CANON EOS 1300D User Manual [nl]

EOS 1300D (W)
Instructiehandleiding
voor de draadloze functie
INSTRUCTIE-
HANDLEIDING
NEDERLANDS
(CANON iMAGE GATEWAY)
(3) Opnamen naar een
webservice versturen
(1) Verbinden met een smartphone
(2) Opnamen opslaan
op Canon Connect Station*
De CANON iMAGE GATEWAY-webservices worden niet in alle landen en gebieden ondersteund. Voor informatie over de ondersteunde landen en gebieden raadpleegt u de website van Canon (www.canon.com/cig).

Inleiding

Wat u met de draadloze functies kunt doen

Door de camera te verbinden met een Wi-Fi®-netwerk of met een ander apparaat dat de draadloze functies van deze camera ondersteunt, kunt u taken uitvoeren zoals het versturen van opnamen en het bedienen van de camera.
* Gebruik de nieuwste firmware.
2
Inleiding
(1)q Verbinden met een smartphone (pag. 19 en 41)
Sluit de camera draadloos aan op een smartphone of tablet en gebruik de t te bedienen of om opnamen die op de camera zijn opgeslagen, te bekijken. In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt met de term ‘smartphone’ verwezen naar smartphones en tablets.
oepassing Camera Connect om de camera op afstand
(2)Opnamen opslaan op Connect Station (pag. 37)
Verbind de camera draadloos met Connect S verkrijgbaar) om opnamen op te slaan.
tation (afzonderlijk
(3)m Opnamen naar een webservice versturen (pag. 61)
Deel opnamen met vrienden en familie of deel opnamen met behulp van een reeks we een online fotoservice voor Canon-gebruikers (gratis registratie is vereist).
bservices via CANON iMAGE GATEWAY,
Gemakkelijke verbinding met de NFC-functie
Deze camera biedt ondersteuning voor NFC*, waardoor u makkelijk
ver
binding tot stand kunt brengen tussen de camera en een
een smartphone of Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar). Zie pagina 16 voor meer informatie.
* Near Field Communication
3

De structuur van deze handleiding

Deze handleiding is zo opgebouwd dat u de vereiste pagina’s kunt lezen afhankelijk van het apparaat dat moet worden aangesloten en de verbindingsmethode. Nadat u een bijnaam hebt opgegeven en de basisbediening in hoofdstuk 1 hebt geleerd, volgt u het onderstaande diagram en raadpleegt u de pagina’s die u nodig hebt.
Gemakkelijke verbinding
*1
Wi-Fi-verbinding
*2
q
Smartphone Connect Station
Bijnaam opgeven en basisbediening (hoofdstuk 1)
(Hierna leest u de vereiste pagina’s afhankelijk van het apparaat dat moet worden
aangesloten en de verbindingsmethode.)
Gemakkelijke verbindin g
met een smartphone
(hoofdstuk 2)
Gemakkelijke verbinding met
Connect Station (hoofdstuk 3)
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen (hoofdstuk 6)
*1 Gemakkelijke verbinding: Verbind de camera rechtstreeks met elk apparaat. *2 Wi-Fi-verbinding: Maak verbinding via een Wi-Fi-toegangspunt.
Problemen oplossen (hoofdstuk 7)
(Lees dit eerst.)
Referentie (hoofdstuk 8)
(Lees dit indien nodig.)
q
Smartphone
Wi-Fi-verbinding met een
smartphone (hoofdstuk 4)
m
Webservice
Wi-Fi-verbinding met
een webservice
(hoofdstuk 5)
4

Hoofdstukken

1
23456
7
8
Inleiding
Voorbereiding en basisbediening
Gemakkelijke verbinding met een smartphone
Gemakkelijke verbinding met Connect Station
Wi-Fi-verbinding met een smartphone
Wi-Fi-verbinding met een webservice
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen
Problemen oplossen
Referentie
2
9
19
37
41
61
83
89
105
5

