Lees deze gebruikershandleiding voordat u de
printer gebruikt.
Bewaar deze handleiding op een handige plaats
zodat u er later dingen in kunt opzoeken.
Ga naar http://solutions.brother.com/
productondersteuning en antwoorden op
veelgestelde vragen (FAQ’s).
voor
Versie A
DUT
Inleiding
Hartelijk dank voor uw aankoop van de Brother TD-2020/2120N/2130N. De TD-2020/2120N/2130N
(hierna "de printer" genoemd) is een thermisc he bu reau printer met netvoe ding. Lees vóór gebruik
van de printer de Gebruikershandleiding, handleiding product veiligheid, beknopte bedieningsgids,
softwarehandleiding en netwerkhandleiding (alleen TD-2 120N /2130 N). Bewa ar deze docume nten
op een handige plaats zodat u er later dinge n in ku nt op zoeke n.
De volgende symbolen worden in dit document gebruikt.
VOORZICHTIG
Dit symbool staat bij instructies die kunnen leiden tot letsel of schade als ze niet of niet correct
worden opgevolgd.
Dit symbool staat bij informatie of instructies die moeten worden opgevolgd.
Indien u deze negeert, kan dat beschadiging of een onjuist functioneren van de printer
tot gevolg hebben.
OPMERKING
Dit symbool staat bij informatie of instructies die u kunnen helpen om de werking van de printer
beter te begrijpen en de printer efficiënter te gebruiken.
Over dit document
Dit document (PDF) staat op de cd-rom.
OPMERKING
Als u dit document op een computer weergeeft met Adobe® Reader®, verandert de aanwijzer
in als u die op een koppeling plaatst. Klik op de koppeling o m de desbetreffende pagina te
openen.
Zie de Help van Adobe
Adobe
1Invoersleuf externe media
2Seriële poort
3Voedingsconnector
4Mini-USB-poort
5USB-hostpoort
(alleen TD-2120N/2130N)
6Ethernet-netwerkpoort
(alleen TD-2120N/2130N)
4
5
6
2
Aan de slag gaan
Voeding
Deze printer wordt gevoed met de
netspanningsadapter (bijgeleverd) of een
oplaadbare li-ionbatterij (optioneel, alleen
TD-2120N/2130N). Gebruik de voeding die
het beste past bij de manier waarop u de
printer wilt gebruiken.
De netspanningsadapter voedt de printer
direct, waardoor die erg geschikt is voor
het afdrukken van grote hoeveelheden.
Als u de li-ionbatterij installeert, kunt u de
printer gebruiken op locaties waar geen
lichtnet voorhanden is.
op pagina 112 voor aanwijzingen voor het
gebruik van de oplaadbare li-ionbatterij.
1
d Druk op de knop (Aan-/uitknop) van
de printer om die in te schakelen. Het
POWER-lampje (Aan-/uitlampje) gaat
groen branden en de printer is stand-by.
1
1
2
Aansluiten op een
spanningsbron voor
wisselstroom1
Sluit de netspanningsadapter aan op de
printer en steek de stekker van de
netspanningsadapter in een stopcontact om
de printer van stroom te voorzien. Sluit de
netspanningsadapter op dezelfde manier aan
om de oplaadbare li-ionbatterij op te laden.
a Sluit de netspanningsadapter aan op de
printer.
b Sluit het netsnoer aan op de
netspanningsadapter.
c Steek de stekker van het netsnoer in
een stopcontact in de directe omgeving
(100-240 V, 50-60 Hz wisselstroom).
1Netspanningsadapter
2Netsnoer
Gebruik de snoeren niet gebundeld.
3
Hoofdstuk 1
Het
printerstuurprogramma
en de software
installeren
U kunt het printerstuurprogramma en de
software met een van de volgende drie
methoden installeren:
(alleen TD-2120N/2130N)
(als de WLAN-interface is aangesloten)
Een draadloze LAN-verbinding kan alleen
worden gebruikt als de WLAN-interface
(optioneel) is aangesloten op de printer. Zie de
instructiehandleiding van de WLAN-interface
(optioneel) voor meer informatie over het
aansluiten van de WLAN-interface.
Zie De WLAN-interface gebruiken (optioneel: PA-WI-001) (alleen TD-2120N/2130N)
op pagina 94 voor meer informatie over het
maken van een draadloze LAN-verbinding.
Bij de volgende procedures wordt uitgegaan
van Windows
verschillen, afhankelijk van het gebruikte
besturingssysteem. Als u een ander
besturingssysteem gebruikt dan Windows
interpreteer de procedures dan met schermen
die passen bij uw besturingssysteem.
Bovendien kan de installatieprocedure zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Als u Windows
Adobe
®
is voor het lezen van PDF-bestanden,
voordat u de cd-rom gebruikt. Anders worden
PDF-bestanden mogelijk niet geopend en
werken koppelingen met PDF-best anden niet
naar behoren. Stel bovendien Internet
Explorer
u de cd-rom gebruikt. Anders werken
koppelingen naar websites mogelijk niet.
®
7. De installatieprocedure kan
®
7,
®
8 gebruikt, stel dan in dat
Reader® het standaardprogramma
®
in als standaardbrowser voordat
Meld u aan met beheerdersrechten
voordat u de installatie start.
Venster installatieprogramma1
1
1
2
3
4
5
1Normale installatie
Installatie van P-touch Editor 5.0, het
printerstuurprogramma, P-touch Update
Software, Printer Instelling Tool,
de Gebruikershandleiding,
de Softwarehandleiding en de
Netwerkhandleiding (alleen TD-2120N/2130N).
2Gebruikershandleidingen
Weergave of installatie van de
Gebruikershandleiding, de
Softwarehandleiding en de Netwerkhandleiding
(alleen TD-2120N/2130N).
3Aangepaste installatie
P-touch Editor 5.0, het printerstuurprogra mma,
P-touch Update Software en Printer Instelling
Tool kunnen onafhankelijk van elkaar worden
geselecteerd voor installatie.
4Geavanceerde toepassingen
Installatie van het hulpprogramma BRAdmin
Light (alleen TD-2120N/2130N) of weergave
van het Brother Developer Center.
5Brother-support
Weergave van de website voor ondersteuning
(Brother Solutions Center).
OPMERKING
•De "Normale installatie" bestaat uit de
volgende procedures.
• Als de printer is aangesloten op een
computer met behulp van een USB-kabel,
kunnen verschillende printerinstellingen
worden opgegeven met "Printer Instelling Tool". U kunt alleen printerinstellingen
opgeven met "Printer Instelling Tool"
als het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd.
4
Aan de slag gaan
USB-verbinding1
a Plaats de cd-rom met het
installatieprogramma in het cd-romstation
van de computer. Selecteer de taal op he t
scherm voor talenkeuze.
OPMERKING
• Voor Windows® XP/Windows Vista®/
Windows
Geef de inhoud van de map met
stuurprogramma’s op de cd-rom weer en
dubbelklik op [start.exe], als het venster
van het installatieprogramma niet
automatisch wordt geopend.
• Voor Windows
Klik op [start.exe uitvoeren] op het
scherm [Start] of geef de inhoud van de
map met stuurprogramma’s op de cd-rom
weer vanaf het Bureaublad en dubbelklik
op [start.exe].
®
7:
®
8:
b Klik op [Normale installatie].
c Lees de gebruiksrechtovereenkomst en
klik op [Akkoord] als u de voorwaarden
aanvaardt.
f Sluit de printer als u dat wordt gevraagd
met een USB-kabel aan op de computer
en zet de printer aan.
De installatie wordt automatisch gestart.
g U kunt controleren of er updates zijn met
P-touch Update Software. Als [P-touch
Update Software gebruiken om een
update uit te voeren naar de nieuwste
versie van de software? (Voor een
update is een internetverbinding
vereist.)] wordt weergegeven, klikt u op [Ja] of [Nee].
1
d Klik op [Installeren] om de installatie te
starten en volg de aanwijzingen op het
scherm.
e TD-2120N/2130N:
Selecteer [Lokale verbinding (USB)]
en klik op [Volgende] als het venster
voor het selecteren van een
verbindingsmethode wordt geopend.
Klik op [Ja] om te controleren of er
nieuwe versies van de software zijn
en een update uit te voeren, en ga
dan naar stap h.
Klik op [Nee] om geen controle op
nieuwe versies van de software en
geen update uit te voeren, en ga dan
naar stap i.
OPMERKING
Als u nu op [Nee] klikt, kunt u op een later
tijdstip P-touch Update Software uitvoeren
als het beter uitkomt, om te controleren of
er nieuwe versies van de software zijn en
een update uit te voeren. Dubbelklik
daartoe op het pictogram van P-touch
Update Software op het Bureaublad.
(Uw computer moet verbonden zijn
met internet.)
5
Hoofdstuk 1
h P-touch Update Software wordt gestart.
Als er een toepassing staat bij
[Bestandenlijst] is er een nieuwere
versie van de toepassing. Schakel
het selectievakje bij de toepassing
in en klik op [Installeren] om de
toepassing te installeren. Wacht
op een bericht dat meldt dat de
installatie is voltooid.
Bedrade LAN-verbinding
(alleen TD-2120N/2130N)1
a Sluit de LAN-kabel aan op de printer en
schakel de printer in.
b Plaats de cd-rom met het
installatieprogramma in het cd-romstation
van de computer. Selecteer de taal op he t
scherm voor talenkeuze.
OPMERKING
• Voor Windows® XP/Windows Vista®/
Windows
Geef de inhoud van de map met
stuurprogramma’s op de cd-rom weer en
dubbelklik op [start.exe], als het venster
van het installatieprogramma niet
automatisch wordt geopend.
• Voor Windows
Klik op [start.exe uitvoeren] op het
scherm [Start] of geef de inhoud van de
map met stuurprogramma’s op de cd-rom
weer vanaf het Bureaublad en dubbelklik
op [start.exe].
®
7:
®
8:
Als er geen toepassing staat bij
[Bestandenlijst], is de toepassing
die op dat moment op uw computer
is geïnstalleerd de nieuwste versie.
U hoeft die niet bij te werken. Klik op
[Sluiten].
i Klik op [OK] of op [Annuleren] als het
scherm voor online gebruikersregistratie
wordt weergegeven.
Als u [OK] kiest, gaat u naar de online
pagina voor gebruikersregistratie
voordat de installatie wordt voltooid
(aanbevolen).
Als u [Annuleren] kiest, gaat u
verder met de installatie.
j Klik op [Voltooien].
De installatie is nu voltooid.
OPMERKING
Klik desgevraagd op [Opnieuw opstarten].
c Klik op [Normale installatie].
d Lees de gebruiksrechtovereenkomst en
klik op [Akkoord] als u de voorwaarden
aanvaardt.
e Klik op [Installeren] om de installatie te
starten en volg de aanwijzingen op het
scherm.
6
Aan de slag gaan
f Selecteer [Netwerkverbinding via
kabel (Ethernet)] en klik op [Volgende]
als het venster voor het selecteren van
een verbindingsmethode wordt geopend.
g Als het scherm [Firewall/antivirus
gedetecteerd] wordt weergegeven, selecteert u [Wijzig de poortinstellingen
van de firewall om netwerkverbinding
mogelijk te maken en ga door met de
installatie. (Aanbevolen)] en klik op [Volgende].
h Selecteer de printer in de lijst en klik op
[Volgende].
1
OPMERKING
Als deze printer niet wordt gedetecteerd,
wordt het volgende venster geopend.
Als u niet met Windows
werkt, staat u toegang toe via de
UDP-poorten 137 en 161.
®
Firewall
Volg de instructies op het scherm om de
instellingen te controleren.
i De installatie van het
printerstuurprogramma en de software
wordt gestart.
Annuleer GEEN van de schermen
tijdens de installatie. Het duurt mogelijk
een paar seconden voordat alle
schermen worden weergegeven.
7
Hoofdstuk 1
OPMERKING
• Voor gebruikers van Windows Vista®/
Windows
Schakel het selectievakje in en klik op
[Installeren] om de installatie op normale
wijze te voltooien als het venster
[Windows-beveiliging] wordt geopend.
• Afhankelijk van uw
beveiligingsinstellingen kan er een
venster van Windows-beveiliging of een
antivirusprogramma worden geopend als
u de printer of de software gebruikt. Geef
in dat geval het installatieprogramma
toestemming om door te gaan.
®
7/Windows® 8:
j U kunt controleren of er update s zijn met
P-touch Update Software. Als [P-touch
Update Software gebruiken om een
update uit te voeren naar de nieuwste
versie van de software? (Voor een
update is een internetverbinding
vereist.)] wordt weergegeven, klikt u op [Ja] of [Nee].
k P-touch Update Software wordt gestart.
Als er een toepassing staat bij
[Bestandenlijst] is er een nieuwere
versie van de toepassing. Schakel
het selectievakje bij de toepassing
in en klik op [Installeren] om de
toepassing te installeren. Wacht op
een bericht dat meldt dat de
installatie is voltooid.
Klik op [Ja] om te controleren of er
nieuwe versies van de software zijn
en een update uit te voeren, en ga
dan naar stap k.
Klik op [Nee] om geen controle op
nieuwe versies van de software en
geen update uit te voeren, en ga dan
naar stap l.
OPMERKING
Als u nu op [Nee] klikt, kunt u op een later
tijdstip P-touch Update Software uitvoeren
als het beter uitkomt, om te controleren of
er nieuwe versies van de software zijn e n
een update uit te voeren. Dubbelklik
daartoe op het pictogram van P-touch
Update Software op het Bureaublad.
(Uw computer moet verbonden zijn
met internet.)
Als er geen toepassing staat bij
[Bestandenlijst], is de toepassing
die op dat moment op uw computer
is geïnstalleerd de nieuwste versie.
U hoeft die niet bij te werken. Klik op
[Sluiten].
l Klik op [OK] of op [Annuleren] als het
scherm voor online gebruikersregistrat ie
wordt weergegeven.
Als u [OK] kiest, gaat u naar de online
pagina voor gebruikersregistratie
voordat de installatie wordt voltooid
(aanbevolen).
Als u [Annuleren] kiest, gaat u
verder met de installatie.
m Klik op [Voltooien].
De installatie is nu voltooid.
OPMERKING
Klik desgevraagd op [Opnieuw opstarten].
8
Aan de slag gaan
Gegevens over
papierformaat
aanmelden bij
de printer
Voor een goed functioneren moeten
gegevens over papierformaat worden
aangemeld bij de printer.
a Sluit de computer aan op de printer met
behulp van een USB-kabel.
b Geef de formaatgegevens op bij
[Instelling papierformaat] van het
geïnstalleerde "Printer Instelling Tool";
geef de formaatgegevens op
(labelbreedte en -lengte, labelafstand,
enz.) voor de media die u gaat gebruiken
en voeg dan het papierformaat toe.
U kunt ook instellingen aanpassen voor
[Aanpassen referentiepunt voor afdrukken] en [Energieverbruik]; u kunt
op [Importeren] of [Exporteren] klikken
om die opdrachten uit te voeren voor de
toegevoegde Lijst Papierformaat.
Het
printerstuurprogramma
verwijderen
1
Vervang "TD-XXXX" in het onderstaande
door uw modelnummer.
Voer deze procedure alleen uit als u niet
langer wilt afdrukken met de TD-XXXX of als
u het printerstuurprogramma voor de
TD-XXXX opnieuw wilt installeren.
Windows® XP1
a Houd de knop (Aan-/uitknop)
ingedrukt om de printer uit te zetten
als die is ingeschakeld.
Klik op [Start] - [Configuratiescherm] -
b
[Printers en andere hardware] [Printers en faxapparaten].
c Selecteer [Brother TD-XXXX] en klik op
[Bestand] - [Verwijderen], of klik met
de rechtermuisknop op het pictogram
en kies [Verwijderen] in het snelmenu.
1
1
c Klik in het dialoogvenster [Instelling
papierformaat] op de knop [Optie] en vervolgens op [Meld het papierformaat
aan met Printer] om gegevens over
papierformaat aan te melden bij de
printer. Zie Instelling papierformaat
op pagina 44 voor meer informatie.
d Klik op [Bestand] - [Eigenschappen
voor server]. Het venster
[Eigenschappen voor Afdrukserver]
verschijnt.
e Klik op het tabblad
[Stuurprogramma’s] en kies [Brother
TD-XXXX]. Klik op [Verwijderen].
f Sluit het venster [Eigenschappen voor
Afdrukserver]. Het
printerstuurprogramma is verwijderd.
9
Hoofdstuk 1
Windows Vista
®
a Houd de knop (Aan-/uitknop)
ingedrukt om de printer uit te zetten
als die is ingeschakeld.
b Klik op - [Configuratiescherm] -
[Hardware en geluiden] - [Printers].
c Selecteer [Brother TD-XXXX] en klik op
[Deze printer verwijderen], of klik met
de rechtermuisknop op het pict ogram en
kies [Verwijderen] in het snelmenu.
d Klik in het venster [Printers] met
de rechtermuisknop en kies
achtereenvolgens [Uitvoeren als
beheerder] en [Eigenschappen voor
server...].
Klik op [Doorgaan] als het
beveiligingsvenster wordt weergegeven.
Als het bericht [Gebruikersaccounts beheren] verschijnt, voer dan het
wachtwoord in en klik vervolgens op
[OK]. Het venster [Eigenschappen voor Afdrukserver] verschijnt.
e Klik op het tabblad [Stuurprogramma’s],
kies [Brother TD-XXXX] en klik op
[Verwijderen...].
f Selecteer [Stuurprogramma en
stuurprogrammapakket verwijderen] en klik vervolgens op [OK].
g Sluit het venster [Eigenschappen
voor Afdrukserver]. Het
printerstuurprogramma is verwijderd.
1
Windows® 71
a Houd de knop (Aan-/uitknop)
ingedrukt om de printer uit te zetten
als die is ingeschakeld.
b Klik op - [Apparaten en printers].
c Selecteer [Brother TD-XXXX] en klik op
[Apparaat verwijderen], of klik met de
rechtermuisknop op het pictogram en
kies [Apparaat verwijderen] in het
snelmenu.
Als een bericht over
gebruikersaccountbehee r wordt
weergegeven, voert u het wachtwoord
in en klikt u op [Ja].
d Selecteer [Fax] of [Microsoft XPS
Document Writer] in het venster
[Apparaten en printers] en klik
vervolgens op [Eigenschappen voor afdrukserver] op de menubalk.
e Klik op het tabblad
[Stuurprogramma’s] en klik vervolgens
op [Stuurprogramma-instellingen wijzigen]. Als een bericht over
gebruikersaccountbehee r wordt
weergegeven, voert u het
wachtwoord in en klikt u op [Ja]. Kies
[Brother TD-XXXX] en klik vervolgens
op [Verwijderen...].
f Selecteer [Stuurprogramma en
stuurprogrammapakket verwijderen]
en klik vervolgens op [OK]. Volg de
instructies op het scherm.
10
g Sluit het venster [Eigenschappen
voor Afdrukserver]. Het
printerstuurprogramma is verwijderd.
Windows® 81
Aan de slag gaan
a Houd de knop (Aan-/uitknop)
ingedrukt om de printer uit te zetten
als die is ingeschakeld.
b Klik op [Control Panel] op het scherm
[Apps] - [Hardware en geluiden] [Apparaten en printers].
c Selecteer [Brother TD-XXXX] en klik op
[Apparaat verwijderen], of klik met de
rechtermuisknop op het pictogram en
kies [Apparaat verwijderen] in het
snelmenu.
Als een bericht over
gebruikersaccountbehee r wordt
weergegeven, voert u het wachtwoord
in en klikt u op [Ja].
d Selecteer [Fax] of [Microsoft XPS
Document Writer] in het venster
[Apparaten en printers] en klik
vervolgens op [Eigenschappen voor
afdrukserver] op de menubalk.
1
e Klik op het tabblad [Stuurprogramma’s]
en klik vervolgens op
[Stuurprogramma-instellingen wijzigen]. Als een bericht over
gebruikersaccountbeheer wordt
weergegeven, voert u het
wachtwoord in en klikt u op [Ja]. Kies
[Brother TD-XXXX] en klik vervolgens
op [Verwijderen...].
f Selecteer [Stuurprogramma en
stuurprogrammapakket verwijderen]
en klik vervolgens op [OK]. Volg de
instructies op het scherm.
g Sluit het venster [Eigenschappen
voor Afdrukserver]. Het
printerstuurprogramma is verwijderd.
11
Afdrukken2
2
Bedieningspaneel2
Op het bedieningspaneel vindt u de volgende knoppen en lampjes.
De lampjes branden en knipperen om de status van de printer weer te geven. Elk lampje kan
groen, oranje of blauw branden en knipperen. Zie Lampjes op pagina 53 voor meer informatie.
12
Afdrukken
Knopfuncties2
(Aan-/uitknop) knopfuncties
De printer inschakelenDruk op de knop knop (Aan-/uitknop) als de printer uitgeschakeld is.
De printer uitschakelenHoud de knop (Aan-/uitknop) ingedrukt tot het POWER-lampje
(Doorvoeren) knopfuncties
Papier doorvoerenAls het papiertype is ingesteld op [Print & Knip-label] of [ Media met
Bediening
Het POWER-lampje (Aan-/uitlampje) gaat branden.
(Aan-/uitlampje) dooft als de printer is ingeschakeld. (Als de functie
[Auto. Uitschakelen] is ingesteld bij [Apparaatinstellingen] in
"Printer Instelling Tool", gaat de printer automatisch uit na een
opgegeven periode van inactiviteit.)
