Brother TD-4650TNWB, TD-4650TNWBR, TD-4750TNWB, TD-4750TNWBR User's Guide

Page 1
DUT
Gebruikershandleiding TD-4650TNWB/4650TNWBR/TD-4750TNWB/4750TNWBR
TD-4650TNWB/4650TNWBR
Gebruikershandleiding
TD-4750TNWB/4750TNWBR
TD-4650TNWB/4650TNWBR/TD-4750TNWB/4750TNWBR
(Nederlands)
© 2020 Brother Industries, Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Versie 03
Page 2
i
Informatie over auteursrechten
Het auteursrecht van deze gebruikershandleiding, de software en de firmware
van de printer die in deze gebruikershandleiding worden beschreven, berust bij
Brother. Alle rechten voorbehouden.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd en vertegenwoordigt geen verplichtingen van de kant van het bedrijf.
Deze gebruikshandleiding mag zonder de uitdrukkelijke schriftelijke
toestemming van het bedrijf op geen enkele wijze worden vermenigvuldigd of
overgedragen voor welk doel dan ook, behalve voor persoonlijk gebruik van de
koper.
Handelsmerken
Het woordmerk Bluetooth
®
en de Bluetooth-logo’s zijn gedeponeerde
handelsmerken van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van dit merk door Brother
Industries, Ltd. vindt plaats onder licentie.
Wi-Fi® is een gedeponeerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance®.
CG Triumvirate is een handelsmerk van Agfa Corporation. Het lettertype CG
Triumvirate Bold Condensed wordt gebruikt onder licentie van Monotype
Corporation. Alle overige handelsmerken zijn eigendom van de respectieve
eigenaren.
Alle handels- en productnamen van bedrijven die vermeld zijn op producten van
Brother, de bijbehorende documenten en andere materialen zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de respectieve bedrijven.
Page 3
ii
Inhoud
1. Inleiding ................................................................................................................ 1
1.1 Inleiding tot het product ......................................................................................... 1
1.2 Extra productreferenties ....................................................................................... 1
2. Operationeel overzicht .......................................................................................... 2
2.1 De printer uitpakken en alle onderdelen controleren ........................................... 2
2.2 Overzicht van de printer ........................................................................................ 3
2.2.1 Voorkant ................................................................................................... 3
2.2.2 Binnenkant ................................................................................................ 4
2.2.3 Achterkant ................................................................................................ 5
2.3 Het netsnoer aansluiten ........................................................................................ 6
2.4 Configuratiescherm ............................................................................................... 7
2.5 LED-lampje ........................................................................................................... 8
3. Deprinter installeren ............................................................................................. 9
3.1 Het lint plaatsen .................................................................................................... 9
3.2 De media plaatsen .............................................................................................. 11
3.2.1 Labelrol plaatsen ....................................................................................... 11
3.2.2 De externe rolhouder plaatsen (optioneel) ............................................. 15
3.2.3 De labelrol plaatsen bij gebruik van de snijmodule (alleen dealers) ....... 17
3.2.4 De labelrol plaatsen bij gebruik van de labelverwijderaar (alleen dealers) ... 19
4. Afdrukken ........................................................................................................... 22
4.1 Het printerstuurprogramma installeren ............................................................... 22
4.1.1 USB-verbinding (Windows/Mac/Linux) ................................................... 22
4.1.2 Bluetooth-verbinding (Windows) ............................................................. 23
4.1.3 Wi-Fi-netwerkverbinding (Windows) ....................................................... 23
4.1.4 Bedrade netwerkverbinding (Windows) .................................................. 25
4.2 Labels maken en afdrukken met BarTender ...................................................... 26
5. Bediening ............................................................................................................ 28
5.1 Hulpprogramma’s bij inschakelen ...................................................................... 28
5.1.1 Kalibratie lint en ruimtesensor/sensor zwarte markering ........................ 29
5.1.2 Kalibratie ruimtesensor/sensor zwarte markering, zelftest en activering
dumpmodus ............................................................................................ 29
5.1.3 De printer initialiseren ............................................................................. 33
5.1.4 Kalibratie mediasensor (voor de sensor zwarte markering) ................... 34
5.1.5 Kalibratie mediasensor (voor de ruimtesensor) ...................................... 34
5.1.6 Het AUTO.BAS-programma overslaan ................................................... 34
Page 4
iii
6. Overzicht van het LCD-scherm .......................................................................... 35
6.1 Het hoofdmenu openen ...................................................................................... 35
6.2 Overzicht van het hoofdmenu............................................................................. 36
6.3 Het menu Setting (Instelling) .............................................................................. 37
6.3.1 FBPL-instellingen ................................................................................... 37
6.3.2 ZPL2-instellingen .................................................................................... 39
6.4 Sensorinstellingen ............................................................................................... 42
6.5 Interface-instellingen ........................................................................................... 43
6.5.1 Instellingen voor seriële communicatie ................................................... 43
6.5.2 Ethernet-instellingen ............................................................................... 44
6.5.3 Wi-Fi-instellingen .................................................................................... 45
6.5.4 Bluetooth-instellingen ............................................................................. 46
6.5.5 RFID-instellingen (Radio Frequency Identification) ................................ 47
6.6 Geavanceerde instellingen ................................................................................. 54
6.7 Bestandsbeheer .................................................................................................. 55
6.8 Diagnostische functies ........................................................................................ 56
7. Brother Printer Management Tool (BPM) ........................................................... 57
7.1 De BPM starten ................................................................................................... 57
7.2 De mediasensor automatisch kalibreren met de BPM....................................... 58
8. De RFID instellen ............................................................................................... 59
8.1 Inleiding ............................................................................................................... 59
8.2 RFID-kalibratie (alleen beschikbaar voor TD-4650TNWBR
en TD-4750TNWBR) .......................................................................................... 60
8.2.1 De antennepositie selecteren ................................................................. 60
8.2.2 RFID-kalibratieprocedure ....................................................................... 61
9. Productspecificaties ............................................................................................ 64
10. Problemen oplossen ........................................................................................... 67
10.1 Veelvoorkomende problemen ............................................................................ 67
10.2 RFID-foutmeldingen ............................................................................................ 70
11. Onderhoud .......................................................................................................... 72
Page 5
1. Inleiding
1.1 Inleiding tot het product
Het TD-4650TNWB/4650TNWBR/4750TNWB/4750TNWBR labelapparaat is ondanks zijn
elegante vormgeving geschikt voor linten en labelrollen tot 300 m. De interne labelcapaciteit
van 127 mm kan speciaal voor zakelijke labelapparaten worden uitgebreid met een externe
rolhouder voor rollen van 203,2 mm. De verplaatsbare sensor zwarte markering is compatibel
met een groot aantal verschillende labels.
De printer maakt gebruik van een hoogwaardige geïntegreerde Monotype Imaging
TrueType-lettertype-engine met het schaalbare lettertype CG Triumvirate Bold Condensed.
Daarnaast kunt u kiezen uit alfanumerieke bitmaplettertypen in acht verschillende grootten.
Dankzij de flexibele firmwareconstructie kunnen gebruikers op een computer aanvullende
TrueType-lettertypen downloaden voor het afdrukken van aangepaste labels. De printer
ondersteunt de meeste standaardindelingen voor barcodes en kan lettertypen en barcodes in
®
vier richtingen afdrukken.
1.2 Extra productreferenties
Voor informatie over het schrijven van aangepaste programma’s voor het labelapparaat
raadpleegt u de "Command Reference Manuals" (Handleidingen met opdrachten) op de
pagina Handleidingen voor uw model op support.brother.com.
1
Page 6
2
2. Operationeel overzicht
1 2 3 4 5
6
2.1 De printer uitpakken en alle onderdelen controleren
Opmerking
Bewaar de verpakking voor het geval dat u de printer moet verzenden.
De doos bevat de volgende onderdelen:
1. De printer
2. Lintpapierkern, 25,4 mm
3. Twee lintassen, 25,4 mm
4. Netsnoer
5. Externe universele voeding
6. USB-kabel
Als een of meer onderdelen ontbreken, neemt u contact op met de klantenservice van de
fabrikant of uw plaatselijke leverancier.
Page 7
3
2.2 Overzicht van de printer
1
3
4
2.2.1 Voorkant
7
6
1. LED-lampje
2. LCD-scherm
3. Doorvoer-/onderbrekingsknop (heeft betrekking op het pictogram aan de rechterkant
van het LCD-scherm)
4. Lipje om de klep van het rolcompartiment te openen
5. Labeluitvoersleuf
6. Navigatieknoppen
5
2
7. Menuknop (heeft betrekking op het pictogram aan de linkerkant van het LCD-scherm)
Page 8
4
2.2.2 Binnenkant
1.
8.
2.
9.
3.
10.
4.
11.
5.
12.
6.
1
5
6
2
7
3
8
4
9
10
11
12
13
Klep van het rolcompartiment
Lintterugspoelas
Printkop
Linttoevoeras
Rolgeleiders
Degelrol 13. Schuifknop voor RFID-antenne
7. Lintterugspoelnaaf
WAARSCHUWING
Raak de draaiende onderdelen NIET aan. Er bestaat risico op letsel als uw vinger
beklemd raakt in het draaiende tandwiel. Schakel het product uit voordat u metalen
onderdelen aanraakt.
Linttoevoernaaf
Media-adapter
Ruimtesensor
Mediageleiderpunten
Sensor zwarte markering
(alleen de TD-4650TNWBR en
TD-4750TNWBR)
Page 9
5
2.2.3 Achterkant
1 2 3 6 5
4
1. Aan-/uitschakelaar
2. Voedingspoort
3. USB-poort (USB 2.0/hoge snelheid)
4. USB-hostpoort
5. RS-232 seriële poort
6. Ethernetpoort
Opmerking
Zie voor meer informatie 9. Productspecificaties.
Page 10
6
2.3 Het netsnoer aansluiten
Opmerking
Controleer of de aan-/uitschakelaar van de printer op UIT staat voordat u het netsnoer in de
voedingspoort steekt.
Plaats de printer op een vlak, stabiel oppervlak.
Zie voor meer informatie 9. Productspecificaties.
1. Steek de het netsnoer in de voedingspoort aan de achterzijde van de printer en steek de
stekker in een stopcontact.
2. Sluit de printer met de meegeleverde USB-kabel aan op de computer.
3. Druk op de aan-/uitschakelaar op "-" om de printer in te schakelen.
Page 11
7
2.4 Configuratiescherm
Nr. Beschrijving Functionaliteit
1
2
Menuknop (links):
- Hiermee opent u het menu op het LCD-scherm in de
modus Gereed.
- Hiermee selecteert u het linkerpictogram in het
LCD-scherm.
Doorvoer-/onderbrekingsknop (rechts):
1 Softkeys
2 Navigatieknoppen
- Hiermee voert u één volledig label uit in de modus
Gereed.
- Hiermee selecteert u het rechterpictogram in het
LCD-scherm.
- Hiermee onderbreekt u een afdruktaak.
Het LED-lampje gaat groen knipperen. Druk nogmaals
op de knop om de afdruktaak te hervatten.
Hiermee selecteert u opties in het menu.
Als u de pijl-omhoog en -omlaag tegelijkertijd indrukt,
vergrendelt of ontgrendelt u het configuratiescherm.
Page 12
8
2.5 LED-lampje
LED-kleur Beschrijving
Groen
(brandt continu)
Groen (knippert) De printer is bezig met het downloaden van gegevens van een
Oranje De printer is bezig met het verwijderen van gegevens.
Rood
(brandt continu)
Rood (knippert) Er is sprake van een geheugen- of afdrukfout (bijvoorbeeld:
De printer is ingeschakeld en klaar voor gebruik.
computer.
De printer is onderbroken.
De printkop is geopend.
Er is een probleem met de snijmodule.
vastgelopen papier, geen papier, geen lint).
Page 13
9
3. Deprinter installeren
3.1 Het lint plaatsen
1. Druk op de lipjes aan weerszijden
van de printer en til de klep van het
rolcompartiment omhoog.
2. Gebruik een van volgende
papierkernen:
Bij gebruik van papierkernen van
25,4 mm en 12,7 mm met
inkepingen hoeft u geen lintassen
te plaatsen.
Bij gebruik van papierkernen van
25,4 mm zonder inkepingen
plaatst u de lintassen in de
papierkern en het lint.
Opmerking
Volg deze aanwijzingen wanneer
u de lintas plaatst.
Page 14
10
3.
a.
b.
a. Plaats om te beginnen de
rechterzijde van de lintterugspoelas
(met de markering "R") in de
lintterugspoelnaaf. Steek vervolgens
de linkerzijde van de
lintterugspoelas in het gat links
naast de lintterugspoelnaaf.
b. Plaats de rechterzijde van de
linttoevoeras (met de markering "R")
in de linttoevoernaaf. Steek
vervolgens de linkerzijde van de
linttoevoeras in het gat links naast
de linttoevoernaaf.
4. Voer het lint door de printkop en
plak de aanloopstrook van het lint
op de lintterugspoelpapierkern.