Inhoudsopgave

Inleiding 2
Wat u met de draadloze functies kunt doen ..................................... 2
De structuur van deze handleiding................................................... 4
Hoofdstukken ................................................................................... 5
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ..... 8
Voorbereiding en basisbediening 9
1
Een bijnaam opgeven..................................................................... 10
Basisbediening en -instellingen...................................................... 13
NFC-functie .................................................................................... 16
Voorbereiding voor smartphones ................................................... 18
Gemakkelijke verbinding met een smartphone 19
2
Verbindingsmethode ...................................................................... 20
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie ....................... 21
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding ........................... 24
De camera met een smartphone bedienen.................................... 28
Opnieuw verbinding maken............................................................ 30
Gemakkelijke beeldoverdracht via de NFC-functie ........................ 32
Gemakkelijke verbinding met Connect Station 37
3
Opnamen opslaan.......................................................................... 38
Wi-Fi-verbinding met een smartphone 41
4
Het type toegangspunt controleren ................................................ 42
Verbinding maken via WPS (PBC-modus)..................................... 43
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) ...................................... 45
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk ....... 48
Verbinding maken met een smartphone ........................................ 51
De camera met een smartphone bedienen.................................... 54
6
Opnieuw verbinding maken ............................................................56
Opnamen voor weergave opgeven.................................................57
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen ..................... 60
Wi-Fi-verbinding met een webservice 61
5
Voorbereiding voor webservices.....................................................62
Het type toegangspunt controleren.................................................64
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) .....................................65
Verbinding maken via WPS (PIN-modus).......................................68
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk........71
Opnamen naar een webservice versturen ......................................76
Opnieuw verbinding maken ............................................................80
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen ..................... 81
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen 83
6
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen..........84
Wi-Fi-functie-instellingen wissen.....................................................87
Problemen oplossen 89
7
Reageren op foutmeldingen............................................................90
Problemen oplossen .....................................................................100
Opmerkingen over de draadloze functie .......................................101
Netwerkinstellingen controleren....................................................103
Inhoudsopgave
Referentie 105
8
Het netwerk handmatig instellen...................................................106
Het IP-adres handmatig instellen..................................................108
Specificaties..................................................................................110
Aandachtspunten bij Wi-Fi (Wireless LAN)...................................111
Index .............................................................................................113
7
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als
gevolg van onjuiste draadloze communicatie-instellingen bij gebruik van de camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
Zorg bij het gebruik van draadloze functies voor adequate beveiliging,
naar uw eigen inzicht en op uw eigen risico. Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onbevoegde toegang of andere schendingen.

Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt

In deze handleiding worden ‘draadloos’ en ‘Wireless LAN’ gebruikt
als een algemene aanduiding voor Wi-Fi en de draadloze functies van Canon. De term ‘toegangspunt’ verwijst naar Wireless LAN-terminals (toegangspunten voor Wireless LAN, routers voor Wireless LAN, enzovoort) die verbinding met Wireless LAN faciliteren.
Pictogrammen in deze handleiding
<6> : Het Hoofdinstelwiel.
<W><X><Y><Z> :
<0> :
* In aanvulling op bovenstaande punten worden de pictogrammen en symbolen
die op de cameraknoppen worden gebruikt en op het LCD-scherm worden weergegeven, ook in deze handleiding gebruikt bij het bespreken van de relevante handelingen en functies.
(pag. **) : Referentiepaginanummers voor meer informatie.
: Waarschuwingen om mogelijke problemen bij de bediening te
voorkomen.
: Aanvullende informatie.
Geeft de pijltjestoetsen <S> boven, onder, links en rechts aan.
De Instelknop.
8
1
Voorbereiding
en basisbediening
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie) die noodzakelijk is voor het gebruik van de draadloze functies en de basisbediening van de camera.
9

