluiting” (pagina NL-7).
• Het polariteittype van het expressiepedaal hangt af van de fabrikant. Wanneer een expressiepedaal wordt aangesloten, selecteert u “2. Exp.Type1” of “3. Exp.Type2” overeenkomstig het polariteittype van het pedaal.
•Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus) (pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTION­parameters.
NL-9
Overzicht en instellingen
co PHONES aansluitingen (stereo mini-aansluiting (3,5 mm))
Kalibreren van het expressiepedaal
Voer de volgende kalibratieprocedure uit wanneer een expressiepedaal voor de eerste maal op de dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting wordt aangesloten.
1.
Sluit het expressiepedaal op de dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting aan.
2.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
3.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “PEDAL/WHEEL” weer te geven en tip dan bm ENTER aan.
4.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “EXP/ ASGN PEDAL” weer te geven en tip dan bm ENTER aan.
5.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “Exp Calibration” weer te geven en tip dan bm ENTER aan.
“Sure?” verschijnt. Als u besluit om de bediening te annuleren, tipt u nu bk – aan.
6.
Tip bl + aan om te beginnen met de afstelling.
7.
Terwijl “Highest” wordt weergegeven, drukt u de bovenzijde van het pedaal helemaal omlaag en tipt dan bm ENTER aan.
8.
Terwijl “Lowest” wordt weergegeven, drukt u de onderzijde van het pedaal helemaal omlaag en tipt dan bm ENTER aan.
Het bericht “Complete” verschijnt wanneer de bewerking is voltooid.
9.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]” van het display verdwijnt om de FUNCTION­modus te verlaten.

Gebruik van een hoofdtelefoon

Door een hoofdtelefoon te gebruiken wordt het geluid van de ingebouwde luidsprekers uitgeschakeld wat betekent dat u zelfs ’s avonds laat kunt oefenen zonder anderen te storen.
• Zorg ervoor altijd het volumeniveau laag in te stellen voordat u de hoofdtelefoon aansluit.
• Er wordt geen hoofdtelefoon meegeleverd met de Digitale Piano.
• Gebruik een los verkrijgbare hoofdtelefoon. Zie pagina
NL-1 voor informatie over de verkrijgbare opties.
• Luister niet voor lange tijd met een hoog volume via de hoofdtelefoon. Dit kan namelijk resulteren in gehoorschade.
• Gebruikt u een hoofdtelefoon waarbij een verloopstekker nodig is, let er dan op dat de verloopstekker niet ingestoken blijft als u de aansluiting van de hoofdtelefoon verbreekt. Mocht de stekker ingestoken blijven, dan zal er geen geluid te horen zijn via de luidsprekers.
Geluid weergeven via de luidsprekers terwijl een hoofdtelefoon is aangesloten
Wanneer de FUNCTION-parameter 104 (“Speaker Out”) is ingeschakeld (“On”), wordt er geluid via de luidsprekers weergegeven, ook als er een hoofdtelefoon op de PHONES­aansluiting is aangesloten. Zie “Functie-instellingen maken
(FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
NL-10

Gemeenschappelijke bediening voor alle functies

3 Modusselectietoets
*
2
• Tenzij anders aangegeven, wordt bij alle procedures in deze handleiding verondersteld dat de Digitale Piano in de begintoestand staat (d.w.z. de toestand meteen na het inschakelen van de stroom). Als u problemen ondervindt bij het uitvoeren van een procedure, schakelt u de stroom van de Digitale Piano uit en dan weer in, en daarna probeert u de procedure opnieuw uit te voeren.
• Houd er rekening mee dat wanneer de Digitale Piano tijdens een procedure wordt uitgeschakeld, eventuele niet opgeslagen gegevens verloren gaan.