BELANGRIJK
Gooi de lintterugspoelpapierkern
niet weg bij het vervangen van de
lintrol. U hebt dit onderdeel nodig als
u de lintrol gaat vervangen.
5. Gebruik het lintterugspoeltandwiel
om de lintterugspoelnaaf zodanig te
draaien dat de plastic aanloopstrook
volledig is doorgevoerd en het
zwarte gedeelte van het lint de
printkop bedekt.
Page 15
11
3.2 De media plaatsen
3.2.1 Labelrol plaatsen
1. Druk op de lipjes aan weerszijden
van de printer en til de klep van het
rolcompartiment omhoog.
2. Schuif beide rolgeleiders naar
buiten.
3. Plaats de papierrol zodanig dat de
afdrukzijde van de labels naar
boven is gericht, zoals aangegeven
in de afbeelding.
Duw het vergrendellipje omlaag en
verschuif het om de rolgeleiders
vast te zetten.
Opmerking
Controleer of de afdrukzijde van de
labels naar boven is gericht.
Page 16
12
4. Schuif de mediageleiderpunten naar de juiste positie.
Mediageleiderpunten
Sensor zwarte
markering
Schuifknop voor
RFID (TD-4650TNWBR en
TD
-antenne
-4750TNWBR)
Opmerking
Bij gebruik van media met zwarte markeringen of van media met inkepingen of gaten
om de labellente aan te geven, is de sensor zwarte markering verplaatsbaar.
Schuif de mediageleiderpunten naar de juiste positie.
Als u een RFID-model gebruikt, schuift u de groene schuifknop voor de
RFID-antenne naar de gewenste positie.
5. Voer het papier met de afdrukzijde naar boven gericht door de mediasensor en plaats
de voorste rand van het eerste label op de degelrol. Pas de groene
mediageleiderpunten aan de breedte van de labels aan.
Page 17
13
6. Duw beide kanten van de klep van
het rolcompartiment omlaag om
het compartiment voorzichtig te
sluiten.
7. Gebruik het LCD-menu of de
Brother Printer Management Tool
(BPM) om het type mediasensor in
te stellen en de geselecteerde
sensor te kalibreren.
Opmerking
Voor meer informatie over
sensorkalibratie raadpleegt
u sectie 7.2.
De mediasensor
automatisch kalibreren met de
BPM.
Page 18
14
Rolgeleiders van 25,4 mm omzetten naar 38,1 mm
1. Gebruik een inbussleutel van
2,5 mm (apart verkrijgbaar) om de
media-adapter aan beide zijden
van de rolgeleiders los te draaien.
2. Keer de richting van de
media-adapter om en lijn deze uit
met de rolgeleider.
Opmerking
De rolgeleider kan worden
omgezet van 25,4 mm naar
38,1 mm door de media-adapter
om te keren.
3. Plaats de media-adapter terug en
Voor een kern
van 25,4 mm
Voor een kern
van 38,1 mm
gebruik de inbussleutel om de
adapter vast te zetten aan de
rolgeleiders.
Page 19
15
3.2.2 De externe rolhouder plaatsen (optioneel)
1. Draai de schroeven op de metalen
bevestigingspunten van de
uitbreidingsplaat aan.
2. Bevestig de uitbreidingsplaat aan
de onderzijde van de printer.
3. Steek een labelas van 76,2 mm in
een papierrol. Plaats de as
vervolgens op de externe
rolhouder.
Opmerking
Controleer of de afdrukzijde van de
labels naar boven is gericht.
4. Voer de media door de invoersleuf
aan de achterzijde van de printer.
Labelas van
76,2 mm
Page 20
16
5. Open de klep van het
Mediageleiderpunten
rolcompartiment. Schuif de
rolgeleiders naar buiten en lijn
vervolgens de papierbreedte uit
met de rolgeleiders. Duw het
vergrendellipje omlaag en
verschuif het om de rolgeleiders
vast te zetten.
6. Plaats de labelrol zoals
beschreven in de sectie
3.2.1 De labelrol plaatsen
.
7. Voer de media door de
mediasensor. Pas de
mediageleiderpunten aan de
breedte van de labels aan.
8. Gebruik de Brother Printer
Management Tool (BPM) of het
LCD-menu om het type
mediasensor in te stellen en de
geselecteerde sensor te kalibreren.
Opmerking
Kalibreer de ruimtesensor/sensor zwarte markering telkens wanneer u de media
vervangt.
Voor meer informatie over sensorkalibratie raadpleegt u sectie 7.2 De mediasensor
automatisch kalibreren met de BPM.
Page 21
17
3.2.3 De labelrol plaatsen bij gebruik van de snijmodule (alleen dealers)
Mediageleiderpunten
1. Druk op de lipjes aan weerszijden
van de printer en til de klep van het
rolcompartiment omhoog.
2. Plaats de labelrol zoals
beschreven in de sectie
3.2.1 De labelrol plaatsen
3. Gebruik de Brother Printer
Management Tool (BPM) om het
type mediasensor in te stellen en
de geselecteerde sensor te
kalibreren.
4. Voer de labelrol door de
mediasensor. Pas de
mediageleiderpunten aan de
breedte van de labels aan.
.
5. Duw de labelrol door de
uitvoersleuf van de snijeenheid.
Opmerking
Controleer of de afdrukzijde van de
labels naar boven is gericht.
Page 22
18
6. Sluit de klep van het
rolcompartiment.
7. Gebruik de Brother Printer Management Tool (BPM) om de printer in de snijmodus te
zetten.
a. Start de BPM.
b. Klik op de knop Printerconfiguraties.
c. Klik op het tabblad FBPL.
d. Klik op de optie SNIJEENHD in de vervolgkeuzelijst Na afdrukken.
e. Klik op Instellen.
f. Druk op de doorvoer-/onderbrekingsknop om een test uit te voeren.
Page 23
19
Opmerking
Mediageleiderpunten
Kalibreer de ruimtesensor/sensor zwarte markering telkens wanneer u geplaatste media
vervangt.
Voor meer informatie over sensorkalibratie raadpleegt u sectie
7.2 De mediasensor
automatisch kalibreren met de BPM.
U kunt de printerinstellingen ook wijzigen via het LCD-scherm.
3.2.4 De labelrol plaatsen bij gebruik van de labelverwijderaar (alleen dealers)
1. Druk op de lipjes aan weerszijden
van de printer en til de klep van het
rolcompartiment omhoog.
2. Plaats de labelrol zoals beschreven
in de sectie 3.2.1 De labelrol
plaatsen.
3. Gebruik de Brother Printer
Management Tool (BPM) om het
type mediasensor in te stellen en de
geselecteerde sensor te kalibreren.
4. Voer de labelrol door de
mediasensor. Pas de
mediageleiderpunten aan de
breedte van de labels aan.
Page 24
20
5. Trek de media uit de printer en
labelverwijderaarklep
verwijder enkele labels. Laat het
stickervel in de printer zitten.
Opmerking
Label
Controleer of de afdrukzijde van de
labels naar boven is gericht.
Stickervel
6. Open de klep van de
labelverwijderaar. Steek het
stickervel in de sleuf van de
labelverwijderaarklep.
7. Sluit de module Labelverwijderaar.
Sleuf van de
8. Sluit de klep van het
rolcompartiment.
Page 25
21
9. Gebruik de Brother Printer Management Tool (BPM) om de labelverwijderaar in te
stellen.
a. Start de BPM.
b. Klik op de knop Printerconfiguraties.
c. Klik op het tabblad FBPL.
d. Klik op de optie VERWIJD. in de vervolgkeuzelijst Na afdrukken.
e. Klik op Instellen.
f. Druk op de doorvoer-/onderbrekingsknop om een test uit te voeren.
Opmerking
De module Labelverwijderaar ondersteunt uitsluitend labels van normaal papier.
U kunt de printerinstellingen ook wijzigen via het LCD-scherm.
Page 26
22
4. Afdrukken
4.1 Het printerstuurprogramma installeren
Opmerking
De modelnaam en het serienummer vindt u aan de achterzijde van de printer.
De installatiemethode voor het stuurprogramma is afhankelijk van het type verbinding:
USB-verbinding (Windows/Mac/Linux)
Bluetooth-verbinding (Windows)
Wi-Fi-netwerkverbinding (Windows)
Bedrade netwerkverbinding (Windows)
4.1.1 USB-verbinding (Windows/Mac/Linux)
Opmerking
Mac/Linux-gebruikers
Raadpleeg de installatiehandleiding van het stuurprogramma voor meer informatie over de
installatie van het stuurprogramma.
1. Sluit de printer met een USB-kabel aan op de computer.
2. Ga naar de pagina Downloads van uw model op support.brother.com
en download het
nieuwste printerstuurprogramma en de nieuwste software.
3. Voer de toepassing Seagull Driver Wizard uit en selecteer Install printer drivers
(Printerstuurprogramma’s installeren) en USB.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking
Als u een printerstuurprogramma niet kunt installeren:
Installeer handmatig een printerstuurprogramma:
Selecteer in de toepassing Seagull Driver Wizard Install printer drivers
(Printerstuurprogramma’s installeren) > Others (Overige).
Verwijder de printerstuurprogramma’s:
Selecteer in de toepassing Seagull Driver Wizard Remove printer drivers
(Printerstuurprogramma’s verwijderen) > Automatically remove all Drivers by Seagull
(Alle stuurprogramma’s automatisch laten verwijderen door Seagull) of Use advanced
printer driver removal options (Geavanceerde opties voor het verwijderen van
printerstuurprogramma’s gebruiken).
Reset de printerinstellingen:
Start de BPM en klik op Printerfunctie > Fabrieksinstell.
Page 27
23
4.1.2 Bluetooth-verbinding (Windows)
1. Controleer de lokale Bluetooth-naam:
Met de BPM
a. Sluit de printer met een USB-kabel aan op de computer.
b. Klik op Printerconfiguraties > Bluetooth.
Via het LCD-scherm
Selecteer Interface > Bluetooth.
2. Schakel de Bluetooth-functie op de computer in.
3. Koppel de computer aan de printer. Selecteer hiervoor Start > Instellingen > Apparaten >
Bluetooth en andere apparaten en schakel Bluetooth in.
4. Selecteer Bluetooth- of ander apparaat toevoegen en selecteer uw printer.
5. Ga naar de pagina Downloads van uw model op support.brother.com
en download het
nieuwste printerstuurprogramma en de nieuwste software.
6. Voer de toepassing Seagull Driver Wizard uit en selecteer Install printer drivers
(Printerstuurprogramma’s installeren) en Bluetooth.
7. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking
Als u een printerstuurprogramma niet kunt installeren:
Verwijder de printerstuurprogramma’s:
Selecteer in de toepassing Seagull Driver Wizard Remove printer drivers
(Printerstuurprogramma’s verwijderen) > Automatically remove all Drivers by Seagull
(Alle stuurprogramma’s automatisch laten verwijderen door Seagull) of Use advanced
printer driver removal options (Geavanceerde opties voor het verwijderen van
printerstuurprogramma’s gebruiken).
Reset de printerinstellingen:
Start de BPM en klik op Printerfunctie > Fabrieksinstell.
4.1.3 Wi-Fi-netwerkverbinding (Windows)
Zorg dat zowel de draadloze router/het draadloze toegangspunt als de netwerkinstellingen van
de printer juist zijn ingesteld. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie die bij de
draadloze router/het draadloze toegangspunt is geleverd of neem contact op met de fabrikant
van de router, uw systeembeheerder of uw internetprovider.
Page 28
24
1. Configureer de netwerkinstellingen:
- Met de BPM
a. Sluit de printer met een USB-kabel aan op de computer.
b. Klik op Printerconfiguraties > Wi-Fi.
c. Geef de SSID, de Versleuteling en de Toets (het netwerkwachtwoord) op en klik op
Instellen.
d. Klik op Ophalen en bevestig dat het IP-adres van de printer juist is.
Als u dat hebt gedaan, worden het Wi-Fi-pictogram en het IP-adres van de printer op
het LCD-scherm weergegeven.
- Met het LCD-scherm
a. Selecteer Interface > Wi-Fi.
b. Geef de waarden voor SSID, Encryption (Versleuteling) en Password (Wachtwoord)
op.
c. Als u dat hebt gedaan, worden het Wi-Fi-pictogram en het IP-adres van de printer op
het LCD-scherm weergegeven.
2. Ga naar de pagina Downloads van uw model op support.brother.com
en download het
nieuwste printerstuurprogramma en de nieuwste software.
3. Voer de toepassing Seagull Driver Wizard uit en selecteer Install printer drivers
(Printerstuurprogramma’s installeren) en Network (Netwerk).
4. Selecteer uw printer en klik op Next (Volgende).
5. Als uw TCP/IP-poort niet in de lijst wordt weergegeven, klikt u op Create port (Poort maken)
en selecteert u Standard TCP/IP port (TCP/IP-standaardpoort) > New Port (Nieuwe poort).