Bediening
markeringen]:
druk op de knop (Doorvoeren) om het papier automatisch door te
voeren tot aan de afdrukpositie.
Als het papiertype is ingesteld op [Lint met een continue lengte]:
druk op de knop (Doorvoeren) om het papier ongeveer 25 ,4 mm
door te voeren.
De standaardinstelling is [Lint met een continue leng te].
Registreer de gegevens over papierformaat bij de printer bij
[Instelling papierformaat] in "Printer Instelling Tool". Zie Gegevens over papierformaat aanmelden bij de printer op pagina 9 voor meer
informatie.
2
Een draadloze LAN-verbinding
tot stand brengen (WPS)
(alleen TD-2120N/2130N)
Bluetooth-modus in- en
uitschakelen
(alleen TD-2120N/2130N)
Als de draadloze LAN-verbinding is ingescha keld, hou dt u deze knop
(5 seconden) ingedrukt om de draadloze verbinding daadwerkelijk
tot stand te brengen en het printerstuurprogramma te installeren.
Dat kan echter alleen als uw WLAN-toegangspunt/router WPS
(Wi-Fi Protected Setup) ondersteunt. Zie One-push configuratie met WPS op pagina 100 voor meer informatie.
Als de draadloze LAN-verbinding is ingescha keld, hou dt u deze knop
(5 seconden) ingedrukt om de Bluetooth-verbinding in en ui t te
schakelen. Zie De computer en de printer verbinden via Bluetooth
op pagina 105 voor meer informatie.
13
Hoofdstuk 2
(Afdrukken) knopfuncties
De opgegeven bewerking
uitvoeren
De printerinstellingen afdrukkenControleer of er een rol is geplaatst en houd dan (gedurende minstens
Een opdrachtbestand uitvoeren in
de massaopslagmodus
Reset van het veld voor ophoging Houd de knop (Afd rukken) gedurende minstens 5 seconden
Functies waar meerdere
knoppen bij betrokken zijn
Printer inschakelen in
massaopslagmodus
Bediening
Druk, als de printer niet in gebruik is, op deze knop om de bewerking
uit te voeren die is ingesteld bij [Apparaatinstellingen] in "Printer Instelling Tool". Zie Functie Toets Afdrukken op pagina 36 voor meer
informatie.
1 seconde) de knop (Afdrukken) ingedrukt om te beginne n met het
afdrukken van de printerinstellingen. Zie De printerinstellingen afdrukken op pagina 19 voor meer informatie.
Druk, als de printer zich in de massaopslagmodus bevindt, op deze
knop om een opdrachtbestand uit te voeren dat is opgeslagen in het
massaopslaggebied.
ingedrukt, tot het POWER-lampje (Aan-/uitlampje) en het
STATUS-lampje (Statuslampje) 3 keer oranje knipperen.
Bediening
Houd de knop (Afd rukken) ingedrukt en druk op de knop
(Aan-/uitknop) (en houd die ook ingedrukt) om de printer in te
schakelen in massaopslagmodus. Zie Functies voor massaopslag
op pagina 48 voor meer informatie.
14
Afdrukken
De RD-rol plaatsen
Gebruik originele rollen van Brother.
Origineel kettingpapier van Brother is
momenteel niet verkrijgbaar.
a Houd de knop (Aan-/uitknop)
ingedrukt om de printer uit te schakelen.
Druk de knop (1) voor het ontgrendelen
van de klep aan beide zijden in en trek
de bovenklep van het compartiment
voor de RD-rol omhoog.
2
c Plaats een RD-rol in het compartiment
voor de RD-rol en sluit de bovenklep van
het compartiment voor de RD-rol.
Bij een RD-rol
1Plaats de RD-rol zo, dat de
labels worden ingevoerd met de
afdrukzijde omhoog (1), zoals
weergegeven.
2
1
1
b Til de aanpassingshendel
papiergeleider (1) op en trek de
papiergeleiders naar buiten om
ruimte te maken.
OPMERKING
Af fabriek staan de papiergeleiders in
de meest wijde stand.
Gebruik RD-rollen met een
maximale roldiameter van 127 mm.
Gebruik RD-rollen die zijn ontwikkeld
voor printers van de TD-serie.
Ongeacht het formaat zijn sommige
1
RD-rollen mogelijk niet bruikbaar.
Plaats de RD-rol in de juiste richting.
Als de RD-rol niet op de juiste wijze
wordt geplaatst, zal de printer niet
op de juiste zijde van het papier of
label afdrukken.
Als u rollen gebruikt waarop de
labels zich aan de binnenzijde
bevinden, plaatst u de rol
omgekeerd in vergelijking met wat
wordt weergegeven in substap 1
van stap c, zodat de afdrukzijde
van de labels omhoog is gericht.
15
Hoofdstuk 2
2Til de aanpassingshendel
papiergeleider (1) op en druk de
beide papiergeleiders (2) aan
tot de breedte van de rol.
2
5Sluit de klep van het
compartiment voor de
RD-rol door er in het midden
op te drukken. De klep moet
vastklikken.
1
3Plaats het uiteinde van
de RD-rol onder de
papierpuntgeleiders (1).
1
Bij kettingpapier
1Voer het kettingpapier in
de aangegeven richting in.
1
16
4Leg het uiteinde van het papier
midden op de degelrol en iets
uitstekend uit de papieruitvoer.
1Afdrukzijde
Afdrukken
2Plaats het uiteinde van het
kettingpapier onder de
papierpuntgeleiders (1).
1
3Leg het uiteinde van het papier
midden op de degelrol en iets
uitstekend uit de papieruitvoer.
4Sluit de klep van het
compartiment voor de RD-rol
door er in het midden op te
drukken. De klep moet
vastklikken.
d Houd de knop (Aan-/uitknop)
ingedrukt om de printer in te schakelen.
OPMERKING
Als de gegevens over papierformaat voor
de Print & Knip-labels die worden gebruikt,
zijn aangemeld bij de printer, kunt u op de
knop (Doorvoeren) drukken om het
label in de juiste beginpositie te plaatsen.
Zie Gegevens over papierformaat aanmelden bij de printer op pagina 9 voor
meer informatie.
De sensorpositie aflezen2
Controleer de sensorpositie met betrekking
tot het type papier dat u gebruikt.
Bij Print & Knip-labels zonder zwarte
markering detecteert de sensor
transmissie/opening het begin van het
label en wordt het label doorgevoerd naar
de juiste positie.
Bij bonnenpapier zonder zwarte
markering detecteert de sensor
reflectief/zwarte markering het als het
papier op is.
Bij papier met een zwarte markering
detecteert de sensor reflectief/zwarte
markering de markering en wordt papier
doorgevoerd tot de juiste positie.
2
Zonder zwarte markering
Print & Knip-labels
Lijn op de sensor uit met op de printer.
(Zie Afbeelding 1.)
Bonnenpapier
Breedte van
25 mm of
meer
Breedte
minder dan
25 mm
Lijn op de sensor uit met
op de printer. (Zie Afbeelding 1.)
Lijn op de sensor uit met
op de printer. (Zie Afbeelding 2.)
17
Hoofdstuk 2
Met zwarte markering
Lijn de zwarte markering op het papier uit met de
middellijn van de sensor reflectief/zwarte
markering. (Zie Afbeelding 3.)
Zorg ervoor dat tenminste 4 mm van de zwarte
markering zich links en rechts van de middellijn
van de sensor reflectief/zwarte markering
bevindt.
Afbeelding 12
Afbeelding 32
1
2
3
4
5
OPMERKING
De sensor staat in deze positie bij
aankoop van de printer.
Afbeelding 22
1Achterkant van het papier
2Zwarte markering
34 mm of meer
4Middellijn
5Sensor reflectief/zwarte markering
OPMERKING
Als u bonnenpapier gebruikt van
maximaal 63 mm breedte, dient u een
zwarte markering te maken van tenminste
9 mm lang van ofwel de linker- of de
rechterzijkant van het papier naar binnen,
zodat de sensor reflectief/zwarte
markering de zwarte marekering kan
detecteren. Als de zwarte markering te
kort is, kan de sensor reflectief/zwarte
markering die niet detecteren.
Rolpapier afscheuren2
18
U kunt rolpapier afscheuren langs de
scheurbalk. Trek een rand van het
uitgevoerde papier diagonaal omhoog
naar de andere rand.
VOORZICHTIG
De afscheurbalk is scherp. Raak hem niet
aan, om letsel te voorkomen.
Afdrukken
De printerinstellingen afdrukken
U kunt op de knop (Afdrukken) drukken om een rapport af te drukken met de volgende
printerinstellingen:
• U kun bij [Apparaatinstellingen] in "Printer Instelling Tool" van tevoren instellen welke items
moeten worden afgedrukt. Zie Informatierapport printer op pagina 36 voor meer informatie.
• De naam van het knooppunt staat ook bij de communi ca tie -instellingen. De standaardnaam
van het knooppunt is "BRWxxxxxxxxxxxx". ("xxxxxxxxxxxx" is gebaseerd op het
MAC-adres/Ethernet-adres van de printer.)
a Plaats zo nodig een rol 58 mm papier en sluit de bovenklep van het compartiment voor
de RD-rol.
2
2
b Schakel de printer in.
c Houd de knop (Afdrukken) (minstens 1 seconde) ingedrukt tot het POWER-lampje
(Aan-/uitlampje) groen begint te knipperen en de printerinstellingen worden afgedrukt.
OPMERKING
• We raden het gebruik aan van 58 mm papier voor het afdrukken van de printerinstellingen.
Hoeveel papier nodig is voor het afdrukken hangt af van de gegevens die worden afgedrukt.
• U kunt de printerinstellingen ook afdrukken via [Apparaatinstellingen] in "Printer Instelling
Tool". Zie Informatierapport afdrukken op pagina 41 voor meer informatie.
19
Hoofdstuk 2
Afdrukvoorbeeld printerinstellingen2
Het afdrukvoorbeeld dient uitsluitend ter illustratie.
20
Afdrukken
De computer en de
printer koppelen
U kunt de printer op uw computer aansluiten
met behulp van een van de onderstaande
methoden.
aansluiten met de seriële adapter RJ25 naar
DB9M op pagina 68 voor meer informatie
over het tot stand brengen van een
verbinding met een seriële kabel.
USB-verbinding2
2
Installeer het printerstuurprogramma
voordat u de printer aansluit op de
computer.
Controleer of de computer is
a
uitgeschakeld voordat u de USB-kabel
aansluit.
2
b Steek het printeruiteinde van de
USB-kabel in de mini-USB-poort op de
achterkant van de printer.
c Steek het andere uiteinde in de
USB-poort van de computer.
Zie De computer en de printer verbinden via draadloos LAN op pagina 103 voor meer
informatie over het tot stand brengen van
een draadloze LAN-verbinding.
Zie De computer en de printer verbinden via Bluetooth op pagina 105 voor meer informatie
over het tot stand brengen van een
Bluetooth-verbinding.
d Schakel de printer in.
21
Hoofdstuk 2
Bedrade LAN-verbinding
(alleen TD-2120N/2130N)2
De printer kan pas met behulp van een
statisch IP-adres communiceren via
een bedrade LAN-verbinding als het
printerstuurprogramma en "Printer Instelling Tool" zijn geïnstalleerd en de
instellingen voor een bedrade
LAN-verbinding zijn opgegeven. Zie Het
printerstuurprogramma en de software
installeren op pagina 4 voor meer
informatie.
a Controleer of de computer is
uitgeschakeld voordat u de LAN-kabel
aansluit.
b Sluit de LAN-kabel aan op de
Ethernet-netwerkpoort op de ac hterkant
van de printer en schakel de printer in.
Afdrukoplossingen
Uw printer kan met verschillende versies van
het besturingssysteem Windows
gebruikt.
Meestal zijn printerstuurprogramma’s nodig
voor de communicatie tussen uw computer
en de printer. U kunt die stuurprogramma’s
installeren met behulp van de
installatie-cd-rom. Wij raden u aan om op
de website te zoeken naar de meest recente
versie van de printerstuurprogramma’s.
De meest recente versie kan worden
gedownload van het Brother Solutions Cent er
(http://solutions.brother.com/
).
®
worden
2
OPMERKING
• U kunt de communicatie-instellingen
voor de printer wijzigen bij
[Communicatie-instellingen] in "Printer
• Met behulp van "Printer Instelling Tool"
kunt u de communicatie-instellingen
eenvoudig wijzigen en toepassen voor
meerdere printers. Zie Gewijzigde
instellingen toepassen op meerdere
printers op pagina 33 voor meer informatie.
22
Afdrukken
Afdrukken
U kunt met deze printer op verschillende
manieren afdrukken. Hieronder staat de
procedure voor het afdrukken met behulp va n
een computer.
a Start P-touch Editor 5.0 en open het
document dat u wilt afdrukken.
Voor gebruikers van P-touch Editor 5.0:
zie de Softwarehandleiding op de
cd-rom voor meer informatie.
b Controleer of de printer is aangesloten
op een juiste voedingsbron. (Controleer
of de printer is aangesloten op een
stopcontact of is voorzien van een
volledig opgeladen oplaadbare
li-ionbatterij.)
Schakel de printer in. Het
c
POWER-lampje (Aan-/uitlampje)
gaat groen branden.
2
g Klik op [Afdrukken] in het menu van het
computerprogramma.
Het POWER-lampje (Aan-/uitlampje)
knippert groen om aan te geven dat de
printer gegevens ontvangt, en dat het
document wordt afgedrukt.
2
h Schakel de printer uit. Het
POWER-lampje (Aan-/uitlampje) dooft.
Als u de printer nog verder wilt
gebruiken, hoeft u die tussendoor
niet steeds uit te schakelen.
Afdrukken lichter of
donkerder maken2
U kunt uw afdrukken lichter of donkerder
maken door de afdrukdichtheid aan te
passen in het dialoogvenster van het
printerstuurprogramma of in "Printer Instelling Tool". (Zie Afdrukdichtheid
op pagina 36.)
Zie De computer en de printer koppelen
op pagina 21 voor meer informatie over
verbindingsmethoden en -procedures.
e Plaats een RD-rol.
Zie De RD-rol plaatsen op pagina 15
voor meer informatie.
Gebruik originele rollen van Brother.
Bij gebruik van de oplaadbare batterij kan
een aanpassing van de afdrukdichtheid
leiden tot een lichte verandering van de
afdruksnelheid en het aantal pagina’s dat met
een volle batterij kan worden afgedrukt.
f Wijzig zo nodig afdrukinstellingen met
het printerstuurprogramma of het Printer
Instelling Tool op pagina 25.
23
Hoofdstuk 2
Opties van het
printerstuurprogramma
U kunt verschillende opties instellen
in het dialoogvenster van het
printerstuurprogramma, bijvoorbeeld
papierformaat, aantal exemplaren,
afdrukkwaliteit, enzovoort.
OPMERKING
U kunt ook meer geavanceerde
instellingen opgeven met
"Printer Instelling Tool".
Zie Printer Instelling Tool op pagina 25
voor meer informatie.
2
24
3
Printer Instelling Tool3
Over Printer Instelling
Tool
Met behulp van "Printer Instelling Tool" kunt
u de communicatie-instellingen van de printer,
de apparaatinstellingen, de instellingen voor
P-touch Template en de instellingen voor
papierformaat opgeven op de computer.
OPMERKING
•"Printer Instelling Tool" wordt op
hetzelfde moment geïnstalleerd als
andere software, bijvoorbeeld het
printerstuurprogramma. Zie Venster installatieprogramma op pagina 4 voor
meer informatie.
•"Printer Instelling Tool" wordt
weergegeven als "Printer Setting Tool"
in het [Configuratiescherm] en
als snelkoppelingspictogram.
Printer Instelling Tool
3
gebruiken
a Sluit de te configureren printer aan op
de computer.
b Voor Windows
Windows
[Alle Programma’s] - [Brother] [Label & Mobile Printer] [Printer Setting Tool].
Voor Windows
[Printer Setting Tool] op het scherm
[Start] of het scherm [Apps].
Het hoofdvenster wordt geopend.
1
®
®
XP/Windows Vista®/
7: Klik op [Start] -
®
8: Klik op het pictogram
3
3
"Printer Instelling Tool" is alleen
beschikbaar voor bepaalde printers va n
Brother.
Voordat u Printer Instelling
Tool in gebruik neemt3
Controleer of de netspanningsadapter is
aangesloten op een stopcontact of dat
de printer is voorzien van een volledig
opgeladen oplaadbare li-ionbatterij.
Controleer of het printerstuurprogramma
is geïnstalleerd en volledig functioneel is.
Sluit de printer aan op een computer met
behulp van een USB-kabel.
Bij deze tool kunt u geen instellingen
opgeven met behulp van een bedraad
LAN, een draadloos LAN of een
Bluetooth-verbinding.
2
3
4
5
6
1Printer
Selecteer de te configureren printer. Als
er slechts één printer aangesloten is,
hoeft u geen printer te selecteren omdat
alleen die printer wordt weergegeven.
25
Hoofdstuk 3
2Communicatie-instellingen
(alleen TD-2120N/2130N)
Geef instellingen op voor bedraad
LAN, draadloos LAN en Bluetooth. De
verbindingen met behulp van draadloos
LAN en Bluetooth kunnen alleen gebruikt
worden als de bijbehorende optionele
eenheid is aangesloten op de printer en
de verbindingsinstellingen zijn voltooid.
U kunt [Communicatie-instellingen]
alleen openen als u bent aangemeld
met beheerdersrechten.
3Apparaatinstellingen
Geef apparaatinstellingen op voor de
printer, zoals instellingen voor in- en
uitschakelen en afdrukinstellingen.
U kunt ook instellingen opgeven voor
het tikpaneel (alleen TD-2120N/2130N).
U kunt [Apparaatinstellingen] alleen
openen als u bent aangemeld met
beheerdersrechten.
4Instellingen P-touch Template
Geef instellingen op voor P-touch
Template.
5Instelling papierformaat
Geef informatie over papier
en instellingen op voor het
printerstuurprogramma als u een fo rmaat
wilt gebruiken dat niet is opgenomen in
de lijst [Papierformaat] van het
printerstuurprogramma.
U kunt [Instelling papierformaat]
alleen openen als u bent aangemeld
met beheerdersrechten.
6Afsluiten
Het venster sluiten.
c Controleer of de te configureren printer
wordt weergegeven bij [Printer]. Als
een andere printer wordt weergegeven,
selecteert u de juiste printer in de
vervolgkeuzelijst.
OPMERKING
Als er slechts één printer aangesloten is,
hoeft u geen printer te selecteren omdat
alleen die printer wordt weergegeven.
d Selecteer het item waarvoor instelling en
moeten worden opgegeven en geef
vervolgens instellingen op in het
dialoogvenster dat wordt geopend, of
wijzig de daarin staande instellingen.
Zie Communicatie-instellingen (alleen
TD-2120N/2130N) op pagina 27,
Apparaatinstellingen op pagina 34,
Instellingen P-touch Template
op pagina 41 of Instelling papierformaat
op pagina 44 voor meer informatie over
de instellingendialoogvensters.
e Klik na het wijzigen van de instellingen
op [Toepassen] - [Sluiten] in het
instellingendialoogvenster om de
instellingen toe te passen op de printer.
f Klik op [Afsluiten] in het hoofdvenster
om het opgeven van instellingen af te
sluiten.
Gebruik "Printer Instelling Tool"
alleen voor het configureren van de
printer wanneer die stand-by is. Er kan
een storing optreden in de printer als u
de printer probeert te configureren op
het moment dat er een taak wordt
uitgevoerd.
26
Printer Instelling Tool
Communicatieinstellingen (alleen
TD-2120N/2130N)
Met [Communicatie-instellingen] in
"Printer Instelling Tool" kunt u de
communicatiegegevens voor de printer
opgeven of wijzigen als de printer op de
computer is aangesloten met een USB-kabel.
U kunt niet alleen de communicatieinstellingen opgeven voor één computer,
u kunt diezelfde instellingen ook toepassen
op een reeks printers.
Instellingendialoogvenster3
3
4
5
1
6
2Items
Als u [Huidige status] selecteert, worden
de huidige instellingen weergegeven in het
gedeelte voor weergave en wijzigen van
3
instellingen.
Selecteer het item waarvan u de instelling en
wilt wijzigen.
3Menubalk
Selecteer een opdracht in een van de menu’s.
4Printer
Selecteer de printer waarvoor instellingen
moeten worden gewijzigd.
Als er slechts één printer aangesloten is, hoeft
u geen printer te selecteren omdat alleen die
printer wordt weergegeven.
5Naam knooppunt
De knooppuntnaam wordt weergegeven.
De naam van het knooppunt kan ook worden
gewijzigd. (Zie Naam knooppunt/Bluetooth apparaatnaam wijzigen op pagina 30.)
6Tabbladen voor instellingen
Klik op de tab met de instellingen die u wilt
opgeven of wijzigen.
3
2
10
1Deze instellingen uitschakelen
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt
weergegeven op het tabblad en kunnen geen
instellingen meer worden opgegeven of
gewijzigd.
De instellingen op een tabblad waarop
wordt weergegeven, worden niet toegepast op
de printer, zelfs niet als u op [Toepassen] klikt.
Bovendien worden de instellingen op het
tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd als
u de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand]
of [Exporteren] geeft.
Schakel het selectievakje uit als u de
instellingen wilt toepassen op de computer,
wilt opslaan of wilt exporteren.