Bediening van de tiptoetsen

Bij het inschakelen van de Digitale Piano gaan de tiptoetsen branden.
• De gebruiksstatus van de Digitale Piano bepaalt welke toetsen en opschriften branden. Bijvoorbeeld, bij het inschakelen van de Digitale Piano wordt automatisch de RHYTHM modus* gaan branden.
• Wanneer de 3 modusselectietoets tweemaal wordt aangetipt, wordt de SONG modus* van de toetsen en opschriften als volgt verandert.
1
geactiveerd wat betekent dat de onderstaande toetsen en opschriften
1
ingeschakeld waardoor het oplichten
Alleen de ingeschakelde toetsen en de opschriften die de beschikbare functies aangeven branden of knipperen.
*1 Zie “Modusselectietoets” (pagina NL-12) voor informatie over deze modi. *2 In de afbeeldingen van deze handleiding wordt een niet brandend opschrift boven en/of onder een toets grijs weergegeven.
Oplichtende opschriften worden zwart weergegeven.
• Om een tiptoets te bedienen, moet u deze stevig met een blote vinger aantippen. De tiptoetsen reageren niet als u deze aanraakt terwijl u een handschoen draagt.
• Als een tiptoets niet reageert, voert u de onderstaande stappen uit om de gevoeligheid van de tiptoetsen te verhogen. (1) Schakel de Digitale Piano uit. (2) Houd de C8 klaviertoets ingedrukt (de toets helemaal rechts) en druk dan op de 1P (aan/uit) toets.
• Blijf de C8 klaviertoets ingedrukt houden totdat het bericht “Welcome” op het display verschijnt. U hoeft de
1P (aan/uit) toets niet ingedrukt te blijven houden.
Instellen van de gevoeligheid van de tiptoetsen
Gebruik de FUNCTION-parameter 110 (“Touch Btn Sense”) om de gevoeligheid van de tiptoetsen in te stellen. Zie “Functie-
instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.
NL-11
Gemeenschappelijke bediening voor alle functies
Modusselectietoets
Uw Digitale Piano heeft drie modi die hieronder worden beschreven. RHYTHM modus: Dit is de modus voor de basisbediening. In aanvulling op het normale toetsenbordspel kan deze modus worden
gebruikt voor de meeste andere bedieningsfuncties van de Digitale Piano.
ACCOMP modus: Deze modus is voor het spelen van automatische begeleiding met akkoorden. Zie “Gebruik van automatische
begeleiding” (pagina NL-30).
SONG modus: Gebruik deze modus om melodieën weer te geven. Zie “Luisteren naar melodieën (MIDI-speler)” (pagina
Tip de 3 modusselectietoets enkele malen aan om de drie modi te doorlopen.
Een van de indicators boven of onder de modusselectietoets brandt om de geselecteerde modus aan te geven. De namen van de andere modi zijn niet zichtbaar.
NL-51).
^ toets
U kunt de bp^ toets gebruiken om de vier verschillende functietypen voor de zes toetsen (bq t/m cl) rechts op het voorpaneel van de Digitale Piano te doorlopen. Tip bp^ enkele malen aan om de verschillende functietypen te doorlopen. Een van de indicators rechts naast de bp^ toets brandt om het geselecteerde functietype aan te geven.
Wanneer deze functienaam brandt:
TONE Selecteren van de tooncategorie (pagina NL-14)
RHYTHM Selecteren van de ritmecategorie (pagina NL-30)
CTRL DSP-selectie (pagina NL-23), veranderen van de transponeerinstelling (pagina NL-19), selecteren
REG. Registratiebediening (pagina NL-40)
Voorbeeld: De toetsen bq t/m cl zijn ingesteld zoals hieronder is aangegeven wanneer “CTRL” is geselecteerd (brandt).
Kunnen de toetsen bq t/m cl worden gebruikt voor deze bediening:
van de knoppenset (pagina NL-26), veranderen van de arpeggiator (pagina NL-27) /automatisch harmoniseren (pagina NL-37) instelling, veranderen van de splits- en lageninstelling (pagina NL-17)
NL-12
Gemeenschappelijke bediening voor alle functies
[
FUNCT I ON
]
<
SOUND
>
[
FUNCT I ON
]
No rmal
+
Touch Response
Automatisch doven van de tiptoetslampjes
Om stroom te besparen, kunt u instellen dat alle toetslampjes worden uitgeschakeld, met uitzondering van het lampje van de 3 modusselectietoets, wanneer het instrument een bepaalde tijd niet wordt bediend. Gebruik de FUNCTION­parameter 102 (“Panel Light”) om de tijd (in seconden) in te stellen waarna de lampjes worden uitgeschakeld wanneer het instrument niet wordt bediend, of stel in dat de lampjes altijd moeten blijven branden (standaardinstelling). Zie “Functie-
instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor
informatie over de FUNCTION-parameters.
• Tip de 3 modusselectietoets aan om de tiptoetslampjes weer in te schakelen.
• Wanneer de Digitale Piano wordt ingeschakeld en alleen op batterijspanning wordt gebruikt (geen stroomvoorziening via de netadapter), komt de paneellampjes-instelling automatisch op 60 seconden te staan om stroom te besparen. Indien gewenst kunt u de paneellampjes­instelling veranderen.
• Bij het uitschakelen van de Digitale Piano, aansluiten van de netadapter en opnieuw inschakelen van de stroom wordt automatisch “Uit” geselecteerd voor de paneellampjes-instelling (als Automatisch hervatten is uitgeschakeld).
Gebruik van het FUNCTION­modusmenu
U kunt het FUNCTION-modusmenu gebruiken om een breed scala aan instellingen voor de Digitale Piano te maken. Het onderstaande voorbeeld legt uit hoe de keuze van de items in het instellingenmenu (de parameters) in deze handleiding wordt beschreven.
Voorbeeld:
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de volgende menu-items achter elkaar te selecteren: “KEYBOARD” 3 “Touch Response”.
Hieronder ziet u de feitelijke bediening die in stap 2 wordt uitgevoerd.
2-1.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “KEYBOARD” weer te geven en tip dan bm ENTER aan.
2-2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “Touch Response” weer te geven en tip dan bm ENTER aan.
Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor details betreffende de configuratie van het
FUNCTION-menu en de bediening.
• U kunt de FUNCTION-modus op elk gewenst moment
verlaten door bp EXIT ingedrukt te houden totdat “[FUNCTION]” van het display verdwijnt.

Invoeren van tekst

Gebruik de onderstaande procedure wanneer u de naam wilt veranderen van gegevens die op een USB flash-drive zijn opgeslagen of om andere tekst in te voeren.
Een teken veranderen
1.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de cursor naar de plaats te brengen van het teken dat u wilt veranderen en tip dan bm ENTER aan.
De tekenbewerkingsmodus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1) knop om het nu geselecteerde teken te veranderen.
3.
Tip bm ENTER aan om de bewerking toe te passen.
De tekenbewerkingsmodus wordt uitgeschakeld.
NL-13
Een teken invoegen
0 A
N
[ i
v
! 1 B O
]
j w
# 2 C P
^ k x
$
3 D Q
_
l
y
%
4 E
R
`
m
z
& 5 F S a n
{
'
6
G
T b o
}
(
7 H U
c
p
~
)
8
I V d q
+ 9 J
W
e
r
,
; K X
f
s
­=
L Y g
t
.
@
M
Z h u
1.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de cursor naar de plaats te brengen waar u het teken wilt invoegen.
2.
Tip bs Gebied 2 aan.
“A” wordt op de plaats van de cursor ingevoegd en de tekenbewerkingsmodus wordt ingeschakeld.
• Indien gewenst kunt u de “A” nu veranderen naar een ander teken. Om dit te doen, voert u de procedure uit onder “Een teken veranderen” vanaf stap 2.
Een teken wissen
1.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de cursor naar de plaats te brengen van het teken dat u wilt wissen.
2.
Tip br Gebied 1 aan.
Opslaan van bewerkte tekst
1.
Tip cl STORE aan.
Ondersteunde tekens
Het invoeren van de tekens aangegeven in de onderstaande tabel wordt ondersteund wanneer het bestand op een USB flash-drive wordt opgeslagen.

Gebruik van de Digitale Piano

Luisteren naar demonstratiemelodieën

Gebruik de onderstaande procedure om de zes ingebouwde demonstratiemelodieën achter elkaar weer te geven.
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “DEMO” onder de bn DEMO toets begint te knipperen.
2.
Tip bn DEMO aan.
Het bn DEMO toetslampje en de “DEMO” indicator gaan uit waarmee wordt aangegeven dat het apparaat in de paraatstand voor demonstratieweergave staat. Op het display wordt “1: Demo Song” aangegeven.
• U kunt de bk – en bl + toetsen gebruiken om van de
ene naar de andere melodie te gaan. Dit is ook mogelijk terwijl de weergave plaatsvindt.
3.
Tip 8a of bm ENTER aan om de demonstratieweergave te starten.
• Hierna kunt u de demonstratieweergave pauzeren en
weer hervatten door 8a of bm ENTER aan te tippen.
4.
Tip bp EXIT aan om de paraatstand voor demonstratieweergave te verlaten.
• Wanneer het bestand op een USB flash-drive wordt opgeslagen, kunt u tot 231 tekens voor de bestandsnaam gebruiken.
• Als u deze procedure gebruikt om de bestandsnaam van een bestand op een FAT32-geformatteerde USB flash­drive te bewerken, zult u enkele van de bovenstaande tekens niet kunnen invoeren.
NL-14
• Als de automatische stroomonderbreker (pagina NL-6) is ingeschakeld, zal de stroom automatisch bij het bereiken van de activeringstijd worden uitgeschakeld wanneer er geen bediening wordt uitgevoerd, ook als er demonstratieweergave plaatsvindt.

Selecteren van een toon

Uw Digitale Piano is voorzien van een grote verzameling tonen. U kunt een toon selecteren en deze op het toetsenbord spelen.