6. Typ het IP-adres en de poortnaam van de printer en klik op Next (Volgende).
7. Klik op Finish (Voltooien).
8. Open het venster Specify Port (Poort opgeven) opnieuw en selecteer de poort die u zojuist
hebt gemaakt.
9. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking
Als u een printerstuurprogramma niet kunt installeren:
Verwijder de printerstuurprogramma’s:
Selecteer in de toepassing Seagull Driver Wizard Remove printer drivers
(Printerstuurprogramma’s verwijderen) > Automatically remove all Drivers by Seagull
(Alle stuurprogramma’s automatisch laten verwijderen door Seagull) of Use advanced
printer driver removal options (Geavanceerde opties voor het verwijderen van
printerstuurprogramma’s gebruiken).
Reset de printerinstellingen:
Start de BPM en klik op Printerfunctie > Fabrieksinstell.
Page 29
25
4.1.4 Bedrade netwerkverbinding (Windows)
1. Gebruik LAN-kabels om de printer en de computer te verbinden met de router/het
toegangspunt. De printer ontvangt automatisch een standaard IP-adres en geeft dat weer
op het LCD-scherm.
2. Ga naar de pagina Downloads van uw model op support.brother.com
en download het
nieuwste printerstuurprogramma en de nieuwste software.
3. Voer de toepassing Seagull Driver Wizard uit en selecteer Install printer drivers
(Printerstuurprogramma’s installeren) en Network (Netwerk).
4. Selecteer uw printer en klik op Next (Volgende).
5. Als uw TCP/IP-poort niet in de lijst wordt weergegeven, klikt u op Create port (Poort maken)
en selecteert u Standard TCP/IP port (TCP/IP-standaardpoort) > New Port (Nieuwe
poort).
6. Typ het IP-adres en de poortnaam van de printer en klik op Next (Volgende).
7. Klik op Finish (Voltooien).
8. Open het venster Specify Port (Poort opgeven) opnieuw en selecteer de poort die u zojuist
hebt gemaakt.
9. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking
Als u een printerstuurprogramma niet kunt installeren:
Verwijder de printerstuurprogramma’s:
Selecteer in de toepassing Seagull Driver Wizard Remove printer drivers
(Printerstuurprogramma’s verwijderen) > Automatically remove all Drivers by Seagull
(Alle stuurprogramma’s automatisch laten verwijderen door Seagull) of Use advanced
printer driver removal options (Geavanceerde opties voor het verwijderen van
printerstuurprogramma’s gebruiken).
Reset de printerinstellingen:
Start de BPM en klik op Printerfunctie > Fabrieksinstell.
Page 30
26
4.2 Labels maken en afdrukken met BarTender
BarTender is een toepassing voor het maken van labels. De toepassing kan gratis worden
gedownload vanaf de productpagina op support.brother.com
1. Start BarTender.
• Voor Windows 10, Windows Server 2016 of Windows Server 2019:
Start > BarTender 2016 R7 UltraLite > klik op BarTender UltraLite of dubbelklik op het
BarTender UltraLite-pictogram op het bureaublad.
• Voor Windows 8.1, Windows Server 2012 of Windows Server 2012 R2:
Klik in het toepassingsscherm op BarTender UltraLite of dubbelklik op het BarTender
UltraLite-pictogram op het bureaublad.
• Voor Windows 7:
Start > Alle programma’s > BarTender 2016 R7 UltraLite > klik op BarTender
UltraLite of dubbelklik op het BarTender UltraLite-pictogram op het bureaublad.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om een label te maken.
.
Opmerking
Voor meer informatie over het gebruik van BarTender klikt u op Help.
Page 31
27
3. Klik op File (Bestand) > Print (Afdrukken) om het label af te drukken.
Als de gedeeltelijk afsnijden is geselecteerd, wordt er een leeg gebied van ongeveer 60 mm
toegevoegd tussen de afsnijrand en het afdrukgebied (zoals afgebeeld).
Gedeeltelijk afsnijden is alleen
Opmerking
beschikbaar als de snijmodule op de printer is geïnstalleerd.
extra
lengte
extra
lengte
Page 32
28
5. Bediening
5.1 Hulpprogramma’s bij inschakelen
De printer beschikt over zes hulpprogramma’s bij inschakelen. Hiermee kunt u de printer
instellen en de functionaliteit van de printer testen.
Een hulpprogramma na inschakelen activeren:
1. Schakel de printer uit.
2. Houd de doorvoer-/onderbrekingsknop ingedrukt en schakel de printer vervolgens in.
3. Laat de knop los wanneer het LED-lampje de gewenste status heeft:
Hulpprogramma bij
inschakelen
LED-kleur
Functie
1. Kalibratie lint en
ruimtesensor/
sensor zwarte markering
2. Kalibratie ruimtesensor/
sensor zwarte markering,
zelftest en activering
dumpmodus
3. Printerinitialisatie
4. Kalibratie mediasensor
(voor de sensor zwarte
markering)
Oranje
(brandt
continu)
Rood/
oranje
(5 keer)
Oranje
(5 keer)
LED-patronen
Groen/
rood
(5 keer)
Groen
(5 keer)
Rood
(5 keer)
Groen
(brandt
continu)
5. Kalibratie mediasensor
(voor de ruimtesensor)
6. Het AUTO.BAS-
programma overslaan
Page 33
29
5.1.1 Kalibratie lint en ruimtesensor/sensor zwarte markering
De gevoeligheid van de ruimtesensor/sensor zwarte markering moet worden gekalibreerd als:
U een nieuwe printer koopt.
U andere labels gaat gebruiken.
Het labelapparaat wordt geïnitialiseerd.
Het lint en de ruimtesensor/sensor zwarte markering kalibreren:
1. Schakel de printer uit.
2. Houd de doorvoer-/onderbrekingsknop ingedrukt en schakel de printer vervolgens in.
3. Laat de knop los als het LED-lampje rood/oranje knippert.
Opmerking
De LED-kleur verandert als volgt:
Oranje (brandt continu) rood/oranje (vijf keer) oranje (vijf keer) groen/rood
(vijf keer) groen (vijf keer) rood (vijf keer) groen (brandt continu)
Om de juiste sensor voor de kalibratie te selecteren, moet u de juiste opdracht naar de
printer sturen:
Voor de ruimtesensor: stuur de opdracht GAP
Voor de sensor zwarte markering: stuur de opdracht BLINE
Raadpleeg voor meer informatie over de beschikbare opdrachten de "FBPL Command
Reference Manual" (Handleiding FBPL-opdrachten) op de pagina Handleidingen voor uw
model op support.brother.com
.
5.1.2 Kalibratie ruimtesensor/sensor zwarte markering, zelftest en activering dumpmodus
Kalibreer de ruimtesensor/sensor zwarte markering als de sensorinstellingen van de vorige
afdruktaak niet geschikt zijn voor de huidige afdruktaak. Tijdens de kalibratie van de
ruimtesensor/sensor zwarte markering detecteert de printer de lengte van het label, wordt de
interne configuratie afgedrukt (zelftest) en wordt de dumpmodus geactiveerd.
De ruimtesensor/sensor zwarte markering kalibreren:
1. Schakel de printer uit.
2. Houd de doorvoer-/onderbrekingsknop ingedrukt en schakel de printer vervolgens in.
3. Laat de knop los als het LED-lampje oranje knippert.
Opmerking
De LED-kleur verandert als volgt:
Oranje (brandt continu) rood/oranje (vijf keer) oranje (vijf keer)groen/rood (vijf keer)
groen (vijf keer)  rood (vijf keer)  groen (brandt continu)
Page 34
30
4. De printer kalibreert de sensor, detecteert de lengte van het label, drukt de interne
instellingen af en activeert de dumpmodus.
Opmerking
Om de juiste sensor voor de kalibratie te selecteren, moet u de juiste opdracht naar de printer
sturen:
Voor de ruimtesensor: stuur de opdracht GAP
Voor de sensor zwarte markering: stuur de opdracht BLINE
Raadpleeg voor meer informatie over de beschikbare opdrachten de "FBPL Command
Reference Manual" (Handleiding FBPL-opdrachten) op de pagina Handleidingen voor uw
model op support.brother.com
.
Zelftest
Na de kalibratie van de ruimtesensor/sensor zwarte markering drukt u de printerconfiguratie af.
De afdruk van de zelftest bevat de configuratie van de printer en het beschikbare geheugen.
Tevens wordt aangegeven of er sprake is van beschadigde dots in het verwarmingsonderdeel.
Afdruk van een zelftest
Modelnaam Firmwareversie Firmware-checksum Serienummer printer Configuratiebestand Systeemdatum Systeemtijd Reeds afgedrukt (in meters)
Teller voor afsnijden
Aantal beschadigde dots
Afdruksnelheid (inch/sec) Afdrukdichtheid Labelgrootte (inch) Grootte van de ruimte (inch) Gevoeligheid ruimtesensor/ sensor zwarte markering Codepagina Landcode
Page 35
31
Afdruk van een zelftest
Donkerniveau afdruk Afdruksnelheid (inch/sec) Labelgrootte Beheer-prefix Opmaak-prefix Scheidingsteken-prefix Bij inschakelen printer Bij sluiten printkop
Configuratie seriële poort RS232
Bluetooth-configuratie
Land RFID-frequentieband
Printernaam MAC-adres DHCP IP-adres Subnetmasker Gateway RAW-poort
Wi-Fi-configuratie
Page 36
32
Afdruk van een zelftest
Dumpmodus
Opmerking
Aantal gedownloade bestanden Totaal en beschikbaar geheugen
Controlepatroon printkop
Voor de dumpmodus is papier met een breedte van 101,5 mm vereist.
Als u het gewone afdrukken wilt hervatten, schakelt u de printer uit en vervolgens weer in.
De dumpmodus wordt geactiveerd nadat de printerconfiguratie is afgedrukt. In de dumpmodus
kunnen gebruikers de programma’s van de printer controleren en eventuele problemen
oplossen. De tekens in de linkerkolom worden door het printersysteem verzonden en de
tekens in de rechterkolom zijn de bijbehorende hexadecimale waarden.
ASCII-gegevens
Een hexadecimale
weergave van de
ASCII-gegevens
Page 37
33
5.1.3 De printer initialiseren
Bij de printerinitialisatie wordt het DRAM-geheugen van de printer gewist en worden de
fabrieksinstellingen hersteld.
1. Schakel de printer uit.
2. Houd de doorvoer-/onderbrekingsknop ingedrukt en schakel de printer vervolgens in.
3. Laat de knop los als het LED-lampje vijf keer oranje heeft geknipperd en groen/rood gaat
branden.
Opmerking
De LED-kleur verandert als volgt:
Oranje (brandt continu) rood/oranje (vijf keer) oranje (vijf keer) groen/rood (vijf keer)
groen (vijf keer)  rood (vijf keer)  groen (brandt continu)
Na de initialisatie worden de volgende fabrieksinstellingen hersteld:
Parameter Standaardinstelling
Snelheid 76 mm/sec (3 ips)
Dichtheid 8
Labelbreedte 101,5 mm
Labelhoogte 101,5 mm
Type sensor Ruimtesensor
Ruimte-instelling 3 mm
Afdrukrichting 0
Referentiepunt 0,0 (linker bovenhoek)
Verschuiving 0
Afsnijdmodus Aan
Modus Labelverwijderaar Uit
Snijmodus Uit
Codepagina 850
Landcode 001
Flash-geheugen wissen Nee
Page 38
34
5.1.4 Kalibratie mediasensor (voor de sensor zwarte markering)
1. Schakel de printer uit.
2. Houd de doorvoer-/onderbrekingsknop ingedrukt en schakel de printer vervolgens in.
3. Laat de knop los als het LED-lampje vijf keer groen/rood heeft geknipperd en groen gaat
branden.
Opmerking
De LED-kleur verandert als volgt:
Oranje (brandt continu) rood/oranje (vijf keer) oranje (vijf keer)  groen/rood (vijf keer)
groen (vijf keer) rood (vijf keer) groen (brandt continu)
5.1.5 Kalibratie mediasensor (voor de ruimtesensor)
1. Schakel de printer uit.
2. Houd de doorvoer-/onderbrekingsknop ingedrukt en schakel de printer vervolgens in.
3. Laat de knop los als het LED-lampje vijf keer groen heeft geknipperd en rood gaat branden.
Opmerking
De LED-kleur verandert als volgt:
Oranje (brandt continu) rood/oranje (vijf keer) oranje (vijf keer)  groen/rood (vijf keer)
groen (vijf keer) rood (vijf keer) groen (brandt continu)
5.1.6 Het AUTO.BAS-programma overslaan
U kunt het AUTO.BAS-programma uploaden naar het flashgeheugen van de printer, zodat het
programma automatisch wordt uitgevoerd wanneer u de printer inschakelt. Als u dat niet wilt,
voert u de volgende stappen uit:
1. Schakel de printer uit.
2. Houd de doorvoer-/onderbrekingsknop ingedrukt en schakel de printer in.
3. Laat de knop los als het LED-lampje groen gaat branden.
Opmerking
De LED-kleur verandert in onderstaande volgorde:
Oranje (brandt continu) rood/oranje (vijf keer) oranje (vijf keer)  groen/rood (vijf keer)
groen (vijf keer) rood (vijf keer) groen (brandt continu)
4. De printer start zonder dat het AUTO.BAS-programma wordt uitgevoerd.
Page 39
35
6. Overzicht van het LCD-scherm
6.1 Het hoofdmenu openen
Controleer of "Ready" (Gereed) wordt weergegeven op het LCD-scherm. Als dat niet het geval
is, selecteert u het pictogram Menu .
