Casio PX-410R Owner's Manual [nl]

GEBRUIKSAANWIJZING
D
PX410D1B
Belangrijk!
Merk a.u.b. de volgende belangrijke informatie op alvorens dit product te gebruiken.
• Voordat u de los verkrijgbare AD-12 netadapter in gebruik neemt dient u eerst te controleren dat hij niet beschadigd is. Check het netsnoer zorgvuldig op breuken, barsten, ontblootte bedrading en andere ernstige beschadigingen. Laat kinderen nooit een netadapter gebruiken die ernstig beschadigd is.
• Dit product is niet bedoeld voor kinderen onder drie jaar.
• Gebruik enkel de CASIO AD-12 netadapter.
• De netadapter is geen stuk speelgoed.
• Haal de netadapter altijd uit het stopcontact voordat u dit product schoon maakt.
Dit merkteken is alleen van toepassing in de landen binnen de EU.
CASIO Europe GmbH Bornbarch 10, 22848 Norderstedt, Germany
Voorzorgsmaatregelen ten
behoeve van de veiligheid
Gefeliciteerd met uw selectie van dit CASIO elektronische muziekinstrument.
• Lees de aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing aandachtig door voordat u dit instrument gebruikt.
• Bewaar alle documentatie op een veilige plaats voor latere naslag.
Symbolen
Er zijn verschillende symbolen gebruikt in deze gebruiksaanwijzing en op het product zelf om er zeker van te zijn dat het product veilig en op de juiste wijze gebruikt wordt en om zowel letsel bij de gebruiker en andere personen alswel schade aan eigendommen te voorkomen. Deze symbolen met hun betekenis worden hieronder getoond.
GEVAAR
Dit symbool duidt informatie aan die indien zij genegeerd of onjuist toegepast wordt, het gevaar op ernstig letsel of zelfs de dood met zich mee brengen.
WAARSCHUWING
Deze aanduiding laat zaken zien die het risico op ernstig letsel of zelfs de dood met zich mee brengen als het toestel onjuist bediend wordt en deze aanduiding genegeerd.
Voorbeelden van symbolen
Deze driehoek ( ) wijst erop dat de gebruiker voorzichtigheid dient te betrachten. (Het voorbeeld links duidt op een waarschuwing t.a.v. elektrische schokken.)
Deze cirkel met een lijn erdoor ( erop dat de aangegeven handeling niet uitgevoerd dient te worden. Deze handelingen zijn in het bijzonder verboden binnen deze aanduiding of in de buurt van het symbool. (Het voorbeeld links geeft aan dat demonteren verboden is.)
De zwarte stip ( aangegeven handeling uitgevoerd dient te worden. Aanduidingen binnen dit symbool zijn handelingen die specifiek uitgevoerd dienen te worden. (Het voorbeeld links geeft aan dat de netstekker uit het stopcontact getrokken dient te worden.)
) geeft aan dat de
) wijst
VOORZICHTIG
Deze aanduiding laat zaken zien die het risico op letsel of de kans op schade met zich mee brengen als het toestel onjuist bediend wordt en deze aanduiding genegeerd.
D-1
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
WAARSCHUWING
Rook, vreemde geur, oververhitting
Als u het product blijft gebruiken terwijl het rook, een vreemde geur of hitte afgeeft, kan dit het risico op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Volg onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de netadapter gebruikt voor stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Netadapter
Onjuist gebruik van de netadapter kan het risico op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
• Let erop dat u alleen de netadapter
gebruikt die voor dit product gespecificeerd is.
• Gebruik enkel een voedingsbron
waarvan de spanning (het voltage) overeenkomt met de op de netadapter aangegeven waarde.
• Belast stopcontacten en verlengsnoeren
niet te veel.
Onjuist gebruik van het netsnoer van de netadapter kan het beschadigen of breken met het risico op brand en elektrische schok. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
• Plaats nooit zware voorwerpen op het
snoer en stel het niet bloot aan hitte.
• Knutsel nooit aan het snoer en stel het
niet bloot aan overmatig buigen.
• Draai het snoer niet en trek er nooit
aan.
• Mocht het netsnoer of de netstekker
beschadigd raken, neem dan contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Raak de netadapter nooit aan terwijl uw handen nat zijn. Hierdoor kunt u een elektrische schok oplopen.
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenop de netadapter. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
Verbrand het product nooit.
Gooi het product nooit in vuur. Hierdoor kunnen ze ontploffen, hetgeen het risico op brand en persoonlijk letsel met zich meebrengt.
Water en vreemde voorwerpen
Mocht water, andere vloeistoffen of vreemde voorwerpen (zoals metalen voorwerpen) het toestel binnendringen dan brengt dat het risico op brand en elektrische schok met zich mee. Volg onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de netadapter gebruikt voor stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Demonteren en knutselen
Haal dit product nooit uit elkaar en knutsel er niet aan. Dit brengt het risico op elektrische schok, brandwonden en ander lichamelijk letsel met zich mee. Laat alle interne controles, bijstellingen en onderhoud over aan de oorspronkelijke winkelier of aan een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Laten vallen en stoten
Gebruikt u het product nadat het beschadigd werd doordat u het heeft laten vallen of doordat er tegen werd gestoten dan brengt dat het risico op brand en elektrische schok met zich mee. Volg onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de netadapter gebruikt voor stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Plastic zakken
Plaats de plastic zak waarin het product geleverd wordt nooit over uw hoofd of in uw mond. Dit brengt het risico op verstikking met zich mee. Deze voorzorgsmaatregel verdient natuurlijk speciale aandacht bij de aanwezigheid van kinderen.
D-2
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Klim nooit bovenop het product of de standaard.*
Klim nooit op het product en hang nooit aan de randen. Hierdoor kan het product omvallen hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt. Dit is natuurlijk met name van belang bij families met kleine kinderen.
Plaats het product nooit op een instabiele ondergrond
Plaats het product nooit op een ondergrond die oneffen is, scheef afloopt of op een andere wijze instabiel*
2
is. Een instabiele ondergrond kan er de oorzaak van zijn dat het product omvalt hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt. Controleer altijd dat het product stevig vast zit aan de standaard met de schroeven die meegeleverd zijn. Mocht het product niet stevig vast zitten dan kan hij van de standaard vallen dan kan dit het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengen.
1
VOORZICHTIG
Netadapter
Onjuist gebruik van de netadapter kan het risico op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
• Leg het netsnoer nooit in de buurt van
een kachel of andere hittebron.
• Trek nooit aan het snoer om het
product los te koppelen van het stopcontact. Pak altijd de netadapter zelf beet om deze uit het stopcontact te trekken.
Onjuist gebruik van de netadapter kan het risico op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
• Steek de netadapter zover mogelijk in
het stopcontact.
• Trek de netadapter uit het stopcontact
tijdens onweersbuien of voordat u op vakantie gaat of bij langdurige afwezigheid.
• Trek de netadapter minstens eens per
jaar uit het stopcontact en veeg eventueel stof weg dat zich rond de stekers van het apparaat heeft opgehoopt.
Verhuizen van het product
Voordat u het product verhuist of ergens anders neerzet, dient u altijd eerst de netadapter uit het stopcontact te halen en alle andere kabels en aansluitsnoeren los te maken. Als snoeren toch aangesloten gehouden worden, dan brengt dit het risico op schade aan de snoeren, brand en elektrische schok met zich mee.
Reinigen
Voordat u het product reinigt, dient u altijd eerst de netadapter uit het stopcontact te halen. Als de netadapter aangesloten blijft, dan brengt dit het risico op schade aan de snoeren, brand en elektrische schok met zich mee.
Aansluitingen
Sluit enkel de gespecificeerde toestellen en apparatuur aan op de aansluitingen van dit product. Het aansluiten van een niet­gespecificeerd toestel brengt het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
D-3
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Plaatsing
Vermijd de volgende plekken om dit product te plaatsen. Dergelijke plaatsen brengen het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
• Plaatsen die blootstaan aan overmatige vochtigheid en grote hoeveelheden stof
• Op plaatsen waar voedsel wordt bereid of op andere plekken die blootstaan aan vettige rook
• In de buurt van een airconditioner, op een verwarmd tapijt, op plaatsen in het directe zonlicht, in een voertuig dat in de zon geparkeerd staat of op een andere plaats die het product aan hoge temperaturen blootstelt.
Displayscherm
• Druk of stoot nooit sterk tegen het LCD paneel van het scherm. Hierdoor kan het glas van het LCD paneel breken, hetgeen de kans op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
• Mocht het LCD paneel toch onverhoeds breken of barsten, raak dan in geen geval de vloeistof binnenin het paneel aan. Deze LCD paneel vloeistof kan namelijk huidirritatie veroorzaken.
• Mocht vloeistof van het LCD paneel onverhoeds in uw mond komen, spoel dan onmiddellijk met water en neem contact op met een arts.