Selecteren van één enkele toon

Tooncategorieën
De tonen van uw Digitale Piano zijn verdeeld in zes categorieën die toegankelijk zijn via de TONE­categorietoetsen bq t/m cl. Elk van de zes categorieën is verder onderverdeeld in subcategorieën en bij het aantippen van de TONE-categorietoets voor een bepaalde categorie worden de subcategorieën achter elkaar doorlopen. Zie het afzonderlijke document “Ingebouwde muziekgegevenslijsten” voor details over de tooncategorieën en subcategorieën en de namen van de tonen in elke subcategorie.
Gebruik van de Digitale Piano
[
TONE]PIANO
T : 120
001 :GrPnoConce r t
Toonnaam Categorienaam
Upper1 Upper2
[
TONE]U2 STR I NGS
T : 120 LY
002 :Mel low Str.1
Indicator voor ingeschakelde lagenfunctie
Upper2” indicator
Selecteren van een toon
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^TONE” indicator rechts naast de toets gaat branden.
De naam van de geselecteerde tooncategorie en de toonnaam worden op het display getoond.
2.
Gebruik de TONE-categorietoetsen bq t/m cl om een tooncategorie te selecteren.
• Bij het aantippen van een van de TONE­categorietoetsen wordt er overgeschakeld naar de toon die geselecteerd was toen de betreffende tooncategorie de laatste keer werd verlaten.
• Telkens wanneer de TONE-categorietoets van de geselecteerde tooncategorie wordt aangetipt, wordt er naar de volgende subcategorie in die categorie gegaan.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een toon te selecteren.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om naar de eerste toon van de huidige categorie te gaan.
Gitaartonen
Tot de ingebouwde gitaartonen van deze Digitale Piano behoren tokkelgeluiden en andere geluidseffecten die worden toegepast overeenkomstig de toonhoogte (nootnummer) en/of de intensiteit (aanslagsnelheid) van de noten die worden gespeeld.

Twee tonen gelaagd laten klinken

Met de lagenfunctie kunt u twee verschillende tonen gelijktijdig laten klinken. De toon die op een andere toon wordt gelaagd, is de “toon van het Upper2 gedeelte” en wordt in deze handleiding de “Upper2 toon” genoemd. De toon waarop de Upper2 toon wordt gelaagd, is de “toon van het Upper1 gedeelte” en wordt de “Upper1 toon” genoemd.
Twee tonen gelaagd weergeven
1.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van
een toon” (pagina NL-15) om de Upper1 toon te
selecteren.
2.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
3.
Tip cl LAYER aan om de lagenfunctie in te schakelen wat wordt aangegeven door “LY” op het display.
4.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^TONE” indicator rechts naast de toets gaat branden. Volg daarna de aanwijzingen onder “Selecteren van een toon” (pagina NL-15) om de Upper2 toon te selecteren.
Veelzijdige tonen
De ingebouwde tonen van de Digitale Piano omvatten “veelzijdige tonen” (drie gitaartonen, twee bastonen en twee kopertonen) die kunnen worden gebruikt voor het creëren van computermuziek. Veelzijdige tonen wijzen uitvoeringsgeluiden die kenmerkend zijn voor een bepaald muziekinstrument (zoals een gitaarglissando, fretgeluid enz.) toe aan elke klaviertoets (noot) en aanslagsnelheid. Zie “Kaart
met veelzijdige tonen” (pagina NL-75) voor informatie over de
geluiden die worden toegewezen bij elke veelzijdige toon en aanslagsnelheid.
• U kunt het volume van de Upper1 en Upper2 gedeelten instellen en andere instellingen voor de gedeelten maken. Zie “Lagen- en splitsinstellingen maken” (pagina NL-17) voor details.
NL-15
Gebruik van de Digitale Piano
Lower
Upper1 Upper2
[
TONE]LOTHERS
T : 120 SP
059 :Acous .Bass 1
Indicator voor ingeschakelde splitsfunctie
“Lower” indicator
[
CTRL]KNOB
S P . P O I N T : F 3
|
F # 3
01 :Fi l ter
Naam van splitspuntnoot
Uitschakelen van de lagenfunctie
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
2.
Tip cl LAYER aan zodat de “LY” indicator van het display verdwijnt.

Splitsen van het toetsenbord tussen twee tonen

U kunt het lage bereik en het hoge bereik van het toetsenbord gebruiken om twee verschillende tonen te laten klinken. Wanneer het toetsenbord in een linker en een rechter bereik wordt gesplitst, is de toon die aan het lage bereik (linkerzijde) wordt toegewezen de “toon van het Lower gedeelte” en deze wordt in deze handleiding de “Lower toon” genoemd. De toon die aan het hoge bereik (rechterzijde) wordt toegewezen, wordt de “Upper1 toon” of de “Upper2 toon” (wanneer het toetsenbord is gelaagd met de Upper2 toon) genoemd.
Bij gebruik van de oorspronkelijke standaardinstellingen is de laagste noot van het hoge bereik (splitspunt) bij F{3.
Splitsen van het toetsenbord tussen twee verschillende tonen
1.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van
een toon” (pagina NL-15) om de toon van het
hoge bereik (Upper1) te selecteren.
2.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
4.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^TONE” indicator rechts naast de toets gaat branden. Volg daarna de aanwijzingen onder “Selecteren van een toon” (pagina NL-15) om de Lower toon te selecteren.
• Om de splitsfunctie en de lagenfunctie gelijktijdig te gebruiken, voert u de bovenstaande procedure uit en gaat dan door met de stappen 2 t/m 4 onder “Twee tonen
gelaagd weergeven” (pagina NL-15).
• U kunt het volume van het Lower gedeelte, het Upper1 gedeelte en het Upper2 gedeelte afzonderlijk instellen en andere instellingen voor de gedeelten maken. Zie “Lagen-
en splitsinstellingen maken” (pagina NL-17) voor details.
Veranderen van het splitspunt
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
2.
Houd ck SPLIT ingedrukt en druk dan tegelijkertijd op de klaviertoets die u wilt instellen als de laagste noot van het hoge bereik (rechterzijde) van het toetsenbord. Dit wordt de splitspuntnoot.
3.
Tip ck SPLIT aan om de splitsfunctie in te schakelen wat wordt aangegeven door “SP” op het display.
NL-16
3.
Laat ck SPLIT los.
Het splitspunt is ingesteld en er wordt teruggekeerd naar het toonscherm.
Gebruik van de Digitale Piano
Uitschakelen van de splitsfunctie
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
2.
Tip ck SPLIT aan zodat de “SP” indicator van het display verdwijnt.