Als wordt weergegeven op een tabblad,
worden de instellingen op dat tabblad niet
7
8
9
toegepast op de printer.
7Gedeelte voor weergave en wijzigen van
instellingen
Weergave van de huidige instellingen vo or het
geselecteerde item. Wijzig instellingen met
behulp van vervolgkeuzelijsten, directe invoer
of andere methoden.
8Vernieuwen
Klik op deze knop om de weergegeven
instellingen bij te werken met de meest recente
informatie.
9Afsluiten
Het venster [Communicatie-instellingen]
wordt gesloten; u keert terug naar het
hoofdvenster van "Printer Instelling Tool".
Instellingen worden niet toegepast op
printers als u op de knop [Afsluiten]
klikt zonder eerst op de knop
[Toepassen] te hebben geklikt als u
wijzigingen hebt aangebracht in de
instellingen.
27
Hoofdstuk 3
10 Toepassen
Klik op [Toepassen] om de instellingen toe te
passen op de printer.
Selecteer [Opslaan in opdrachtbestand] in de
vervolgkeuzelijst om de opgegeven instellingen
op te slaan in een opdrachtbestand. U kunt het
opgeslagen opdrachtbestand gebruiken in
combinatie met de functie voor massaopslag
om instellingen toe te passen op een printer.
(Zie Functies voor massaopslag op pagina 48.)
Als u op [Toepassen] klikt, worden alle
instellingen op alle tabbladen toegepast
op de printer.
De instellingen op een tabblad waarop
het selectievakje [Deze instellingen uitschakelen] is ingeschakeld, worden
niet toegepast.
28
Printer Instelling Tool
Menubalk3
1
2
3
4
5
3
7
8
1Instellingen op printer toepassen
De instellingen toepassen op de printer.
2Instellingen opslaan in opdrachtbestand
De opgegeven instellingen opslaan in een
opdrachtbestand. De bestandsextensie is
".bin".
U kunt het opgeslagen opdrachtbestand
gebruiken in combinatie met de functie voor
massaopslag om instellingen toe te passen op
een printer. (Zie Functies voor massaopslag
op pagina 48.)
OPMERKING
De instellingen op een tabblad waarop het
selectievakje [Deze instellingen uitschakelen]
is ingeschakeld, worden niet opgeslagen.
6
9
10
De volgende gegevens worden niet
opgeslagen met de opdracht voor
het opslaan van instellingen.
• Naam knooppunt.
• IP-adres, subnetmasker,
gateway-adres (als het IP-adres
is ingesteld op [STATIC]).
De opgeslagen opdrachten voor
communicatie-instellingen zijn
alleen bedoeld voor het toepassen
van instellingen op een printer. De
instellingen kunnen niet worden
toegepast door dit bestand te
importeren.
Opdrachtbestanden worden
opgeslagen met verificatiesleutels
en wachtwoorden. Neem de nodi ge
maatregelen om opgeslagen
opdrachtbestanden te beveiligen,
bijvoorbeeld door de bestanden
op te slaan op l oca tie s di e vo or
anderen onbereikbaar zijn.
Stuur het opdrachtbestand niet naar
een printer van een model dat niet
was geselecteerd bij het exporteren
van het opdrachtbestand.
29
Hoofdstuk 3
3Importeren
Draadloze instellingen van de huidige
computer importeren
De instellingen van de computer worden
geïmporteerd.
OPMERKING
• U kunt alleen PSA-instellingen (instellingen
voor Personal Security Authentication: open
systeem, verificatie met publieke sleutel en
WPA/WPA2-PSK) importeren. U kunt geen
ESA-instellingen (instellingen voor Enterprise
Security Authentication, zoals LEAP en
EAP-FAST) en WPA2-PSK-instellingen (TKIP)
importeren.
• Als de computer is aangesloten op meerdere
draadloze LAN’s, wordt de eerste set draadloze
instellingen (alleen persoonlijke instellingen)
die wordt gedetecteerd, geïmporteerd.
• Alleen waarden voor instellingen
(communicatiemodus, SSID,
verificatiemethode, coderingsmethode en
verificatiesleutel) van het tabblad
[Draadloos LAN] - deelvenster [Draadloze instellingen] kunnen worden geïmp orteerd.
Een te importeren profiel selecteren
Het geëxporteerde bestand importeren en
de instellingen toepassen op een printer.
Klik op [Bladeren] om een dialoogvenster
te openen waarin u kunt zoeken naar het
bestand. Selecteer het te importeren
bestand. De instellingen in het
geselecteerde bestand worden
weergegeven in het gedeelte voor
weergave en wijzigen van instellingen.
OPMERKING
• U kunt alle instellingen, bijvoorbee ld draadloze
instellingen en instellingen voor TCP/IP,
importeren. U kunt echter geen
knooppuntnamen importeren.
• U kunt alleen profielen importeren die
compatibel zijn met de geselecteerde printer.
• Als het IP-adres van het geïmporteerde profiel
is ingesteld op [STATIC], wijzigt u zo nodig het
IP-adres van het geïmporteerde profiel om te
voorkomen dat het IP-adres een duplicaat is
van een bestaande printer in het netwerk.
4Exporteren
De huidige instellingen opslaan in een bestand .
OPMERKING
De instellingen op een tabblad waarop het
selectievakje [Deze instellingen uitschakelen]
is ingeschakeld, worden niet opgeslagen.
Geëxporteerde bestanden worden niet
gecodeerd.
5Herstart de printer automatisch na gebruik
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt de
printer automatisch opnieuw opgestart na
toepassing van de communicatie-instellingen.
Als u het selectievakje uitschakelt, moet de
printer handmatig opnieuw worden opgestart.
OPMERKING
Bij het configureren van meerdere printers kunt
u de procedure bespoedigen door dit
selectievakje uit te schakelen. In dat geval
raden we wel aan het selectievakje in te
schakelen bij het configureren van de eerste
printer, zodat u kunt controleren of elke
instelling tegemoetkomt aan het beoogde doel.
6Detecteert de verbonden printer automatisch
en haalt de huidige instellingen op
Als u dit selectievakje selecteert terwijl er een
printer is aangesloten op de computer, wordt de
printer automatisch gedetecteerd en worden
de instellingen van de printer op dat moment
weergegeven in het deelvenster
[Huidige status].
OPMERKING
Als de aangesloten printer van een ander
model is dan de printer die wordt weerg egeven
in de vervolgkeuzelijst [Printer], worden de
beschikbare instellingen op alle tabbladen
aangepast aan de aangesloten printer.
7Naam knooppunt/Bluetooth apparaatnaam
wijzigen
Knooppuntnamen wijzigen.
8Standaardcommunicatie-instellingen
herstellen
Alle communicatie-instellingen worden
teruggezet op de fabrieksinstellingen.
9Help weergeven
De Help weergeven.
10 Over
Geeft de versie-informatie weer.
30
Printer Instelling Tool
De tabbladen Bedraad LAN/
Draadloos LAN3
TCP/IP (Bedraad)3
1
2
3
4
TCP/IP (Draadloos)3
4IP-adres primaire DNS-server/IP-adres
secundaire DNS-server
U kunt alleen instellingen opgeven als de
DNS-server is ingesteld op [STATIC].
Draadloze instellingen3
3
1
2
3
4
5
6
7
8
1Communicatiemodus
Selecteer [Ad-hoc] of [Infrastructuur].
1Bootmethode
Selecteer [STATIC], [AUTO], [BOOTP],
[DHCP] of [RARP].
2IP-adres/Subnetmasker/Gateway
Geef de verschillende instellingen op.
U kunt alleen instellingen opgeven als het
IP-adres is ingesteld op [STATIC].
2SSID (netwerknaam)
Klik op de knop [Zoeken] om de mogelijke
SSID’s weer te geven in een apart
dialoogvenster.
3Kanaal
1
2
3
4
Maak een keuze uit de weergegeven opties.
4Verificatiemethode/Coderingsmodus
De ondersteunde coderingsmodi voor de
verschillende verificatiemethoden staan
in Communicatiemodi en Verificatiemethoden/Coderingsmodi op pagina 32.
5WEP-sleutel
U kunt alleen een instelling opgeven als u WEP
hebt geselecteerd als coderingsmodus.
6Passphrase
U kunt alleen een instelling opgeven als u
WPA-PSK, WPA2-PSK of WPA-PSK/
WPA2-PSK hebt geselecteerd
als verificatiemethode.
3DNS-servermethode
Selecteer [STATIC] of [AUTO].
31
Hoofdstuk 3
7Gebruiker-ID/Wachtwoord
U kunt alleen instellingen opgeven als u LEAP,
EAP-FAST, EAP-TTLS of EAP-TLS hebt
geselecteerd als verificatiemethode.
Bovendien is het bij EAP-TLS niet nodig om
een wachtwoord op te geven, maar moet wel
een clientcertificaat worden geregistreerd.
Maak vanuit een webbrowser verbinding met
de printer en geef het certificaat op om een
certificaat te registreren. Zie Beheer via een webbrowser (alleen TD-2120N/2130N)
op pagina 49 voor meer informatie over het
gebruiken van een webbrowser.
8Toon de sleutel en het wachtwoord op het
scherm
Als u dit selectievakje inschakelt, worden
sleutels en wachtwoorden leesbaar
weergegeven op het scherm (niet gecodeerde
tekst).
Communicatiemodi en
Verificatiemethoden/Coderingsmodi
VerificatiemethodeCoderingsmodus
EAP-FAST/GTCTKIP
AES
PEAP/MS-CHAPv2TKIP
AES
PEAP/GTCTKIP
AES
EAP-TTLS/CHAPTKIP
AES
EAP-TTLS/MS-CHAPTKIP
AES
EAP-TTLS/MS-CHAPv2TKIP
AES
EAP-TTLS/PAPTKIP
AES
EAP-TLSTKIP
3
AES
Bij de instelling [Ad-hoc] voor
[Communicatiemodus]
VerificatiemethodeCoderingsmodus
Open systeemGeen
WEP
Bij de instelling [Infrastructuur] voor
[Communicatiemodus]
VerificatiemethodeCoderingsmodus
Open systeemGeen
WEP
Gedeelde sleutelWEP
WPA-PSKTKIP
AES
WPA2-PSKAES
WPA/WPA2-PSKTKIP
AES
Hogere beveiligingsniveaus toepassen :
Bij toepassing van certificaatverificatie
met de verificatiemethoden EAP-FAST,
PEAP, EAP-TTLS of EAP-TLS kan het
certificaat niet worden opgegeven met
het Instellingenprogramma netwerk. Als
de printer is ingesteld op een verbinding
met het netwerk, kunt u het certificaat
opgeven door de printer te benaderen
met een webbrowser.
Zie Beheer via een webbrowser (al leen TD-2120N/2130N) op pagina 49 voor
meer informatie over het gebruiken van
een webbrowser.
LEAPCKIP
EAP-FAST/NONETKIP
AES
EAP-FAST/MS-CHAPv2TKIP
AES
32
Printer Instelling Tool
Het tabblad Bluetooth3
1
2
3
4
5
1Bluetooth gebruiken
Bluetooth-verbinding in- en uitschakelen.
Mogelijke instellingen: [Inschakelen],
[Uitschakelen (seriële poort)]
2Zichtbaar voor andere apparaten
Hier kunt u opgeven of de printer mag worden
gedetecteerd door andere Bluetooth-apparaten.
Als u [Inschakelen] selecteert moet de
pincode die hier wordt opgegeven ook zijn
opgeslagen op de computer om communicatie
met de computer via Bluetooth mogelijk te
maken. U kunt de pincode zo nodig wijzigen.
Als u dit selectievakje inschakelt, worden
pincodes op het scherm van de computer
weergegeven.
5Communicatiegegevens coderen
Als u dit selectievakje inschakelt, worden
Bluetooth-communicatiegegevens gecodeerd
voordat ze worden verzonden.
Gewijzigde instellingen
toepassen op meerdere
printers3
a Nadat u de instellingen hebt toegepast
op de printer, koppelt u de printer los
van de computer, en sluit u de tweede
printer aan op de computer.
b Selecteer de nu aangesloten printer in
de vervolgkeuzelijst [Printer].
OPMERKING
Als u het selectievakje [Detecteert de
verbonden printer automatisch en
haalt de huidige instellingen op] in
het dialoogvenster [Optie-instellingen]
inschakelt, wordt de met de USB-kabel
aangesloten printer automatisch herkend.
Zie Detecteert de verbonden printer
automatisch en haalt de huidige instellingen
op op pagina 30 voor meer informatie.
c Klik op de knop [Toepassen].
De instellingen die u hebt toegepast op
de eerste printer, worden nu toegepast
op de tweede printer.
OPMERKING
Als u het selectievakje [Herstart de
printer automatisch na gebruik]
uitschakelt, worden de printers na het
wijzigen van de instellingen niet opnieuw
opgestart, waarmee de tijd die nodig is
voor het configureren van de printers
wordt gereduceerd. We raden u echter
aan om het selectievakje [Herstart de printer automatisch na gebruik] wel in
te schakelen bij het configureren van de
eerste printer, zodat u kunt controleren of
er een verbinding met het toegangspunt
tot stand kan worden gebracht met de
instellingen. Zie Herstart de printer automatisch na gebruik op pagina 30 voor
meer informatie.
3
33
Hoofdstuk 3
d Herhaal de stappen a-c voor alle
printers waarvan u de instellingen wilt
wijzigen.
Als het IP-adres is ingesteld op
[
STATIC
printer ook gewijzigd in het IP-adres van
de eerste printer.
Wijzig zo nodig het IP-adres van de
printer.
OPMERKING
Als u de instellingen als bestand wilt
opslaan, klikt u op [Bestand] [Exporteren].
U kunt dezelfde instellingen toepassen op
een andere printer door op [Bestand] [Importeren] te klikken en het
geëxporteerde instellingenbestand te
selecteren. (Zie Importeren op pagina 30.)
.
], wordt het IP-adres van de
Apparaatinstellingen
Met [Apparaatinstellingen] in "Printer
Instelling Tool" kunt u standaardinstellingen
voor de printer en instellingen voor het
tikpaneel (optioneel, alleen TD-2120N/2130N)
wijzigen.
Bij het afdrukken vanuit een toepassing op de
computer kunt u verschillende instellingen
opgeven met het printerstuurprogramma;
als u echter [Apparaatinstellingen] in
"Printer Instelling Tool" gebruikt, kunt u
meer geavanceerde instellingen opgeven.
Als u [Apparaatinstellingen] opent, worden
de huidige instellingen van de printer
opgehaald en weergegeven. Als de huidige
instellingen niet kunnen worden opgehaald
worden de instellingen daarvoor
weergegeven. Als de huidige instellingen niet
kunnen worden opgehaald en de instellingen
daarvoor niet kunnen worden weergegeven,
worden de standaardinstellingen van de tool
weergegeven.
3
1
2
3
7
1Menubalk
Selecteer een opdracht in een van de menu’s.
2Printer
Selecteer de printer waarvoor de
apparaatinstellingen moeten worden
opgegeven.
Als er slechts één printer aangesloten is, hoeft
u geen printer te selecteren omdat alleen die
printer wordt weergegeven.
3Tabbladen voor instellingen
Klik op de tab met de instellingen die u wilt
opgeven of wijzigen.
4
5
6
34
Printer Instelling Tool
OPMERKING
• Als wordt weergegeven op een tabblad,
kunnen de instellingen op dat tabblad niet
worden opgegeven of gewijzigd. Bovendien
worden de instellingen op het tabblad niet
toegepast op de printer, zelfs niet als u op
[Toepassen] klikt. Evenmin worden de
instellingen op het tabblad opgeslagen of
geëxporteerd als u de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren] geeft.
•"Paneelinstellingen (1)" en
"Paneelinstellingen (2)" worden alleen
weergegeven bij selectie van TD-2120N/2130N
bij [Printer]. Geef daarop instellingen op als het
tikpaneel (optioneel) wordt gebruikt.
4Huidige instellingen
Klik op deze knop om de instellingen op te halen
van de printer die op dat moment is aangesloten
en die weer te geven in het dialoogvenster.
De instellingen worden ook opgehaald voor
parameters op tabbladen met .
OPMERKING
Als u op de knop [Huidige datum/tijd] klikt,
wordt de huidige tijd opgehaald van de
computer en weergegeven bij [Tijd instellen]
op het tabblad "Paneelinstellingen (2)".
(U kunt alleen instellingen opgeven voor datum
en tijd als het tikpaneel is aangesloten.)
5Parameters
Weergave van de huidige instellingen. Wijzig
instellingen met behulp van vervolgkeuzelijsten,
directe invoer of andere methoden.
6Sluiten
Het venster [Apparaatinstellingen] wordt
gesloten; u keert terug naar het hoofdvenster
van "Printer Instelling Tool".
7Toepassen
Klik op [Toepassen] om de instellingen toe te
passen op de printer.
Selecteer [Opslaan in opdrachtbestand] in de
vervolgkeuzelijst om de opgegeven instellingen
op te slaan in een opdrachtbestand.
U kunt het opgeslagen opdrachtbestand
gebruiken in combinatie met de functie voor
massaopslag om instellingen toe te passen op
een printer. (Zie Functies voor massaopslag
op pagina 48.)
Tabbladen voor instellingen3
Tabblad Basis3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
1Deze instellingen uitschakelen
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt
weergegeven op het tabblad en kunnen geen
instellingen meer worden opgegeven of
gewijzigd.
De instellingen op een tabblad waarop
wordt weergegeven, worden niet toegepast op
de printer, zelfs niet als u op [Toepassen] klikt.
Bovendien worden de instellingen op het
tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd als
u de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand]
of [Exporteren] geeft.
Schakel het selectievakje uit als u de
instellingen wilt toepassen op de co mputer,
wilt opslaan of wilt exporteren.
2Stroom aan wanneer aangesloten
Hiermee geeft u op of de printer automatisch
wordt ingeschakeld als de stekker van de
netspanningsadapter in een stopcontact wordt
gestoken.
Instelling voor de duur van inactiviteit voordat
de printer automatisch wordt uitgeschakeld.
Mogelijke instellingen: [Geen], 10 min. tot
60 min. (in stappen van 10 minuten)
4Uitgangsstand (alleen TD-2120N/2130N)
Hiermee bepaalt u de uitvoerlocatie voor media.
Mogelijke instellingen: [Afscheuren],
[Labelpeller]
3
35
Hoofdstuk 3
5Opdrachtmodus
De opdrachtmodus voor de printer instellen.
Mogelijke instellingen: [Raster], [ESC/P],
[P-touch Template]
6Tekstrichting
Hiermee bepaalt u de afdrukstand.
Mogelijke instellingen: [Normaal], [180 graden
gedraaid]
Deze instelling wordt alleen gebruikt als het
printerstuurprogramma niet wordt gebruikt.
Als het printerstuurprogramma wordt gebruikt,
wordt de instelling die is opgegeven in het
printerstuurprogramma gebruikt.
7Afdrukprioriteit
Instelling voor de afdrukkwaliteit van de printer.
Mogelijke instellingen: [Kwaliteit], [Snelheid]
OPMERKING
U kunt de [Afdrukprioriteit] ook opgeven in
het printerstuurprogramma, maar de instelling
wordt dan gewist als de printer wordt
uitgeschakeld. Als u de instelling wijzigt met
deze tool, blijft hij behouden als de printer
wordt uitgeschakeld. Gebruik deze tool dus om
de instelling op te geven als u van plan bent af
te drukken zonder het printerstuurprogramma.
8Afdrukdichtheid
Hiermee wijzigt u de afdrukdichtheid van de
printer.
Mogelijke instellingen: -5-+5
Tabblad Geavanceerd3
1
2
3
4
5
6
1Deze instellingen uitschakelen
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt
weergegeven op het tabblad en kunnen geen
instellingen meer worden opgegeven of
gewijzigd.
De instellingen op een tabblad waarop
wordt weergegeven, worden niet toegepast op
de printer, zelfs niet als u op [Toepassen] klikt.
Bovendien worden de instellingen op het
tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd als
u de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand]
of [Exporteren] geeft.
Schakel het selectievakje uit als u de
instellingen wilt toepassen op de computer,
wilt opslaan of wilt exporteren.
9Voorste rand papier uitlijnen als de klep is
gesloten
Instelling voor het al dan niet automatisch
doorvoeren van het papier als de klep wordt
gesloten.
Mogelijke instellingen: [Invoer], [Niet invoeren]
10 Afdruk refferentie punt aanpassing
U kunt het referentiepunt bijstellen (het nulpunt
bij het afdrukken). Hiermee kunt u een
verkeerde uitlijning veroorzaakt door een
verschil in printermodellen of vaste marges
van bepaalde toepassingen corrigeren.
Het referentiepunt kan niet worden aangepast
voor rasterafdrukken.
11 Afscheur aanpassing
De snijpositie aanpassen als het papier wordt
afgesneden met de afscheurbalk.
Beschikbare instellingen: -10,0 mm tot 10,0 mm
36
2Functie Toets Afdrukken
De bewerking instellen die wordt uitgevoerd
als u op de knop (Afdrukken) drukt.
Bij selectie van [Programma-instellingen]
kunt u op de knop [Bestand] klikken om een
opdrachtbestand te selecteren.
Opslaan van het printerlogboek in- of
uitschakelen. Als u [Uitschakelen] selecteert,
is de opdracht [Extra] - [Printerlogboek opslaan in bestand] niet beschikbaar.
U kunt afdrukgegevens al dan automatisch
verwijderen na het afdrukken.