• Mocht vloeistof van het LCD paneel onverhoeds in ogen of op uw huid komen, spoel dan onmiddellijk voor minstens 15 minuten met water af en neem contact op met een arts.
Geluidsniveau
Luister niet voor langere tijd bij een hoog volume. Deze voorzorgsmaatregel dient bijzondere aandacht bij het gebruik van een hoofdtelefoon. Een hoog geluidsniveau kan uw gehoor beschadigen.
Zware voorwerpen
Plaats nooit zware voorwerpen bovenop dit product. Hierdoor kan het product topzwaar worden waardoor het overhelt of omvalt, hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
1
Juist monteren van de standaard*
.
Doet u dit niet dan kan de standaard omvallen en de digitale piano er af vallen hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt. Zorg ervoor dat u de standaard monteert overeenkomstig de aanwijzingen die mee worden geleverd en let erop dat alle aansluitingen stevig tot stand zijn gebracht. Let er tevens op dat u een goede plaats kiest voor de standaard.
• Wanneer u de digitale piano op de standaard plaatst dient u er op te letten dat uw vingers niet tussen de digitale piano en de standaard klem komen te zitten.
• Wanneer de digitale piano op de standaard wordt geplaatst of wanneer hij wordt verplaatst dient dit te worden gedaan door minstens twee personen. Probeert u de digitale piano alleen te verplaatsen, dan zou het kunnen omvallen hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
• Trek niet aan de standaard en laat hem niet naar voren of achteren overhellen wanneer u de digitale piano op de standaard aan het plaatsen bent of wanneer u het aan het verplaatsen bent. Hierdoor zou de digitale piano kunnen omvallen hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
• Controleer van tijd tot tijd dat de schroeven die de digitale piano op zijn plaats houden op de standaard, niet los gaan zitten. Mocht een schroef los zitten, draai hem dan weer vast. Losse schroeven kunnen er de oorzaak van zijn dat de standaard dan zou het kunnen omvallen met de digitale piano erop hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
*1 De standaard is los verkrijgbaar als optie.
*2 Vermijd plaatsen met meerdere tapijtlagen en daar
waar kabels onder het product doorlopen.
D-4
Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van dit CASIO muziekinstrument. Deze digitale piano geeft u de volgende kenmerken en functies.
620 tonen bevatten rijke, geavanceerde tonen
Er is een totaal van 400 geadvanceerde tonen die geprogrammeerd zijn met DSP tonen om ze rijker en krachtiger te maken. Geadvanceerde tonen zoals Stereo Piano en Tremolo Electric Piano versterken de Piano en Electric Piano tonen om een totaal nieuw geluid te creëren.
50 Trekstaaforgeltonen
Naast de 620 standaard tonen, bevat de digitale piano tevens 50 realistische trekstaaforgeltonen. Trekstaaforgeltonen kunnen m.b.v. negen digitale trekstaven worden gestuurd. U kunt ook percussie of toetsklikken selecteren en daarbij zelfs de parameters van voorkeuzetonen bewerken en maximaal 100 originele tonen opslaan in het gebruikerstoongeheugen.
Flash-geheugen
Het ingebouwde flash-geheugen laat u om uw selectie van tonen en ritmes uit breiden door data te downloaden vanaf de CASIO MUSIC SITE of via de CD-ROM die meegeleverd wordt met de digitale piano. U kunt ook maximaal 200 muziekbestanden in het SMF format opslaan voor weergave.
PIANO SETTING toets
Door indrukken van deze toets worden de instellingen van het keyboard geoptimaliseerd voor spelen op de piano.
166 voorkeuzeritmes + 16 gebruikersritmes
De selectie van 166 ritmes bevat begeleidingen voor alles van rock tot pops en jazz. U kunt begeleidingsdata ook oversturen vanaf uw computer en daarvan maximaal 16 opslaan als gebruikersritmes in het geheugen van de digitale piano.
Automatische begeleiding
Speel eenvoudigweg een akkoord en de corresponderende ritme-, bas- en akkoorddelen worden automatisch gespeeld. Een-toets voorkeuze roept onmiddellijk de meest geschikte toon en tempo-instellingen op die passen bij het ritme dat u gebruikt.
Grote display vol met informatie
Een grote ingebouwde display toont akkoordnamen, tempo-instellingen, toetsenbordinformatie, noten die gespeeld zijn volgens de notenbalk en nog meer om alle aspecten van spelen op het keyboard volledig te ondersteunen. Een ingebouwd achtergrondlicht houd de display goed leesbaar zelfs in het totale duister.
Melodiegeheugen
Neem maximaal 6 delen op in het geheugen samen met toon, volume, linker/rechter weergave en andere parameters bij weergave worden verkregen. Realistische weergave van een ensemble kan worden gecreëerd m.b.v. de automatische begeleidingsfunctie.
Synthesizerfunctie
Bewerk ingebouwde klanken om uw eigen originele creaties te produceren. Maximaal 120 van uw eigen klanken kunnen opgeslagen worden in het geheugen om te worden opgeroepen, op precies dezelfde wijze als bij ingebouwde tonen.
Standaard MIDI compatibiliteit
De standaard MIDI functie staat aansluiting op een persoonlijke computer toe om “desktop muziek” mogelijkheden volledig uit te buiten. Deze digitale piano kan gebruikt worden als een desktop muziekinvoertoestel of klankbron en het is bijzonder geschikt voor weergave van in de handel verkrijgbare voorbespeelde standaard MIDI muziek software.
D-5
Inleiding
Krachtige effecten
Een collectie krachtige effecten, zoals DSP, nagalm, zweving en andere effecten geven u controle over het type geluid dat u wenst. U kunt zelfs de parameters van een effect veranderen om uw eigen originele effecten te creëren. Er is tevens een 4-banden equalizer ingebouwd.
USB poort
Een USB poort voorziet in een snelle en gemakkelijke aansluiting op een computer.* * Merk op dat u een los verkrijgbare USB kabel (A-B type) nodig heeft voor aansluiting op een computer via de USB poort.
Mixer
U kunt toon, volume, stereo-positie en andere parameters instellen voor elk ingebouwd automatisch begeleidingsgedeelte. U kunt ook dezelfde parameters sturen voor elk kanaal tijdens het invoeren van MIDI signalen.
Registratiegeheugen
Instellingen van de digitale piano kunnen in het geheugen worden opgeslagen voor latere oproep en onmiddellijke instelling op het moment dat u ze nodig heeft. Maximaal 32 instellingen (4 instellingen × 8 banken) kunnen in het registratiegeheugen worden opgeslagen.
Software om data te downloaden van uw computer (Internet Data Expansion System)
U kunt uw computer gebruiken voor het dowloaden van data van de CASIO MUSIC SITE.
SD geheugenkaartgleuf
Er is een SD geheugenkaartgleuf om het overdragen te vereenvoudigen van data vanaf een computer en om grote hoeveelheden data op te slaan die u kunt oproepen wanneer u deze nodig heeft. U kunt ook een kaart laden met een standaard MIDI bestand (SMF) en deze via de digitale piano weergeven.
Gebruiken van de afzonderlijke appendix
Telkens wanneer u het symbool betekent dit dat u dient te verwijzen naar de afzonderlijke Appendix. De letters A tot en met H geven het gedeelte van de Appendix aan naar waar u dient te verwijzen.
Appendix
in deze gebruiksaanwijzing ziet,
D-6
Inhoudsopgave
Voorzorgsmaatregelen ten
behoeve van de veiligheid.... D-1
Inleiding ................................. D-5
Algemene gids..................... D-10
Bevestigen van de partlituurstandaard ...