Lagen- en splitsinstellingen maken

U kunt de instellingen voor het volumeniveau, de octaafverschuiving en de stemming afzonderlijk maken voor de Upper1, Upper2 en Lower gedeelten. U kunt ook instellen of de bediening van de pedalen en/of de cn PITCH BEND regelaar de gedeelten wel of niet moet beïnvloeden.
Veranderen van de instellingen voor het volumeniveau, de octaafverschuiving en de stemming van elk gedeelte
Gebruik de FUNCTION-parameters 14 (PART VOLUME),
18 (PART OCT SHIFT) en 22 (PART FINE TUNE) om de
instellingen te maken. Zie “Functie-instellingen maken
(FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
Parameternaam (getoonde aanduiding)
PART VOLUME 3Upper1 Part,
Upper2 Part, Lower Part
PART OCT SHIFT 3Upper1 Part,
Upper2 Part, Lower Part
PART FINE TUNE 3Upper1 Part,
Upper2 Part, Lower Part
Gebruik deze instelling (getoonde aanduiding):
0 - 127 Instellen van het
–2 - +2 Instellen van de
–99 - +99 Instellen van de
Om dit te doen:
volumeniveau voor elk gedeelte.
hoeveelheid octaafverschuiving voor elk gedeelte.
toonhoogte, in stappen van 1 honderdste, voor elk gedeelte.
In- of uitschakelen van de bediening van de pedalen en de toonhoogteregelaar voor elk gedeelte
Gebruik de FUNCTION-parameters 35 (DAMPER PEDAL),
40 (EXP/ASGN PEDAL), 47 (PEDAL UNIT) en 51 (WHEEL)
om de instellingen te maken. Zie “Functie-instellingen maken
(FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
Parameternaam (getoonde aanduiding)
PEDAL UNIT 3Upper1 Part,
Upper2 Part, Lower Part
DAMPER PEDAL 3Upper1 Part,
Upper2 Part, Lower Part
EXP/ASGN PEDAL 3Upper1 Part,
Upper2 Part, Lower Part
WHEEL 3Upper1 Part,
Upper2 Part, Lower Part
*1 De On/Off instelling die hier wordt geselecteerd, wordt
alleen toegepast wanneer de “Sustain”, “Sostenuto” of “Soft” instelling in de tabel onder “Veranderen van de
functie van het pedaal aangesloten op de DAMPER PEDAL-aansluiting” (pagina NL-7) is geselecteerd. In alle
andere gevallen wordt het effect (of de functie) die aan het pedaal is toegewezen altijd toegepast, ongeacht wat hier is geselecteerd.
*2 De On/Off instelling die hier wordt geselecteerd, wordt
alleen toegepast wanneer de “Expression”, “Sustain”, “Sostenuto” of “Soft” instelling in de tabel onder “Selecteren van het pedaaltype” (pagina NL-9) is geselecteerd. In alle andere gevallen wordt het effect (of de functie) die aan het pedaal is toegewezen altijd toegepast, ongeacht wat hier is geselecteerd.
Gebruik deze instelling (getoonde aanduiding):
On, Off Instellen of de
On, Off Instellen of de
On, Off Instellen of de
On, Off Instellen of de
Om dit te doen:
bediening van de drie pedalen aangesloten op de cs PEDAL UNIT aansluiting wel of niet op elk gedeelte moet worden toegepast.
bediening van het pedaal aangesloten op de cr DAMPER PEDAL aansluiting wel of niet op elk gedeelte moet worden toegepast.*
bediening van het pedaal aangesloten op de
dl EXPRESSION/ ASSIGNABLE
aansluiting wel of niet op elk gedeelte moet worden toegepast.*
bediening van de cn PITCH BEND regelaar wel of niet op elk gedeelte moet worden toegepast.
1
2
NL-17
Gebruik van de Digitale Piano
[
FUNCT I ON
]
127
+
Keyboa rdVo l ume

Instellen van het totale volumeniveau van de toetsenbordspelgedeelten

De volgende typen geluiden worden door uw Digitale Piano weergegeven: toetsenbordspel*, automatische begeleidingen, melodieweergave en geluiden ontvangen vanaf een externe bron. Elk van deze geluiden kan afzonderlijk worden geregeld en afgesteld. * Het toetsenbordspel bevat alle gedeelten: Upper1, Upper2
en Lower.
Instellen van het volume van het toetsenbord
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de volgende menu-items achter elkaar te selecteren: “KEYBOARD” 3 “KeyboardVolume”.

Veranderen van het aanslagvolume naar de aanslagdruk (Aanslagvolume)

Het aanslagvolume verandert het toonvolume overeenkomstig de aanslagdruk (snelheid). Dit geeft u hetzelfde uitdrukkingsvermogen als bij een akoestische piano.
Sneller aanslaan geeft luidere noten.
Langzamer aanslaan geeft zachtere noten.
Probeer niet al te veel druk uit te oefenen.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1) knop om de instelling te veranderen.
• U kunt het volume instellen binnen het bereik van 0 t/m
127.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
4.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]” van het display verdwijnt om de FUNCTION­modus te verlaten.
• Gebruik de onderstaande FUNCTION-parameters om andere volumeniveaus dan het toetsenbordvolumeniveau in te stellen. – Volume van automatische begeleiding:
“Accomp Volume” (74) – Volume van MIDI-melodie: “MIDI Volume” (84) – Volume van audiomelodie: “Audio Volume” (85) – Volume van extern ingangssignaal*:
“Audio In Volume” (98)
Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.
* Audio-ingangssignaal van een Bluetooth-aangesloten
smartapparaat of een audioapparaat aangesloten op de ct AUDIO IN aansluiting van de Digitale Piano.
NL-18
Gebruik van de Digitale Piano
[
FUNCT I ON
]
No rmal
+
Touch Response
[
CTRL]TRANSPOSE
T : 120
00
Veranderen van de aanslagvolumegevoeligheid
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat
“[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de
volgende menu-items achter elkaar te
selecteren: “KEYBOARD” 3 “Touch
Response”.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1)
knop om de instelling te veranderen.
Deze instelling (getoonde aanduiding):
Uitgescha­keld
Licht (Light2)
Normaal (Normal) De gevoeligheid is normaal.
Zwaar (Heavy2)
4.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
van het display verdwijnt om de FUNCTION-
modus te verlaten.
(Off) Aanslagvolume is uitgeschakeld.
(Light1)
(Heavy1)
Doet dit:
Het geluidsvolume ligt vast ongeacht de snelheid van het aanslaan van de klaviertoetsen.
Het is gemakkelijker om een luider geluid te produceren, dus de aanslag voelt lichter dan bij “Normaal”.
Het is moeilijker om een luider geluid te produceren, dus de aanslag voelt zwaarder dan bij “Normaal”.

