Casio PX-3 Owner's Manual [nl]

PX3D1A
GEBRUIKSAANWIJZING
Bewaar a.u.b. alle informatie voor eventueel latere naslag.
D
Veiligheidsvoorzorgsmaatregelen
Zorg er voor eerst aandachtig de “Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid” te lezen voordat u de piano probeert te gebruiken.
Belangrijk!
Merk a.u.b. de volgende belangrijke informatie op alvorens dit product te gebruiken.
• Voordat u de los verkrijgbare AD-A12150LW netadapter in gebruik neemt dient u eerst te controleren dat hij niet beschadigd is. Check het netsnoer zorgvuldig op breuken, barsten, ontblootte bedrading en andere ernstige beschadigingen. Laat kinderen nooit een netadapter gebruiken die ernstig beschadigd is.
• Dit product is niet bedoeld voor kinderen onder drie jaar.
• Gebruik enkel de CASIO AD-A12150LW netadapter.
• De netadapter is geen stuk speelgoed.
• Haal de netadapter altijd uit het stopcontact voordat u dit product schoon maakt.
Dit merkteken is alleen van toepassing in de landen binnen de EU.
Manufacturer: CASIO COMPUTER CO.,LTD. 6-2, Hon-machi 1-chome, Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan
Responsible within the European Union: CASIO EUROPE GmbH Casio-Platz 1, 22848 Norderstedt, Germany
Inhoudsopgave
Algemene gids ..............................D-2
Installeren van de muziekblad standaard ................... D-3
PX-3 Configuratie ....................................................... D-4
Modi ............................................................................ D-6
Het opslaan van instellingen en het gebruiken
van de paneelvergrendeling ....................................... D-7
Terugzetten van de Digitale Piano naar de default
instellingen die in de fabriek ingesteld waren .............D-7
Stopcontact...................................D-8
Gebruiken van een netadapter ................................... D-8
Aansluitingen................................D-9
Aansluiten van de hoofdtelefoon ................................ D-9
Aansluiten van een pedaal ......................................... D-9
Aansluiten van audio apparatuur of een versterker
Meegeleverde en los verkrijgbare accessoires......... D-10
...... D-10
Selecteren en spelen van
een toon.......................................D-11
Inschakelen van de spanning van de
Digitale Piano............................................................ D-11
Luisteren naar demonstratiemelodieën .................... D-11
Selecteren van een toon...........................................D-11
Lagen en splitsingen aanbrengen in tonen ............... D-12
Bewerken van zone
parameters.................................. D-28
Zoneparameter bewerkingen ....................................D-28
Zoneparameter instellingen.......................................D-30
Gebruiken van het
registratiegeheugen................... D-34
Registratiedata ..........................................................D-34
Registratiegeheugen bewerkingen............................ D-34
Opslaan van data van een
registratiegeheugenbank naar een bestand.............. D-36
Gebruiken van het
functiemenu................................ D-38
Functiemenubewerkingen .........................................D-38
Instellingen van het functiemenu............................... D-39
Weergeven van een MIDI
bestand ....................................... D-41
MIDI bestandweergave bewerkingen........................D-41
Ondersteunde bewerkingen tijdens
weergave van MIDI bestanden .................................D-42
Creëren van een muziekmap bij een
nieuwe kaart..............................................................D-44
Uitoefenen van effecten op
een toon.......................................D-17
Nagalm en zweving .................................................. D-17
Toonhoogte wiel ....................................................... D-17
Bevestigen van gemeenschappelijke
parameterinstellingen ................D-18
Gemeenschappelijke parametersbewerkingen......... D-18
Gemeenschappelijke parameterinstellingen ............. D-20
Gebruiken van de
toewijsbare toetsen ....................D-24
Toepassen van modulation op noten
(ASSIGNABLE 1)...................................................... D-24
Toepassen van Portamento op noten
(ASSIGNABLE 1/2)................................................... D-24
Veranderen van de rotatie effect snelheid
(ASSIGNABLE 2)...................................................... D-24
Doorlaten bij DSP (ASSIGNABLE 2) ........................ D-25
Zenden van controleveranderingen
(ASSIGNABLE 1/2)................................................... D-25
Gebruiken van de Digitale Piano als een MIDI Master Keyboard
Externe MIDI toestel aansluiting ............................... D-26
Specificeren van de zone configuratie...................... D-26
Specificeren wat elke zone controleert ..................... D-27
Zone basisinstellingen .............................................. D-27
....D-26
Gebruiken van een
geheugenkaart ........................... D-46
Geheugenkaart bewerkingen ....................................D-46
Foutmeldingen ..........................................................D-48
Aansluiting op een computer.... D-49
Minimale computersysteemvereisten........................D-49
Aansluiting van de Digitale Piano
op uw computer.........................................................D-49
Uitwisselen van data tussen de Digitale Piano
en een computer .......................................................D-50
Referentie ................................... D-52
Oplossen van moeilijkheden .....................................D-52
Technische gegevens ...............................................D-54
Bedieningsvoorzorgsmaatregelen.............................D-55
Appendix..................................... D-57
Toonlijst.....................................................................D-57
Drum toekenningslijst................................................D-59
DSP Effectenlijst .......................................................D-60
DSP algoritmelijst......................................................D-61
MIDI Implementation Chart
Merk- en productnamen die in deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt kunnen geregistreerde handelsmerken van anderen zijn.
D-1
Algemene gids
21
do
3 4 5 6 bm bn bo bp7 bk
8 9 bl
ck cl cm cn co cp cq cr dm
br bs cs ct dk dl
dn
bt
bq
dp dsdq dr dt ek
el
em
en
OnderkantLinker kant
Achterkant
D-2
Algemene gids
Volumeregelaar (VOLUME)
Zonekeuze (onder 1), herhalingstoets (ZONE SELECTOR (LOWER 1), REPEAT)
Zonekeuze (onder 2), terugwaartstoets (ZONE SELECTOR (LOWER 2), sREW)
Zonekeuze (boven 1), voorwaartstoets (ZONE SELECTOR (UPPER 1), dFF)
Zonekeuze (boven 2), pauzetoets (ZONE SELECTOR (UPPER 2), PAUSE)
Intern/Extern, Weergave/Stop toets (INT/EXT, PLAY/STOP)
Zonebewerking, pagina, gedeeltetoets (ZONE EDIT, PAGE, PART)
Toewijsbare 1 toets (ASSIGNABLE 1)
Toewijsbare 2 toets (ASSIGNABLE 2)