Spelen van een demonstratiemelodie .... D-12
D-11
Stroomvoorziening ............. D-14
Gebruik van de netadapter .................... D-14
Uitschakelen van de digitale piano ........ D-14
Geheugeninhoud ................................... D-15
Aansluitingen ...................... D-16
Aansluiting van de hoofdtelefoon ........... D-16
Aansluiten op een PEDAL aansluiting ... D-16
Gebruiken van de
microfooningangsaansluiting ................. D-17
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie
(Drawbar Organ) ..................D-21
Een trekstaaforgeltoon selecteren ......... D-22
Een trekstaaforgeltoon bewerken .......... D-22
Parameter details ................................... D-23
Het opslaan van een bewerkte
trekstaaforgeltoon .................................. D-24
Toepassen van effecten op
tonen .................................... D-25
Effectblokken.......................................... D-25
Instellen van een DSP type .................... D-26
DSP toets ............................................... D-27
REVERB selecteren ............................... D-27
Selecteren van CHORUS ...................... D-28
De equalizer gebruiken .......................... D-29
Automatisch begeleiding ... D-30
Basisbediening.................... D-18
Voorbereidingen ..................................... D-18
Selecteren van een toon d.m.v. de
toonnaam ............................................... D-18
Selecteren van een toon d.m.v. het
toonnummer ........................................... D-18
PIANO SETTING toets .......................... D-20
Gebruik van de PITCH BEND
draairegelaar .......................................... D-20
Aangaande de MODE toets ................... D-30
Instellen van een ritme ........................... D-30
Spelen van een ritme ............................. D-31
Het tempo instellen ................................ D-31
Automatische begeleiding gebruiken ..... D-31
Gebruik van een intro patroon ............... D-34
Gebruik van een fill-in patroon ............... D-34
Gebruik van een ritmevariatie ................ D-35
Begeleiding en ritmeweergave tegelijk
starten .................................................... D-35
Afsluiten met een eindpatroon ............... D-35
D-7
Inhoudsopgave
Gebruik van één-toets voorkeuzes ........ D-36
Gebruik van automatische
harmonisatie .......................................... D-36
Instellen van het begeleidingsvolume .... D-37
Gebruiken van de metronoom ............... D-38
Mixerfunctie ......................... D-39
Wat kunt u met de Mixer doen? ............. D-39
In- en uitschakelen van kanalen ............ D-39
Gebruik van de
parameterbewerkingsfunctie .................. D-40
Hoe parameters werken ......................... D-41
Synthesizerfunctie .............. D-43
Synthesizerfuncties ................................ D-43
Creëren van een gebruikerstoon ........... D-46
In het geheugen opslaan van een
gebruikerstoon ....................................... D-48
Weergeven van het
melodiegeheugen .................................. D-54
Opnemen van de melodie en
akkoorden met stapopname .................. D-54
Opnemen van meerdere sporen ............ D-57
Corrigeren van fouten tijdens
stapopname ........................................... D-59
Bewerken van de geheugeninhoud ....... D-60
Bewerken van een melodie .................... D-62
Instellingen van de
digitale piano ....................... D-63
Gebruik van lagen .................................. D-63
Gebruik van splitsen .............................. D-64
Gebruik van lagen en splitsen
tegelijkertijd ............................................ D-65
Transpositie van de digitale piano.......... D-66
Gebruik van aanslagvolume .................. D-66
Registratiegeheugen........... D-49
Karakteristieken van het
registratiegeheugen ............................... D-49
Vastleggen van een opstelling in het
registratiegeheugen ............................... D-50
Oproepen van een opstelling van het
registratiegeheugen ............................... D-50
Melodiegeheugenfunctie .... D-51
Sporen ................................................... D-51
Basis melodiegeheugenbediening ......... D-51
Gebruik van real-time opname ............... D-52
D-8
Stemmen van de digitale piano .............. D-67
Veranderen van andere instellingen ...... D-68
Gebruik van de SMF
speler.................................... D-72
Weergave van een SMF ........................ D-74
Configureren van andere instellingen .... D-75
Aansluiting op een
computer .............................. D-77
Algemene MIDI ...................................... D-78
MIDI instellingen .................................... D-78
Internet Data Expansion System ........... D-79
Terugzetten van de digitale piano op
de oorspronkelijke instellingen die in
de fabriek ingesteld zijn ......................... D-79
Opslaan van Data ................ D-80
Een SD geheugenkaart gebruiken ......... D-81
Basisbediening van geheugenkaarten ... D-82
Opslaan van bestanden ......................... D-83
Laden van een Bestand ......................... D-84
Hernoemen van een Bestand ................ D-85
Wissen van een bestand ........................ D-86
Formatteren van een
SD geheugenkaart ................................. D-86
Inhoudsopgave
Invoeren van Karakters .......................... D-87
Foutlezingen bij SD geheugenkaarten ... D-88
Oplossen van
moeilijkheden ...................... D-89
Technische gegevens ......... D-92
Bedienings-
voorzorgsmaatregelen........ D-95
MIDI boodschappen die verzonden en ontvangen worden via de USB poort.
Merk- en productnamen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
kunnen geregistreerde handelsmerken van
anderen zijn.
B
D-9
Algemene gids
2 8 9 043 6 751
A B C D E F G H I
J J
MK L N
*2*1
a b
D-10
O P Q R S T U WV
cX Y Z [ \ ] ^
*3
Algemene gids
OPMERKING
Deze digitale piano is uitgevoerd met twee verschillende types toontoetsen: een TONE toets naast de RHYTHM toets voor het selecteren van een toon d.m.v. het toonnummer en acht TONE naamtoetsen voor het selecteren van een toon d.m.v. de naam. In deze handleiding wordt de TONE toets die zich naast de DEMO toets bevindt aangegeven als <TONE>.
1 Microfoonechotoets (MIC ECHO)
2 Microfoonvolumeregelaar (MIC VOLUME)
3 Melodiegeheugentoets (SONG MEMORY)
4 Transponeer-/functietoets (TRANSPOSE/FUNCTION)
5 Mixertoets (MIXER)
6 Synthesizertoets (SYNTH)
7 Effecttoets (EFFECT)
8 Display
9 Ritmetoets (RHYTHM)
0 Toontoets (TONE)
A Eéntoets-voorkeuzetoets (ONE TOUCH PRESET)
B Begeleidingsvolumetoets (ACCOMP VOLUME)
C Datatogangsindicator (DATA ACCESS)
D SMF spelertoets (SMF PLAYER)
E Piano-insteltoets (PIANO SETTING)
F Trekstaaforgeltoets (DRAWBAR ORGAN)
G DSP toets (DSP)
H Verlaattoets (EXIT)
[]/[]/[]/[]
I
J Luidspreker
K Toonhoogtedraairegelaar (PITCH BEND)
L Akkoordgrondtoonnamen (CHORD)
M Percussie-instrumentenlijst
cursortoetsen (CURSOR)
N Akkoordtypenaam
O Spanningstoets (POWER)
P Hoofdvolumeregelaar (MAIN VOLUME)
Q Functietoets (MODE)
R Intropatroon-/eindpatroontoetsen (INTRO/ENDING 1/2)
S Variatiepatroon-/fill-in patroontoetsen
(VARIATION/FILL-IN 1/2)
T Synchroon/volgende fill-in patroon toets
(SYNCHRO/FILL-IN NEXT)
U Start/stoptoets (START/STOP)
V Tempotoetsen (TEMPO)
W Metronoomtoets (METRONOME)
X Melodiegeheugenspoortoetsen
(SONG MEMORY TRACK)
a) Melodiebanktoets (BANK)
b) Registratietoetsen (REGISTRATION)
c) Opslagtoets (STORE)
Y Auomatisch harmonisatietoets (AUTO HARMONIZE)
Z Splitstoets (SPLIT)
[ Lagentoets (LAYER)
\ Kaarttoets (CARD)
] Demonstratietoets*4 (DEMO)
_ Toontoetsen (<TONE>)
*1: Bevestigen van de partituurstandaard
Steek de partlituurstandaard in de gleuf aan de bovenkant van de digitale piano zoals aangegeven in de illustratie.
D-11
Algemene gids
d e f
*
2
a
Cijfertoetsen
b
[+]/[–] toetsen
(YES/NO)
(JA/NEE)
*
3
Voor het invoeren van nummers om aangegeven instellingen te veranderen.
Negatieve waarden kunnen enkel veranderd worden m.b.v. [+] en [–] om de aangegeven waarde te vergroten of te verkleinen.
c
c
SD geheugenkaartgleuf
*4: Spelen van een demonstratiemelodie
Door het indrukken van de DEMO toets wordt de weergave van de demonstratiemelodieën gestart. Er zijn 3 demonstratiemelodieën die onafgebroken in volgorde worden weergegeven. Druk op de DEMO toets of op de START/STOP toets om de weergave van de demonstratiemelodieën te stoppen.
OPMERKING
Door op de [+]/[] toetsen te drukken wordt doorgegaan naar de volgende demonstratiemelodie.
De functies voor lagen en splitsen en de PIANO SETTING toets werken niet tijdens de weergave van een demonstratiemelodie.
Linker paneel
d
12V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
e
Microfoonaansluiting (MIC IN)
f
Hoofdtelefoonaansluitingen
(PHONES)
D-12
Onderkant
ih j
g
Achterpaneel
Algemene gids
g
Pedaalaansluiting (PEDAL)
h
USB poort
i
Pedaaldemperaansluiting (DAMPER PEDAL)
j
Zacht/sostenuto pedaalaansluiting
(SOFT/SOSTENUTO PEDAL)
OPMERKING
Displayvoorbeelden aangegeven in deze gebruiksaanwijzing dienen enkel ter illustratie. De werkelijke tekst en waarden die in de display verschijnen kunnen verschillen van de voorbeelden die hier in de gebruiksaanwijzing worden gegeven.
