Brother NX-200 User Manual [nl]

Page 1
Page 2
Bijgesloten accessoires
Open de doos en controleer of de volgende accessoires zijn bijgesloten. Wanneer een artikel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met uw leverancier.
Accessoires
De doos moet de volgende artikelen bevatten.
Opmerking
De schroef van de persvoethouder is verkrijgbaar bij uw erkende dealer. (Onderdeelcode: XA4813-051).
De accessoiretray met indeling is verkrijgbaar bij uw erkende dealer. (Onderdeelcode: XC4489-051)
10.* 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
19. 20. 21. 22. 23. 24.
* 75/11 2 naalden
90/14 2 naalden 90/14 2 naalden: Ballpointnaald (goudkleurig)
Nr. Onderdeel Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatvoet “A” XC2691-051 13 Gaatjesponser 135793-001 2 Overhandse steekvoet “G” XC3098-051 14 Schroevendraaier (groot) X55467-051 3 Monogramvoet “N” X53840-351 15 Schroevendraaier (klein) X55468-051 4 Ritsvoet “I” X59370-051 16 Kloskap (groot) 130012-054 5 Zigzagvoet “J” (op machine) XC3021-051 17 Kloskap (middelgroot) (2) X55260-153 6 Blindsteekvoet “R” X56409-051 18 Kloskap (klein) 130013-154 7 Knoopbevestigingsvoet “M” 130489-001 19 Extra klospin (horizontaal) XC4654-051 8 Tornmesje X54243-001 20 Klosnetje XA5523-050 9 Spoel (4) XA5539-151 21 Voetpedaal XC1154-051
10 Naaldsetje X58358-051 22 Bedieningshandleiding XC4668-051 11 Tweelingnaald X59296-051 23 Beknopte bedieningsgids XC4546-151 12 Schoonmaakborsteltje X59476-051 24 Koffer XC2360-152
Omslag A
Page 3
Machineonderdelen en hun functie
Hieronder worden de diverse onderdelen van de naaimachine en hun functie beschreven. Lees de beschrijvingen zorgvuldig door, zodat u de namen van de onderdelen kent, voordat u de naaimachine gaat gebruiken.
Vooraanzicht
2
1
C
B
A
0
9
1 Draadgeleiderplaat / 2 Draadgeleiderdeksel
Bij het inrijgen van de bovendraad leidt u de draad rond de draadgeleiderplaat.
3 Klospin
Plaats de klos op de klospin.
4 Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
Bij het opwinden van de onderdraad leidt u de draad rond deze draadgeleider.
5 Bovenklep
Open de bovenklep om de klos met garen op de klospin te plaatsen.
6 Spoelopwinder
Gebruik de spoelopwinder voor het opwinden van de spoel.
7 Bedieningspaneel
Selecteer een steek uit de steken die op het bedieningspaneel verschijnen. (pagina Omslag E)
3
4
5
6
7
8
8 Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
9 Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen start u de naaimachine en zet u automatisch de naald omhoog en omlaag. (pagina Omslag D)
0 Platbodemstuk met accessoireruimte
Bewaar de persvoet en spoelen in de accessoireruimte van het platbodemstuk. Verwijder het platbodemstuk voordat u cilindrische stukken gaat naaien.
A Draadafsnijder
Leid de draden door de draadafsnijder om deze af te snijden.
B Hendel van naaldinrijger
Rijg de naald in met de naaldinrijger.
C Draadspanningsknop
Met de draadspanningsknop kunt u de spanning van de bovendraad aanpassen.
Omslag B
Page 4
Naald- en persvoet­gedeelte
1
2
Rechterkant/achteraanzicht
1
2
3
3
4
4
8
7
6
1 Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag, wanneer u knoopsgaten en bartacks naait.
2 Draadgeleiderschijven
Leid de draad door de draadgeleiderschijven, wanneer u de naald inrijgt met de naaldinrijger.
3 Draadhaak aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadhaak aan de naaldstang.
4 Naaldplaat
De naaldplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen naaien.
5 Spoelhuisdeksel/spoelhuis
Verwijder het spoelhuisdeksel en plaats de spoel in het spoelhuis.
6 Transporteurs
De transporteurs voeren de stof in de naairichting.
7 Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor de geselecteerde steek.
8 Persvoethouder
De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
5
5
8
7
6
1 Persvoetknop
Met de persvoetknop kunt u instellen hoeveel druk de persvoet uitoefent op de stof.
2 Handvat
Draag de naaimachine aan het handvat, wanneer u deze vervoert.
3 Handwiel
Door het handwiel naar u toe te draaien kunt u de naald omlaag halen om één steek te naaien.
4 Luchtgat
Het luchtgat zorgt voor luchtverversing rond de motor. Houd het luchtgat vrij, wanneer u de naaimachine gebruikt.
5 Hoofdschakelaar
Met de hoofdschakelaar zet u de naaimachine aan en uit.
6 Contactpunt van het voetpedaal
Steek de stekker aan het eind van de voetpedaalkabel in het betreffende contactpunt op de machine.
7 Voedingsaansluiting naaimachine
Steek de stekker van het netsnoer in de voedingsaansluiting.
8 Schakelaar voor transporteurstand
Met de transporteurstandschakelaar kunt u de transporteurs omlaag zetten.
Memo
Zie Omslagpagina’s B, D of E, wanneer u leert hoe u de machine moet gebruiken.
Omslag C
Page 5
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei elementaire naaimachinehandelingen gemakkelijk uitvoeren.
2
3
4
1
5
1 Start/stoptoets
Door op de start/stoptoets te drukken kunt u beginnen of stoppen met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, gaat de machine op lage snelheid naaien. Wanneer u stopt met naaien, staat de naald omlaag in de stof. Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 37). De knop licht op in groen, rood of oranje, afhankelijk van de bediening van de naaimachine.
Groen: Wanneer de machine klaar is om te
gaan naaien, of wanneer de machine naait
Rood: Wanneer de machine niet klaar is om te
beginnen met naaien
Oranje: Wanneer de spoelopwinderas naar
rechts staat om de onderdraad op de spoel te winden
2 Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
Door op de achteruitnaaien/verstevigingsteektoets te drukken naait u achteruit of maakt u verstevigingssteken. U kunt achteruitnaaien door de toets ingedrukt te houden. U kunt verstevigingssteken naaien door 3 tot 5 steken over elkaar te naaien. Meer bijzonderheden vindt u in “Het naaiwerk verstevigen” (pagina 39).
3 Naaldstandtoets
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de toets drukt, naait u één steek.
4 Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
5 Persvoethendel
Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of omlaag.
Omslag D
Page 6
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel, rechts op het voorpaneel van de naaimachine, bestaat uit diverse toetsen en schuiven waarmee u bepaalt hoe de steek wordt genaaid.
1
2
3
8
4
5
7
1 Steekbreedteschuif / 2 Steekbreedtetoets
Hiermee past u de steekbreedte of de naaldstand aan. U drukt eerst op de steekbreedtetoets en vervolgens past u met de steekbreedteschuif de steekbreedte aan.
3 Steeklengteschuif / 4 Steeklengtetoets
Hiermee past u de lengte van de steek aan. U drukt eerst op de steeklengtetoets en vervolgens past u met de steeklengteschuif de steeklengte aan.
5 Automatisch achteruitnaaien/verstevigingsstekentoets
Druk op de automatisch achteruitnaaien/verstevigingsstekentoets als u aan het begin en het eind van de steken automatisch achteruit of verstevigingssteken wilt naaien.
6 Naaldstopstandtoets
Hiermee wijzigt u de stand waarin de naald staat wanneer u de naaimachine stopt. Als de toets brandt, stopt de naaimachine met de naald omlaag. Als de toets niet brandt, stopt de naaimachine met de naald omhoog.
7 Steekselectietoets / 8 Steekindicator
Druk op de steekselectietoets en selecteer het nummer van de steek die u wilt gebruiken. Er zijn 50 steken beschikbaar. Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
9 Steken
Er zijn 50 steken. Selecteer steek 00-49. Een letter (A, G, J, N of R) die aangeeft welke persvoet u moet gebruiken, verschijnt rechts van het steeknummer.
6
Omslag E
Page 7
Optionele accessoires
De volgende accessoires zijn optioneel verkrijgbaar.
1. 2. 3.
4. 5. 6.
7. 8. 9.
1. Zijsnijder
Onderdeelcode: XC3879-002
2. Quiltgeleider
Onderdeelcode: XC2215-002
3. Brede tafel
Onderdeelcode: XC4541-051
4. Boventransportvoet
Onderdeelcode: XC2214-002
5. Quiltvoet
Onderdeelcode: XC1948-002
6. Instelbare rits/pipingvoet
Onderdeelcode: XC1970-002
7. Nonstickvoet
Onderdeelcode: XC1949-002
8. Open-teenvoet
Onderdeelcode: XC1964-002
9. Steekgeleidervoet “P”
Onderdeelcode: XA8839-002
Memo
Wilt u optionele accessoires of onderdelen aanschaffen, neem dan contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
1
Page 8
Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe naaimachine. Lees deze handleiding zorgvuldig voor u de naaimachine in gebruik neemt, zodat u de diverse functies correct kunt uitvoeren. Houd deze handleiding altijd bij de hand, zodat u snel iets kunt nazoeken.
Functies van de naaimachine
1
2
1 Gemakkelijk inrijgen van de bovendraad
U kunt de klos aan de voorkant van de naaimachine installeren, zodat u de bovendraad gemakkelijk kunt inrijgen. Bovendien kunt u de naald met een eenvoudige handeling inrijgen. (pagina 16)
2 De onderdraad in één handeling inrijgen
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. (pagina 14)
3 Spoel eenvoudig opwinden
U kunt de spoel snel en gemakkelijk opwinden met draad. (pagina 10)
4 Ingebouwde steken
U kunt kiezen uit de ingebouwde steken, waaronder naaisteken, lettersteken en decoratieve steken.(pagina 52)
3
4
2
Page 9
Inhoudsopgave
Bijgesloten accessoires .......................................................................................... Omslag A
Accessoires ..........................................................................................................................................Omslag A
Machineonderdelen en hun functie ........................................................................Omslag B
Vooraanzicht .......................................................................................................................................Omslag B
Naald- en persvoet-gedeelte .................................................................................................................Omslag C
Rechterkant/achteraanzicht ..................................................................................................................Omslag C
Bedieningstoetsen ............................................................................................................................... Omslag D
Bedieningspaneel ................................................................................................................................. Omslag E
Optionele accessoires ..........................................................................................................1
Inleiding .............................................................................................................................. 2
Functies van de naaimachine ............................................................................................... 2
Inhoudsopgave .................................................................................................................... 3
VOORBEREIDINGEN ........................................................................................7
De machine aan- en uitzetten .............................................................................................8
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom .............................................................................................................. 8
De machine aanzetten ...................................................................................................................................... 9
De machine uitzetten ........................................................................................................................................ 9
De spoel opwinden/installeren .......................................................................................... 10
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel .............................................................................................................. 10
De spoel opwinden ......................................................................................................................................... 10
De spoel installeren ........................................................................................................................................14
De bovendraad inrijgen ..................................................................................................... 16
De bovendraad inrijgen .................................................................................................................................. 16
De naald inrijgen ............................................................................................................................................ 19
Werken met de tweelingnaald ......................................................................................................................... 20
Werken met draad die snel afwindt ................................................................................................................. 22
De onderdraad omhoogtrekken ....................................................................................................................... 23
De naald vervangen ........................................................................................................... 24
Voorzorgsmaatregelen met naalden ................................................................................................................ 24
Soorten naalden en toepassingen ....................................................................................................................24
De naald controleren ...................................................................................................................................... 25
De naald vervangen ........................................................................................................................................ 26
De persvoet verwisselen .................................................................................................... 27
Voorzorgsmaatregelen voor de persvoet .......................................................................................................... 27
De persvoet vervangen .................................................................................................................................... 27
De druk van de persvoet instellen ................................................................................................................... 28
De persvoethouder verwijderen ...................................................................................................................... 29
Werken met de optionele boventransportvoet ................................................................................................. 29
Cilindrische of grote stukken naaien ................................................................................. 31
Cilindrische stukken naaien ............................................................................................................................ 31
Grote stukken stof naaien ................................................................................................................................ 31
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN .........................................................33
Naaien ............................................................................................................................... 34
Algemene procedure voor het naaien .............................................................................................................. 35
De stof plaatsen .............................................................................................................................................. 36
Beginnen met naaien ...................................................................................................................................... 37
Het naaiwerk verstevigen ................................................................................................................................ 39
De draad afknippen ........................................................................................................................................ 41
De draadspanning aanpassen ............................................................................................42
De spanning van de bovendraad wijzigen ....................................................................................................... 42
3
Page 10
—————————————————————————————————————————————————————————
De steeklengte en steekbreedte aanpassen ........................................................................ 43
De steekbreedte aanpassen ............................................................................................................................. 43
De steeklengte aanpassen ............................................................................................................................... 44
Nuttige functies ................................................................................................................. 45
De naaldstopstand wijzigen ............................................................................................................................ 45
Automatisch achteruitnaaien/verstevigingssteken ............................................................................................ 45
Nuttige naaitips .................................................................................................................47
Proeflap naaien ...............................................................................................................................................47
De naairichting wijzigen ................................................................................................................................. 47
Bochten naaien ............................................................................................................................................... 47
Dikke stoffen naaien .......................................................................................................................................48
Dunne stoffen naaien ...................................................................................................................................... 49
Stretchstoffen naaien ....................................................................................................................................... 49
Een evenwijdige naad naaien ..........................................................................................................................49
NAAISTEKEN ...................................................................................................51
Steken selecteren ...............................................................................................................52
Steken selecteren ............................................................................................................................................ 52
Overhandse steken ............................................................................................................ 54
Overhandse steken naaien met persvoet “G” .................................................................................................. 54
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J” .................................................................................................55
Overhandse steken naaien met de optionele zijsnijder ....................................................................................56
Elementaire steken ............................................................................................................58
Elementaire steken .......................................................................................................................................... 58
Blindzoomstikken .............................................................................................................. 59
Knoopsgatsteken ................................................................................................................61
Knoopsgaten naaien ........................................................................................................................................ 62
Knopen aannaaien .......................................................................................................................................... 65
Ritsen inzetten ................................................................................................................... 68
Een rits inzetten in het midden ........................................................................................................................ 68
Een rits inzetten aan de zijkant ........................................................................................................................ 69
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten .........................................................................72
Stretchstof naaien ............................................................................................................................................ 72
Elastiek bevestigen .......................................................................................................................................... 72
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken ................................................................................ 74
Applicaties aanbrengen ...................................................................................................................................75
Patchwork (fantasiequilt) steek ........................................................................................................................ 76
Patchwork ....................................................................................................................................................... 76
Quilts maken .................................................................................................................................................. 77
Fantasiequilts naaien ....................................................................................................................................... 78
Verstevigingssteken ........................................................................................................... 80
Drievoudige stretchsteek ................................................................................................................................. 80
Bartacksteek .................................................................................................................................................... 80
Gaatjes stikken ...................................................................................................................82
Decoratieve steken ............................................................................................................ 83
Fagotwerk ....................................................................................................................................................... 84
Schelpsteken ................................................................................................................................................... 85
Smokwerk ....................................................................................................................................................... 85
Verbindingssteken ........................................................................................................................................... 86
Erfstuksteken ................................................................................................................................................... 87
4
Page 11
BIJLAGE ...........................................................................................................89
Steekinstellingen ................................................................................................................ 90
Naaisteken ...................................................................................................................................................... 90
Onderhoud ........................................................................................................................ 94
De buitenkant van de machine schoonmaken ................................................................................................. 94
Het spoelhuis schoonmaken ........................................................................................................................... 94
Problemen oplossen ..........................................................................................................96
Foutmeldingen ................................................................................................................................................ 99
Piepsignaal bij handelingen ..........................................................................................................................100
De bovenklep verwijderen ............................................................................................................................ 100
Trefwoorderlijust ............................................................................................................. 101
5
Page 12
GEFELICITEERD MET DE AANSCHAF VAN DEZE MACHINE
Dit is een van de meest geavanceerde gecomputeriseerde huishoudnaaimachines. Wilt u volledig profiteren van alle functies, dan raden wij u aan de handleiding zorgvuldig te lezen alvorens u de machine in gebruik neemt.