Gebruik de navigatieknoppen om door de opties in het hoofdmenu te bladeren.
- Als u een gemarkeerd pictogram wilt selecteren, drukt u op de knop onder het pictogram .
- Als u wilt terugkeren naar het vorige scherm, drukt u op de knop onder het pictogram .
Page 40
36
6.2 Overzicht van het hoofdmenu
Gebruik de opties in het hoofdmenu om diverse printerinstellingen te configureren zonder de
printer aan te sluiten op een computer.
Pictogram Optie Beschrijving
Setting
(Instelling)
Sensor De geselecteerde mediasensor kalibreren. Het is
Interface De interface-instellingen van de printer configureren.
Advanced
(Geavanceerd)
De FBPL- en ZPL2-instellingen van de printer
configureren.
raadzaam om de sensor te kalibreren elke keer dat
u andere media plaatst.
De instellingen voor het LCD-scherm, de initialisatie,
het type snijeenheid of de waarschuwing wanneer media
bijna op zijn configureren voor de printer.
File Manager
(Bestandsbeheer)
Diagnostic
(Diagnostiek)
Het beschikbare printergeheugen controleren of beheren.
De printerstatus controleren om eventuele problemen op
te lossen.
Page 41
37
6.3 Het menu Setting (Instelling)
1. Selecteer Setting (Instelling) in het hoofdmenu.
2. Druk op Command Set (Opdrachtenset) en selecteer de gewenste programmeertaal.
3. Selecteer het pictogram .
6.3.1 FBPL-instellingen
Beschikbare FBPL-instellingen:
Setting
(Instelling)
FBPL
Speed (Snelheid)
Density (Dichtheid)
Direction (Richting)
Print Mode
(Afdrukmodus)
Offset (Marge)
Shift X (X-verschuiving)
Shift Y (Y-verschuiving)
Reference X
(X-referentie)
Reference Y
(Y-referentie)
Code Page
(Codepagina)
Country (Land)
None (Geen)
Batch Mode
(Batchmodus)
Peeler Mode (Modus
Labelverwijderaar)
Cutter Mode (Snijmodus)
Cutter Batch (Afsnijbatch)
Page 42
38
Instelling
Beschrijving
Speed (Snelheid)
De afdruksnelheid instellen.
RICHTING 0
RICHTING 1
Afdrukmodus
Beschrijving
None (Geen)
De bovenkant van het volgende label wordt
(modus Tear Off (Afscheuren)).
Batch Mode
Nadat de afbeelding is afgedrukt, wordt de
mogelijk te maken.
Peeler Mode
Labelverwijderaar)
De Peeler Mode (modus Labelverwijderaar)
Cutter Mode
(Snijmodus)
De snijmodus voor labels wordt geactiveerd.
Cutter Batch (Afsnijbatch)
Het label wordt aan het eind van de afdruktaak eenmaal afgesneden.
Shift X (X-verschuiving)
Shift Y (Y-verschuiving)
Reference X (X-referentie)
Reference Y (Y-referentie)
Code Page (Codepagina)
Density (Dichtheid)
Direction (Richting)
Print Mode (Afdrukmodus)
Het donker-/lichtniveau van de afdruk instellen. Het bereik loopt van 0 tot 15. Mogelijk moet u de afdrukdichtheid aanpassen op basis van de geplaatste media.
De afdrukrichting opgeven.
DOORVOER
De afdrukmodus instellen.
uitgelijnd met de "burn line" van de printkop
(Batchmodus)
ruimtemarkering/zwarte markering door de afscheurplaat doorgevoerd om afscheuren
(Modus
wordt geactiveerd.
Offset (Marge)
De locatie voor het stoppen van de media nauwkeurig opgeven. Het bereik loopt van -999 tot 999 dots.
De afdrukpositie nauwkeurig opgeven. Het bereik loopt van -999 tot 999 dots.
De oorsprong van het coördinatensysteem van de printer horizontaal en verticaal instellen. Het bereik loopt van 0 tot 999 dots.
De codepagina voor de internationale tekenset instellen.
Country (Land) De landcode instellen. Het bereik loopt van 1 tot 358.
Opmerking
Als u afdrukt met de gedownloade software/het gedownloade stuurprogramma, overschrijft
u met deze opdrachten de instellingen op het LCD-scherm.
Page 43
39
6.3.2 ZPL2-instellingen
Beschikbare ZPL2-instellingen:
Menu ZPL2
Darkness (Donker)
Print Speed
(Afdruksnelheid)
Tear Off (Afscheuren)
Print Mode (Afdrukmodus)
Print Width (Afdrukbreedte)
List Fonts
(Lijst met lettertypen)
List Images
(Lijst met afbeeldingen)
List Formats
(Lijst met formaten)
List Setup
(Lijst met instellingen)
Control Prefix
(Beheer prefix)
Format Prefix
(Opmaak prefix)
Delimiter Char
(Scheidingsteken)
Media Power Up
(Media bij inschakelen)
Tear Off (Afscheuren)
Peeler Off
(Labelverwijderaar uit)
Cutter (Snijeenheid)
Feed (Doorvoer)
Calibration (Kalibratie)
Length (Lengte)
No Motion
(Geen beweging)
Feed (Doorvoer)
Head Close
(Printkop dicht)
Label Top
(Bovenkant label)
Left Position (Linkerpositie)
Reprint Mode
(Opnieuw afdrukken)
Format Convert
(Formaat converteren)
Calibration (Kalibratie)
Length (Lengte)
No Motion
(Geen beweging)
Enabled
(Ingeschakeld)
Disabled
(Uitgeschakeld)
None (Geen)
150 -> 300
150 -> 600
200 -> 600
300 -> 600
Page 44
40
Instelling
Beschrijving
Darkness
Het donkerniveau instellen. Het bereik loopt van 0 tot 30. Mogelijk
media.
Print Mode
(Afdrukmodus)
Beschrijving
(Labelverwijderaar uit)
uit) activeren.
Cutter (Snijeenheid)
De modus Cutter (Snijeenheid) voor labels
List Setup (Lijst met instellingen)
Control Prefix (Beheer prefix)
Format Prefix (Opmaak prefix)
Delimiter Char (Scheidingsteken)
(Donker)
moet u de afdrukdichtheid aanpassen op basis van de geselecteerde
Print Speed (Afdruksnelheid)
Tear Off (Afscheuren)
Print Mode (Afdrukmodus)
Print Width (Afdrukbreedte)
De afdruksnelheid instellen. Het bereik loopt van:
2 tot 8 voor 203 dpi 2 tot 6 voor 300 dpi
De locatie voor het stoppen van de media nauwkeurig opgeven. Het bereik loopt van -120 tot 120 dots.
De afdrukmodus instellen.
Tear Off (Afscheuren) De bovenkant van het volgende label wordt
uitgelijnd met de "burn line" van de printkop.
Peeler Off
De modus Peeler Off (Labelverwijderaar
activeren.
De afdrukbreedte instellen. Het bereik loopt van:
2 tot 864 dots voor 203 dpi 2 tot 1248 dots voor 300 dpi
List Fonts (Lijst met lettertypen)
List Images (Lijst met afbeeldingen)
List Formats (Lijst met formaten)
De huidige lijst met lettertypen van de printer op het label afdrukken. De lettertypen kunnen worden opgeslagen in het DRAM of flashgeheugen van de printer, of op een uitbreidingsgeheugenkaart.
De huidige lijst met afbeeldingen van de printer op het label afdrukken. De afbeeldingen kunnen worden opgeslagen in het DRAM of flashgeheugen van de printer, of op een uitbreidingsgeheugenkaart.
De huidige lijst met formaten van de printer op het label afdrukken. De formaten kunnen worden opgeslagen in het DRAM of flashgeheugen van de printer, of op een uitbreidingsgeheugenkaart.
De huidige printerconfiguratie afdrukken.
Het Beheer prefix-teken instellen.
Het Opmaak prefix-teken instellen.
Het scheidingsteken instellen.
Page 45
41
Instelling
Beschrijving
De gewenste media-actie na het inschakelen van de printer instellen.
Actie
Beschrijving
Feed (Doorvoer)
De printer voert één label uit.
(Kalibratie)
de labellengte en voert één label in.
Length (Lengte)
De printer bepaalt de labellengte en voert het
Actie
Beschrijving
Calibration
De printer kalibreert de sensorniveaus, bepaalt
No Motion (Geen
beweging)
(Bovenkant label)
-120 tot +120 dots.
Left Position (Linkerpositie)
De horizontale afdrukpositie voor het label instellen. Het bereik loopt van -9 999 tot +9 999 dots.
Reprint Mode
afdrukken)
converteren)
Media Power Up (Media bij inschakelen)
Head Close (Printkop dicht)
Label Top
Calibration
De printer kalibreert de sensorniveaus, bepaalt
label in.
No Motion (Geen
beweging)
Geen actie.
De gewenste media-actie na het sluiten van de printkop instellen.
Feed (Doorvoer)
(Kalibratie)
Length (Lengte)
De printer voert één label uit.
de labellengte en voert één label in.
De printer bepaalt de labellengte en voert het label in.
Geen actie.
De verticale afdrukpositie voor het label instellen. Het bereik loopt van
(Opnieuw
Format Convert (Formaat
de knop met de pijl-omhoog (△) te drukken.
De schaalfactor voor bitmapafbeeldingen selecteren. Het eerste getal is de oorspronkelijke DPI-waarde; het tweede getal is de gewenste DPI-instelling.
Opmerking
Als u afdrukt met de gedownloade software/het gedownloade stuurprogramma, overschrijft u
met deze opdrachten de instellingen op het LCD-scherm.
Het laatste label opnieuw afdrukken door in het configuratiescherm op
Page 46
42
6.4 Sensorinstellingen
Instelling
Beschrijving
Gap/Bline Ref Rate
ruimte/BLINE)
Het is raadzaam om de sensoren te kalibreren elke keer dat u andere media plaatst.
Gap (Ruimte)
Black Mark
(Zwarte markering)
Continuous (Continu)
Preprint (Vóór afdrukken)
Standard (Standaard)
Auto (Automatisch)
Fixed (Vast)
Gap Ref Rate
(Referentiegraad ruimte)
Bline Ref Rate
(Referentiegraad BLINE)
Min. Paper
(Min. papierlengte)
Max. Gap/Mark
(Max. ruimte/markering)
(Zwarte markering)
Continuous (Continu)
Menu Sensor
Auto Calibration
(Automatische
kalibratie)
Manual Calibration
(Handmatige
kalibratie)
Threshold Detect
(Drempeldetectie)
Maximum Length
(Maximale lengte)
Gap/Bline Ref Rate
(Referentiegraad
ruimte/BLINE)
Advanced
(Geavanceerd)
Gap (Ruimte)
Black Mark
Auto Calibration (Automatische kalibratie)
Manual Calibration (Handmatige kalibratie)
Threshold Detect (Drempeldetectie)
Maximum Length (Maximale lengte)
(Referentiegraad
Advanced (Geavanceerd)
Het type mediasensor instellen en de geselecteerde sensor automatisch kalibreren. De printer voert maximaal drie labels in om de sensorgevoeligheid automatisch te kalibreren.
Als Automatic (Automatisch) niet op de media kan worden toegepast, gebruikt u de functie Manual (Handmatig) om de papierlengte en de ruimte/BLINE in te stellen. Scan vervolgens de achterkant/markering om de sensorgevoeligheid te kalibreren.
De sensorgevoeligheid instellen op Fixed (Vast) of Auto (Automatisch).
De maximale lengte instellen voor de labelkalibratie.
De gevoeligheid instellen voor de ruimtedetectie op gestanste labels of voor detectie van zwarte markeringen.
De minimale papierlengte en maximale ruimte/BLINE-lengte instellen voor automatische kalibratie van de sensorgevoeligheid.
Page 47
43
6.5 Interface-instellingen
Geef de interface-instellingen voor de printer op.
Serial
(Serieel)
Ethernet
Menu Interface
Bluetooth
* Beschikbaar voor: TD-4650TNWBR en TD-4750TNWBR.
6.5.1 Instellingen voor seriële communicatie
Geef de RS-232-instellingen voor de printer op.
Menu Interface Serial (Serieel)
Wi-Fi
RFID*
Baud Rate (Baudrate)
Parity (Pariteit)
Data Bits
(Databits)
Stop Bit(s)
(Stopbit(s))
1200 bps
2400 bps
4800 bps
9600 bps
19200 bps
38400 bps
57600 bps
115200 bps
None (Geen)
Odd (Oneven)
Even
7
8
1
2
Instelling Beschrijving
Baud Rate (Baudrate) De Baud Rate (Baudrate) voor RS-232 instellen.