Een bijnaam opgeven

Stel eerst een bijnaam voor de camera in (ten behoeve van identificatie). Wanneer de camera draadloos op een ander apparaat is aangesloten, word
t de bijnaam op dat apparaat weergegeven. U kunt pas de
draadloze functies instellen als u een bijnaam hebt ingevoerd.
Selecteer [Wi-Fi/NFC].
1
Selecteer op het tabblad [53] de
optie [Wi-Fi/NFC] en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Inschakelen].
2
Druk op de knop <Z> om
[Inschakelen] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
X Wanneer deze functie voor het eerst
t
geselecteerd, verschijnt er een
word scherm waarin u een bijnaam moet opgeven. Druk op <0> en ga verder naar stap 3.
10
U kunt de bijnaam later wijzigen vanuit het scherm [Algemene inst.]
(pag. 88).
De cameranaam wordt standaard weergegeven voor de bijnaam.
Een bijnaam opgeven
Voer een bijnaam in.
3
Voor instructies over het invoeren van
tekens raadpleegt u de volgende pagina.
U kunt 1 tot 10 willekeurige tekens
gebruiken.
Verlaat de instelling.
4
Wanneer u klaar bent, drukt u op de
knop <M>.
Selecteer [OK] in het
bevestigingsvenster en druk op <0> om terug te keren naar het menuscherm.
11
Een bijnaam opgeven
Het virtuele toetsenbord gebruiken
Het invoergebied wijzigen
Druk op de knop <Q> om tussen het bovenste en onder wisselen.
De cursor verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z> in het bovenste gebied om de cur
sor te verplaatsen.
Tekst invoeren
Druk terwijl de cursor in het onderste invoergebied staat op de pijltjestoet te selecteren. Druk vervolgens op <0> om het in te voeren. Met [*/*] rechtsboven in het scherm kunt u zien hoeveel tekens u hebt
Een teken verwijderen
Druk op de knop <L> om
Tekstinvoer voltooien
Druk op de knop <M> om de invo sluiten. Wanneer het bevestigingsvenster wordt weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
De tekstinvoer annuleren
Druk op de knop <B> om te verlaten. Wanneer het bevestigingsvenster wordt weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
sen <S> of draai aan het instelwiel <6> om een teken
ingevoer
d en hoeveel u er nog kunt invoeren.
een teken te verwijderen.
er te bevestig
te
kstinvoer te annuleren en het scherm
ste invoergebied te
en en af te
en
12

Basisbediening en -instellingen

De basisbediening voor het gebruik van de draadloze functies van de camera wordt hier beschreven. Volg de procedures hieronder.
Selecteer [Wi-Fi/NFC].
1
Selecteer op het tabblad [53] de
optie [Wi-Fi/NFC] en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Inschakelen].
2
Druk op de knop <Z> om
[Inschakelen] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Als er geen bijnaam (ten behoeve
ent
van id wordt een registratiescherm weergegeven. Zie pagina 10 voor
aanwijzingen bij het opgeven van een bijnaam.
X [W
het tabblad [53].
Als u deze optie instelt op
[Inschakelen], worde en HDMI-verbindingen uitgeschakeld. [Eye-Fi trans.] wordt ingesteld op [Uit
Selecteer [Wi-Fi-functie].
3
Selecteer op het tabblad [53] de
optie [Wi-Fi-functie] en druk vervolgens op <0>.
ificatie) is opgegeven,
i-Fi-functie] is nu beschikbaar op
n alle DIGITAL-
schakelen].
13
Basisbediening en -instellingen
Selecteer de Wi-Fi-functie
4
waarmee u verbinding wilt maken.
Druk op de pijltjestoetsen <Y>
en <Z> om een item te selecteren.
ls u de verbindingsinstellingen niet
X A
hebt vastge instelscherm weergegeven.
X Als u de verbindingsinstellingen al
hebt voor opnieuw verbinden weergegeven.
Voor andere verbindingsinstellingen r
overeenkomen met het apparaat dat moet worden aangesloten en de verbindingsmethode.
Raadpleeg pagina 16 wanneer u de NFC-functie gebruikt.
legd, wordt het
legd, wordt het scherm
vastge
aadpleegt u de pagina’s die
[Wi-Fi/NFC]
tel dit in op [In
S
het tabblad [53] in te schakelen.
Als het gebruik van elektronische apparaten en apparaten met een
draadloze verbinding is verboden, zoals in het vliegtuig of het ziekenhuis, stelt u deze optie in op [Uitschakelen].
Wanneer [Inschakelen] is ingesteld, kunt u de camera niet via
een kabel aansluiten op Connect Station, een computer, printer, GPS-ontvanger, televisie of een ander apparaat (pag. 15).
schakelen] om de selectie van [Wi-Fi-functie] op
Gebruik van de camera terwijl de draadloze functies actief zijn
Wanneer u de draadloze verbinding prioriteit wilt geven, dient u niet aan
an-uit
de a accucompartimentklepje of andere onderdelen te komen. Anders kan de draadloze verbinding verbroken worden.
schakelaar, het programmakeuzewiel, het kaartsleuf-/
14
<k>-lampje
Aandachtspunten bij kabelverbindingen
Wanneer [53: Wi-Fi/NFC] is ingesteld op [Inschakelen], is verbinding
via een interfacekabel of HDMI-kabel niet mogelijk. Stel [53: Wi-Fi/NFC] in op [Uitschakelen] voordat u een kabel aansluit.
Wanneer de camera via een interfacekabel is aangesloten op Connect
Station, een computer, printer, GPS-ontvanger, televisie of een ander apparaat, kunnen de instellingen voor [Wi-Fi/NFC] niet worden gewijzigd. Ontkoppel de kabel voordat u de instellingen configureert.
Kaarten
Als er geen kaart in de camera is geplaatst, kan er geen draadloze
verbinding met de camera tot stand worden gebracht. Bovendien kan voor [m] de camera niet draadloos worden aangesloten wanneer er geen opnamen op de kaart zijn opgeslagen.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Wanneer [53: Wi-Fi/NFC] wordt ingesteld op [Inschakelen], wordt
beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
Basisbediening en -instellingen
Status draadloze verbinding
U kunt de status van de draadloze verbinding controleren op het <k>-lampje van de camera.
Verbindingsstatus <k>-lampje
Verbonden
Gegevens verzenden Knippert snel
Wacht op verbinding/
cht op nieuwe
wa verbinding
Verbindingsfout
Aan
Knippert
langzaam
Knippert
vrij snel
15
Wat is NFC?
NFC (Near Field Communication) is een functie waarmee informatie kan worden uitgewisseld door eenvoudig twee apparaten die ondersteuning bieden voor NFC tegen elkaar te houden. In deze camera wordt de NFC­functie gebruikt voor gegevensuitwisseling, ongeacht of er een draadloze verbinding is.