LEES DIT, VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Voor veilig gebruik
1. Houd uw oog op de naald tijdens het naaien. Raak het handwiel, de draadophaalhendel, de naald of andere bewegende delen niet aan.
2. Zet altijd de hoofdschakelaar uit en neem de stekker uit het stopcontact als:
U klaar bent met naaien
U de naald of andere onderdelen verwisselt of verwijdert
Tijdens het gebruik een stroomstoring optreedt
U onderhoud pleegt aan de machine
De machine onbeheerd laat
3. Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
4. Steek de netstekker direct in een wandstopcontact. Gebruik geen verlengsnoeren.
Voor een langere levensduur
1. Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of in een vochtige omgeving. Gebruik of plaats het apparaat niet in de buurt van een verwarming, strijkbout, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
2. Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen; gebruik deze middelen dus nooit.
3. Laat de machine niet vallen, sla niet op de machine.
4. Raadpleeg de bedieningshandleiding altijd, wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen verwisselt of installeert.
Voor reparatie of bijstellingen
Indien de machine een defect vertoont of moet worden bijgesteld, kijk dan eerst in de probleemoplossing achter in deze gebruiksaanwijzing of u de reparatie of bijstelling zelf kunt uitvoeren. Kunt u het probleem niet verhelpen, raadpleeg dan uw plaatselijke erkende Brother­dealer.
Meer productinformatie en updates vindt u op onze website www.brother.com
6
Page 13
1 VOORBEREIDINGEN
In dit hoofdstuk leest u hoe u zich moet voorbereiden, voordat u gaat naaien.
De machine aan- en uitzetten ................................................................................... 8
De spoel opwinden/installeren................................................................................ 10
De bovendraad inrijgen........................................................................................... 16
De naald vervangen ................................................................................................ 24
De persvoet verwisselen.......................................................................................... 27
Cilindrische of grote stukken naaien .......................................................................31
Page 14
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
De machine aan- en uitzetten
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de machine aan- en uitzet.
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de stroomvoorziening.
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend normale huishoudstroom voor dit apparaat. Door een andere
stroomvoorziening te gebruiken kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken. Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
• Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
• Wanneer u klaar bent met werken
• Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
• Wanneer het apparaat niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of
loskoppeling
• Tijdens onweer
VOORZICHTIG
Gebruik geen verlengsnoeren of meerwegadapters waarop een groot aantal andere apparaten
is aangesloten. Dit kan leiden tot brand of elektrische schok. Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit, voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak
altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg. Let op dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt, sterk buigt, trekt, draait of bundelt.
Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok veroorzaken. Als het snoer of de stekker beschadigd is, mag u de machine niet meer gebruiken; breng de machine eerst naar de erkende dealer! Haal de stekker uit het netstopcontact, wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt.
Anders kan er mogelijk brand ontstaan.
8
Page 15
De machine aanzetten
De machine uitzetten
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
1
(hoofdschakelaar op “O”) en steek de stekker van het netsnoer in het voedingscontact rechts op de machine.
Steek de stekker van het netsnoer in een
2
normaal stopcontact.
1
1 Voedingsaansluiting naaimachine
Druk op de rechterkant van de
3
hoofdschakelaar rechts op de machine (zet de schakelaar op “|”).
Zet de machine uit, wanneer u ophoudt met naaien. Zet de machine ook uit, wanneer u hem naar een andere plek vervoert.
Controleer of de machine niet bezig is met
1
naaien.
Druk op de linkerkant van de hoofdschakelaar
2
rechts op de machine (zet de schakelaar op “{”).
X De naailamp gaat uit, wanneer u de
machine uitzet.
Haal de stekker uit het stopcontact.
3
Pak de stekker vast, wanneer u het netsnoer uit het stopcontact haalt.
Haal het netsnoer uit het voedingscontact van
4
de machine.
1
X De naailamp gaat branden wanneer u de
machine aanzet.
Opmerking
Wanneer u het apparaat uit zet, worden alle steekinstellingen geannuleerd.
Wanneer tijdens het gebruik van de machine de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier op te starten.
De machine aan- en uitzetten 9
Page 16
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
De spoel opwinden/installeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt en vervolgens de onderdraad inbrengt.
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de spoel.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend spoel (onderdeelcode: XA5539-151) die speciaal voor deze naaimachine
ontworpen is. Het gebruik van een andere spoel kan letsel tot gevolg hebben, of schade aan de machine veroorzaken. De bijgeleverde spoel is speciaal ontworpen voor deze naaimachine. Als u spoelen van
oudere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: XA5539-151).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model Ouder model
De spoel opwinden
Wind de draad rond de spoel om het inrijgen voor te bereiden.
1
1 Spoelopwinder
Memo
De volgorde waarin de draad moet worden ingeregen voor het opwinden van de spoel, wordt aangegeven door de stippellijn op de naaimachine. Rijg de draad in zoals aangegeven.
10
Page 17
Zet de naaimachine aan.
3
1
Licht de bovenklep op.
2
Plaats de spoel op de spoelopwinderas, zodat
3
de veer op de as in het gleufje op de spoel past.
1
2
Plaats de klos met garen voor de spoel op de
6
klospin.
Schuif de klos op de pin, zodat de klos horizontaal is en de draad vanaf de onderkant (voor) van de klos wordt afgewikkeld.
• Als de klos niet zodanig is geplaatst, dat de draad op de juiste manier wordt afgewikkeld, kan de draad rond de klospin verward raken.
Schuif de kloskap op de klospin.
7
Met de afgeronde kant van de kloskap naar links schuift u de kloskap zo ver mogelijk op de klospin, totdat de rechterkant van de klos de rechterkant van de klospin raakt.
1
1 Gleuf 2 Asveer spoelopwinder
Schuif de spoelopwinderas naar rechts.
4
Verwijder de kloskap van de klospin.
5
1
2
1 Klospin 2 Kloskap
• De kloskap is in drie formaten verkrijgbaar (groot, middelgroot en klein). Gebruik een kloskap met een iets grotere doorsnee dan die van de klos. De middelgrote kloskap zit op de klospin bij aanschaf van de naaimachine.
1
1 Kloskap (groot) 2 Kloskap (middelgroot) 3 Draadklos
• Wanneer u een draadklos met kruiswikkeldraad gebruikt, zorg dan dat er enige ruimte blijft tussen de kap en de draadklos.
2
2
1
3
1 Draadklos 2 Tussenruimte 3 Kloskap (klein)
De spoel opwinden/installeren 11
Page 18
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
VOORZICHTIG
Als de draadklos of de kloskap niet op de juiste plaats zit, kan de draad verward raken rond de klospin, waardoor de naald kan breken. De kloskap is verkrijgbaar in drie
formaten (groot, middelgroot en klein), zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij de gebruikte klosgrootte past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de spleet in de klos, of kan de naald breken.
Terwijl u de klos vasthoudt met uw
8
rechterhand, trekt u de draad met uw linkerhand en leidt u de draad achter het draadgeleiderdeksel naar voren.
1
Trek de draad naar rechts, leid deze onder de
0
haak op de draadgeleider voor het opwinden van de spoel en wind de draad vervolgens tegen de klok in tussen de schijven.
1
1
1 Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
In uw linkerhand houdt u het uiteinde van de
a
draad dat rond de draadgeleider voor het opwinden van de spoel wordt gewonden en ondertussen windt u met uw rechterhand het vrije uiteinde van de draad met de klok mee vier of vijf maal rond de spoel.
1 Draadgeleiderdeksel
Leid de draad van rechts af onder de
9
draadgeleiderplaat.
1
1 Draadgeleiderplaat
12
Trek de draad naar rechts en leid deze door
b
de gleuf in de spoelopwinderbasis.
1
1 Gleuf in de spoelopwinderbasis (met ingebouwd
snijmechanisme)
X De draad wordt op een geschikte lengte
afgesneden.
Page 19
VOORZICHTIG
Zorg dat u de draad afsnijdt zoals
beschreven op de vorige pagina. Wanneer u de spoel opwindt zonder de draad af te snijden met het in de spoelwinderbasis ingebouwde snijmechanisme, kan de draad verward raken in de spoel; of de naald kan verbuigen en afbreken wanneer de spoeldraad opraakt.
Schuif de knop voor snelheidsregeling naar
c
rechts (hoge naaisnelheid).
1
1 Schuifknop voor snelheidsregeling
Knip met een schaar het uiteinde van de draad
f
dat rond de spoel gewonden is af.
Schuif de spoelopwinderas naar links.
g
Neem de spoel van de as.
h
1
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
d
1
1 Start/stoptoets
X De spoel begint te draaien en de draad
wordt rond de spoel gewonden.
X De spoel stopt, wanneer hij vol is.
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
e
X De naaimachine stopt.
Schuif de knop voor snelheidsregeling terug in
i
de oorspronkelijke stand.
VOORZICHTIG
Gebruik een onderdraad die op de juiste
manier is opgewonden; anders kan de naald breken, of is de draadspanning mogelijk niet juist.
Memo
Wanneer u de naaimachine start of het
handwiel draait, nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
De spoel opwinden/installeren 13
Page 20
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
Verwijder het spoelhuisdeksel.
De spoel installeren
Installeer de spoel met opgewonden draad.
2
Houd de spoel met uw rechterhand vast en
3
het uiteinde van de draad met uw linkerhand.
VOORZICHTIG
Gebruik een onderdraad die op de juiste
manier is opgewonden; anders kan de naald breken, of is de draadspanning mogelijk niet juist.
• Laat de spoel niet vallen.
Plaats de spoel in het spoelhuis, zodat de
4
draad naar links wordt afgewikkeld.
De spoel is speciaal voor deze naaimachine
ontworpen. Als u spoelen van oudere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: XA5539-151).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model Ouder model
• Breng de spoel op de juiste manier in.
Houd de spoel vast met uw rechterhand en
5
leid de draad met uw linkerhand, zoals aangegeven.
Memo
De volgorde waarin u de onderdraad door het spoelhuis moet leiden, wordt aangegeven door de markeringen rond het spoelhuis. Rijg de draad in zoals aangegeven.
Schuif de grendel van het spoelhuisdeksel
1
naar rechts.
12
1 Spoelhuisdeksel 2 Grendel
X Het spoelhuisdeksel gaat open.
Leid de draad door de gleuf, zoals aangegeven
6
en trek de draad naar u toe.
1
1 Draadafsnijder
X De draadafsnijder snijdt de draad af.
14
Page 21
VOORZICHTIG
Druk de spoel omlaag met uw vinger en
wikkel de onderdraad op de juiste manier af; anders kan de draad breken of is de draadspanning mogelijk niet juist.
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
7
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van het spoelhuisdeksel en druk zacht op de rechterkant.
1
X Het inrijgen van de onderdraad is hiermee
voltooid.
Vervolgens rijgt u de bovendraad in. Ga verder met de procedure in “De bovendraad inrijgen” (op de volgende pagina).
1
2
Memo
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Wilt u de onderdraad omhoogtrekken voordat u gaat naaien, volg dan de procedure in “De onderdraad omhoogtrekken” (pagina 23).
De spoel opwinden/installeren 15
Page 22
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
De bovendraad inrijgen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de spoel plaatst voor de bovendraad en hoe u de draad in de naald steekt.
VOORZICHTIG
Volg voor het inrijgen van de bovendraad
de instructies zorgvuldig op. Is de bovendraad niet juist ingeregen, dan kan de draad verward raken, of kan de naald verbuigen of afbreken.
Memo
In welke volgorde u de draad moet inrijgen, wordt aangegeven door de lijn op de naaimachine. Rijg de draad in zoals aangegeven.
De bovendraad inrijgen
Zet de naaimachine aan.
1
Zet de persvoethendel omhoog.
2
1 Persvoethendel
X De persvoet staat omhoog.
1
16
Page 23
• Als de persvoethendel niet omhoog staat,
3
kunt u de naaimachine niet juist inrijgen.
Druk een of twee maal op
3
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
1 Naaldstandtoets
• Als de naald niet goed omhoog staat, kunt u
de naaimachine niet goed inrijgen. Controleer of de markering op het handwiel omhoog staat zoals in onderstaande illustratie. Staat het handwiel niet in deze stand, druk dan op de naaldstandtoets om de naald omhoog te zetten, voordat u de naaldinrijger gebruikt.
Plaats de klos voor de bovendraad op de
6
klospin.
Schuif de klos op de pin, zodat de klos horizontaal is en de draad vanaf de onderkant (voor) van de klos wordt afgewikkeld.
• Als de klos niet zodanig is geplaatst, dat de draad op de juiste manier wordt afgewikkeld, kan de draad rond de klospin verward raken.
Schuif de kloskap op de klospin.
7
Met de afgeronde kant van de kloskap naar links schuift u de kloskap zo ver mogelijk op de klospin, totdat de rechterkant van de klos de rechterkant van de klospin raakt.
1
1 Markering op het handwiel
Licht de bovenklep op.
4
Verwijder de kloskap van de klospin.
5
1
1
• De kloskap is in drie formaten verkrijgbaar (groot, middelgroot en klein). Gebruik een kloskap met een iets grotere doorsnee dan die van de klos. De middelgrote kloskap zit op de klospin bij aanschaf van de naaimachine.
1
1 Kloskap (groot) 2 Kloskap (middelgroot) 3 Draadklos
• Wanneer u een draadklos met kruiswikkeldraad gebruikt, zorg dan dat er enige ruimte blijft tussen de kap en de draadklos.
2
2
1
1 Klospin 2 Kloskap
2
3
1 Draadklos 2 Tussenruimte 3 Kloskap (klein)
De bovendraad inrijgen 17
Page 24
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
VOORZICHTIG
Als de draadklos of de kloskap niet op de
juiste plaats zit, kan de draad verward raken rond de klospin, waardoor de naald kan breken. De kloskap is verkrijgbaar in drie
formaten (groot, middelgroot en klein), zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij de gebruikte klosgrootte past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de spleet in de klos, of kan de naald breken.
Terwijl u de klos vasthoudt met uw
8
rechterhand, trekt u de draad met uw linkerhand en leidt u de draad achter het draadgeleiderdeksel naar voren.
1
Houd de draad met uw rechterhand
0
gespannen onder de draadgeleiderplaat en leid de draad door de geleiders in de aangegeven volgorde (omhoog naar links omlaag omhoog omlaag).
1
1 Luikje
In het volgende diagram ziet u de stand van het luikje wanneer de persvoet omlaag staat. Aangezien het luikje gesloten is wanneer de persvoet omlaag staat, kunt u geen draad inrijgen. Zet de persvoet omhoog. Het luikje is dan geopend, zodat u draad kunt inrijgen.
1
1 Draadgeleiderdeksel
Leid de draad van rechts af onder de
9
draadgeleiderplaat.
1
1 Draadgeleiderplaat
1 Luikje
Leid de draad door de draadhaak onder aan
a
de naaldstang.
1
1 Draadhaak
Rijg de naald in met de naaldinrijger. Ga verder met de procedure in “De naald inrijgen” (op de volgende pagina).
18
Page 25
De naald inrijgen
U kunt de naaldinrijger gebruiken met naaldgrootte 75/11 t/m 100/16. Meer bijzonderheden vindt u in “Soorten naalden en toepassingen” (pagina 24).
In uw linkerhand houdt u het uiteinde van de
1
draad dat u door de draadhaak van de naaldstang hebt geleid en vervolgens leidt u de draad vanaf de voorkant door de draadgeleiderschijven.
Zet de persvoethendel omlaag.
3
1
1
1 Persvoethendel
X De persvoet staat omlaag.
1
2
3
1 Draadgeleiderschijven 2 Leid de draad naar achteren. 3 Leid de draad door de gleuf.
Snijd de draad af met de draadafsnijder op de
2
linkerkant van de machine.
1
5
Haal de hendel van de naaldinrijger omlaag,
4
totdat deze klikt.
1
1 Hendel van naaldinrijger
X De draad wordt door het oog van de naald
geleid.
Laat de hendel van de naaldinrijger los.
5
Trek de lus van de draad die door het oog van
6
de naald is geleid, voorzichtig uit tot het eind van de draad.