Door de karakteristieken van het LCD element, verandert het displaycontrast afhankelijk van de hoek van waar uit u er naar kijkt. De oorspronkelijke contrastinstelling maakt het voor een musicus die recht voor de display zit, mogelijk om alles makkelijk te zien. U kunt het contrast ook bijregelen tot het niveau dat uw persoonlijke omstandigheden beter schikt. Voor meer informatie zie pagina D-71.
D-13
Stroomvoorziening
Door aansluiten op een stopcontact kan deze digitale piano worden bediend. Let er op de digitale piano altijd uit te schakelen en de stekker uit het stopcontact te trekken wanneer u de digitale piano niet gebruikt.
Gebruik van de netadapter
Zorg ervoor enkel de voor deze digitale piano voorgeschreven netadapter te gebruiken.
Voorgeschreven netadapter: AD-12
[Linker paneel]
12V gelijkstroomaansluiting
Netadapter AD-12
Stopcontact
Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen op om schade aan het netsnoer te voorkomen.
Tijdens het gebruik
Trek nooit hard aan het snoer.
Trek nooit herhaaldelijk aan het snoer.
Verdraai het snoer nooit aan het uiteinde in de buurt van
de stekker of de aansluiting.
Tijdens het gebruik mag het netsnoer niet strak uitgetrokken
zijn.
Tijdens het vervoer
Zorg ervoor altijd de stekker van de netadapter uit het
stopcontact te trekken voordat u de digitale piano verplaatst.
Tijdens het opbergen
Maak lussen in het netsnoer wanneer u het keyboard
opbergt maar windt het netsnoer niet om de netadapter.
Uitschakelen van de digitale piano
Vergeet niet op de POWER toets om de spanning uit te schakelen en let er ook op dat de LCD verlichting uit is voordat u de verbinding met de netadapter verbreekt of iets anders doet.
Probeer de verbinding met de netadapter nooit te verbreken terwijl de digitale piano nog ingeschakeld is en probeer de spanning nooit uit te schakelen door andere technieken te gebruiken dan op de POWER toets te drukken. Hierdoor kan de inhoud van het Flash-geheugen van de digitale piano beschadigd raken. Vreemde werking en abnormaal opstarten van de digitale piano zijn symptomen van een beschadigdeinhoud van het flash-geheugen. Zie Oplossen van moeilijkheden op pagina D-89 voor meer informatie.
BELANGRIJK!
Terwijl de volgende boodschap op het display te zien is, mag u nooit de digitale piano uitschakelen door op de spanningstoets (POWER) te drukken of door de stekker van de netadapter uit het stopcontact halen, enz.
(boodschap) Pls Wait (wachten a.u.b.) of
Bulk In (invoeren grote heveelheid gegevens) Als de digitale piano tijdens het tonen van de bovenstaande boodschappen uitgeschakeld wordt, kan dit gebruikersdata (gebruikerstonen, melodiegeheugendata, enz.) beschadigen die zich op dat moment in het geheugen van de digitale piano of op SD geheugenkaarten bevinden. Het is mogelijk dat de data niert meer te verkijgen is als de data eenmaal beschadigd is.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat de digitale piano uitgeschakeld is alvorens de netadapter in het stopcontact te steken of hem er uit te trekken.
Bij langdurig gebruik van de netadapter kan deze warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
D-14
Stroomvoorziening
Geheugeninhoud
Instellingen
De toon, het ritme en andere belangrijkste instellingen van de digitale piano die van kracht waren toen u de digitale piano met de hand uitschakelde door op de POWER toets te drukken of wanneer de automatische stroomonderbreker de spanning uitschakelt, zijn nog steeds in werking wanneer u de spanning daarna weer inschakelt.
Belangrijkste instellingen van de digitale piano
Toonnummer, lagen, splitsen, splitspunt, trekstaaforgel tooninstellingen, transponeren, stemmen, contrastinstellingen, aanslaggevoeligheid, nagalm, zweving, DSP, equalizer, ritmenummer, tempo, keyboardkanaal, MIDI In akkoordbeoordeling aan/uit, begeleiding MIDI uitgangssignaal aan/uit, instelling van de zachte/sostenutopedaalaansluiting, begeleidingsvolume, gebruikergebied tonen (Synthesizer functie), gebruikergebied begeleidingen, gebruikers DSP gebied, toonhoogtebuigbereik automatisch harmoniseren aan/uit, type van automatisch harmoniseren, mixer aanhouden, DSP aanhouden, Automatische begeleidingsfunctie, alle mixerparameters, alle synthesizerfunctie parameters, melodiegeheugenmelodienummers, SMF spelerinstellingen (weergavefunctie, handmatig weergavedeel, SMF weergavevolume), microfoon echo aan/uit
Opslaan van instellingen en van de geheugeninhoud
Betreffende het Flash-geheugen
Uw digitale piano wordt geleverd met een ingebouwd Flash­geheugen, hetgeen data kan blijven behouden zelfs wanneer de stroom volledig is uitgeschakeld. Het flash-geheugen behoudt de data zelfs als u de aansluiting van de netadapter verbreekt en de stroom naar de digitale piano onderbreekt. U zult de data weer op kunnen roepen nadat u de netadapter weer ingestoken en de spanning ingeschakeld heeft.
SD geheugenkaart Zie Een SD geheugenkaart gebruiken op pagina D-81.
Harde schijf van de computer Zie Aansluiting op een computer op pagina D-77.
Resetten van de digitale piano
Het resetten kan worden gebruikt om de parameters van de digitale piano terug te stellen naar de oorspronkelijke default instellingen en om alle data te wissen die zich op dat moment in het geheugen van de digitale piano bevinden. Zie pagina D-71 voor nadere informatie m.b.t. resetten (terugstellen).
Terugstellen van de digitale piano tot de oorspronkelijke default instellingen
U kunt de met de digitale piano meegeleverde CD-ROM en uw computer gebruiken om het flash-geheugen van de digitale piano en alle parameters terug te stellen naar de oorspronkelijke default instellingen. Zie Gebundelde CD­ROM data op pagina D-79 voor nadere details.
Geheugeninhoud
Naast de bovenstaande instellingen, kunnen in de registratiefunctie en de melodiegeheugenfunctie opgeslagen data ook bewaard worden wanneer de spanning van de digitale piano uitgeschakeld is.
D-15
Aansluitingen
BELANGRIJK!
Telkens wanneer u externe apparatuur aansluit dient u eerst de MAIN VOLUME regelaar van de digitale piano en de volumeregelaar van de externe apparatuur in te stellen op een relatief laag niveau. U kunt later het volume instellen op een gewenst volume nadat de aansluitingen tot stand gebracht zijn.
Refereer altijd aan de documentatie die meegeleverd wordt met de externe apparatuur voor de juiste aansluitprocedures.
Aansluiting van de hoofdtelefoon
Sluit een los verkrijgbare hoofdtelefoon aan op de hoofdtelefoonaansluiting (PHONES) van de digitale piano. Hierdoor worden de ingebouwde luidprekers uitgeschakeld hetgeen betekent dat u zelfs midden in de nacht kunt oefenen zonder de buren uit hun slaap te houden. Om uw gehoor niet achteruit te laten gaan mag u het volumeniveau niet te hoog instellen wanneer u een hoofdtelefoon gebruikt.
[Linker paneel]
Hoofdtelefoonaansluiting
(PHONES)
Hoofdtelefoon
Aansluiten op een PEDAL aansluiting
Afhankelijk van het type bedieningshandelingen die u wilt uitvoeren via het pedaal (SP-3) sluit u de kabel van het pedaal op aan de DAMPER PEDAL aansluiting of de SOFT/ SOSTENUTO PEDAL aansluiting van de digitale piano. Als u beide aansluitingen tegelijkertijd wilt gebruiken dient u een andere los verkrijgbaar pedaal aan te schaffen.
[Achterpaneel]
Pedaalaansluiting
(PEDAL)
SP-3
Pedaalfuncties
• Demppedaal
Door het demppedaal in te trappen tijdens het spelen zullen de noten die u speelt voor een lange tijd nagalmen. Als het DSP 099 (Acoustic Resonance = akoestische resonantie) effect uitgeoefend wordt dan zullen bij het gebruik van dit pedaal de noten nagalmen zoals bij het pedaal van een akoestische vleugel.
• Zacht pedaal
Door dit demppedaal in te trappen tijdens het spelen worden de met de klaviertoetsen aangeslagen noten verzwakt nadat het pedaal ingetrapt wordt en maakt het geluid zachter.
• Sostenutopedaal
Alleen de noten van de klaviertoetsen die aangeslagen worden terwijl dit pedaal ingedrukt is zullen worden aangehouden totdat het pedaal wordt losgelaten.
Selecteren van de pedaalfunctie
Een op de SOFT/SOSTENUTO PEDAL aansluitingen van de piano aangesloten pedaal kan werken als een demppedaal of als een sostenuto pedaal. Bij inschakelen van de digitale piano is het pedaal aanvankelijk geconfigureerd voor werking als een zacht demppedaal. Zie Veranderen van andere instellingen op pagina D-68 voor informatie aangaande het configureren van de instellingen.