NFC-functie

Als u een smartphone met NFC-functie of Connect Station gebruikt, kunt u het volgende doen:
Houd een smartphone tegen de camera om deze gemakkelijk
aadloos met elkaar te verbinden (pag. 21).
dr
Tijdens het afspelen van opnamen op de camera kunt u een
smartphone tegen de camera houden om een vastgelegde opname naar de smartphone te verzenden (pag. 32).
Houd de camera dicht bij Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar)
om deze gemakkelijk draadloos met elkaar te verbinden (pag. 38).
Als u de NFC-functie gebruikt, volgt u de onderstaande stappen om de NFC-instelling van de camera in te stellen.
Selecteer [Wi-Fi/NFC].
1
Selecteer op het tabblad [53] de
optie [Wi-Fi/NFC] en druk vervolgens op <0>.
Voeg [X] toe aan [NFC-
2
verbindingen toest.].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [Wi-Fi/NFC] is ingesteld op [Inschakelen].
Druk op de knop <B> o
te voegen of te verwijderen. Voeg [X] toe en druk vervolgens op <0>.
ls er geen bijnaam (ten behoeve
A
van identificatie) is o een registratiescherm weergegeven (pag. 10).
m
[X] toe
pgegeven, wordt
16
Aandachtspunten bij de NFC-functie
Deze camera kan geen verbinding maken met andere camera’s met
NFC-ondersteuning of printers die gebruikmaken van de NFC-functie.
U kunt de NFC-functie gebruiken om een verbinding tot stand te brengen
terwijl u opnamen maakt met de camera of wanneer het programmakeuzewiel is ingesteld op <k>.
Als u de camera met een smartphone wilt verbinden met behulp van
de NFC-functie, moeten de Wi-Fi-functie en de NFC-functie van de smartphone zijn ingeschakeld.
Verbinding is gewoon mogelijk wanneer de camerafunctie voor automatisch uitschakelen actief is. Als het echter niet lukt om verbinding te maken, schakelt u deze functie uit en probeert u het opnieuw.
NFC-functie
Als u draadloze communicatie tot stand brengt met de NFC-functie, raadpleegt u de volgende pagina’s.
Draadloos verbinden met een smartphone: pagina 21* Opnamen naar een smartphone verzenden: pagina 32* Verbinden met Connect Station: pagina 38
* Raadpleeg pagina’s 18 en 20 wanneer u verbinding maakt met
een smartphone.
17