Veranderen van de toonhoogte

Veranderen van de toonhoogte in stappen van een halve toon (Transponeren)

De transponeerfunctie laat u de algehele toonhoogte van de Digitale Piano verhogen of verlagen in stappen van een halve toon. U kunt deze functie gebruiken om de toon van het toetsenbord te verhogen of verlagen en een stuk te spelen in een toonaard die voor u meer geschikt is of om de toonaard aan te passen aan de zanger enz.
Veranderen van de transponeerinstelling
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
2.
Tip br TRANSPOSE aan.
De waarde van de geselecteerde transponeerinstelling wordt op het display getoond.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om de instelling te veranderen.
• U kunt de toonhoogte van het toetsenbord veranderen binnen het bereik van –12 t/m +12 halve tonen.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
NL-19
Gebruik van de Digitale Piano
[
FUNCT I ON
]
0
+
<
U
pp
e r 1 P a r t
>

Fijnstemmen van een toonhoogte (Stemming)

Gebruik de stemmingsfunctie wanneer u de toonhoogte ietwat wilt veranderen voor samenspel met een ander muziekinstrument.
• De stemmingsfunctie specificeert de frequentie van de A4 noot. U kunt de frequentie instellen in het bereik van 415,5 Hz t/m 465,9 Hz. De oorspronkelijke standaardinstelling is 440,0 Hz.
• U kunt de frequentie veranderen in stappen van 0,1 Hz.
Veranderen van de stemmingsinstelling
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de volgende menu-items achter elkaar te selecteren: “SYSTEM” 3 “Master Tuning”.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1) knop om de instelling te veranderen.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
4.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]” van het display verdwijnt om de FUNCTION­modus te verlaten.

Veranderen van de toonhoogte in eenheden van een octaaf (Octaafverschuiving)

Gebruik de onderstaande procedure om de toonhoogte in eenheden van een octaaf te verhogen of verlagen. In de hier gegeven uitleg veronderstellen we dat de lagen- en splitsfunctie niet worden gebruikt en dat de octaafverschuiving voor de toetsenbordtoon (Upper1 gedeelte) geldt.
• Wanneer de lagen- en/of splitsfunctie wordt gebruikt, kunt u afzonderlijke octaafverschuivingsinstellingen voor elk gedeelte (Upper1, Upper2, Lower) maken. Zie “Lagen- en
splitsinstellingen maken” (pagina NL-17) voor details
betreffende de instellingen voor elk gedeelte.
Octaafverschuiving voor het Upper1 gedeelte
1.
Schakel de lagen- en splitsfunctie uit als deze ingeschakeld zijn.
•Zie “Uitschakelen van de lagenfunctie” (pagina NL-16) en “Uitschakelen van de splitsfunctie” (pagina NL-17).
2.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
3.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de volgende menu-items achter elkaar te selecteren: “KEYBOARD” 3 “PART OCT SHIFT” 3 “Upper1 Part”.
Het instelscherm voor de octaafverschuiving van het Upper1 gedeelte verschijnt op het display.
NL-20
4.
Gebruik de bk – en bl + toetsen of de cm (K1) knop om de instelling te veranderen.
• U kunt de octaaf verschuiven binnen het bereik van –2 t/m +2.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
5.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]” van het display verdwijnt om de FUNCTION­modus te verlaten.
Gebruik van de Digitale Piano
Zaalsimulator/
Nagalm
ingeschakeld
Surround
uitgeschakeld
Zaalsimulator/
Nagalm
ingeschakeld
Surround
ingeschakeld
Zaalsimulator/
Nagalm
uitgeschakeld
Surround
uitgeschakeld
[
SOUNDMODE
]
<
H a l l / R e v . T
yp
e
>

Gebruik van de geluidsmoduseffecten (Zaalsimulator/Nagalm en Surround)

U kunt bn SOUND MODE gebruiken om de hieronder beschreven effecten in en uit te schakelen.
Zaalsimulator/Nagalm
Zaalsimulator en nagalm zijn beide effecten die de nagalmklank van het geluid veranderen.
Zaalsimulator Met het zaalsimulatoreffect worden de
ragfijne zuiverheid, optimale helderheid en andere onderscheidende akoestische eigenschappen van wereldberoemde concertzalen en andere bouwwerken nagebootst.
Nagalm Nagalm bootst een luisterruimte na, zoals
een kamer of zaal.
De diepte van het zaalsimulator/nagalmeffect toegepast op de geluidsbron van de Digitale Piano en de diepte toegepast op het geluid van een externe bron* kan afzonderlijk worden ingesteld.
Surround
Het surroundeffect creëert een akoestiek die ervoor zorgt dat het lijkt alsof het geluid van de luidsprekers vanuit meerdere richtingen komt (virtuele surround). Dit effect is sterk wanneer het geluid van een externe bron* via de luidsprekers van de Digitale Piano wordt weergegeven.
* Audio-ingangssignaal van een Bluetooth-aangesloten
smartapparaat of een audioapparaat aangesloten op de ct AUDIO IN aansluiting van de Digitale Piano.
• De standaardinstelling bij het inschakelen van de stroom is Zaalsimulator/Nagalm ingeschakeld en Surround uitgeschakeld.
• Het surroundeffect wordt niet toegepast op het uitgangssignaal van de co PHONES aansluitingen of de dk LINE OUT R, L/MONO aansluitingen van de Digitale Piano.
In- en uitschakelen van de zaalsimulator/nagalm­en surroundeffecten
1.
Tip bn SOUND MODE aan.
• Bij meermalen aantippen worden de instellingen doorlopen en de huidige instelling wordt aangegeven door de LED-lampjes zoals hieronder is aangegeven.
Selecteren van het zaalsimulator/nagalmtype
1.
Houd bn SOUND MODE ingedrukt totdat “[SOUND MODE]” op het display verschijnt en laat de toets dan los.
2.
Nadat u gecontroleerd heeft dat “Hall/Rev. Type” wordt aangegeven, tipt u bm ENTER aan.
De naam van het geselecteerde zaalsimulator/ nagalmtype wordt op het display getoond.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om het gewenste zaalsimulator/nagalmtype te selecteren.
Zaalsimulator
Type (getoonde aanduiding)
1. N.Y.Club Manhattan muziekclub
2. Opera Hall Uniek gevormde Sydney concertzaal
3. Berlin Hall Klassieke concertzaal van het Berlijnse
4. BritishStadium Groot buitenstadion in de Londense
Beschrijving
arenatype
voorsteden
NL-21
Gebruik van de Digitale Piano
Nagalm
Type (getoonde aanduiding)
5. Room 1
6. Room 2
7. Room 3
8. Large Room
9. Hall 1
11. Hall 3
12. Stadium Bootst de nagalm in een stadion na.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling (Hall 3).
4.
Nadat de gewenste instelling is gemaakt, tipt u bp EXIT enkele malen aan totdat “[SOUND MODE]” van het display verdwijnt.
Instellen van de diepte van het zaalsimulator/ nagalmeffect
1.
Houd bn SOUND MODE ingedrukt totdat “[SOUND MODE]” op het display verschijnt en laat de toets dan los.
Beschrijving
Bootst de nagalm in een kamer na.
Bootst de nagalm in een kleine zaal na.10. Hall 2
Selecteren van het surroundtype
1.
Houd bn SOUND MODE ingedrukt totdat “[SOUND MODE]” op het display verschijnt en laat de toets dan los.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “Surround Type” weer te geven en tip dan bm ENTER aan.
De naam van het geselecteerde surroundtype wordt op het display getoond.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om het gewenste surroundtype (type 1 of type 2) te selecteren.
4.
Nadat de gewenste instelling is gemaakt, tipt u bp EXIT enkele malen aan totdat “[SOUND MODE]” van het display verdwijnt.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om een van de onderstaande instelitems weer te geven en tip dan bm ENTER aan.
Met dit menu­item (getoonde aanduiding):
Hall/Rev. Depth Instellen van de diepte van de
AudioInHallDepth Instellen van de diepte van de
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om de instelling te veranderen.
• U kunt een waarde instellen tussen 0 en 127. Hoe groter de waarde, des te groter de diepte van het effect.
4.
Tip bp EXIT aan wanneer u de gewenste instelling heeft gemaakt.
5.
Herhaal de stappen 2 t/m 4 naar vereist.
Kunt u dit doen:
zaalsimulator- en nagalmeffecten toegepast op de geluidsbron van de Digitale Piano.
zaalsimulator- en nagalmeffecten toegepast op het externe audio­ingangssignaal (Bluetooth­ingangssignaal of ingangssignaal van ct AUDIO IN aansluiting).
6.
Tip bp EXIT aan nadat de gewenste instellingen zijn gemaakt.
NL-22
Gebruik van de Digitale Piano
[
CTRL]DSP
T : 120
000 : Tone
Mono 1EQ
Compressor Amp Cab
Enhancer ToneCtrl