1 Draadafsnijder
De bovendraad inrijgen 19
Page 26
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
Zet de persvoethendel omhoog, leid de draad
7
door de persvoet en trek ongeveer 5 cm (2 inch) draad naar de achterkant van de machine.
1
1 5 cm (2 inch)
X Het inrijgen van de bovendraad is hiermee
voltooid.
Nu u de bovendraad en de onderdraad hebt ingeregen, kunt u beginnen met naaien.
Werken met de tweelingnaald
Met de tweelingnaald kunt u twee parallelle lijnen van dezelfde steek naaien met twee verschillende draden. Beide bovendraden moeten van dezelfde dikte en kwaliteit zijn. Gebruik de tweelingnaald, de extra klospin en de kloskap. Meer bijzonderheden over de steken die u kunt naaien met de tweelingnaald vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 90).
Opmerking
Als de naald niet omhoog staat, kan de naaldinrijger de draad niet door de naald leiden. Druk dus op de naaldstandtoets om de naald omhoog te zetten alvorens de naaldinrijger te gebruiken.
Als de tweelingnaald is geïnstalleerd, kunt u de naaldinrijger niet gebruiken. Meer bijzonderheden vindt u in “Werken met de tweelingnaald” (rechts).
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend de tweelingnaald
(onderdeelcode: X59296-001). Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken, of kan de machine beschadigd raken. Gebruik nooit verbogen naalden.
Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Installeer de tweelingnaald.
1
• Meer bijzonderheden over het installeren van een naald vindt u in “De naald vervangen” (pagina 26).
Rijg de bovendraad in voor het oog van de
2
linkernaald.
• Meer bijzonderheden vindt u in stap van “De bovendraad inrijgen” (pagina 16).
Steek de bovendraad handmatig in de
3
linkernaald.
Steek de draad vanaf de voorkant door het oog van de naald.
1
t/m a
20
• U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de tweelingnaald. Wanneer u de naaldinrijger gebruikt met de tweelingnaald, kan de naaimachine beschadigd raken.
Page 27
Plaats de extra klospin op de as van de
4
spoelopwinder.
Plaats de extra klospin haaks op de spoelopwinderas.
1
1 Spoelopwinderas
Draai de klospin naar beneden, zodat deze
5
horizontaal staat.
Rijg de bovendraad op dezelfde manier in als
7
voor de linkerkant.
1
1 Draadgeleiderdeksel
• Meer bijzonderheden vindt u in stap 8 t/m
0
van “De bovendraad inrijgen”
(pagina 18).
Rijg de draad door de rechternaald, zonder de
8
draad door de draadhaak van de naaldstang te leiden.
Steek de draad vanaf de voorkant door het oog van de naald.
1
Plaats de klos van de bovendraad voor de
6
rechternaald op de extra klospin en zet de klos vast met de kloskap.
De draad moet afwikkelen vanaf de bovenkant (voor) van de klos.
12
1 Kloskap 2 Draadklos
• U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de tweelingnaald. Wanneer u de naaldinrijger gebruikt met de tweelingnaald, kan de naaimachine beschadigd raken.
Bevestig zigzagvoet “J”.
9
• Meer bijzonderheden over het installeren van de persvoet vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
VOORZICHTIG
Wanneer u de tweelingnaald gebruikt,
moet u zigzagvoet “J” bevestigen; anders kan de naald breken, of kan de machine beschadigd raken.
Zet de naaimachine aan.
0
De bovendraad inrijgen 21
Page 28
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
Selecteer een steek.
a
• Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
• Meer bijzonderheden over de steken die u kunt naaien met de tweelingnaald vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 90).
• Selecteer een steekbreedte van 5,0 mm (3/16 inch) of minder.
VOORZICHTIG
Let op dat u de juiste steek selecteert
Werken met draad die snel afwindt
Wanneer u draad gebruikt die snel afwindt, zoals doorzichtig nylon of metallic draad, plaatst u het bijgesloten klosnetje over de klos, voordat u de klos met garen op de klospin plaatst. Is het klosnetje te lang, vouw het dan naar gelang de grootte van de klos.
1
2
wanneer u de tweelingnaald gebruikt; anders kan de naald breken, of kan de machine beschadigd raken. Selecteer een steekbreedte van 5,0 mm
(3/16 inch) of minder; anders kan de
3
naald breken of kan de machine beschadigd raken. Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de
1 Klosnetje 2 Draadklos 3 Kloskap 4 Klospin
4
persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Begin met naaien.
b
• Meer bijzonderheden over het beginnen met naaien vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 37).
X Twee rijen steken worden parallel naast
elkaar genaaid.
VOORZICHTIG
Wanneer u de naairichting wijzigt, drukt
u op (naaldstandtoets) om de naald op te tillen van de stof; vervolgens haalt u de persvoethendel omhoog en draait u de stof.
22
Page 29
De onderdraad omhoogtrekken
Wanneer u plooien of fantasiequilts wilt maken, trek dan eerst de onderdraad omhoog zoals hier beschreven.
Plaats de spoel in het spoelhuis.
1
•Zie stap (pagina 14).
1
t/m 5 van “De spoel installeren”
Trek ongeveer 5 cm (2 inch) van de
5
spoeldraad onder de persvoet naar de achterkant van de machine.
1
Leid de onderdraad door de gleuf.
2
Snijd de draad niet af met de draadafsnijder.
Houd de bovendraad losjes vast met uw
3
linkerhand en druk tweemaal op (naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
1 Naaldstandtoets
X De onderdraad zit in een lus rond de
bovendraad en kan naar boven worden getrokken.
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
6
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van het spoelhuisdeksel en druk zacht op de rechterkant.
1
2
Trek de bovendraad voorzichtig omhoog om
4
het uiteinde van de spoeldraad eruit te trekken.
De bovendraad inrijgen 23
Page 30
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
De naald vervangen
In dit gedeelte wordt informatie gegeven over naaimachinenaalden.
Voorzorgsmaatregelen met naalden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, kan dit ernstige gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer een naald afbreekt en stukjes ervan wegspringen. Lees en volg onderstaande instructies zorgvuldig.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald
gebruikt, kan de naald breken, of kan de machine beschadigd raken. Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel
tot gevolg kan hebben.
Soorten naalden en toepassingen
Welke naaimachinenaald u moet gebruiken, hangt af van de stof en de dikte van de draad. Raadpleeg de volgende tabel om de geschikte draad en naald uit te zoeken voor de stof die u wilt naaien.
Soort stof/Toepassing
Popeline Katoenen draad
Middelzware
stoffen
Dunne stoffen
Dikke
stoffen
Stretch
stoffen
Stoffen die gemakkelijk rafelen
Voor versteviging
Tafzijde
Flanel,
Gabardine
Batist Katoenen draad
Crêpe georgette
Challis, Satijn Zijden draad
Denim Katoenen draad
Corduroy
Tweed Zijden draad
Jersey
Tricot
Draad
Type Formaat
Synthetische
draad
Zijden draad
Synthetische
draad
Synthetische
draad
Draad voor
gebreide stoffen
Katoenen draad
Synthetische
draad
Zijden draad
Synthetische
draad
Zijden draad
Formaat naald
60
80
75/11–90/14
50
80
60
80
50
80
30
50
50
50
60
80
50
30 90/14–100/16
65/9–75/11
90/14–100/16
Ballpointnaald
(goudkleurig)
75/11–90/14
65/9–90/14
24
Page 31
Memo
Hoe kleiner het draadnummer, des te dikker
de draad; hoe groter het naaldnummer, des te dikker de naald.
Gebruik de ballpointnaald, wanneer u
stretchstoffen naait, of stoffen waar gemakkelijk steken worden overgeslagen.
Gebruik een naald 90/14 tot 100/16 met
transparante nylondraden, ongeacht welke stof u naait.
Een naald 75/11 is bij aanschaf van de
machine reeds geïnstalleerd.
VOORZICHTIG
In de tabel op de vorige pagina vindt u de
juiste combinaties van stof, draad en naald. Wanneer de combinatie van stof, draad en naald niet goed is, kan de naald verbuigen of breken, vooral met dikke stoffen (zoals denim) en dunne naalden (bijv. 65/9 tot 75/11). Bovendien kunnen de steken ongelijkmatig worden of gaan trekken, of er kunnen steken worden overgeslagen.
De naald controleren
Het is uiterst gevaarlijk om te naaien met een verbogen naald, omdat de naald dan kan breken terwijl u aan het werk bent. Plaats een naald voor u hem gebruikt op een vlakke ondergrond en controleer of de afstand tussen de naald en de ondergrond overal gelijk is.
1
2
1 Vlakke kant 2 Markering naaldtype
Juiste naald
1
1
1 Vlakke ondergrond
Onjuiste naald
Is de afstand tussen de naald en de vlakke ondergrond niet gelijk, dan is de naald verbogen. Gebruik geen verbogen naald.
1
1 Vlakke ondergrond
De naald vervangen 25
Page 32
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
Houd de naald in uw linkerhand en draai met
4
De naald vervangen
Vervang de naald volgens onderstaande beschrijving. Gebruik een schroevendraaier en een naald die u hebt gecontroleerd volgens de instructies in “De naald controleren” om te zien of de naald recht is.
een schroevendraaier de schroef van de naaldklem tegen de klok in om de naald uit te nemen.
1
Druk een of twee keer op
1
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
1 Naaldstandtoets
Zet de naaimachine uit.
2
VOORZICHTIG
Zet de naaimachine uit voordat u de
naald vervangt; anders kunt u letsel oplopen, wanneer u per ongeluk de start/ stoptoets indrukt en de machine begint te naaien.
2
1 Schroevendraaier 2 Naaldklemschroef
• Gebruik niet teveel kracht bij het los- of vastdraaien van de naaldklemschroef; hierdoor zouden bepaalde delen van de naaimachine beschadigd kunnen raken.
Breng de naald in met de vlakke kant naar
5
achteren, totdat de naald de naaldstopper raakt.
Houd de naald in uw linkerhand en draai met
6
de schroevendraaier de naaldklemschroef vast.
Zet de persvoethendel omlaag.
3
1 Persvoethendel
26
1
Installeer de tweelingnaald op dezelfde manier.
VOORZICHTIG
Let op dat u de naald inbrengt tot aan de
naaldstopper en dat u de naaldklem goed vastdraait met de schroevendraaier; anders kan de naald breken of kan andere schade optreden.
Page 33
De persvoet verwisselen
De persvoet drukt op de stof.
Voorzorgsmaatregelen voor de persvoet
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de persvoet.
VOORZICHTIG
Gebruik de persvoet die geschikt is voor het soort steek dat u wilt naaien; anders kan de naald
de persvoet raken, waardoor de naald kan verbuigen of breken. Gebruik uitsluitend de persvoeten die speciaal zijn ontworpen voor deze naaimachine. Het
gebruik van andere persvoeten kan leiden tot letsel of tot schade aan de machine.
1
De persvoet vervangen
Vervang de persvoet volgens onderstaande instructies.
Druk een of twee keer op
1
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
1 Naaldstandtoets
X De naald staat omhoog.
Zet de naaimachine uit.
2
VOORZICHTIG
Zet de naaimachine uit, voordat u de
persvoet vervangt; anders kunt u letsel oplopen wanneer u per ongeluk de start/ stoptoets indrukt en de machine begint te naaien.
Zet de persvoethendel omhoog.
3
1
1 Persvoethendel
X De persvoet staat omhoog.
Druk op de zwarte toets achter op de
4
persvoethouder.
1
2
1 Zwarte toets 2 Persvoethouder
X De persvoet komt los uit de persvoethouder.
De persvoet verwisselen 27
Page 34
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
Plaats een andere persvoet onder de houder,
5
zodat de pin van de persvoet op één lijn staat met de inkeping van de houder.
Plaats de persvoet zo dat de letter die het type persvoet aangeeft (A, G, I, J, M, N of R) leesbaar is.
1
De druk van de persvoet instellen
U kunt instellen hoeveel druk de persvoet uitoefent op de stof.
Zet de persvoethendel omlaag.
1
2
1 Persvoethouder 2 Gleuf 3 Pin
3
Haal de persvoethendel langzaam omlaag,
6
zodat de persvoetpin in de inkeping van de persvoethouder klikt.
1
1 Persvoethendel
X De persvoethendel is bevestigd.
Haal de persvoethendel omhoog om te
7
controleren of de persvoet stevig vastzit.
Opmerking
Meer bijzonderheden over de persvoet die moet worden gebruikt met de geselecteerde steek vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 90).
1
1 Persvoethendel
Draai de persvoetknop achter op de
2
naaimachine.
De schaal op de knop loopt van 1 (zwak) t/m 4 (sterk). Draai de knop naar rechts (lager cijfer) als u de druk wilt verlagen. Draai de knop naar links (hoger cijfer) als u de druk wilt verhogen.
Sterk
Wanneer u klaar bent met naaien, zet u de
3
knop terug op 3 (standaard).
Zwak
3
28
Page 35
De persvoethouder verwijderen
Werken met de optionele boventransportvoet
Verwijder de persvoethouder, wanneer u de naaimachine schoonmaakt, of wanneer u een persvoet installeert waarvoor de persvoethouder niet nodig is, bijvoorbeeld de persvoet voor het maken van quilts. Verwijder de persvoethouder met een schroevendraaier.
De persvoethouder verwijderen
Verwijder de persvoet.
1
• Meer bijzonderheden vindt u in “De
persvoet vervangen” (pagina 27).
Draai de schroef van de persvoethouder los
2
met de schroevendraaier.
1
1 Schroevendraaier
De persvoethouder bevestigen
Houd de persvoethouder op één lijn met de
1
linkeronderkant van de persvoetstang.
Met de boventransportvoet worden beide stukken stof gelijkmatig doorgevoerd door de transporteurs en de tanden op de persvoet. Dit is handig voor het naaien van stoffen die lastig door te voeren zijn, zoals vinyl en leer, en stoffen die gemakkelijk wegglijden, zoals fluweel, of bij het maken van quilts. Bevestig de boventransportvoet met de schroevendraaier.
De boventransportvoet bevestigen
Verwijder de persvoethouder.
1
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoethouder verwijderen” (links).
Haak de verbindingsvork van de
2
boventransportvoet op de naaldklemschroef.
1
1
Houd de persvoethouder op zijn plaats met
2
uw rechterhand en draai de schroef aan met de schroevendraaier in uw linkerhand.
1
1 Schroevendraaier
Opmerking
Als de persvoethouder niet juist is geïnstalleerd, is de draadspanning niet goed.
2
1 Verbindingsvork 2 Naaldklemschroef
Zet de persvoethendel omlaag, steek de
3
schroef voor de persvoethendel in de opening en draai de schroef vast met de schroevendraaier.
1
1 Persvoethouderschroef
De persvoet verwisselen 29
Page 36
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
VOORZICHTIG
Draai de schroef stevig vast met de
schroevendraaier; anders raakt de naald misschien de persvoet, waardoor de naald kan verbuigen of breken. Voordat u begint met naaien, draait u het
handwiel langzaam naar u toe om te controleren of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Opmerking
Wanneer u naait met de boventransportvoet, kiest u een snelheid tussen langzaam en middelmatig.
De boventransportvoet verwijderen
Druk een of twee maal op
1
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
Zet de persvoethendel omhoog.
3
1
1 Persvoethendel
X De persvoet staat omhoog.
Draai met een schroevendraaier de schroef
4
van de persvoethouder los en verwijder vervolgens de boventransportvoet.
Bevestig de persvoethouder.
5
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoethouder verwijderen” (pagina 29).
1 Naaldstandtoets
X De naald staat omhoog.
Zet de naaimachine uit.
2
1
Memo
U kunt alleen de rechte steek (met
verstevigingssteek) en de zigzagsteek gebruiken met de boventransportvoet. Meer bijzonderheden over de steken vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 90).
Opmerking
De optionele boventransportvoet is
verkrijgbaar bij uw Brother-leverancier.
30
Page 37
Cilindrische of grote stukken naaien
Voordat u cylindrische of grote stukken stof gaat naaien, verwijdert u het platbodemstuk.
Cilindrische stukken naaien
Grote stukken stof naaien
1
Door het platbodemstuk te verwijderen kunt u gemakkelijker cylindrische stukken naaien, zoals manchetten en broekspijpen.