Bewerking, tempo toets (EDIT, TEMPO)

Hoofdcontrole, kaartspeler, laden/opslaan toets (
MASTER CONTROL, CARD PLAYER, LOAD/SAVE
)

Parameterkeuzeschakelaar (transponeren, A) (PARAMETER SELECTOR (TRANSPOSE, A))

Parameterkeuzeschakelaar (toonhoogtebereik, B) (PARAMETER SELECTOR (BEND RANGE, B))

Parameterkeuzeschakelaar (helderheid, C) (PARAMETER SELECTOR (BRILLIANCE, C))

Parameterkeuzeschakelaar (equalizer aan/uit, D) (PARAMETER SELECTOR (EQ ON/OFF, D))

Display

Toon-, Registratietoets (TONE, REGISTRATION)

Functietoets (FUNCTION)

w/nee, q/ja toetsen (w/NO, q/YES)

Piano, 1 toets (PIANO, 1)

Elektronische piano 1, 2 toets (ELEC PIANO 1, 2)

Elektronische piano 2, 3 toets (ELEC PIANO 2, 3)

Clavecimbel/Vibrafoon 4 toets (CLAVI/VIBES, 4)

Orgel, 5 toets (ORGAN, 5)

Snaarinstrumenten/Ensemble, 6 toets (STRINGS/ENSEMBLE, 6)

Gitaar/Bas, 7 toets (GUITAR/BASS, 7)

Overige/GM, 8 toets (OTHERS/GM, 8)

Lagen, verlaten toets (LAYER, EXIT)

Splits, u toets (SPLIT, u)

Nagalm, i toets (REVERB, i)

Zweving, invoer toets (CHORUS, ENTER)

Opslag, USB toestelmodus toets (STORE, USB DEVICE MODE)

SD kaartgleuf (SD CARD SLOT)

Toonhoogte wiel (PITCH BEND)

USB poort

Midi ingangs-/uitgangsaansluitingen (MIDI OUT/IN)

Demp, Zacht/Sustenuto pedaal aansluitingen (DAMPER, SOFT/SOSTENUTO PEDAL)

12 V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)

Lijnuitgang R, L/Mono aansluitingen (LINE OUT R, L/MONO)

Lijningang R, L/Mono aansluitingen (LINE IN R, L/MONO)

Spanningstoets (POWER)

Hoofdtelefoonaansluitingen (PHONES)

Pedaalaansluiting
Deze handleiding gebruikt de hieronder gegeven nummers en namen die verwijzen naar de toetsen en
bedieningsorganen.
* Installeren van de muziekblad standaard
Steek de onderkant van de muziekstandaard in de groef aan de bovenkant van het controlepaneel van de Digitale Piano.
D-3
Algemene gids
OPMERKING
CHORUS
REVERB
ACOUSTIC
RESONANCE
WAVE
GENERATOR
EFFECT
3
EFFECT
2
EFFECT
1
X 36
DSP
X 2
EQUALIZER
DSP akoestische resonantie zenden
DSP nagalm zenden
DSP doorlaten
Doorlaten
Part
DSP
DSP zweving zenden
Zweving zenden
Nagalm zenden
Akoestische resonantie zenden
Uitgangsvermogen
PX-3 Configuratie
Master Control Configuratie
De PX-3 Digitale Piano is een MIDI master keyboard met vier zones (UPPER 1, UPPER 2, LOWER 1, LOWER 2) om de interne klankbron (INT) en externe MIDI apparaten (EXT) te regelen. Elke zone heeft gelijktijdige controle over een intern klankbrongedeelte en een kanaal voor een extern MIDI apparaat (wanneer zowel INT als EXT ingeschakeld (ON) zijn.
Het doel (INT/EXT) van elke zoneregeling kan naar wens in- of uitgeschakeld worden d.m.v. de
(INT/EXT)
toets. Met zonebewerking (pagina D-28) kunt u gedetailleerde instellingen configureren die gerelateerd zijn aan hoe elke afzonderlijke zone controle uitoefent over een interne geluidsbron en/of extern MIDI toestel. In het geval van een interne geluidsbron kan zonebewerking worden uitgevoerd om geluiden te creëren door een DSP te selecteren, DSP instellingen te configureren, tonen te bewerken, enz. Nadat de geluiden zijn gecreëerd, worden signalen afgegeven via een equalizer waardoor gecentraliseerde gemeenschappelijke parameterinstellingen (pagina D-18) kunnen worden afgeregeld.
Welk van de vier zones beschikbaar is voor gebruik hangt af van de aan/uit status van laag (LAYER) en splitsing
(SPLIT). Zie “Lagen en splitsingen aanbrengen in tonen” (pagina D-12) en “Specificeren van de zone configuratie” (pagina D-26) voor details.
D-4
Algemene gids
OPMERKING
Geluidsbron configuratie
De geluidsbron is geconfigureerd met 36 gedeelten in het totaal: vier gedeelten die aan elk van de zones corresponderen, 16 gedeelten voor de weergave van MIDI bestanden en 16 gedeelten die werken als geluidsbronnen met meervoudige klankkleuren tijdens de ontvangst van een MIDI ingangssignaal.
Hieronder volgt de relatie tussen gedeelten, poorten en MIDI kanalen.
Poort 0 (Gedeelten die met de hand worden gespeeld)
Gedeeltenummer MIDI kanaal Gedeeltenaam
1 IN:- - / OUT:01-16*1 (in/uit) Upper1 (bovenste1)
2 IN:- - / OUT:01-16*1 (in/uit) Upper2 (bovenste2)
3 IN:- - / OUT:01-16
4 IN:- - / OUT:01-16*1 (in/uit) Lower2 (onderste2)
*1 MIDI OUT kanaal hangt af van zonebewerking (pagina D-28).
Poort 1 (MIDI bestand weergavegedeelten)
Gedeeltenummer MIDI kanaal Gedeeltenaam
17 IN:- - / OUT:01 (in/uit) Song01 (melodie01)
...
*1
(in/uit) Lower1 (onderste1)
...
...
32 IN:- - / OUT:16 (in/uit) Song16 (melodie16)
Poort 2 (MIDI IN gedeelten)
Gedeeltenummer MIDI kanaal Gedeeltenaam
33 IN:01 / OUT:- - (in/uit) Ext.01
...
48 IN:16 / OUT:- - (in/uit) Ext.16
MIDI boodschappen van de bovenstaande Poort 0 en Poort 1 worden gegroepeerd en dan van een enkele MIDI
poort verzonden. Poort-specifiek zenden wordt niet ondersteund.
...
...
D-5
Algemene gids
BELANGRIJK!
OPMERKING
TONE modus
REGISTRATION modus
MASTER CONTROL modus
TONE modus
REGISTRATION modus
CARD PLAYER modus
Brandt tijdens de MASTER CONTROL modus.
Brandt tijdens de CARD PLAYER modus.
Brandt tijdens de TONE modus.
Brandt tijdens de REGISTRATION modus.
Modi
Deze Digitale Piano heeft twee hoofdmodi: een MASTER CONTROL modus en een CARD PLAYER modus. Elk van deze modi heeft twee sub-modi: een TONE modus en een REGISTRATION modus.
Gebruik de MASTER CONTROL modus wanneer de Digitale Piano gebruikt worden als een zelfstandige configuratie of als een MIDI master keyboard. De basisinstelling van de MASTER CONTROL modus kan veranderd worden d.m.v. gemeenschappelijke (pagina D-18) en zoneparameters (pagina D-28). Geef een MIDI bestand weer d.m.v. de CARD PLAYER modus. Tijdens de CARD PLAYER modus kunt u meespelen op het toetsenbord tijdens weergave van het MIDI bestand. Hoewel de CARD PLAYER modus ook de controle over een extern MIDI toestel ondersteunt, kunnen de parameterinstellingen niet worden geconfigureerd.
Merk op dat u op de hoogte dient te zijn van de huidige modus van de Digitale Piano telkens wanneer u een bewerking uitvoert. Merk de volgende belangrijke punten op.
De oorspronkelijke spanning aan default modus van de Digitale Piano is de
TONE modus MASTER CONTROL modus.
Telkens bij indrukken van de
toets wordt heen en weer geschakeld tussen de MASTER CONTROL en CARD PLAYER modi. U kunt de huidige modus bepalen door op te merken welke
Telkens bij indrukken van de
en weer geschakeld tussen de TONE en REGISTRATION modi. U kunt de huidige modus bepalen door op te merken welke REGISTRATION) indicator brandt.
• Alle bewerkingen in de gebruiksaanwijzing starten vanaf de oorspronkelijke default status (MASTER CONTROL, TONE modus). Mocht u problemen ondervinden met de bewerking, probeer de Digitale Piano dan eerst terug te zetten in de MASTER CONTROL, TONE modus. Als het niet uitmaakt of u de huidige niet-opgeslagen instellingen en data verliest, dan kunt u de spanning gewoonweg uit- en dan opnieuw inschakelen.
(MASTER CONTROL/CARD PLAYER) indicator brandt.