Mogelijke instellingen: [Alle afdrukgegevens
wissen], [Afdrukgegevens opslaan]
Tabblad Sensoraanpassing3
Als u RD-rollen gebruikt, hoeft u de sensors
niet aan te passen.
2Mediasensor (Transmissie/opening)
U kunt de volgende parameters aanpassen
voor de sensor Transmissie/opening.
[Detectiegevoeligheid]
Aanpassen van de precisie van de sensor
die de opening (de lege ruimte) tussen
Print & Knip-labels detecteert.
Mogelijke instellingen: -2-+2
[Aanpassing luminescentie]
Aanpassen van de hoeveelheid licht die
wordt uitge stra al d do o r de sen sor
Transmissie/opening.
Mogelijke instellingen: -2-+2
3Mediasensor (Reflectief/Balk)
U kunt de volgende parameters aanpassen
voor de sensor reflectief/zwarte markering.
[Markering detectiegevoeligheid]
Aanpassen van de precisie van de sensor
die de zwart e ma rkeri n ge n detecteert.
Mogelijke instellingen: -2-+2
[Aanpassing luminescentie]
Aanpassen van de hoeveelheid licht die wordt
uitgestraald door de sensor reflectief/zwarte
markering.
Mogelijke instellingen: -2-+2
3
1
2
3
4
1Deze instellingen uitschakelen
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt
weergegeven op het tabblad en kunnen geen
instellingen meer worden opgegeven of
gewijzigd.
Bovendien worden de instellingen op een
tabblad waarop wordt weergegeven,
niet toegepast op de printer, zelfs niet als u op
[Toepassen] klikt. Schakel het selectievakje
uit om de opgegeven of gewijzigde instellingen
toe te passen op de printer.
4Mediasensor (Afpellen)
(alleen TD-2120N/2130N)
Deze optie wordt alleen weergegeven als
u TD-2120N/2130N selecteert bij [Printer].
Instellingen opgeven bij gebruik van de
labelpeller (optioneel).
Aanpassen van de precisie van de sensor die
detecteert of het label is afgepeld.
Mogelijke instellingen: -2-+2
37
Hoofdstuk 3
Paneelinstellingen (1)3
Instellingen opgeven als het tikpaneel
(optioneel) wordt gebruikt
(alleen TD-2120N/2130N).
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Paneelinstellingen (2)3
12
13
14
15
16
17
1Deze instellingen uitschakelen
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt
weergegeven op het tabblad en kunnen geen
instellingen meer worden opgegeven of
gewijzigd.
De instellingen op een tabblad waarop
wordt weergegeven, worden niet toegepast op
de printer, zelfs niet als u op [Toepassen] klikt.
Bovendien worden de instellingen op het
tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd als u
de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of
[Exporteren] geeft. Schakel het selectievakje
uit als u de instellingen wilt toepassen op de
computer, wilt opslaan of wilt exporteren.
2Paneel inst.
Hiermee bepaalt u welk bedieningspa neel u
gebruikt.
Welke weergavetalen u kunt selecteren is
afhankelijk van het printermodel. Als u een
geselecteerde taal niet kunt gebruiken voor het
tikpaneel, wordt de weergavetaal niet gewijzigd.
Controleer of het tikpaneel de geselecteerde
taal kan weergeven.
Printer Instelling Tool
6Achtergr.verl.
Hiermee schakelt u de LCD-schermverlichting
in en uit.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit]
7LCD-contrast
Hiermee bepaalt u het LCD-schermcontrast.
Mogelijke instellingen: -2-+2
8Pieper
Hiermee bepaalt u of de printer p iept wa nneer
u op een toets op het tikpaneel drukt.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit]
9Bewerken uit
Hiermee bepaalt u of labellay-outs kunnen
worden bewerkt.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit]
10 Inst. vergr.
Hiermee bepaalt u of instellingen die u hebt
geselecteerd door op [] (instellingen) op
het tikpaneel te drukken, kunnen worden
gewijzigd.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit]
16 Afdr. bevest.
Hiermee bepaalt u of een melding wordt
weergegeven vóór het afdrukken, zodat het
aantal afdrukken kan worden gecontroleerd.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit]
17 Std. exemplaren
Hiermee stelt u het aantal afdrukken in dat
standaard wordt afgedrukt.
Mogelijke instellingen: 1-999
3
11 Beh.wachtwoord
Geef een wachtwoord op voor toegang tot
basinstellingen die worden opgegeven door
op [] (beheer) te drukken op het tikpaneel.
Geef een wachtwoord op van vier tekens.
Als u het selectievakje [Het wachtwoord op het scherm weergeven] inschakelt, worden
wachtwoorden bij het opgeven weergegeven
op het scherm van de computer.
12 Tijd instellen
Hiermee stelt u de tijd en datum voor het
tikpaneel in.
U kunt alleen instellingen opgeven voor datum
en tijd als het tikpaneel is aangesloten.
13 Huidige datum/tijd
Klik op deze knop om de huidige datum en tijd
op te vragen op de computer en hier weer te
geven.
14 Datumnotatie
Hiermee bepaalt u de datumnotatie voor de
klok.
15 Tijdnotatie
Hiermee bepaalt u de tijdnotatie voor de klok.
39
Hoofdstuk 3
Menubalk3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1Instellingen op printer toepassen
De instellingen toepassen op de printer.
Deze opdracht heeft hetzelfde effect als
klikken op de knop [Toepassen].
2Instellingen opslaan in opdrachtbestand
De opgegeven instellingen opslaan in een
opdrachtbestand.
Deze opdracht heeft hetzelfde effect als het
selecteren van [Opslaan in opdrachtbestand] in de vervolgkeuzelijst
[Toepassen].
3Importeren
Het geëxporteerde bestand importeren en de
instellingen weergeven in deze tool.
4Exporteren
De huidige instellingen opslaan in een
bestand.
10
11
5Printerlogboek opslaan in bestand
Het printerlogboek wordt opgeslagen in een
bestand met CSV-indeling.
In het printerlogboek worden de volgende
gegevens opgenomen:
Tijd/datum van afdrukken (alleen bij
gebruik van het tikpaneel. Bij tijd wordt het
tijdstip geregistreerd waarop het afdrukken
is voltooid.)
Toetsnummer*
Sjabloonnaam*
Naam van de aan de sjabloon gekoppelde
database*
Aantal records in de database*
Aantal afgedrukte exemplaren
Foutgegevens
* Alleen bij het afdrukken van op de printer
opgeslagen sjablonen
40
OPMERKING
U kunt het printerlogboek niet opslaan in een
bestand als [Printerlogboek opslaan] op het
tabblad [Geavanceerd] is ingesteld op
[Uitschakelen], en die instelling al i s toegepast
op de printer.
U kunt de printerinstellingen ook afdru kken
door op de knop (Afdrukken) te klikken.
Zie De printerinstelli n ge n afdru kken
op pagina 19 voor meer informatie.
7Resetten naar fabrieksinstellingen
Alle printerinstellingen, inclusief de
communicatie-instellingen, worden teruggezet
op de fabrieksinstellingen. Op de printer en in
het printerlogboek opgeslagen sjablonen en
databases worden echter niet verwijderd.
8Sjabloon en database verwijderen
De op de printer opgeslagen sjablonen en
databases worden verwijderd.
9Printerlogboek verwijderen
Het op de printer opgeslagen printerlogboek
wordt verwijderd.
10 Optie-instellingen
Als u het selectievakje [Geen foutbericht
weergeven als de huidige instellingen
bij het opstarten niet kunnen worden
opgehaald.] inschakelt, wordt de volgende
keer geen bericht weergegeven.
11 Info
Geeft de versie-informatie weer.
Instellingen P-touch
Template
De P-touch Template-modus is een
verzameling functies voor het invoegen van
gegevens vanaf een apparaat, zoals een
op de printer aangesloten barcodelezer, in
tekst en barcode-objecten in op de printer
opgeslagen opmaken. Dat is handig bij het
afdrukken van labels en barcodes.
U kunt bij [Instellingen P-touch Template]
in "Printer Instelling Tool" instellingen
opgeven en wijzigen voor het gebruik van
P-touch Template-functies.
P-touch Template3
Hieronder staan de functies van P-touch
Template.
Eenvoudige bewerkingen3
Vooraf ingestelde sjablonen afdrukken
Als een vaak gebruikte label-indeling in
de printer is opgeslagen, kunnen labels
gemakkelijk worden afgedrukt door
de barcode van elke label-indeling te
scannen.
Barcodes afdrukken
U kunt een met een barcodelezer
gescande barcode afdrukken met het
protocol en de grootte van een eerder
gemaakte sjabloon.
3
3
Labels afdrukken met behulp van een
database
Door objecten in een label-indeling te
koppelen aan een database , en daarna de
sleutelbarcodes voor de database te
scannen, kunnen labels worden afgedrukt
waarbij objecten in de sjabloon worden
vervangen door gegevens uit de database.
41
Hoofdstuk 3
Geavanceerde bewerkingen3
Nummerfunctie (serienummer) afdrukken
U kunt labels afdrukken met een
automatisch oplopende nummering of
barcode.
OPMERKING
Raadpleeg de Softwarehandleiding op de
cd-rom voor meer informatie over het
gebruik van de functies van P-touch
Template. Raadpleeg bovendien P-touch
Template Command Reference
(Opdrachtregelnaslag voor P-touch
Template) als u gebruikmaakt van
opdrachtverwijzing. De nieuwste versies
kunt u downloaden van het Brother
Solutions Center.
http://solutions.brother.com/
Selecteer het product en vervolgens
[Handleidingen].
Dialoogvenster Instellingen
P-touch Template3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1Default Command Mode
Selecteer de modus [P-touch Template] om
sjablonen van P-touch Template te gebruiken.
Het sjabloonnummer opgeven dat standaard
wordt geselecteerd als de printer wordt
ingeschakeld.
Als een sjabloon echter zo is ingesteld dat het
niet kan worden overgebracht naar de printer,
kunt u het nummer van die sjabloon niet
opgeven.
3Data Delimiter for P-touch
Een scheidingsteken is een symbool dat w ordt
gebruikt om aan te geven waar een volgend
object begint in de gegevens die naar de
printer worden verzonden. U kunt
1 tot 20 tekens opgeven.
4Trigger for P-touch Template Printing
Selecteer een van de drie volge nde op ties om
de start van het afdrukken te activeren.
[Command Character]: Het afdrukken begint
als het hier opgegeven opdrachtteken word t
ontvangen.
[Data Insertion into All the Objects]: Het
afdrukken begint als het scheidingsteken
van het laatste object is ontvangen.
[Received Data Size]: Het afdrukken begint
als het hier opgegeven aantal tekens is
ontvangen. Daarbij worden scheidingstekens
niet meegeteld.
De volgende 12 codes worden ingeschakeld,
afhankelijk van het in de lijst hiervoor
geselecteerde land.
23h 24h 40h 5Bh 5Ch 5Dh 5Eh 60h 7Bh 7Ch
7Dh 7Eh
Raadpleeg de P-touch Template Command
Reference (Opdrachtregelnaslag voor P-touch
Template) (die u kunt downloaden van de
website Brother Solutions Center) voor een
overzicht van de tekens die kunnen worden
omgeschakeld.
7Command Prefix Character
Hier kunt u een opdrachtprefix-teken opgeven.
Geef een enkel teken op.
Het prefix-teken is een code waaraan
opdrachten in P-touch Template-modus
worden herkend.
8Non-Printed Character
De tekens die u hier opgeeft, worden niet
afgedrukt bij de ontvangst van gegevens.
Geef 1 tot 20 tekens op.
9Available Return Code
De code voor een regelomslag wordt gebruikt
bij de invoer van gegevens om aan te geven dat
wat volgt in een tekstobject op een nieuwe
regel moet worden afgedrukt. U kunt een van
de volgende vier regelomslagcodes selecteren,
of zelf 1 tot 20 tekens opgeven als
regelomslagcode.
Hier kunt u opgeven of GS-codes, die zijn
opgenomen in barcodeprotocollen als
GS1-128 (UCC/EAN-128), moeten worden
vervangen door FNC1-codes.
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt een
ontvangen GS-code vervangen door de
FNC1-code. Als u dit selectievakje uitschakelt,
wordt een ontvangen GS-code zonder
wijzigingen uitgevoerd.
11 Number of Copies
Het aantal af te drukken exemplaren opgeven.
U kunt een waarde tussen 1 en 99 opgeven.
12 Give priority to print quality
Instelling voor de afdrukkwaliteit. Als u dit
selectievakje inschakelt, wordt prioriteit
gegeven aan de afdrukkwaliteit.
Als u dit selectievakje uitschakelt, wordt
prioriteit gegeven aan de afdruksnelheid.
13 Inverted 180 Degrees
Als u dit selectievakje inschakelt, worden de
gegevens afgedrukt nadat ze 180 graden zijn
gedraaid.
14 Communication Settings
Hiermee kunt u de volgende instellingen
opgeven voor seriële communicatie:
Baud Rate: Va
Bit Length: [7]-bits, [8]-bits
Parity: [None], [Odd], [Even]
Busy Control: [DTR], [XON/XOFF]
15 Set
Als u op de knop [Set] klikt (in het
hoofddialoogvenster of in het dialoogvenster
Communications Settings), worden de
instellingen opgeslagen in een .ini-bestand
bij het sluiten van het dialoogvenster.
Selecteer [Save in Command File] in
de vervolgkeuzelijst om de opgegeven
instellingen op te slaan in een
opdrachtbestand. U kunt het opgeslagen
opdrachtbestand gebruiken in combinatie
met de functie voor massaopslag om
instellingen toe te passen op een printer.
(Zie Functies voor massaopslag
op pagina 48.)
16 Cancel
De instellingen worden geannuleerd en het
dialoogvenster wordt gesloten. De instellingen
blijven ongewijzigd.
17 Default
Klik op deze knop om de instellingen
(inclusief de instellingen in het dialoogvenster
[Communication Settings]) terug te zetten op
de fabrieksinstellingen.
n [300] bps tot [115200] bps
3
43
Hoofdstuk 3
Instelling
papierformaat
Bij [Instelling papierformaat] in "Printer
Instelling Tool" kunt u papierformaten
toevoegen die niet beschikbaar zijn in de
lijst [Papierformaat] van het
printerstuurprogramma.
In tegenstelling tot het opgeven van
papierformaten bij een normale printer
moeten papierformaten worden verzonden
naar de printer als u een papierformaat wilt
toevoegen aan de printer.
Als u afdrukt op een papierformaat dat niet bij
de printer is geregistreerd, levert dat mogelijk
onbedoelde resultaten op.
Het dialoogvenster Instelling
papierformaat3
Registreer een papierformaat niet als
3
3Bewerken
hetzelfde formaat al eerder is
geregistreerd. Dat levert mogelijk
onbedoelde resultaten op.
Als u papier wilt gebruiken met hetzelfde
formaat als een al geregistreerde soort
papier, selecteert u het gewenste
formaat in de lijst [Geregistreerde papierformaten] in het dialoogvenster
[Instelling papierformaat] en wijzigt u
daarna de instellingen in het
dialoogvenster [Bewerken].
Hiermee kunnen de instellingen voor het
geselecteerde papierformaat worden bewerkt.
Klik op [Overschrijven] om het geselecteerde
papierformaat met de nieuwe instellingen op te
slaan. Als u een papierformaat met de ni euwe
instellingen wilt toevoegen, wijzigt u de naam
in het venster [Naam papierformaat] en klikt u
vervolgens op [Toevoegen].
Vooraf ingestelde formaten van RD-rol len kunt
u niet bewerken.
78
1Huidige instellingen
Weergave van de huidige instellingen voor het
geselecteerde papierformaat.
2Nieuw
Klik op deze knop om het dialoogvenster
[Nieuw] te openen en een nieuw papierfor maat
te registreren. Zie Het dialoogvenster Nie uw
op pagina 45 voor meer informatie.
4Verwijderen
Hiermee kunt u het geselecteerde papierformaat
1
2
3
4
5
6
verwijderen. Als u een papierformaat hebt
verwijderd, kunt u dit niet herstellen.
5Importeren
Het tekstbestand met de instellingen voor het
papierformaat wordt gelezen en vervangt de
inhoud van de lijst [Geregistreerde papierformaten].
Wanneer de lijst wordt geïmporteerd,
wordt de volledige inhoud van de lijst
[Geregistreerde papierformaten]
vervangen door de geïmporteerde
papierformaten.
6Exporteren
Hiermee worden de instellingen voor het
papierformaat in de lijst [Geregistreerde papierformaten] geëxporteerd naar een
bestand. De geëxporteerde formaten kunnen
vervolgens worden gedistribueer d naar andere
computers. Zie Papierformaten distribueren
op pagina 47 voor meer informatie.
7Sluiten
Het venster [Instelling papierformaat] wordt
gesloten; u keert terug naar het hoofdvenster
van "Printer Instelling Tool".
44
Printer Instelling Tool
8Optie
Klik op de knop b en selecteer een bewerking.
Klik op [Meld het papierformaat aan met
Printer] om de instellingen voor het
geselecteerde papier te registreren bij een
printer.
Klik op [Opslaan in opdrachtbestand] om de
instellingen voor papierformaat te exporteren
als opdrachtbestand. (De bestandsextensie
is ".bin".)
OPMERKING
• Als u op [Sluiten] klikt terwijl het papierformaat
is geregistreerd bij de printer, wordt het
dialoogvenster [Instelling papierformaat]
geopend met het toegevoegde papierformaat
in de lijst [Geregistreerde papierformaten].
De toepassing moet eerst worden afgesloten
en opnieuw worden gestart voordat het nie uwe
papierformaat in de lijst wordt weergegeven.
• Met behulp van de volgende functies is het
eenvoudig om de instellingen toe te passen
op een printer.
• De functie massaopslag (zie pagina 48).
• Bluetooth (Object Push Profile (OPP)).
•Wi-Fi
®
(File Transfer Profile (FTP)).
Deze instellingenopdrachten zijn
alleen bedoeld voor het toepassen van
instellingen op een printer. U kunt deze
opdrachten niet importeren in het
dialoogvenster [Instelling
papierformaat].
Het dialoogvenster Nieuw3
1
2
3
3
4
56
1Naam papierformaat
Geef hier de naam op voor het toe te voegen
papierformaat.
2Papiertypen
Selecteer een papiertype.
Mogelijke instellingen: [Lint met een
continue lengte], [Media met markeringen],
[Print & Knip-label]
3Gedetailleerde instellingen
Geef details op voor het toe te voegen
papierformaat.
4Geavanceerde afdrukinstellingen
Klik op deze knop om het dialoogvenster
[Geavanceerde afdrukinstellingen] te openen
en gevanceerde instellingen op te geven voor
de papierformaten. Zie Het dialoogvenster Geavanceerde afdrukinstellingen op pagina 46
voor meer informatie.
5Annuleren
De instellingen worden geannuleerd en het
dialoogvenster wordt gesloten. De instellingen
blijven ongewijzigd.
6Toevoegen
Klik op deze knop om het papierformaat toe te
voegen.
45
Hoofdstuk 3
Het dialoogvenster Geavanceerde
afdrukinstellingen
1
2
3
4
5
76
1Aanpassen referentiepunt voor afdrukken
U kunt het referentiepunt bijstelle n (het nulpunt
bij het afdrukken). Hiermee kunt u een
verkeerde uitlijning veroorzaakt door een
verschil in printermodellen of vaste marg es van
bepaalde toepassingen corrigeren.
2Afscheur aanpassing
De snijpositie aanpassen als het papier wordt
afgesneden met de afscheurbalk.
Beschikbare instellingen: -10,0 mm tot 10,0 mm
3Energieverbruik
Wijzig de instelling als het noodzakelijk is de
hoeveelheid hitte (energie) van de pri ntkop aan
te passen.
3
Omdat de instellingen bij [Mediasensor
(Transmissie/opening)] (pagina 37) in het
dialoogvenster [Apparaatinstellingen] effect
uitoefenen, dient u bijpassende waarden op
te geven.
Voorbeeld van de instellingen:
Instelling
VB1
Apparaatinstellingen2-2
Instelling
papierformaat
Daadwerkelijk effect40
5Mediasensor (Reflectief/Balk)
Pas de precisie aan waarmee de sensor
reflectief/zwarte markering zwarte markeringen
en de hoeveelheid licht die wordt uitgestraald
door de sensor, detecteert.
U kunt instellingen opgeven als [Papiertypen]
is ingesteld op [Media met markeringen].
22
Instelling
VB2
OPMERKING
Omdat de instellingen bij [Mediasensor
(Reflectief/Balk)] (pagina 37) in het
dialoogvenster [Apparaatinstellingen]
effect uitoefenen, dient u bijpassende waarden
op te geven.
Voorbeeld van de instellingen:
OPMERKING
Instelling
VB1
Apparaatinstellingen2-2
Instelling
VB2
OPMERKING
Mogelijk ontstaan er verschillen in contrast in
het afdrukresultaat als gevolg van
omgevingsfactoren en het gebruikte papier.
Wijzig zo nodig de instelling.
4Mediasensor (Transmissie/opening)
Pas de precisie aan waarmee de sensor
Transmissie/opening de opening (de lege
ruimte) tussen Print & Knip-labels en de
hoeveelheid licht die wordt uitgestraald door
de sensor, detecteert.
U kunt instellingen opgeven als [Papiertypen]
is ingesteld op [Print & Knip-label].
46
Instelling
papierformaat
Daadwerkelijk effect40
6OK
De instellingen opslaan en terugkeren naar het
dialoogvenster [Nieuw].