Gebruik van een DSP

Een DSP (digitale signaalverwerker) is een type effect dat zich tussen de geluidsbron en de uitgang bevindt. Hieronder vallen de equalizer, tremolo, limiter, wah enz. In aanvulling op de standaard-DSP’s* biedt deze Digitale Piano ook een selectie van 100 voorkeuze-DSP’s* de instellingen van de DSP-parameters ook veranderen.
*1 DSP’s die vooraf aan de tonen zijn toegewezen op basis
van geschiktheid. Sommige tonen hebben geen standaard toegewezen DSP.
*2 DSP’s in aanvulling op de standaard-DSP’s die aan elke
toon kunnen worden toegewezen.
Selecteren van een DSP
1.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van
een toon” (pagina NL-15) om een toon te
selecteren.
2.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
1
toegewezen aan elk van de tonen
2
waaruit u een keuze kunt maken. U kunt
Veranderen van de DSP-instellingen
De onderstaande stappen beschrijven de algemene procedure voor het veranderen van de DSP-instellingen. (1) Selecteer de standaard-DSP of voorkeuze-DSP waarvan u
de instellingen wilt veranderen.
(2) Selecteer een van de DSP-modules in de DSP die u heeft
geselecteerd.
(3) Verander de instellingen van de parameters in de DSP-
module die u heeft geselecteerd.
Voorbeeld: Eén DSP-module: Voorkeuze-DSP nr. 1 “Mono 1BandEQ”
Geluidsbron Uitgang
Voorbeeld: Vier DSP-modules: Voorkeuze-DSP nr. 27 “Re-Amp 1”
Geluidsbron
Uitgang
3.
Tip bq DSP aan.
De naam van de DSP toegewezen aan de toon die u in stap 1 van deze procedure heeft geselecteerd (Upper1 toon) wordt getoond.
• Als de huidige DSP de standaard DSP is, wordt het woord “Tone” op het display getoond.
4.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een DSP te selecteren.
•Zie “Lijst met voorkeuze-DSP’s” (pagina NL-77) voor de namen van alle voorkeuze-DSP’s die geselecteerd kunnen worden en de inhoud ervan (DSP-modules). Zie “Veranderen van de DSP-instellingen” (pagina
NL-23) voor informatie over de DSP-modules.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren naar de standaard-DSP.
• Zelfs als de lagen- en/of splitsfunctie is ingeschakeld, zal de display-aanduiding die in de bovenstaande stap 3 verschijnt de naam tonen van de DSP die aan de Upper1 toon is toegewezen.
Als de DSP waarvan u de instellingen wilt veranderen uit vier modules bestaat en u wilt de instellingen van alle modules veranderen, herhaalt u de stappen (2) en (3) viermaal, dus eenmaal voor elke module. Zie “Aanwijzingen voor
veranderen van de DSP-instellingen” (pagina NL-24) voor
details betreffende de volledige procedure.
• Merk op dat eventuele veranderingen die u in de DSP­instellingen aanbrengt, worden gewist wanneer de Digitale Piano wordt uitgeschakeld. Als u de veranderingen in de DSP wilt bewaren, gebruikt u de registratiefunctie (pagina NL-40) om de basisinstelling van het instrument op te slaan zodat u deze later weer kunt oproepen.
NL-23
Gebruik van de Digitale Piano
[
DSP SE TT I NG
]
<
DSP On / O f f
>
[
DSP SE TT I NG
]
<
W
etLeve l
>
[
DSP SE TT I NG
]
040
+
W
et Level
Aanwijzingen voor veranderen van de DSP­instellingen
1.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van
een DSP” (pagina NL-23) om de DSP te
selecteren waarvan u de instellingen wilt veranderen.
2.
Houd bq DSP ingedrukt totdat “[DSP SETTING]” op het display verschijnt.
De DSP-instelmodus wordt ingeschakeld en “DSP On/ Off” verschijnt.
• “DSP On/Off” bepaalt of een DSP wel of niet op een toon wordt toegepast. Nadat u gecontroleerd heeft dat “On” voor deze instelling is geselecteerd, gaat u door naar stap 3. “DSP On/Off” staat altijd op “On” als u een voorkeuze-DSP in stap 1 van deze procedure heeft geselecteerd.
• Als u een standaard-DSP (aangegeven door “Tone” op het display) heeft geselecteerd, is de standaardinstelling “Off” wat betekent dat de DSP niet wordt toegepast. Als de instelling “Off” is, tipt u bp EXIT aan om terug te keren naar stap 1 en selecteert dan een andere toon en/of DSP. Of u volgt de onderstaande stappen om de “DSP On/Off” instelling te veranderen naar “On”. Wanneer hier “On” wordt geselecteerd, wordt de voorkeuze-DSP 1 de bestemming van eventuele veranderingen in de instellingen die u maakt.
(1) Nadat u gecontroleerd heeft dat “DSP On/Off” wordt
aangegeven, tipt u bm ENTER aan.
(2) Gebruik de bk – en bl + toetsen om de instelling te
veranderen naar “On”.
(3) Tip bp EXIT aan.
4.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de parameter weer te geven waarvan u de instelling wilt veranderen en tip dan bm ENTER aan.
De parameterbewerkingsmodus wordt ingeschakeld.
5.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om de instelling van de parameter te veranderen.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de standaardinstelling van de parameter.
6.
Tip bp EXIT aan wanneer de instelling de gewenste waarde heeft.
7.
Herhaal de stappen 4 t/m 6 naar vereist. Tip bp EXIT aan wanneer alle instellingen naar wens zijn.
Er wordt teruggekeerd naar de display-aanduiding van de DSP-module in stap 3 van deze procedure.
8.
Herhaal de stappen 3 t/m 7 naar vereist.
9.
Tip bp EXIT aan om de DSP-instelmodus te verlaten.
3.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om een DSP-module te selecteren en tip dan bm ENTER aan.
Een van de parameters van de DSP-module die u heeft geselecteerd verschijnt.
NL-24
Gebruik van de Digitale Piano