(MASTER CONTROL/CARD PLAYER)

(TONE/REGISTRATION) toets wordt heen

(TONE/

De hoofdstuktitelbalken in deze gebruiksaanwijzing toont tevens de modus (MASTER CONTROL of CARD PLAYER, of beide) waar de handelingen die in elk hoofdstuk worden beschreven kunnen worden uitgevoerd.
D-6
OPMERKING
Het opslaan van instellingen en het gebruiken van de paneelvergrendeling
Uw Digitale Piano stelt u in staat om de huidige instellingen op te slaan en de toetsen te vergrendelen ter bescherming tegen bedieningsfouten. Zie “Backuppen” en “Paneelvergrendeling” (pagina D-40) voor details.
Terugzetten van de Digitale Piano naar de default instellingen die in de fabriek ingesteld waren
Voer de volgende procedure uit wanneer u de opgeslagen data en instellingen van de Digitale Piano wilt terugzetten op de default instellingen die oorspronkelijk in de fabriek ingesteld waren.
Algemene gids
1.
Schakel de Digitale Piano uit.
2.
Houd de  (TONE) en  (FUNCTION) toetsen ingedrukt en druk tegelijkertijd op de
(POWER) toets.

De Digitale Piano wordt ingeschakeld en zal het
interne systeem initialiseren. U zult de Digitale Piano na even wachten kunnen gebruiken.
Zie “Inschakelen van de spanning van de Digitale Piano” (pagina D-11) voor informatie aangaande het in- en uitschakelen van de Digitale Piano.
D-7
Stopcontact
BELANGRIJK!
Netadapter
Netspanning
12 V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
Netsnoer
Uw Digitale Piano werkt op de spanning van het lichtnet. Vergeet niet de spanning uit te schakelen wanneer u de Digitale Piano niet gebruikt.
Gebruiken van een netadapter
Gebruik enkel de netadapter (JEITA standaard, met een uniforme polariteitsstekker) die gespecificeerd is voor deze Digitale Piano. Het gebruik van een ander type netadapter kan problemen bedieningsveroorzaken.
Gespecificeerde netadapter: AD-A12150LW
Sluit de netadapter aan d.m.v. het meegeleverde netsnoer zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding.
Achterkant
• Gebruik nooit de netadapter (JEITA standaard, met een uniforme polariteitsstekker) die met deze Digitale Piano meegeleverd wordt om een ander toestel aan te sluiten dan deze piano. Dit brengt namelijk het gevaar op defecten met zich mee.
• Vergeet niet de Digitale Piano uit te schakelen voordat u de netadapter in het stopcontact steekt of hem er uit trekt.
• De netadapter wordt warm na langdurig gebruik. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen op om schade aan het netsnoer te voorkomen.
Tijdens het gebruik
Trek nooit met geweld aan het snoer.
Trek nooit herhaaldelijk aan het snoer.
Draai het snoer nooit rond vlakbij de stekker of de
aansluiting.
Het netsnoer mag tijdens het gebruik niet strak
gespannen staan.
Wanneer het toestel wordt verplaatst
Vergeet nooit de netadapter uit het stopcontact te
trekken voordat u de Digitale Piano verplaatst.
Tijdens opslag
Maak lussen in en een bundeltje van het netsnoer
maar wind het snoer nooit om de netadapter.
D-8
Aansluitingen
BELANGRIJK!
Hoofdtelefoonaansluitingen (PHONES)
Los verkrijgbare
hoofdtelefoon
Ministekker
Linker kant
Pedaalaansluitingen (PEDAL)
SP-3
Achterkant
Pedaalaansluiting
Onderkant
Aansluiten van de hoofdtelefoon
• Voordat u een hoofdtelefoon aansluit, dient u eerst de
(VOLUME) regelaar van de Digitale Piano op
een laag niveau in te stellen. Stel het volume in op het gewenste niveau nadat u de aansluiting tot stand gebracht heeft.
Sluit een los verkrijgbare hoofdtelefoon aan op de PHONES aansluitingen. Om uw gehoor te beschermen moet u er op letten dat het volumeniveau niet te hoog staat wanneer u een hoofdtelefoon gebruikt.
Aansluiten van een pedaal
OPMERKING
U kunt een pedaal aansluiten op de SOFT/
SOSTENUTO PEDAL aansluiting en ofwel een
zacht of een sostenuto effect toe te passen op de noten die u speelt. Zie “Pedaaltoewijzing” (pagina D-39) voor details.
Pedaalfuncties
Demppedaal
Door het demppedaal in te trappen tijdens het spelen zullen de noten die u aanslaat voor een bijzonder lange tijd blijven nagalmen.
Telkens bij het selecteren van een pianotoon, zal het
akoestische resonerende effect van de Digitale Piano worden geactiveerd waardoor noten op dezelfde manier gaan resoneren als wanneer het demppedaal bij een akoestische piano ingetrapt wordt. U kunt het akoestische resonantie effect afregelen voor elke individuale toon en u kunt het toepassen op overige niet-piano tonen, als u dat wenst. Zie “Akoestsiche resonantie” (pagina D-39) en “Akoestsiche resonantie zenden” (pagina D-32) voor details.
Zacht pedaal
Door op dit pedaal te trappen worden de op het toetsenbord aangeslagen noten onderdrukt na het intrappen van het pedaal waardoor de noten zachter klinken.