Parity (Pariteit) De Parity (Pariteit) voor RS-232 instellen.
Data bits (Databits) De Data bits (Databits) voor RS-232 instellen.
Stop Bit(s) (Stopbit(s)) De Stop bits (Stopbit(s)) voor RS-232 instellen.
Page 48
44
6.5.2 Ethernet-instellingen
Item
Beschrijving
Configureer de (bedrade) Ethernet-verbinding van de printer en controleer de status.
Zodra de Ethernet-verbinding tot stand is gebracht, verschijnen het Ethernet-pictogram en het
IP-adres op het LCD-scherm (zie onderstaande afbeelding).
Status
Menu Interface Ethernet
Configure
(Configureren)
Status De status van het IP-adres en MAC-adres voor het Ethernet controleren.
DHCP:
Configure (Configureren)
Het DHCP-netwerkprotocol (Dynamic Host Configuration Protocol) inschakelen (On) of uitschakelen (Off).
Static IP (Statisch IP):
Het IP-adres, subnetmasker en de gateway van de printer instellen.
Opmerking
Voor informatie over de installatie van een printerstuurprogramma raadpleegt u de sectie
4.1.4 Bedrade netwerkverbinding (Windows)
.
Page 49
45
6.5.3 Wi-Fi-instellingen
Item
Beschrijving
DHCP:
Het IP-adres, subnetmasker en de gateway van de printer instellen.
(Beveiliging)
Password (Wachtwoord)
Configureer de Wi-Fi-verbinding van de printer en controleer de status.
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u de Enterprise-configuratie instellen met de
Brother Printer Management Tool (BPM). Voor meer informatie over het instellen van Wi-Fi
met de BPM raadpleegt u de "Brother Printer Management Tool Quick Start Guide"
(BPM-snelstartgids) op de pagina Handleidingen voor uw model op support.brother.com
.
Zodra de Wi-Fi-verbinding tot stand is gebracht, verschijnen het Wi-Fi-pictogram en het
IP-adres op het LCD-scherm (zie onderstaande afbeelding).
Opmerking
Zorg dat zowel de draadloze router/het draadloze toegangspunt als de netwerkinstellingen van
de printer juist zijn ingesteld. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie die bij de
draadloze router/het draadloze toegangspunt is geleverd of neem contact op met de fabrikant
van de router, uw systeembeheerder of uw internetprovider.
Status
Menu
Interface Wi-Fi
Configure
(Configureren)
SSID
Security
(Beveiliging)
Password
(Wachtwoord)
Open
(Openen)
WEP1
WEP2
WEP3
WEP4
WPA-PSK
Status De status van het IP-adres en MAC-adres voor het Wi-Fi controleren.
Configure (Configureren)
Het DHCP-netwerkprotocol (Dynamic Host Configuration Protocol) inschakelen (On) of uitschakelen (Off).
Static IP (Statisch IP):
SSID De SSID (netwerknaam) instellen.
Security
De Wi-Fi-versleuteling selecteren.
Het wachtwoord (de netwerksleutel) instellen.
Page 50
46
Opmerking
Item
Beschrijving
Voor informatie over de installatie van een printerstuurprogramma raadpleegt u de sectie
4.1.3 Wi-Fi-netwerkverbinding (Windows)
.
6.5.4 Bluetooth-instellingen
Configureer de Bluetooth-verbinding van de printer, controleer de status en reset de lokale
naam.
Als u Bluetooth inschakelt, kunt u met uw mobiele apparaat de printer detecteren en er
verbinding mee maken.
Status
Menu Interface Bluetooth
Local Name (Lokale naam)
Status De status van de Bluetooth-instelling controleren.
Local Name (Lokale naam)
De lokale Bluetooth-naam resetten.
Opmerking
Voor informatie over de installatie van een printerstuurprogramma raadpleegt u de sectie
4.1.2 Bluetooth-verbinding (Windows)
.
Page 51
47
6.5.5 RFID-instellingen (Radio Frequency Identification)
Item
Beschrijving
actief)
basis van de instelling bij "Label Retry" (Label
Error (Max. aantal nieuwe pogingen bij fout).
None
Er wordt geen specifieke actie ondernomen
geprogrammeerd.
fout: controleer media). Het label wordt
worden afgedrukt.
Geef de RFID-instellingen voor de printer op.
(Alleen beschikbaar voor TD-4650TNWBR en TD-4750TNWBR)
Control (Beheer)
Tag Calibration (Kaartjeskalibratie)
Calibration Param
Menu Interface
RFID
(Kalibratieparameters)
RFID Chip Param
(RFID Chip-parameters)
Diagnostics
(Diagnostische gegevens)
Statistics (Statistieken)
RFID Active
Selecteer "Enable" (Inschakelen) om de RFID-encodermodule in te schakelen.
(RFID
Error Handling (Foutaf­handeling)
Selecteer een modus voor de afhandeling van RFID-fouten.
Overstrike (Doorhalen) (standaard)
Elk label dat onjuist is verwerkt, wordt afgedrukt met een Overstrike (Doorhalen)-patroon. Vervolgens wordt op
opnieuw) een aantal keer geprobeerd een nieuw label af te drukken. Of er een foutmelding wordt weergegeven of wordt
Control (Beheer)
(Geen)
Stop (Stoppen)
geprobeerd het label opnieuw af te drukken, is afhankelijk van de instelling bij Max Retry
als een kaartje niet kan worden
De printer stopt en geeft de volgende foutmelding weer: "RFID Error: Check Media" (RFID­genegeerd en opnieuw afdrukken van het label moet vanaf de host worden geïnitieerd. Als de fout is gewist, wordt het label met het incorrecte kaartje verder doorgevoerd tot het volgende label in de juiste stand staat en kan
Page 52
48
Item
Beschrijving
Label
Minimaal
1
Maximaal
10 (standaard)
bij fout)
EPC)
schuwing)
kalibratie)
minder labels gebruiken. Doorgaans geldt echter: hoe hoger het aantal dat u in dit menu selecteert, hoe meer kaartjes er
Minimaal
3 (standaard)
Maximaal
7
Retry (Nieuwe pogingen label)
Het aantal keer dat de RFID-encoder probeert een label opnieuw af te drukken voordat er een fout wordt gerapporteerd. Dit kan duiden op een probleem met de RFID-encoder, de configuratie van de printer of de labels zelf.
Control (Beheer)
Max Retry Error
Bepaalt of er een fout optreden als de instelling voor Label Retry (Nieuwe pogingen label) wordt overschreden.
(Max. aantal nieuwe pogingen
EPC Write Ctrl
Bepaalt hoe de printer het EPC-veld van het RFID-kaartje codeert.
(Beheer
Non-RFID Warning (Niet-RFID-
Er wordt een waarschuwing weergegeven als de printer een afdruktaak ontvangt zonder RFID-opdrachten terwijl er RFID-media in de printer zijn geplaatst.
waar-
Dit submenu wordt gebruikt om een RFID-kalibratie uit te voeren. De gebruiker moet een kaartjeskalibratie uitvoeren als er een nieuw kaartje in de printer wordt geplaatst. Met de RFID-kalibratie worden het RFID-chiptype, het schrijf-/leesvermogen, de programmapositie en de lengte van het veld "EPC/User" (EPC/gebruiker) vastgesteld.
RFID Calibrate
Tag Calibration (Kaartjeskali­bratie)
(RFID-
Num Label for Calibration (Aantal labels voor
De RFID-kalibratie wordt uitgevoerd. Voer de kalibratie uit elke keer dat u het type RFID-kaartje wijzigt.
Bepaalt het aantal kaartjes dat wordt gebruikt voor de kalibratie. Deze waarde omvat echter niet de kaartjes die zijn verplaatst bij het zoeken naar ruimten tijdens het kalibratieproces. Afhankelijk van de moeilijkheid van de kalibratie van geïnstalleerde kaartjes kan de printer meer of
kalibratie)
worden gebruikt om het resultaat van de kalibratie te bepalen. Doorgaans wordt de standaardwaarde (3) gebruikt.
Page 53
49
Item
Beschrijving
Tag
Minimaal
16
Maximaal
256
Standaard
96
positie)
Minimaal
1
Maximaal
30
Minimaal
1
Maximaal
30
Minimaal
0 (standaard)
Maximaal
256
Minimaal
0 (standaard)
Maximaal
32
Calibration (Kaartjeskali­bratie)
Test EPC Length (EPC­lengte test)
Bepaalt hoeveel EPC-gegevens er worden gebruikt om de RFID-kalibratie uit te voeren. Deze lengte kan worden vergroot om de nauwkeurigheid van de RFID-kalibratie te verbeteren, maar de maximale EPC-lengte voor het huidige kaartjestype mag niet worden overschreden.
Calibration Param (Kalibratie­parameters)
Bevat de instellingen voor een optimale kaartjescodering. Deze parameters kunnen automatisch worden opgehaald door de RFID-kalibratie.
Tag Position (Kaartjes-
Write Power (Schrijfver­mogen)
Read Power (Leesver­mogen)
Bepaalt hoe ver de RFID-kaartjescoderingspositie van het huidige kaartje moet worden verplaatst ten opzichte van de bovenkant van het formulier.
Het schrijfvermogen dat moet worden gebruikt door de RFID-encoder. Normaal wordt deze waarde automatisch ingesteld door de RFID-kalibratie. Deze waarde mag niet worden gewijzigd.
Het leesvermogen dat moet worden gebruikt door de RFID-encoder. Normaal wordt deze waarde automatisch ingesteld door de RFID-kalibratie. Deze waarde mag niet worden gewijzigd.
Deze instellingen worden gebruikt om het systeem te configureren als aangepaste RFID-kaartjes vereist zijn.
USR Size (USR­formaat)
De grootte van het USR-blok in bytes in het RFID-kaartjesgeheugen. Normaal wordt deze waarde automatisch ingesteld door de RFID-kalibratie. Deze waarde mag niet worden gewijzigd.
RFID Chip Param (RFID Chip­parameters)
Opmerking
Deze waarde wordt verborgen als er Higgs 3-kaartjes worden gedetecteerd. Het Higgs 3 USR Len (Lengte Higgs 3 USR)-menu wordt dan weergegeven.
USR Address (USR­adres)
Bevat de startlocatie van het USR-blok in het RFID-kaartjesgeheugen. Normaal wordt deze waarde automatisch ingesteld door de RFID-kalibratie. Deze waarde mag niet worden gewijzigd.
Page 54
50
Item
Beschrijving
TID Size
Minimaal
0
Maximaal
12
Standaard
8
Minimaal
128
Maximaal
512 (standaard)
Minimaal
96
Maximaal
480
Standaard
96
Minimaal
8
Maximaal
64
Standaard
12
(USR­formaat)
Bevat de grootte van het geheugenblok in het RFID-kaartjesgeheugen dat de ID van het kaartje bevat. Normaal wordt deze waarde automatisch ingesteld door de RFID-kalibratie. Deze waarde mag niet worden gewijzigd.
Higgs 3 USR Len (Lengte Higgs 3 USR)
Higgs 3-kaartjes verschillen van andere RFID-kaartjes doordat de grootte van de geheugenbank niet vaststaat. Om een EPC-lengte van meer dan 96 bits mogelijk te maken, leent Higgs 3 geheugen uit de USR-bank. Dit alleen-lezenmenu bevat de grootte in bits van het USR-blok in het RFID-kaartjesgeheugen.
Opmerking
Dit menu wordt alleen weergegevens als er een Higgs 3-kaartje wordt gedetecteerd.
RFID Chip Param (RFID Chip­parameters)
Higgs 3 EPC Len (Lengte Higgs 3 EPC)
Tag Length (Lengte kaartje)
Higgs 3-kaartjes verschillen van andere RFID-kaartjes doordat de grootte van de geheugenbank niet vaststaat. Om een EPC-lengte van meer dan 96 bits mogelijk te maken, leent Higgs 3 geheugen uit de USR-bank. Met dit menu-item kunt u het aantal bits selecteren dat moet worden toegewezen aan het EPC-blok in het RFID-kaartjesgeheugen.
Opmerking
Dit menu wordt alleen weergegevens als er een Higgs 3-kaartje wordt gedetecteerd.
De grootte van het EPC-blok in bytes in het RFID-kaartjesgeheugen. Deze waarde wordt automatisch ingesteld door de RFID-kalibratie. Deze waarde mag niet
worden gewijzigd.
Opmerking
Deze waarde wordt verborgen als er Higgs 3-kaartjes worden gedetecteerd. Het menu Higgs 3 EPC Len (Lengte Higgs 3 EPC) wordt dan weergegeven.