D-16
Bijstellen van het effect dat uitgeoefend wordt wanneer het demppedaal half ingetrapt wordt (alleen bij de los verkrijgbare SP-30)
U kunt specificeren tot welke mate het dempeffect uitgeoefend dient te worden wanneer u het demppedaal half intrapt. Zie Veranderen van andere instellingen op pagina D-68 voor informatie aangaande het configureren van de instellingen.
Aansluitingen
Pedaalaansluiting (PEDAL)
U kunt de los verkrijgbare pedaaleenheid (SP-30) aansluiten op de PEDAL aansluiting. U kunt de pedalen gebruiken voor expressie die lijkt op die van een akoestische piano.
[Onderkant]
Pedaalaansluiting (PEDAL)
Gebruiken van de microfooningangsaansluiting
U kunt een los verkrijgbare microfoon aansluiten op de MIC IN aansluiting en meezingen met de melodieën die u speelt.
OPMERKING
Bij het aansluiten van een microfoon dient u eerst het microfoonvolume (MIC VOLUME) in te stellen op een laag niveau en het niveau pas in te stellen na de aansluiting tot stand te hebben gebracht.
1
Stel de MIC VOLUME regelaar in op de “MIN” (minimaal volume) zijde.
BELANGRIJK!
Denk er altijd aan de ON/OFF schakelaar van de microfoon uit te schakelen en de microfoon van de digitale piano los te koppelen wanneer u de microfoon niet gebruikt.
Aanbevolen type microfoon
Dynamische microfoon (standaardstekker)
Rondzingen (akoestische terugkoppeling)
Eén van de volgende omstandigheden kan rondzingen veroorzaken).
De microfoon met een hand afschermen
Een microfoon te dicht bij een luidspreker plaatsen
Mocht rondzingen optreden houd de microfoon dan verder weg van de kop beet en houd hem verder weg van luidsprekers in de buurt.
Statische ruis
TL-verlichting kan statische ruis veroorzaken in het microfoonsignaal. Mocht u hier last van krijgen, vermijd het licht die u er van verdenkt de oorzaak te vormen van de statische ruis.
Inschakelen van de microfoonecho
1
Druk op de MIC ECHO toets om de echo beurtelings in en uit te schakelen.
De MIC ECHO indicator licht op wanneer de microfoonecho ingeschakeld is.
2
Schakel de ON/OFF schakelaar van de microfoon in.
3
Stel het microfoonvolume m.b.v. de MIC VOLUME regelaar in op het gewenste niveau.
[Linker paneel]
Microfoon aan/uit (ON/OFF) schakelaar
Microfoon
Microfoonaansluiting (MIC IN)
MIC VOLUME regeelaar
Accessoires en opties
Gebruik enkel de accessoires en opties die genoemd worden voor deze digitale piano. Bij gebruik van niet­erkende items bestaat er gevaar op brand, elektrische schok en persoonlijk letsel.
D-17
Basisbediening
PITCH BEND
PITCH BEND
draairegelaar
wheel
POWER
TONE
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
PIANO SETTINGMAIN VOLUME
<
>
TONE
Voorbereidingen
1
Druk op de POWER toets.
2
Stel het algehele volume van de digitale piano bij d.m.v. de MAIN VOLUME regelaar.
Voordat u begint met spelen is het een goed idee om het volume in te stellen op een relatief laag niveau.
Selecteren van een toon d.m.v. de toonnaam
1
Druk op de <TONE> toets van het type toon dat u wilt selecteren.
Voorbeeld: Druk op de ORGAN toets om de eerste toon
2
Speel iets op het toetsenbord.
Hierdoor wordt gespeeld met de toon waarvan de naam zich op het display bevindt.
3
Blader d.m.v. de [+] en [–] toetsen door de toonnummers op het display.
Zie de afzonderlijke waarin de tonen verschijnen wanneer u er door heen bladert.
in de orgeltoongroep weer te geven.
Appendix
A voor de volgorde
Selecteren van een toon d.m.v. het toonnummer
U kunt een nummer van drie cijfers invoeren om één van de 744 verschillende tonen te specificeren.
Zie de afzonderlijke van tonen en de toonnamen.
Geavanceerde tonen zijn variaties op standaard tonen, die gecreëerd worden door het programmeren van effecten (DSP) en andere instellingen.
Voor details aangaande de tonen van het trekstaaf orgel,verwijs naar Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ) op pagina D-21.
Toontypes
Standaardtonen: 620 voorkeuzetonen + 124 gebruikerstonen
Nummer
000 - 399
400 - 599
600 - 619
700 - 799
800 - 819
900 - 903
Aantal
tonen
400
200
20
100
20
4
Trekstaaforgeltonen: 50 voorkeuzetonen + 100 gebruikerstonen
Nummer
000 - 049
100 - 199
Aantal
tonen
50
100
Appendix
Geavanceerde tonen
Voorkeuzetonen
Drumsets
Gebruikerstonen*
Gebruikerstonen met golven
Gebruikersdrumsets met golven*
Voorkeuzetonen
Gebruikerstoon*
A voor een volledige lijst
Toontype
2
4
Toontype
6
4
*
DSP lijn aan/uit
Aan
Uit
Uit
Aan/uit*
Aan/uit*
Aan/uit*
DSP lijn aan/uit
Aan/uit*
Aan/uit*
1
*
3
3
5
1
*
5
3
D-18
Basisbediening
*1: Zie “Het veranderen van tonen en het configureren van
DSP effectinstellingen op pagina D-19.
*2: Geheugengebied voor tonen die u gecreëerd heeft. Zie
Synthesizerfunctie op pagina D-43. De
gebruikerstoongebieden 700 tot en met 799 bevatten aanvankelijk dezelfde data als de geavanceerde tonen 000 tot en met 099.
*3: Dit hangt af van de brontoon of de tooninstelling. Zie
Synthesizerfunctie op pagina D-43 voor meer informatie.
*4: Gebied voor data die vanaf een computer werd gestuurd.
Zie Internet Data Expansion System op pagina D-79 voor meer informatie. Voor informatie aangaande golfvormen, zie Creëren van een gebruikerstoon op pagina D-46.
*5: Dit hangt af van de toon. De status ervan kan worden
bekeken door naar de DSP toets te kijken. Zie DSP toets op pagina D-27 voor meer informatie.
*6: Geheugengebied voor tonen die door gecreëerd worden.
Zie Een trekstaaforgeltoon bewerken op pagina D-22. Gebruikers trefstaaforgeltoon gebieden bevatten aanvankelijk twee setten met dezelfde data als de trefstaaforgeltoon types 000 tot en met 049.
OPMERKING
U kunt toonnummers die niet in de bovenstaande bereiken (standaardtonen 620 tot en met 699 en 820 tot en met 899, en trekstaaf orgeltonen 050 tot en met 099) vallen niet selecteren. U kunt bladeren en de ongebruikte nummers overslaan wanneer u de [+] en [–] toetsen gebruikt om door de toonnummers te bladeren. Wanneer u bijvoorbeeld op [+] drukt terwijl 619 geselecteerd is, springt het nummer door naar 700.
Instellen van een toon
1
Zoek de te gebruiken toon op in de toonlijst (de afzonderlijke het toonnummer.
2
Druk op de TONE toets.
Appendix
A) en maak een notitie van
OPMERKING
Voer altijd alle drie cijfers in van het toonnummer inclusief eventuele voorafgaande nullen.
U kunt het aangegeven toonnummer tevens vergroten met de [+] toets en verkleinen met de [–] toets.
Wanneer één van de drumklanken geselecteerd is (toonnummers 600 tot en met 619), dan wordt aan elke klaviertoets een ander percussiegeluid toegewezen. Zie de afzonderlijke
Appendix
B voor details.
Polyfonie
De term polyfonie refereert aan het maximal aantal noten dat u op hetzelfde moment kunt spelen. De digitale piano heeft 32-noten polyfonie, hetgeen zowel de noten die u speelt omvat als de ritmes en automatisch begeleidingspatronen die door het keyboard worden gespeeld. Dit betekent dus dat wanneer een ritme of een automatisch begeleidingspatroon gespeeld wordt door deze digitale piano, het aantal noten (de polyfonie dus) gereduceerd wordt dat open staat voor spelen op het toetsenbord. Merk tevens op dat sommige van de tonen slechts 10-noten polyfonie geven.