De achterkant van de Digitale Piano heeft twee pedaalaansluitingen, één voor een demppedaal en één voor een zacht/sostenuto pedaal.
Aansluiten op de pedaalaansluiting
Afhankelijk van het type bewerking dat u wilt dat het pedaal (SP-3) uitvoert, sluit de pedaalkabel aan op ofwel de DAMPER PEDAL aansluiting of op de SOFT/SOSTENUTO PEDAL aansluiting van de Digitale Piano. Als u beide bewerkingen (aansluitingen) op hetzelfde moment wilt gebruiken dan dient u zich een ander los verkrijgbaar pedaal aan te schaffen.
Sostenuto pedaal
Slechts de noten die gespeeld worden tijdens het intrappen van dit pedaal worden aangehouden totdat het pedaal losgelaten wordt.
Pedaalaansluiting
U kunt de los verkrijgbare 3-pedalen eenheid (SP-32) aansluiten op de pedaalaansluiting aan de onderkant van de Digitale Piano. U kunt de pedalen dan gebruiken voor expressie die lijkt op die beschikbaar is op een akoestische piano.
D-9
Aansluitingen
OPMERKING
BELANGRIJK!
INPUT 1
INPUT 2
Gitaarversterker
Toetsenbordversterker, enz.
Standaard stekker
Standaard aansluiting
LEFT (links-wit) RIGHT (rechts-rood)
Taperecorder, MIDI geluidsbron, enz.
AUX IN aansluiting, enz. van
de geluidsversterker
Penstekker
De pedaaleenheid SP-32 ondersteunt halve
pedaalbewerkingen (gedeeltelijk intrappen van het pedaal). U kunt de hoeveelheid effect bijregelen die uitgeoefend wordt wanneer het demppedaal gedeeltelijk ingetrapt wordt. Zie “Half-pedaaleffect” (pagina D-39) voor details.
De los verkrijgbare CS-67P speciale standaard is nodig voor het gebruik van de pedaaleenheid SP-32.
Uitvoeren naar geluidsapparatuur (Afbeelding )
Gebruik los verkrijgbare aansluitkabels om de aansluitingen tot stand te brengen zoals aangegeven in Afbeelding ingangskeuzeschakelaar van de geluidsapparatuur in te stellen op de aansluiting waarop de Digitale Piano aangesloten is (AUX IN, enz.).
. Gewoonlijk dient u de
Aansluiten van audio apparatuur of een versterker
Deze Digitale Piano geeft noten af van de LINE OUT R (rechter kanaaluitvoer) en LINE OUT L/MONO (linker kanaaluitvoer). Sluit een toetsenbordversterker of een ander toestel aan om direct via de luidsprekers weer te geven. U kunt de het LINE OUT volumeniveau bijstellen met de Digitale Piano.
• Stel het volume altijd in op een laag niveau d.m.v. de
(VOLUME) regelaar telkens wanneer u iets aan
gaat sluiten op de Digitale Piano. Stel het volume in op het gewenste niveau nadat u de aansluiting tot stand gebracht heeft.
• Lees telkens wanneer u een apparaat op de Digitale Piano wilt aansluiten eerst de gebruiksaanwijzing door die met dat apparaat meegeleverd wordt.
(VOLUME) regelaar van de
Invoeren vanaf geluidsapparatuur (Afbeelding )
Het ingangssignaal voor de LINE IN R aansluiting wordt afgegeven vanaf de LINE OUT R aansluiting terwijl het signaal voor LINE IN L/MONO afgegeven wordt door LINE OUT L/MONO. Gebruik los verkrijgbare aansluitsnoeren die passen bij de apparatuur waarop aangesloten wordt. Als een kabel alleen op LINE IN L/MONO aangesloten wordt worden de signalen van de linker en rechter kanalen gemengd en afgegeven via zowel LINE OUT R als LINE OUT L/MONO.
OPMERKING
Het ingangssignaal van LINE IN R en LINE IN
L/MONO wordt uitgevoerd zonder verandering via LINE OUT R en LINE OUT L/MONO. De instelling
van de
(VOLUME) regelaar van de Digitale Piano
heeft geen invloed op de uitvoer van deze uitgang.
Meegeleverde en los
Uitvoer naar een instrumentversterker (Afbeelding )
Gebruik een los verkrijgbare kabel om de versterker aan te sluiten op de LINE OUT L/MONO aansluiting van de Digitale Piano zoals aangegeven in afbeelding
. Als alleen een kabel wordt aangesloten op LINE
OUT L/MONO worden de signalen van het linker en rechter kanaal gemengd en afgegeven in mono.
verkrijgbare accessoires
Gebruik enkel accessoires die gespecificeerd zijn voor het gebruik met deze Digitale Piano. Het gebruik van niet erkende accessoires kan het gevaar op brand, elektrische schok en persoonlijk letsel met zich meebrengen.
OPMERKING
U kunt informatie betreffende de accessoires die los
verkrijgbaar zijn krijgen van de CASIO catalogus die beschikbaar is bij uw winkelier en van de CASIO website bij de volgende URL.
http://world.casio.com/
D-10
Selecteren en spelen van een toon
BELANGRIJK!

toets
Uit stand Aan stand
Linker kant
MASTER CONTROL
Inschakelen van de spanning van de Digitale Piano
1.
Sluit de netadapter aan op de Digitale Piano nadat u eerst heeft gecontroleerd dat de (POWER) toets in de uit stand staat.
Zie “Stopcontact” (pagina D-8) voor informatie over
de netadapter.
2.
Draai de  (VOLUME) regelaar in de richting van MIN om het volume op een laag niveau in te stellen.