Trek het platbodemstuk weg naar links.
1
X Nu het platbodemstuk is verwijderd, kunt u
met de vrije arm naaien.
Schuif het deel dat u wilt naaien op de arm, en
2
naai van bovenaf.
De optionele brede tafel maakt het naaien van grote stukken stof gemakkelijker.
Klap de poten onder aan de brede tafel open.
1
Trek de vier poten zover uit tot ze vastklikken.
Trek het platbodemstuk weg naar links.
2
Wanneer u klaar bent met het naaien met de
3
vrije arm, zet u het platbodemstuk weer terug.
X Nu het platbodemstuk is verwijderd, kunt u
met de vrije arm naaien.
Installeer de brede tafel.
3
Houd de brede tafel vlak, terwijl u hem volledig op zijn plaats schuift.
Opmerking
De optionele brede tafel is verkrijgbaar bij
uw Brother-leverancier.
Cilindrische of grote stukken naaien 31
Page 38
VOORBEREIDINGEN ————————————————————————————————————————————————
U kunt de hoogte aanpassen met de schroef
4
onder aan de poten.
VOORZICHTIG
Verplaats de naaimachine niet met de
brede tafel eraan bevestigd. Dit kan leiden tot beschadiging of letsel.
Wanneer u klaar bent met de brede tafel,
5
bergt u hem weer op.
Licht de brede tafel een stukje op en trek hem naar links.
Installeer het platbodemstuk weer op zijn
6
oorspronkelijke plaats.
Memo
U kunt de brede tafel met de poten ingeklapt aan de koffer bevestigen.
32
Page 39
2 DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
In dit hoofdstuk worden de noodzakelijk voorbereidingen beschreven.
Naaien..................................................................................................................... 34
De draadspanning aanpassen ..................................................................................42
De steeklengte en steekbreedte aanpassen .............................................................. 43
Nuttige functies.......................................................................................................45
Nuttige naaitips .......................................................................................................47
Page 40
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN ————————————————————————————————————————
Naaien
Hieronder worden elementaire naaihandelingen beschreven. Lees de volgende voorzorgsmaatregelen, voordat u de naaimachine gebruikt.
VOORZICHTIG
Let goed op de plaats van de naald, wanneer de machine in werking is. Blijf bovendien met
uw handen uit de buurt van de naald en het handwiel; anders kunt u letsel oplopen. Trek of duw de stof niet te hard tijdens het naaien; u kunt letsel oplopen, of de naald kan
breken. Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel
tot gevolg kan hebben. Pas op dat de naald geen rijgspelden raakt; hierdoor kan de naald verbuigen of breken.
34
Page 41
Algemene procedure voor het naaien
Volg onderstaande basisprocedures voor het naaien.
Zet de machine
1
2 Selecteer de steek.
3
4 Plaats de stof.
5 Begin met naaien.
aan.
Bevestig de
persvoet.
Zet de naaimachine aan. Meer bijzonderheden over het aanzetten van de machine vindt u in “De machine aanzetten” (pagina 9).
Selecteer de geschikte steek voor het vlak dat u wilt naaien. Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Bevestig de geschikte persvoet voor de steek. Meer bijzonderheden over het vervangen van de persvoet vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Plaats het vlak dat u wilt naaien onder de persvoet. Zorg dat u de stukken stof in de juiste volgorde naait en dat de voor- en achterkant van de stof op de juiste manier tegen elkaar komen. Meer bijzonderheden over het plaatsen van de stof vindt u in “De stof plaatsen” (pagina 36).
Begin met naaien. Meer bijzonderheden over het beginnen met naaien vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 37).
2
6 Knip de draad af.
Knip de draad af, wanneer u klaar bent met naaien. Meer bijzonderheden over het afsnijden van de draad vindt u in “De draad afknippen” (pagina 41).
Naaien 35
Page 42
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN ————————————————————————————————————————
De stof plaatsen
Zorg dat u de stukken stof in de juiste volgorde naait en dat de voor- en achterkant van de stof op de juiste manier tegen elkaar komen.
Zet de naaimachine aan.
1
Zet de persvoethendel omlaag.
5
Automatisch wordt de rechte steek (linker naaldstand) geselecteerd.
Druk een of twee maal op
2
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1 Persvoethendel
X De stof ligt nu goed om te naaien.
1
1
1 Naaldstandtoets
Plaats de stof onder de persvoet.
3
• Als de marge aan de rechterkant zit, kunt u
gemakkelijker recht naaien; de extra stof zit dan niet in de weg.
Houd het einde van de draad en de stof in uw
4
linkerhand, draai het handwiel naar u toe met uw rechterhand om de naald omlaag te halen naar het beginpunt van het naaiwerk.
Memo
Als u de druk van de persvoet op de stof wilt regelen, kijk dan in “De druk van de persvoet instellen” (pagina 28).
36
Page 43
Beginnen met naaien
Bent u klaar om te naaien, dan kunt u de naaimachine starten. U kunt de naaisnelheid instellen met de bedieningstoetsen of het voetpedaal.
Met de bedieningstoetsen
U kunt beginnen en stoppen met naaien met
behulp van (start/stoptoets) op het
bedieningspaneel.
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
1
schuifknop voor snelheid naar links of naar rechts te schuiven.
Wanneer u de knop naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
1
Wanneer u aan het eind bent, drukt u eenmaal
3
op (start/stoptoets).
X De machine stopt met de naald omlaag (in
de stof).
Wanneer u klaar bent met naaien, haalt u de
4
naald omhoog en knipt u de draden af.
• Meer bijzonderheden vindt u in “De draad
afknippen” (pagina 41).
Werken met het voetpedaal
U kunt het naaien starten en stoppen met het voetpedaal.
Zet de naaimachine uit.
1
Om het voetpedaal aan te sluiten moet u de naaimachine uitzetten, zodat u de machine niet per ongeluk start.
2
1 Schuifknop voor snelheidsregeling
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
2
1
1 Start/stoptoets
X De machine begint te naaien.
• Wanneer u de start/stoptoets ingedrukt houdt onmiddellijk nadat het naaien begint, wordt de naaisnelheid lager.
Plaats de stekker van het voetpedaal in de
2
aansluiting aan de zijkant van de naaimachine.
1
1 Aansluitcontact van het voetpedaal
Naaien 37
Page 44
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN ————————————————————————————————————————
Zet de naaimachine aan.
3
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
4
schuifknop voor snelheid naar links of naar rechts te schuiven.
Wanneer u de knop naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
1 Schuifknop voor snelheidsregeling
• De snelheid die u instelt met de knop voor snelheidsregeling, is de maximum naaisnelheid voor het voetpedaal.
Wanneer u klaar bent om te gaan naaien,
5
drukt u langzaam het voetpedaal in.
Door het voetpedaal in te drukken verhoogt u de naaisnelheid; door het voetpedaal omhoog te laten komen verlaagt u de naaisnelheid.
1
Wanneer u klaar bent met naaien, haalt u de
7
naald omhoog en knipt u de draden af.
• Meer bijzonderheden vindt u in “De draad afknippen” (pagina 41).
Memo
Als (naaldstopstandtoets) brandt, stopt
de naaimachine met de naald omlaag. Als de toets niet brandt, stopt de naaimachine met de naald omhoog. De naaldstand die u selecteert met de naaldstopstandtoets verandert niet wanneer u de naaimachine uitzet.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u niet de start/stoptoets gebruiken om het naaien te starten of te stoppen.
VOORZICHTIG
Pas op dat zich geen draad of stof
ophoopt in het voetpedaal; dit kan leiden tot brand of een elektrische schok. Plaats geen voorwerpen op het
voetpedaal; dit kan leiden tot schade aan de machine of letsel veroorzaken. Als u de machine lange tijd niet gebruikt,
ontkoppelt u het voetpedaal; anders bestaat het risico van brand of elektrische schok.
Langzamer
Sneller
• Druk het voetpedaal langzaam in. Wanneer u het voetpedaal te hard indrukt, begint het naaien te snel.
X De machine begint te naaien.
Wanneer u aan het eind bent, laat u het
6
voetpedaal helemaal omhoogkomen.
X De machine stopt met de naald omlaag (in
de stof).
38
Page 45
Het naaiwerk verstevigen
Wanneer u bijvoorbeeld met een rechte steek naait, kunt u aan het eind van een opening of op een plaats waar naden elkaar niet overlappen met verstevigingssteken het eind van de draad vastzetten.
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
1
van het stiksel en zet vervolgens de persvoethendel omlaag.
Druk op (start/stoptoets) of trap het
2
voetpedaal in.
Wanneer u op dit moment de start/stoptoets ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
Nadat u 3 tot 5 steken hebt genaaid, drukt u
3
op (achteruitnaaien/ verstevigingssteektoets).
Houd de achteruitnaaien/ verstevigingssteektoets ingedrukt, totdat u het begin van de steken bereikt.
1
1 Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
X Zolang u de achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets ingedrukt houdt, wordt achteruitgenaaid.
Wanneer u het begin van de steken weer hebt
4
bereikt, laat u de achteruitnaaien/ verstevigingssteektoets los.
X De machine stopt met naaien.
2
1
1 Start/stoptoets
• Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 37).
X De machine begint te naaien.
Druk op (start/stoptoets), of trap het
5
voetpedaal in.
X De machine begint te naaien in de normale
naairichting.
Wanneer u het eind van de steken bereikt,
6
drukt u eenmaal op (achteruitnaaien/ verstevigingsteektoets).
Houd de achteruitnaaien/ verstevigingsteektoets ingedrukt, totdat u 3 tot 5 steken achteruit hebt genaaid.
X Zolang u de achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets ingedrukt houdt, wordt achteruitgenaaid.
Naaien 39
Page 46
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN ————————————————————————————————————————
Na 3 tot 5 steken achteruit laat u de
7
(achteruitnaaien/verstevigingssteektoets) los.
X De machine stopt met naaien.
Druk op (start/stoptoets), of trap het
8
voetpedaal in.
Wanneer u op dit moment de start/stoptoets ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
X De machine begint te naaien in de normale
naairichting.
Nadat u tot het eind van de steken hebt
9
genaaid, stopt de naaimachine.
Laat de start/stoptoets of het voetpedaal los.
1
3
1
2
5
4
6
2
1 Begin van de steken 2 Eind van de steken
Verstevigingssteken naaien
Wanneer u andere steken naait dan rechte of zigzagsteken, die worden verstevigd met
achteruitnaaisteken, drukt u op (achteruitnaaien/verstevigingssteektoets), als u 3
tot 5 verstevigingssteken op elkaar wilt naaien.
1
1 Achteruitnaaien 2 Verstevigingssteken
2
Memo
Of u achteruitnaait of verstevigingssteken naait, hangt af van de steek die u selecteert. Meer bijzonderheden vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 90).
40
Page 47
De draad afknippen
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de draden af.
Wanneer u klaar bent met een naad en de
1
naaimachine is gestopt, drukt u eenmaal op
(naaldstandtoets) om de naald omhoog
te zetten.
1
1 Naaldstandtoets
• De naald staat omhoog.
Zet de persvoethendel omhoog.
2
2
1 Persvoethendel
Trek de stof naar de linkerkant van de
3
machine en leid de draden door de draadafsnijder om ze af te snijden.
1
1 Draadafsnijder
1
Naaien 41
Page 48
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN ————————————————————————————————————————
De draadspanning aanpassen
U moet de spanning van de bovendraad en de onderdraad zo instellen dat deze gelijk zijn.
Draai de draadspanningsknop naar links om de
De spanning van de bovendraad wijzigen
Als de combinatie draad en naald de juiste is voor het soort stof dat u naait (volgens “Soorten naalden en toepassingen” op pagina 24), wordt de draadspanning automatisch correct ingesteld. Als de vooraf ingestelde draadspanning echter niet het gewenste resultaat oplevert, of u met een speciale draad of speciale stof naait, stel dan de draadspanning in met de draadspanningsknop onder de bovenklep.
Correcte draadspanning
De bovendraad en de onderdraad moeten elkaar kruisen in het midden van de stof. Alleen de bovendraad mag zichtbaar zijn aan de voorkant van de stof en alleen de onderdraad mag zichtbaar zijn aan de achterkant van de stof.
spanning van de bovendraad losser te maken.
Bovendraad is te los
Als de bovendraad zichtbaar is aan de achterkant van de stof, is de bovendraad te los.
5
1
2
1
2
3
1 Achterkant van de stof 2 Voorkant van de stof 3 Bovendraad 4 Onderdraad
Bovendraad is te strak
Als de onderdraad zichtbaar is aan de voorkant van de stof, is de bovendraad te strak.
4
1
2
3
5
4
1 Achterkant van de stof 2 Voorkant van de stof 3 Bovendraad 4 Onderdraad 5 De onderdraad is zichtbaar aan de voorkant van
de stof.
3
4
1 Achterkant van de stof 2 Voorkant van de stof 3 Bovendraad 4 Onderdraad 5 De bovendraad is zichtbaar aan de achterkant
van de stof.
Draai de draadspanningsknop naar rechts om de bovendraad strakker te maken.
42
Page 49
De steeklengte en steekbreedte aanpassen
U kunt de zigzagbreedte (patroonbreedte) en de steeklengte van naaisteken instellen. Normaliter worden de juiste breedte en lengte automatisch ingesteld, wanneer u een steek selecteert. Meer bijzonderheden over het bereik van waarden waarbinnen de breedte en lengte kunnen worden ingesteld, vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 90).
De steekbreedte aanpassen
U kunt de steekbreedte instellen met de pijltoetsen.
Druk op de steekbreedtetoets op het
1
bedieningspaneel.
X De steekbreedtetoets gaat branden.
Schuif de steekbreedteschuif omhoog of
2
omlaag.
Wanneer u de steekbreedteschuif omhoog schuift, wordt de steekbreedte groter; wanneer u de steekbreedteschuif omlaag schuift, wordt de steekbreedte kleiner.
1
2
1 Steekbreedteschuif 2 Steekbreedtetoets
De naaldstand wijzigen
Met de rechte steek (linker naaldstand) en de drievoudige stretchsteek kunt u de naaldstand aanpassen. Wanneer u de steekbreedteschuif omhoog schuift, gaat de naald naar rechts; wanneer u de steekbreedteschuif omlaag schuift, gaat de naald naar links.
VOORZICHTIG
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
2
• Wanneer u de geschiktste steekbreedte voor de geselecteerde steek automatisch wilt selecteren, drukt u de steekbreedtetoets opnieuw in.
De draadspanning aanpassen / De steeklengte en steekbreedte aanpassen 43
Page 50
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN ————————————————————————————————————————
De steeklengte aanpassen
U kunt de steeklengte instellen met de pijltoetsen.
Druk op de steeklengtetoets op het
1
bedieningspaneel.
X De steeklengtetoets gaat branden.
Schuif de steeklengteschuif omhoog of
2
omlaag.
Wanneer u de steeklengteschuif omhoog schuift, wordt de steek grover; wanneer u de steeklengteschuif omlaag schuift, wordt de steek fijner.
1
34
2
1 Steeklengteschuif 2 Steeklengtetoets 3 Rechte steek 4 Zigzagsteek
• Wanneer u de geschiktste steeklengte voor de geselecteerde steek automatisch wilt selecteren, drukt u de steeklengtetoets opnieuw in.
VOORZICHTIG
Wanneer de steken te dicht op elkaar
zitten, vergroot u de steeklengte. Wanneer u verder gaat met naaien terwijl de steken te dicht op elkaar zitten, kan de naald verbuigen of breken.
44
Page 51
Nuttige functies
Hieronder worden functies beschreven waarmee u de efficiëntie verbetert.
De naaldstopstand wijzigen
U kunt de naaimachine zo instellen dat de naald in de stof blijft staan (naaldstopstand omlaag), of zo dat de naald omhoog staat (naaldstopstand omhoog), wanneer u stopt met naaien. Druk op (naaldstopstandtoets) van het bedieningspaneel om heen en weer te schakelen tussen de twee instellingen.
Voor de naaldstopstand omlaag
brandt (naaldstopstandtoets).
• Bij aanschaf is de machine ingesteld op naaldstopstand omlaag.
Voor de naaldstopstand omhoog
brandt (naaldstopstandtoets) niet.