Voorbereiding voor smartphones

Om [q] (Verbinden met smartphone) te gebruiken, hebt u een smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd.
U kunt Camera Connect downloaden uit de App Store of van
Google Play.
Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie
over de besturingssysteemversies die door Camera Connect worden ondersteund.
Als u een smartphone met NFC-functie tegen de camera houdt,
wordt het downloadscherm van Camera Connect op de smartphone weergegeven.
De interface en functies van de camera en Camera Connect zijn
onderhevig aan wijzigingen ten behoeve van firmware-updates van de camera of toepassingsupdates van Camera Connect, iOS, Android enzovoort. Het kan daarom voorkomen dat functies van de camera of Camera Connect niet exact overeenkomen met voorbeeldschermen of bedieningsinstructies in deze handleiding.
18
De camera kan niet met een smartphone worden verbonden wanneer het programmakeuzewiel op <k> staat.
2
Gemakkelijke verbinding
met een smartphone
Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt u het volgende doen:
• Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op.
Bedien de camera om opnamen te maken of camera-
gen te wijzigen met behu
instellin
• Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met een smartphone verbindt.
Installeer Camera Connect op de smartphone voordat
u een verbinding tot stand brengt (pag. 18).
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-toegangspunt,
raadpleegt u hoofdstuk 4 (pag. 41).
lp van een smartphone.
19
Er kan mogelijk geen verbinding tot stand worden gebracht met de NFC­functie, zelfs niet als de smartphone NFC ondersteunt. In dat geval brengt u een verbinding tot stand met de procedure in “Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding” (pag. 24) of “Wi-Fi-verbinding met een smartphone” (pag. 41).
Smartphones met NFC-functie kunnen ook worden verbonden door [Gemakkelijke verbinding] of [Selecteer een netwerk] te selecteren.

Verbindingsmethode

Als de smartphone NFC ondersteunt: zie pagina 21.
U kunt gemakkelijk verbinding maken via de NFC-functie.
Als de smartphone NFC niet ondersteunt: zie pagina 24.
Breng een verbinding tot stand door [Gemakkelijke verbinding] te selecteren.
Smartphones die zijn voorzien van het symbool p, bieden ondersteuning voor NFC. Bepaalde smartphones met NFC­ondersteuning, zijn niet voorzien van het symbool p; als u niet weet of uw smartphone NFC ondersteunt, neemt u contact op met de fabrikant van de smartphone.
20