Het veranderen van tonen en het configureren van DSP effectinstellingen
Deze digitale piano heeft slechts een enkele DSP klankbron. Hierdoor kunnen bij tonen waarbij DSP ingesteld is voor meerdere onderdelen bij het het maken van meerdere lagen en splitsen van tonen (paginas D-63, 64) conflicten optreden. Om conflicten te vermijden, wordt DSP toegewezen aan de laatste toon waarbij DSP ingesteld is terwijl DSP voor alle andere onderdelen uitgeschakeld (DSP lijn uit (OFF)) is. DSP lijn is een parameter die regelt of het op dat moment ingestelde DSP effect van toepassing is op een onderdeel.* Elke toon heeft een DSP lijnparameter. Door het selecteren van een toon wordt de DSP lijnparameter van die toon uitgeoefend op alle onderdelen. * De DSP lijnparameter is ingeschakeld (het DSP effect wordt
uitgeoefend) bij de 400 geavanceerde tonen die genummerd zijn van 000 tot en met 399, en uitgeschakeld (het DSP effect wordt niet uitgeoefend) bij de 200 voorkeuzetonen genummerd van 400 tot en met 599. Voor informatie over andere tonen, raadpleeg “Toontypes op pagina D-18.
3
Voer het drie-cijferige toonnummer in van de bewuste toon m.b.v. de cijfertoetsen.
Voorbeeld: Om 432 GM ACOUSTIC BASS te
selecteren, voer 4, 3 en daarna 2 in.
Aco432 usBsG
D-19
Basisbediening
PIANO SETTING toets
Het indrukken van deze toets verandert de instelling van de digitale piano om het te optimaliseren voor spelen op de piano.
Instellingen
Toonnummer: 000 Ritmenummer: 140 Begeleidingsfunctie: Normaal Gelaagd: Uit Splitsing: Uit Automatisch harmoniseren: Uit Transponeren: 0 Aanslaggevoeligheid:
Uit: Keert terug naar de oorspronkelijke instelling
Aan: Geen verandering Instelling van de aansluiting van het zachte/ sostenutopedaal: Soft (zacht) Lokale controle: Aan Instelling van de mixerkanaal 1 parameter: Hangt af van de toon
De instellingen van de digitale piano optimaliseren voor spelen op de piano
1
Druk op de PIANO SETTING toets.
2
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
De noten die u speelt klinken als bij een piano.
Druk op de START/STOP toets als u met
ritmebegeleiding wilt spelen. Hierdoor gaat een ritme spelen dat geoptimaliseerd is voor de piano.
Druk nogmaals op de START/STOP toets om het spelen van het ritme te stoppen.
Gebruik van de PITCH BEND
draairegelaar
PITCH BEND betekent letterlijk toonhoogtebuiging en deze draairegelaar laat u de toonhoogte inderdaad buigen”. Hierdoor kunt u extra vleugje realisme toevoegen aan de saxofoon en aan andere tonen.
Gebruiken van de PITCH BEND regelaar
1
Gebruik terwijl u een klaviertoets ingedrukt houdt met uw rechterhand, uw linkerhand om de PITCH BEND draairegelaar omhoog en omlaag te draaien.
De noot keert terug naar de oorspronkelijke toonhoogte wanneer u de PITCH BEND draairegelaar loslaat.
OPMERKINGEN
Bij saxofoon- en elektrische gitaartonen kunnen de meest realistische geluidseffecten worden geproduceerd als u de noten speelt en tegelijkertijd de PITCH BEND draairegelaar bediend.
Zie Toonhoogtebuigbereik (oorspronkelijke default: 12) op pagina D-71 voor het veranderen van het buigbereik van de PITCH BEND draairegelaar.
Schakel de digitale piano nooit in terwijl aan de PITCH BEND draairegelaar gedraaid wordt.
OPMERKING
Door op de PIANO SETTING toets te drukken terwijl een ritme aan het spelen is, wordt het ritme gestopt waarna de instelling van de digitale piano vervolgens verandert.
Door op de PIANO SETTING toets te drukken terwijl de synthesizerfunctie of een andere functie van de digitale piano ingeschakeld is, wordt de huidige functie verlaten waarna de instelling van de digitale piano vervolgens verandert.
De instelling van de digitale piano verandert niet als u op de PIANO SETTING toets drukt onder één van de volgende omstandigheden. * Tijdens realtime opname, tijdens stapopname of
tijdens het gebruik van de montagefunctie van het melodiegeheugen.
* Terwijl de melding voor het opslaan van data of het
overschrijven van data op de display aangegeven wordt
* Tijdens de weergave van demonstratiemelodieën
D-20
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Uw digitale piano heeft ingebouwde trekstaaforgeltonen die gewijzigd kunnen worden m.b.v. negen digitale trekstaven waarvan de bediening eender is aan die van de regelaars bij een trekstaaforgel. U kunt ook percussie selecteren of toetsklikken. Er is genoeg ruimte in het geheugen voor het opslaan van maximaal 100 door de gebruiker gecreëerde trekstaaftoon variaties.
Trekstaaforgel bedieningsvolgorde
Toon/ritme selectiescherm*
DRAWBAR ORGAN toets
Trekstaaforgeltoon selectiescherm
[] CURSOR toets DRAWBAR ORGAN toets
Trekstaaforgeltoon bewerkingsscherm
[왗] / [왘] CURSOR toetsen
More? (meer?) scherm
[] CURSOR toets [] CURSOR toets
Synthesizer bewerkingsscherm
[] CURSOR toets [] CURSOR toets
DSP effect bewerkingsscherm
[] CURSOR toets
Naam/opslaan instelscherm
EXIT toets
[왗] / [왘] CURSOR toetsen
[] CURSOR toets
* U kunt het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon ook verkrijgen van het functiescherm voor de melodiegeheugenfunctie of
de SMF weergave. In dit geval verschijnt echter het bewerkingsscherm voor de trekstaaforgeltoon niet.
D-21
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
DRAWBAR ORGAN
CURSOR
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Een trekstaaforgeltoon selecteren
1
Vind de te gebruiken trefstaaforgeltoon op de toonlijst in (de afzonderlijke een notitie van het toonnummer.
2
Druk op de DRAWBAR ORGAN toets.
Hierdoor verschijnt het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon.
Toonnummer Toonnaam
Appendix
A) en maak
Dra000 wba r1
3
Gebruik de cijfertoetsen om het drie-cijferige toonnummer in te voeren voor de toon die u wilt selecteren.
OPMERKING
Voer altijd alle drie cijfers in voor het toonnummer, inclusief eventuele voorafgaande nullen.
U kunt ook het aangegeven toonnummer met telkens één vergroten of verkleinen door op de [+] en op de []
toetsen te drukken.
Als u tijdens het gebruik van een trekstaaforgeltoon een noot speelt die buiten het bereik valt van de toon die u gebruikt, zal de digitale piano automatisch dezelfde noot spelen in de dichtstbijzijnde octaaf die wel in het speelbare bereik valt.
Een trekstaaforgeltoon bewerken
1
Selecteer de trekstaaforgeltoon (000 tot en met 049, 100 tot en met 199) die u wilt bewerken.
2
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon te verkrijgen. Selecteer de parameter waarvan u de instelling wilt veranderen.
Voorbeeld: Selecteren van de Ft16 parameter
Parameterinstelling Parameternaam
Ft1 36
In het totaal zijn er 13 parameters. U kunt de [왗] en [] CURSOR toetsen gebruiken om door de instellingen heen te gaan. Zie Parameter details op pagina D-23 voor nadere informatie.
Terwijl het More? (meer?) scherm zich op de display bevindt, kunt u doorgaan naar de synthesizer en DSP effect bewerkingsschermen door te drukken op de [왔] CURSOR toets of op de [+] toets.
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen of de [+] en [–] toetsen om de instelling van de momenteel aangegeven parameter te veranderen.
U kunt een parameterinstelling ook veranderen door een waarde in te voeren m.b.v. de cijfertoetsen.
U kunt de veranderingen in een toon bemerken door noten op het keyboard te spelen terwijl u de parameterinstellingen aan het instellen bent.
OPMERKING
Wanneer een andere toon geselecteerd wordt nadat u de parameters bewerkt heeft, zullen de parameterinstellingen vervangen worden door die van de nieuw geselecteerde toon.
Als u trefstaaforgeltonen toegewezen heeft aan meer dan één kanaal, dan zal bij wijzigen van de instelling van de trefstaaforgeltoon instelling van één van de kanalen, diezelfde instelling ook worden toegepast op alle andere kanalen.
Zie Het opslaan van een bewerkte trekstaaforgeltoon op pagina D-24 voor informatie over het opslaan van uw bewerkingen.
D-22
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Het bewerken van synthesizerfunctie parameters en DSP parameters van de trekstaaftonen
Precies zoals bij standaard (niet-trekstaaf) tonen, kunt u de synthesizerfunctie parameters en DSP parameters van de trekstaaforgel tonen bewerken Zie Trekstaaforgel bedieningsvolgorde op pagina D-21.
1
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om de More? (meer?) display te verkrijgen en druk vervolgens op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt de synthesizerfunctie ingeschakeld, hetgeen wordt aangegeven door de aanwijzer naast SYNTH in het displayscherm.