Automatisch achteruitnaaien/ verstevigingssteken
U kunt de naaimachine zo instellen dat aan het begin en het eind van een stiksel automatisch achteruit wordt genaaid of verstevigingssteken worden genaaid. Of u achteruitnaait of verstevigingssteken naait, hangt af van de steek die u selecteert. Meer bijzonderheden vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 90).
Selecteer een steek.
1
• Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Druk op (automatisch achteruitnaaien/
2
verstevigingssteektoets) van het bedieningspaneel.
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor knoopsgaten en bartacksteken, waarbij automatisch verstevigingssteken worden genaaid.
2
Memo
De instelling voor naaldstopstand verandert niet, wanneer u de naaimachine uitschakelt.
1
1 Automatisch achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets
X De automatisch achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets gaat branden.
• Wilt u automatisch achteruitnaaien/ verstevigingssteken annuleren, dan drukt u de automatisch achteruitnaaien/ verstevigingssteektoets opnieuw in.
Nuttige functies 45
Page 52
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN ————————————————————————————————————————
Plaats de stof onder de persvoet en druk
3
vervolgens een keer op (start/stoptoets).
1
1 Start/stoptoets
X Na achteruitnaaien/verstevigingssteken
begint de machine met het echte stikwerk.
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
4
drukt u een keer op (achteruitnaaien/ verstevigingsteektoets).
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor knoopsgaten en bartacksteken, waarbij automatisch verstevigingssteken worden genaaid.
1
X Na achteruitnaaien/verstevigingssteek stopt
de machine.
Memo
Achteruitnaaien/verstevigingssteken wordt
niet uitgevoerd, wanneer u aan het eind van het stiksel de start/stoptoets indrukt. Zorg dat u de achteruitnaaien/ verstevigingssteektoets indrukt aan het eind van het stiksel.
1 Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
46
Page 53
Nuttige naaitips
Hieronder worden enkele manieren beschreven om betere resultaten te bereiken. Raadpleeg deze tips bij het naaien.
Proeflap naaien
Nadat u een geschikte draad en naald hebt geïnstalleerd voor de betreffende stof, worden de draadspanning en de steeklengte en steekbreedte voor de geselecteerde steek automatisch ingesteld. Maar het is raadzaam om een proeflapje te naaien, omdat u soms niet de gewenste resultaten krijgt, afhankelijk van het soort stof en de steken. Voor het proeflapje gebruikt u dezelfde stof en draad als voor uw werk, en u controleert de draadspanning en steeklengte en steekbreedte. Aangezien de resultaten verschillen afhankelijk van het soort steek en het aantal lagen stof, moet u het proeflapje precies op dezelfde manier stikken als uw werk.
De naairichting wijzigen
Wanneer u bij een hoek komt, stopt u de
1
naaimachine.
Laat de naald omlaag (in de stof) staan. Als de naald omhoog is blijven staan toen de
machine stopte, drukt u op (naaldstandtoets) om de naald omlaag te
zetten.
Bochten naaien
Stop met naaien en verander vervolgens de naairichting enigszins om rond de bocht te naaien. Meer bijzonderheden over naaien met een gelijkmatige marge vindt u in “Een evenwijdige naad naaien” (pagina 49).
Wanneer u met een zigzagsteek langs een bocht naait, selecteert u een kortere steeklengte, zodat u een fijnere steek krijgt.
2
Zet de persvoethendel omhoog en draai de
2
stof.
U draait de stof met de naald als as.
Zet de persvoethendel weer omlaag en ga
3
door met naaien.
Nuttige naaitips 47
Page 54
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN ————————————————————————————————————————
Dikke stoffen naaien
Als de stof niet onder de persvoet past
Als de stof niet gemakkelijk onder de persvoet past, zet u de persvoethendel nog hoger, totdat de persvoet in de hoogste stand staat.
Wanneer u dikke naden naait en de stof niet wordt ingevoerd aan het begin van het stiksel
Zigzagvoet “J” is toegerust met een functie om de persvoet horizontaal te houden.
1
1 Naairichting
VOORZICHTIG
Wanneer u stof van meer dan 6 mm
(15/64 inch) dik naait, of wanneer u de stof te hard duwt, kan de naald verbuigen of breken.
Wanneer u een naad tegenkomt die te dik is
1
om onder de voet te voeren, haalt u de persvoethendel omhoog.
Druk op de zwarte knop links op de voet.
2
Houd de knop ingedrukt en zet de persvoet omlaag.
Laat de knop los. De persvoet wordt
3
vergrendeld op het niveau van de naad, zodat de stof wordt doorgevoerd.
X Wanneer u voorbij de naad bent, keert de
persvoet terug naar zijn normale stand.
48
Page 55
Dunne stoffen naaien
Wanneer u dunne stoffen naait, komen de steken mogelijk niet mooi op één lijn, of wordt de stof niet goed doorgevoerd. Plaats dan dun papier of steunstof onder de stof en naai deze samen met de stof. Wanneer u klaar bent met naaien, scheurt u het papier af.
1
1 Steunstof of papier
Een evenwijdige naad naaien
As u een evenwijdige naad wilt naaien, begin dan met de marge aan de rechterkant van de persvoet en de rand van de stof op één lijn met de rechterkant van de persvoet of een markering op de naaldplaat.
De stof op één lijn plaatsen met de persvoet
Houd bij het naaien de rechterkant van de persvoet op gelijke afstand van de rand van de stof.
1
2
2
Stretchstoffen naaien
Speld eerst de stukken stof aan elkaar en naai ze vervolgens zonder de stof uit te rekken.
1
1 Rijgen
1 Naad 2 Persvoet
De stof op één lijn houden met de markering op de naaldplaat
De markeringen op de naaldplaat geven de afstand aan van de naaldstand tot een naad die wordt genaaid met een rechte steek (linker naaldstand). Houd tijdens het naaien de rand van de stof op één lijn met een markering op de naaldplaat. De afstand tussen de markeringen in de bovenste schaal is 1/8 inch (3 mm) en de afstand tussen de markeringen in het raster is 5 mm (3/16 inch).
5
1
2
6
4
3
1 Naad 2 Persvoet 3 Centimeter 4 Inch 5 Naaldplaat 6 16 mm (5/8 inch)
Nuttige naaitips 49
Page 56
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN ————————————————————————————————————————
50
Page 57
3 NAAISTEKEN
De diverse steken en hun toepassingen worden beschreven in dit hoofdstuk.
Steken selecteren .................................................................................................... 52
Overhandse steken ..................................................................................................54
Elementaire steken ..................................................................................................58
Blindzoomstikken ....................................................................................................59
Knoopsgatsteken ..................................................................................................... 61
Ritsen inzetten ........................................................................................................68
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten ...............................................................72
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken .....................................................................74
Verstevigingssteken .................................................................................................80
Gaatjes stikken ........................................................................................................82
Decoratieve steken.................................................................................................. 83
Page 58
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Steken selecteren
U kunt kiezen uit diverse soorten beschikbare steken.
Druk op (steekselectietoets). Het
5
Steken selecteren
Selecteer de gewenste steek met de toetsen van het bedieningspaneel. Wanneer u de naaimachine aanzet, is de rechte steek (linker naaldstand) geselecteerd.
Rechts van het steeknummer verschijnt een letter (A, G, J, M, N of R) die aangeeft welke persvoet u moet gebruiken.
nummer van de geselecteerde steek verschijnt.
Met elke druk op verhoogt u het nummer met één. Na “9” (“4” voor het cijfer links) keert u terug naar “0”. Wanneer u drukt op rechts, verandert u het tweede cijfer (eenheden); wanneer u drukt op links, verandert u het eerste cijfer (tientallen).
Bepaal welke steek u wilt gebruiken.
1
Bepaal welke persvoet u moet gebruiken voor
2
de geselecteerde steek.
De persvoeten bevinden zich in de accessoireruimte.
• Meer bijzonderheden over de steken die u kunt naaien met de tweelingnaald vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 90).
Bevestig de persvoet.
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Zet de naaimachine aan.
4
X Wanneer u de naaimachine aanzet,
verschijnt eerst “00”.
X De steek is geselecteerd.
Geef zo nodig de instelling voor automatisch
6
achteruitnaaien/verstevigingssteken op en pas eventueel de steeklengte en dergelijke aan.
• Meer bijzonderheden over het naaien met naaisteken vindt u op de volgende pagina’s.
[Bijvoorbeeld] Steek selecteren.
Druk de steekselectietoetsen in om steek 04 te
1
selecteren.
Met de rechter selecteert u “4” en met de linker selecteert u “0”.
52
Page 59
U past de steekbreedte aan door de
2
steekbreedteschuif omhoog of omlaag te schuiven.
Druk op de steekbreedtetoets en pas de steekbreedte aan met de steekbreedteschuif.
1
3
2
1 Steekbreedteschuif 2 Steekbreedtetoets 3 Breed 4 Smal
U past de steeklengte aan door de
3
steeklengteschuif omhoog of omlaag te schuiven.
Druk op de steeklengtetoets en pas de steeklengte aan met de steeklengteschuif.
1
2
1 Steeklengteschuif 2 Steeklengtetoets 3 Lang 4 Kort
4
3
4
Memo
Meer bijzonderheden over het aanpassen van de steekbreedte en de steeklengte vindt u in “De steeklengte en steekbreedte aanpassen” (pagina 43).
3
Steken selecteren 53
Page 60
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Overhandse steken
Naai overhandse steken langs de rand van afgesneden stof om rafelen te voorkomen. Er zijn zeven overhandse steken beschikbaar. De procedure voor overhandse steken wordt uitgelegd aan de hand van de persvoet die wordt gebruikt.
Overhandse steken naaien met persvoet “G”
U kunt twee steken gebruiken voor overhands naaien met persvoet “G”.
Steek
Overhandse
steek
Bevestig persvoet “G” voor overhandse steken.
1
• Meer bijzonderheden vindt u in “De
Selecteer een steek.
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken
Plaats de rand van de stof tegen de geleider
3
van de persvoet en zet de persvoethendel omlaag.
Patroon
Rafelen voorkomen in middelzware en dunne stoffen
Rafelen voorkomen in dikke stoffen en stoffen die gemakkelijk rafelen
persvoet vervangen” (pagina 27).
selecteren” (pagina 52).
Toepassing
G
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
3.5
(1/8)
5.0
(3/16)
4
Steeklengte [mm (inch)]
Handmatig
2.5–5.0
(3/32–3/16)
2.5–5.0
(3/32–3/16)
Naai met de rand van de stof tegen de persvoetgeleider.
Auto-
matisch
2.0
(1/16)
2.5
(3/32)
Handmatig
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
Persvoet
1
1 Naaldpositie
VOORZICHTIG
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
G
54
1
1 Geleider
Page 61
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J”
U kunt drie steken gebruiken om overhands te naaien met zigzagvoet “J”.
Steek
Zigzagsteek
3-punts
zigzagsteek
Overhandse
steek
Bevestig zigzagvoet “J”.
1
• Meer bijzonderheden vindt u in “De
Selecteer een steek.
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken
Naai langs de rand van de stof en zorg dat de
3
naaldpositie rechts van de rand is.
Patroon
Rafelen voorkomen (midden nullijn/achteruitnaaien)
Rafelen voorkomen in dikke stoffen en stretchstoffen
Rafelen voorkomen in stretchstoffen
persvoet vervangen” (pagina 27).
selecteren” (pagina 52).
Toepassing
J
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
3.5
(1/8)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
Steeklengte
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
[mm (inch)]
Auto-
matisch
1.4
(1/16)
1.0
(1/16)
2.5
(3/32)
Handmatig
0.0–4.0
(0–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.5–4.0
(1/32–3/16)
Persvoet
J
1
1 Naaldpositie
Memo
Bij het naaien van stretchstoffen behaalt u de beste resultaten, wanneer u de druk van de persvoet vermindert. Meer bijzonderheden vindt u in “De druk van de persvoet instellen” (pagina 28).
3
1
1 Naaldpositie
Overhandse steken 55
Page 62
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
1
Overhandse steken naaien met de optionele zijsnijder
Met de zijsnijder kunt u marges voltooien, terwijl de rand van de stof wordt afgesneden. Met de volgende vier steken kunt u overhands naaien. Wanneer de zijsnijder is bevestigd, moet u instellingen kiezen binnen het hieronder aangegeven bereik.
Steek
Patroon
Toepassing
Rechte steken naaien terwijl de stof wordt afgesneden
Rafelen voorkomen in dunne en middelzware stoffen terwijl
Overhandse
steek
de stof wordt afgesneden
Rafelen voorkomen in dikke stoffen terwijl de stof wordt afgesneden
Zigzagsteken naaien terwijl de stof wordt afgesneden
Verwijder de persvoet.
1
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Zet de persvoet omlaag en rijg de draad
2
handmatig in.
• U kunt de naaldinrijger niet gebruiken. Wanneer u de naaldinrijger gebruikt met de zijsnijder, kan de naaimachine beschadigd raken.
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.0 (0)
3.5
(1/8)
5.0
(3/16)
3.5
(1/8)
4
5
Steeklengte [mm (inch)]
Persvoet
Handmatig
0.0–2.5
(0–3/32)
3.5–5.0
(1/8–3/16)
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
2.0
(1/16)
Handmatig
0.2–5.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
S
3.5–5.0
(1/8–3/16)
3.5–5.0
(1/8–3/16)
2.5
(3/32)
1.4
(1/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.0–4.0
(0–3/16)
Haak de verbindingsvork van de boventransportvoet op de naaldklemschroef.
2
1 Verbindingsvork 2 Naaldklemschroef
Plaats de zijsnijder zo dat de pin van de zijsnijder op één lijn staat met de inkeping in de persvoethouder, en zet vervolgens langzaam de persvoethendel omlaag.
Zet de persvoethendel omhoog.
3
2
1
1 Inkeping in persvoethouder 2 Pin
X De zijsnijder is bevestigd.
56
Page 63
Zet de persvoethendel omhoog om te
6
controleren of de zijsnijder stevig is bevestigd.
Leid de bovendraad door de zijsnijder en trek
7
deze vervolgens uit naar de achterkant van de naaimachine.
Plaats de stof in de zijsnijder.
0
Plaats het ingeknipte stuk van de stof boven de geleiderplaat van de zijsnijder.
1
1 Geleiderplaat
• Als de stof niet juist is geplaatst, wordt deze niet gesneden.
Selecteer een steek.
8
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
VOORZICHTIG
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Knip de stof ongeveer 2 cm (1/16 inch) in aan
9
het begin van het stiksel.
1
1 2 cm (1/16 inch)
Zet de persvoethendel omlaag en begin met
a
naaien.
X Er wordt een marge afgesneden, terwijl het
stiksel worden genaaid.
• Als het stiksel in een rechte lijn wordt genaaid, is de marge ongeveer 5 mm (3/16 inch).
1
1 5 mm (3/16 inch)
3
Memo
De zijsnijder kan maximaal één laag denim
van 370 g/m
Reinig de zijsnijder na gebruik (pluis en stof
weghalen).
Als de zijsnijder geen stof meer kan snijden,
brengt u met een lapje een beetje olie aan op het mes van de zijsnijder.
De optionele zijsnijder is verkrijgbaar bij
uw Brother-leverancier.
2
snijden.
Overhandse steken 57
Page 64
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Elementaire steken
U gebruikt rechte steken om normale naden te naaien. Er zijn drie elementaire steken beschikbaar.
Steek
Rechte steek
(linker
naaldstand)
Zigzagsteek
(middelste
naaldstand)
Drievoudige stretchsteek
Patroon
Rijgsteken en plooien of gepaspelde naden naaien (links nullijn/achteruitnaaien)
Rijgsteken en plooien of gepaspelde naden naaien (middel nullijn/achteruitnaaien)
Naden verstevigen en stretchstoffen naaien
Elementaire steken
Rijg of speld de stukken stof bijeen.
1
Bevestig zigzagvoet “J”.
2
J
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.0 (0)
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
––
0.0 (0)
0.0–7.0 (0–1/4)
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de
6
draad af.
• Meer bijzonderheden vindt u in “De draad afknippen” (pagina 41).
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
Handmatig
0.2–5.0
(1/64–3/16)
0.2–5.0
(1/64–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
Persvoet
J
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer een steek.