Luisteren naar demonstratiemelodieën
1.
Houd de  (PART) toets ingedrukt en druk op de
Hierdoor wordt weergave van
demonstratiemelodieëen gestart.
De Digitale Piano heeft in het totaal vier
demonstratiemelodieën. D.m.v. de  toetsen kunt u naar het begin van de vorige (q) of volgende (w) demonstratiemelodie springen. U kunt d.m.v. de toongroeptoetsen ( demonstratiemelodie selecteren.
U kunt met de weergave van de demonstratiemelodie
meespelen op het toetsenbord. Merk echter op dat u de toon niet kunt veranderen die toegewezen is aan het toetsenbord. Alleen de hierboven beschreven toetsbewerkingen worden ondersteund.
2.
Druk nogmaals op de  (PLAY/STOP) toets om de weergave van de demonstratiemelodie te stoppen.
(PLAY/STOP) toets.
tot en met ) een specifieke

3.
4.
• Gewoonlijk zullen de oorspronkelijke instellingen bij
Sluit de hoofdtelefoon of andere apparatuur aan op de Digitale Piano indien gewenst (zie “Aansluitingen” op pagina D-9).
Druk op de  (POWER) toets om de Digitale Piano in te schakelen.
Het displayscherm van de Digitale Piano ziet er uit
als hieronder, hetgeen aangeeft dat hij klaar staat om te worden bespeeld (met de oorspronkelijke instellingen bij inschakelen van de spanning).
Druk nogmaals op de  (POWER) toets om de
Digitale Piano uit te schakelen.
inschakelen van de spanning opnieuw verkregen worden door de spanning van de Digitale Piano eerst uit en daarna weer in te schakelen. Als u de back-up bewerking uitvoert (pagina D-40) worden de back-up instellingen verkregen wanneer de spanning opnieuw ingeschakeld wordt. Voer een back-up (pagina D-40) of registratiebewerking (pagina D-34) uit om de basisinstelling voor het keyboard op te slaan als u deze later wilt herstellen.
Selecteren van een toon
Uw Digitale Piano heeft 250 melodieën (waaronder 10 drumsets). Tonen zijn onderverdeeld in de acht hieronder getoonde toongroepen.
Selecteer d.m.v. de volgende procedure een enkele toon die toegepast wordt over het gehele toetsenbord.
Selecteren van een toon
1.
Zoek d.m.v. de “Toonlijst” (pagina D-57) de groep en het nummer op van de toon die u wilt selecteren.
2.
Controleer dat de indicator boven de  (MASTER CONTROL) toets brandt.
Mocht deze niet branden, druk dan op de 
(MASTER CONTROL) toets om deze te laten branden.
3.
Controleer dat de indicators van zowel de  (LAYER) toets als de branden.
Mochten ze branden, druk dan op de  (LAYER)
toets en/of op de  (SPLIT) toets zodat beide indicators uitgeschakeld zijn.
(SPLIT) toets niet

D-11
Selecteren en spelen van een toon
OPMERKING
Brandt
Toonnummers Toonnaam
UPPER 1 INT ON (bovenste 1 Int. aan)
LAYER OFF (laag uit)
SPLIT OFF (splitsing uit)
UPPER 1 UPPER 2
UPPER 1/2 INT ON (bovenste 1/2 Int. aan)
LAYER ON (laag aan)
SPLIT OFF (splitsing uit)
UPPER 1/LOWER 1 INT ON (bovenste 1/onderste 1 Int. aan)
LAYER OFF (laag uit)
SPLIT ON (splitsing aan)
UPPER 1/2 INT ON (bovenste 1/2 Int. aan)
LOWER 1/2 INT ON (onderste 1/2 Int. aan)
LAYER ON, SPLIT ON (laag aan, splitsing aan)
4.
Als de  (UPPER 1) toetsndicator niet brandt, druk dan op de
(UPPER 1) toets
zodat de betreffende indicator brandt.
Lagen en splitsingen aanbrengen in tonen
5.
Controleer dat de indicator boven de  (TONE) toets brandt.
Als deze niet brandt, druk dan op de  (TONE) toets
zodat de bovenste indicator brandt.
6.
Selecteer d.m.v. de  tot en met  (Toongroep) toetsen de gewenste groep.
De indicator van de ingedrukte toets gaat branden.
7.
Selecteer d.m.v. de  (w, q) toetsen de gewenste toon. Nu kunt u op het toetsenbord spelen met de geselecteerde toon.
Voorbeeld: Selecteren van de “Jazz Organ 2” toon in de
“ORGAN” (orgel) groep
U kunt het toetsenbord zodanig configureren dat het twee verschillende tonen tegelijkertijd speelt (laag) of twee verschillende tonen speelt op het linker en rechter bereik (splitsing). U kunt lagen en splitsingen zelfs in combinatie gebruiken.
Hieronder worden de verschillende combinaties van lagen en splitsingen beschreven.
Een toon over het gehele toetsenbord (pagina D-11)
Gebruik zone UPPER 1.
UPPER 1
Twee gelaagde tonen over het gehele toetsenbord
(pagina D-13)
Gebruik de zones UPPER 1 en UPPER 2 op hetzelfde moment.
Twee tonen, een voor het linker bereik en een voor
het rechter bereik van het toetsenbord (pagina D-14)
Gebruik de zones UPPER 1 en LOWER 1 op hetzelfde moment.
Door tegelijkertijd op w en q te drukken wordt toon 001 geselecteerd van de op dat moment geselecteerde groep.
Door w of q ingedrukt te houden wordt versneld door de tonen gescrold.
Door de
(FUNCTION) toets ingedrukt te houden