Voer voor de rest van deze procedure de stappen uit te beginnen met stap 3 onder Creëren van een gebruikerstoon op pagina D-46.
Parameter details
Het volgende geeft details over de parameters die u kunt configureren m.b.v. het trekstaaforgeltoon bewerkingsscherm.
Trekstaaf positie
Deze parameter definiëert de positie van elke trekstaaf en het volume van elke overtoon. Hoe groter de waarde, des te groter het volume van de corresponderende overtoon.
Percussie
Deze parameter laat u percussiegeluid toevoegen, hetgeen in modulatie voorziet bij aangehouden tonen die u aan het creëren bent. Wanneer u een klaviertoets op het toetsenbord ingedrukt houdt, zal het geproduceerde geluid langzaam wegsterven tot het niet langer te horen is. Door de klaviertoets nogmaals aan te slaan zal de noot weer luider weergegeven worden. Percussie heeft de 2nd Percussion (2de overtoon toonhoogte) en de 3rd Percussion (3de overtoon toonhoogte) instellingen, die elk in- of uitgeschakeld kunnen worden. U kunt de percussie wegsterftijd ook specificeren, hetgeen regelt hoe lang het duurt voor het percussiegeluid om weg te sterven.
Parameternaam
2nd Percussion (tweede percussie)
3rd Percussion (derde percussie)
Percussie wegsterftijd
Parameterdisplay
indicatie
Second (tweede)
Third (derde)
Decay (wegsterven)
Instellingen
Off (uit) On (aan)
000 tot en met 127
Parameternaam
Trekstaaf 16
Trekstaaf 5 1/3
Trekstaaf 8
Trekstaaf 4
Trekstaaf 2 2/3
Trekstaaf 2
Trekstaaf 1 3/5
Trekstaaf 1 1/3
Trekstaaf 1
(Ft: voet)
Parameterdisplay
indicatie
Ft 16
Ft 5 1/3
Ft 8
Ft 4
Ft 2 2/3
Ft 2
Ft 1 3/5
Ft 1 1/3
Ft 1
Instellingen
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
Klik
De parameter bepaalt of een toetsklik al dan niet toegevoegd wordt wanneer een aangehouden toon wordt gespeeld die geconfigureerd is m.b.v. de trekstaven.
Parameternaam
Klik
Parameterdisplay
indicatie
Click
Instellingen
Off (uit) On (aan)
D-23
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Inhoud van de display tijdens de trekstaaforgelfunctie
Tijdens de trekstaaforgelfunctie worden de huidige status van de trekstaafposities, toetsklikken, en percussieparameters aangegeven op de staafaanduidingen van de display zoals aangegeven in de onderstaande afbeeldingen. Er is één lijn voor elke parameter en het onderste segment van de geselecteerde parameterlijn knippert. Het onderste segment van de staafgrafiekkolom die de huidige geselecteerde parameter voorstelt, gaat knipperen om aan te geven dat deze geselecteerd is.
Geen van de kanaalnummers (1 tot en met 16) is aangegeven tijdens de trekstaaforgel selectiefunctie en de bewerkingsfunctie.
Trekstaafpositiegrafiek
Instelwaarde 0 1 2 3
Display
Uit Aan Knippert
Klik en percussie aan/uit grafiek
Instelwaarde Uit Aan
Display
Percussie vertragingstijdgrafiek
Instelwaarde 0-31 32-63 64-95 96-127
Display
Het opslaan van een bewerkte trekstaaforgeltoon
1
Gebruik na het bewerken van parameters de [왗] en [] CURSOR toetsen om de More? (meer?) display te verkrijgen.
2
Druk driemaal op de [] CURSOR toets om het scherm te verkrijgen voor het invoeren van een toonnaam en het toewijzen van een toonnummer.
3
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om een toonnummer te selecteren.
U kunt een toonnummer selecteren binnen het bereik lopend van 100 tot en met 199.
4
Druk nadat de toonnaam naar wens ingesteld is op de [] CURSOR toets om de toon op te slaan.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters bij de huidige cursorlocatie heen te bladeren.
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen om de cursor naar links en naar rechts te verplaatsen.
Zie pagina D-87 voor informatie over het invoeren van tekst.
5
Druk nadat alles naar wens is op de [] CURSOR toets om de toon op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
Nadat het opslaan is voltooid verschijnt de boodschapComplete (klaar) waarna de display opnieuw het
toonselectiescherm aangeeft.
Druk op de EXIT toets om het opslaan te annuleren.
D-24
Toepassen van effecten op tonen
Deze digitale piano geeft u een selectie van effecten die u kunt toepassen op tonen. De ingebouwde effecten omvatten een grote rijkheid aan variaties u toegang geven tot een selectie van algemene digitale effecten.
Effectblokken
Het volgende toont hoe de effecten van deze digitale piano georganiseerd zijn.
DSP
REVERB
CHORUS
EQUALIZER
uitgangssignaal
Klankbron
16 kanalen
DSP toets
aan
uit
lijn DSP
DSP
DSP effecten worden uitgeoefend op de aansluiting tussen de klankbron en het uitgangssignaal. U kunt vervorming en modulatie effecten selecteren. U kunt DSP effectinstellingen creëren en tevens gedownloade DSP data van uw computer oversturen. De digitale piano heeft geheugen voor het opslaan van maximaal 100 DSP effectinstellingen. Zie Internet Data Expansion System op pagina D-79 en Opslaan van de instellingen van de DSP parameters op pagina D-27 voor nadere informatie.
REVERB (Nagalm)
Nagalm bootst de akoestieken na van specifieke omgevingstypes. U kunt kiezen uit 16 verschillende nagalmeffecten, inclusief Room (kamer) en Hall (zaal).
CHORUS (Zweving)
Het zwevingseffect geeft het geluid meer diepte door het te laten vibreren. U kunt kiezen uit 16 verschillende zwevingseffecten, inclusief Chorus (zweving) en Flanger”.
EQUALIZER
De equalizer is een ander type effect dat u kunt gebruiken om bijstellingen te maken in de toonkwaliteit. De frequenties zijn verdeeld over een aantal frequentiebanden en het verhogen of verlagen van het niveau van één of meerdere frequentiebanden heeft een wijziging in het geluid tot gevolg. U kunt de optimale akoestieken reproduceren voor het type muziek dat u aan het spelen bent (bijvoorbeeld klassiek) door de van toepassing zijnde equalizerinstelling te selecteren.
D-25
Toepassen van effecten op tonen
DSP EXIT
CURSOREFFECT
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Instellen van een DSP type
Naast de 100 ingebouwde effecttypes kunt u ook effecttypes bewerken om uw eigen types te creëren en ze op te slaan in het gebruikersgeheugen. U kunt maximaal 100 effecttypes tegelijkertijd in het gebruikersgeheugen hebben. U kunt ook het DSP type selecteren of de laatste toon die gebruikt is waarbij DSP mogelijk is. Dit betekent dat u altijd toegang heeft tot het DSP type van gavanceerde tonen en tonen die u kunt downloaden van het Internet. Om het DSP type van de laatst gebruikte toon waarbij DSP ingeschakeld is te selecteren, dient u “Ton ” in stap 3 van de onderstaande procedure te selecteren. Voer de volgende stappen uit om een DSP type te selecteren.
VOORBEREIDINGEN
Bij gebruik van een DSP effect dient u de mixer te gebruiken om te bevestigen dat de DSP lijnen van de vereiste onderdelen ingeschakeld is. Zie Mixerfunctie op pagina D-39 voor meer informatie.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator in het display verschijnt.
2
Druk op de [] CURSOR toets.
Het DSP type instelscherm (stap 3) verschijnt automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van de toets.
3
Selecteer het gewenste type DSP m.b.v. de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen.
Zie de afzonderlijke aangaande de DSP types die beschikbaar zijn.
Hier kunt u ook de parameters veranderen van de effecten die u selecteerde, indien u dit wenst. Zie Veranderen van de instellingen van de DSP parameters voor meer informatie.
OPMERKING
Het DSP type displaygebied toont het DSP nummer (000 tot en met 199) of “To n” (gebruikerstoon gecreëerd m.b.v. DSP).
Appendix
E voor informatie
Veranderen van de instellingen van de DSP parameters
U kunt de relatieve sterkte van een DSP en hoe deze wordt toegepast regelen. Zie de volgende paragraaf getiteld DSP parameters voor meer informatie.
1
Gebruik na het selecteren van het gewenste DSP type de [] and [] CURSOR toetsen om de parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt veranderen.
Hierdoor verschijnt het parameterinstelscherm.
2
Maak de gewenste parameterinstelling m.b.v. de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen.
Door de [+] en [–] toetsen tegelijkertijd in te drukken wordt de oorspronkelijke instelling van de parameter opnieuw verkregen.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor wordt het toon of ritme instelscherm verlaten.