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
4
van het stiksel.
Begin met naaien.
5
• Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 37).
• Meer bijzonderheden over achteruitnaaien/ verstevigingssteken vindt u in “Het naaiwerk verstevigen” (pagina 39).
58
De naaldstand wijzigen
Bij de rechte steek (linker naaldstand) en de drievoudige stretchsteek kunt u de naaldstand aanpassen. Wanneer u de steekbreedteschuif omhoog schuift, gaat de naald naar rechts; wanneer u de steekbreedteschuif omlaag schuift, gaat de naald naar links.
Page 65
Blindzoomstikken
Verstevig de onderkant van rokken en broeken met een blinde zoom. Er zijn 2 steken beschikbaar voor blindzoomstikken.
Steek
Blindzoom-
steek
Naai een blindzoom volgens onderstaande procedure.
Vouw de stof langs de gewenste zoomrand en
1
rijg de stof op ongeveer 5 mm (3/16 inch) van de rand van de stof.
Patroon
Blindzoomstikken op middelzware stoffen
Blindzoomstikken op stretchstoffen
Toepassing
4
2
1
1 Achterkant van de stof 2 Rijgsteken 3 Gewenste zoomrand 4 5 mm (3/16 inch)
3
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.0 (0)
3
4
5
Steeklengte [mm (inch)]
Handmatig
+3 – – 3
Bevestig blindzoomvoet “R”.
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer een steek.
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Plaats de stof met de rand van de gevouwen zoom langs de geleider van de persvoet en zet de persvoethendel omlaag.
Auto-
matisch
2.0
(1/16)
Handmatig
1.0–3.5
(1/16–1/8)
R
Persvoet
R
3
Vouw de stof terug langs de rijgsteek en plaats
2
de achterkant van de stof naar boven.
2
1
1 Achterkant van de stof 2 Rijgen
1
1 Achterkant van de stof 2 Vouw van zoom 3 Geleider
R
3
2
Blindzoomstikken 59
Page 66
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Pas de steekbreedte aan, totdat de naald de
6
vouw van de zoom net pakt.
R
1
1
23
1 Naaldpositie 2 Bredere steek 3 Smallere steek
Als de naald te veel van de zoomvouw pakt
Als de naald te veel van de zoomvouw pakt, schuift u de steekbreedtehendel omlaag. Hiermee maakt u de steek smaller, zodat de naald verder van de vouw komt.
2
3
Als de naald de zoomvouw niet pakt
Als de naald de zoomvouw niet pakt, schuift u de steekbreedtehendel omhoog. Hiermee maakt u de steek breder, zodat de naald dichter bij de vouw komt.
1
1 Achterkant van de stof 2 Voorkant van de stof
2
• Meer bijzonderheden over het wijzigen van de steekbreedte vindt u in “De steeklengte en steekbreedte aanpassen” (pagina 43).
Naai met de vouw van de zoom tegen de
7
persvoetgeleider.
Haal de rijgsteek uit.
8
1
1 Achterkant van de stof 2 Voorkant van de stof
2
1
1 Achterkant van de stof 2 Voorkant van de stof
2
Memo
Bij het naaien van stretchstoffen behaalt u
de beste resultaten, wanneer u de druk van de persvoet vermindert. Meer bijzonderheden vindt u in “De druk van de persvoet instellen” (pagina 28).
60
Page 67
Knoopsgatsteken
U kunt knoopsgaten naaien en knopen aannaaien. Er zijn vijf steken beschikbaar om in één stap knoopsgaten te naaien.
Steek
Knoops-
gatsteken
Steken om
knopen aan
te naaien
Patroon
Horizontale knoopsgaten op dunne en middelzware stoffen
Knoopsgaten met bartacksteken aan beide kanten om de stof te verstevigen
Knoopsgaten voor stretchstoffen en gebreide stoffen
Knoopsgaten voor stretchstoffen
Sleutelgatknoopsgat voor dikke stoffen of pluche
Knopen aannaaien
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
6.0
(15/64)
6.0
(15/64)
7.0
(1/4)
3.5
(1/8)
Handmatig
3.0–5.0
(1/8–3/16)
3.0–5.0
(1/8–3/16)
3.0–6.0
(1/8–15/64)
3.0–6.0
(1/8–15/64)
3.0–7.0
(1/8–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.4
(1/64)
0.4
(1/64)
1.0
(1/16)
1.5
(1/16)
0.5
(1/32)
1.4
(1/16)
Handmatig
0.2–1.0
(1/64–1/16)
0.2–1.0
(1/64–1/16)
0.5–2.0
(1/32–1/16)
1.0–3.0
(1/16–1/8)
0.3–1.0
(1/64–1/16)
0.0–4.0
(0–3/16)
Persvoet
3
A
M
Knoopsgatsteken 61
Page 68
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Knoopsgaten naaien
De maximale lengte van een knoopsgat is ongeveer 28 mm (1-1/8 inch) (doorsnede + dikte van de knoop). Knopen worden genaaid van de voorkant van de persvoet naar achteren (zie afbeelding).
1
1
1
1 Verstevigingssteken
Op deze afbeelding vindt u de namen van alle onderdelen van persvoet “A”, die wordt gebruikt voor het naaien van knoopsgaten.
1
2
5
3
4
A
1 Knoopgeleiderplaat 2 Persvoetschaal 3 Pin 4 Markeringen op knoopsgatvoet 5 5 mm (3/16 inch)
Markeer met krijt op de stof de plaats en de
1
lengte van het knoopsgat.
1
1 Markering op stof
Trek de knoopgeleiderplaat van
2
knoopsgatvoet “A” uit en plaats de knoop die door het knoopsgat moet.
62
Page 69
Als de knoop niet in de knoopgeleiderplaat past
Tel de doorsnee en de dikte van de knoop bij elkaar op en zet de knoopgeleiderplaat op de berekende lengte. (De afstand tussen de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm. (3/16 inch).)
1
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de persvoet.
• Duw niet tegen de voorkant van de persvoet, wanneer deze omlaag staat; anders wordt het knoopsgat niet in het juiste formaat genaaid.
2
3
1 Persvoetschaal 2 Lengte knoopsgat
(Doorsnee + dikte van knoop)
3 5 mm (3/16 inch)
Voorbeeld: Voor een knoop met een diameter van 15 mm (9/16 inch) en een dikte van 10 mm (3/8 inch) moet u de knoopgeleiderplaat instellen op 25 mm (1 inch) op de schaal.
1
1 10 mm (3/8 inch) 2 15 mm (9/16 inch)
X Het formaat van het knoopsgat is ingesteld.
Bevestig knoopsgatvoet “A”.
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer een steek.
4
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
2
1
1 Maak de tussenruimte niet kleiner.
Trek de knoopsgathendel zo ver mogelijk
6
omlaag.
1
1 Knoopsgathendel
De knoopsgathendel bevindt zich achter het uitsteeksel op de knoopsgatvoet.
1
2
1 Knoopsgathendel 2 Uitsteeksel
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
7
uw linkerhand en begin met naaien.
3
Plaats de stof met de voorkant van de
5
knoopsgatmarkering op één lijn met de rode markeringen op de zijkanten van de knoopsgatvoet en zet de persvoethendel omlaag.
1
2
A
1 Markering op stof 2 Rode markeringen op knoopsgatvoet
X Wanneer het naaien voltooid is, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en stopt dan.
Zet de persvoethendel omhoog, haal de stof
8
weg en knip de draden af.
Knoopsgatsteken 63
Page 70
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Zet de persvoethendel omhoog in de
9
oorspronkelijke stand.
Steek een speld langs de binnenkant van één
0
bartacksteek aan het eind van de knoopsgatsteken, om te voorkomen dat de steken worden ingesneden.
1
1 Speld
Snijd met het tornmesje naar de speld toe en
a
maak het knoopsgat open.
1
De dichtheid van de steken wijzigen
Druk op de steeklengtetoets en pas de steeklengte aan met de steeklengteschuif.
1
2
1 Steeklengteschuif 2 Steeklengtetoets
• Meer bijzonderheden vindt u in “De steeklengte aanpassen” (pagina 44).
• Als de stof niet wordt doorgevoerd (bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de steken minder dicht.
De steekbreedte wijzigen
Druk op de steekbreedtetoets en pas de steekbreedte aan met de steekbreedteschuif.
1 Tornmesje
Voor sleutelgatknoopsgaten maakt u met de gaatjesponser een gat in het afgeronde einde van het knoopsgat en vervolgens snijdt u het knoopsgat open met het tornmesje.
1
1 Gaatjesponser
• Wanneer u de gaatjesponser gebruikt, plaatst u dik papier of een ander beschermvel onder de stof alvorens het gat in de stof te ponsen.
VOORZICHTIG
Houd uw handen niet in de snijrichting
terwijl u het knoopsgat met het tornmesje openmaakt, anders zou u zich kunnen verwonden als het tornmesje uitschiet.
1
2
1 Steekbreedteschuif 2 Steekbreedtetoets
• Meer bijzonderheden vindt u in “De steekbreedte aanpassen” (pagina 43).
Memo
Voordat u knoopsgaten naait, controleert u
de steeklengte en de steekbreedte door een proefknoopsgat te naaien op een overgebleven lapje stof.
64
Page 71
Knoopsgaten naaien op stretchstoffen
Gebruik een contourdraad, wanneer u knoopsgaten naait op stretchstoffen.
Haak de contourdraad aan het gedeelte van
1
knoopsgatvoet “A” (zie afbeelding), zodat de draad in de groeven past en bind deze dan losjes vast.
Knopen aannaaien
U kunt knopen aannaaien op de naaimachine. U kunt knopen met 2 gaten en knopen met 4 gaten aanzetten.
Meet de afstand tussen de gaten in de knoop
1
die u wilt bevestigen.
Zet de persvoethendel omhoog en schuif de
2
boventransporteurhendel achter op de voet van de machine op (naar rechts, gezien vanaf de voorkant van de machine).
3
Bevestig knoopsgatvoet “A”.
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer steek of .
3
Pas de steekbreedte aan de dikte van de
4
contourdraad aan.
Zet de persvoethendel en de knoopsgathendel
5
omlaag en begin met naaien.
Wanneer u klaar bent met naaien, trekt u de
6
contourdraad zachtjes aan, zodat deze niet los hangt.
Trek de contourdraad met een handnaainaald
7
naar de achterkant van de stof en knoop hem vast.
1
2
1 Boventransporteurhendel
(gezien van de achterkant van de machine)
2 Achterkant
X De transporteurs staan omlaag.
Bevestig knoopbevestigingsvoet “M”.
3
Snijd met een tornmesje het middendeel van
8
de contourdraad dat aan de bovenkant van het knoopsgat overblijft, af.
Snijd alle uitstekende contourdraad weg.
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Knoopsgatsteken 65
Page 72
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Plaats de knoop in de knoopbevestigingsvoet
4
“M”.
1
1 Knoop
• Wanneer u knopen met vier gaten aanzet, naait u eerst de twee gaten het dichtst bij u. Schuif vervolgens de knoop zodat de naald in de twee gaten erachter gaat en naai deze op dezelfde manier.
Selecteer steek .
5
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Pas de steekbreedte aan, zodat deze gelijk is
6
aan de afstand tussen de gaten in de knoop.
Stel de steeklengteschuif in op de kortste
7
steeklengte.
VOORZICHTIG
Let tijdens het naaien op dat de naald de
knoop niet raakt; anders kan de naald verbuigen of breken.
Begin met naaien.
9
• Naai ongeveer tien seconden op lage
snelheid en druk op (achteruitnaaien/ verstevigingssteektoets) om verstevigingssteken te naaien.
Trek de bovendraad aan het uiteinde van de
0
steken naar de achterkant van de stof en knoop hem vast aan de onderdraad.
Knip met een schaar de bovendraad en de onderdraad aan het begin van het stiksel af.
Wanneer u klaar bent met het aanzetten van
a
de knoop, schuift u de boventransporteurhendel op (naar links, gezien vanaf de voorkant van de machine) om de transporteurs omhoog te zetten.
1
Draai het handwiel naar u toe om te
8
controleren of de naald goed in de twee gaten van de knoop gaat.
66
1 Achterkant
Page 73
Een knoopvoet bevestigen aan een knoop
Als u een knoop met een knoopvoet wilt aannaaien, zorg dan dat er enige ruimte zit tussen de knoop en de stof en wind de draad hier met de hand omheen. De knoop zit dan stevig vast.
Plaats de knoop in knoopbevestigingsvoet “M
1
en trek de knoopvoethendel naar u toe.
1
1 Knoopvoethendel
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de
2
bovendraad zeer ruim af en windt u de rest rond de draad tussen de knoop en de stof; vervolgens knoopt u deze aan de bovendraad aan het begin van de steken.
Knoop de uiteinden van de onderdraad aan het begin en het eind van de steken aan de achterkant van de stof aan elkaar.
Knip eventueel overtollig draad af.
3
3
Knoopsgatsteken 67
Page 74
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
1
Ritsen inzetten
U kunt deze machine gebruiken om ritsen in te zetten.
Steek
Rechte steek
(middelste
naaldstand)
Patroon
Ritsen bevestigen Verborgen naden en gepaspelde naden naaien
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
Handmatig
––
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
Handmatig
0.2–5.0
(1/64–3/16)
Persvoet
I
Er zijn allerlei manieren om ritsen in te zetten. Hieronder wordt beschreven hoe u een rits in het midden en aan de zijkant inzet.
Druk de marge open vanaf de achterkant van
3
Een rits inzetten in het midden
U naait op beide stukken stof met de randen tegen elkaar.
de stof.
1
2
1
1 Achterkant van de stof
Zet de naad op één lijn met het midden van de
4
3
1 Voorkant van de stof 2 Stiksel 3 Einde ritsopening
rits en naai de rits op zijn plaats met rijgsteken.
2
Bevestig zigzagvoet “J” en naai rechte steken
1
tot aan de ritsopening.
1
Met de voorkant van de stukken stof naar elkaar toe naait u achteruit, nadat u de ritsopening hebt bereikt.
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Elementaire steken” (pagina 58).
Naai met een rijgsteek door naar de rand van
2
de stof.
1 Achterkant van de stof 2 Rijgsteken 3 Rits
Bevestig de persvoethouder aan de rechterpin
5
van ritsvoet “I”.
1
1 Rijgsteken 2 Achteruitnaaien 3 Achterkant van de stof 4 Einde ritsopening
68
2
4
3
I
2
1 Pin aan de rechterkant 2 Naaldpositie
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Page 75
Selecteer steek .
6
Een rits inzetten aan de zijkant
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
VOORZICHTIG
Wanneer u ritsvoet “I” gebruikt, moet u
de rechte steek selecteren (middelste naaldstand) en het handwiel langzaam naar u toe draaien om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als een andere steek is geselecteerd, of de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Naai een versteviging rond de rits.
7
1
2
3
4
Slechts één stuk stof wordt gestikt. Zulke ritsen gebruikt u voor zij- of achteropeningen.
1
2
3
1 Stiksel 2 Voorkant van de stof 3 Einde ritsopening
Hieronder wordt beschreven hoe u stikt aan de linkerkant (zie afbeelding).
Bevestig zigzagvoet “J” en naai rechte steken
1
tot aan de ritsopening.
Met de voorkant van de stukken stof naar elkaar toe naait u achteruit, nadat u de ritsopening hebt bereikt.
• Meer bijzonderheden vindt u in “Elementaire steken” (pagina 58).
3
1 Stiksel 2 Voorkant van de stof 3 Rijgsteken 4 Einde ritsopening
VOORZICHTIG
Zorg bij het naaien dat de naald de rits
niet raakt; anders kan de naald verbuigen of breken.
Verwijder de rijgsteken.
8
Naai met een rijgsteek door naar de rand van
2
de stof.
1
2
3
4
1 Rijgsteken 2 Achteruitnaaien 3 Achterkant van de stof 4 Einde ritsopening
Druk de marge open vanaf de achterkant van
3
de stof.
1
1 Achterkant van de stof
Ritsen inzetten 69
Page 76
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Duw tegen de marge tot er aan de voorkant
4
(de kant die niet wordt gestikt) 3 mm (1/8 inch) extra ontstaat.