7Annuleren
De instellingen worden geannuleerd en het
dialoogvenster wordt gesloten. De instellingen
blijven ongewijzigd.
22
Printer Instelling Tool
Papierformaten distribueren3
U kunt de papierformaten die u uit de lijst
[Geregistreerde papierformaten] hebt
geëxporteerd, distribueren naar andere
computers.
Alleen papierformaten distribueren3
Als het printerstuurprogramma is geïnstalleerd
op de ontvangende computer, hoef t u alle en
de papierformaten te distribueren.
a Geef de papierformaatinstellingen op
bij de verzendende computer en klik
vervolgens op [Exporteren]. (Zie
Instelling papierformaat op pagina 44
voor meer informatie.)
De volgende bestanden worden
gemaakt.
TD-2020:
bst202ed.txt, bst202ed.ptd, pdt3335.bin
TD-2120N:
bst212ed.txt, bst212ed.ptd, pdt3535.bin
TD-2130N:
bst213ed.txt, bst213ed.ptd, pdt3635.bin
Papierformaten samen met het
installatieprogramma distribueren
Als het printerstuurprogramma niet is
geïnstalleerd op de ontvangende computer,
kunnen de te distribueren papierformaten
worden gebundeld met het
installatieprogramma voor het
printerstuurprogramma.
a Geef de papierformaatinstellingen op
bij de verzendende computer en klik
vervolgens op [Exporteren]. (Zie
Instelling papierformaat op pagina 44
voor meer informatie.)
De volgende bestanden worden
gemaakt.
TD-2020:
bst202ed.txt, bst202ed.ptd, pdt3335.bin
TD-2120N:
bst212ed.txt, bst212ed.ptd, pdt3535.bin
TD-2130N:
bst213ed.txt, bst213ed.ptd, pdt3635.bin
b Plaats de cd-rom in het cd-romstation
van de verzendende computer.
3
3
b Sla bst202ed.txt, bst212ed.txt of
bst213ed.txt op een willekeurige locatie
op de ontvangende computer op.
c Klik op de ontvangende computer op
[Importeren].
De papierformaten worden vervangen
door de geïmporteerde formaten.
c Kopieer de map TD-2000 van het
cd-romstation:\uw taal\Drivers naar een
willekeurige locatie op de verzendende
computer.
d Overschrijf de inhoud van de map
Aangepast in TD-2000\Drivers
(gekopieerd bij stap c) met de drie
bestanden die u hebt gemaakt bij
stap a.
e Sla de map TD-2000 folder op een
willekeurige locatie op de ontvangende
computer op.
f Dubbelklik op de ontvangende
computer op [Setup.exe].
Voltooi de installatie volgens de
instructies die op het scherm worden
weergegeven.
47
4
Andere functies4
Functies voor
massaopslag
De functie massaopslag4
Met de functie voor massaopslag ku nt u
opdrachten uitvoeren door via USB gegevens
van een computer of een ander apparaat te
verzenden naar de printer. Bestan den die u
hebt gekopieerd naar het massaopslaggebied
worden verwerkt als u op de knop
(Afdrukken) drukt.
De functie is handig onder de volgende
omstandigheden.
U wilt sjablonen (.blf-indeling) en
instellingen die zijn opgeslagen in
een opdrachtbestand (.bin-indeling) die
door de beheerder zijn gedistribueer d,
toepassen zonder een hulpprogramma
te gebruiken
U wilt opdrachten uitvoeren zonder het
printerstuurprogramma te installeren
U wilt afdrukken en gegevens
overbrengen van een apparaat met
een besturingssysteem (ook
niet-Windows
met een USB-hostfunctie
®
-besturingssystemen)
De functie voor massaopslag
4
gebruiken4
a Controleer of de printer uitgeschakeld is.
b Houd de knop (Afdrukken) ingedrukt,
druk op de knop (Aan-/uitknop) en
houd die ook ingedrukt.
De printer wordt ingeschakeld in
massaopslagmodus en het
POWER-lampje (Aan-/uitlampje)
gaat oranje branden.
c Sluit de computer of het apparaat aan
op de printer met behulp van een
USB-kabel.
Op het scherm van de computer of het
apparaat wordt het massaopslaggebied
van de printer weergegeven.
OPMERKING
Als het massaopslaggebied niet
automatisch wordt weergegeven,
raadpleegt u de bedieningshandleiding
van het besturingssysteem van de
computer of het apparaat voor informatie
over weergave van het
massaopslaggebied.
d Sleep het bestand dat u wilt kopiëren
naar het massaopslaggebied.
48
e Druk op de knop (Afdrukken).
Het opdrachtbestand wordt uitgevoerd.
Tijdens de uitvoering van het
opdrachtbestand brandt het
POWER-lampje (Aan-/uitlampje)
oranje terwijl het STATUS-lampje
(Statuslampje) groen knippert.
f Als het bestand is uitgevoerd, dooft het
STATUS-lampje (Statuslampje).
Andere functies
g Schakel de printer uit om de
massaopslagmodus uit te schakelen.
De printer start weer op in de normale
afdrukmodus.
Bij het uitschakelen van de printer
wordt de massaopslagmodus
uitgeschakeld en worden alle
bestanden in het
massaopslaggebied verwijderd.
De functie ondersteunt .bin- en
.blf-bestanden. Gebruik geen
andere bestandsindelingen bij
deze functie.
Maak geen mappen in het
massaopslaggebied. Als u een map
maakt in het massaopslaggebied,
worden bestanden in die map niet
uitgevoerd.
Het massaopslaggebied heeft een
capaciteit van 2,45 MB. Het
functioneren kan niet worden
gegarandeerd bij gebruik van
bestanden groter dan 2 MB.
Als u meerdere bestanden kopieert,
kan niet worden gegarandeerd in
welke volgorde de bestanden
worden uitgevoerd.
Functies voor bedrade en
draadloze LAN-verbindingen,
Bluetooth-verbindingen en
verbindingen met een seriële
adapter RJ25 naar DB9M zijn
niet beschikbaar als de
massaopslagmodus op de
printer actief is.
Open geen andere bestanden in
het massaopslaggebied als een
gekopieerd bestand wordt
uitgevoerd.
Beheer via een
webbrowser (alleen
TD-2120N/2130N)
Deze printer is uitgerust met een webserver
waarmee u de status van de printer kunt
controleren en sommige van de instellingen
kunt veranderen met behulp van HTTP
(Hyper Text Transfer Protocol).
OPMERKING
• Zorg ervoor dat JavaScript en cookies
altijd zijn ingeschakeld in de browser die
ugebruikt.
• U kunt beheer via een webbrow ser alleen
gebruiken als uw netwerk met het protoco l
TCP/IP werkt, en als de printer en de
computer beide een geldig IP-adres
hebben. Druk de printerinstellingen af om
het IP-adres van de printer weer te geven.
Zie De printerinstellingen afdrukken
op pagina 19 voor meer informatie.
a Start de webbrowser.
b Typ "http://xxx.xxx.xxx.xxx/" op de
adresbalk van de webbrowser.
("xxx.xxx.xxx.xxx" is het IP-adres van
de printer.)
Voorbeeld: http://192.168.1.2/
c U kunt nu de instellingen van de
afdrukserver wijzigen.
OPMERKING
Als u een optioneel netwerkwachtwoord
hebt geconfigureerd, moet u dat, wanneer
erom wordt gevraagd, invoeren voor
toegang tot beheer via een webbrowser.
Zie de Netwerkhandleiding op de cd-rom
voor meer informatie.
4
4
49
Hoofdstuk 4
Software
Development Kit
Er is een software development kit (SDK). Ga naar
het Brother Developer Center
(
http://www.brother.com/product/dev/index.htm).
Daar kunt u de b-PAC SDK en de SDK’s voor
mobiele apparaten (Windows Mobile, Android,
iPhone en iPad) downloaden. (De SDK’s die u
kunt downloaden, kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.)
4
50
5
De printer onderhouden5
De printer moet worden onderhouden
als dit nodig is. In sommige omgevingen
(bijvoorbeeld in stoffige ruimtes) is echter een
frequenter onderhoud vereist. Als stof en vuil
niet worden verwijderd, kunnen er witte
strepen op de afgedrukte labels komen,
of treden er papierstoringen op.
De printkop
onderhouden
Veeg de printkop met een droog
wattenstaafje schoon (1).
1
Onderhoud van
de degelrol
Verwijder vuil van de degelrol met een stukje
plakband (1).
5
1
5
5
Gebruik geen organische
oplosmiddelen, zoals benzeen.
51
Hoofdstuk 5
Onderhoud van
de papieruitvoer
Als er lijm op de papieruitvoer (1) komt en er
papierstoringen optreden, neemt u de stekker
van de printer uit het stopcontact en maakt u
de papieruitvoer schoon met een licht met
isopropylalcohol bevochtigde doek.
1
Onderhoud van
5
de labelpeller
(optioneel) (alleen
TD-2120N/2130N)
Als er lijm op de papieruitvoer (1), de
labelscheider (2) of de pelsensor (3) komt
en er papierstoringen optreden, neemt u de
stekker van de printer uit het stopcontact en
maakt u de onderdelen schoon met een licht
met isopropylalcohol bevochtigde doek.
12
5
3
52
Lampjes6
6
Lampjes6
De lampjes branden en knipperen om de status van de printer weer te geven. De volgende
symbolen worden in dit deel gebruikt om uit te leggen wat de betekenis is van de verschillende
kleuren en patronen.
Zie Problemen oplossen op pagina 55 voor meer informatie over de oorzaken van problemen en
oplossingen.
of of
of of
of
POWER (Aan/uit)STATUSBeschrijving
Printer ingeschakeld
Initialiseren
Bovenklep van het compartiment voor de RD-rol open
De printer ontvangt gegevens
Gegevens overbrengen/importeren
Afkoelen
Het lampje brandt met de weergegeven kleur
Het lampje knippert met de weergegeven kleur
Het lampje knippert 1 of 3 keer in de
weergegeven kleur en dooft daarna
Het lampje knippert in één van de kleuren of
patronen
Het lampje is uit
6
(3 keer)(3 keer)
(1 keer)(1 keer)
(Eén keer
per 1,8 seconde)
(Twee keer
per 1,8 seconde)
Reset van het veld voor ophoging
Initialiseren voltooid
Fout 1
Zie Problemen oplossen op pagina 55.
Fout 2
Zie Problemen oplossen op pagina 55.
53
Hoofdstuk 6
POWER (Aan/uit)STATUSBeschrijving
Systeemfout
Modus opstarten actief
(3 keer)(3 keer)
(1 keer)
(Eén keer
per drie seconden)
(3 keer)
Reset
Massaopslagmodus actief
Bestand verwerken in massaopslagmodus
Draadloos LAN aan en verbonden*
(bij gebruik van de optionele WLAN-interface)
Bluetooth aan*
(bij gebruik van de optionele Bluetooth-interface)
USB-hostpoort verbonden met een ondersteund apparaat
Draadloos LAN aan maar niet verbonden*
(bij gebruik van de optionele WLAN-interface)
WPS instellen*
(bij gebruik van de optionele WLAN-interface)
Bluetooth ingeschakeld*
(bij gebruik van de optionele Bluetooth-interface)
* Alleen TD-2120N/2130N
54
Problemen oplossen7
7
Overzicht7
Wanneer de printer niet goed werkt, controleert u eerst of u de volgende ta ken correct hebt
uitgevoerd.
Wordt de printer gevoed met de netspanningsadapter of de oplaadbare li-ionbatterij
(optioneel)?
Zie Aansluiten op een spanningsbron voor wisselstroom op pagina 3 of De oplaadbare
li-ionbatterij/eenheid batterij gebruiken (optioneel: PA-BT-4000LI/PA-BB-001) (alleen
TD-2120N/2130N) op pagina 112.
Is het juiste printerstuurprogramma geselecteerd en geïnstalleerd?
Zie Het printerstuurprogramma en de so ftware installeren op pagina 4.
Is de printer aangesloten op een computer?
Zie De computer en de printer koppelen op pagina 21.
Lees de tips in dit hoofdstuk als u dan nog problemen ondervindt.
OPMERKING
Zie Foutberichten voor het tikpaneel (optioneel) (alleen TD-2120N/2130N) op pagina 63 voor
meer informatie over foutberichten die worden weergegeven op het tikp an ee l (optio n ee l )
(alleen TD-2120N/2130N).
Problemen oplossen7
ProbleemOplossing
Het POWER-lampje
(Aan-/uitlampje) brandt niet.
Is het netsnoer goed aangesloten?
Controleer of het netsnoer goed is aangesloten. Als de stekker
goed in het stopcontact is gestoken, probeer dan een ander
stopcontact.
Gebruik een originele Brother netspanningsadapter.
Is de oplaadbare li-ionbatterij (optioneel) correct geplaatst?
Controleer bij gebruik van een oplaadbare li-i onbatterij (optioneel)
of die correct is geplaatst.
7
De lampjes geven aan dat de
printer zich in de opstartmodus
bevindt.
Neem contact op met de klantenservice van Brother als het
POWER-lampje (Aan-/uitlampje) nog steeds niet brandt.
De netspanningsadapter is losgemaakt tijdens een update van de
firmware. Daarna is de printer in de opstartmodus gestart.
Dit probleem moet worden opgelost. Neem voor hulp contact op
met uw leverancier of de klantenservice van Brother.
55
Hoofdstuk 7
ProbleemOplossing
De lampjes geven aan dat de
printer afkoelt.
De lampjes geven aan dat er een
systeemfout is opgetreden.
De printkop of de motor is te warm geworden.
Printkop:
Als de printkop te warm wordt, kan het papier verkleuren
op plaatsen waar u helemaal niet wilt afdrukken. Dit verschijnsel is
normaal als u een groot aantal documenten afdrukt met een hoge
afdrukdichtheid. De printer stopt en gaat weer verder als de printkop
is afgekoeld. U kunt deze toestand voorkomen of uitstellen door met
een lagere dichtheid af te drukken, door de afbeelding minder zwart
te maken (bijvoorbeeld door achtergronden en kleuren in grafieken
en presentaties weg te halen). Zorg e r bovendien voor dat de printer
voldoende ventilatie en ruimte rondom heeft.
Motor:
Als de printer continu wordt gebruikt, loopt de motor warm. In dat
geval zal de printer stoppen en na te zijn afgekoeld weer verdergaan.
OPMERKING
Deze toestand kan zich vaker voordoen wanneer de printer op
grote hoogte (boven 3 048 meter) wordt gebruikt. Do or de ijle lucht
kan de printer minder goed afkoelen.
Schakel de printer uit als dit verschijnsel zi ch voordoet en neem contact
op met uw leverancier of de klantenservice van Brother.
De printer drukt niet af. Is een kabel los?
Controleer of de kabels goed zijn aangesloten.
Knippert het STATUS-lampje (Statuslampje)?
Er is een fout opgetreden. Zoek de foutinformatie op bij Lampjes
op pagina 53 en zie dan Als het STATUS-lampje (Statuslampje) rood knippert op pagina 61.
Papier is niet correct ingevoerd. Is de pr in tko p of de degelrol vuil?
Bij normaal gebruik blijft de printkop over het algemeen schoon,
maar soms kan er tape of vuil van de degelrol aan de printkop
blijven hangen.
Reinig de printkop of de degelrol als dit gebeurt.
Zie De printkop onderhouden of Onderhoud van de degelrol
op pagina 51 voor meer informatie.
Bevinden de sensors zich in de juiste positie?
Controleer of de sensors zich in de juiste positie bevinden. Zie De
sensorpositie aflezen op pagina 17 voor meer informatie.
Is het papierformaat geregi stre erd op de prin te r?
Als het papierformaat niet is geregistreerd op de printer, wordt het
papier niet juist ingevoerd.
56
Zie Gegevens over papierformaat aanmelden bij de printer
op pagina 9 voor meer informatie.
ProbleemOplossing
Problemen oplossen
Er wordt een
gegevenstransmissiefout
weergegeven op de computer.
Papier is vastgelopen.
Het papier komt niet goed uit de
printer na het afdrukken.
Is de juiste poort geselecteerd?
Controleer of u de juiste poort hebt geselecteerd.
Staat de printer in de afkoelmodus (het POWER-lampje
(Aan-/uitlampje) knippert oranje)?
Wacht tot het lampje ophoudt met knipperen en probeer opnieuw af
te drukken.
Is iemand bezig af te drukken via het netwerk?
Als u probeert af te drukken terwijl andere gebruikers grote
hoeveelheden gegevens afdrukken, kan de printer uw afdruktaak
pas accepteren nadat de grote taak is afgedrukt. Voer in dergelijke
situaties de afdruktaak opnieuw uit nadat de andere taken zijn
voltooid.
Zit er vuil of stof op de printkop of de degelrol waardoor deze niet
vrij kan draaien?
Zie De printkop onderhouden of Onderhoud van de degelrol
op pagina 51 voor meer informatie.
Controleer of de uitworproute van het papier is geblokkeerd.
Zit er lijm op de papieruitvoer, of is er iets fout gegaan bij de
papierdoorvoer?
7
De afdrukkwaliteit is slecht.
Op afgedrukte labels verschijnen
witte strepen.
Zie Onderhoud van de papieruitvoer op pagina 52 voor meer
informatie.
Verwijder de RD-rol en plaats die daarna weer terug.
Zie De RD-rol plaatsen op pagina 15 voor meer informatie.
Controleer of de bovenklep van het compartiment voor de RD-rol
goed gesloten is.
Controleer, als u een labelpeller (optioneel) gebruikt, of de
instellingen voor de pelfunctie juist zijn opgegeven in het
printerstuurprogramma. Zie Instellingen printerstuurprogramma
op pagina 110 voor meer informatie.
Pas de afdrukdichtheid aan. U kunt de afdrukdichtheid instellen in
het dialoogvenster van het printerstuurprogramma of in "Printer
Instelling Tool". (Zie Afdrukdichtheid op pagina 36.)
Zit er vuil of stof op de printkop of de degelrol waardoor deze niet
vrij kan draaien?
Reinig de printkop en de degelrol. Zie De printkop onderhouden of
Onderhoud van de degelrol op pagina 51 voor meer informatie.
57
Hoofdstuk 7
ProbleemOplossing
Afgedrukte barcodes kunnen niet
worden afgelezen.
Afgedrukte barcodes kunnen niet
worden afgelezen. (vervolg)
Druk labels zo af dat barcodes zo zijn uitgelijnd met de pr intkop als
hieronder is weergegeven.
1
3
2
1Printkop
2Barcode
3Afdrukstand
Probeer een andere scanner.
Wij raden aan barcodes af te drukken met de instelling
[Geef voorrang aan afdrukkwaliteit] voor de optie [Kwaliteit].
®
Windows
Om de opties voor [Kwaliteit] te wijzigen, opent u de
printereigenschappen via [Start] - [Configuratiescherm] - [Printers en andere hardware] - [Printers en faxapparaten], klikt u met de
rechtermuisknop op de printer waarvan u de instellingen wilt wijzigen
en selecteert u [Eigenschappen].
Windows Vista
Om de opties voor [Kwaliteit] te wijzigen, opent u de
XP:
®
:
printereigenschappen via - [Configuratiescherm] - [Hardware en geluiden] - [Printers], klikt u met de rechtermuisknop op de printer
waarvan u de instellingen wilt wijzigen en selecteert u
[Eigenschappen].
Windows
Om de opties voor [Kwaliteit] te wijzigen, opent u de
printereigenschappen door te klikken op - [Apparaten en printers], klikt u met de rechtermuisknop op de printer waarvan u de
instellingen wilt wijzigen en selecteert u [Voorkeursinstellingen voor afdrukken].
Windows
Om de opties voor [Kwaliteit] te wijzigen, opent u de
printereigenschappen via [Configuratiescherm] op het scherm [Apps]
- [Hardware en geluiden] - [Apparaten en printers], klikt u met de
rechtermuisknop op de printer waarvan u de instellingen wilt wijzigen
en selecteert u [Voorkeursinstellingen voor afdrukken].
®
7:
®
8:
58
ProbleemOplossing
Problemen oplossen
Ik wil de printer resetten.
Ik wil de door de computer
doorgestuurde gegevens
verwijderen.
Ik wil de huidige afdruktaak
annuleren.
Ik wil het veld voor het ophogen
resetten.
Het papier kan niet worden
ingevoerd tot het begin van een
label.
Er is een fout opgetreden.
Ga als volgt te werk om de printer te resetten.
1Houd de knop (Aan-/uitknop) ingedrukt om de printer uit te
schakelen.
2Houd de knop (Doorvoeren) en de knop (Aan-/uitknop)
ingedrukt tot het POWER-lampje (Aan-/uitlampje) oranje gaat
branden en het STATUS-lampje (Statuslampj e) groen gaat
knipperen.
3Houd de knop (Aan-/uitknop) ingedrukt terwijl u 6 keer op de
knop (Doorvoeren) drukt.
4Laat de knop (Aan-/uitknop) los.
Alle door de computer doorgestuurde gegevens worden verwij derd en
de fabrieksinstellingen van de printer worden hersteld.
Controleer of de printer is ingeschakeld en druk eenmaal op de knop
(Aan-/uitknop).
Houd de knop (Afdrukken) gedurende minstens 5 seconden
ingedrukt, tot het POWER-lampje (Aan-/uitlampje) en het
STATUS-lampje (Statuslampje) 3 keer oranje knipperen.