terwijl u op w of q drukt, worden 10 melodieën overgeslagen.
LOWER 1 UPPER 1
Vier tonen, twee gelaagde het linker bereik en
twee gelaagde voor het rechter bereik van het toetsenbord (pagina D-15)
Gebruik de zones UPPER1, UPPER2, LOWER1 en LOWER 2 op hetzelfde moment.
LOWER 1 UPPER 1 LOWER 2 UPPER 2
D-12
Selecteren en spelen van een toon
BELANGRIJK!
OPMERKING
UPPER 1/2, LOWER 1 INT ON (bovenste 1/2, onderste 1 Int. aan)
LOWER 2 INT OFF (onderste 2 int. uit)
LAYER ON, SPLIT ON (laag aan, splitsing aan)
Brandt
Brandt
Brandt
Brandt niet
Drie tonen, een voor het ene bereik en twee voor
het andere bereik van het toetsenbord (pagina D-16)
Gebruik alle vier zones op hetzelfde moment maar met het geluid van een zone uitgeschakeld door een van de zones te configureren met INT OFF (int. uit) om de interne geluidsbron uit los te koppelen. Het onderstaande voorbeeld toont INT OFF (int. uit) geconfigureerd bij LOWER 2 (onderste 2).
LOWER 1
• U kunt een toon selecteren voor elke zone tijdens zowel de MASTER CONTROL als de CARD PLAYER modi. Merk echter op dat bepaalde procedures en bewerkingen (indicator oplicht status) wanneer een toon geselecteerd is voor elke zone tijdens de CARD PLAYER modus anders is van die tijdens de MASTER CONTROL modus. Hier is de uitleg gebaseerd op het selecteren van een toon voor elke zone tijdens de MASTER CONTROL modus. Zie “Selecteren van een toon voor elke zone tijdens de CARD PLAYER modus” (pagina D-44) voor informatie aangaande het selecteren van tonen tijdens de CARD PLAYER modus.
Bij het gebruik van laag en/of splitsing om meer dan
een toon tegelijkertijd weer te geven kunt u de volumebalans van elke zone bijstellen, octaafverschuiving voor elke zone uitvoeren en gedetailleerde instellingen configureren voor de effecten die uitgeoefend worden op zones. Zie “Bewerken van zone parameters” (pagina D-28) voor details aangaande parameters die geconfigureerd kunnen worden en voor instelprocedures.
UPPER 1 UPPER 2
Lagen van twee tonen aanbrengen
2.
Controleer dat de indicators van zowel de  (LAYER) toets als de
(SPLIT) toets niet

branden.
Mochten een of beide indicators branden, druk dan
op de  (LAYER) en  (SPLIT) toetsen zodat ze uitgeschakeld zijn.
3.
Druk op de  (UPPER 1) toets zodat de corresponderende indicator gaat branden.
Dit geeft aan dat u de UPPER 1 zonetoon kunt
selecteren.
4.
Selecteer de UPPER 1 zonetoon.
Zie “Selecteren van een toon” (pagina D-11) voor
details aangaande het selecteren van tonen.
5.
Druk op de  (LAYER) toets zodat de corresponderende indicator gaat branden.
Op dat moment gaat de (UPPER 1) toetsindicator
uit en gaat de daarvan branden. Dit geeft aan dat u de UPPER 2 zonetoon kunt selecteren.
6.
Selecteer de UPPER 2 zonetoon.
7.
Speel nu iets op het toetsenbord om te
(UPPER 2) toetsindicator in plaats
controleren hoe de tonen klinken als ze gelaagd zijn.
Op elk moment kunt u op de (UPPER 1) toets
drukken om de UPPER 1 zonetoon te veranderen of op de veranderen.
(UPPER 2) toets om de UPPER 2 zonetoon te
1.
UPPER 1 UPPER 2
Zoek d.m.v. de “Toonlijst” (pagina D-57) om de groep(en) en nummers op te zoeken van de twee tonen (UPPER 1 (bovenste 1) zonetoon en UPPER 2 (bovenste 2) zonetoon) die u wilt gebruiken.
8.
Druk om toonlaag te annuleren nogmaals op de
(LAYER) toets zodat de indicator

uitgaat.
D-13
Selecteren en spelen van een toon
Brandt
Brandt niet
Brandt
Brandt
LOWER 1 zone
Splitspunt
UPPER 1 zone
Huidige naam van de splitspunt klaviertoets
Splitsen van het toetsenbord tussen twee tonen
LOWER 1 UPPER 1
1.
Zoek d.m.v. de “Toonlijst” (pagina D-57) om de groep(en) en nummers op te zoeken van de twee tonen (UPPER 1 (bovenste 1) zonetoon en LOWER 1 (onderste 1) zonetoon) die u wilt gebruiken.
2.
Controleer dat de indicators van zowel de  (LAYER) toets als de branden.
Mochten een of beide indicators branden, druk dan
op de  (LAYER) en  (SPLIT) toetsen zodat ze uitgeschakeld zijn.
(SPLIT) toets niet

7.
Speel iets op de linker en rechter zijden van het toetsenbord om te controleren dat de tonen op de juiste wijze toegewezen zijn.
Op elk moment kunt u op de (UPPER 1) toets
drukken om de UPPER 1 zonetoon te veranderen of op de te veranderen.
8.
Druk om toetsenbordsplitsing te annuleren nogmaals op de
(LOWER 1) toets om de LOWER 1 zonetoon
(SPLIT) toets zodat de