1
2
1 Achterkant van de stof 2 3 mm (1/8 inch)
Leg de tanden van de rits op één lijn met de
5
geperste rand van de stof met de extra 3 mm (1/8 inch) en rijg of speld vervolgens de rits op zijn plaats.
2
1
1 Tanden van rits 2 Rijgsteken
Bevestig de persvoethouder aan de rechterpin
6
van ritsvoet “I”.
Wanneer u de rechterkant stikt, bevestigt u de persvoethouder aan de linkerpin van de ritsvoet.
1
I
2
VOORZICHTIG
Wanneer u ritsvoet “I” gebruikt, moet u
de rechte steek selecteren (middelste naaldstand) en het handwiel langzaam naar u toe draaien om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als een andere steek is geselecteerd, of de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Naai de rits aan het stuk stof met de extra
8
3 mm (1/8 inch), te beginnen met de basis van de rits.
VOORZICHTIG
Zorg bij het naaien dat de naald de rits
niet raakt; anders kan de naald verbuigen of breken.
Wanneer u ongeveer 5 cm (2 inch) van het
9
eind van de rits bent, stopt u de machine met de naald omlaag (in de stof ); vervolgens zet u de persvoethendel omhoog, opent u de rits en gaat u verder met naaien.
1 Pin aan de rechterkant 2 Naaldpositie
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer steek .
7
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
70
Page 77
Sluit de rits, draai de stof om en rijg de andere
0
kant van de rits aan de stof vast.
1
1 Rijgsteken
Bevestig de persvoethouder aan de andere pin
a
van ritsvoet “I”.
Als u in stap 6 de persvoethouder aan de rechterpin had bevestigd, zet u deze nu aan de linkerpin.
1
I
2
Wanneer u ongeveer 5 cm (2 inch) van het
c
eind van de rits verwijderd bent, stopt u de naaimachine met de naald omlaag (in de stof) en vervolgens zet u de persvoethendel omhoog.
Haal de rijgsteken uit, open de rits en naai
d
verder.
3
1 Pin aan de linkerkant 2 Naaldpositie
Naai versteviging rond de rits.
b
Naai achteruit aan het eind van de ritsopening en leg de ritstanden op één lijn met de zijkant van de persvoet.
3
2
4
1
5
1 Voorkant van de stof 2 Einde ritsopening 3 Achteruitnaaien 4 Begin van de steken 5 Rijgsteken
Ritsen inzetten 71
Page 78
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten
U kunt stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen.
Steek
Patroon
Toepassing
Stretchsteek Stretchstoffen
3-punts
zigzagsteek
Elastiek bevestigen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
1.0
(1/16)
5.0
(3/16)
Handmatig
1.0–3.0
(1/16–1/8)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
1.0
(1/16)
Persvoet
Handmatig
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
Neem de betreffende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u de volgende naaiwerkzaamheden verricht.
Stretchstof naaien
Bevestig zigzagvoet “J”.
1
Elastiek bevestigen
Wanneer u een elastiek rond de manchet of het middel van een kledingstuk aanbrengt, moet u uitgaan van de afmetingen van het uitgerekte elastiek.
J
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer steek .
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Gebruik dus een elastiek met de juiste lengte.
Speld het elastiek aan de achterkant van de
1
stof.
Speld het elastiek op enkele punten tegen de stof, zodat het gelijkmatig verdeeld is over de stof.
1
J
Trek niet aan de stof tijdens het naaien.
3
72
2
1 Elastiek 2 Speld
Bevestig zigzagvoet “J”.
2
J
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Page 79
Selecteer steek .
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Naai het elastiek aan de stof, terwijl u het zo
4
uitrekt dat het even lang is als de stof.
Trek de stof met uw linkerhand achter de persvoet en trek de stof met uw rechterhand bij de speld die zich het dichtst bij de voorkant van de persvoet bevindt.
3
VOORZICHTIG
Zorg dat de naald tijdens het naaien geen
spelden raakt; anders kan de naald verbuigen of breken.
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten 73
Page 80
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken
Hieronder wordt beschreven welke steken u kunt gebruiken voor het naaien van applicaties, patchwork en quilts.
Steek
Zigzagsteek
Appliqué
steek
Rechte
patchwork
steek
Patroon
Applicaties aanbrengen (midden nullijn/ achteruitnaaien)
Appliquéquilts, fantasiequilts en satijnen steken naaien
Applicaties aanbrengen
Applicaties en band aanbrengen
Applicaties en band aanbrengen
Rechte patchworksteken naaien (met een marge van 6,5 mm vanaf de rechterrand van de persvoet)
Rechte patchworksteken naaien (met een marge van 6,5 mm vanaf de linkerrand van de persvoet)
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
3.5
(1/8)
3.5
(1/8)
3.5
(1/8)
1.5
(1/16)
1.5
(1/16)
5.5
(7/32)
1.5
(1/16)
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–5.0
(3/32–3/16)
0.5–5.0
(1/32–3/16)
0.5–5.0
(1/32–3/16)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
1.4
(1/16)
1.4
(1/16)
2.5
(3/32)
1.2
(1/16)
1.2
(1/16)
1.6
(1/16)
1.6
(1/16)
Persvoet
Handmatig
0.0–4.0
(0–3/16)
0.0–4.0
(0–3/16)
1.6–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–5.0
(1/64–3/16)
J
0.2–5.0
(1/64–3/16)
Verbin-
dingssteek
Namaak
handge-
naaide steek
Stippelsteek
voor quilts
74
Patchwork steek
Quilts naaien met rechte steek die handgenaaid lijkt
Stippelsteken
4.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
0.0 (0)
7.0
(1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
1.0–7.0
(1/16–1/4)
1.2
(1/16)
2.5
(3/32)
1.2
(1/16)
2.5
(3/32)
1.6
(1/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
Page 81
Applicaties aanbrengen
Knip de applicatie uit met een marge van 3 tot
1
5 mm (1/8 en 3/16 inch).
1
1 Marge
Plaats een patroon van dik papier op de
2
achterkant van de applicatie en vouw de marge om met een strijkbout.
• Verwijder het dikke papier nadat u de marge hebt geperst.
Selecteer een steek.
5
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Draai het handwiel naar u toe en begin te
6
naaien rond de rand van de applicatie; let op dat de naald net buiten de applicatie neerkomt.
Wanneer u rond hoeken naait, stopt u de machine met de naald in de stof net buiten de applicatie; vervolgens zet u de persvoethendel omhoog en draait u de stof naar de gewenste naairichting.
3
Draai de stof om en rijg of speld deze op de
3
stof waarop u deze wilt bevestigen.
1
1 Rijgsteken
Bevestig zigzagvoet “J”.
4
J
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken 75
Page 82
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Patchwork (fantasiequilt) steek
Vouw de rand van het bovenste stuk stof en
1
plaats deze op het onderste stuk.
Naai de twee stukken stof aan elkaar, zodat
2
het patroon beide stukken omspant.
Patchwork
Twee stukken stof aan elkaar naaien heet patchwork. Knip de stukken stof met een marge van 6,5 mm (1/4 inch). Naai een rechte patchworksteek 6,5 mm (1/4 inch) vanaf de rechter- of de linkerkant van de persvoet.
Rijg of speld langs de marge van de stof die u
1
aan elkaar wilt naaien.
Bevestig zigzagvoet “J”.
2
J
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer steek of .
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Naai met de rechterkant van de persvoet op
4
één lijn met de rand van de stof.
Wilt u een marge aan de rechterkant
Leg dan de rechterkant van de persvoet op één lijn met de rand van de stof en naai met steek
.
76
1
1 6,5 mm (1/4 inch)
Page 83
Wilt u een marge aan de linkerkant
Leg dan de linkerkant van de persvoet op één lijn met de rand van de stof en naai met steek
.
1
1 6,5 mm (1/4 inch)
Quilts maken
Wattering aanbrengen tussen de boven- en onderlaag stof heet “quilten”. U kunt eenvoudig quilts naaien met de optionele boventransportvoet en de optionele quiltgeleider.
Rijg de stof waarvan u een quilt wilt maken.
1
Bevestig de boventransportvoet.
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “Werken met de optionele boventransportvoet” (pagina 29).
Memo
Wilt u de breedte van de marge (naaldstand) wijzigen, pas dan de steekbreedte aan.
Selecteer steek of .
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Plaats aan elke kant van de persvoet een hand
4
en rek de stof gelijkmatig tijdens het naaien.
Opmerking
Wanneer u naait met de
boventransportvoet, kiest u een snelheid tussen langzaam en middelmatig.
De optionele boventransportvoet is
verkrijgbaar bij uw Brother-leverancier.
3
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken 77
Page 84
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Werken met de optionele quiltgeleider
Met de quiltgeleider naait u parallelle steken met even grote tussenruimte.
Steek de staaf van de quilter in het gat aan de
1
achterkant van de boventransportvoethouder of persvoethouder.
Boventransportvoet
Persvoethouder
Fantasiequilts naaien
Bij het naaien van fantasiequilts kunt u de boventransporteurs omlaag zetten (met de boventransporteurhendel), zodat u de stof vrij in elke richting kunt bewegen. U hebt de optionele quiltvoet nodig om fantasiequilts te naaien.
Verwijder de persvoet en de persvoethouder.
1
• Zie “De persvoethouder verwijderen” (pagina 29).
Houd de quiltvoet op één lijn met de linker
2
onderkant van de persvoetstang.
Plaats de pin van de quiltvoet over de naaldklemschroef.
Stel de staaf van de quilter zo in dat de
2
quiltgeleider op één lijn staat met de naad die u reeds hebt genaaid.
Opmerking
De optionele quiltgeleider is verkrijgbaar bij uw Brother-leverancier.
Houd de quiltvoet op zijn plaats met uw
3
rechterhand en draai de persvoethouderschroef aan met de schroevendraaier in uw linkerhand.
1
2
1 Pin op quiltvoet 2 Persvoethouderschroef 3 Naaldklemschroef
3
VOORZICHTIG
Draai de schroef stevig vast met de
schroevendraaier; anders raakt de naald misschien de persvoet, waardoor de naald kan verbuigen of breken.
78
Page 85
Schuif de boventransporteurhendel op de voet
4
van de machine aan de achterkant, naar (naar rechts gezien vanaf de voorkant van de machine).
1
2
Wanneer u klaar bent naaien, schuift u de
7
boventransporteurhendel op (naar links gezien vanaf de voorkant van de machine) om de transporteurs omhoog te zetten.
1
1 Achterkant
• Normaliter zit de transporteurhendel links.
Opmerking
De optionele quiltgeleider is verkrijgbaar bij uw Brother-leverancier.
3
1 Schakelaar transporteurstand
(gezien van de achterkant van de machine)
2 Achterkant
X De transporteurs staan omlaag.
Zet de naaimachine aan en selecteer
5
vervolgens een steek.
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Houd de stof met beide handen strak en volg
6
met de stof het patroon.
Aan het begin en het eind van het naaiwerk worden enkele steken achteruit genaaid.
1
1 Patroon
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken 79
Page 86
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Verstevigingssteken
Verstevig plekken waar spanning op komt te staan, zoals mouwgaten, binnennaden en hoeken van zakken.
Steek
Drievou-
dige stretch-
steek
Patroon
Toepassing
De naden van mouwen en binnennaden verstevigen
De uiteinden van openingen
Bartacksteek
versterken, bijvoorbeeld de hoeken van zakken
Drievoudige stretchsteek
Met een drievoudige stretchsteek kunt u mouwgaten en binnennaden verstevigen.
Bevestig zigzagvoet “J”.
1
J
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.0 (0)
2.0
(1/16)
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
1.0–3.0
(1/16–1/8)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
0.4
(1/64)
Handmatig
1.5–4.0
(1/16–3/16)
0.3–1.0
(1/64–1/16)
Bartacksteek
Met bartacksteken kunt u plekken verstevigen waarop spanning komt te staan, zoals hoeken van zakken en openingen. Hieronder wordt bij wijze van voorbeeld beschreven hoe u bartacks naait op hoeken van zakken.
Persvoet
J
A
Selecteer steek .
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Begin met naaien.
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 37).
80
Bepaal hoe lang de bartack moet worden.
1
Zet de knoopgeleiderplaat op knoopsgatvoet “A” op de gewenste lengte. (De afstand tussen de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm (3/16 inch).)
1
2
3
1 Persvoetschaal 2 Lengte bartack 3 5 mm (1/8 inch)
• U kunt een bartack van maximaal 28 mm (1-1/8 inch) naaien.
Page 87
Bevestig knoopsgatvoet “A”.
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer steek .
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Plaats de stof zo dat de opening van de zakken
4
naar u toe ligt; zet vervolgens de persvoethendel omlaag, zodat de naald 2 mm (1/16 inch) voor de zakopening neer komt.
1
De knoopsgathendel bevindt zich achter het uitsteeksel op de knoopsgatvoet.
1
2
1 Knoopsgathendel 2 Uitsteeksel
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
6
uw linkerhand en begin met naaien.
3
1 2 mm (1/16 inch)
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de persvoet.
• Duw niet tegen de voorkant van de persvoet, wanneer deze omlaag staat; anders wordt de bartack niet in het juiste formaat genaaid.
1
1 Maak de tussenruimte niet kleiner.
Trek de knoopsgathendel zo ver mogelijk
5
omlaag.
1
X Wanneer het naaien voltooid is, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en stopt dan.
Zet de persvoethendel omlaag, haal de stof
7
weg en knip de draden af.
Zet de persvoethendel omhoog in de
8
oorspronkelijke stand.
Memo
Als de stof niet wordt doorgevoerd (bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de steeklengte langer. Meer bijzonderheden vindt u in “De steeklengte aanpassen” (pagina 44).
1 Knoopsgathendel
Verstevigingssteken 81
Page 88
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Gaatjes stikken
U kunt gaatjes naaien, bijvoorbeeld in een ceintuur. Er zijn drie afmetingen gaatjes mogelijk: 7 mm, 6 mm en 5 mm (1/4, 15/64 en 3/16 inch).
Steek
Gaatjes
stikken
Bevestig monogramvoet “N”.
1
Patroon
Toepassing
Gaatjes naaien, bijvoorbeeld in een ceintuur
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer steek .
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Pas de steekbreedte aan om het gewenste
3
formaat gaatje te selecteren.
7 mm
(1/4 inch)
6 mm
(15/64 inch)
5 mm
(3/16 inch)
• Meer bijzonderheden vindt u in “De steeklengte en steekbreedte aanpassen” (pagina 43).
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
4
van het stiksel en zet vervolgens de persvoethendel omlaag.
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
7.0
(1/4)
5
6
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Handmatig
Auto-
matisch
Handmatig
7.0, 6.0 of
5.0 (1/4, 15/64 of
––
N
3/16)
Begin met naaien.
X Wanneer het naaien voltooid is, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en stopt dan.
Snijd met de gaatjesponser een gat.
• Wanneer u de gaatjesponser gebruikt, plaatst u dik papier of een ander beschermvel onder de stof alvorens het gat in de stof te ponsen.
Memo
Wanneer u dunne draad gebruikt, is het
naaiwerk wellicht grof. Wanneer dit gebeurt, naait u tweemaal over elkaar alvorens de stof te verwijderen.
82
Page 89
Decoratieve steken
Met deze machine kunt u diverse decoratieve steken naaien.
Steek
Fagotsteek
Verbin-
dingssteek
Smoksteek
Schelpsteek Satijnen schelpsteek
Patroon
Twee stukken stof aan elkaar naaien over een open naad
Decoratieve brugsteken
Met smoksteken voegt u structuur en elasticiteit toe
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
4.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–7.0
(3/25–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
1.2
(1/16)
2.5
(3/32)
1.2
(1/16)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
0.5
(1/32)
Handmatig
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.1–1.0
(1/64–1/16)
Persvoet
3
J
Decora-
tieve steek
Decora-
tieve steek
Kant, decoratieve zomen, erfstuknaaiwerk enz.