Gebruik van zweving

Zweving is een functie die diepte en breedte toevoegt aan de noten. Gebruik de FUNCTION-parameter 9 (“Chorus Type”) om een van de onderstaande zwevingsinstellingen te selecteren.
Bij instellen van deze waarde:
Tone Tone*
1Chorus 1
2Chorus 2
3Chorus 3
4Chorus 4
5 FB Chorus
6 Deep Chorus
7 Flanger 1
8 Flanger 2
9 Flanger 3
10 Flanger 4
11 Short Delay 1
12 Short Delay 2
* Specificeert de begininstelling van elke toon.
Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.
Wordt dit zwevingstype geselecteerd (getoonde aanduiding):

Gebruik van helderheid

De helderheidsfunctie kan worden gebruikt om het geluid helderder of milder te maken. Gebruik de FUNCTION-parameter 10 (“Brilliance”) om de helderheid in te stellen binnen het bereik van –3 t/m +3. Bij een waarde van +1 of hoger klinken de noten helderder en bij een waarde van –1 of lager klinken de noten milder. Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina
NL-53) voor informatie over de FUNCTION-parameters.

Aanpassen van de geluidskarakteristieken van de akoestische piano (Akoestieksimulator)

De tonen van uw Digitale Piano hebben ingebouwde elementen die ze de nagalmkarakteristieken van een akoestische piano geven. Gebruik de onderstaande procedure om de karakteristieken van de noten af te stellen.
Aanpassen van de geluidskarakteristieken van de akoestische piano
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “[FUNCTION]” op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om de volgende menu-items achter elkaar te selecteren: “SOUND” 3 “ACOUSTIC SIMU.”.
3.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om het instelitem weer te geven dat u wilt veranderen en tip dan bm ENTER aan.
•Zie “Lijst van instelitems voor het geluid van de
akoestische piano” (pagina NL-26) voor meer
informatie over de instelitems en de bijbehorende instellingen.
4.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om de instelling te veranderen.
5.
Tip bp EXIT aan.
6.
Herhaal de stappen 3 t/m 5 voor elk van de items waarvan u de instelling wilt veranderen.
7.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]” van het display verdwijnt om de FUNCTION­modus te verlaten.
NL-25
Gebruik van de Digitale Piano
[
CTRL]KNOB
T : 120
01 :Fi l ter
Lijst van instelitems voor het geluid van de akoestische piano
Instelitem (getoonde aanduiding)
Snaarresonantie (String Reso.)
Bij het spelen op een akoestische piano zullen de snaren die harmonischen zijn van de gespeelde snaren resoneren. U kunt een van de instellingen voor de snaarresonantie selecteren in de kolom rechts hiernaast.
Dempresonantie (Damper Reso.)
Wanneer het demppedaal op een akoestische piano wordt ingedrukt, worden alle 88 van de snaren geopend, waardoor alle snaren die harmonischen zijn van de snaren die worden gespeeld resoneren. U kunt een van de instellingen voor de dempresonantie selecteren in de kolom rechts hiernaast.
Dempruis (Damper Noise)
De dempruis is een metaalachtig klinkend geluid dat ontstaat wanneer de demper van een akoestische piano zich scheidt van het dradenpedaal wanneer het demppedaal wordt ingetrapt. U kunt de instellingen in de kolom rechts hiernaast gebruiken om het volume van de dempruis in te stellen.
Toets-aan bedieningsruis (Key On Noise)
Wanneer de toetsen van een akoestische piano zeer licht worden aangeslagen, worden er bedieningsgeluiden (ruis) van het pianomechanisme geproduceerd zonder dat de hamers de snaren bereiken. U kunt de instellingen in de kolom rechts hiernaast gebruiken om het volume van de ruis in te stellen.
Beschikbare instellingen
Tone: Specificeert de
begininstelling van elke toon.
Off: Schakelt de
snaarresonantie uit.
1-4: Hoe groter de
instelwaarde, des te sterker de snaarresonantie.
Tone: Specificeert de
begininstelling van elke toon.
Off: Schakelt de
dempresonantie uit.
1-4: Hoe groter de
instelwaarde, des te sterker de dempresonantie.
Tone: Specificeert de
begininstelling van elke toon.
Off: Schakelt de
dempruis uit.
1-4: Hoe groter de
instelwaarde, des te groter het volume van de ruis.
Tone: Specificeert de
begininstelling van elke toon.
Off: Schakelt de toets-
aan bedienings­ruis uit.
1-4: Hoe groter de
instelwaarde, des te groter het volume van de ruis.
Instelitem (getoonde aanduiding)
Toets-uit bedieningsruis (Key Off Noise)
Bij het loslaten van de klaviertoetsen van een akoestische piano worden er bedieningsgeluiden (ruis) van het pianomechanisme gegenereerd. U kunt de instellingen in de kolom rechts hiernaast gebruiken om het volume van de ruis in te stellen.
Beschikbare instellingen
Tone: Specificeert de
begininstelling van elke toon.
Off: Schakelt de toets-
uit bedieningsruis uit.
1-4: Hoe groter de
instelwaarde, des te groter het volume van de ruis.

Gebruik van de knoppen

De Digitale Piano heeft twee knoppen die u kunt gebruiken om de toon-, effect- en andere parameterinstellingen direct, dus in real-time, te veranderen.
Selecteren van de functies (knoppensets) die aan de knoppen worden toegewezen
• Ongeacht de stand van de cm (K1) en (K2)
knoppen zullen de parameterinstellingen ongewijzigd blijven meteen nadat u naar een andere knoppenset heeft overgeschakeld. De instellingen veranderen niet totdat u een knopbediening heeft uitgevoerd na het veranderen van de knoppenset.
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
2.
Tip bs KNOB aan.
De naam van de geselecteerde knoppenset wordt op het display getoond.
NL-26
•Zie “Lijst met knoppensets” (pagina NL-76) voor
informatie over de parameters die aan de cm (K1) en (K2) knoppen worden toegewezen door elke knoppenset.
3.
[
CTRL]KNOB
T : 120 AR
01 :Fi l ter
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een knoppenset te selecteren.
•Tip bk – en bl + tegelijkertijd aan om terug te keren
naar de oorspronkelijke standaardinstelling.
Initialiseren van alle parameterinstellingen die met de knoppen kunnen worden gemaakt
• Bij het uitvoeren van de onderstaande procedure keren alle parameterinstellingen in de “Lijst met knoppensets” (pagina
NL-76) terug naar de oorspronkelijke standaardinstellingen
van de Digitale Piano.
Gebruik van de Digitale Piano