indicator uitgaat.
OPMERKING
U kunt het toetsenbordsplitspunt specificeren,
hetgeen het punt is wanneer het toetsenbord in het linker en het rechter bereik gesplits wordt. Het oorspronkelijke splitspunt bevindt zich bij klaviertoets F
#
3.
3.
Druk op de  (UPPER 1) toets zodat de corresponderende indicator gaat branden.
Dit geeft aan dat u de UPPER 1 zonetoon kunt
selecteren.
4.
Selecteer de UPPER 1 zonetoon.
Zie “Selecteren van een toon” (pagina D-11) voor
details aangaande het selecteren van tonen.
5.
Druk op de  (SPLIT) toets zodat de corresponderende indicator gaat branden.
Op dat moment gaat de (UPPER 1) toetsindicator
uit en gaat de daarvan branden. Dit geeft aan dat u de LOWER 1 zonetoon kunt selecteren.
6.
Selecteer de LOWER 1 zonetoon.
(LOWER 1) toetsindicator in plaats
Zie “Specificeren van het toetsenbordsplitspunt” (pagina D-14) voor details.
Specificeren van het toetsenbordsplitspunt
1.
Houd de  (SPLIT) toets ingedrukt totdat het onderstaande scherm verschijnt.
2.
Druk op de klaviertoets waarvan u wilt dat deze de meest linker klaviertoets in van het rechter (UPPER 1 zone) bereik.
de naam van de ingedrukte klaviertoets verschijnt in
de display als de klaviertoetsnaam van het nieuwe splitspunt.
U kunt tevens de  (w, q) toetsen gebruiken om
de klaviertoetsnaam van het splitspunt te veranderen.
D-14
3.
Druk op de  (SPLIT) toets wanneer u klaar bent.
Gebruiken van laag en splitsing samen
Brandt
Brandt
Brandt
Brandt niet
Brandt
Brandt
Brandt
Brandt
LOWER 1 UPPER 1 LOWER 2 UPPER 2
1.
Zoek d.m.v. de de groep(en) en nummers op te zoeken van de tonen (UPPER 1 (bovenste 1), UPPER 2 (bovenste 2), LOWER 1 (onderste 1) en LOWER 2 (onderste 2) zone tonen) die u wilt gebruiken.
2.
Controleer dat de indicators van zowel de  (LAYER) toets als de branden.
Mochten een of beide indicators branden, druk dan
op de uitgeschakeld zijn.
(LAYER) en  (SPLIT) toetsen zodat ze

“Toonlijst” (pagina D-57)
(SPLIT) toets niet

om
Selecteren en spelen van een toon
7.
Druk op de  (LAYER) toets zodat de corresponderende indicator niet brandt.
8.
Druk op de  (SPLIT) toets zodat de corresponderende indicator gaat branden.
Hierdoor gaat de (LOWER 1) toets indicator
branden. Dit geeft aan dat u de LOWER 1 zonetoon kunt selecteren.
9.
Selecteer de LOWER 1 zonetoon.
10.
Druk op de  (LAYER) toets zodat de corresponderende indicator gaat branden.
3.
Druk op de  (UPPER 1) toets zodat de corresponderende indicator gaat branden.
Dit geeft aan dat u de UPPER 1 zonetoon kunt
selecteren.
4.
Selecteer de UPPER 1 zonetoon.
Zie “Selecteren van een toon” (pagina D-11) voor
details aangaande het selecteren van tonen.
5.
Druk op de 
(LAYER) toets zodat de
corresponderende indicator gaat branden.
Hierdoor gaat de (UPPER 2) toets indicator
branden. Dit geeft aan dat u de UPPER 2 zonetoon kunt selecteren.
6.
Selecteer de UPPER 2 zonetoon.
Hierdoor gaat de (LOWER 2) toets indicator
branden. Dit geeft aan dat u de LOWER 2 zonetoon kunt selecteren.
11.
Selecteer de LOWER 2 zonetoon.
12.
Speel iets op de linker en rechter zijden van het toetsenbord om te controleren dat de tonen op de juiste wijze toegewezen en gelaagd zijn.
U kunt elk van de zonetonen op elk gewenst moment
veranderen door een van de onderstaande bewerkingen uit te voeren.
Veranderen van de toon van deze zone:
UPPER 1 zone Druk op de
UPPER 2 zone Druk op de  (UPPER 2) toets en
LOWER 1 zone Druk op de  (LOWER 1) toets en
LOWER 2 zone Druk op de  (LOWER 2) toets en
Doe dit:
(UPPER 1) toets en
selecteer daarna een toon.
selecteer daarna een toon.
selecteer daarna een toon.
selecteer daarna een toon.
D-15
Selecteren en spelen van een toon
OPMERKING
Brandt
Brandt niet
13.
Druk om een laag en splitsing te annuleren nogmaals op de
(LAYER) en  (SPLIT)

toetsen zodat de bijbehorende indicators uitgaan.
Als Lagen en Splitsen op hetzelfde moment gebruikt
worden, kunt u overschakelen naar een enkele toon in een van de toetsenbordbereiken door INT OFF te configureren voor de zone waarvan u de toon niet wilt laten klinken. U kunt bijvoorbeeld de onderstaande stappen uitvoeren om de zones UPPER 1, UPPER 2 en LOWER 1 zonder de LOWER 2 zone te laten klinken.
LOWER 1
1. Druk op de
indicator gaat branden.
2. Druk tweemaal op de
indicator aan de INT zijde (linkerzijde) uitgaat.
Door op de
(LOWER 1) of  (LOWER 2) toets te drukken
gaat de indicator van de ingedrukte toets aan terwijl de indicators van de andere toetsen uitgaan. Op dat moment zal de toonnaam van de zone waarvan u de toets indrukt verschijnen inb de display en u kunt dan de toon veranderen als u dat wenst. De tonen die klinken wanneer klaviertoetsen ingedrukt worden hangt af van de huidige aan/uit instellingen voor Lagen en Splitsen.
De
(INT/EXT) toets is voor het speciferen van wat
elke zone controleert (INT = interne geluidsbron, EXT = externe MIDI apparatuur). De indicator aan de INT (linker) zijde geeft de aan/uit status aan van de controle van de interne geluidsbron, terwijl de EXT (rechter) zijde de aan/uit status aangeeft van de controle van de MIDI apparatuur. Zie “Gebruiken van de Digitale Piano als een MIDI Master Keyboard” voor details aangaande deze toets (pagina D-26).
(LOWER 2) toets zodat de
(UPPER 1),  (UPPER 2),
UPPER 1 UPPER 2
(INT/EXT) toets zodat de
D-16
Uitoefenen van effecten op een toon
BELANGRIJK!
OPMERKING
BELANGRIJK!
MASTER CONTROL CARD PLAYER
3.
Druk op de  (REVERB) toets wanneer u
Nagalm en zweving
Uw Digitale Piano heeft vier types nagalm en vier types zweving. De nagalm- en zwevingfunctie hebben hun eigen toetsen om de aan/uit bewerking te vergemakkelijken.
Telkens bij indrukken van de wordt heen en weer geschakeld tussen in- en uitgeschakelen van de nagalm. De indicator boven de toets gaat branden wanneer de nagalm aan is en uit wanneer de nagalm uit is.
Telkens bij indrukken van de wordt heen en weer geschakeld tussen in- en uitgeschakelen van zweving. De indicator boven de toets gaat branden wanneer zweving aan is en uit wanneer zweving uit is.
(REVERB) toets