Decoratieve zomen en erfstuknaaiwerk enzovoort op dunne, middelzware en eenvoudig geweven stoffen
Decoratief naaiwerk
3.5
(1/8)
6.0
(15/64)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
4.0
(3/16)
4.0
(3/16)
5.0
(3/16)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
2.5
(3/32)
3.0
(1/8)
3.5
(1/8)
4.0
(3/16)
2.5
(3/32)
3.0
(1/8)
2.5
(3/32)
1.0
(1/16)
1.6–4.0
(1/16–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
2.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
Decoratieve steken 83
N
J
N
Page 90
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Zorg dat bij het naaien de persvoet op één lijn
6
Fagotwerk
staat met het midden tussen de twee stukken stof.
Stikken over een open naad heet “fagotwerk”. Het wordt gebruikt op blouses en kinderkleding. Deze steek is decoratiever, wanneer u dikkere draad gebruikt.
Vouw met een strijkbout twee stukken stof
1
langs de zoom.
Rijg de twee stukken stof op 4 mm
2
(3/16 inch) afstand op dun papier of een vel wateroplosbare steunstof.
3
1
Wanneer u klaar bent met naaien, verwijdert
7
2
1 Dun papier of wateroplosbare steunstof 2 Rijgsteken 3 4 mm (3/16 inch)
u het papier.
Bevestig zigzagvoet “J”.
3
J
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer steek of .
4
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Stel de steekbreedte in op 7,0 mm (1/4 inch).
5
• Meer bijzonderheden vindt u in “De steekbreedte aanpassen” (pagina 43).
84
Page 91
Schelpsteken
Smokwerk
Een golvend, zich herhalend patroon in de vorm van “schelpen”. Dit motief wordt gebruikt op kragen van blouses of randen van zakdoeken.
Bevestig monogramvoet “N”.
1
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer steek .
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Stik langs de rand van de stof, niet op de rand.
3
De decoratieve steek die men verkrijgt door te stikken of borduren over plooien, heet “smoksteek”. Hiermee verfraait u de voorkant van blouses of manchetten. De smoksteek geeft de stof meer veerkracht en elasticiteit.
Bevestig zigzagvoet “J”.
1
J
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer de rechte steek, stel de steeklengte
2
in op 4,0 mm (3/16 inch) en verlaag de draadspanning.
• Meer bijzonderheden vindt u in “De steeklengte aanpassen” (pagina 44) en “De spanning van de bovendraad wijzigen” (pagina 42).
Naai parallelle steken op 1 cm afstand
3
(3/8 inch).
3
• U krijgt betere resultaten, wanneer u eerst stijfsel op de stof spuit en de stof perst met een hete strijkbout.
Snijd de stof af langs de steken.
4
• Pas op dat u de steken niet doorsnijdt.
1
1 1 cm (3/8 inch)
• Achteruitnaaien/verstevigingssteken zijn niet noodzakelijk.
Trek de onderdraad aan om plooien te maken.
4
Strijk de plooien met een strijkbout.
Decoratieve steken 85
Page 92
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Selecteer steek of .
5
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Stik tussen de rechte steken.
6
Trek de draad van de rechte steken uit.
7
Verbindingssteken
U kunt decoratieve brugsteken naaien over de marge van aan elkaar genaaide stoffen. Hiermee kunt u een fantasiequilt maken.
Bevestig zigzagvoet “J”.
1
J
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Naai de voorkanten van de twee stukken stof
2
aan elkaar en open vervolgens de marge.
2
1
1
3
1 Achterkant van de stof 2 6,5 mm (1/4 inch) marge 3 Rechte steek
Selecteer steek , of .
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Draai de stof, zodat de voorkant naar boven
4
ligt en naai over de naad met het midden van de persvoet op één lijn met de naad.
1
1 Voorkant van de stof
86
Page 93
Erfstuksteken
Wanneer u naait met de platte naald, worden de naaldgaten groter, zodat een kantachtig effect ontstaat. Hiermee kunt u zomen en tafelkleden van dunne of middelzware stof en eenvoudig geweven stof verfraaien.
Installeer de platte naald.
1
• Gebruik een 130/705H 100/16 platte naald.
• Meer bijzonderheden over het installeren van een naald vindt u in “De naald vervangen” (pagina 26).
• U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de platte naald; dan zou de naaimachine beschadigd kunnen raken. Leid de draad met de hand van voren naar achteren door het oog van de naald.
Bevestig monogramvoet “N”.
2
Begin met naaien.
4
VOORZICHTIG
Selecteer een steekbreedte van 6,0 mm
(15/64 inch) of minder; anders kan de naald verbuigen of breken. Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Draden gedeeltelijk verwijderen heet “ajour”. Dit geeft een prachtig resultaat met los geweven stoffen. Hieronder worden twee manieren beschreven om ajourwerk te maken.
Ajour (voorbeeld 1)
U draait de stof en naait nogmaals.
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer een steek.
3
U kunt de volgende steken gebruiken ,
, , of .
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
• Selecteer een steekbreedte van 6,0 mm (15/64 inch) of minder.
Trek verschillende draden uit de stof.
1
Bevestig monogramvoet “N”.
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Decoratieve steken 87
Page 94
NAAISTEKEN ———————————————————————————————————————————————————
Selecteer steek .
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Met de voorkant van de stof naar boven naait
4
u langs de rechterrand van het gerafelde gedeelte.
N
Draai de stof om de andere kant te naaien.
5
Naai langs de andere kant van de gerafelde
6
rand, zodat deze lijkt op het vorige naaiwerk.
N
Bevestig monogramvoet “N”.
2
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 27).
Selecteer steek .
3
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 52).
Naai langs het midden van het niet-gerafelde
4
gedeelte.
N
Ajour (voorbeeld 2)
Trek diverse draden uit twee gedeelten van de
1
stof uit, gescheiden door een niet gerafeld gedeelte van ongeveer 4 mm (3/16 inch).
1
1 4 mm (3/16 inch)
88
Page 95
4 BIJLAGE
In dit hoofdstuk worden het onderhoud en het oplossen van problemen beschreven.
Steekinstellingen ..................................................................................................... 90
Onderhoud.............................................................................................................. 94
Problemen oplossen ................................................................................................96
Index .....................................................................................................................101
Page 96
BIJLAGE ——————————————————————————————————————————————————————
Steekinstellingen
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de steeklengte en steekbreedte van de diverse steken, waarbij wordt aangegeven of u de tweelingnaald al dan niet kunt gebruiken.
Naaisteken
Steek Patroon
Rechte
steek
Drievoudige stretchsteek
Stretchsteek J
Zigzagsteek
3-punts zigzag-
Links
Midden
steek
Toepassing
Persvoet
Algemeen naaien,
J
plooien of gepaspelde naden naaien enz.
Ritsen inzetten, algemeen naaien,
J/I
plooien of gepaspelde naden naaien enz.
Mouwen aanzetten, binnennaden naaien,
J
stretchstoffen naaien en decoratief naaiwerk
Stretchstoffen naaien en decoratief naaiwerk
Overhands naaien en
J
applicaties bevestigen
Overhands naaien op middelzware stoffen of
J
stretchstoffen, elastiek bevestigen, stopwerk enz.
Overhands naaien op
G
dunne of middelzware stoffen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
Handmatig
matisch
0.0
0.0–7.0
(0)
(0–1/4)
––
0.0
0..0–7.0
(0)
(0–1/4)
1.0
3.5
(1/8)
5.0
3.5
(1/8)
1.0–3.0
(1/16–1/8)
0.0–7.0 (0–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
2.5–5.0
(3/32–3/16)
(1/16)
(3/16)
Steeklengte [mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
1.4
(1/16)
1.0
(1/16)
2.0
(1/16)
Handmatig
0.2–5.0
(1/64–3/16)
0.2–5.0
(1/64–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.0–4.0
(0–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
steken
Achteruitnaaien/
Verstevigings
Boventransportvoet
Tweelingnaald
Nee Achteruit Nee Ja
Ja Achteruit Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Ja Achteruit Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Ja
Zijsnijder
Overhandse
steek
Blindzoomsteek
Appliquésteek J Appliquéwerk
Satijnen schelp-
steek
Overhands naaien op
G
dikke stoffen
Overhands naaien op
J
stretchstoffen
Blindzoomstikken op
R
middelzware stoffen
Blindzoomstikken op
R
stretchstoffen
Naaien met satijnen
N
schelpsteken
90
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
0.0 (0)
0.0 (0)
3.5
(1/8)
5.0
(3/16)
2.5–5.0
(3/32–3/16)
0.0–7.0 (0–1/4)
+3– –3
+3– –3
2.5–5.0
(3/32–3/16)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
2.0
(1/16)
2.0
(1/16)
2.5
(3/32)
0.5
(1/32)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.5–4.0
(1/32–3/16)
1.0–3.5
(1/16–1/8)
1.0–3.5
(1/16–1/8)
1.6–4.0
(1/16–3/16)
0.1–1.0
(1/64–1/16)
Nee Versteviging Nee Ja
Ja Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Page 97
Steek Patroon
Steekbreedte
[mm (inch)]
Toepassing
Persvoet
Auto-
matisch
Handmatig
Steeklengte [mm (inch)]
Auto-
matisch
Handmatig
steken
Achteruitnaaien/
Verstevigings
Tweelingnaald
Zijsnijder
Boventransportvoet
Verbindingssteek
Fagotsteek
Decoratieve
steek
Patchwork en
J
decoratief naaiwerk
Patchwork, decoratief naaiwerk en overhands
J
naaiwerk op beide stukken stof, zoals bij tricot
Patchwork en
J
decoratief naaiwerk
Fagotwerk en
J
decoratief naaiwerk
Fagotwerk en
J
decoratief naaiwerk
J Decoratief naaiwerk
J Decoratief naaiwerk
Decoratief naaiwerk en
N
elastiek aanbrengen
Kant, decoratieve
N
zomen, erfstuknaaiwerk enz.
Decoratieve zomen,
N
erfstuknaaiwerk enz.
4.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
4.0
(3/16)
4.0
(3/16)
5.0
(3/16)
3.5
(1/8)
6.0
(15/64)
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.2
(1/16)
2.5
(3/32)
1.2
(1/16)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
3.0
(1/8)
2.5
(3/32)
1.0
(1/16)
2.5
(3/32)
3.0
(1/8)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
2.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.6–4.0
(1/16–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
Ja Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
4
Ja Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Decoratieve zomen op dunne, middelzware en
N
eenvoudig geweven stoffen, erfstuknaaiwerk enz.
Decoratieve zomen op dunne, middelzware en
N
eenvoudig geweven stoffen, erfstuknaaiwerk enz.
Decoratieve zomen op dunne, middelzware en
N
eenvoudig geweven stoffen, erfstuknaaiwerk enz.
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
3.5
(1/8)
4.0
(3/16)
2.5
(3/32)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
Nee Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Ja Versteviging Nee Nee
Steekinstellingen 91
Page 98
BIJLAGE ——————————————————————————————————————————————————————
Steek Patroon
Knoopsgatsteken
Bartacksteek A
Gaatjes stikken N
Rechte
patchworksteek
Rechte steek die
handgemaakt
lijkt
(voor quilten)
Zigzagsteek
(voor quilten)
Toepassing
Persvoet
Horizontale
A
knoopsgaten op dunne en middelzware stoffen
Verstevigde knoopsgaten voor
A
stoffen met een onderlaag
Knoopsgaten voor
A
stretchstoffen en gebreide stoffen
Knoopsgaten voor
A
stretchstoffen
Sleutelgatknoopsgaten
A
voor dikke of bontachtige stoffen
Versteviging van openingen en plekken waar de naad gemakkelijk loslaat
Gaatjes naaien, bijvoorbeeld in een ceintuur
Rechte patchworksteken naaien (met een marge
J
van 6,5 mm vanaf de rechterrand van de persvoet)
Rechte patchworksteken naaien (met een marge
J
van 6,5 mm vanaf de linkerrand van de persvoet)
Quilten met rechte
J
steek die handgemaakt lijkt
Appliquéquilts,
J
fantasiequilts en satijnen steken naaien
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
6.0
(15/54)
6.0
(15/54)
7.0
(1/4)
2.0
(1/16)
7.0
(1/4)
5.5
(7/32)
1.5
(1/16)
0.0 (0)
3.5
(1/8)
Handmatig
3.0–5.0
(1/8–3/16)
3.0–5.0
(1/8–3/16)
3.0–6.0
(1/8–15/64)
3.0–6.0
(1/8–15/64)
3.0–7.0
(1/8–1/4)
1.0–3.0
(1/16–1/8)
7.0, 6.0,
5.0 (1/4, 15/64,
3/16)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
Steeklengte [mm (inch)]
Auto-
Handmatig
matisch
0.4
(1/64)
(1/64)
(1/16)
(1/16)
(1/32)
(1/64)
(1/16)
(1/16)
(3/32)
(1/16)
0.2–1.0
(1/64–1/16)
0.4
0.2–1.0
(1/64–1/16)
1.0
0.5–2.0
(1/32–1/16)
1.5
1.0–3.0
(1/16–1/8)
0.5
0.3–1.0
(1/64–1/16)
0.4
0.3–1.0
(1/64–1/16)
––Nee
1.6
0.2–5.0
(1/64–3/16)
1.6
0.2–5.0
(1/64–3/16)
2.5
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.4
0.0–4.0
(0–3/16)
Tweelingnaald
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Ja Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Ja Ja
steken
Verstevigings
Achteruitnaaien/
Automatisc he versteviging
Automatisc he versteviging
Automatisc he versteviging
Automatisc he versteviging
Automatisc he versteviging
Automatisc he versteviging
Automatisc he versteviging
Zijsnijder
Boventransportvoet
Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee
Appliquésteek (voor quilten)
Stippelsteek
(voor quilten)
Kruissteken
92
Applicaties en band
J
aanbrengen
Applicaties en band
J
aanbrengen
Stippelsteek voor de
J
quiltachtergrond
N Voor decoratie enz.
N Voor decoratie enz.
1.5
(1/16)
1.5
(1/16)
7.0
(1/4)
6.0
(15/64)
6.0
(15/64)
0.5–5.0
(1/32–3/16)
0.5–5.0
(1/32–3/16)
1.0–7.0
(1/16–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
1.2
(1/16)
1.2
(1/16)
1.6
(1/16)
2.5
(3/32)
1.4
(1/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Page 99
Steek Patroon
Decoratieve
steken
Satijnen steken
Toepassing
Persvoet
N Voor decoratie enz.
N Voor decoratie enz.
N Voor decoratie enz.
N Voor decoratie enz.
N Voor decoratie enz.
N Voor decoratie enz.
N Voor decoratie enz.
N Voor decoratie enz.
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
7.0
(1/4)
7.0
(1/4)
7.0
(1/4)
7.0
(1/4)
7.0
(1/4)
7.0
(1/4)
7.0
(1/4)
7.0
(1/4)
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
Steeklengte [mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
2.0
(1/16)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
0.4
(1/64)
0.4
(1/64)
0.4
(1/64)
0.4
(1/64)
Handmatig
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.1–1.0
(1/64–1/16)
0.1–1.0
(1/64–1/16)
0.1–1.0
(1/64–1/16)
0.1–1.0
(1/64–1/16)
steken
Achteruitnaaien/
Verstevigings
Boventransportvoet
Tweelingnaald
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Nee Versteviging Nee Nee
Zijsnijder
4
Steekinstellingen 93
Page 100
BIJLAGE ——————————————————————————————————————————————————————
Onderhoud
Hier worden eenvoudige onderhoudswerkzaamheden aan de naaimachine beschreven.
De buitenkant van de machine schoonmaken
Als de machine vuil is, drenkt u een doek licht in neutraal reinigingsmiddel. U wringt de doek goed uit en veegt de buitenkant van de machine schoon. Daarna wrijft u de machine af met een droge doek.
VOORZICHTIG
Voordat u de machine schoonmaakt,
haalt u het netsnoer uit het stopcontact; anders kunt u letsel of een elektrische schok oplopen.
Het spoelhuis schoonmaken
De naaiprestaties worden minder, wanneer zich stof ophoopt in het spoelhuis; maak dit daarom regelmatig schoon.
Zet de naaimachine uit.
1
VOORZICHTIG
Voordat u de machine schoonmaakt,
haalt u het netsnoer uit het stopcontact; anders kunt u letsel of een elektrische schok oplopen.
Pak het naaldplaatdeksel aan beide zijden vast
2
en schuif het naar u toe.
94
1
1 naaldplaatdeksel
X Het naaldplaatdeksel is verwijderd.
Loading...