Geef bij een doorvoerfout met het hulpprogramma voor aa ngepaste
labels de juiste papierinstellingen door aa n de printer.
Bevinden de sensors zich in de juiste positie?
Controleer of de sensors zich in de juiste positie bevinden. Zie De
sensorpositie aflezen op pagina 17 voor meer informatie.
7
Ook al worden er gegevens naar
de printer verzonden, het
POWER-lampje (Aan-/uitlampje)
knippert niet groen.
Labels worden niet correct
afgepeld (bij gebruik van de
optionele labelpeller).
Het papier wordt niet correct
uitgeworpen (bij gebruik van de
optionele labelpeller).
Controleer of de USB-kabel juist is aangesloten. Probeer het met een
andere USB-kabel.
Controleer bij gebruik van een verbinding met behulp van de
WLAN-interface (optioneel) of de Bluetooth-interface (optioneel) of de
schuifschakelaar voor de interface in de stand Aan staat.
Controleer of het papier correct door de labelpeller wordt gevoerd.
Is de instelling voor de pelfunctie correct opgegeven in het
printerstuurprogramma en in de "Printer Instelling Tool"?
Zie Instellingen printerstuurprogramma op pagina 110 of
Mediasensor (Afpellen) (alleen TD-2120N/2130N) op pagina 37
voor meer informatie.
Is de sensor van labelpeller blootgesteld aan direct zonlicht?
Als de sensor van labelpeller is blootgesteld aan direc t zonli cht, word t
het geladen papier mogelijk niet goed gedetecteerd. Zet de printer op
een plaats waar die niet is blootgesteld aan direct zonlicht.
59
Hoofdstuk 7
ProbleemOplossing
De printer werkt niet naar
behoren bij bediening via het
tikpaneel (bij gebruik van het
optionele tikpaneel).
Er zijn per ongeluk gegevens
ingevoerd (bij gebruik van het
tikpaneel), hoewel niet op een
toets van het tikpaneel is
gedrukt.
Komt de naam van het tikpaneel (A of B) die wordt weergegeven in
de rechterbovenhoek van het tikpaneel ove reen met de opgegeven
naam voor het tikpaneel, die wordt weergegeven in de
rechterbenedenhoek van het hoofdscherm op de LCD?
Selecteer, als ze niet overeenkomen, [Paneel inst .] op het
tikpaneel en selecteer de juiste instelling. Zie Instellingen opgeven met het tikpaneel op pagina 74 voor meer informatie.
Is het gegevenstype dat is toegewezen aan de
voorgeprogrammeerde toetsen, correct opgegeven?
Selecteer, als de juiste instelling niet is opgegeven,
[Toetsenfunctie] op het tikpaneel en selecteer [Sjabloon] of
[Database]. Zie De gegevens selecteren die aan de toetsen van
het paneel met voorgeprogrammeerde toetse n worden
toegewezen op pagina 84 voor meer informatie.
Wanneer er iets tussen het tikpaneel, de beschermfolie en de
tikpaneelhouder komt te zitten wat daar niet thuishoort, zoals stof,
kan dit een storing veroorzaken. Zorg er daarom voor dat alles goed
schoon is.
Is het tikpaneel opgevouwen geweest? Wanneer u een tikpaneel
gebruikt dat gevouwen is geweest, kan de vouw druk uitoefenen op
de tikpaneelhouder. Gebruik daarom geen tikpanelen die
gevouwen zijn geweest.
De ingevoerde gegevens wijken
af van wat er met de toetsen van
het tikpaneel waarop is gedrukt,
had moeten worden ingevoerd
(bij gebruik van het tikpaneel).
Wanneer er iets tussen het tikpaneel, de beschermfolie en de
tikpaneelhouder komt te zitten wat daar niet thuishoort, zoals stof,
kan dit een storing veroorzaken. Zorg er daarom voor dat alles goed
schoon is.
Is het tikpaneel opgevouwen geweest? Wanneer u een tikpaneel
gebruikt dat gevouwen is geweest, kan de vouw druk uitoefenen op
de tikpaneelhouder. Gebruik daarom geen tikpanelen die
gevouwen zijn geweest.
60
Problemen oplossen
Als het STATUS-lampje (Statuslampje) rood knippert7
Voer de volgende stappen uit om de fout te verhelpen als het STATUS-lampje (Statuslampje)
rood knippert.
Druk één keer op de knop (Aan-/uitknop).
Zet de printer uit en weer aan als daarmee de foutmelding niet wordt gewist.
Neem contact op met de klantenservice van Brother als de fout terugkeert nadat u de
bovenstaande stappen hebt uitgevoerd.
ProbleemOplossing
Het STATUS-lampje (Statuslampje)
knippert.
De lampjes geven aan dat Fout 1 is
opgetreden.
Er is een fout opgetreden.
Zoek de foutinformatie op bij Lampjes op pagina 53 en zie
dan hieronder.
Is de juiste RD-rol geplaatst?
Controleer of het juiste medium, bijvoorbeeld qua type
(Print & Knip-labels of Lint met een continue lengte) en
formaat voor Print & Knip-labels, is geïnstalleerd.
Is de RD-rol correct geplaatst?
Zo niet, verwijder dan de RD-rol en plaats deze terug.
Zie De RD-rol plaatsen op pagina 15 voor meer informatie.
Zie De RD-rol plaatsen op pagina 107 als u een labelpeller
(optioneel) gebruikt.
Raken de papiergeleiders de zijden van de RD-rol niet?
Schuif de papiergeleiders tegen de zijkant van de RD-rol.
Zie De RD-rol plaatsen op pagina 15 voor meer informatie.
Is er nog genoeg van de rol over?
Indien niet, plaats dan een nieuwe RD-ro l .
7
Staat de bovenklep van het compartiment voor de
RD-rol open?
Controleer of de bovenklep van het compartiment voor
de RD-rol goed gesloten is.
Na de opgegeven tijdsduur (120 seconden) is geen
toegangspunt gevonden, of zijn twee of meer
toegangspunten gevonden. Anders is het ontvangen
pakket beschadigd (bij gebruik van de optionele
WLAN-interface).
61
Hoofdstuk 7
ProbleemOplossing
De lampjes geven aan dat Fout 1 is
opgetreden. (vervolg)
De lampjes geven aan dat Fout 2 is
opgetreden.
Controleer het volgende als de fout aanhoudt:
Tape langer dan 1 m en incompatibele bestanden kunnen
niet worden afgedrukt.
Bij verzending van een sjabloon als BLF-bestand wordt een
fout gemeld als de modelnaam in het bestand afwijkt.
Bij het afdrukken van een sjabloon wordt een fout gemeld
als het opgegeven sjabloon niet bestaat.
Er wordt een fout gemeld als het zoek en naar een sjabloon
met een gekoppelde database mislukt.
Er wordt een fout gemeld als het overbrengen van gegevens
een overschrijding van de capaciteit van het
gebruikersopslaggebied veroorzaakt.
Zet in deze gevallen de printer uit en weer aan.
Neem contact op met de klantenservice van Brother als het
probleem aanhoudt.
Is een apparaat aangesloten dat niet wordt ondersteund
door de USB-hostpoort?
De USB-hostpoort heeft een overstroom gedetecteerd, of er
is een verbinding gedetecteerd met een niet-ondersteund
apparaat. Zet de printer uit en controleer het aangesloten
apparaat.
Als een USB-hub is aangesloten, wordt de printer
automatisch uitgeschakeld na het verstrijken van een
bepaalde periode.
Bevindt de printer zich in de massaopslagmodus?
Er wordt een fout gemeld als het bestandssysteem
beschadigd raakt of als een bestand wordt gekopieerd
terwijl er een bestand uit de massaopslag wordt verwerkt.
Schakel de printer uit.
Is de oplaadbare batterij bijna leeg? (bij gebruik van een
optionele oplaadbare li-ionbatterij )
Gebruik de netspanningsadapter.
Is het opladen van de oplaadbare batterij mislukt?
(bij gebruik van een optionele oplaadbare li-ionbatterij)
Als de batterij na een bepaalde periode niet is opgeladen,
is het opladen mislukt. Gebruik de netspanningsadapter.
Is de verbinding via draadloos LAN of Bluetooth
onderbroken? (bij gebruik van de optionele WLAN-interface
of de Bluetooth-interface)
De verbinding via draadloos LAN of Bluetooth terw ijl de
printer ingeschakeld is, is onderbroken. Zet de printer uit,
controleer of de schuifschakelaar voor de WLAN-interface
of de Bluetooth-interface is ingeschakeld, en zet de pri nter
weer aan.
62
Problemen oplossen
Foutberichten voor het tikpaneel (optioneel)
(alleen TD-2120N/2130N)7
Zoek een oplossing in de volgende tabe l als er een f outbericht wordt weergegeven op de LCD of
het tikpaneel (optioneel) (alleen TD-2120N/2130N).
Voer de volgende procedures uit om een weergegeven foutbericht te wisse n.
Als het STATUS-lampje (Statuslampje) op de printer rood knippert:
Druk één keer op de knop (Aan-/uitknop). Zet de printer uit en weer aan als daarmee de
foutmelding niet wordt gewist.
Als het STATUS-lampje (Statuslampje) op de printer niet rood knippert:
Druk een keer op een toets op het tikpaneel. Zet de printer uit en weer aan als daarmee de
foutmelding niet wordt gewist.
Neem contact op met de klantenservice van Brother als de fout nog steeds wordt weergegeven
nadat u de bovenstaande stappen hebt uitgevoerd.
FoutmeldingOplossing
Control.
media!
Deksel
sluiten!
Is de juiste RD-rol geplaatst?
Controleer of het juiste medium, bijvoorbeeld qua type (Print & Knip-labels of
Lint met een continue lengte) en formaat voor Print & Knip-labels, is
geïnstalleerd.
Is de RD-rol correct geplaatst?
Zo niet, verwijder dan de RD-rol en plaats deze terug.
Zie De RD-rol plaatsen op pagina 15 voor meer informatie.
Zie De RD-rol plaatsen op pagina 107 als u een labelpeller (optioneel)
gebruikt.
Raken de papiergeleiders de zijden van de RD-rol niet?
Schuif de papiergeleiders tegen de zijkant van de RD-rol.
Zie De RD-rol plaatsen op pagina 15 voor meer informatie.
Is er nog genoeg van de rol over?
Indien niet, plaats dan een nieuwe RD-ro l .
Staat de bovenklep van het compartiment voor de RD-rol open?
Controleer of de bovenklep van het compartiment voor de RD-rol goed
gesloten is.
7
Communicatiefout!
Overdracht van gegevens mislukt. Bij verzending van een sjabloon als
BLF-bestand wordt een fout gemeld als de modelnaam in het bestand
afwijkt.
Is de verbinding via draadloos LAN of Bluetooth onderbroken? (bij gebruik
van de optionele WLAN-interface of de Bluetooth-interface)
De verbinding via draadloos LAN of Bluetooth terwijl de printer inge schakeld
is, is onderbroken. Zet de printer uit, controleer of de schuifs chakelaar voor
de WLAN-interface of de Bluetooth-interface is ingeschakeld, en zet de
printer weer aan.
63
Hoofdstuk 7
FoutmeldingOplossing
Databaserecord
probleem!
Geen sjabloon
geselecteerd!
Er is geen database met het opgegeven nummer. Geef het juiste nummer op.
Er wordt een fout gemeld als het zoeken naar een sjabloon met een
gekoppelde database mislukt.
Er is geen sjabloon met het opgegeven nummer. Geef het juiste nummer o p.
Bij het afdrukken van een sjabloon wordt een fout gemeld al s het opgegeven
sjabloon niet bestaat.
Instellen
draadloos LAN
mislukt!
Probeer opnieuw
Het toegangspunt is niet gevonden.
Een toegangspunt voor het tot stand brengen van een verbinding kon niet
worden opgegeven.
Geheugen vol! Tape langer dan 1 m en incompatibele bestanden kunnen niet worden
afgedrukt.
Er wordt een fout gemeld als het overbrengen van gegevens een
overschrijding van de capaciteit van het gebruikersopslagge bied
veroorzaakt.
Onjuist
wachtwoord!
Is het administratorwachtwoord correct?
Voer het juiste wachtwoord in.
Reset het wachtwoord met [Apparaatinstellingen] in "Printer Instelling
Tool" als u het wachtwoord niet meer weet. Zie Beh.wachtwoord
op pagina 39 voor meer informatie.
Onjuiste
waarde!
USB-apparaat
niet-compatibel
Verwijder USB!
Is er een waarde in het toegestane bereik ingevoerd?
Typ een waarde in het toegestane bereik.
Is een apparaat aangesloten dat niet wordt ondersteund door de
USB-hostpoort?
De USB-hostpoort heeft een overstroom gedetecteerd, of er is een verbinding
gedetecteerd met een niet-ondersteund apparaat. Zet d e printer uit en controleer
het aangesloten apparaat.
Oplaadfout!
Vervang batt.
Is het opladen van de oplaadbare batterij mislukt? (bij gebruik van een optionele
oplaadbare li-ionbatterij)
Als het opladen na een bepaalde peri ode niet is voltooid, is het opladen mislukt.
Gebruik de netspanningsadapter.
Fout
bediening
massaopslag!
Bevindt de printer zich in de massaopslagmodus?
Er wordt een fout gemeld als het bestandssysteem beschadigd raakt of als een
bestand wordt gekopieerd terwijl er een bestand uit de massaopslag wo rdt
verwerkt. Schakel de printer uit.
Batterij
opnieuw laden!
Is de oplaadbare batterij bijna leeg? (bij gebruik van een optionele oplaadbare
li-ionbatterij)
Gebruik de netspanningsadapter.
Systeemfout 01!Neem contact op met de klantenservice van Brother als dit foutbericht wordt
Systeemfout 02!
Bluetooth
(Bluetooth-interface
(optioneel) vereist.)
WLAN
(WLAN-interface (optioneel)
vereist.)
Niet ondersteundBluetooth ver. 2.0 + EDR (klasse 2)
Bluetooth-compatibele profielen
SPP (Serial Port Profile)
OPP (Object Push Profile)
BIP (Basic Imaging Profile)
Niet ondersteundDraadloos LAN IEEE802.11b/g/n
(Infrastructuurmodus/Ad-hocmodus)
65
Hoofdstuk 8
ModelnaamTD-2020TD-2120NTD-2130N
Besturingsomgeving
BesturingssysteemMicrosoft
Windows Vista
Windows
®
Windows® XP/
®
®
/
7/Windows® 8
Microsoft
Windows Vista
Windows
Microsoft
®
Windows® XP/
®
®
®
/
7/Windows® 8,
Windows Server®
2003/2008/2008 R2/2012
Beschikbare ruimte op de
70 MB of meer
vaste schijf
GeheugenWindows® XP: 128 MB of meer
®
Windows Server
Windows Vista
®
Windows
7/Windows® 8: 1 GB (32-bits) of 2 GB (64-bits) of meer
2003: 256 MB of meer
®
/Windows Server® 2008/2008 R2/2012: 512 MB of meer
DisplaySVGA/hoge kle uren of hoger
BedrijfstemperatuurIn bedrijf: 5 tot 40 °CIn bedrijf: 5 tot 40 °C
Opladen: 5 tot 40 °C
Vochtigheidsgraad in bedrijf20 tot 80% (niet-condenserend, maximale natteboltemperatuur: 27 °C)
Opslagtemperatuur-20 tot 60 °C
Vochtigheidsgraad bij opslag20 tot 80% (niet-condenserend, maximale natteboltemperatuur: 45 °C)
Zet de printer niet op plaatsen die z ijn blootgesteld aan direct zonlicht, zoals in een auto, waar de
temperatuur kan oplopen tot meer dan 60 °C.
66
Specificaties
Voor optimale afdrukresultaten raden wij aan thermisch papier van Brother te gebruiken
(RD-rollen).
ModelnaamTD-2020TD-2120NTD-2130N
Specificaties media
MediasensorsTransmissie/opening, Zwarte markering (Reflectief)
Type mediaBonnen
Print & Knip-labels
Labels
Polsbandjes
Breedte van media19 tot 63 mm
Dikte
0,058 tor 0,279 mm
(Het materiaal van de media kan
de afdrukkwaliteit beïnvloeden.)
Doorsnee (Max)127 mm
Kerndoorsnee25,4 mm
Ruimte tussen labels (Min)3 mm
Software
Ondersteunde
printerstuurprogramma’s
Windows
Windows Vista
Windows® 7
Windows
®
®
XP
8
®
Windows
®
Windows Vista
XP
®
8
Windows® 7
®
Windows
Windows Server
8
®
2003/2008/2008 R2/2012
67
De seriële adapter RJ25 naar
9
DB9M gebruiken
(optioneel: PA-SCA-001)
De computer en
de printer op elkaar
aansluiten met
de seriële adapter
RJ25 naar DB9M
Gebruik uitsluitend de kabel die is
gemaakt voor het optionele product van
Brother.
a Controleer of de printer en de computer
zijn uitgeschakeld voordat u de seriële
kabel aansluit.
9
Productspecificaties9
Conversie naar een D-sub 9-pins male
connector.
9
1
b Sluit de RJ25-connector van de adapter
aan op de printer.
c Sluit het printer-uiteinde van de seriële
kabel aan de op de DB9M-connector
van de adapter.
d Steek het andere uiteinde van de seriële
kabel in de seriële poort van de computer.
OPMERKING
• De standaard communicatie-instellingen
zijn als volgt:
Baudrate: 9 600 bps
Pariteit: Geen
Bitlengte: 8 bits
Gegevenstransmissieregeling: Hardware
• U kunt communicatie-instellingen wijzigen
bij [Instellingen P-touch Template]
in "Printer Instelling Tool" [Communicatie-instellingen]. Zie
P-touch Template Command Reference
(Opdrachtregelnaslag voor P-touch
Template) voor meer informatie.
De nieuwste versies kunt u downloaden
van het Brother Solutions Center.
http://solutions.brother.com/
Selecteer het product en vervolgens
[Handleidingen].
1Seriële adapter RJ25 naar DB9M
68
Werken met het tikpaneel
10
(optioneel: PA-TDU-001)
(alleen TD-2120N/2130N)
Het (optionele) tikpaneel (TDU) is een
bedieningsapparaat met touch-functionaliteit
dat is ontworpen voor aansluiting op de
printer. Omdat bewerkingen kunnen worden
uitgevoerd door op tikpaneeltoetsen te
drukken, kunnen labels worden afgedrukt en
diverse instellingen worden opgegeven
zonder verbinding met een computer.
Raadpleeg de installatiehandleiding van het
tikpaneel voor meer informatie over het
aansluiten van het paneel.
Algemene beschrijving10
10
LCD10
Til het LCD-scherm op en zet het in een hoek
waarbij het goed leesbaar is. Als het scherm
donker en moeilijk te lezen is, kunt u de
schermverlichting inschakelen. Zie
Instellingen opgeven met het tikpaneel
op pagina 74 voor meer informatie.
Scherm10
Wanneer de printer wordt ingeschakeld,
wordt het hoofdscherm weergegeven.
1
2
1LCD
OPMERKING
Voor productie en transport wordt er een
transparante kunststof beschermfolie op het
LCD-scherm aangebracht. Verwijder deze folie
vóór gebruik.
1
2
3456
1Naam en nummer van sjabloon
3
Weergave van de naam en het nummer van
de geselecteerde sjabloon.
2Tijd en datum
Weergave van de huidige tijd en datum. Zie
Tijd en datum instellen op pagina 76 voor meer
informatie over het instellen van de klok.
3Indicatie dat sjabloon wordt bewerkt
Wanneer een sjabloon wordt bewerkt met het
tikpaneel, wordt weergegeven.
10
2Tikpaneel
3TDU-tikpaneelafdekking
69
Hoofdstuk 10
4Indicatie van batterijniveau
Wanneer u de oplaadbare li-ionbatterij
(optioneel) gebruikt, wordt aangegeven hoe
vol de batterij nog is.
Als u de printer blijft gebruiken met een
bijna lege batterij, wordt de melding
"Batterij opnieuw laden!" weergegeven
en kan zelfs tijdens het afdrukken een gebrek
aan voeding ontstaan.
Als u een draadloze verbinding hebt ingesteld,
wordt een indicatie voor de beschikbare
verbinding weergegeven.
: Bluetooth
, , , : Draadloos LAN
(De verbindingsstatus wordt aangegeven met
vier verschillende niveaus. Wanneer er geen
verbinding is, wordt weergegeven.)
Tikpaneel
Er zijn twee tikpanelen: het
basisbedieningspaneel (A) en het paneel met
voorgeprogrammeerde toetsen (B). U kiest
zelf welk paneel u wilt gebruiken.
Druk op een toets op het tikpaneel om een
bewerking uit te voeren.
Als u vooraf een label toewijst aan een toets op
het paneel met voorgeprogrammeerde
toetsen, kunt u dat label gemakkelijk afdrukken
door op de desbetreffende toets te drukken.
Druk niet met een scherp voorwerp op
het tikpaneel. Anders kunt u het
tikpaneel beschadigen.
Basisbedieningspaneel (A)10
3
1
4
2
5
6
10
6Tikpaneelinstelling
Het weergegeven symbool geeft aan of het
tikpaneel is ingesteld voor tikpaneel A of B.
:Basisbedieningspaneel (A)
:Paneel met voorgeprogrammeerde
toetsen (B)
7
Paneel met voorgeprogrammeerde
toetsen (B)
3
1
4
2
8
10
70
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
1 (instellingen)
Hiermee geeft u instellingen op voor d e diverse
parameters.