Page 55
51
Item
Beschrijving
EPC
Minimaal
0 (standaard)
Maximaal
32
Minimaal
0
Maximaal
32
Standaard
8
Address (EPC­adres)
Bevat de startlocatie van het EPC-blok in het RFID-kaartjesgeheugen. Normaal wordt deze waarde automatisch ingesteld door de RFID-kalibratie. Deze waarde mag niet worden gewijzigd.
RFID Chip Param (RFID Chip­parameters)
Block Size (Blok­grootte)
Het maximale aantal bytes dat in één keer kan worden geschreven naar het USR-blok in het RFID-kaartjesgeheugen. Normaal wordt deze waarde automatisch ingesteld door de RFID-kalibratie. Deze waarde mag niet worden gewijzigd.
Deze instellingen worden gebruikt voor testprocedures om de nauwkeurigheid van het RFID-systeem te bepalen en problemen op te lossen.
Read Tag (Kaartje lezen)
Het kaartje in het interne RFID-koppelmechanisme wordt gelezen en de kaartjesgegevens worden gerapporteerd naar de foutopsporingspoort en weergegeven in het LCD-scherm. Dit is vooral bedoeld ter verificatie door te controleren of het systeem werkt.
Opmerking
Dit menu-item plaatst het RFID-kaartje niet op het koppelmechanisme. Plaats het kaartje op het koppelmechanisme voor een nauwkeurige lezing.
Diagnostics (Diagnosti­sche gegevens)
Read Tag & Eject (Kaartje lezen en doorvoeren)
Dit menu is identiek aan Read Tag (Kaartje lezen), met dit verschil: nadat de printer het kaartje heeft gelezen wordt het label doorgevoerd naar de volgende bovenkant van het formulier.
Opmerking
Dit menu-item plaatst het RFID-kaartje niet op het koppelmechanisme. Plaats het kaartje op het koppelmechanisme voor een nauwkeurige lezing.
Read USR (USR lezen)
De geheugenbank van het kaartje in het interne RFID-koppelmechanisme wordt gelezen en de gegevens worden gerapporteerd naar de foutopsporingspoort en weergegeven op het LCD-scherm. Dit is vooral bedoeld ter verificatie door te controleren of het systeem werkt.
Opmerking
Dit menu-item plaatst het RFID-kaartje niet op het koppelmechanisme. Plaats het kaartje op het koppelmechanisme voor een nauwkeurige lezing.
Page 56
52
Item
Beschrijving
Read TID (USR lezen)
De ID (TID) van het kaartje binnen het bereik van het interne RFID-koppelmechanisme wordt gelezen en de waarde wordt weergegeven in het menu "Tag ID" (ID van kaartje).
Opmerking
Dit menu-item plaatst het RFID-kaartje niet op het koppelmechanisme. Plaats het kaartje op het koppelmechanisme voor een nauwkeurige lezing.
Diagnostics (Diagnosti­sche gegevens)
Tag ID (ID van kaartje)
Read PC (PC lezen)
Tag PC (PC van kaartje)
Write EPC with 1s (EPC’s met 1en schrijven)
Bevat de eerste Tag ID (ID van kaartje) die werd gelezen na het opstarten of, als het menu Read TID (TID lezen) wordt gebruikt, de meest recent gelezen TID. Als er geen kaartje is dat binnen het bereik van het RFID-koppelmechanisme valt, wordt "Unknown" (Onbekend) weergegeven op het LCD-scherm.
Het veld "Protocol Control" (Protocolbeheer) van een RFID-kaartje binnen het bereik van het interne RFID-koppelmechanisme wordt gelezen en de waarde wordt weergegeven in het menu "Tag-PC" (PC van kaartje).
Opmerking
Dit menu-item plaatst het RFID-kaartje niet op het koppelmechanisme. Plaats het kaartje op het koppelmechanisme voor een nauwkeurige lezing.
Toont het laatste PC-veld (Protocolbeheer) dat in een RFID-kaartje werd gelezen. Als er geen kaartje is dat binnen het bereik van het RFID-koppelmechanisme valt, wordt "Unknown" (Onbekend) weergegeven op het LCD-scherm.
Alle 1en worden naar het kaartje binnen het bereik van het interne RFID-koppelmechanisme geschreven. Dit is vooral bedoeld ter verificatie door te controleren of het systeem werkt.
Opmerking
Dit menu-item plaatst het RFID-kaartje niet op het koppelmechanisme. Plaats het kaartje op het koppelmechanisme voor een nauwkeurige schrijfprocedure.
Write EPC with 2s (EPC’s met 2en schrijven)
Alle 2en worden naar het kaartje binnen het bereik van het interne RFID-koppelmechanisme geschreven. Dit is vooral bedoeld ter verificatie door te controleren of het systeem werkt.
Opmerking
Dit menu-item plaatst het RFID-kaartje niet op het koppelmechanisme. Plaats het kaartje op het koppelmechanisme voor een nauwkeurige schrijfprocedure.
Page 57
53
Item
Beschrijving
Deze instellingen zijn doorgaans "alleen-lezen" en worden gebruikt om
kaartjes)
kaartjes)
kaartjes)
wissen)
RFID-lezer)
RFID-lezer)
statistieken te verzamelen en te rapporteren over de manier waarop het RFID-systeem rapporteert over afdruktaken die naar de printer zijn verzonden.
Statistics (Statistieken)
Tag Write Count (Aantal geschreven
Tag Failed Count (Aantal mislukte
Tag Read Count (Aantal gelezen
Clear Tag Stat (Kaartjessta­tistieken
RFID Reader F/W (Firmware
Toont het aantal kaartjes dat is geprobeerd te schrijven sinds de laatste Clear Tag Stat (Kaartjesstatistieken wissen) -procedure werd gestart.
Toont het aantal mislukte RFID-kaartjes sinds de laatste Clear Tag Stat (Kaartjesstatistieken wissen) -procedure werd gestart.
Toont het aantal kaartjes dat is gelezen sinds de laatste Clear Tag Stat (Kaartjesstatistieken wissen) -procedure werd uitgevoerd.
De menu-items voor de telling in dit submenu worden gewist.
Toont de RFID-firmwareversie die is geïnstalleerd in de encoder. (Beschikbaar voor TD-4650TNWBR en TD-4750TNWBR).
RFID Reader Hd/W (Hardware
Toont de RFID-hardwareversie die is geïnstalleerd in de encoder. (Beschikbaar voor TD-4650TNWBR en TD-4750TNWBR).
Page 58
54
6.6 Geavanceerde instellingen
Item
Beschrijving
(Taal)
Printer
printer)
Display
scherm)
Ribbon Low
lint bijna op)
Language (Taal)
Printer Information (Informatie printer)
Menu
Language
Initialization (Initialisatie)
Display Brightness
(Helderheid scherm)
Date & Time (Datum en tijd)
Advanced
(Geavanceerd)
Security (Beveiliging)
Ribbon Low Warning
(Waarschuwing lint bijna op)
Printer Head Maintn
(Onderhoud printkop)
Key Sound (Toetsengeluid)
Contact Us (Contact
opnemen)
De taal voor het LCD-scherm opgeven.
Date Format
(Datumnotatie)
Date (Datum)
Time Format
(Tijdnotatie)
Time (Tijd)
Menu Lock
(Menu vergrendelen)
Menu Password
(Wachtwoord menu)
Warning
(Waarschuwing)
Reset Counter
(Teller resetten)
Interval
Information (Informatie
Initialization (Initialisatie)
Brightness (Helderheid
Date & Time (Datum en tijd)
Security (Beveiliging)
Warning (Waarschuwing
Het serienummer van de printer, het aantal reeds afgedrukt (inch/m), het aantal afgedrukte labels (stuks) en de teller voor afsnijden weergeven.
De printerinstellingen terugzetten naar de standaardinstellingen.
De helderheid van het LCD-scherm aanpassen (van 0 tot 100).
De datum en tijd aanpassen die op het LCD-scherm worden weergegeven.
Een wachtwoord instellen om het menu of uw favorieten te vergrendelen. Het standaardwachtwoord is "8888".
Een waarschuwingsbericht instellen voor als het lint bijna op is. Als u de waarde bijvoorbeeld op 30 m zet, krijgt het pictogram een rode
kleur als de lintcapaciteit onder 30 m komt.
Page 59
55
Item
Beschrijving
Printer Head
Item
Beschrijving
Reset Counter
Het aantal afdrukken instellen aan de hand
De standaardinstelling is 1 km.
Key Sound (Toetsengeluid)
Contact Us
opnemen)
Maintn (Onderhoud printkop)
De status van de printkop en meldingen met betrekking tot het onderhoud controleren.
De waarschuwing voor het reinigen van de printkop
in- of uitschakelen. Als deze instelling is Warning (Waarschuwing)
geactiveerd en de printkop het opgegeven aantal
afdrukken overschrijdt, verschijnt er een
waarschuwing op het LCD-scherm. De
standaardinstelling is "Disable" (Uitschakelen).
De waarschuwing voor het aantal afdrukken van de (Teller resetten)
printkop resetten nadat de printkop is gereinigd.
waarvan de reinigingswaarschuwing van de
Interval
printkop wordt weergegeven. Voordat u deze
functie kunt gebruiken, moet u "TPH warning lock"
(Waarschuwing TPH-vergrendeling) inschakelen.
Het geluid bij het indrukken van de knoppen in- of uitschakelen.
(Contact
De QR-code weergeven om de Brother Support website op
support.brother.com
te openen op een mobiel apparaat.
6.7 Bestandsbeheer
Het beschikbare geheugen controleren, de lijst met bestanden weergeven, bestanden verwijderen of de bestanden uitvoeren die zijn opgeslagen in het DRAM/Flash-geheugen van de printer.
DRAM
Menu
File Manager
(Bestandsbeheer)
FLASH
Page 60
56
6.8 Diagnostische functies
Item
Beschrijving
Menu
Diagnostic
(Diagnostiek)
Print Config.
(Configuratie afdrukken)
Dump Mode
(Dumpmodus)
Print Head (Printkop)
Print Config. (Configuratie afdrukken)
Dump Mode (Dumpmodus)
Display (Weergave)
Sensor
Diag Gap
(Diagnostiek ruimte)
Diag Black Mark
(Diagnostiek zwarte
markering)
De huidige printerconfiguratie afdrukken. De afdruk van de configuratie bevat een testpatroon van de printkop. Aan de hand hiervan kunt u zien of het verwarmingselement van de printkop mogelijk beschadigd is. Raadpleeg voor meer informatie de sectie
5.1.2 Kalibratie
ruimtesensor/sensor zwarte markering, zelftest en activering dumpmodus.
De gegevens van de communicatiepoort vastleggen en de gegevens afdrukken die door de printer zijn ontvangen. In de dumpmodus worden alle tekens in twee kolommen afgedrukt. De tekens in de linkerkolom worden door het printersysteem verzonden en de tekens in de rechterkolom zijn de bijbehorende hexadecimale waarden. Aan de hand hiervan kunt u het programma verifiëren en eventuele problemen oplossen. Raadpleeg voor meer informatie de sectie
5.1.2 Kalibratie
ruimtesensor/sensor zwarte markering, zelftest en activering dumpmodus.
Opmerking
Voor de dumpmodus is papier met een breedte van 101,6 mm vereist.
Print Head (Printkop)
Display (Weergave)
Controleren of de printkop zichtbare dots bevat en de temperatuur van de printkop controleren.
De kleurenstatus van het LCD-scherm controleren.
Sensor De intensiteit en leesstatus van de sensor controleren.
Page 61
57
7. Brother Printer Management Tool (BPM)
Functie-
Interfa-
Printerstatus
De Brother Printer Management Tool (BPM) is een geïntegreerd hulpprogramma waarmee u:
De status en instellingen van een printer kunt controleren
Printerinstellingen kunt wijzigen
Aanvullende opdrachten naar een printer kunt verzenden
Afbeeldingen en lettertypen kunt downloaden
Een bitmaplettertype voor een printer kunt maken
Firmware kunt downloaden en bijwerken
Draadloze LAN- (Wi-Fi) en Bluetooth-instellingen kunt configureren
Met dit hulpprogramma kunt u tevens de status en instellingen van de printer weergeven om
eventuele problemen op te lossen.
7.1 De BPM starten
Dubbelklik op het BPM-pictogram om de software te starten.
knoppen
In het hoofdvenster van de BPM hebt u toegang tot de volgende opties:
Printerconfiguraties
Bestandsbeheer
Opdrachttool
Configuratie­knoppen
cetype
RTC conf.
Printerfunctie
Beheer bitmap font
Voor meer informatie raadpleegt u de "Brother Printer Management Tool Quick Start Guide"
(BPM-snelstartgids) op de pagina Handleidingen voor uw model op support.brother.com
.
Page 62
58
7.2 De mediasensor automatisch kalibreren met de BPM
Gebruik de BPM om het type mediasensor (ruimtesensor of sensor zwarte markering) in te
stellen en de geselecteerde sensor te kalibreren.
Ruimtesensor Sensor zwarte markering
De ruimtesensor (transmissiesensor) detecteert het begin van het label en voert het label door
naar de juiste positie.