Gebruik van de arpeggiator

Met de arpeggiator kunt u automatisch verschillende arpeggio’s en andere frasen spelen door gewoonweg klaviertoetsen aan te slaan op het toetsenbord. U kunt uit een aantal verschillende arpeggio-opties kiezen, inclusief het spelen van arpeggio’s van een akkoord, het automatisch spelen van verschillende frasen en nog enkele andere mogelijkheden.
• De arpeggiator en automatisch harmoniseren worden door dezelfde toets geregeld (pagina NL-37). Dit betekent dat automatisch harmoniseren niet kan worden gebruikt wanneer de arpeggiator in gebruik is.
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
2.
Houd de bs KNOB toets ingedrukt totdat “Sure?” op het display verschijnt.
3.
Tip bl + aan om de initialisatie uit te voeren. Tip bk – aan als u besluit om de initialisatie niet uit te voeren.

Gebruik van de toonhoogteregelaar

U kunt de toonhoogte van de noten met de toonhoogteregelaar geleidelijk omhoog en omlaag verschuiven. Deze functie maakt het mogelijk om het smorende effect van een saxofoon of een elektrische gitaar te reproduceren.
1.
Draai de cn PITCH BEND toonhoogteregelaar aan de linkerkant van het toetsenbord omhoog of omlaag terwijl u een noot op het toetsenbord aan het spelen bent.
De mate van toonbuiging hangt af van hoe ver u de toonhoogteregelaar draait.
• Raak de regelaar niet aan op het moment dat u het instrument inschakelt.
Inschakelen van de arpeggiator
• Als “AH” verschijnt in plaats van “AR” wanneer u de
bt ARPEG. toets aantipt in stap 2 van de onderstaande procedure, moet u de functie wijzigen die aan de bt ARPEG. toets is toegewezen. Selecteer “Arpeggiator” voor de FUNCTION-parameter 78 (“Type Select”). Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-
modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts naast de toets gaat branden.
2.
Tip bt ARPEG. aan om de arpeggiator in te schakelen. Op het display verschijnt “AR”.
• Gebruik de FUNCTION-parameter 52 (“P Bend Range”) om de hoeveelheid toonhoogteverandering te specificeren bij maximale rotatie in één van beide richtingen. Zie “Functie-
instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina NL-53)
voor informatie over de FUNCTION-parameters.
• Bij het spelen van een akkoord of enkelvoudige noten op het toetsenbord wordt de geselecteerde arpeggio weergegeven.
NL-27
Gebruik van de Digitale Piano
[
CTRL]ARPEG.
T : 120 AR
001 :Screw U
p
C3 C4 C5 C6 C3 C4 C5
C6
Splitspunt
Linker toetsenbord Rechter toetsenbord
(midden C) (midden C)
Linker demppedaal
Linker en rechter
demppedaal
Rechter demppedaal (Ondersteuning voor halverwege intrappen)
3.
Tip bt ARPEG. aan om de arpeggiator uit te schakelen. “AR” verdwijnt van het display.
• Bij het inschakelen van de FUNCTION-parameter
79 (“Arpeggio Hold”) blijft het arpeggiopatroon spelen ook
nadat u de klaviertoetsen van het akkoord heeft losgelaten.
• U kunt de FUNCTION-parameter 80 (“Arpeggio Part”) gebruiken om in te stellen of de arpeggiator voor zowel het Upper1 gedeelte als het Upper2 gedeelte klinkt wanneer de twee-tonen lagenfunctie van het toetsenbord is ingeschakeld (pagina NL-15), of dat deze alleen voor het Upper1 gedeelte klinkt.
•Zie “Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus) (pagina NL-53) voor informatie over de FUNCTION­parameters.
Selecteren van een arpeggiatortype
1.
Voer de stappen 1 en 2 uit van de procedure onder “Inschakelen van de arpeggiator” (pagina NL-27) om de arpeggiator in te schakelen.
2.
Houd de bt ARPEG. toets ingedrukt totdat “ARPEG.” op het display verschijnt.
Het geselecteerde arpeggiatortype verschijnt op regel twee van het display.

Splitsen van het toetsenbord voor duet-spel

U kunt het toetsenbord in het midden splitsen voor duet-spel zodat de linker- en de rechterkant hetzelfde bereik hebben. De duetmodus is de perfecte manier om les te geven waarbij de leraar aan de linkerkant zit en de leerling dezelfde melodie speelt op het rechter toetsenbord.
• U kunt de bereiken van het linker en het rechter toetsenbord veranderen van hun oorspronkelijke standaardinstellingen in eenheden van een octaaf. Dit is bijvoorbeeld handig als het oorspronkelijke bereik niet voldoende is wanneer een persoon het gedeelte voor de linkerhand en de andere persoon het gedeelte voor de rechterhand aan het spelen is. Zie “Veranderen van de
octaven van de duet-toetsenborden” (pagina NL-29) voor
informatie over het maken van de instellingen.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een arpeggiatortype te selecteren.
• Als het arpeggiatortype wordt getoond en dan de
bt ARPEG. toets ingedrukt wordt gehouden totdat de toonnaam-aanduiding verschijnt, wordt de toon geselecteerd die wordt aanbevolen voor het getoonde arpeggiatortype.
• Zie het afzonderlijke document “Ingebouwde muziekgegevenslijsten” voor details over de arpeggiatortypen.
Pedaalfuncties tijdens het spelen van een duet
• Als u de los verkrijgbare SP-34 pedaaleenheid gebruikt, is het linker buitenste pedaal het demppedaal voor het linker toetsenbord en het rechter buitenste pedaal is het demppedaal voor het rechter toetsenbord. Alleen het demppedaal voor het rechter toetsenbord ondersteunt halverwege intrappen.
• Om het meegeleverde SP-3 pedaal als een demppedaal voor zowel het linker toetsenbord als het rechter toetsenbord te gebruiken, moet u dit aansluiten op de cr DAMPER PEDAL aansluiting. In de duetmodus werkt dit pedaal als een demppedaal, ongeacht het effecttype dat eraan is toegewezen met de procedure onder “Veranderen
van de functie van het pedaal aangesloten op de DAMPER PEDAL-aansluiting” (pagina NL-7). Halverwege intrappen
van het pedaal wordt in dit geval niet ondersteund.
• Als u het bijgeleverde SP-3 pedaal aansluit op de dl EXPRESSION/ASSIGNABLE aansluiting, kan dit worden gebruikt als een zacht pedaal voor zowel het linker als het rechter toetsenbord.
NL-28
Loading...
+ 65 hidden pages