2Esc (Escape)
Hiermee keert u terug naar de vorige
bewerking. Houd deze toets minstens
1 seconde ingedrukt om terug te keren
naar het hoofdscherm.
3a / b / d / c
Hiermee wijzigt u wat wordt weergegeven,
of verhoogt/verlaagt u waarden. Houd de
toets ingedrukt om snel door de weergave
te bladeren of de waarden met stappen van
10 te verhogen/verlagen.
4Toets OK
Hiermee bevestigt u de bewerking of instelling.
5 (beheer)
Hiermee geeft u de basisinstellingen op voor
het gebruik van het tikpaneel.
6 (zoeken)
Hiermee geeft u de inhoud van de
geselecteerde sjabloon weer. U kunt ook de
inhoud raadplegen van de database di e aan de
sjabloon is gekoppeld.
Informatie over het vervangen
van het paneel10
a De TDU-tikpaneelafdekking zit vast met
vier lipjes. Houd de twee lipjes (1)
vooraan ingedrukt en schuif de
afdekking omhoog. De lipjes moeten nu
loskomen. Druk vervolgens op de twee
lipjes (2) achteraan om deze ook los te
maken.
2
1
7Cijfertoetsen
Hiermee voert u het sjabloonnummer of
het nummer van een record uit de database in.
U kunt hiermee ook waarden in de labellay-out
wijzigen.
8Voorgeprogrammeerde toetsen
Hiermee selecteert u een label om af te
drukken.
OPMERKING
De naam van het tikpaneel (A of B) wordt
weergegeven in de rechterbovenhoek van het
tikpaneel. Controleer of de naam die wordt
weergegeven op het hoofd-LCD-scherm
overeenstemt met de naam van het gebruikte
tikpaneel.
10
71
Hoofdstuk 10
b Verwijder de TDU-tikpaneelafdekking
en breng het paneel (1) aan dat u wilt
gebruiken. Breng vervolgens de
transparante beschermfolie (2) aan
op de tikpaneelhouder (3).
2
3
1
Wanneer er iets tussen het tikpaneel,
de beschermfolie en de
tikpaneelhouder komt te zitten wat daar
niet thuishoort, zoals stof, kan dit een
storing veroorzaken. Zorg er daarom
voor dat alles goed schoon is.
c Breng de TDU-tikpaneelafdekking weer
op zijn plek aan.
Wanneer u het tikpaneel vervangt, moet
u de instelling voor het gebruikte
tikpaneel wijzigen. Zie Een tikpaneel selecteren op pagina 83 voor meer
informatie.
72
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
Afdrukken met het
tikpaneel
Voer de volgende procedure uit om af te
drukken met het tikpaneel.
1. Voorbereiding
Sluit de printer aan op de computer en installeer
het printerstuurprogramma en de software.
(pagina 4)
Plaats papier in de printer. (pagina 15)
3. Breng de labellay-out over naar de printer.
10
Gebruik P-touch Transfer Manager om de
gemaakte labellay-out van de computer over te
brengen naar de printer. (pagina 82)
4. Druk het label af.
Druk het label af met behulp van het tikpaneel.
(pagina 85)
2. Maak een labellay-out.
Maak op de computer met behulp van P-touch
Editor 5.0 (dat op de cd-rom staat) een lay-out
voor een label. (pagina 78)
10
73
Hoofdstuk 10
Instellingen voor het tikpaneel
De instellingen voor het tikpaneel kunnen met het tikpaneel worden opgegeven of met een
hulpprogramma op een computer die op de printer is aangesloten. Zie Apparaatinstellingen
op pagina 34 voor meer informatie over het aansluiten van de printer op een computer en het
opgeven van de instellingen.
Instellingen opgeven met het tikpaneel10
Druk op [] (instellingen) of [] (beheer) om het menuscherm weer te geven. Druk op [a] of [ b]
om een parameter te selecteren en druk vervolgens op [OK].
2
1
1
De schuifbalk geeft naast de eerste parameter een pijl omhoog weer en naast de laatste parameter een pijl omlaag.
Als u de laatste parameter selecteert, kunt u op [b] drukken om naar de eerste parameter te gaan. Als u de eerste
parameter selecteert, kunt u op [a] drukken om naar de laatste parameter te gaan.
2
De geselecteerde parameter wordt gemarkeerd.
Wanneer het tikpaneel op de printer is aangesloten, kunt u de volgende instellingen opgeven.
10
ToetsParameterInstellingenBeschrijving
(instellingen)
Afdrukdichth.-5/-4/-3/-2/-1/0/+1/+2/
+3/+4/+5
Afdr. bevest.Aan/UitHiermee bepaalt u of een
TekstrichtingNormaal/
180° omgekeerd
UitgangsstandAfscheuren/
Afscheurbalk
Achtergr. verl.Aan/UitHiermee schakelt u de
LCD-contrast+2/+1/0/-1/-2Hiermee bepaalt u het
PieperAan/UitHiermee bepaalt u of de
Hiermee wijzigt u de
afdrukdichtheid van de
printer.
melding wordt
weergegeven vóór het
afdrukken, zodat het
aantal afdrukken kan
worden gecontroleerd.
Hiermee bepaalt u de
afdrukstand.
Hiermee bepaalt u de
uitvoerlocatie voor media.
LCD-schermverlichting in
en uit.
LCD-schermcontrast.
printer piept wanneer u op
een toets op het tikpaneel
drukt.
74
Paneel inst.A/BHiermee bepaalt u welk
bedieningspaneel u
gebruikt.
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
ToetsParameterInstellingenBeschrijving
(beheer)
Setup
1
Toetsenfunctie
Serialis.modus
Std. afdruknr.
Tijd instellen
Sjabloon/
Database
Vanaf laatste/
Van startnr.
1-999Hiermee stelt u het aantal
Standaard:
2013/01/01 24h 00:00
Hiermee bepaalt u het type
gegevens dat aan het
paneel met
voorgeprogrammeerde
toetsen wordt toegewezen.
Selecteer [Sjabloon] als
u sjablonen wilt toewijzen.
Selecteer [Database] als
u databases wilt toewijzen
die aan één sjabloon zijn
gekoppeld.
Hiermee bepaalt u of u
een serienummer wilt
afdrukken op basis van
het laatst afgedrukte
nummer.
exemplaren in dat
standaard wordt
afgedrukt.
Hiermee stelt u de tijd en
datum voor het
tikpaneel in.
Beveiliging
Tijd/datumnot.
Taal
Unitépouce/mmHiermee bepaalt u de
Bewerken uitAan/UitHiermee bepaalt u of
Datum notatie:
1/31/2099, 01/31/2099,
31/1/2099, 31/01/2099,
wijzigen van instellingen
met [] (instellingen) in-
en uitschakelen.
75
Hoofdstuk 10
ToetsParameterInstellingenBeschrijving
(beheer)
1
[] (beheer) kan alleen worden gebruikt wanneer tikpaneel A (basisbedieningspaneel) is ingesteld.
BeveiligingBeh.wachtwoordAan/Uit
1
Wachtwoord inv.
**** (4 cijfers)
ConfiguratiePrinter/ProgVer
LtrtVer/Geheug.
:
/
Hiermee bepaalt u het
wachtwoordgebruik voor
[] (beheer).
Hier voert u een
wachtwoord van
4 cijfers in.
Hiermee geeft u
de modelnaam,
firmwareversie,
lettertypeversie en
hoeveelheid ingebouwd
geheugen weer.
OPMERKING
• Sommige instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van de firmware (printersoftware).
• Als u de instellingen wilt resetten, gebruik dan [Apparaatinstellingen] in "Printer Instelling Tool" om alle fabrieksinstellingen te herstellen. Zie Apparaatinstellingen op pagina 34 voor
meer informatie.
Tijd en datum instellen10
Pas de klok aan met huidige tijd en datum. De huidige tijd en datum worden weergegeven op het
hoofdscherm.
a Druk op [] (beheer).
b Druk op [b], selecteer [Setup] en druk op [OK].
c Druk op [b], selecteer [Tijd instellen] en druk op [OK]. Het scherm voor het instellen van
de tijd wordt weergegeven.
d Druk op de cijfertoetsen om de laatste twee cijfers va n het ja ar, twee cijfer s voor de maa nd
en twee cijfers voor de dag op te geven.
Druk op [1] [3] [1] [2] [0] [1] voor 1 december 2013.
e Druk op [a] of [b] om AM, PM of 24 te selecteren en druk vervolgens op de cijfertoetsen om
voor uren en minuten elk twee cijfers op te geven.
Als u 2:45 uur wilt opgeven in de AM-/PM-notatie, drukt u op [b] om [PM] te selecteren en
vervolgens op [c], [0] [2] [4] [5].
f Druk op [OK]. Het hoofdscherm wordt weergegeven met de opgegeven datum en tijd.
OPMERKING
U kunt de notatie voor datum en tijd wijzigen. Druk op de toets [] (beheer), selecteer
[Setup], vervolgens [Tijd/datumnot.] bij de parameters en geef instellingen op voor
[Datum notatie] and [Tijd notatie].
76
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
Het administratorwachtwoord instellen10
Met een wachtwoord zorgt u ervoor dat de basisinstellingen die u hebt opgegeven met de toets
[] (beheer) niet zomaar toegankelijk zijn. Als een wachtwoord is ingesteld, moet steeds als op
[] (beheer) wordt gedrukt, het wachtwoord worden ingevoerd. U kunt de toegang tot deze
parameters beperken met het instellen van een wachtwoord.
a Druk op [] (beheer).
b Druk op [b], selecteer [Beh.wachtwoord] en druk op [OK].
c Druk op [b], selecteer [Aan] en druk op [OK].
Het scherm voor het opgeven van een wachtwoord wordt weergegeven.
d Typ een wachtwoord in van vier tekens en druk op [OK].
Het wachtwoord is ingesteld.
OPMERKING
• Deze parameter is alleen beschikbaar als tikpaneel A (basisbedieningspaneel) is ingesteld.
• Nadat een wachtwoord is ing esteld, wordt he t scherm voor het invoeren van ee n wachtwoord
weergegeven na het drukken op [] (beheer). Typ het wachtwoord van vier tekens en druk
op [OK].
• Als u de wachtwoordinstellingen wilt annuleren, drukt u op [] (beheer), typt u het wachtwoord
om de parameters weer te geven en stelt u de optie [Beh.wachtwoord] in op [Uit].
• Als u het wachtwoord niet meer weet, kunt u bij [Apparaatinstellingen] in "Printer Instelling Tool" alle fabrieksinstellingen herstelle n. U kunt d aar h et wa chtwo ord ook opni euw opge ven.
Zie Apparaatinstellingen op pagina 34 voor meer informatie.
10
77
Hoofdstuk 10
Een labellay-out
maken
Maak op de computer met behulp van
P-touch Editor 5.0 (dat op de cd-rom staat)
een lay-out voor een label. Zie de
Softwarehandleiding op de cd-rom voor meer
informatie over het gebruik van de software.
Een sjabloon maken10
Voorbeeld van een label
a Voor Windows
Windows
Klik in het menu Start - [Alle Programma’s] - [Brother P-touch] [P-touch Editor 5.0].
®
®
XP/Windows Vista®/
7:
c Klik op [Papier] (1) en geef vervolgens
het medium en de lengte (2) op.
10
(Dit venster wordt weergegeven in
de modus [Express].)
1
2
d Klik op [Tekst] (1) en geef vervolgens
het lettertype en de stijl (2) op.
Voor Windows
Klik op [P-touch Editor 5.0] op het
scherm [Start] of [Apps], of dubbelklik
op [P-touch Editor 5.0] op het
Bureaublad.
®
8:
b Wanneer het dialoogvenster
[Nieuw/Openen] wordt weergege ven,
selecteert u de diverse opties om de te
gebruiken printer en het formaat van het
label dat u wilt maken, in te stellen.
1
2
78
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
e Klik op om de cursor weer te
geven zodat u tekst kunt typen.
f Klik na het invoeren van de tekst op het
tekstvak om het binnen de sjabloon te
verplaatsen.
g Herhaal de stappen e en f om tekst in
te voeren en de lay-out te bepalen.
Klik na het invoeren van tekst op
[Bestand] - [Opslaan als] op de
menubalk en geef vervolgens de
bestandsnaam op waaronder u
de gegevens wilt bewaren.
OPMERKING
Wanneer u het tikpaneel gebruikt, worden
de eerste tien tekens van de bestandsnaam
weergegeven op het LCD-scherm als
sjabloonnaam.
De tekst en volgorde voor weergave
op het LCD-scherm instellen
Met P-touch Editor 5.0 kunt u de te kst die op
het LCD-scherm wordt weergegeven en de
volgorde waarin dit gebeurt instellen.
a Open in P-touch Editor 5.0 de
labellay-out die u wilt bewerken.
b Selecteer het tekstvak voor de tekst die
u op het LCD-scherm wilt weergeven,
klik erop met de rechtermuisknop en klik
vervolgens op [Eigenschappen] om het
dialoogvenster [Eigenschappen van Tekst] weer te geven. Stel in het vak
[Naam object] op het tabblad
[Uitgebreid] het gewenste nummer
in (bijvoorbeeld "Text1", "Text2" of
"Text3"). De tekst wordt op het
LCD-scherm weergegeven in de
volgorde van de ingestelde nummers.
Als u tekst wilt instellen die niet op het
LCD-scherm moet worden weergegeven,
schakelt u het selectievakje [Tekst kan niet worden bewerkt] in op het tabblad
[Uitgebreid].
10
10
79
Hoofdstuk 10
De datum en tijd op een label plaatsen10
a Open in P-touch Editor 5.0 de
labellay-out die u wilt bewerken.
b Klik op de menubalk op [Invoegen] -
[Datum/Tijd] om het dialoogvenster
[Eigenschappen van Datum en tijd]
te openen. Selecteer de instellingen
voor de notatie van de tekst die wordt
ingevoegd.
1
Een database aan een
sjabloon koppelen10
Voorbeeld van een label
U kunt een database koppelen aan een
sjabloon die u hebt gemaakt. De tekst in de
sjabloon kan worden vervangen door tekst uit
de database. Dit maakt het mogelijk om
verschillende labels te maken met één
sjabloon.
Zie [P-touch Editor Help] voor meer
informatie over het opgeven van
database-instellingen.
a Maak van te voren een
databasebestand.
Als het selectievakje [Tijdens
afdrukken] (1) is ingeschakeld,
worden de datum en tijd van het
afdrukken gebruikt. Als het
selectievakje niet is ingeschakeld,
worden de huidige datum en tijd
gebruikt. Deze datum en tijd worden
daarna niet meer gewijzigd.
De datum en tijd worden op het label
afgedrukt met de in de printer
ingebouwde tekengrootte.
Aangezien de tekengrootte wordt
bepaald door de grootte van het
datum- en tijdobject, moet u het
object in P-touch Editor 5.0 zelf
op het gewenste formaat brengen
voordat u de labellay-out overbrengt
naar de printer.
OPMERKING
• Bestanden die zijn opgeslagen als XLS-,
MDB-, CSV- of TXT-bestand kunnen als
database worden gebruikt.
• Als u bestanden met XLSX- of
ACCDB-indeling wilt gebruiken, dient
Microsoft
Microsoft
systeemstuurprogramma van 2007 Office:
Data Connectivity-componenten of het
32-bits systeemstuurprogramma van
2010 Office: Data Connectivitycomponenten te zijn geïnstalleerd.
• Er kan maar één database tegelijk aan een
sjabloon zijn gekoppeld. Die datab ase
kan maximaal 65 000 records bevatten.
(De totale grootte van sjablonen en
databases is beperkt tot 6 MB.)
• De gegevens uit de databas e kunnen op
het LCD-scherm worden weergegeven.
Alleen de eerste 13 tekens worden
weergegeven.
®
Office 2007, 32-bits
®
Office 2010, het
80
b Open in P-touch Editor 5.0 de sjabloon
waaraan u de database wilt koppelen.
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
c Klik op de menubalk op [Bestand] -
[Database] - [Verbinden] om het
dialoogvenster [Database openen] te
openen. Selecteer [Databasebestand koppelen], klik op [Bladeren] en
selecteer de database die u wilt
koppelen.
d Klik op [Volgende]. Er wordt een
dialoogvenster met instellingen
weergegeven. Geef bij [Databaseveld]
in het paneel [Velden invoegen] op
welke databasekolom aan welk object
wordt gekoppeld en klik op [OK].
e De sjabloon en database worden aan
elkaar gekoppeld en het hoofdvenster
wordt weergegeven. Klik ter controle op
een rij van de database. De tekst uit de
database moet nu worden weergege ven
op het label.
10
81
Hoofdstuk 10
De labellay-out
overbrengen naar
de printer
Door de gemaakte labellay-out van de
computer over te brengen naar de printer
kunt u heel gemakkelijk via het tikpaneel
zo veel labels afdrukken als u maar wilt.
Gebruik P-touch Transfer Manager om
de gegevens over te dragen. Zie de
Softwarehandleiding op de cd-rom voor meer
informatie.
Zorg ervoor dat het hoofdscherm wordt
weergegeven op het LCD-scherm
voordat u gegevens overbrengt.
a Sluit de printer met een USB-kabel aan
op de computer en zet de printer aan.
c Selecteer deze printer in de lijst
[Printer]. Klik met de rechtermuisknop
op [Configuraties], klik op [Nieuw] en
maak een nieuwe map met de gewenste
10
naam. (In dit voorbeeld wordt de map
[Price Card] gemaakt.)
Klik op [Configuraties] of [Alle inhoud]
en sleep de over te brengen gegevens
naar de map [Price Card].
b Open in P-touch Editor 5.0 de
labellay-out die u wilt overbrengen
en klik vervolgens op [Bestand] [Sjabloon overbrengen] [Overdragen].
OPMERKING
• Controleer of het Lay-outvenster het
actieve venster is in P-touch Editor 5.0,
als u [Sjabloon overbrengen] niet kunt
selecteren in P-touch Editor 5.0.
• Als de labellay-out al naar P-touch
Transfer Manager is overgebracht,
kunt u de toepassing starten.
• Voor Windows
Windows
Klik in het menu Start op
[Alle programma’s] [Brother P-touch] - [P-touch Tools] [P-touch Transfer Manager 2.1].
P-touch Transfer Manager wordt
gestart.
• Voor Windows
Klik op [P-touch Transfer Manager 2.1]
op het scherm [Start] of [Apps].
P-touch Transfer Manager wordt
gestart.
®
®
XP/Windows Vista®/
7:
®
8:
d Het bestand in de map [Price Card]
krijgt een toetsnummer toegewezen
(registratienummer van de sjabloon dat
in de printer wordt opgeslagen). Klik met
de rechtermuisknop op het bestand, klik
op [Nummer toewijzen] en selecteer
vervolgens het gewenste nummer
(tussen 1 en 99), als u dit nummer
wilt wijzigen.
82
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
Het nummer bepaalt onder welke toets
van 1 tot en met 28 (1) op het tikpaneel
de gegevens worden opgeslagen.
1
Als het tikpaneel wordt gebruikt, moet
het nummer worden opgegeven
voordat de gegevens worden
overgebracht.
Als sjablonen worden toegewezen
aan de toetsen van het tikpaneel:
Sjablonen met de toetsnummer 1 tot
en met 28 worden geregistreerd
onder de toets met hetzelfde
nummer.
Als databases worden toegewezen
aan de toetsen van het tikpaneel:
Als een sjabloon met een
gekoppelde database wordt
geselecteerd, worden de databases
met nummer 1 tot en met 28
geregistreerd onder de toets met
hetzelfde nummer.
Zie De gegevens selecteren die aan de
toetsen van het paneel met
voorgeprogrammeerde toetsen worden
toegewezen op pagina 84 voor meer
informatie over het toewijzen van
gegevens aan de
voorgeprogrammeerde toetsen.
OPMERKING
• In deze printer kunnen maximaal
99 sjablonen worden geregistreerd.
• Er bestaan verschillende manieren
om meerdere sjablonen tegelijk over te
brengen naar de printer, afhankelijk van
de vraag of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Zie "Labels maken" in de
Softwarehandleiding op de cd-rom voor
meer informatie.
• Als een nieuwe sjabloon wordt
overgebracht met hetzelfde toetsnumme r
als een sjabloon die al in de printer is
geregistreerd, overschrijft de nieuwe
sjabloon de oude sjabloon.
Een tikpaneel selecteren10
U kunt twee verschillende bedieningspanelen
selecteren voor het tikpaneel: het
basisbedieningspaneel (A) en het paneel met
voorgeprogrammeerde toetsen (B).
Als u het paneel met voorgeprogrammeerde
toetsen (B) wilt gebruiken, moet u gegevens
opgeven voor toewijzing aan de toetsen van
het paneel met voorgeprogrammeerde
toetsen. Zie De gegevens selecteren die aan
de toetsen van het paneel met
voorgeprogrammeerde toetsen worden
toegewezen op pagina 84 voor meer
informatie over het opgeven van de
instellingen.
a Druk op [] (instellingen).
b Druk op [b], selecteer [Paneel inst.]
en druk op [OK].
c Druk op [a] of [b] om [A] of [B] te
selecteren en druk vervolgens op [OK].
10
e Selecteer de map [Price Card] en klik op
[Overdragen]. Klik op [OK] als een
bevestigingsbericht wordt weergegeven.
De overdracht begint.
d Volg de aanwijzingen op het scherm
om het tikpaneel te vervangen.