De sensor zwarte markering (reflectieve sensor) detecteert de markering en voert de media
door naar de juiste positie.
1. Zorg dat het medium is geplaatst en de printkop is gesloten. (Zie de sectie
plaatsen.)
2. Zet de printer aan.
3. Start de BPM.
4. Klik op de knop Printerfunctie.
5. Klik op de knop Kalibreren.
6. Selecteer het type mediasensor en klik op Kalibreren.
3.2 De media
Page 63
59
8. De RFID instellen
een plaatsing dicht bij het midden.
zijn dan 25,4 mm.
moet deze afstand groter zijn dan 12,7 mm.
8.1 Inleiding
Als u slimme labels met een EEPROM-technologie afdrukt, moet de printer mogelijk meerdere
keren een aantal RFID-kaartjes schrijven en verifiëren alvorens ze te accepteren. Deze
aanvullende procedure kan een korte pauze tussen de afgedrukte labels veroorzaken, maar is noodzakelijk voor een consistente kwaliteit en betrouwbaarheid.
Opmerking
Statische elektriciteit kan slimme labels beschadigen. Voordat u slimme labels gaat gebruiken, moet u daarom de mediaklep van de printer openen en een niet-geschilderd metalen onderdeel aanraken om eventuele statische elektriciteit van uw handen te ontladen.
Deze printer is voorzien van een functie voor automatische kalibratie en daarom hoeft u de exacte
inlay-positie of RFID-voedingsinstellingen niet op te geven. De kalibratieprocedure is compatibel met
de meeste gangbare inlays van veelgebruikte labelformaten, en werkt ook met veel andere inlays.
Voor de beste prestaties:
Verdeel de inlays horizontaal gecentreerd
over de media (afmeting "C"). Een consistente plaatsing van de inlays op de
verschillende kaartjes is belangrijker dan
De pitch is de totale onderlinge afstand
tussen de inlays (afmeting "P"). Voor
on-pitch kaartjes en kaartjes met een pitch
minder dan 25,4 mm moet de printer mogelijk een "back-feed" uitvoeren tijdens
het coderings- en afdrukproces, waardoor
de doorvoer van de printer wordt vertraagd. Om dit te voorkomen moet de pitch groter
Plaats de inlay een stukje terug van de
voorste rand van het medium (afmeting "L") en zorg dat alle kaartjes dezelfde onderlinge
afstand hebben. Om "back-feeding" van
labels langer dan 25,4 mm te voorkomen,
BELANGRIJK
Test RFID-media altijd op uw printer voordat u grote hoeveelheden media aanschaft.
Page 64
60
8.2 RFID-kalibratie (alleen beschikbaar voor TD-4650TNWBR en
TD-4750TNWBR)
8.2.1 De antennepositie selecteren
Controleer het label om de beste positie voor de antenne te bepalen en plaats de antennelus
binnen het kaartje. In de meeste gevallen plaatst u de antennelus direct boven of onder de
chip. Bij sommige kaartjes neigt de lus naar één kant van de chip.
Open de klep van het rolcompartiment. Verschuif de schuifknop voor de antenne zodanig dat
de positie-indicator is uitgelijnd met de lus in het kaartje.
Schuifknop voor antenne
Positie-indicator Strook met
positieaanduidingen
Page 65
61
8.2.2 RFID-kalibratieprocedure
Opmerking
Voor optimale kalibratieresultaten voert u de mediakalibratie uit vóór de RFID-kalibratie.
Zorg dat het lint en de labelrol juist zijn geplaatst.
1. Automatische mediakalibratie uitvoeren:
Met het LCD-menu:
a. Plaats de RFID-media in de printer.
b. (Alleen thermische overdracht) Plaats het lint in de printer.
c. Selecteer de Menu .
Selecteer Sensor .
d.
e. Selecteer achtereenvolgens Auto Calibration (Automatische kalibratie), het type
media en het pictogram .
Opmerking
Voor meer informatie raadpleegt u de sectie 6.4 Sensorinstellingen.
Met de BPM:
a. Plaats de RFID-media in de printer.
b. (Alleen thermische overdracht) Plaats het lint in de printer.
c. Sluit de USB-kabel aan tussen de computer en de printer.
d. Start de BPM.
e. Selecteer de printer in de lijst en klik op de knop Printerfunctie.
Page 66
62
f. Klik op Kalibreren.
g. Klik op Printerconfiguraties en controleer of de hoogte en breedte van het papier
correct zijn ingesteld op het tabblad FBPL.
Met de opdracht AUTODETECT:
Opmerking
Raadpleeg voor meer informatie de "FBPL Command Reference Manual" (Handleiding
FBPL-opdrachten) op de pagina Handleidingen voor uw model op support.brother.com
.
2. Controleer of de RFID-antenne in het midden van de RFID-chip of de antennelus op het
kaartje is geplaatst. Zie voor meer informatie de sectie 8.2.1 De antennepositie selecteren
3. Start de RFID-kalibratie.
Met het LCD-menu:
Ga naar het menu RFID.
Selecteer Interface RFID Tag Calibration
(Kaartjeskalibratie) Do RFID Calibrate (RFID-kalibratie uitvoeren) en selecteer het
pictogram .
.
Opmerking
Voor meer informatie raadpleegt u de sectie 6.5.5 RFID-instellingen (Radio Frequency
Identification).
Page 67
63
Met de opdracht RFIDDETECT:
Opmerking
Raadpleeg voor meer informatie de "FBPL Command Reference Manual" (Handleiding
FBPL-opdrachten) op de pagina Handleidingen voor uw model op
support.brother.com
.
4. Afhankelijk van het type kaartje en de lengte van het kaartje kan de kalibratie enkele
minuten in beslag nemen. Na afloop van de kalibratie verschijnt er een groen of rood
scherm. Het groene scherm geeft aan dat de kalibratie is gelukt en het rode dat de kalibratie
is mislukt.
5. Als de kalibratie is mislukt, selecteert u het pictogram of om de fout op te lossen.
In de meeste gevallen moet u de positie van schuifknop voor de antenne aanpassen.
In sommige gevallen is incompatibiliteit tussen het kaartje en de lezer de oorzaak. Als de
kalibratie is voltooid, selecteert u het pictogram of om verder te gaan en de
RFID-kalibratiewaarden op te slaan.
Page 68
64
9. Productspecificaties
Weergave
LCD-scherm 2,3-inch LCD-kleurenscherm
LED 1 (3 kleuren - groen, rood, oranje)
Afdrukken
Afdrukmethode Thermische overdracht en direct thermisch
Maximale afdrukbreedte
Maximale afdruklengte
Maximale
afdruksnelheid
Afdrukresolutie
Afmetingen Circa 219 mm (B) × 284 mm (D) × 191 mm (H)
Gewicht Circa 3 kg
USB USB 2.0 (High Speed) (Type B)
Serieel RS-232
Bedraad LAN 10/100 Mbps
USB-hostpoort
108 mm max. (TD-4650TNWB, TD-4650TNWBR)
105,7 mm max. (TD-4750TNWB, TD-4750TNWBR)
25 400 mm max. (TD-4650TNWB, TD-4650TNWBR)
11 430 mm (TD-4750TNWB, TD-4750TNWBR)
203,2 mm/seconde (TD-4650TNWB, TD-4650TNWBR)
152,4 mm/seconde (TD-4750TNWB, TD-4750TNWBR)
203 dpi (TD-4650TNWB, TD-4650TNWBR)
300 dpi (TD-4750TNWB, TD-4750TNWBR)
Grootte
Interface
Zelfstandig: USB-toetsenbord, USB-scanner
Opslag: USB-flashstation
Bluetooth
Wi-Fi IEEE 802.11a/b/g/n
Wi-Fi-beveiliging
Bluetooth 5.0
SPP (Bluetooth Classic), GATT (Bluetooth Low Energy)
Verificatiemethode (versleutelingsschema)
* Infrastructuurmodus
- Open systeem (Geen/WEP64/WEP128)
- WPA/WPA2-PSK (TKIP+AES)
- EAP-FAST (TKIP/AES)
- PEAPv0 (TKIP/AES)
- EAP-TLS (TKIP/AES)
- EAP-TTLS (TKIP/AES)
Page 69
65
Omgeving
Papierspecificaties
Temperatuur
Bediening: 5 °C-40 °C
Opslag: -40 °C-60 °C
Bediening: 25 tot 85% (niet-condenserend)
Luchtvochtigheid
Opslag: 10 tot 90% (niet-condenserend)
Voeding
Externe universele voeding
Voeding
Invoer: AC 100 V-240 V, 2,0 A, 50 Hz-60 Hz
Uitvoer: DC 24 V, 3,75 A, 90 W
Continu, gestanst, zwarte markering, gevouwen, inkeping,
Type papier
ponsgatmedia, Gen2 RFID-kaartje (TD-4650TNWBR,
TD-4750TNWBR)
Wikkeltype Wikkeltype buitenzijde
Breedte van media 20 mm-112 mm
Mediadikte 0,06 mm-0,19 mm
Buitendiameter rol
127 mm
(maximaal)
Afmeting kern 25,4 mm, 38,1 mm
Mediasensor Ruimte (transmissie), zwarte markering (reflectief)
Lintspecificaties
300 m lang, max. buitendiameter 67 mm, kern 25,4 mm (buitenzijde met
inkt gecoat)
Breedte
110 m lang, max. buitendiameter 40 mm, kern 12,7 mm (buitenzijde met
inkt gecoat)
Lintbreedte 40 mm, 110 mm
RFID-specificaties (alleen TD-4650TNWBR en TD-4750TNWBR)
RF-protocol UHF EPCglobal Klasse 1 Gen2 / ISO 18000-63
Bedrijfsfrequentie Wereldwijd (902 MHz-928 MHz) en EU (866 MHz-868 MHz)
Minimale pitch 15,875 mm
Page 70
66
Overig
Snijeenheid
Labelverwijderaar
Barcode
Guillotine & Partial Auto Cutter-optie (kan niet door de gebruiker
worden vervangen)*
1,2
Labelverwijderaar-optie (kan niet door de gebruiker worden
vervangen)*
1D-barcodes
1,2
Code128-subsets A, B, C, Code128UCC, EAN128, Interleaved 2
van 5, Interleaved 2 van 5 met controlegetal, Standard 2 van 5,
Industrial 2 van 5, Code39, Code93, Code39 met controlegetal,
EAN-13, EAN-8, Codabar, Postnet, UPC-A, UPC-E, EAN en
UPC 2 (5) cijfers toegevoegd, MSI, MSI met controlegetal,
PLESSEY, China post, ITF14, EAN14, Code11, TELEPEN,
TELEPEN-nummer, PLANET, Code49, Deutsche Post Identcode,
Deutsche Post Leitcode, LOGMARS
2D-barcodes
CODABLOCK F-modus, GS1 DataMatrix, Maxicode, PDF417,
AZTEC, Micro PDF417, QR-code, RSS-barcode (GS1-databar),
TLC39
Printerbesturingsopdracht
FBPL-EZD (compatibel met EPL II, ZPL II, DPL)
FBPL-EZS (compatibel met EPL II, ZPL II, SBPL)
Acht alfanumerieke bitmaplettertypen
Geïntegreerde lettertypen
Monotype Imaging
®
TrueType-lettertype-engine met één schaalbaar
lettertype CG Triumvirate Bold Condensed
*1 Niet compatibel met RFID-kaartjes.
*2 Alleen erkende Brother-dealers mogen de accessoires vervangen.
Page 71
67
10. Problemen oplossen
10.1 Veelvoorkomende problemen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe algemene problemen met de printer kunnen worden
opgelost. Als de printer niet goed werkt, controleer dan eerst of u de volgende taken correct
hebt uitgevoerd.
Als het probleem daarmee niet is opgelost, neemt u contact op met de klantenservice van de
fabrikant of uw lokale leverancier.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het LED-lampje brandt niet. Het netsnoer is niet juist
aangesloten.
- Brother Printer Management Tool geeft de melding Printkop open.
- Het LED-lampje knippert rood.
- De Brother Printer Management Tool geeft de melding Lint op of Fout lint-encoder.
- Het LED-lampje knippert rood.
- De Brother Printer Management Tool geeft de melding Papier op.
- Het LED-lampje knippert rood.
De printkop is geopend. Sluit de printkop.
Het lint is op. Plaats een nieuw lint.
Het lint is onjuist geplaatst. Plaats het lint opnieuw.
De labelrol is leeg. Plaats een nieuwe labelrol.
Het label is onjuist geplaatst.
Controleer of de printer op de juiste wijze met het netsnoer op een stopcontact is aangesloten.
Schakel de printer in.
Raadpleeg voor het plaatsen van een nieuw lint de sectie 3.1 Het lint plaatsen
Raadpleeg voor het plaatsen van een lint de sectie 3.1 Het lint plaatsen
Raadpleeg voor het plaatsen van een nieuwe labelrol de sectie
plaatsen.
Plaats de labelrol opnieuw.
Raadpleeg voor het plaatsen van de labelrol de sectie
plaatsen.