(CHORUS) toets

klaar bent.
Veranderen van het zwevingtype
1.
Houd de  (CHORUS) toets ingedrukt totdat het onderstaande scherm verschijnt.
2.
Selecteer d.m.v. de  (w, q) toetsen het gewenste zwevingtype.
U kunt een van de volgende zwevingtypes selecteren:
Light Chorus, Chorus, Deep Chorus,
Flanger (lichte zweving, zweving, diepe zweving,
flanger).
• Bij oorspronkelijke default instellingen van bepaalde tonen wordt zweving niet uitgeoefend door zweving gewoon in te schakelen. Dit komt omdat de oorspronkelijke defaultwaarde van de zweving zend instelling 0 is. Om zweving uit te oefenen dient u de zweving send waarde te veranderen van de zone waar u zweving wilt gebruiken. Zie “Effect instellingen” (pagina D-32) voor details.
De aan/uit instelling voor nagalm en zweving is van
toepassing op alle zones maar de instellingen voor nagalm zenden en zweving zenden kunnen worden geconfigureerd bij alle afzonderlijke zones. Zie “Effect instellingen” (pagina D-32) voor details.
Veranderen van het nagalmtype
1.
Houd de  (REVERB) toets ingedrukt totdat het onderstaande scherm verschijnt.
3.
Druk op de  (CHORUS) toets wanneer u klaar bent.
Toonhoogte wiel
Met de  (PITCH BEND) regelaar kunt u de toonhoogte veranderen van de noten die u aan het spelen bent door de regelaar naar voren en achteren te draaien. Door de regelaar weg te draaien gaat de toonhoogte omhoog terwijl deze omlaag gaat door de regelaar naar u toe te draaien. Door de regelaar los te laten keert de toonhoogte automatisch terug naar de normale toonhoogte.
• Het toonhoogte wiel dient niet gedraaid te zijn wanneer u de Digitale Piano inschakelt.
OPMERKING
U kunt het bereik van de toonhoogteregelaar ook veranderen. Zie “Toonhoogtebereik” (pagina D-20).
2.
Selecteer d.m.v. de  (w, q) toetsen het gewenste nagalmtype.
U kunt een van de volgende nagalmtypes selecteren:
Room, Hall, Large Hall, Stadium (kamer,
hal, grote hal, stadium).
D-17
Bevestigen van gemeenschappelijke
Gemeenschappelijk menu
Pagina
Parameternaam
Instellingen
parameterinstellingen
Gemeenschappelijke parameters omvatten transponeren, toonhoogtebereik, equalizer en andere globale parameters. Gemeenschapelijke parameters omvatten tevens de instellingen van de functie die toegewezen is aan de ASSIGNABLE toetsen.
MASTER CONTROL
Gemeenschappelijke parametersbewerkingen
De gemeenschappelijke parameterinstellingen verschijnen op het gemeenschappelijke menu dat eerst verschijnt als u de Digitale Piano inschakelt.
Het gemeenschappelijke menu heeft vijf pagina’s. Druk op de
Elke gemeenschappelijke menupagina omvat maximaal vier parameters, die elk corresponderen aan een van de
PARAMETER SELECTOR toetsen (
De “COMMON PARAMETER” lijst (gemeenschappelijke parameter) links boven in het controlepaneel van de
Digitale Piano toont de parameters die toegewezen zijn aan elk van de PARAMETER SELECTOR toetsen.
(A) tot en met  (D)).

(PAGE) toets om door de pagina’s te scrollen.
D-18
Veranderen van de gemeenschappelijke
BELANGRIJK!
Brandt
parameterinstellingen
1.
Controleer dat de indicator boven de  (MASTER CONTROL) toets brandt.
Mocht deze niet branden, druk dan op de 
(MASTER CONTROL) toets om deze te laten branden.
2.
Controleer dat de indicator boven de  (ZONE EDIT) toets niet brandt.
Als de indicator brandt, houd de (ZONE EDIT)
toets dan ingedrukt totdat de indicator uitgaat.
3.
Toon d.m.v.  (PAGE) toets de gemeenschappelijke menupagina die de parameter bevat waarvan u de instelling wilt veranderen.
Voorbeeld: Gemeenschappelijk menu pagina 2
Telkens bij indrukken van de
doorgegaan naar de volgende pagina.
(PAGE) toets wordt
Bevestigen van gemeenschappelijke parameterinstellingen
5.
Verander de instelling d.m.v. de  (EDIT w, q) toetsen.
Door tegelijkertijd op w en q te drukken keert de
instelling terug naar de oorspronkelijke defaultwaarde.
Door w of q ingedrukt te houden wordt versneld
door de instellingen gescrold.
Zie “Gemeenschappelijke parameterinstellingen”
(pagina D-20) voor details aangaande de betekenis en het bereik van elke parametersinstelling.
6.
Herhaal de stappen 3 tot en met 5 van deze procedure als u de instellingen van andere parameters wilt veranderen.
Als de Digitale Piano uitgeschakeld wordt, keren alle gemeenschapelijke parameters terug naar de oorspronkelijke default instellingen. Als u een gemeenschappelijke parameter basisinstelling wilt opslaan, voer dan een van de hieronder beschreven bewerkingen uit.
• Als u de huidige basisinstelling wilt herstellen de volgende keer dat u de Digitale Piano inschakelt, voer dan de back-up bewerking uit. Zie “Backuppen” (pagina D-40) voor details.
• Als u de huidige basisinstelling niet hoeft te herstellen de volgende maal dat u de Digitale Piano inschakelt maar u wilt deze bij de hand hebben mocht u ze toch willen herstellen, sla dan de basisinstelling op in het registratiegeheugen. Zie “Gebruiken van het registratiegeheugen” (pagina D-34) voor details.
4.
Druk op de PARAMETER SELECTOR toets (
(A) tot en met  (D)) om de parameter te

selecteren waarvan u de instelling wilt veranderen.
De haakjes om de instelling van de parameter die u
selecteert zullen veranderen van [ ] naar %. Dit geeft aan dat het bewerken van de instelling actief is gemaakt.
Voorbeeld: Nadat de
Door een van de PARAMETER SELECTOR toetsen
ingedrukt te houden wordt de volledige naam getoond. “LoMdG” zal bijvoorbeeld veranderen naar “LowMid Gain”.
(C) toets ingedrukt is

D-19
Loading...
+ 49 hidden pages