Automatisch verbinding maken via de NFC-functie

Gebruik de NFC-functie om verbinding tot stand te brengen tussen de camera en een smartphone. De procedure voor verbinding via NF
(1) Schakel de camera en de smartphone in. (2) Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone. (3) Houd de smartphone tegen de camera om de verbinding tot
and
te brengen.
st
Zie pagina 16 voor de NFC-instelling van de camera.Voor informatie over de Wi-Fi-instelling en de NFC-instelling voor
de smartphone en de antennepositie voor NFC raadpleegt u de instructiehandleiding voor de smartphone.
1
2
C is als volgt.
Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone (pag. 16).
Houd een smartphone tegen de camera.
Als er een opname op de camera
wordt weergegeven, drukt u op de knop <x> om het afspelen te beëindigen.
Houd het symbool p van de
tphone tege
smar camera om de verbinding tot stand te brengen.
Wanneer op het LCD-scherm van
de camera het bericht verschijnt dat er verbinding tot stand is gebracht, kunt u de smartphone weg
van de camera bewegen.
X Het <k>-lampje van de camera
t.
knipper
X Camera Connect wordt gestart op
de smartphone en brengt verbinding
and.
tot st
n dat van de
21
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie
De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect
Op het instellingenscherm van Camera Connect kunt u de apparaatnaam weergeven en wijzigen.
Maak verbinding met de camera.
3
Wanneer de verbinding tot stand is
gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCD­scherm van de camera. Wanneer u verbinding maakt met dezelfde smartphone, w opnieuw weergegeven.
Druk op de knop <B> om
aantal weer te geven opnamen te selecteren. Zie stap 5 op pagina 58 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen.
X Het <k>
groen op
Selecteer [OK] en druk op <0>.
X Nadat er een
wordt camera uitgeschakeld.
X Het hoofdvenster van Camera
Connect word de smartphone.
Bedien de camera met
4
Camera Connect.
Voer verdere handelingen uit via
Camera Connect. Zie pagina 28.
ordt dit scherm niet
het
-lampje van de camera licht
.
bericht is weergegeven,
het LCD-scherm van de
t weergegeven op
De instellingen voor verbinding met een smartphone zijn nu geconfigureerd.
22
Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie”
(pag. 17) doornemen.
Let goed op dat u de smartphone of de camera niet laat vallen wanneer
u ze tegen elkaar houdt.
Duw de smartphone niet met kracht tegen de camera. Hierdoor kunnen
er krassen op de camera of de smartphone terechtkomen.
Als u de smartphone slechts vlak bij het symbool houdt, wordt er
mogelijk geen verbinding tot stand gebracht. Het is de bedoeling dat de symbolen elkaar raken.
Herkenning kan lastig zijn, afhankelijk van de smartphone. Verander in
dat geval langzaam van positie of draai het apparaat horizontaal en probeer het opnieuw.
Afhankelijk van de manier waarop u de smartphone houdt, is het
mogelijk dat er een andere toepassing op de smartphone wordt gestart. Kijk dan goed waar het symbool p zich bevindt en probeer het opnieuw.
Let erop dat zich niets tussen de smartphone en de camera bevindt
wanneer u ze tegen elkaar houdt. Mogelijk komt er geen communicatie via de NFC-functie tot stand wanneer de camera of de smartphone zich in een hoes bevindt.
De camera kan niet met twee of meer smartphones tegelijkertijd
worden verbonden.
Standaard worden de instellingen voor verbinding via de NFC-functie
opgeslagen als vierde instelling (speciaal voor NFC-verbinding), onder de naam [SET4 (NFC)]. Wanneer u de camera via NFC met een andere smartphone verbindt, wordt [SET4 (NFC)] overschreven.
Wanneer er verbinding is, werkt de camerafunctie voor automatisch
uitschakelen niet.
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie
23

Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding

De camera en een smartphone kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via een draadloze verbinding. Er is geen toegangspunt nodig, zodat u gemakkelijk een draadloze verbinding tot stand kunt brengen. Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet u een aantal
delingen op
han instructiehandleiding van de smartphone voor meer informatie.
Handelingen op de camera-1
de smartphone uitvoeren. Raadpleeg de
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
X Het <k>-lampje van de camera
t.
knipper
24
Selecteer [Gemakkelijke
3
verbinding].
Selecteer [Gemakkelijke
verbinding] en druk op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
volgende scherm te gaan.
naar het
Handelingen op de smartphone-1
Scherm van camera
Scherm van smartphone (voorbeeld)
Encryptiesleutel (wachtwoord)
SSID (netwerknaam)
Als u verbinding maakt door [Gemakkelijke verbinding] te selecteren, wordt “_Canon0A” weergegeven aan het einde van de SSID.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding
Maak vanuit de smartphone
4
verbinding met de camera.
Schakel de Wi-Fi-functie van de
smartphone in en selecteer de SSID (netwerknaam) die op het LCD­scherm van de camera wordt weergegeven.
Voer als wachtwoord de
y
ptiesleutel in die op het
encr LCD-scherm van de camera wordt weergegeven.
Start Camera Connect op
5
de smartphone.
Wanneer het scherm [Wachten op
verbinding] op het LCD-scherm van
de camera verschijnt, start u Camera Connect op de smartphone.
25
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding
De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect
Selecteer de camera waarmee
6
u verbinding wilt maken op de smartphone.
Selecteer en raak de camera
waarmee u verbinding wilt maken aan bij [Ca Camera C
Handelingen op de camera-2
Maak verbinding met de camera.
7
Wanneer de verbinding tot stand is
gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCD­scherm van de camera.
Druk op de knop <B>
aantal weer te geven opnamen te selecteren. Zie stap 5 op pagina 58 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen.
Selecteer [OK]
X Het <k>-lampje van de camera licht
groen op
X Nadat er een bericht is weergegeven,
wordt camera uitgeschakeld.
X Het hoofdvenster van Camera
Connect wor de smartphone.
meras/Camera’s] in
onnect.
om
en druk op <0>.
.
het LCD-scherm van de
d
t weergegeven op
het
26
Als u meerdere verbindingsinstellingen wilt vastleggen, raadpleegt
u pag. 60.
Op het instellingenscherm van Camera Connect kunt u de
apparaatnaam weergeven en wijzigen.
Wanneer er verbinding is, werkt de camerafunctie voor automatisch
uitschakelen niet.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding
Handelingen op de smartphone-2
Bedien de camera met
8
Camera Connect.
Voer verdere handelingen uit via
Camera Connect. Zie pagina 28.
De instellingen voor verbinding met een smartphone zijn nu geconfigureerd.
27