3.2 De media
3.2 De media
.
.
De ruimtesensor/sensor zwarte markering is niet gekalibreerd.
- Brother Printer Management Tool geeft de melding Papierstoring.
- Het LED-lampje knippert rood.
De ruimtesensor/sensor zwarte markering is niet gekalibreerd.
Controleer of de labelgrootte juist is ingesteld.
Er zijn mogelijk labels vastgelopen in de printkop.
Kalibreer de ruimtesensor/sensor zwarte markering.
Kalibreer de ruimtesensor/sensor zwarte markering.
Stel de labelgrootte correct in.
Page 72
68
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
aangesloten.
Controleer het lint op beschadigingen.
onjuist ingesteld.
De kabelbundelstekker van
printkop.
Schakel de printer uit en sluit de
Het aangepaste
Controleer of de opdracht PRINT
van de printer is vol.
Slechte afdrukkwaliteit.
Reinig de degelrol.
printkop op ontbrekende dots.
niet compatibel.
media.
ingesteld.
ruimte.
Reinig de ruimtesensor/sensor zwarte markering met een stofblazer.
Ik kan niet afdrukken. De seriële kabel of
USB-kabel is niet correct
De seriële kabel of USB-kabel is beschadigd.
Het lint of de media zijn onjuist of beschadigd.
De printkop moet mogelijk worden gereinigd.
De afdrukdichtheid en
-snelheid zijn mogelijk
de printkop is mogelijk niet juist aangesloten op de
programma bevat mogelijk niet de vereiste opdrachten.
Geheugen vol (FLASH/DRAM).
Het FLASH/DRAM-geheugen
Sluit de seriële kabel of USB-kabel opnieuw aan.
Probeer een nieuwe kabel.
Gebruik een geschikt lint of geschikte media.
Plaats het lint opnieuw.
Reinig de printkop.
Pas de afdrukdichtheid en de afdruksnelheid aan.
kabelbundelstekker van de printkop opnieuw op de printkop aan.
aanwezig is aan het einde van het programmabestand en of de opdracht CRLF aanwezig is aan het einde van elke opdrachtregel.
Verwijder ongebruikte bestanden uit het FLASH/DRAM-geheugen.
Tijdens het afdrukken worden labels overgeslagen.
Het lint of de media is onjuist geplaatst.
Er is sprake van stof of lijmresten op de printkop.
De afdrukdichtheid is niet juist ingesteld.
De printkop is beschadigd.
De combinatie lint/media is
De labelgrootte is niet goed ingesteld.
De gevoeligheid van de sensor is niet goed
De mediasensor is vuil.
Plaats de media/het lint opnieuw.
Reinig de printkop.
Pas de afdrukdichtheid en de afdruksnelheid aan.
Voer de zelftest van de printer uit en controleer het afdrukpatroon van de
Plaats een geschikt lint/geschikte
Controleer of de labelgrootte goed is ingesteld.
Kalibreer de sensor met de optie voor automatische ruimte of handmatige
Page 73
69
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
ingesteld.
volledig afgedrukt.
Vervormde labels.
Het lint is onjuist geplaatst.
Plaats het lint opnieuw.
plaatsen.
geplaatst.
Lege labels met grijze
De printkop is vuil.
Reinig de printkop.
De degelrol is vuil.
Reinig de degelrol.
Onregelmatige afdrukken.
dumpmodus.
De afdrukpositie voor kleine labels is onjuist.
De linker- of rechterzijde van het label wordt niet
De gevoeligheid van de mediasensor is niet juist
De labelgrootte is onjuist. Stel de juiste labelgrootte en onderlinge
De instelling voor de verticale verschuiving in het stuurprogramma is onjuist.
De labelgrootte is niet juist ingesteld.
Kalibreer de gevoeligheid van de sensor opnieuw.
ruimte in.
Als u de BarTender-software gebruikt, geeft u de Verticale verschuiving op in het stuurprogramma.
Geef de juiste labelgrootte op.
Raadpleeg voor het plaatsen van een
.
strepen.
De media is onjuist geplaatst.
De instelling van de afdrukdichtheid is onjuist.
De media zijn niet correct ingevoerd.
De printer staat in de Hex Dump-modus.
lint de sectie 3.1 Het lint plaatsen
Plaats de labelrol opnieuw. Raadpleeg voor het plaatsen van de
labelrol de sectie
Pas de afdrukdichtheid aan om de afdrukkwaliteit te verbeteren.
Zorg dat de labelgeleider tegen de rand van de mediageleiderpunten is
Schakel de printer uit en vervolgens weer in om de dumpmodus over te slaan. Raadpleeg de sectie
5.1.2 Kalibratie ruimtesensor/sensor zwarte markering, zelftest en activering
3.2 De media
Raadpleeg voor meer informatie over het reinigen van de printer de sectie 11. Onderhoud
.
Page 74
70
10.2 RFID-foutmeldingen
EPC Write Failed
de
Write Tag Failed
de
De RFID-encoder kan verschillende fouten detecteren. Als deze fouten optreden, stelt de
RFID-encoder de printer hiervan op de hoogte en wordt de bijbehorende foutmelding
weergegeven op het LCD-scherm.
Foutmelding Mogelijke oorzaak Oplossing
RFID Is
Disabled
(RFID is
uitgeschakeld)
Failure
(Fout - EPC
schrijven mislukt)
RFID Calibrate
(RFID-kalibratie -
Schrijven naar
kaartje mislukt)
De RFID-functie is niet geactiveerd.
Het EPC-kaartje kan niet worden geschreven via Diagnostics (Diagnostische gegevens) > Write EPC with 1s (EPC’s met 1en schrijven) of Write EPC with 2s (EPC’s met 2en schrijven).
De kaartjeskalibratie kan niet worden uitgevoerd.
Selecteer RFID > Control (Beheer) > RFID Active (RFID actief) om de RFID-functie in te schakelen.
Het label is mogelijk verkeerd uitgelijnd. Voer
procedure Sensor > Auto Calibration (Automatische kalibratie) uit om te zorgen dat het label is ingesteld op de bovenkant van het formulier.
Selecteer RFID > Control (Beheer) >
Tag Calibration (Kaartjeskalibratie) > RFID Calibrate (RFID-kalibratie).
Gebruik slimme labels met RFID-kaartjes en
plaats deze in de juiste positie.
Het RFID-kaartje is mogelijk beschadigd.
Probeer een ander kaartje.
Controleer of de toepassing niet te veel of te
weinig cijfers naar het RFID-kaartje verzendt.
Het label is mogelijk verkeerd uitgelijnd. Voer
procedure Sensor > Auto Calibration (Automatische kalibratie) uit om te zorgen dat het label is ingesteld op de bovenkant van het formulier.
Gebruik slimme labels met RFID-kaartjes en
plaats deze in de juiste positie.
Het RFID-kaartje is mogelijk beschadigd.
Probeer een ander kaartje.
RFID
Disabled
(RFID
uitgeschakeld)
NON-RFID DATA
On RFID Tag
(Niet-RFID-
gegevens op
RFID-kaartje)
INVALID RFID
DATA
(ongeldige
RFID-gegevens)
De RFID-opdracht is naar de printer verzonden terwijl de RFID-functie is uitgeschakeld.
Als de optie "Non- RFID warning" (Niet-RFID-waarschuwing) op "ON" (Aan) staat (RFID > Control (Beheer) > Non-RFID Warning (Niet-RFID-waarschuwing)), heeft de printer niet-RFID-gegevens ontvangen.
De RFID-kaartjesgegevens komen niet overeen met de instellingen.
1. Selecteer RFID > Control (Beheer) > RFID Active (RFID actief) om de RFID-functie in te schakelen.
2. Verzend vervolgens RFID-opdrachten.
Zorg dat u RFID-opdrachten naar de printer verzendt.
Controleer de kaartjesgegevens van de RFID-opdrachten.
Page 75
71
Foutmelding Mogelijke oorzaak Oplossing
de
kaartjes zijn en of deze op de juiste positie
Verwijder het label voorzichtig zonder de printer
kaartjes zijn en of deze op de juiste positie
Om trillen van de printer tegen te gaan plaatst u
INVALID RFID
DATA LEN
(ongeldige RFID­gegevenslengte)
RFID TAG
FAILED
(RFID-kaartje mislukt)
RFID ERROR
No Tag Found
(RFID-fout - Geen kaartje gevonden)
De kaartjeslengte (de grootte-parameter van de RFID-opdracht) komt niet overeen met de instelling.
Het kaartje kan niet worden geschreven.
Het kaartje kan niet worden gelezen.
Controleer de gegevenslengte van de RFID-opdrachten.
Het label is mogelijk verkeerd uitgelijnd. Voer
procedure Sensor > Auto Calibration (Automatische kalibratie) uit om te zorgen dat het label is ingesteld op de bovenkant van het formulier.
Selecteer RFID > Control (Beheer) >
Tag Calibration (Kaartjeskalibratie) > RFID Calibrate (RFID-kalibratie).
Gebruik slimme labels met RFID-kaartjes en
plaats deze in de juiste positie.
Het RFID-kaartje is mogelijk beschadigd.
Probeer een ander kaartje.
Controleer of de toepassing niet te veel of te
weinig cijfers naar het RFID-kaartje verzendt.
Controleer of de RFID-opdrachten juist zijn.
Controleer of de media slimme labels met
RFID­zijn geplaatst.
Het RFID-kaartje is mogelijk beschadigd.
Probeer een ander kaartje.
Het label is vastgelopen in het apparaat of het papierformaat is niet juist.
Remove Label
(Label verwijderen)
of
No Paper
(Geen papier)
te beschadigen.
Controleer of de media slimme labels met
RFID­zijn geplaatst.
de printer zodanig dat de labels onbelemmerd op een lager oppervlak vallen.
Kalibreer de ruimtesensor/sensor zwarte
markering.
Stel de labelgrootte correct in.
Opmerking
Als u geen RFID-kaartjes kunt schrijven:
Controleer of de media slimme labels met RFID-kaartjes zijn en of deze op de juiste positie
zijn geplaatst.
Het RFID-kaartje is mogelijk beschadigd. Probeer een ander kaartje.
Stel de labelgrootte correct in en kalibreer vervolgens het RFID-kaartje.
Stel de gevoeligheid van de sensor juist in (LCD-scherm): Sensor > Gap/Bline Ref Rate
(Referentiegraad ruimte/BLINE).
Controleer de gegevenslengte van de RFID-opdrachten.
Page 76
72
11. Onderhoud
Printeronderdeel
Printkop
Wattenstaafje
Verwarmingselement Printkop
Verwarmingselement
Het verdient aanbeveling de printer regelmatig te reinigen voor een blijvend goede werking.
Aanbevolen reinigingsmaterialen:
Wattenstaafje
Pluisvrije doek
Stofzuiger/stofblazer
Samengeperste lucht
Isopropylalcohol of ethanol
Reinigingsmethode Interval
Printkop
1. Schakel de printer uit.
2. Laat de printkop minimaal één
minuut afkoelen.
3. Reinig de printkop met een
wattenstaafje en een beetje
isopropylalcohol of ethanol.
Reinig de printkop als u de labelrol
vervangt.
Degelrol
Afscheurbalk/
verwijderbalk
1. Schakel de printer uit.
2. Reinig de degelrol grondig met
een pluisvrije doek of
wattenstaafje en een beetje
isopropylalcohol of ethanol.
Reinig het onderdeel met een
pluisvrije doek met een beetje
isopropylalcohol of ethanol.
Reinig de degelrol als u een nieuwe
labelrol plaatst.
Wanneer nodig.
Page 77
73
Printeronderdeel
Reinigingsmethode Interval
Gebruik samengeperste lucht of
Maandelijks.
Sensor
een stofzuiger.
Wanneer nodig.
Buitenkant
Reinig de buitenkant van de printer
met een pluisvrije doek en een
beetje water.
Binnenkant Gebruik een borstel of stofzuiger. Wanneer nodig.
Opmerking
Raak de printkop niet aan. Als u de printkop toch hebt aangeraakt, reinig die dan zoals
hierboven beschreven.
Gebruik geen medische alcohol omdat de printkop daardoor kan beschadigen. Volg bij het
gebruik van isopropylalcohol of ethanol de veiligheidsvoorschriften van de fabrikant.
Om een juiste werking van de printer te garanderen is het raadzaam om de printkop en de
sensoren te reinigen elke keer dat u een nieuw lint plaatst.
De maximale afdrukratio per regel dots voor deze printer is 15%. De maximale lijnhoogte
voor een zwarte regel is beperkt tot 40 dots – dat is 5 mm voor een printer met een resolutie
van 203 DPI en 3,3 mm voor een printer met een resolutie van 300 DPI.
BELANGRIJK
Houd u bij het weggooien van printers, onderdelen en verbruiksartikelen aan de daarvoor
geldende regels. Zorg dat er geen vastgelopen papier in de printer zit en vernietig het lint voor
thermische overdracht als er afdrukken zichtbaar zijn op het lint.
Page 78
Loading...