DSP parameters
Het volgende beschrijft de parameters voor elke DSP.
DSP
Parameter 0 tot en met 7
Deze parameters verschillen afhankelijk van het algoritme* van het geselecteerde DSP type. Voor details zie de afzonderlijke bestand in de “Dutch” map op de CD-ROM die met de digitale piano meegeleverd wordt.
* Effectorstructuur en –bedieningstype.
DSP nagalmzenden (DSP Reverb Send) (Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar nagalm dient te worden gezonden.
DSP zwevingszenden (DSP Chorus Send) (Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar zweving dient te worden gezonden.
Appendix
E en het algorhythmlist_d.pdf
D-26
Toepassen van effecten op tonen
OPMERKING
Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die klinken hangt af van de nagalmzenden, zwevingzenden en DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie
Mixerfunctie op pagina D-39 voor meer informatie.
Bij weergeven van een demonstratiemelodie (pagina
D-12) verandert het effect automatisch naar het effect dat toegewezen is aan die melodie. U kunt het effect van een demonstratiemelodie niet veranderen.
Door de effectinstelling te veranderen terwijl het geluid weergegeven wordt door het keyboard, zal een korte onderbreking in het geluid plaatsvinden op het moment dat van effect wordt veranderd.
Een aantal tonen, die de Advanced Tones, (geavanceerde tonen) worden genoemd, schakelen automatisch de DSP lijn in voor een rijker geluid met een hogere kwaliteit. Als u een geavanceerde toon toewijst aan een toetsenborddeel (kanalen 1 tot en met 4), wordt de DSP lijn automatisch ingeschakeld en de DSP selectie verandert in overeenkomst met de instellingen van de Advanced Tone (geavanceerde toon). Daarnaast wordt de aan/uit instelling van de mixerfunctie DSP lijn ingeschakeld voor het toetsenborddeel waaraan de Advanced Tone (geavanceerde toon) is toegewezen.* * De mixer DSP lijn instelling wordt automatisch
uitgeschakeld voor elk deel waaraan geen geavanceerde toon is toegewezen. Hierdoor worden eerdere op deze delen uitgeoefende DSP effecten uitgeschakeld waardoor de klank van hun tonen anders kan klinken. Verkrijg in dit geval het mixerscherm en schakel de DSP weer in.
Opslaan van de instellingen van de DSP parameters
U kunt maximaal 100 aangepaste DSP instellingen in het gebruikersgebied opslaan voor later oproepen op het moment dat u ze nodig heeft.
OPMERKING
De DSP gebruikersgebieden 100 tot en met 199 bevatten aanvankelijk dezelfde data als de DSP types 000 tot en met 099.
4
Druk nadat alles naar wens is op de [] CURSOR toets om het effect op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
De boodschap Complete (voltooid) verschijnt kortstondig op de display gevolgd door het toonselectiescherm of het ritmeselectiescherm.
DSP toets
Door de DSP toets te checken kunt u er achter komen of DSP al dan niet mogelijk is voor de toon die op het moment als een deel is geselecteerd. De DSP toets gaat branden bij een toon waarbij DSP mogelijk is (DSP lijn ON (aan)) en gaat uit voor een toon waarbij DSP niet mogelijk is (DSP lijn OFF (uit)). Wanneer u bijvoorbeeld elk deel verplaatst tijdens de splits/ lagen functie gaat de DSP toets branden of juist uit overeenkomstig de instellingen van dat deel.
Door op de DSP toets te drukken wordt overgeschakeld tussen mogelijk (DSP lijn ON (aan)) en onmogelijk (DSP lijn OFF (uit)) voor de toon en het deel dat u op dat moment op het toetsenbord aan het spelen bent.
In- en uitschakelen van de DSP lijn
1
Druk op de DSP toets om de DSP lijn voor het op dat moment geselecteerde deel in en uit te schakelen.
REVERB selecteren
Voer de volgende stappen uit om REVERB te selecteren.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator in het display verschijnt.
1
Druk na uitvoeren van de gewenste instellingen voor de DSP parameters op de [] CURSOR toets.
Hierdoor gaat het DSP nummer van het gebruikersgebied waar de DSP opgeslagen gaat worden, knipperen in de display.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om het DSP gebruikersgebiednummer te selecteren waar u de nieuwe DSP wilt opslaan.
U kunt uitsluitend een DSP gebruikersgebiednummer selecteren dat valt binnen het bereik lopend van 100 tot en met 199.
3
Druk nadat het gewenste DSP gebruikersgebiednummer geselecteerd is op de [] CURSOR toets.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters bij de huidige cursorlocatie heen te bladeren.
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen om de cursor naar links en rechts te verplaatsen.
Zie pagina D-87 voor informatie over het invoeren van tekst.
Indicator
2
Druk de [] CURSOR toets eenmaal in.
Hierdoor wordt het nagalm bewerkingsscherm verkregen.
Het nagalmtype instelscherm (stap 4) verschijnt automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van de toets.
3
Druk op de [] CURSOR toets.
D-27
Toepassen van effecten op tonen
4
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om door de nagalmtypes heen te bladeren totdat de gewenste aangegeven wordt of gebruik de cijfertoetsen om het gewenste nagalmnummer in te voeren.
Zie de afzonderlijke aangaande de nagalmtypes die beschikbaar zijn.
Hier kunt u ook de parameters van het effect veranderen dat u heeft geselecteerd, indien dit gewenst is. Zie Veranderen van de instellingen van de REVERB parameters voor nadere informatie.
Appendix
F voor informatie
Veranderen van de instellingen van de REVERB parameters
U kunt de relatieve sterkte van een nagalmtype regelen en hoe deze wordt uitgeoefend. Zie de volgende paragraaf getiteld REVERB parameters voor nadere informatie.
1
Na het selecteren van het gewenste nagalmtype gebruikt u de [] en [] CURSOR toetsen om de parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt veranderen.
Hierdoor wordt het parameterinstelscherm aangegeven.
Voorbeeld: Om de nagalmtijdparameter in te stellen
SRv072 T ime
Hoge demping (High Damp) (Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de demping bij van de hoogfrequentienagalm (hoog geluid). Een kleinere waarde dempt hoge geluiden waardoor een donkere nagalm ontstaat. Een grotere waarde dempt de hoge geluiden niet waardoor de nagalm helderder wordt.
Nagalmtype (Nr. 6, 7, 14, 15)
Vertragingsniveau (Delay Level) (Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert het volume van het vertragingsgeluid. Een hogere waarde produceert een luider vertragingsgeluid.
Vertragingsterugkoppeling (Delay Feedback) (Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de vertragingsherhaling bij. Een hogere waarde produceert een groter aantal herhalingen.
ER niveau (ER Level)
Hetzelfde als het nagalmtype
Hoge demping (high Damp)
Hetzelfde als het nagalmtype
OPMERKING
Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die klinken hangt af van de nagalmzenden, zwevingzenden en DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie Mixerfunctie op pagina D-39 voor meer informatie.
2
Voer m.b.v. de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen de gewenste parameterinstelling.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor verschijnt opnieuw het toon- of ritmeselectiescherm.
REVERB parameters
Nagalmeffecten worden geassocieerd met ofwel een nagalmeffect of een vertragingseffect. Parameterinstellingen hangen af van het geassocieerde type.
Nagalmtype (Nr. 0 tot en met 5, 8 tot en met 13)
Nagalmniveau (Reverb Level) (Bereik: 000 tot en met 127)
Regelt de mate van nagalm. Een groter nummer produceert meer nagalm.
Nagalmtijd (Reverb Time) (Bereik: 000 tot en met 127)
Regelt de duur van nagalm. Een groter nummer produceert langere nagalm.
ER niveau (ER Level) (Aanvankelijk echogeluid) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt het aanvankelijke nagalmvolume. Het aanvankelijke echogeluid is het eerste geluid dat via de muren en het plafond gereflecteerd wordt wanneer geluid weergegeven wordt door deze digitale piano. Een grotere waarde stelt een groter echogeluid voor.
Selecteren van CHORUS
Voer de volgende stappen uit om CHORUS (zweving) te selecteren.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator in het display verschijnt.
2
Druk tweemaal op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het zweving bewerkingsscherm verkregen.
Het zwevingtype instelscherm (stap 4) verschijnt automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van de toets.
3
Druk op de [] CURSOR toets.
4
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om door de zwevingtypes heen te bladeren totdat de gewenste wordt getoond of gebruik de cijfertoetsen om het gewenste zwevingnummer in te voeren.
Zie de afzonderlijke aangaande de zwevingtypes (chorus) die beschikbaar zijn.
Hier kunt u eventueel de parameters veranderen van de effecten die u selecteerde. Zie Veranderen van de instellingen van de CHORUS (zweving) parameters voor nadere informatie.
Appendix
G voor informatie
D-28
Loading...
+ 70 hidden pages