De camera met een smartphone bedienen

Met een smartphone waarop Camera Connect is geïnstalleerd, kunt u opnamen bekijken die op de camera zijn opgeslagen en de camera op afstand bedienen om foto’s te maken.
Het hoofdvenster van Camera Connect
Hier volgt een beschrijving van de belangrijkste functies van Camera Connect. Raak het scherm aan om de bedieningsprocedures te leren.
[Images on camera/Opnamen op camera]
Opnamen op de camera kunnen
worden bekeken.
Opnamen op de camera kunnen op
een smartphone worden opgeslagen.
Handelingen zoals opnamen
verwijderen kunnen op opnamen op de camera worden uitgevoerd.
[Remote shooting/Opnamen maken op afstand]
Het Live View-beeld van de camera
kan met een smartphone worden bekeken.
U kunt op afstand opnamen maken.
[Camera settings/Camera­instellingen]
Camera-instellingen kunnen worden
gewijzigd.
v(Instellingenknop)
Via deze knop hebt u toegang
tot diverse instellingen voor Camera Connect.
28
Tijdens de verbinding kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt
u de ontspanknop helemaal in.
Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.Afhankelijk van de verbindingsstatus wordt de beeldweergave of sluiter
trager dan anders.
Zelfs wanneer movies in de lijst worden weergegeven, kunnen deze niet
op een smartphone worden opgeslagen.
Als u RAW-beelden naar een smartphone verzendt, kan het ruisreductie-
effect bij hoge ISO-snelheid van opgeslagen opnamen op de smartphone lager liggen. Daarom is het raadzaam de opnamekwaliteit bij het maken van RAW-beelden in te stellen op 1+73.
De verbinding wordt ook verbroken als u het programmakeuzewiel draait
of als u het kaartsleuf-/accucompartimentklepje opent.
Als u RAW-beelden naar een smartphone verzendt, wordt het formaat
van deze beelden gewijzigd naar b en worden de beelden opgeslagen.
Wanneer er verbinding is, werkt de camerafunctie voor automatisch
uitschakelen niet.
Het is raadzaam om gedurende de verbinding de energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
Het <k>-lampje van de camera knippert snel wanneer beelden die in
de camera zijn opgeslagen, worden opgeslagen op een smartphone.
De camera met een smartphone bedienen
De verbinding verbreken
U kunt de verbinding op een van de volgende manieren verbreken.
Tik op het Camera Connect­scherm van de smartphone op [t].
Schakel de camera uit <2>.
29

Opnieuw verbinding maken

De camera kan opnieuw verbinding maken met een smartphone waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Selecteer [Verbinden].
3
Wanneer er instellingen voor
meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.], het verbindingsdoel en brengt u de verbinding tot stand.
Selecteer [V
op <0>.
Selecteer [OK]
e
rbinden] en druk
in het
dialoogvenster.
30
Loading...
+ 84 hidden pages