(Zie Informatie over het vervangen van het paneel op pagina 71 voor meer
informatie over het vervangen van
het tikpaneel.)
83
Hoofdstuk 10
e Controleer of de naam op het
LCD-scherm overeenstemt met de naam
van het gebruikte tikpaneel en druk
vervolgens op de knop (Afdrukken).
De gegevens selecteren die
aan de toetsen van het paneel
met voorgeprogrammeerde
toetsen worden toegewezen10
U kunt opgeven wat voor gegevens aan de
toetsen van het paneel met
voorgeprogrammeerde toetsen zijn
toegewezen bij gebruik van het tikpaneel.
Dit kunnen sjablonen of databases zijn.
Voorbeeld van een labellay-out die in de
printer is geregistreerd:
Sjabloon Nr.1 (fruits.lbx)
Strawberry
$2.85
Database
Nr.
Strawberry
1
Orange
2
Apple
3
Banana
NamePrice
2.85
1.55
2.15
1.554
Als [Sjabloon] is ingesteld, worden
sjablonen geregistreerd onder de toets
met hetzelfde nummer als de sjabloon,
te beginnen bij sjabloon nummer 1.
Strawberry
$ 2.85
Price Down !!
10%OFF
Coffee
$ 3.85
Als [Database] is ingesteld, wordt de
database van de geselecteerde sjabl oo n
geregistreerd onder de toets met
hetzelfde nummer als de database,
te beginnen bij database nummer 1.
(In de afbeelding is sjabloon nummer 1
geselecteerd.)
Strawberry
$ 2.85
Orange
$ 1.55
Apple
$ 2.15
Banana
$ 1.55
Sjabloon Nr.2 (off.lbx)
Price Down !!
10%OFF
Database
Nr.
1
2
3
Sjabloon Nr.3 (drink.lbx)
Coffee
$3.85
Price
10%
15%
30%
50%4
a Druk op [] (beheer).
b Selecteer [Setup] en druk op [OK].
c Selecteer [Toetsenfunctie] en druk
op [OK].
d Druk op [a] of [b] om [Sjabloon] of
[Database] te selecteren en druk
vervolgens op [OK].
84
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
Een paneel met
voorgeprogrammeerde
toetsen maken10
U kunt een paneel met voorgeprogrammeerde
toetsen maken op een van de volgende
manieren.
Met stickers of met een pen. U schrijft
de naam van de toetsen rechtstreeks
op het meegeleverde paneel met
voorgeprogrammeerde toetsen.
Het eigenlijke paneelraster staat
afgebeeld op de laatste pagina voor het
achterblad van de installatiehandleiding
voor het tikpaneel. U kunt dit raster
kopiëren op gewoon papier.
Paneelgrootte: 132,4 mm (lengte) ×
92,3 mm (breedte)
U kunt een paneelindeling downloaden
van de volgende website.
http://solutions.brother.com
[Select your region/country] - selecteer
uw product - [Downloads]
Het label afdrukken
Een label dat naar de printer is overgebracht
kan gemakkelijk worden afgedrukt of bewerkt
met het tikpaneel zonder dat u e en verbinding
met een computer hoeft te hebben.
Afdrukken met het
basisbedieningspaneel10
a Schakel de printer in. Het hoofdscherm
wordt weergegeven.
b Druk op [a] of [b] om het nummer te
selecteren van de sjabloon die u wilt
afdrukken of voer het nummer in met de
cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Druk op [ ] (zoeken) om de
sjabloongegevens weer te geven op het
scherm.
10
U kunt de toetsnamen typen en de
gegevens vervolgens afdrukken op
gewoon papier.
1
4
2
3
1Sjabloonnummer
2Tekst in sjabloon
3Papierformaat
4Nummer van databaserecord
(alleen bij een gekoppelde database)
OPMERKING
• Alle tekst in de sjabloon kan nu worden
gecontroleerd door te drukken op [d] of [c].
• De tekst wordt op het LCD-scherm
weergegeven in de volgorde die is
ingesteld met P-touch Editor 5.0. Zie De
tekst en volgorde voor weergave op het
LCD-scherm instellen op pagina 79 voor
meer informatie.
10
85
Hoofdstuk 10
c Als er een database aan de sjabloon is
gekoppeld:
Druk op [a] of [b] om het nummer te
selecteren van de databaserecord die
u wilt afdrukken of voer het nummer in
met de cijfertoetsen en druk vervolgens
op [OK].
d Druk op de knop (Afdrukken). Er
wordt een bericht met het aantal
exemplaren weergegeven ter controle.
e Typ het aantal exemplaren dat u wilt
afdrukken en druk vervolgens op de
knop (Afdrukken) of op [OK].
De labels worden afgedrukt.
De inhoud van een label bewerken
vóór het afdrukken
Als u de inhoud wilt wijzigen van een sjabloon
die al naar de printer is overgebracht, kunt u
de gegevens rechtstreeks bewerken op het
tikpaneel. U hoeft de gegevens dan niet te
bewerken op de computer e n opnieuw over te
brengen naar de printer.
OPMERKING
• Alleen getallen kunnen worden aangepast.
• De bewerkte sjabloon kan niet worden
opgeslagen. Wanneer u een andere
sjabloon of database selecteert, worden
de wijzigingen in de gegevens ongedaan
gemaakt.
Pas de gegevens aan met het
basisbedieningspaneel.
10
OPMERKING
• U kunt het aantal af te drukken
exemplaren tussen 1 en 999 instellen.
• Als de sjabloon een automatisch
ophogend nummer bevat, wordt bij elk
label dat wordt afgedrukt het veld voor de
nummering automatisch opgehoogd met
de ingestelde waarde.
•Als [Afdr. bevest.] op [Uit] staat,
wordt met afdrukken begonnen zodra u op
de knop (Afdrukken) drukt in stap d.
a Selecteer op het hoofdscherm de
sjabloon die u wilt bewerken en druk
vervolgens op [ ] (zoeken).
Als u de inhoud van een databaserecord
wilt bewerken, selecteer dan de
desbetreffende record.
b Druk op [d] of [c] om het te bewerken
item weer te geven en druk vervolgens
op [OK].
De bewerkingsmodus wordt geactiveerd
en het getal dat kan worden gewijzigd
wordt gemarkeerd.
86
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
c Druk op [d] of [c] om het getal te
markeren dat u wilt wijzigen. Druk op de
cijfertoets met het nieuwe nummer dat
het oude getal moet overschrijven. (In dit
voorbeeld wordt [2.85] gewijzigd in
[2.45]. Druk op [c] om [8] te markeren en
druk vervolgens op [4] bij de numerieke
toetsen.)
wordt weergegeven in de
linkerbenedenhoek van het scherm om
aan te geven dat de sjabloon is bewerkt.
OPMERKING
•Druk op [Esc] om de bewerkingsmodus te
verlaten als u weer het oorspronkelijke
getal wilt gebruiken voor het nu
weergegeven item.
Afdrukken met het paneel met
voorgeprogrammeerde
toetsen10
Als u een labellay-out hebt toegewezen aan
een toets op het paneel met
voorgeprogrammeerde toetse n, kunt u dat
label gemakkelijk afdrukken door op de
desbetreffende toets te drukken.
Welke gegevens voor elke toets van het
paneel met voorgeprogrammeerde
toetsen zijn geregistreerd, wordt
bepaald door het databasenummer of
toetsnummer waarmee de gegevens
van de computer zijn overgebracht naar
de printer. Zie De labellay-out overbrengen naar de printer
op pagina 82 voor meer informatie.
a Schakel de printer in. Het hoofdscherm
wordt weergegeven.
• Houd [Esc] minstens 1 seconde ingedrukt
om de oorspronkelijke waarde voor het
weergegeven item te herstellen en terug
te keren naar het hoofdscherm. Als er een
ander item is bewerkt, wordt
weergegeven.
d Druk op [OK] om de gewijzigde tekst toe
te passen en druk vervolgens op de
knop (Afdrukken). Er wordt een
bericht met het aantal exemplaren
weergegeven ter controle.
e Typ het aantal exemplaren dat u wilt
afdrukken en druk vervolgens op de
knop (Afdrukken) of op [OK].
De labels worden afgedrukt.
b Als databases worden toegewez en aan
de toetsen van het tikpaneel:
Druk op [a] of [b] om een sjabloon te
selecteren.
c Druk op de voorgeprogrammeerde
toets van het label dat u wilt afdrukken.
De labelgegevens worden
weergegeven op het scherm.
1
2
3
1Sjabloonnummer
2Tekst in labellay-out
3Papierformaat
4Nummer van databaserecord
(alleen bij een gekoppelde database)
5Aantal afdrukken
4
5
10
87
Hoofdstuk 10
OPMERKING
•Druk op [d] of [c] om alle tekst in de
labellay-out te controleren. Als u het
paneel met voorgeprogrammeerde
toetsen (B) gebruikt, kunnen de gegevens
niet worden bewerkt. Pas de gegevens
aan met het basisbedieningspaneel (A).
Zie De inhoud van een label bewerken vóór het afdrukken op pagina 86 voor
meer informatie.
• De tekst wordt op het LCD-scherm
weergegeven in de volgorde die is
ingesteld met P-touch Editor 5.0. Zie De
tekst en volgorde voor weergave op het
LCD-scherm instellen op pagina 79 voor
meer informatie.
d Typ met [a] of [b] het aantal exemplaren
dat u wilt afdrukken en druk vervol ge ns
op de knop (Afdrukken) of [OK].
De labels worden afgedrukt.
OPMERKING
• U kunt het aantal af te drukken
exemplaren tussen 1 en 999 instellen.
• Als de sjabloon een automatisch
ophogend nummer bevat, wordt bij elk
label dat wordt afgedrukt het veld voor de
nummering automatisch opgehoogd met
de ingestelde waarde.
•Als [Afdr. bevest.] op [Uit] staat,
wordt met afdrukken begonnen zodra u
op de voorgeprogrammeerde toets drukt
in stap c.
Als een sjabloon met een gekoppelde
database wordt geregistreerd onder
een toets van het paneel met
voorgeprogrammeerde toetsen
Als u een sjabloon met een gekoppelde
database registreert voor een toets van het
paneel met voorgeprogrammeerde toetsen,
wordt de inhoud weergegeven van de
databaserecord die u aangeeft door een
bepaald aantal keren op de toets te
drukken. Als de sjabloon bijvoorbeeld
3 databaserecords heeft, dan geeft u door
één keer op de voorgeprogrammeerde toets
te drukken de inhoud van de eerste record
weer. Tweemaal drukken geeft de i nhoud van
de tweede record weer, driemaal drukken
de inhoud van de derde record. Wanneer u
viermaal drukt, keert u terug naar de inhoud
van de eerste databaserecord.
a Druk op de toets van het label dat u wilt
afdrukken tot u de inhoud van de
gewenste record ziet.
b Typ met [a] of [b] het aantal exemplaren
dat u wilt afdrukken en druk verv olg en s
op de knop (Afdr ukken) of [ OK].
De labels worden afgedrukt.
Als een sjabloon met een gekoppelde
database is toegewezen aan een toets
van het paneel met
voorgeprogrammeerde toetsen, moet
[Afdr. bevest.] op [Aan] staan. Als
[Uit] is geselecteerd, kan alleen de
eerste database worden geselecteerd.
10
88
OPMERKING
• U kunt het aantal af te drukken
exemplaren tussen 1 en 999 instellen.
• Als de sjabloon een automatisch
ophogend nummer bevat, wordt bij elk
label dat wordt afgedrukt het veld voor de
nummering automatisch opgehoogd met
de ingestelde waarde.
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
Afdrukken bij gebruik van een
barcodelezer10
Met behulp van functies van P-touch
Template kunt u barcodes scann en voor
weergave met een sjabloon die is
overgebracht naar de printer, die ba rcodes zo
nodig aanpassen, en tot slot labels afdrukke n.
U kunt daarbij de inhoud van de weergegeven
sjabloon of de te vervangen tekst controleren
op het LCD-scherm.
Raadpleeg de Softwarehandleiding op de
cd-rom voor meer informatie over het gebruik
van de functies van P-touch Template.
Als u de tekst in een sjabloon wilt controleren,
selecteert u het sjabloonnummer op het
hoofdscherm zodat de sjabloongegevens
worden weergegeven, en drukt u op [ d] of [c].
Als u tekst wilt bewerken, geeft u die weer en
drukt u op [OK]. De bewerkingsmodus wordt
geactiveerd en de tekst die kan worden
gewijzigd wordt gemarkeerd.
Omdat u de inhoud van de labellay-out kunt
controleren voor het afdrukken, kunt u
voorkomen dat het verkeerde label wordt
afgedrukt.
Labellay-outs op de
printer (controleren,
verwijderen en logboek
raadplegen)
Met de volgende procedures kunt u
labellay-outs op de printer controleren en
verwijderen, en kunt u het printerlogboe k met
betrekking tot die labels weergeven.
De inhoud van een labellay-out
controleren
Als u de sjabloongegevens wilt weergeven
op het scherm en de inhoud wilt controleren ,
drukt u op [ ] (zoeken) op het tikpaneel. Zie
Afdrukken met het basisbedieningspaneel
op pagina 85 voor meer informatie.
Een labellay-out verwijderen10
U kunt een labellay-out van de printer
verwijderen met [Apparaatinstellingen] in
"Printer Instelling Tool". Klik op de menubalk
op [Tools] - [Sjabloon en database verwijderen] om een sjabloon of database d ie
is geregistreerd op de printer te verwijderen.
Zie Menubalk op pagina 40 voor meer
informatie.
10
10
10
Sluit de printer aan op een computer en
gebruik P-touch Transfer Manager als u
de labellay-out op de printer wilt controleren
en de gegevens wilt selecteren die u wilt
verwijderen. Zie de Softwarehandleiding op
de cd-rom voor meer informatie.
89
Hoofdstuk 10
Het printerlogboek van labellay-outs
raadplegen
U kunt het printerlogboek controleren met
[Apparaatinstellingen] in "Printer Instelling Tool". Als [Printerlogboek opslaan] op het
tabblad [Geavanceerd] is ingesteld op
[Inschakelen], wordt een printerlogboek
bijgehouden op de printer. Klik op [Tools] [Printerlogboek opslaan in bestand] om
het printerlogboek te exporteren en op te
slaan in een CSV-bestand. Zie
Apparaatinstellingen op pagina 34 voor meer
informatie.
10
De batterij voor
tijd/datum vervangen
De printer heeft een batterij voor tijd/datum,
voor ondersteuning van de instellingen van de
interne klok. De batterij wordt ook opgebruikt
als de printer langere tijd niet in gebruik is.
Gebruik in de printer alleen de
aanbevolen batterijen. Andere
batterijen kunnen schade aan de
printer veroorzaken.
Breng oude batterijen naar een
officieel inzamelpunt en doe ze niet
bij het normale afval. Houd u aan alle
nationale en lokale voorschriften.
Voorkom kortsluiting en wikkel de
batterij in bijvoorbeeld plakband
wanneer u de batterij wilt opbergen
of weggooien.
10
(Voorbeeld van isolatie van batterij)
1
2
1Plakband
2Batterij voor tijd/datum
Wij raden u aan om de batterij elke
twee jaar te vervangen.
Als de tijd wordt gereset wanneer de
printer aan is, moet u deze batterij
vervangen. Vervang de
lithiumbatterij door een batterij
van het type CR2032 (aanbevolen
fabrikanten: Hitachi Maxell, Ltd.,
FDK Corporation, Panasonic
Corporation, Sony Corporation,
Toshiba Corporation en
VARTA Microbattery Inc.).
90
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
a Houd de knop (Aan-/uitknop)
ingedrukt om de printer uit te zetten
en trek vervolgens de stekker uit het
stopcontact. Verwijder de oplaadbare
Li-ionbatterij (optioneel) als die is
geïnstalleerd.
b Druk de knop voor het ontgrendelen van
de klep aan beide zijden in en trek de
bovenklep van het compartiment voor
de RD-rol omhoog.
c Draai het klepje van de batterij voor de
datum/tijd met een muntstuk of een
soortgelijk voorwerp in de richting van
de pijl op het klepje tot het klepje niet
verder kan. Vervolgens kunt u het klepje
wegpakken.
Als u het klepje van de batterij voor de
datum/tijd toch verder draait dan de
normale eindpositie, kunt u het klepje
beschadigen.
e Installeer de nieuwe batterij.
Plaats de nieuwe batterij met de polen
(+ en - ) in de juiste richting.
f Breng het klepje van de batterij voor de
datum/tijd weer op zijn plek aan en draai
het met een muntstuk of een soortgelijk
voorwerp tegen de richting van de pijl
op het klepje in tot het klepje niet
verder kan.
Als u het klepje van de batterij voor
de datum/tijd toch verder draait dan de
normale eindpositie, kunt u het klepje
beschadigen.
d Verwijder de batterij.
Druk op gedeelte A van de batterij om die
op te wippen zodat u hem gemakkelijk
kunt verwijderen, zoals hieronder
weergegeven.
g Sluit de klep van het compartiment voor
de RD-rol. Druk de klep aan tot die
vastklikt.
OPMERKING
De tijd en de datum kunnen worden
geconfigureerd met de toets (beheer)
op het tikpaneel. Zie Tijd en datum instellen op pagina 76 voor meer
informatie.
10
91
Hoofdstuk 10
Veelgestelde vragen
V. Hoeveel geheugen is beschikbaar?
A. De printer heeft 6 MB ingebouwd
geheugen beschikbaar, waarin maximaal
99 sjablonen kunnen worden opgeslagen.
Wanneer er geen ingebouwd geheugen
meer vrij is of wanneer er 99 sjablonen
zijn geregistreerd, kunnen er verder geen
sjablonen meer worden overgebracht naar
(worden geregistreerd bij) de printer.
Verwijder de sjablonen die u niet meer
nodig hebt uit de printer.
V. Waarom verandert de bestandsgrootte
wanneer een sjabloon naar de printer wordt
overgebracht?
A. Sjabloonbestanden die worden
toegevoegd aan P-touch Transfer Manager 2.1
hebben een andere indeling dan he t bestand
nadat het is overgedragen naar de printer.
Daardoor verandert de bestandsgrootte.
V. Hoe kan ik nagaan hoeveel sjablonen op
de printer kunnen worden geregistreerd en
welke toetsen in gebruik zijn?
A. Volg de onderstaande procedure om de
informatie te raadplegen:
1 Sluit de printer met een USB-kabel aan op
de computer en zet de printer aan.
®
2 Voor Windows
Windows
®
XP/Windows Vista®/
7:
10
3 Klik in het linker deelvenster op
"Brother TD-XXXX" ("TD-XXXX" is de
modelnaam van uw printer) om in het
rechter deelvenster de sjablonen weer te
geven die op de printer zijn geregistreerd.
U kunt in dat venster het aantal sja blonen
controleren en de toetsen die worden
gebruikt.
V. Waarom kan een sjabloon niet naar
de printer worden overgebracht? (Wel
overgebracht, maar datum niet automatisch
bijgewerkt.)
A. Mogelijk is het printerstuurprogramma
niet goed geïnstalleerd. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en probeer
de overdracht vervolgens opnieuw.
Als de datum niet is bijgewerkt, controleer
dan of het selectievakje [Tijdens afdrukken]
is ingeschakeld in het dialoogvenster
[Eigenschappen van Datum en tijd] voor de
sjabloon.
Zie De datum en tijd op een label plaatsen
op pagina 80 voor meer informatie.
Klik in het menu Start op
[Alle programma’s] - [Brother P-touch] [P-touch Tools] - [P-touch Transfer Manager 2.1].
Voor Windows
Klik op [P-touch Transfer Manager 2.1]
op het scherm [Start] of [Apps].
92
®
8:
Werken met het tikpaneel (optioneel: PA-TDU-001) (alleen TD-2120N/2130N)
Productspecificaties
Grootte: Ca. 111 (B) × 170 (D) × 78 mm (H)
Gewicht: 0,342 kg
10
10
93
De WLAN-interface gebruiken
11
(optioneel: PA-WI-001)
(alleen TD-2120N/2130N)
Het
printerstuurprogramma
en de software
installeren
U kunt het printerstuurprogramma en de
software met een van de volgende drie
methoden installeren.
USB-verbinding
Bedrade LAN-verbinding
(alleen TD-2120N/2130N)
Draadloze LAN-verbinding
(alleen TD-2120N/2130N)
(als de WLAN-interface is aangesloten)
Hieronder staat de procedure voor het maken
van een draadloze LAN-verbinding.
11
Vereiste apparaten en
netwerkconfiguratie
In dit gedeelte wordt de procedure
beschreven voor het maken van een
verbinding in de volgende
11
netwerkconfiguratie (infrastructuurmodus).
Infrastructuurmodus
1
4
3
11
5
2
Zie Het printerstuurprogramma en de
software installeren op pagina 4 en Venster
installatieprogramma op pagina 4 voordat u
instellingen opgeeft.
Raadpleeg USB-verbinding op pagina 5 en
Bedrade LAN-verbinding (alleen
TD-2120N/2130N) op pagina 6 voor meer
informatie over het tot stand brengen van een
USB-kabelverbinding of een bedrade
LAN-verbinding.
Voordat u een draadloze
LAN-verbinding maakt11
Een draadloze LAN-verbinding kan alleen
worden gebruikt als de WLAN-interface
(optioneel) is aangesloten op de printer.
Zie de instructiehandleiding van de
WLAN-interface (optioneel) voor meer
informatie over het aansluiten van de
WLAN-interface.